vat*83

Page 1

vat

83

VRIJZINNIG ANTWERPS TIJDSCHRIFT

Jaargang 17 nr 2 mei - juni 2020 verschijnt 5x per jaar: jan/mrt/mei/sep/nov P2A8106 Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X


[ 2 ]

vat 83 

Enkele activiteiten in “out of a box” Activiteiten in het vrijzinnig antwerps trefpunt De Burburestraat 11, 2000 Antwerpen

De activiteiten gaan slechts door onder voorbehoud gelet op de noodmaatregelen in verband met Covid-19 Raadpleeg de online agenda www.vrijzinnigantwerpstrefpunt.com/activiteiten-in-out-of-a-box

g

De agenda van Vrijzinnig Antwerpen en de bevriende verenigingen is – wegens de onzekerheid ten gevolge van COVID-19 – niet beschikbaar in dit nummer. De activiteiten die eventueel toch zouden doorgaan tijdens de maanden mei, juni, e.v., kan u dan terugvinden op de online agenda

vrijzinnig-antwerpen.com/activiteiten/


vrijzinnig antwerps tijdschrift

04 16

24

vat

83

VRIJZINNIG ANTWERPS TIJDSCHRIFT

3 Edito

4 Opmerkelijke gebouwen: Toren van de macht

9 Een verhaal achter een boek Joke Van LEEUWEN

11 Van onze redacteur Erick Kila 12 Tegen de vrouwen 14 “Und/und” 15 Aforismen 16 Beroemde vrienden… Richard Foqué 20 Weten wat het water weet 22 Graven in het kwetsbare 23 Poëzie 24 Vrijwilliger zijn, zelfs als het (opnieuw) stormt 00 Schoonheid is zichtbaar geworden liefde 29 De Internationale Dag van het Vrijzinnig Humanisme

30 Het scheidingsritueel 31 Bloem van een mens 32 Euthanasie bij dementie moet kunnen 33 Vrij denken in het hart van Mechelen

Edito Mijn film- en boekkeuze is nogal beperkt; ik hou helemaal niet van science fiction (letterlijk: “wetenschapsfictie”) en van horror moet ik helemaal niets weten. Mijn voorkeur gaat uit naar realistische verhalen, meestal gebaseerd op waargebeurde feiten, alhoewel goede, geloofwaardige, fictie er uiteraard ook wel ingaat… Maar sinds december 2019 speelt er zich voor mijn – en jullie – ogen een realistisch science fiction- én horrorverhaal af, eerst ver af, in de South China Seafood City van Wuhan, en nadien wereldwijd uitgebreid. VN-secretaris-generaal Guterres omschreef het als volgt: “Onze wereld wordt getroffen door een gemeenschappelijke vijand. We zijn in oorlog met een virus”. In 1938 werd Orson Welles wereldberoemd nadat hij tijdens een zeer realistisch radiohoorspel “The War of the Worlds” grote paniek veroorzaakte bij vooral die luisteraars die de intro hadden gemist en dus in de waan waren dat een invasie van Marsmannetjes plaatsvond in New Jersey en New York. Het ‘happy end’ van dat fictieverhaal was dat de Marsbewoners uiteindelijk stierven als gevolg van bacteriën… Meer dan 40 jaar later sterft er elke 9 minuten een New Yorker aan de gevolgen van een virus… Het einde is daar nog niet in het zicht… en… dit is geen fictieverhaal. Bij het opstellen van deze tekst kwam er in onze regio een klein lichtpuntje aan het eind van de tunnel, maar bleef de waarschuwing voor al te veel optimisme nadrukkelijk aanwezig. Hopelijk was het toch het begin van een – positief – einde. De waardering vanwege onze bevolking is zeker voor alle zorgverleners – op welk terrein ook - een welgekomen aanmoediging. Het dagelijkse spontane applaus, de witte vlaggen en andere tekens van appreciatie kunnen voor hen brandstof betekenen om verder door te zetten. Ook de redactie van dit tijdschrift wil via deze weg alle respect en waardering betonen aan iedereen die zich op een of andere manier inzet om, onder het motto “You never walk alone”, een ommekeer te bewerkstelligen.

