4 - CEAUSESCU
Hoogmoed of onzekerheid? De Persoonscultus rond Nicolae Ceausescu
Haye Heida - Op eerste kerstdag 1989 kwam het bewind van de Roemeense dictator Nicolae Ceauşescu ten einde. Beelden van de geëxecuteerde dictator en zijn vrouw Elena gingen die dag de wereld over. Roemenië was daarmee het enige land waar geweld nodig was om het communisme ten val te brengen. Vlak voor zijn executie zou Ceausescu nog De Internationale hebben gezongen, maar van de communistische idealen uit zijn jeugd was weinig meer over. Zo waren de egalitaire socialistische waarden uit het strijdlied van de arbeidersbeweging onverenigbaar met de gigantische persoonscultus die rond Ceausescu was ontstaan en door hem werd aangemoedigd.
N
adat de Praagse Lente in Tsjechoslowakije in 1968 was neergeslagen door Sovjettanks, was de hoop voor democratisering gevestigd op Ceausescu, die zich fel had uitgesproken tegen het optreden van hun grote Sovjetbuur. Chroesjtsjov, de toenmalige leider van de Sovjet-Unie, vormde bovendien nog een andere bedreiging voor de nationale autonomie van Roemenië, namelijk op het gebied van de arbeidsverdeling. Waar zijn voorganger Stalin voorstander was van een alzijdige economie voor de satellietstaten, zag zijn opvolger graag dat de landen zich zouden specialiseren om de samenwerking te bevorderen. Roemenië zou hierbij net als Oekraïne als inferieure graanschuur van het rijkere noorden dienen. Ceausescu wilde echter de industrie op gang brengen, en stelde zich onafhankelijk op. Drie jaar eerder was hij al overgegaan op een relatief liberaal beleid, waardoor hij samen met zijn veroordeling van de inval in Tsjechoslowakije oprechte steun van de bevolking genoot. Deze wens van nationale autonomie was kenmerkend voor de Communistische beweging in Roemenië, die altijd al zeer nationalistisch van aard was. De harde kern van de communisten stond in het begin voornamelijk uit etnische minderheden, waaronder veel Joden. Om het communisme toegankelijker te maken voor een groter – en dus etnisch Roemeens - publiek moest de partij dan ook een Roemeens karakter krijgen. Hiervoor hoefde niet veel te gebeuren. De nationalistische opvattingen van de nieuwe leden waren immers vrij vanzelfsprekend. Hun land werd geteisterd door de recente traumatische gebeurtenissen: het was hevig gebombardeerd, de Joodse bevolking was grotendeels uitgemoord en honderdduizenden mannen waren gestorven toen ze vochten voor de Duitsers. Bovendien had Roemenië veel territorium verloren aan de Sovjet-Unie, waaronder Bessarabia. Ceausescu zette het nationalistische beleid voort, dat steeds meer gerechtvaardigd werd door een sterke chauvinistische ideologie. Dit chauvinisme nam geregeld absurde vormen aan, waaronder het idee van ‘Romeens Protochronisme’. De bedenker ervan beweerde dat ideeën, bewegingen en stijlen waarvan in het algemeen wordt verondersteld dat ze uit het Westen komen - zoals de barokstijl en de Romantiek - eigenlijk een Roemeense oorsprong hebben. In dit licht werd er in propaganda steeds meer een beroep gedaan op een ver mythisch verleden. Het chauvinisme raakte verEINDELOOS JAARGANG 24, NR. 4
weven met de persoonlijkheidscultus rond Ceausescu, dat na een staatsbezoek aan Noord-Korea 1971 vorm begon te krijgen. De dictator was diep overtuigd van de mobiliserende kracht die uitging van de leiderscultus van Kim Il-Sung en liet zich vereren als ‘Zoon van de Zon’, ‘Genie van de Karpaten’, ‘Wakende eik aan de Donau’, ‘Grote Mast’ en ‘Titaan der Titanen’. Daarnaast liet de ‘Toverprins’ zich geregeld afbeelden met een scepter, geflankt door Roemeense koningen en krijgers van weleer. De Roemeense Conducator (leider) wilde zich bovendien eenzelfde goddelijke status als de leden van de familie Kim aanmeten. Alles wat gewone mensen doen, zoals het maken van bepaalde gebaren, knipperen, stotteren en zweet van het voorhoofd vegen (Ceausescu had een hekel aan airconditioning), mochten niet op televisie vertoond worden. Je zag hem nooit kauwen of drinken uit een glas. Het was altijd maar de halve beweging: hooguit het aannemen van een glas of het glas naar zijn lippen brengen, waarna er snel naar een ander beeld werd overgeschakeld. Dit ging natuurlijk wel eens mis. Op een zeker congres dat in het nieuws werd uitgezonden, was voor een paar seconden te zien wat de dictator niet wilde laten zien: hij stotterde, veegde aan zijn neus en knipperde ontzettend met zijn ogen. De tv-studio werd de komende zes maanden aanzienlijk minder betaald, en de man die zich als verantwoordelijk durfde aan te geven kreeg voortaan uitsluitend ondergeschikte taken. De beelden zijn uiteraard vernietigd. Deze ‘imagoramp’ voor Ceausescu was natuurlijk een uiting van nerveusheid, maar het feit dat deze beelden specifiek verboden werden geeft wel aan dat hij erg veel last had van dit gedrag en daar onzeker over was. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Stefan Andrei, die vaak met hem samenwerkte, vertelde later dat Ceausescu niet alleen onzeker was over zijn gestotter, maar ook over zijn lengte en uiterlijk. Hij had geen echte vrienden en was zeer paranoïde. Zijn vrouw Elena zou bovendien zeer dominant zijn geweest. Als vicepresident had ze invloed over alle politieke benoemingen, waarbij haar man het aanstellen van ministers stil probeerde te houden als hij wist dat zij er niet mee zou instemmen. Het is daarom mogelijk dat de mobiliserende kracht van de leiderscultus niet de enige reden was dat Ceausescu deze vorm van zelfverheerlijking zo omarmde. Ondanks deze onzekerheden werd hij in de laatste jaren