NUMMER 2 November 2020, 24e JAARGANG
d MAANDBLAD VOOR STUDENTEN (KUNST)GESCHIEDENIS AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM d
EINDELOOS NEDERLANDS KOLONIALISME
2 - INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave Kaapkolonie 3 De Nederlandse overheersing van het huidige Zuid-Afrika Een foto zegt meer dan duizend woorden, 4 maar ook meer dan 10.000 lichaamsdelen? De slavenopstand van Berbice 1763-1764
6
Koloniale Reclame 8
EINDELOOS COLOFON Hoofdredactie
Haye Heida Maura Wesseling
Eindredactie
Silvio Algra Loes Knijn Suzanne Nellestijn Sophie Zwaal
Opmaak
Maura Wesseling Centerfold 10 Een kwestie van goede zeden of verhuld racisme? Jazz en Surinaamse Nederlanders onder druk
12
Drukwerk
Speed-o-Print, Amsterdam
Redactie
Historicus van de maand 20
Sterre Berentzen Haye Heida Lauren Hermans Job Holtz Iris Jocker Sara Kers Julia Kloppenborg Vivian Lieberom Maura Wesseling Romy Zoetendal Jessica van Zadelhof
Gewaardeerde lezer,
Redactieraad
Johan Maurits is schuldig bevonden 14 Het Mauritshuis herziet de geschiedenis van zijn naamgever Anders zwart in Rembrandts tijd 16 Hoeveel kunnen zeven poppen zeggen?
HOOFDREDACTIONEEL
De betrokkenheid van Amsterdam en het Amsterdamse stadsbestuur bij de slavernij en slavenhandel in Azië en het Atlantische gebied was direct, wereldwijd, grootschalig, veelzijdig en langdurig en werkt nog altijd door. Zo luidt de conclusie van de bundel De slavernij in oost en west: Het Amsterdam-onderzoek die eind september verscheen. Een ongemakkelijke geschiedenis, voor een stad die ,,zo prat gaat op haar lange geschiedenis van vrijheid en tolerantie,’’ aldus wethouder Groot Wassink tijdens het bijbehorende symposium. De onderzoeksopdracht kwam voort uit een motie van de gemeenteraad waarbij werd aangedrongen op excuses voor het slavernijverleden, en de vraag waarvoor Amsterdam excuses moet aanbieden, en welke rol de gemeente in het bijzonder heeft gespeeld in de slavernij. Het verrichte onderzoek naar deze complexe geschiedenis wordt vooralsnog gezien als een ‘terreinverkenning’ van ons koloniale verleden. Het is nog lang niet uitgeput en raakt bovendien meerdere actuele discussies, zoals de discussie omtrent Zwarte Piet en discriminatie op de arbeidsmarkt. Nu hebben onze redactieleden door de jaren heen veelvuldig over koloniale geschiedeEINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
18
nissen geschreven. Naar aanleiding van het IISG-onderzoek hebben wij echter besloten om een soortgelijke ‘terreinverkenning’ uit te voeren en deze verhalen te bundelen. Deze maand staat Eindeloos dan ook geheel in het teken van Nederlands Kolonialisme. Belangrijk daarbij is dat ‘kolonialisme’ en slavernij om meer gaat dan alleen het ‘geld verdienen’, waartoe de moderne omgang met dit verleden zich vaak tot beperkt. Zo laat Romy aan de hand van de complexe relaties tussen kolonisator en gekoloniseerde zien dat betrokkenheid bij de slavernij niet alleen economisch van aard was, maar ook militair en zelfs mentaal. Koloniale denkbeelden hielden bovendien niet op met bestaan na de dekolonisatie, stelt Jessica. Iris en Sara schrijven respectievelijk over de manier waarop het Mauritshuis en het Tropenmuseum hun collecties op het moment aan herdefiniëren zijn. Musea staan tevens centraal in de centerfold, waarin een aantal relevante tentoonstellingen belicht worden. Ook gingen wij in gesprek met bijzonder hoogleraar Remco Raben over de staat van koloniale geschiedenis binnen het (universitaire) onderwijs. Veel Lees plezier! Haye Heida en Maura Wesseling
Dr. Jouke Turpijn Dr. Willem Melching Prof. dr. Wyger Velema Dr. Wendelien van Welie
Uitgever: Stichting Eindeloos
Eindeloos is een onafhankelijk periodiek van en voor de studierichtingen Geschiedenis en Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Het blad wordt uitgegeven door de Stichting Eindeloos en is gelieerd aan studievereniging Kleio. Eindeloos ligt iedere maand in de bladenbakken van het P. C. Hoofthuis en het Bushuis. Reacties, ingezonden stukken, liefdesverklaringen en hatemail kunt u sturen naar eindeloos@kleio-amsterdam.nl. Deze uitgave kwam tot stand met subsidie van de Universiteit van Amsterdam. Stichting Eindeloos Postbus 1626 1000 BP Amsterdam www.eindeloosweblog.wordpress.com
KAAPKOLONIE - 3
Kaapkolonie De Nederlandse overheersing van het huidige Zuid-Afrika
Job Holtz – Namen van steden als Johannesburg, Bloemfontein en Kaapstad herinneren ons aan de Nederlandse bezetting van het huidige Zuid-Afrika in de zeventiende en achttiende eeuw. Bovendien is een van de belangrijkste talen in het land – het Afrikaans – direct verwant aan het Nederlands. Hoewel Zuid-Afrika een van de grootste kolonies van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was, was het eigenlijk nooit de bedoeling geweest om er een permanente kolonie te stichten.
D
e bezetting van het gebied rond het huidige Kaapstad begon met een ongeluk. In maart 1647 leed het Nederlandse schip Nieuw Haarlem schipbreuk voor de Afrikaanse kust. De bemanningslieden strandden in het gebied aan de Zuid-Afrikaanse kust en bouwden er een fort, dat zij ‘Zand Fort van de Kaap de Goede Hoop’ noemden. De schipbreukelingen werden na een jaar gered, maar waren blijkbaar zo positief verrast over het gebied waar zij verbleven, dat zij de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) bij terugkeer in Nederland over probeerden te halen om op dezelfde plek een handelscentrum te openen. Aldus geschiedde; op 6 april 1652 werd door negentig calvinistische kolonisten een permanente nederzetting in de buurt van Kaap de Goede Hoop gevestigd. Hoewel de nederzetting eerst slechts een fort was van klei en hout, werd in 1679 het Kasteel de Goede Hoop voltooid. Dit was een vijfpuntig fort van steen, dat veel be-
ter bestand was tegen de regenachtige winters in het gebied. Het fort is nu het oudste nog bestaande Europese bouwwerk in Zuid-Afrika. Vanaf 1671 werd grond buiten de grenzen van het fort gekocht van de Khoikhoi-stammen, die door de kolonisten ‘Hottentotten’ werden genoemd. Het land van deze Khoikhoi-stammen werd in de periode daarna geleidelijk aan volledig ingenomen. De bevolking van deze stammen was tussen 1713 en 1755 door oorlogen en pokkenepidemieën behoorlijk uitgedund. In 1787 werd door de kolonisten een wet ingevoerd die de Khoikhoi-stammen dwong om zich aan beperkende maatregelen te houden. Vluchten was voor deze stammen geen optie, omdat zij anders in aanraking zouden komen met vijandige stammen. Zodoende lukte het de Nederlandse kolonisten om tot 1795 een groot deel van van het huidige Zuid-Afrika te veroveren en de oorspronkelijke bevolking te onderwerpen. Het was echter nooit de bedoe-
ling geweest om van de Kaapkolonie, zoals de Nederlanders het veroverde gebied noemden, een vestigingskolonie te maken. Het was juist de bedoeling dat het gebied zou dienen als verversingspost voor VOC-schepen die op weg waren naar Indië. Daarom beperkte het bestuur van de Kaapkolonie de open immigratie naar de kolonie, had de VOC het monopolie op de exporthandel, dicteerde de VOC de bestuurlijke, wetgevende en rechterlijke macht in de kolonie en werd de boeren opgelegd welke gewassen ze moesten verbouwen. Lang konden de Nederlanders echter geen greep houden op de kolonie, want in 1795 werd deze ingenomen door de Britten. De situatie voor de oorspronkelijke bewoners zou daarna echter niet verbeteren. In de daaropvolgende eeuwen bleef de Europese minderheid de Afrikaanse bevolking stelselmatig onderdrukken, met als dieptepunt de rassensegregatie in de tweede helft van de twintigste eeuw die bekend staat als de ‘Apartheid’. d EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
4 - DEMANG LEHMAN
Een foto zegt meer dan duizend woorden, maar ook meer dan 10.000 lichaamsdelen?