[ 3 ]


foto © Bart Gosselin

[ 4 ]

vat 83 

Toren van de “Oudaan” staat in feite voor de naam van een straat, gelegen tussen Kammenstraat en Lange Gasthuisstraat; V Oreeds O R D Euit A Nhet T W Eeinde R P E N Avan AR ze dateert vermoedelijk de 14de eeuw. Over de oorsprong of de betekenis van de naam “Oudaan” bestaat niet echt zekerheid maar mogelijk zou dit afkomstig zijn vanhet woord “dodane” (Frans “dos d’âne”) in de zin van een dwarse, ezelsrugvormige afsluitdam. Oudaen is ook de naam van een vooraanstaande familie uit de Nederlanden.


macht vrijzinnig antwerps tijdschrift

OPMERKELIJKE GEBOUWEN

[  Denodaen ]

O

udaan: aan de zuidzijde van deze straat vinden we een aaneenschakeling van burgerwoningen in neoclassicistische en eclectische bouwstijl, die intussen – voornamelijk – als (dure) winkelhuizen gebruikt worden, uitgezonderd het huis Hannecart, dat ooit de “Lagere Hoofdschool voor Jongens” huisvestte, en waarin nu het jongerencentrum KAVKA gevestigd is. Maar deze huizen staat letterlijk en figuurlijk in de schaduw van “Oudaan 5” of “de politietoren” die, naast de kathedraal en de Boerentoren, het enige gebouw is dat de skyline van Antwerpen enigszins vorm geeft. (De Bijenkorf, het kubusvormige en halflege winkelcentrum en de daaraan gekoppelde parking laten we hier buiten beschouwing.)

Na-oorlogse bouwprojecten Lode Craeybeckx, burgemeester van Antwerpen sinds 1947, vat in 1949 een driejarenplan op, een eerste programmaplan dat voorzag in de meest dringende openbare werken, als aanzet tot de heropleving van de stad na de Tweede Wereldoorlog. Drie grote bouwprojecten werden daarbij op stapel gezet: een Economisch Centrum, een Internationaal Zeemanshuis en een Administratief Centrum.

Omdat de bevoegde stedelijke diensten niet berekend waren op opdrachten van een dergelijke schaal, nam de burgemeester het besluit zich tot privéarchitecten te richten. Op advies van architect Léon Stynen, directeur van het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen, werden de opdrachten voor de drie projecten verdeeld over de verschillende docenten van het instituut. Het ontwerp van het Handelscentrum, dat op de plaats van het latere Nationaal Bouwcentrum aan de Jan Van Rijswijcklaan, werd gepland maar nooit gerealiseerd. Het Internationaal Zeemanshuis (afgebroken in 2013… foei…) werd ontworpen door Paul Smekens en Hendrik Wittocx en werd in 1952-1955 opgetrokken aan de Falconrui. Voor het ontwerp van het Administratief Centrum, de meest prestigieuze opdracht van de drie, viel de keuze op de veel jongere docenten Stedenbouw, Renaat Braem en Maxime Wijnants. Braem liet vervolgens zijn schoonbroer Jul De Roover, met wie hij in de eerste naoorlogse jaren vaak samenwerkte, aan het architectenteam toevoegen. De aanstelling van deze ‘linkse rakkers’ zal later aanleiding geven tot de nodige polemiek in de behoudsgezinde pers, zoals de krant La Libre Belgique, die begin 1952 kopt “Un comble: Des communistes chargés des plans du Centre de la police anversoise!”

Un comble: Des communistes chargés des plans du Centre de la police anversoise!

