7
De stedenbouw in de XX eeuw Vanaf de 20ste eeuw is de stedelijke ontwikkeling en de evolutie van de stedenbouw niet meer enkel binnen de stad alleen te vinden. De invloeden van buiten de stad zijn eveneens heel belangrijk. De stedenbouw van de 20ste eeuw wordt beïnvloed door vijf belangrijke factoren : -
De tuinwijkgedachte die dateert van het begin van de 20ste eeuw en die ontstaan is in Engeland Het charter van 1933 dat de theoretische basis vormt voor de moderne stedenbouw en de moderne architectuur. Dit charter werd opgemaakt door CIAM Het suburbanisme en het rurbanisme: twee fenomenen die eveneens kenmerkend zijn voor de naoorlogse-periode De banlieue-vorming die begonnen is in de jaren 60 en tot het einde van de 20ste eeuw kenmerkend was. Het oprichten van nieuwe steden en groeisteden om stedelijke problemen die vooral in de naoorlogse periode zijn ontstaan te verhelpen: zoals verkeersproblemen en economische problemen
7.1 De tuinwijkgedachte Door de afschaffing van de stedelijke tol en door de sterke bevolkingsgroei vestigt men zich steeds meer buiten de oude stad. Toch niet te ver want het transport is duur ! Het invoeren in België van goedkope treinabonnementen (1870), de aanleg van de buurtspoorwegen (1885) en de groei van de stedelijke vervoersmaatschappijen stimuleren de vestiging buiten de stad. EBENEZER HOWARD : GARDEN CITIES OF TOMORROW Hij zoekt een alternatief voor de ongeordende uitbreiding van de steden. Volgens Howard ontstaan de sloppenwijken door de grote toename van de stedelijke bevolking en door de grondspeculatie. Om dit te veranderen ontwikkelt hij zijn theorie van de drie attractiepolen. Er zijn geen twee maar drie bestaansvormen n.l. de stad, het platteland en daarnaast de mogelijkheid om alle voordelen van actief en geconcentreerd stedelijk leven te combineren met de esthetische en hygiënische voordelen van het platteland. Deze derde bestaansvorm zijn de tuinsteden. Dit zijn nagenoeg autonome stedelijke entiteiten binnen een hoofdzakelijk voor agrarisch gebruik bestemd platteland. Hij ziet deze steden als samengesteld uit deelgebieden met eigen openbare functies. Hiermee beïnvloedt hij de latere wijkgedachte (zie banlieuevorming). In de tuinstad blijft de grond eigendom van de gemeente. De tuinstad heeft een regionaal karakter. Een dicht net van spoorwegen moet de centra met elkaar verbinden.
Faculteit Natuur en Techniek – Vakgroep VASTGOED
Stedelijke Ontwikkeling en Woonbeleid – 1VAS & 1LAM
42