Het is tijd om de kelder van het museum in te duiken en het koloniale verleden letterlijk naar boven te halen. EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
DEMANG LEHMAN - 5
Sterre Berentzen - Op 23 februari 1864 werd Demang Lehman gefotografeerd, zittend op een stoel. Ongeacht de grote frons op zijn gezicht, ziet Lehman er kalm uit. Helemaal gezien het feit dat hij is vastgebonden aan diezelfde stoel en wacht op het moment dat hij wordt opgehangen, in de aanwezigheid van duizenden mensen. Dit is de laatste afbeelding van deze belangrijke Indonesische vrijheidsstrijder waar hij nog in zijn geheel op staat. Het lichaam van Lehman mist namelijk al meer dan 150 jaar het hoofd.
D
emang Lehman was een van de belangrijkste leiders in de ‘Bandjermasinse oorlog’ (1859-1906). Dit was een oorlog die was voortgekomen uit de onvrede en het verzet van de bevolking van Banjarmasin. Banjarmasin is de hoofdstad van de Indonesische provincie Zuid-Kalimantan, op het eiland Borneo. Hoewel de aankomst van de ‘Nederlanders’ in Kalimantan oorspronkelijk bedoeld was ter uitbreiding van handelscontacten en -verkeer, groeide dit uit tot kolonialisme, economische exploitatie en de toepassing van Nederlandse bureaucratie. Dit deden zij door contracten te sluiten met de lokale heersers. Zo ook met de Sultan van Banjarmasin waardoor er grote gebieden in Zuid en Oost-Borneo onder Nederlands-Indische soevereiniteit kwamen te staan. Hoewel dit in eerste instantie, in het begin van de negentiende eeuw, niet veel leek op te leveren, werd er na de ontdekking van steenkoollagen meer aandacht besteed aan dit gebied. De exploitatie van steenkool kwam in het geding toen in 1852 de troonopvolger van de Sultan overleed en er twee mogelijke nieuwe opvolgers naar voren werden geschoven. De Nederlandse overheersers hadden zeggenschap verkregen over de benoeming van de nieuwe prins-sultan ten gevolge van de gesloten contracten. Ondanks dat de door de Nederlanders verkozen opvolger onbekwaam bleek, werd hij na de dood van de Sultan in 1853 toch op de troon gezet tot onvrede van de bevolking. Het verzet van de bevolking richtte zich tegen de Nederlandse overheersing. Aan het hoofd van het verzet stonden de loyale volgers van de andere kandidaat, waaronder Demang Lehman. In 1862 kregen de Nederlanders de overhand en begonnen zij met het uitvoeren van strafexpedities, op zoek naar de sleutelfiguren van het verzet. Een van de belangrijkste verzetsstrijders was Demang Lehman. Hij werd uiteindelijk tijdens het avondgebed gevangen genomen en door de krijgsraad veroordeeld voor hoogverraad. Hij kreeg de straf des doods met de strop toebedeeld. Willem A. Van Rees, gepensioneerd majoor van het Nederlandsch Indisch leger schrijft hier in 1865 over: “Kalm en getalen ging de meest verraderlijke, maar tevens die meest energieke Bandjerees den schanddood te gemoet.” Wat er daarna gebeurd is opmerkelijk of tenminste dat denkt amateurhistoricus Donald Tick: het hoofd van deze vrijheidsstrijder wordt verscheept naar Nederland. Dit verhaal heeft het afgelopen jaar meer aandacht gekregen door de podcast ‘Het verloren hoofd’ van NPO Radio 1. In deze podcast gaan Mathijs de Groot en Nienke Zoetbrood op verzoek van Donald Tick op zoek naar de schedel van Demang Lehman. Zonder dat ik hier spoilers weggeef, is het belangrijk om te weten dat in de database van het Leids Anatomisch Museum een vermelding staat van deze schedel. Dit museum is een instituut dat meer dan 10.000 preparaten van lichaamsdelen bezit, waarvan de schedel van Lehman niet als enige afkom-
stig is uit het koloniale verleden. Omdat dit museum met starheid haar luiken gesloten houdt, blijft het gissen naar het precieze aantal. Niet elk museum blijft zich zo verschuilen in het duister; terwijl het Leids Anatomisch Museum niet het enige museum is met een mensenhoofd in de collectie. In 2002 werd al duidelijk dat het Tropenmuseum in Amsterdam ook in het bezit is van vele dozen met daarin duizenden botten, schedels en andere menselijke overblijfselen die waren meegenomen uit mortuaria en van begraafplaatsen in toenmalige Nederlandse koloniën. Deze resten zijn in Nederland terecht gekomen voor de wetenschap, in het bijzonder voor de fysische antropologie. Ze werden onderworpen aan theorieën over rassenverschillen en de evolutie van de mens. Deze wetenschap had toen deels de drang om de superioriteit van de koloniale overheersers te bewijzen. De structuren van dit vakgebied waren dus gebaseerd op het raciale denken. Het besef dat het belangrijk is om deze koloniale – en daarmee racistische – achtergrond van de collecties te erkennen, lijkt steeds meer door te dringen binnen musea. Zowel nationaal als internationaal is er geen ontkomen aan want ook in andere landen liggen schedels weggestopt in de kelders van musea. In sommige gevallen zelfs een stuk zichtbaarder dan je zou verwachten. In het Anatomisch Museum van Modena (Italië) staan een Ethiopische man en een Nubische vrouw, beiden gestorven in de negentiende eeuw, halfnaakt in een vitrine opgesteld. Er zijn verschillende manieren om menselijke overblijfselen te bewaren, waar dit, naar mijn mening, er geen van is. Net als dat het blijven wegstoppen van de resten geen oplossing is. Dekolonisatie is een proces dat nog lang niet bij de finish is. Het is de vraag of de finish überhaupt ooit gehaald gaat worden. Het is belangrijk om te erkennen dat het koloniale verleden op allerlei manieren meer heden dan verleden is. Een meer evenwichtige presentatie is noodzakelijk. Haal de schedel van Demang Lehman uit de kelder, laat zijn foto zien en vertel ook het onderbelichte verhaal. Tijdens het schrijven van dit artikel is naar buiten gebracht dat de Raad van Cultuur aan de minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) het advies heeft gegeven om het koloniaal erfgoed terug te geven aan de herkomstlanden, als redelijk zeker kan worden aangetoond dat die landen de stukken onvrijwillig zijn kwijtgeraakt. De Raad stelt: “Historisch onrecht dat in het koloniale verleden heeft plaatsgevonden, kan niet ongedaan worden gemaakt. Maar wel kan aan het herstel van onrecht een bijdrage worden geleverd door bij de omgang met koloniale objecten verantwoordelijkheid voor dat verleden te nemen.” Het gaat daarbij onder andere om menselijke resten . d
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
6 - SLAVENOPSTAND
De slavenopstand van Berbice 1763-1764 Romy Zoetendaal - De psychologische manipulatie die gepaard ging met slavernij was vaak net zo schadelijk als de lichamelijke mishandeling die tot slaaf gemaakten ondergingen. Dit zien we onder andere terug bij de slavenopstand van Berbice. Dit was destijds de grootste slavenopstand uit de geschiedenis en bestond uit maar liefst 5.000 rebellen. Hoe ontstond deze opstand? En wat was de rol van psychologische manipulatie bij het falen van de opstand?