“De Oudaan” als bouwproject Het vijftien verdiepingen tellende kantoorgebouw, in – wat men noemt - brutalistische stijl, werd gerealiseerd in de jaren 1958 tot 1967. Wegens jarenlang uitstel van de wettelijke toelage door het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw, zag het stadsbestuur zich verplicht de bouw van het eerste torengebouw volledig uit eigen middelen te financieren, wat zou resulteren in een vrij afgeslankt ontwerp. De eerstesteenlegging vond plaats op 9 oktober 1958. De ruwbouw werd beëindigd medio 1960 en dan werd de werf gedurende meer dan vier jaar stilgelegd en in 1964 bleek de constructie intussen zoveel schade te hebben opgelopen, met bijkomende herstelkosten en bitse discussies over de aansprakelijkheid tot gevolg. In het najaar van 1966 werd de bouw dan toch voltooid en volledig in gebruik genomen door het stedelijk politiekorps, wat ongeveer een jaar in beslag zou nemen. De voorbereidingen voor de tweede en de derde bouwfase - een verbindingsvleugel en een tweede, grotere, toren – waren dan al enkele jaren aan de gang. De torenontwerpen in de vorm van een ranke, hoog

[ 5 ]


[ 6 ]

vat 83 

oprijzende piramide of van een trapezium met een kolossale beeldengroep als bekroning bleven echter in de schuif liggen; het stadsbestuur besliste uiteindelijk om het “rendement” van het eerste torengebouw af te wachten alvorens tot de volgende fasen over te gaan. In de zomer van 1971 kwam het project van het Administratief Centrum opnieuw ter sprake maar op dat moment bleken alle betroffen diensten reeds degelijk gehuisvest te zijn. Wegens mobiliteitsproblemen door de toename van het verkeer werd een kantoorcomplex in de binnenstad ook niet meer opportuun geacht. De uitvoering van het oorspronkelijk project werd vervolgens definitief afgevoerd en zo werd het - geplande maar ingeperkte - administratief centrum een… “Politietoren”.

Renaat Braem en izijn” Politietoren” Braem beschouwde het Administratief Centrum als een soort eigentijds belfort, een verheven opdracht die hem in lijn zou brengen met de grote bouwmeesters uit het verleden van Antwerpen. Het nieuwe, 76 m hoog ontworpen torengebouw moest dan ook een dominante positie innemen in de hiërarchie van het stadsbeeld. In de visie van Braem moest de architectuur een even-

Architectuur is niet moderner omdat haar lijnen de ‘rock and roll’ dansen

wichtige synthese van functie, vorm en constructie tot uitdrukking brengen om blijvende geldigheid te verkrijgen. Met zijn ontwerp streefde hij een plastische vormgeving en een solide materiaalexpressie na, als een vroege aanzet tot zijn persoonlijke interpretatie van het brutalisme. Braem zette zich daarbij bewust af tegen de gangbare Internationale Stijl van “onder-Mies van der Rohe’s” die hun constructie achter een anonieme, glazen “curtain-wall aan de lopende meter” verstoppen. Braem: “Architectuur is niet moderner omdat haar lijnen de ‘rock and roll’ dansen. De vooruitgang zit ook niet, oh prebafrikanten, in het louter toegeven aan een steeds grotere gemakzucht, maar in het doordringen van alle levensfuncties met een geest van eerlijkheid en waardigheid.” Bij het ontwerp van het Administratief Centrum vertrekt hij van een gewild “gotisch karakter”, dat het torengebouw qua vorm, kleur en materiaal een visuele en symbolische context moet bieden in relatie tot de toren van

de nabijgelegen Onze-LieveVrouwekathedraal. Eenzelfde zorg voor contextuele inpassing kenmerkt de bekende Torre Velasca in Milaan, een van de hoogtepunten van de naoorlogse architectuur in Italië. Ook dat torengebouw met kantoren en flats in de schaduw van de Duomo, refereert met zijn uiterlijke verschijningsvorm en overstekende bekroning aan een middeleeuws symbool van de stad, het Castello Sforzesco. In beide gevallen geldt de harmonie tussen context, geschiedenis en eigentijdse vormgeving als de sleutel tot de “vermenselijking” van het modernisme. Toch beantwoordt de vormgeving van zowel het Administratief Centrum als van de Torre Velasca aan een constructieve en functionele logica. De ranke kolommen uit gewapend beton, die de uitgesproken verticaliteit van beide torengebouwen bepalen, zijn immers niet minder dan het dragende skelet van de constructie, dat aan de buitenzijde van de gevels wordt geplaatst om een vrije planindeling van het interieur mogelijk te maken. Een uitgekiende buitenverlichting moet dit skelet ook ‘s nachts tegen het gevelvlak aftekenen. Braem gaf de kolommen een zeshoekige vorm, niet alleen om ze optisch slanker en expressiever te maken, maar ook om een breder uitzicht en een betere lichtinval in de kantoren te garande-


