Weidevogels houden van nattigheid Integrale aanpak is noodzakelijk Tekst en foto’s: Bernard de Jong Niets is zo veranderlijk als het weer. Die uitspraak is bij uitstek van toepassing op de huidige zomer, met relatief lage temperaturen en veel buien. Datzelfde was ook al van toepassing op het voorjaar, waardoor we een heel andere weidevogelseizoen voorgeschoteld kregen dan voorgaande jaren het geval was. Welke lessen kunnen we trekken uit dit broedseizoen? Na drie zeer droge voorjaren op rij was het voorjaar van 2021 bovengemiddeld koel en vooral nat. Voor de vroege kieviten waren de koude omstandigheden in april niet erg gunstig, maar de maanden mei en juni zagen er heel goed uit. Mei was wat kouder en vooral veel natter dan gemiddeld, juni was net iets warmer dan gemiddeld. Dit had een aantal interessante gevolgen. D
V
oedsel De grond bleef langdurig koud en nat met een vertraagde grasgroei tot gevolg. Een vochtige toplaag zorgt ervoor dat insecten, met name wormen, meer aan de oppervlakte blijven en ze bovendien makkelijker bereikbaar zijn voor adulte vogels. Dat is cruciaal als je in een goede conditie wilt komen en blijven voor het leggen en uitbroeden van eieren. Er leek dit seizoen meer dan anders een grote spreiding te zijn van broedgevallen, waardoor ook heel laat in het seizoen nog gezinnen met kleine kuikens rondliepen tussen de gezinnen met al bijna vliegvlugge kuikens. Er was sprake van wat meer (geregistreerd) nestverlies door predatie, dat zal ook bijgedragen hebben aan de spreiding. Veel broedparen zijn kennelijk – goed gevoed – in staat geweest om een vervolglegsel te produceren. Ook voor kuikens zijn wat koelere, natte omstandigheden gunstig.
Grutto op een hek in Kadijk-Oost
Insecten zijn bij lagere temperaturen trager en daardoor eenvoudiger te vangen. Bovendien zijn ze in een lagere vegetatie beter uit het gewas te plukken, iets waar zeker de grutto van profiteert. De milde temperaturen begin juni, als veel gruttokuikens nog klein zijn, waren ook gunstig: minder tijd nodig voor het opwarmen onder moeders vleugels en dus meer tijd over om te foerageren. Doordat op veel plekken pas een maand (!) later werd gemaaid dan normaal, was er een langdurig groter aanbod van (grote) insecten voor de kuikens. Overigens is in een seizoen met een minder gunstig weerbeeld de voedselbeschikbaarheid waarschijnlijk ook niet het grootste probleem, maar wel de voedselbereikbaarheid.
R
ust Een ander gevolg van het late maaien – indirect dus een gevolg van met name de bodemvochtigheid – was dat er een veel langere periode van rust was in het veld. Werkzaamheden – maaien, bemesten etc. – zorgen altijd voor een mate van onrust in het veld. Dit maakt met name kuikens
18
WAARDVOGEL | SEPTEMBER 2021
kwetsbaar. Ze moeten zich vaker verplaatsen – soms over kale percelen – om weer geschikt leefgebied met voedsel en dekking te vinden. Dat kost extra energie en gaat ten koste van de tijd die nodig is voor het foerageren. Slechts een klein deel van de energie die kuikens uit voedsel halen is beschikbaar voor de groei. Als kuikens teveel energie moeten stoppen in bijvoorbeeld het bereiken van voedsel, kan het zelfs zijn dat de groei stopt. Kuikens raken verzwakt en worden een eenvoudiger prooi. Toen er dit seizoen op grote schaal werd begonnen met maaien, waren veel kuikens de eerste kritieke fase al voorbij. Er kwamen dan ook – tot ieders vreugde! – op veel plekken vrij forse kuikens tevoorschijn die nu ook op de gemaaide percelen gingen foerageerden. . Daar waar nodig waren boeren ook bereid om in overleg met het collectief het maaien nog wat verder uit te stellen om ook de late kuikens een goede start te geven. Het is overigens interessant dat de volwassen vogels (met name grutto’s) hun kuikens meenemen naar die gemaaide percelen, die bieden immers weinig dekking tegen predatoren. Een reden zou kunnen zijn dat de niet gemaaide percelen op dat moment niet meer geschikt zijn, omdat het gras daar te lang en te zwaar wordt. Gruttokuikens hebben een voorkeur voor niet gemaaide percelen met een vegetatiehoogte tussen 15-30 cm. Dat zie je in gangbaar agrarisch gebied eigenlijk nergens in de kuikentijd. In lang en zwaar gras zijn insecten niet meer bereikbaar, terwijl ze op gemaaide percelen – al dan niet verzwakt – voor het oprapen liggen. Om die reden zie je in het najaar ook vaak grote groepen kieviten (zichtjagers) op gemaaide percelen.
V
eiligheid In niet gemaaide percelen vinden weidevogelkuikens voldoende dekking tegen predatoren, ze zijn er simpelweg minder zichtbaar en de percelen zijn minder toegankelijk voor grondpredatoren. Bovendien houden grondpredatoren meestal niet van nattere omstandigheden (al kunnen ze er prima mee overweg als het moet). Het bewerken van percelen trekt altijd predatoren aan, denk maar aan ooievaars, reigers, kraaien en meeuwen die binnen de kortste keren achter trekkers aan lopen. (Interessant: uit onderzoek blijkt dat ooievaars afkomen op de geur van gemaaid gras.) Zij krijgen dan vaak de zwarte piet toegespeeld als oorzaak van de achteruitgang van de weidevogels, maar dat is onterecht. Het zijn opportunisten die weten dat er van alles te halen valt uit gemaaide of bemeste percelen. Het stapelvoedsel van de ooievaar bestaat uit regenwormen (net als bij de grutto dus!), maar hij zal een versuft kuiken zeker pakken als de kans zich voordoet. Overigens zijn er voorbeelden waarbij ooievaars door lijken te hebben dat bijvoorbeeld langs randen van een plas-dras ook van alles rondscharrelt. Predatoren kunnen zich vooral bij gebrek aan hun reguliere stapelvoedsel, bijvoorbeeld dit jaar aan muizen, ook specialiseren op weidevogels.