O
p 23 februari 1763 bestormden meer dan 70 tot slaaf gemaakten de Magdalenenburg plantage in Berbice, destijds een Nederlandse kolonie gelegen aan de noordkust van Zuid-Amerika. Bij deze bestorming werden de plantagedirecteur en een blanke timmerman vermoord, waarna de plantage bezet werd. Onder leiding van Cuffy, de aanvoerder van de slavenopstand, bewapenden de rebellen zich met geweren en munitie van de veroverde plantage en trokken naar naburige plantages. In een mum van tijd was het grootste deel van Berbice door de tot slaaf gemaakten bezet. Plantages werden vernield, huizen werden verbrand en de blanke bewoners werden naar de kust verdrongen. In de jaren voor de slavenopstand van Berbice was de Nederlandse kolonie in korte tijd fors gegroeid. Duizenden Afrikanen werden naar de kolonie vervoerd, waardoor de verhouding tussen de Europeanen en de tot slaaf gemaakten steeds schever werd. Op de vooravond van de opstand telde Berbice maar liefst vijfduizend tot slaaf gemaakten, tegenover slechts 350 Europeanen. Deze verhouding was EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
het sterkste wapen van de rebellen en uiteindelijk de sleutel tot het succes van de opstand. Daarnaast namen de rebellen een hit-and-run-tactiek aan waartegen de Europeanen nauwelijks konden optreden. De Europese legers ploeterden met moeite door het tropische oerwoud met haar hete en vochtige klimaat. Bovendien waren de Europeanen niet bestand tegen de tropische ziektes die het oerwoud met zich meebracht. Maar liefst tien maanden lang wisten de rebellen het grondgebied vast te houden, een bijzondere prestatie. De grenzen van de koloniale macht werden goed zichtbaar in deze strijd. De Europeanen wisten dat extra mankracht de enige manier zou zijn om de opstand een halt toe te roepen. Na een aantal mislukte tegenaanvallen besloten de kolonialisten in november 1763 om een leger samen te stellen bestaande uit Europese hulptroepen van de omringende koloniĂŤn, tot slaaf gemaakten en inheemse bondgenoten. Inheemse bondgenoten en tot slaaf gemaakten werden vaak tot steun gedwongen of overgehaald met beloftes van vrijheid en politieke, economische of militaire voordelen.
SLAVENOPSTAND - 7
De diensten van deze bevolkingsgroepen als verkenners, spionnen, gidsen, slavenjagers, lastdragers en roeiers waren essentieel bij het herstel van het slavenregime. De inheemsen waren wel goed bestand tegen het tropische klimaat en de bijbehorende ziektes. Hierdoor waren zij in staat om verder de jungle in te trekken en verslag uit te brengen aan de kolonisten. Daarnaast konden de inheemsen premies verdienen met het jagen op de rebellen in de bossen. De Nederlanders pasten deze weldoordachte tactiek maar al te graag toe. Door premies uit te geven voor het opjagen van rebellen, werd de vijandigheid tussen de Inheemsen en de tot slaaf gemaakten aangewakkerd waardoor toekomstige slavenopstanden voorkomen konden worden. De extra mankracht en het expertise van de inheemsen zorgden in de zomer van 1764 voor een keihard herovering van de kolonie. Maar liefst 1800 tot slaaf gemaakten kwamen om het leven en alle rebellenleiders werden geĂŤxecuteerd. Een deel van hen werd levend verbrand, anderen werden opgehangen. Van de beloftes die aan de Inheemsen en tot slaaf gemaakten waren gemaakt die meevochten met de kolonisten, kwam niets terecht. Slechts enkele tot slaaf gemaakten kregen vrijheid, de rest werd terug gestuurd naar een plantage. De inheemsen kregen geen politieke inspraak of economische voordelen. De slavenopstand in Berbice maakt duidelijk hoe moeilijk het voor koloniale besturen was om gezag uit te oefenen, met name in een confrontatie met grootschalig verzet, zonder steun van onderdrukte groepen zoals Inheemsen en tot slaaf gemaakte. Door middel van manipulatie, angst en geweld werd de hulp van deze groepen afgedwongen. Van gemaakte beloftes kwam achteraf niets terecht. Wanneer men in vogelvlucht kijkt naar de opstand, kan geconcludeerd worden dat als de inheemsen en de tot slaaf gemaakten die voor de Nederlanders vochten de kant van de rebellen hadden gekozen, de opstand wellicht langer stand had gehouden of zelfs definitief was geslaagd. De rebellen hadden immers een
absolute meerderheid en een sterke positie aan het begin van de opstand. Maar daarnaast speelden andere factoren ook een rol bij het falen van de opstand. Zo was de interne organisatie bij de rebellen chaotisch en deze instabiliteit was een zwakte in de verdediging van de rebellen. Desalniettemin toont de opstand van Berbice hoe krachtig en onderdrukkend de psychologische manipulatie van slavernij kan zijn. d
Adverteren in Eindeloos?
Interesse? Stuur een mail naar: eindeloos@kleio-amsterdam.nl
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
8 - KOLONIALE RECLAME
Koloniale Reclame Jessica van Zadelhof - Chocola, koffie, thee, tabak: veel van producten die wij vandaag de dag in de supermarkt aantreffen hebben een koloniale oorsprong. Door de toenemende industrialisatie en modernisering in Europa werden eind negentiende eeuw de koloniĂŤn ingezet om de Europese naties te voorzien van de nodige grondstoffen en producten. Koloniale producten kwamen door middel van reclame onder de aandacht van de massa. Deze advertenties hebben enorme gevolgen gehad voor de manier waarop wij onszelf en de ander nu nog steeds zien.
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
KOLONIALE RECLAME - 9
E
ind negentiende eeuw ver- bestaande racistische stereotyperinanderde de manier waarop gen, maar creëerden deze ook. DoorEuropese staten keken naar dat adverteerders erg gericht waren op hun overzeese koloniën. aandacht trekken, was het optische asNiet alleen werden koloniën pect van reclame van belang. Om aannu systematisch ingezet voor de aan- dacht te trekken, werkten adverteerlevering van grondstoffen en levens- ders daarom met optische contrasten. middelen, maar zij vielen nu ook ten Zwarte mensen werden daarom vaak slachtoffer aan de beschavingsmissie naast witte mensen afgebeeld en wavan Europeanen. De overzeese volken ren in alles precies het tegenovergezouden evolutionair gezien nog niet stelde van een wit persoon. Hierdoor op hetzelfde niveau zijn als de volken werden zij als extreme karikaturen in Europa en zouden daarom bescha- afgeschilderd. Ook moesten zwarte ving moeten worden bijgebracht. figuren als helemaal zwart worden afDeze ideeën leidden tot racistische gebeeld, zodat zij niet verward kondenkbeelden over de gekoloniseerde den worden met het silhouet van een volken, en deze denkbeelden werden wit figuur. Adverteerders werkten dus in heel Europa verspreid door middel niet slechts met bestaande stereotyvan wereldtentoonstellingen, fotogra- peringen, maar gaven deze actief extra fie en reclame. Reclame bracht de ko- kracht om koloniale producten te verloniale wereld dichterbij dan ooit. Door kopen. technologische ontwikkelingen en de nieuwe consumptiecultuur was hetOok Indiërs worden afgebeeld met grootschalig drukken van adverten-spleetogen of worden door een orities mogelijk geworden. Waar weten-ëntalistische bril bekeken waarschappelijk theorieën over ras en evo-bij Indische vrouwen als exotische lutie vooral onder de elite veel invloed lustobjecten worden neergezet. hadden, zorgde reclame ervoor dat deze ideeën nu ook terecht kwamen bij de massa. Door het gebruik van afbeelDeze optische tegenstellingen kodingen bereikten de ideeën nu ook de men ook duidelijk terug in Nederlandongeletterden. se koloniale reclame waarin zwarte Ook Nederland intensiveerde de mensen overdreven worden gekarikabanden met de bestaande koloniën turiseerd. In verschillende koffie, zeep Nederlands-Indië, Suriname en de Ca- en cacao-reclames zijn zwarte figuren riben. Bedrijven als Van Nelle, de Bij- afgebeeld met dikke rode lippen, oorenkorf en Korff’s Cacao maakten volop bellen en witte tanden. Ook worden reclame voor de exotische producten zij in contrast met een wit figuur extra uit deze koloniën, die nu voor ieder- zwart afgebeeld. Zo wordt door de Bijeen in Europa verkrijgbaar waren. De enkorf in 1919 een advertentie uitgegekoloniën waren door nieuwe media ven waarop de ‘’Witte Week’’ wordt geals fotografie en door wereldtentoon- promoot. Om de aandacht te trekken stellingen een spektakel voor het grote staan de witte letters van de ‘’Witte publiek geworden. Het kopen van ko- Week’’ in fel contrast met het zwarte, loniale producten maakte het voor de onherkenbare figuur dat op de advermassa mogelijk deel uit te maken van tentie is weergegeven. In verschillendit spektakel. de zeepreclames belichamen zwarte Reclame speelde hierop in en liet de personen het vuile element dat gewasmassa koloniale producten herkennen sen zou moeten worden. Dit wordt geaan de hand van gestereotypeerde per- suggereerd door ze tegenover een wit sonages. In de advertenties werden de persoon af te beelden die de zeep aangekoloniseerde mensen onderworpen prijst: alsof de witte persoon al schoon aan raciale stereotyperingen die door is en de zwarte nog niet. elke nieuwe advertentie weer bevesOok Indiërs worden afgebeeld met tigd werden. Zo werden zij afgebeeld spleetogen of worden door een orials kinderlijk, lui en dom. Adverteer- ëntalistische bril bekeken waarbij Inders maakten dus gebruik van de al dische vrouwen als exotische lustob-