vrijzinnig antwerps tijdschrift

REN A AT B RA E M

ren. Dezelfde zeshoek wordt vervolgens doorgetrokken in de volledige detaillering van het gebouw, van de arduinen vloertegels en de houten zitbanken in de toegangshal tot de vorm van de herdenkingssteen en de inkomsassen.

De structuur en de inrichting van “Den Oudaan” Bij het ontwerp van het eerste torengebouw vertrekken Braem, Wijnants en De Roover van een multifunctioneel schema, met twaalf uniforme kantoorverdiepingen en een programma van gemeenschappelijke voorzieningen gespreid over vier verdiepingen in de topgeleding. Net zoals de constructieve aspecten wordt ook deze functionele opdeling van meet af aan uitgespeeld in de vorm en de verhoudingen van het gebouw. Het torenlichaam, een langwerpige balk op pilotis die de kantoorverdiepingen omvat, wordt geflankeerd door twee trappenhuizen. Die rijzen als massieve, door ronde glasschijven geperforeerde steunpijlers boven het dakterras uit en worden op hun beurt bekroond door telecommunicatiemasten. Ook de topgeleding zit bovenop het volume van de kantoorverdiepingen tussen deze trappenhuizen ingeklemd. Zoals in de meeste van zijn hoogbouwont-

Renaat Braem (1910-2001) geldt als één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de naoorlogse architectuur in België. Hij beëindigde in 1935 zijn architectuurstudies aan de Academie te Antwerpen, met een stedenbouwkundig ontwerp voor een honderd kilometer lange ‘lijnstad’ dwars door België. Het project bestond uit rechtlijnige stroken voor verkeer, industrie, groen, wonen en landbouw, die zich parallel met het pas gegraven Albertkanaal uitstrekten van Antwerpen tot Luik. Zijn inspiratie vond Braem in het revolutionaire elan van het Russische constructivisme, waar dergelijke modellen rond 1930 het licht zagen. Hij toonde zich met dit project op jonge leeftijd reeds als een sociaal bewogen, visionair denker, kwaliteiten die van toepassing zouden blijven op zijn hele verdere loopbaan. Hetzelfde jaar won hij de Godecharleprijs, één van de belangrijkste architectuuronderscheidingen in het land. Het prijzengeld stelde Braem in staat zijn opleiding in het buitenland te vervolmaken. Hij koos voor het atelier van de Franse architect Le Corbusier (1887-1965) in Parijs, waar hij van 1936 tot 1937 als stagiair werkte. Le Corbusier gold ook toen al als één van de zwaargewichten van het modernisme, een reputatie die met de jaren alleen maar zou toenemen. Zijn atelier was een smeltkroes waar veelbelovend talent van over de hele wereld elkaar vond, en - zoals Braem het later verwoordde - ‘de sleutel’ kreeg voor de architectuur. Op voordracht van Le Corbusier werd Braem in 1937 lid van de CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne), de denktank van de internationale avant-garde in de architectuur, waarvan hij de principes bij zijn eerste stappen in het professionele leven voluit in praktijk bracht. Zijn eerste woningen uit de latere jaren dertig beantwoordden aan het ideaal van de ‘machine à habiter’ of de ‘Wohnung für das Existenzminimum’: woningen als efficiënte machines, bevrijd door licht, lucht en ruimte, binnen de grenzen van het levensminimum. Na een gedwongen periode van bezinning tijdens de Tweede Wereldoorlog, kreeg zijn carrière aan het begin van de jaren vijftig meteen een geweldige start dankzij twee belangrijke opdrachten van het Antwerpse stadsbestuur: het ontwerp van een sociale woonwijk op het Kiel, en van het Administratief Centrum in de binnenstad. Braem positioneerde zich hiermee zowel op het nationale als op het internationale forum. Vanuit een sterke sociale bewogenheid ontwikkelde Braem een visie die er vooral op gericht was de samenhang van de gemeenschap te bevorderen en het leven van het individu te verbeteren. Zijn architectuur balanceerde tussen verstand en gevoel, tussen rationalisatie en het zoeken naar een poëtische ruimte. Niet alleen het vormelijke scheppen, het zoeken naar een band tussen ruimte en tijd, het tot uitdrukking brengen van de functie van een gebouw, stonden hierbij centraal. Evenveel aandacht ging naar het constructieve, het experiment met technieken en materialen, het streven naar standaardisatie en systeembouw. In de latere jaren zestig zou hij meer en meer evolueren naar een meer organische vormgeving, die de architectuur verbond met de natuur en als het ware de oerkrachten reveleerde. Doordat de architectuur daarbij zelf sculptuur werd, zou ook zijn levenslange streven naar integratie van de kunsten hier een ultieme apotheose vinden. Bron: Jo Braeken, erfgoedonderzoeker VIOE | Foto: Artist’s Studio Museum