jecten worden neergezet. Dit is vooral goed te zien in verschillende thee- en tabaksreclames. Ook worden zij afgebeeld in reclames van de KLM die reizen naar de koloniën aanbieden. In een reclame uit 1928 worden twee Indiërs verkleind weergegeven naast een grotere piloot die op zijn vliegtuig leunt. Hier wordt dus wederom gebruik gemaakt van contrasten, maar in dit geval is dat het klein-groot contrast. De toon voor koloniale advertenties wordt dus gezet in een tijd dat reclame relatief nieuw was en ideeën over ras wijdverspreid waren. Toch eindigt het gebruik van racistische stereotyperingen niet na de dekolonisatie. In Nederland en andere Europese landen blijft het tot in de jaren tachtig gebruikelijk om in advertenties van koffie, thee, tabak, fruit en chocola zwarte mensen af te beelden. De racistische stereotyperingen worden met de tijd wellicht minder expliciet, maar blijven lang aanwezig. Bestaande associaties blijken hardnekkig te zijn waardoor er onbewust steeds op wordt teruggegrepen. Tegenwoordig worden deze stereotyperingen en associaties wel zo veel mogelijk uit de weg gegaan, maar in een maatschappij die draait om consumptie heeft koloniale reclame zeker zijn sporen achter gelaten. De wereld van reclame bouwde niet slechts voort op bestaande stereotyperingen, maar creëerde ideeën over het zelf en de ander die nog vele jaren zouden voortbestaan. d
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
10 - CENTERFOLD
Toonaangevende
Ceremoniële wapens, vlaggen, religieuze voorwerpen en soms ook menseli objecten uit voormalige koloniën tentoongesteld, als ze niet diep verborge dat is nogal zacht uitgedrukt) is het nodig om in gesprek te gaan met de lan Raad voor Cultuur vorige maand. Hoewel musea hun bedenkingen hebben t worden. Onbekommerd door een westers museum lopen kan niet meer, maa heeft Eindeloos zes t
Voices of Fashion – Centraal Museum Utrecht Jessica van Zadelhof - Nog niet te zien, maar wel verwacht is de tentoonstelling Voices of Fashion in het Centraal Museum in Utrecht. Voor het eerst wordt er in Nederland een modetentoonstelling georganiseerd waarbij de blik niet slechts gericht is op de West-Europese modegeschiedenis, maar juist de invloeden van de zwarte cultuur op de mode onder de loep worden genomen. Niet alleen wordt er breder gekeken naar de invloed van de Afrikaanse diaspora op de mode, maar laat de tentoonstelling ook zien hoe het koloniale verleden nog steeds doorwerkt in de wereld van de mode. Zwarte invloeden en ontwerpers werden vaak niet erkend. Daarom worden nu ontwerpers belicht en verhalen verteld waarvan velen nog niet eerder gehoord zullen hebben. De tentoonstelling zal te zien zijn van 15 februari 2021 tot 20 mei 2021.
Oost en west ontmoeten elkaar niet - Museum Arnhem Romy Zoetendaal - Een groot struikelblok binnen de koloniale geschiedenis is het gebrek aan verschillende perspectieven. Bronnen zijn in veel gevallen tegenstrijdig en schaars waardoor nog te vaak het Nederlandse perspectief domineert. Daarom is het van uiterst belang dat historici kritisch blijven kijken naar het bronmateriaal: Welk verhaal horen we niet? Deze vraag staat centraal in de tentoonstelling ‘Oost en west ontmoeten elkaar niet’. De tentoonstelling opent met het verhaal van de Molukse vrijheidsstrijdster/opstandeling Martha Christina Tiahahu en de Nederlandse marineofficier/kolonist Maurits Ver Huell. De vrijheidsstrijdster wordt gevangen genomen door de kolonist en Ver Huell is erg van haar onder de indruk. Hij maakt enkele tekeningen van haar en schrijft rijkelijk over haar. Maar we zien Tiahahu door de ogen van Van Huell, wat doet dit de beeldvorming van haar? En in hoeverre kun je van een ontmoeting spreken als er geen sprake is van wederkerigheid, vrijwilligheid en gelijkwaardigheid?
SAY IT LOUD – Bonnefanten
Brian Elstak (illustration), Serana Angelista (graphic design). Leading image SAY IT LOUD, Bonnefanten, Maastricht 2020.
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
Lauren Hermans - De tentoonstelling SAY IT LOUD in het Bonnefanten in Maastricht maakt deel uit van een samenwerking tussen meerdere musea in Nederland die onderzoek doen naar zaken rondom inclusie in de museale sector: Musea Bekennen Kleur. In het Bonnefanten is de tentoonstelling dan ook een internationale groepstentoonstelling waarin de werken van de kunstenaars thema’s bevatten die te maken hebben met diversiteit en het koloniale verleden. De kunstenaars hebben allemaal verschillende achtergronden en werken in verschillende media, maar ze hebben een overkoepelende wens die in alle werken getoond wordt: om de (kunst)historische canon uit te breiden en inclusiever te maken. Een trend die zich op dit moment ook doorzet in de geschiedschrijving, door de canon in geschiedenisboeken te herschrijven. En hoewel we daar nog even op moeten wachten, kunnen we ondertussen wel al kijken hoe het koloniale verleden invloed heeft gehad op de persoonlijke leefwereld en werken van de kunstenaars. De tentoonstelling SAY IT LOUD is namelijk te zien van 27 september 2020 t/m 18 april 2021.
Tentoonstellingen
CENTERFOLD - 11
ijke resten: in Nederlandse musea worden er nog altijd honderdduizenden en liggen in museumdepots. Omdat deze vaak niet eerlijk verkregen zijn (en nden over het teruggeven van de kunstwerken, zo luidde het advies van de tegen teruggave, zien we toch dat dezelfde collecties opnieuw gedefinieerd ar het maakt een bezoek niet minder leerzaam. Zin om eropuit te gaan? Dan tentoonstelling-tips!
De Erfenis – Tropenmuseum Julia Kloppenborg - “Slavernijverleden Nederland: van verleden tot heden” is de vaste tentoonstelling van het Tropenmuseum te Amsterdam. De tentoonstelling richt zich op het slavernijverleden en kolonialisme van Nederland. Echter wordt er hard gewerkt aan een nieuwe vaste tentoonstelling, ook wel de “De Erfenis”. De uitgebreide nieuwe collectie richt zich vooral op het heden. Op deze manier hoopt het museum de bezoeker directer aan te spreken en na te laten denken over de sporen van het kolonialisme welke nog steeds spelen. De nadruk wordt volgens het museum gelegd op samenwerking met verschillende partijen om een nauwkeurigere en inclusieve tentoonstelling te creëren. Het museum laat ons nog wel even wachten; de nieuwe opDOSSIER INDIE – Wereldmuseum Rotterdam stelling wordt begin 2022 verwacht. Sara Kers – In het Wereldmuseum in Rotterdam is tot en met 31 december 2020 de tentoonstelling ‘DOSSIER INDIE’ te zien. Aan de hand van 300 foto’s, film en persoonlijke verhalen wordt een beeld geschetst van de koloniale periode tussen 1840 en 1949 in Indonesië. Wat en hoe er werd gefotografeerd veranderde door die periode heen en heeft een grote rol gespeeld in de beeldvorming over Indonesië en hoe het koloniale verleden gezien wordt. Uit de duizenden foto’s en filmfragmenten van de Beeldbank Nederlands-Indië is een zorgvuldige en unieke samenstelling van beeldmateriaal bij elkaar gezocht voor deze tentoonstelling. Het museum adverteert met een realistisch beeld van de laatste honderd jaar van de kolonie weer te geven, een beeld van gemengde gevoelens en sentimenten.
Victor Sonna - 1525 - Van Abbemuseum Maura Wesseling - De kunstenaar Victor Sanna is geboren in Kameroen, maar is al op jonge leeftijd naar Nederland gemigreerd. In 2015 kocht hij ketens van een tot slaaf gemaakte waarop het nummer 152 was gegraveerd. Zonder dat hij het wist, was deze aankoop de start van zijn nieuwe tentoonstelling: Victor Sonna – 1525. Het bestaat uit honderdtweeënvijftig kunstwerken, die van twee kanten te bewonderen zijn, want volgens Sonna kan een verhaal altijd van meerdere kanten bekeken worden. Verder zijn er nog tweeënvijftig prints en zes films te zien waarbij Sonna het thema slavernij verder op eigen manier behandeld. De tentoonstelling speelt met het nummer 152, wat ook de eerste drie cijfers zijn van het jaartal 1525: het jaar dat voor het eerst slaafgemaakte werden getransporteerd in de trans-Atlantische slavenhandel. Sonna maakt in zijn tentoonstelling verwijzingen naar materialen en voorwerpen gerelateerd aan slavernij, die hij verzamelde in reizen door Nederland, Ghana en Suriname. De tentoonstelling is nog te zien tot 30 mei 2021 in Eindhoven.
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
12 - GASTBIJDRAGE
Een kwestie van goede zeden of verhuld racisme? Jazz en Surinaamse Nederlanders onder druk Haye Heida -In 1936 openden op verschillende plaatsen in ons land de eerste ‘negerdancings’ hun deuren. Deze jazzclubs haalden zwarte muzikanten naar hun podia die ze brutaalweg afficheerden als Amerikaanse jazzartiesten. De Surinaamse Nederlanders die in deze scene actief waren lieten zich van een Amerikaanse naam bedienen en trokken een groot publiek. Toch werd de nieuwe muziek niet door iedereen gewaardeerd. Katholieken, protestanten en nationaalsocialisten zagen allen in jazz een gevaar voor de goede zeden en soms zelfs het einde van de beschaving. Dansgelegenheden stonden dan ook geregeld onder vuur. In 1930 werd er zelfs een regeringscommissie ingesteld die moest onderzoeken of jazz en dancings op morele gronden verboden konden worden. De hele controverse rondom de Amerikaanse dansmuziek was bovendien sterk racistisch van aard.
V
eelzeggend zijn de correspondenties tussen de Amsterdamse hoofdcommissaris H.J. Versteeg en burgemeester De Vlugt. In Amsterdam traden veel jazzbands op die voor een groot deel bestonden uit zwarte Surinamers. Zij werden vaak geassocieerd met losse zeden en de autoriteiten waren om die reden angstig om hen te veel hun gang te laten gaan. De korpschef liet de zwarte clubs door zijn agenten nauwlettend in de gaten houden en pakte bij iedere geconstateerde ongerechtigheid zijn pen om de burgemeester te verzoeken om over te gaan tot strenge maatregelen. Vooral meisjes zouden tegen hen in bescherming moeten worden genomen, omdat van de ‘negermuzikanten’ volgens de hoofdcommissaris een bijzondere ‘seksuele attractie’ uitging met alle risico’s van dien, zoals geslachtziekten en zwangerschap. Versteeg deed zelfs het voorstel aan de burgemeester om de ‘kleurlingen’ bepaalde woningen in de stad toe te wijzen waar een betere controle op hen kon worden uitgeoefend – eigenlijk een getto dus. Met dit voorstel werd niets gedaan, maar Versteeg gaf niet op. ‘’Het opEINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
treden van den bandleider vooral verplaatst den bezoeker in Artis’’, schreef Versteeg op 18 december 1936, ‘’In dit dierenparadijs kan men de fratsen van de apen nog waardeeren; in The Negro Kit-Kat Club is het optreden dezer ‘’mensch-apen’’ te walgelijk om aan te zien.’’ Als het aan Versteeg lag werd in de horecavergunningen een bepaling opgenomen waarmee het in dienst hebben van ‘kleurlingen’ kon worden bestreden. Hiermee had hij het specifiek gemunt op de jazzclub The Negro Kit Kat Club in de Wagenstraat. De Vlugt was het met hem eens. De vergunning van de Negro Kit Kat Club werd ingetrokken en overige horecabedrijven die Surinaams personeel of Surinaamse muzikanten in dienst hadden, werden onder druk gezet om hen te ontslaan. Witte eigenaren van deze gelegenheden besloten hier maar aan mee te werken, uit angst dat de politie hun vergunningen voor alcohol en muziek zouden intrekken. Zo deden er in het geval van het naburige Negro Palace geen onrechtmatigheden voor op grond waarvan vergunningen konden worden beëindigd. Toch was eigenaar Fritz Harig de continue politiecontroles dermate zat dat hij in de zomer van
1937 besloot zich niet langer te profileren met het ‘’negercabaret’’. Hij ontsloeg het zwarte personeel en het etablissement heette voortaan kortweg ‘Palace’. De regering was zodanig onder de indruk dat de minister van Binnenlandse Zaken een schrijven liet uitgaan naar burgemeesters van de andere grote steden waarin het optreden van De Vlugt werd aanbevolen ‘voor het geval ook in Uwe gemeente Surinamers optreden in cafés, restaurants en dancings’. De maatregelen tegen de Surinamers leidden tot protesten in de Tweede Kamer en ook in de Amsterdamse gemeenteraad. Het feit dat het hier slechts zou gaan om diegenen waartegen een bezwaar viel te maken (zij die in aanraking waren gekomen met de politie), werd steeds aangewend als excuus dat het hier niet om discriminatie ging. Volgens De Vlugt was het echter nooit de bedoeling geweest om hen een beroepsverbod op te leggen, hoewel de gehele groep zwarte Surinamers door de maatregelen werd getroffen. Uiteindelijk werden Surinaamse artiesten weer geleidelijk toegelaten in het Amsterdamse uitgaansleven en ook korpschef Versteeg hield zich voortaan gedeisd. d
GASTBIJDRAGE - 13 Tenoorsaxofonist Lodewijk Rudolf Arthur Parisius, alias Kid Dynamite, in jazzclub Casablanca aan de Zeedijk (1956)
Advertentie
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
14 - MAURITSHUIS
Johan Maurits is schuldig bevonden Het Mauritshuis herziet de geschiedenis van zijn naamgever Iris Jocker - Een belangrijke rol van een museum is het plaatsen van kunstwerken in een juiste context. Beelden
van heldhaftige mannen, schilderijen van rijke vrouwen en tekeningen van mooie exotische landschappen kunnen een romantisch beeld van de Nederlandse koloniale geschiedenis geven. De bezoeker ziet in deze werken geen lijden, gruwelijkheden en onrecht. Het Mauritshuis heeft echter de laatste twee jaar gekozen om niet langer het rooskleurige verhaal te benadrukken, maar zijn ‘blinde vlek’ te onderzoeken. De naamgever van het museum, Johan Maurits, en een paar kunstwerken die met zijn geschiedenis verband hielden worden daarom nu ook van een andere kant belicht. Hoe kwam het museum hiertoe en in welke nieuwe contexten worden de werken geplaatst? In deze tekening van Zacharias Wagner werden de vrouw en het jongetje slechts gelijkgesteld aan curiositeiten, zoals de papegaai, het fruit, de koraal ketting en het tabak (in de vorm van een tabakspijpje).