[ 7 ]


[ 8 ]

vat 83 

werpen reserveert Braem dit niveau voor de meest publieke functie van het gebouw, het ‘sociaal centrum’. Deze polyvalente ontmoetingsruimte omvat onder meer een restaurant, foyers, kleedkamers en douches, en een feest- of turnzaal met projectiecabine. De kantoorverdiepingen vormen open plateaus van 38 bij 16,50 m, in de lengte opgedeeld door een dubbele rij steunpijlers, met een centrale kern voor het hoofdtrappenhuis en het sanitair. De interne circulatie, zowel horizontaal als verticaal, gaat uit van een zo efficiënt mogelijk gebruik van het gebouw. Uitgangspunt daarbij is dat de loopafstand van elk punt van de kantoren naar elk ander punt van het gebouw nooit meer dan 2 x 25 m mag bedragen. In het centrale trappenhuis staan meerdere liften van verschillende omvang ter beschikking van de bezoekers tijdens de publieke openingsuren en van het personeel bij het betreden en het verlaten van het gebouw aan het begin en het einde van de werkdag. Voor de circulatie van personeel en dossiers tijdens de kantooruren wordt in de trappenhuizen aan de uiteinden van het gebouw, vanaf de tussenverdieping, oorspronkelijk zelfs in zogenaamde paternosterliften met open, permanent op- en neergaande eenmanscabines voorzien. Braem ontwierp de toegangshal als een uitnodigend gebaar, een autonoom, trechtervormig volume dat van tussen de kolommen uit naar voren springt in het midden van het torengebouw. Dit open paviljoen met een golvend schaaldak kreeg door monumentale gebeeldhouwde wandreliëfs het immateriële karakter van een totaalkunstwerk. Aanvankelijk deed Braem hiervoor een beroep op de Frans genaturaliseerde, Russische

beeldhouwer Ossip Zadkine, internationaal bekend met onder meer het beeld ‘De verwoeste stad’ (1953) in Rotterdam. Zadkine verklaarde echter dat het opgelegde thema ‘De stad’ hem onmogelijk kon inspireren. Als alternatief stelde Braem in 1958 voor om het volledige plafond met een kleurrijk glasmozaïek te bekleden, maar dat idee wordt niet verder uitgewerkt. Ook aan de detaillering van het torengebouw werd bijzondere aandacht besteed, wat onder meer tot uiting komt in de vloer van de begane grond met een patroon van arduin en witte keien, de vormgeving van de metalen trapleuningen, borstweringen en verlichtingsarmaturen, en het vele houten binnenschrijnwerk in een combinatie van wengé en oregon. Tot het meubilair dat speciaal voor het Administratief Centrum wordt ontworpen, behoren de ontvangstbalie en de twee zitbanken in de hal. Het ‘sociaal centrum’ kreeg een open en helder interieur, met een gevarieerde ruimtelijke continuïteit, split levels, vides en trappartijen, en biedt bovendien een adembenemend panorama op de stad en de Schelde. Het belangrijkste onderdeel is de volledig met hout beklede, 7,50 m hoge feestzaal in de vorm van een mastaba, die Braem uitrustte met een polyvalent inbouwmeubel dat dienstdoet als telescopisch podium, spreekgestoelte, projectiescherm en schrijfbord. Het interieur van het gebouw onderging vanaf 1995 een grondige renovatie, waarbij de toegangshal, en op één na alle kantoorverdiepingen volledig werden heringericht.