J
ohan Maurits, graaf van Nassau-Siegen, werd in 1636 gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië. Hij kreeg onder de West-Indische Compagnie de leiding over de nieuwe Nederlandse kolonie die bestond uit de kuststeden Recife en Olinda. Ondertussen gaf Johan Maurits opdracht voor de bouw van een stadspaleis in Den Haag. Dit werd het latere Mauritshuis. De bouw van dit onderkomen was klaar toen Johan Maurits in 1644 terugkwam uit Brazilië. In zijn nieuwe huis kon hij aan gasten in geuren en kleuren vertellen over zijn tijd in Zuid-Amerika. Onder zijn gouverneurschap had hij namelijk verschillende kunstenaars en wetenschappers naar Brazilië gebracht, zoals EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
de schilder Frans Post die dieren, planten en mensen in Nederlands-Brazilië vereeuwigde. Vanuit een Europees kunsthistorisch perspectief was dit natuurlijk bijzonder, vandaar dat het Mauritshuis al die tijd de aandacht vestigde op de invloed van Johan Maurits op de kunsten en de wetenschap. Toch onterecht liet het Mauritshuis tot 2018 in de informatieverstrekking over zijn eerste eigenaar niet het hele verhaal zien. Ook bij verschillende zeventiende-eeuwse kunstwerken was, na de verbouwing in 2014, de informatie over de trans-Atlantische slavenhandel en de Nederlandse koloniale geschiedenis te summier volgens sommige critici. In 2017 werd het debat verder aangezwengeld door de
verwijdering van Johan Maurits’ buste door het Mauritshuis. Dit resulteerde uiteindelijk in de tentoonstelling ‘Bewogen beeld – Op zoek naar Johan Maurits’. Hierbij kwamen verschillende vragen op, zoals: in hoeverre was Johan Maurits eigenlijk persoonlijk betrokken bij de slavenhandel? Sommige historici beweerden dat er geen hard bewijs was voor Johan Maurtis’ directe persoonlijke betrokkenheid bij de handel in tot slaaf gemaakte mensen. Maar niks was minder waar: dit jaar kwam namelijk een artikel van de historici Carolina Monteiro en Erik Odegard uit. Samen met het Mauritshuis proberen zij in een nieuw onderzoeksproject de onderste steen boven te krijgen aangaan-
MAURITSHUIS - 15
de de geschiedenis van de omstreden gouverneur-generaal. In het artikel ‘Slavery at the Court of the ‘Humanist Prince’ kwamen zij tot de conclusie dat het onomstotelijk vast staat dat Johan Maurits nauw betrokken was bij de slavenhandel. Sterker nog, hij was zelfs schuldig aan het smokkelen van totslaafgemaakten. Het kan ook niet anders dan dat Johan Maurits hier actief bij betrokken was: als gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië was hij de grote opzichter van de suikerplantages waar deze hele kolonie om draaide. Deze plantages hadden volgens Monteiro en Odegard per jaar tweeduizend nieuwe tot slaaf gemaakte mensen nodig. Het artikel liet bovendien zien dat Johan Maurits betrokken was bij de organisatie en regelgeving van alles omtrent het inzetten van totslaafgemaakten. Zo krijgt het schilderij Een meisje bij een kinderstoel van Govert Flinck uit 1640, hangend in het Mauritshuis, ineens een heel andere context. Het kleutertje staat hier naast een kinderstoel met wat klontjes suiker, die waarschijnlijk afkomstig zijn uit het Nederlands-Brazilië van Johan Maurits. Ook het schilderij van een Braziliaans landschap met een huis in aanbouw van Frans Post, tevens hangend in het Mauritshuis, krijgt plots een trieste kant. Op het schilderij is een groep zwarte mensen afgebeeld. Zij lijken vrolijk, maken muziek en dansen met elkaar. Er is geen enkel spoor van verlatenheid, lijden en zware arbeid te zien. Dit terwijl tot slaaf gemaakte Afrikanen werden gescheiden van familieleden en zwaar werk moesten verrichten op de plantages. Daarbij is nergens op het schilderij te zien dat zij iemands eigendom waren. Zacharias Wagner, een andere kunstenaar die meereisde, liet daarentegen een iets eerlijker beeld zien. Hij tekende een tot slaaf gemaakte vrouw met een brandmerk op haar linkerborst. Volgens Monteiro en Odegard gaat het hier vermoedelijk om de initialen van Johan Maurits. Het was bekend dat Johan Maurits tot slaaf gemaakte mensen in zijn hofhouding had. In de archieven staat
De zwarte jongen is door Pieter Nason minderwaardig afgebeeld, zo kijkt hij op naar Johan Maurits en staat hij op de achtergrond.
vermeld dat hij tachtig Afrikanen en tien Turken bezat. Misschien wel het opvallendste dat het artikel naar voren bracht, was dat de gouverneur-generaal tot slaaf gemaakte Afrikanen smokkelde. De WIC had het monopolie op de trans-Atlantische slavenhandel en wilde dus niet dat particuliere handelaren totslaafgemaakten verkochten. Johan Maurits zou daarom in het geniep samen met Portugese handelaren totslaafgemaakten hebben verkocht. Dan krijgt zo’n buste met een zelfbewuste heldhaftige Johan Maurits ook weer een ander gezicht. Kortom: alle reden voor het Mau-
ritshuis om het geïdealiseerde beeld van Johan Maurits te nuanceren met een permanente opstelling. Deze is sinds 25 september in het Mauritshuis te bekijken. Tien schilderijen en een sculptuur geven op het eerste gezicht een romantisch beeld van het koloniale verleden, maar met de zaalteksten en een multimediatour is tevens de zwarte bladzijde te horen van de Nederlandse koloniale geschiedenis en de donkere kanten van Johan Maurits. En zo zijn afbeeldingen als een kleuter naast suikerklontjes, een groep vrolijke tot slaaf gemaakte Afrikanen en een zelfbewuste Johan Maurits veel beter
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
16 - REMBRANDT
Anders zwart in Rembrandts tijd
Adriaen Hanneman, Postuum portret van Maria I Stuart met een bediende, ca. 1664 Lauren Hermans - Onderzoek dat in september gepubliceerd werd door het Internationaal Instituut voor Sociale
Geschiedenis (IISG) in Amsterdam toont aan dat Amsterdam - en haar bestuur - een grote betrokkenheid hadden bij de slavenhandel. Nog groter dan eerder gedacht werd. De inheemse bevolking van de slavenkolonies werden bijvoorbeeld meegenomen naar de stad om daar als bedienden te moeten werken. Naar aanleiding hiervan is het niet raar om te bedenken dat men er lang van uitging dat zwarte mensen die in de zeventiende eeuw in de kunst afgebeeld werden slaafgemaakten waren. Als zwarte mensen in kunst afgebeeld werden was dit vaak op een stereotyperende manier. Het is dan ook extra opvallend dat Rembrandt Van Rijns (16061669) werk Twee Afrikaanse mannen uit 1661 van dit stereotyperende beeld afstapte.
D
oor de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in 1604 en later de West-Indische Compagnie (WIC) ging men in de Nederlanden over van enkel overzees handelen, tot het stichten van handelsposten en koloniĂŤn in AziĂŤ, Afrika en Amerika. De inheemse bevolking kwam terug met de Amsterdammers naar de stad, als politieke gezant of zeeman, maar
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
vaak ook als slaafgemaakte bediende. Alhoewel slavernij een fenomeen was dat al eeuwen niet meer in de Nederlandse Republiek voortkwam, werd pas vanaf 1644 in de gedrukte wetboeken opgenomen dat slavernij verboden was. Dit betekende echter niet dat men zich niet grootschalig met slavernij ging bezighouden buiten de grenzen van de republiek. Veel van deze zwarte bedienden in Amsterdam hadden een verleden in de koloniale slaver-
REMBRANDT - 17
nij. Zo zorgde de suikerkolonie van de WIC in noordoost Hoewel dit schilderij waarschijnlijk enkel een stuBrazilië voor een aanzienlijk deel van de zwarte migran- die is, zijn er veel aspecten die het desalniettemin een ten in Amsterdam in de zeventiendee eeuw. bijzonder werk maken. Rembrandt heeft namelijk een De zwarte gemeenschap in Amsterdam bestond ech- weloverwogen keuze gemaakt om de figuren in een inter niet uitsluitend uit zwarte bedienden. De groei van de formele en intieme houding te schilderen, alsof het een VOC en WIC zorgde ook voor meer zwarte zeemannen snapshot is uit het dagelijks leven. De man rechts staat of soldaten die zich in Amsterdam gingen vestigen, of ontspannen met zijn rechterhand in zijn zij en staart ruskortere tijd in de stad verbleven, omdat ze in dienst wa- tig de verte in, met een hint van een glimlach op zijn geren van de VOC of WIC. Uit recent onderzoek van Mark laat. De andere man leunt met zijn kin over de arm van de Ponte (2019) blijkt dat er meer vrije zwarte mensen zich ander en trekt zijn wenkbrauwen op. Zowel de houding bevonden in de Nederlanden dan eerst gedacht werd. als gelaatsuitdrukking van de man suggereert een zekeDit gegeven lijkt echter niet in de kunst van die tijd weer- re onverschilligheid. Tot voor kort werd er niks speciaals spiegeld te worden. Vaak achter deze combinatie werden ze afgebeeld als mannen gezocht, maar exotische wilde ‘beesten’ David de Witt suggereert of gebruikt in reclames in een essay (2020) dat om overzeese producten Rembrandt de twee mante promoten. Het vaakst nen bewust zo intiem afwerden ze afgebeeld als beeldde. Dit lag namelijk bedienden naast de rijke, in één lijn met de ontwitte elite. (Zie de afbeelwikkeling die Rembrandt ding van Adriaen Hanmaakte halverwege de neman, Postuum portret jaren 1650. Hij begon stuvan Maria I Stuart met dies te doen naar de subeen bediende, ca. 1664) tiele en kalme suggesties Het werk Twee Afrikaanse van innerlijke gemoedsmannen van Rembrandt toestanden van mensen. is dan eerder een uitDe Witt beargumenteert zondering op deze regel. dat Rembrandt dit in Er zijn zeker ook andere Twee Afrikaanse mannen voorbeelden van werken nog verder nam door te waarin zwarte mensen observeren hoe mensen wel de hoofdrol spelen hun relatie tot elkaar uiten realistisch afgebeeld drukte, niet van binnenzijn, (zie de afbeelding uit, maar via lichaamsvan Hendrick Heerschop, houdingen en expressies. Koning Caspar, ca. 1645) Dat zou de ontspannen maar het werk van Remonverschilligheid van de Hendrick Heerschop, Koning Caspar, ca. 1645 brandt behoort tot een van de behoudingen en uitdrukkingen van kendste voorbeelden hiervan. de twee mannen verklaren. Rembrandt vestigde zich in 1656 in de JodenTwee Afrikaanse mannen staat hierdoor dus sterk in breestraat, – waar het huidige Rembrandthuis zich be- contrast met menig ander werk dat in de zeventiendee vindt – een plek waar op dat moment tientallen mensen eeuw in de republiek gemaakt werd waar zwarte menvan Afrikaanse afkomst woonden. Sinds 1620 was daar sen op afgebeeld stonden. Niet alleen doorbrak hij de een kleine gemeenschap van zwarte zeemannen (en norm van zwarte mensen als karikatuur, stereotype of hun vrouwen) ontstaan. Hoewel het onduidelijk is wie de als inferieure (bediende) afbeelden, maar gaf hij ze een mannen in kwestie zijn op Rembrandts werk Twee Afri- nog menselijkere en kwetsbaardere kant dan vele andere kaanse mannen, gaan kunsthistorici ervan uit dat het kunstenaars in die tijd. Zijn zoektocht naar het levensechmannen waren die bij Rembrandt in de straat woonden. te in kunst afbeelden en zijn fascinatie voor menselijke Door het gebrek aan een verhalende achtergrond en de interactie zorgde ervoor dat hij de zwarte mensen die hij compositie van de mannen, lijkt het een studie te zijn van in zijn buurt tegenkwam met een open blik observeerde. hun gezichten. Dat verklaart ook de fantasiekleding die Ze hebben duidelijk een invloed gehad op Rembrandt en de mannen aan hebben, die nog het meest doet denken zijn kunst, en hebben dit nog steeds op de toeschouwers aan klassieke Romeinse klederdracht. Hun kleding deed van Rembrandts werk. d er namelijk voor deze studie niet toe. EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
18 - TROPENMUSEUM
Hoeveel kunnen zeven poppen zeggen? Deze pop komt uit de oude vaste opstelling.
Sara kers- De vaste tentoonstelling van het Tropenmuseum blikt terug op driehonderdvijftig jaar Nederlanders in Indonesië, de voormalige Nederlandse kolonie Nederlands-Indië. In 1596 zetten de eerste Nederlandse handelaren van de VOC, voet aan wal in wat nu Indonesië wordt genoemd. Dit was het begin van een lange verwikkeling tussen de Nederlanders en de Indonesiërs. In dit artikel neem ik jullie op veilige afstand mee naar het museum en schijf ik over hoe ik de tentoonstelling heb ervaren. EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
TROPENMUSEUM - 19
H
et Tropenmuseum Amsterdam biedt inzicht in die verwikkelingen. In de tentoonstelling “Indonesië” worden aan de hand van zeven levensechte poppen persoonlijke verhalen verteld over de nederzetting van Nederland in Indonesië. Zes van de zeven poppen stellen Nederlanders voor in Indonesië in het begin van de twintigste eeuw. Ze verbeelden mensen die echt hebben bestaan, maar ook fictieve karakters. De relatie tussen Nederland en de voormalige kolonie Nederlands-Indië wordt in de tentoonstelling aangekaart. In de tentoonstelling wordt uitgelegd wat kolonialisme precies is en aan de hand van de aanwezige objecten wordt uitgelegd hoe er vroeger naar de kolonie werd gekeken en hoe men er vandaag de dag mee om gaat. In het museum hangt een tekst met de kop: WIST JE DAT? KOLONIALISME. In het tekstje wordt uitgelegd dat kolonialisme verwijst naar de praktijk, waarbij een land een ander land verovert en bezet voor eigen gewin. De oorspronkelijke bewoners worden hierdoor uitgebuit en onderdrukt. Op een klein tekstbordje is te lezen wat de intentie is van de tentoonstelling en hoe de tentoonstelling verschild met de vorige vaste tentoonstelling. Uit de tekst “WAT BETEKENEN DE MANNEQUINS?” wordt duidelijk dat er zes Europeanen te zien zijn en één Indonesiër. Er wordt benadrukt dat in deze tentoonstelling de personages een eigen naam hebben en een eigen verhaal. Hierdoor zou de bezoeker een goed beeld moeten krijgen van het vroegere Indonesië. Dit is het grote verschil met de oude mannequins, die gebruikt werden in de vorige vaste opstelling. Deze poppen waren namelijk anoniem en stereotyperend. Er is een onderwijzeres, een klerk en een naaister te zien. Deze mannequins komen uit de jaren dertig van de vorige eeuw en zijn nog steeds in de tentoonstelling te zien. Door zowel de oude als de nieuwe mannequins tentoon te stellen, wordt het contrast tussen beide tentoonstellingen duidelijk. De huidige tentoonstelling geeft de poppen die uitleg geven over de situatie in de kolonie een naam en een verhaal. De oude tentoonstelling deed dat niet en maakte de personages onpersoonlijk en generaliserend. Het lastig namen kunnen geven aan mensen uit het koloniale tijdperk is ook terug te zien aan het beeldhouwwerk in het museum. Het gebouw is rijkversierd met reliëfs over de geschiedenis van Nederland als koloniale grootmacht. Zo is er aan de buitenkant een rijk iconografisch beeldprogramma die de landbouwculturen (rubber, tabak, suiker en rijst) en de vier voornaamste godsdiensten (christendom, islam, hindoeïsme en animisme) laat zien. Binnen in het gebouw zijn op de sluitstenen portretten van figuren aangebracht. Het is interessant deze portretten te noemen, omdat deze aansluiten bij het pro-