De toekomst van “Den Oudaan” We zijn intussen een halve eeuw verder: het beschermd monument

“De Politietoren”, de zogenaamde “Toren van de Macht”, die een totale oppervlakte van 13 300 m2 telt, was duidelijk aan renovatie toe en daarvoor moest minstens een bedrag van 10 miljoen voorzien worden. Zodoende besloot het schepencollege om het gebouw op de private vastgoedmarkt te verkopen. Een burgercollectief ‘Wij kopen samen den Oudaan’, probeerde de Antwerpse politietoren te verwerven om hem te ontwikkelen op een manier waar de stad beter zou van worden, maar moest uiteindelijk afzien van dit voornemen, enerzijds omdat de politie nog een hele tijd het vruchtgebruik van het gebouw moest krijgen tot ze zouden verhuizen naar de locatie van het voormalige postsorteercentrum in Berchem (Post X) en anderzijds kon het collectief niet optornen tegen het bod van een projectontwikkelaar, die er 25,5 miljoen euro voor veil had. Wat de nieuwe eigenaar met het gebouw van plan is, blijft tot nu toe onduidelijk. Volgens bronnen in vastgoedkringen zou het gebouw geschikt zijn om er luxueuze lofts, een hotel of een restaurant in onder te brengen. De stad Antwerpen heeft wel expliciet een procedure gekozen waarbij niet alleen de prijs, maar ook de invulling belangrijk is. De koper dient dan – binnen 3 jaar na de ontruiming door de politie ook een bouwaanvraag in te dienen en een masterplan op te stellen, in samenspraak met de stad, om te vermijden dat er niets met het pand zou gebeuren. Bron: Agentschap Onroerend Erfgoed 2020: Administratief Centrum https:// id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200500 (Geraadpleegd op 17-03-2020) Foto’s: Bart Gosselin Photography http://www.bartgosselin.com/


vrijzinnig antwerps tijdschrift

EEN VERHAAL ACHTER EEN BOEK Met “Een verhaal achter een boek” werd in het najaar 2019 een nieuw project van het Vrijzinnig Antwerps Trefpunt ingezet. Elke maand werd niet alleen een recent boek van een Antwerpse auteur besproken, maar werd vooral gezocht naar het verhaal achter dat boek, dat vaak net zo bijzonder is als het boek zelf. “Hier” TELD S E G T I U AP RIL met Joke van Leeuwen

30 20:00

Met “Hier” brengt Joke van Leeuwen een verhaal dat leest als een beklemmende fabel. Na de voor grote prijzen genomineerde en bekroonde historische romans Feest van het begin en De onervarenen bevinden we ons nu in een veel abstracter universum. Deelname (elke lezing): 5 EUR (drankje achteraf incl.) Inschrijven: https://forms. gle/WPTJWof2dRev8RfB8 of vrijzinnigantwerpstrefpunt@gmail.com Met de steun van

Joke Van LEEUWEN S TA DS DIC H T E R VA N A N T W E RP E N 2 0 0 8 - 2 0 0 9

Joke van Leeuwen is een Nederlandse Belg of een Belgische Nederlander. Ze is geboren in Den Haag (1952), groeit op in Amsterdam, verhuist op dertienjarige leeftijd naar Brussel, en gaat later in Maastricht en Antwerpen wonen. Ze groeit op in een gezin waar veel gezongen, gemusiceerd en toneelgespeeld wordt. Ze studeert geschiedenis in Brussel, en grafische kunsten aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en aan het Sint-Lukasinstituut in Brussel. Aan de VUB studeerde ze Nieuwste Geschiedenis. Haar carrière begint ze als cabaretière, maar na een aantal jaar gaat de nadruk steeds meer op schrijven en tekenen liggen. In 1978 publiceerde ze haar eerste kinderboek en won ze met haar eerste cabaretprogramma alle prijzen op het Camerettenfestival, waarna ze zes jaar in het officiële circuit rondtoerde. Daarna trad ze vele jaren samen met pianiste Caroline Deutman op tijdens conferenties en studiedagen, om de inhoud van die bijeenkomsten op humoristische wijze van een andere kant te bekijken. Ze schreef en tekende tientallen kinderboeken, die veelvuldig werden vertaald en bekroond. In de jaren negentig kwamen haar eerste dichtbundel (C.Buddingh’prijs) en roman voor volwassenen uit. Voor de roman ‘Feest van het begin’ kreeg ze de AKO Literatuurprijs. Met ‘Alles nieuw’ had ze al op de shortlist van die prijs gestaan. Met ‘De Onervarenen’ stond ze

[ 9 ]


vat 83 

EEN VERHAAL ACHTER EEN BOEK

HIER… Joke van Leeuwen, over de zin en onzin van het sluiten van grenzen RE CE N S I E ‘LI TE RAI R N E DE RL AN D’

op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Haar laatste roman ‘Hier’ kwam uit in april 2018. Haar laatste (non-fictie-) boek voor kinderen en andere mensen ‘Nu is later vroeger’ in juni 2018. In 2019 verschijnt de bundel nieuwe kindergedichten ‘Hee daar mijn twee voeten’ en het lange gedicht voor volwassenen ‘Levenslust, een gedicht’. In 2000 ontving ze de Theo Thijssenprijs voor haar kinderboekenoeuvre. In 2010 de Gouden Ganzenveer voor haar bijdrage aan het geschreven woord, in 2012 de Constantijn Huygensprijs voor haar hele oeuvre en in 2013 de Duitse James Krüss Preis voor haar kinderboekenoeuvre. Ze kreeg onder meer de Gedichtendagprijs, vele Griffels en Penselen, stond op de shortlist van de VSB-poëzieprijs en werd/wordt genomineerd voor de Astrid Lindgren Memorial Award. In 2008-2009 was ze stadsdichter van Antwerpen en in 2015-2016 Dichter der Nederlanden, in het kader van de herdenking 1815-1830. Van 2014 tot 2018 was ze voorzitter van PEN Vlaanderen (PEN Belgium Flanders).

Thomas van Houwelingen

[ 10 ]

In haar recent verschenen fabel Hier beschrijft Joke van Leeuwen met verve een fictief, tamelijk arm en dictatoriaal geleid land dat zich afsluit (of afgesloten wordt) van een rijker en vrijer buurland door een harde, onverschillige grens: een muur. Waar kennen we die van?

G

evoel voor de actualiteit én historisch besef kan Joke van Leeuwen in elk geval niet worden ontzegd. Van Leeuwen beent deze gebeurtenis uit tot een prachtig verhaal over een steeds meer gesloten grens. Het verfrissende aan het boek is dat het geen humanistisch pleidooi is voor open grenzen en dat het niet gaat over asielmigratie maar juist om reguliere arbeidsmigratie. Van Leeuwen lijkt daarmee juist te suggereren dat grenzen helemaal zo erg niet hoeven te zijn. Hoofdpersoon Bardo woont met zijn vader in het grenswachtershuisje bij de grens tussen het arme en het rijke land. Het controleren van de grenzen is de lust en het leven van zijn vader, die er duidelijk genoegen in schept de smokkelwaar uit het rijkere buurland te onderscheppen. Vrouwen die boter smokkelen zet hij resoluut bij de verwarming waardoor ze tegen de lamp lopen en de smokkelwaar bovendien meteen is vernietigd. Ergens ontzettend pietluttig en stom, maar kennelijk zijn er regels die de smokkel van boter niet toelaten. Andere regels laten kennelijk wél toe dat de grens open is, arbeidsmigranten kunnen onbekommerd naar het buurland fietsen om het werk te doen dat de mensen daar niet willen doen. Ook al is het rijkere land vrijer en rijker, toch keren ze terug naar huis. Hoewel die migratie over en weer voor wrevel zorgt -de arbeidsmigranten zouden het volk ‘verdunnen’ en de rijkelui zouden