bleem van de poppen in de tentoonstelling. De sluitsteen boven de hoofdingang draagt het portret van Jan Pieterszoon Coen, de eerste gouverneur- generaal van het voormalige Nederlands-Indië. Het beeld is herkenbaar aan de naam van Coen onder het portret. Als men onder de boog door loopt en naar de sluitsteen aan de achterkant kijkt, ziet men ook een portret. Dit is een portret van een Indonesische vrouw omringd door een allegorie van het onderwijs. Er wordt zowel verwezen naar het primaire als het secundaire onderwijs. Het is aannemelijk dat deze vrouw iets met educatie te maken heeft gehad en dat zij werd gewaardeerd, aangezien ze op de centrale sluitsteen staat afgebeeld. Het is echter het niet bekend wie deze vrouw is. Haar naam staat niet vermeld onder het portret. Het Tropenmuseum is op zoek naar de juiste manier om om te gaan met het Nederlandse koloniale verleden. Ze geven in de tentoonstelling informatie over wat kolonialisme is en laten zien hoe het eraan toe ging in Nederlands-Indië. De huidige vaste tentoonstelling is al een hele verbetering ten opzichte van de voorgaande stereotype tentoonstelling. Toch kunnen er mijns inziens vraagtekens gezet worden bij de uitvoering van het idee met de mannequins. Is dit een goede representatie van hoe het eraan toe ging in Nederlands-Indië? d
EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
20 - HISTORICUS VAN DE MAAND
Historicus van de Maand Veranderende perspectieven
Haye Heida - Remco Raben studeerde geschiedenis in Leiden en is sinds 2007 universitair hoofddocent bij de afdeling Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen in Utrecht. Voor die tijd was hij onder meer als coördinator betrokken bij verschillende onderzoeken van het NIOD rond Indonesië. Sinds mei 2015 is hij als bijzonder hoogleraar Koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis verbonden aan de Faculteit der Geesteswetenschappen hier op de UvA. (Voormalige) tweedejaarsstudenten kennen u van de colleges Nederlandse Geschiedenis. Hoe is uw ‘koloniale bijdrage’ aan dit college tot stand gekomen? Eigenlijk vanaf het allereerste begin toen ik hier binnenkwam heb ik colleges gegeven binnen dat college Nederlandse Geschiedenis. Het begon met een incidenteel college, en toen werd er later gezegd: ,,Maar dat kolonialisme is toch zo belangrijk voor Nederland, we kunnen Nederland toch eigenlijk niet begrijpen zonder dat?’’ Sinds dit jaar geef ik met Remieg Aerts het college in gelijke delen. Dus we hebben nu allebei twee uur. Voorheen was het altijd haasten en kon ik niet genoeg behandelen. Nederland is al moeilijk om in twee uur te proppen, zeker als je de wereld daar nog eens een keer bij neemt. Maar je kan die koloniale geschiedenis niet schrijven zonder de gekoloniseerden, of de mensen aan de andere kant centraal te stellen. Kolonialisme gaat over die miljoenen mensen. Je kan er geen J.P. Coen college van maken, of een VOC-geschiedenis. Je moet kijken naar de samenlevingen waar dat kolonialisme arriveerde, waar dat effect op uitoefent. Je kunt geen krant openslaan zonder tegen een koloniale of postkoloniale discussie aan te lopen. Het is in de laatste twintig jaar zo belangrijk geworden dat wij dat als onderwijsinstituut moeten adresseren, willen we studenten klaarmaken voor de discussies die gevoerd worden en die écht de komende jaren en vermoedelijk decennia nog zullen voortduren. We leven in een samenleving die verandert. Je ziet dat 10 tot 20 procent van de Nederlandse bevolking Niet-Westers immigrant is, en dus een herinnering heeft aan Europese dominantie of direct kolonialisme. De machtsverhoudingen in de wereld verschuiven. Dit alles maakt dat wij anders gaan nadenken over onszelf en de positie van Nederland of ‘het Westen’ in die geschiedenis. Bovendien is Wereldgeschiedenis een heel belangrijk onderdeel van ons geschiedbedrijf geworden, en daar kun je niet meer omheen. Wij kunnen onszelf niet begrijpen zonder naar dat koloniale verleden te kijken. Vooral Westerse landen zijn daarbij meer gaan kijken hoe ze mede gevormd zijn door hun koloniale ervaring; alleen nationale geschiedenis volstaat niet meer. Dit is een internationale trend die we eerder al hadden geagendeerd op een congres van het KNHG, en dat zie je nu dus langzamerhand doorsijpelen in het onderwijs. Hoe staat het er inmiddels voor met het onderwijs op dit gebied? Binnen het basis- en middelbare onderwijs gaat het allemaal nog vrij langzaam. Ik ben niet helemaal enthousiast over het geschiedenisonderwijs, en dan zeg ik niets over de individuele kwaliteiten van de docenten, zij werken keihard. Let wel, wij zijn op de universiteit al traag. De samenleving loopt vér voor de universiteit uit: als je alleen ziet wat voor discussies er gevoerd worden, en wat voor kennis er in de samenleving wordt gecreëerd over deze problematiek, over koloniale geschiedenis, over de doorwerking van slavernij, over racisme etc. Dat is geen politiek standpunt, maar er wordt gewoon heel veel kennis geproduceerd door mensen van buiten de universiteit. De universiteit hobbelt daar achteraan, en het middelbare onderwijs komt daar nog eens achteraan. Voordat die kennis dan weer doorsijpelt in de leerboekjes ben je al snel tien jaar verder, zo niet langer. Dat heeft ook te maken met hoe urgent het voor ons is. De meeste docenten zijn natuurlijk wat ouder, en zeker degenen met vaste posities of hogere functies. Zij zijn nog in de oude tijd opgevoed en voelen die urgentie minder. Daarom is het zo belangrijk om de docentenstaf te verjongen, te vernieuwen en divers te maken. En dat gaat natuurlijk veel te langzaam, want er zit een soort van prop op. Ik maak zelf ook deel uit van die ‘grijze witte prop’. Het is natuurlijk raar dat ik college EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 2
geef als ‘oude witte man’ over racisme, aan studenten die voor 95% een Nederlandse achtergrond hebben. Het is goed dat het gebeurt, maar je mist ervaringskennis of perspectivische kennis. Het is niet mijn beleving die ik beschrijf, en daarom is het goed om ook van die andere kant kennis op te doen, dus door met ervaringsdeskundigen te spreken, dan wel hun ouders of voorouders die het kolonialisme, racisme of de slavernij hebben ondergaan. Is het onderzoek naar de onderbelichte mensen in deze geschiedenis voor u ook gepaard gegaan met het leren van andere talen, bijvoorbeeld Indonesisch? Natuurlijk. Iedereen ontdekt nu die koloniale geschiedenis, maar doet dat eigenlijk nog steeds vanuit een Nederlandse manier. Daardoor blijft de romantiek van het koloniale verleden in stand. Je kan die geschiedenis niet beschrijven vanaf het dek van een schip, of van binnen de muren van een VOC-fort. Er is echter pas een evenwichtige geschiedenis mogelijk als je beide kanten laat zien, zowel de zendende kant als de ontvangende kant. En dat is eigenlijk al een hele verkeerde formulering, want je zult zien dat het niet alleen om zenden en ontvangen gaat. Die dynamiek is veel ingewikkelder. Zo was de eerste persoon die in Indonesië auto reed een Indonesiër. Ook had Indonesië eerder universeel stemrecht dan de Verenigde Staten. Er is een disbalans in kennis over de wereld, die alleen opgeheven worden door veel meer de nadruk te leggen op de andere kant, door bronnen te zoeken. Geschiedenis is niet zomaar een neutrale wetenschap van ‘we gaan naar het archief en daar ligt geschiedenis’. Het archief is ‘gebiast’, en ook wij zijn dat natuurlijk door onze opvoeding. Ons perspectief op de wereld is bovendien heel anders, wij kijken immers vanuit Amsterdam en niet vanuit Paramaribo of Jakarta. Je moet veel inventiever zijn om die onevenwichtigheid op te heffen. Dus je moet bronnen genereren en je moet kennis mobiliseren in die landen. Je moet deze mensen meenemen in je analyse, en daarvoor moet je de taal leren. Het kan eigenlijk ook niet anders, maar hebt u De slavernij in oost en west al gelezen? Absoluut, ook omdat ik zelf betrokken ben bij een vergelijkbaar project in Utrecht dat dit jaar is begonnen. Het mooie aan het Amsterdam-onderzoek is dat het onderzoeksteam heel divers was, en veel mensen en organisaties erbij heeft betrokken die buiten de universiteit staan. Want ook buiten de academie wordt er ontzettend veel kennis gegenereerd en worden er vragen gesteld. We moeten dan ook niet alleen oreren over wat de antwoorden zijn, maar vooral vragen blijven stellen. En deze worden door de samenleving gevoed. En dat is heel belangrijk. Luister naar deze mensen en betrek hen ook in onderzoek en onderwijs. Zijn er nog andere boeken die u aan zou raden? Ik kan Japan’s occupation of Java in the Second World War: A transnational history (2018) van Ethan Mark iedereen aanbevelen. Het gaat over Java tijdens de Japanse bezetting van Indonesië, maar wat is er bijzonder aan dit boek: er komt geen Nederlander in voor. Dit boek praat dus terug tegen alle boeken uit Nederland over de Japanse interneringskampen - studies die zelden gaan over de beleving van de Javanen. Het is eigenlijk een hele vertrouwde geschiedenis van Nederland, maar nu vanuit een heel ander perspectief. Er is in feite sprake van een dubbele dekolonisatie van de geschiedenis van de Indonesiërs: het staat buiten het Nederlandse perspectief en het geeft ook aan hoe de Indonesiërs agency hadden en dus zelf proactief omgingen met de Japanse bezetting. d