vrijzinnig antwerps tijdschrift

parasiteren op de armoede- varen beide landen er wel bij. In het rijke land wordt het vuile werk opgeknapt en in het arme land wordt geld binnengebracht dat men anders niet gehad zou hebben. Toch verrijst op enig moment de muur op de grens. De grens kent geen controle, want niemand kan er überhaupt nog doorheen. Niemand weet wie het initiatief heeft genomen: waren het de rijke kapitalisten of was het het Staatshoofd van het arme land? Misschien waren het ‘die van het buurland, waar ze zeiden dat hun arbeidsplaatsen werden ingepikt’ en dat vreemdelingen niet kwamen om te werken ‘maar ook om te trouwen en kinderen te krijgen (…) zodat hun eigenheid verdund zou raken’. Of ontstond het idee aan de arme kant ‘omdat het afgelopen moest zijn met de dominante vreemdelingen die dachten te kunnen bepalen wat er gebeurde en hen goedkoop lieten werken en de opbrengsten en eigen hoge inkomsten naar het buurland versluisden zodat ze er veel beter van werden dan zijzelf.’ Wie het ook waren, de muur komt voort uit de angst voor de invloed van de ander en van een ander land. Het intrigerende aan dit verhaal is vooral dat het laat zien dat het beleid met betrekking tot migratie niet per definitie rationeel is. De reflex ten aanzien van de ‘gevaren’ van migratie is steevast dat de grenzen dicht moeten. Hoe moeilijker het echter wordt om binnen te komen, hoe minder graag mensen ook weg gaan. Dat zie je ook aan een dienstmakker van Bardo (het arme land kent een draconische vorm van dienstplicht) die erin slaagt de grens over te steken, op zoek naar een beter leven in het rijke land. Hij zal niet meer terug gaan. Vóór de invoering van de grenzen, zo lijkt de logische conclusie van Van Leeuwen, had hij dat niet gedaan omdat hij dat betere leven deels in het buurland kon halen maar in zijn eigen land kon blijven wonen. Van Leeuwen zegt hiermee niet dat volledig open grenzen zaligmakend zijn. Het pietluttige baantje van Bardo’s vader zorgde er juist voor dat er weliswaar controle was maar geen volslagen gesloten grens die alleen nog illegaal kon worden overgestoken. De gereguleerde migratie zorgde dus voor relatieve rust en was bovendien in het belang van beide landen, dankzij het feit dat het mogelijk was heen en weer te reizen – zij het gereguleerd. Door bijna alle context weg te halen destilleert Van Leeuwen dit verhaal tot een mooie fabel over migratie, grenzen en angst voor het vreemde, waarbij ze subtiel een pleidooi houdt voor een vorm van gereguleerde migratie.

Syllaben van verdwijn Bordeauxreeks nr. 56 ISBN 978-94-92519-51-1 Hardcover - 54 blz. - € 16,95

Van onze redacteur Erick Kila DIC H T B UN DE L

Bestellen kan via de website www. liverse.nl (bestellen Bordeauxreeks) of via verkoop@liverse.nl, aan de gereduceerde presentatie prijs van € 14,95. Ook voor België gelden geen verzendkosten. Erick Kila (Den Haag, 1954) werkte als leraar en was jarenlang journalist en criticus bij de Haagsche Courant. In 1984 debuteerde hij met de gedichtenbundel "Analyse van een landschap" in de Seismogram reeks van Ad den Besten. Daarna publiceerde hij romans, poëziebundels en jeugdboeken. Hij schrijft ook theaterteksten. Hij was redacteur van Gierik NVT en schrijft voor het Vrijzinnig Antwerps Tijdschrift en De Auteur/ De Boekhouding

[ 11 ]


[ 12 ]

vat 83 

Tegen de OPINIE - KRITISCH LEZEN

De wereldwijde strijd van rechtsisten en jihadisten tegen de emancipatie.

Een mannelijke recensent die het heeft over een mannelijke auteur die in zijn boek vrouwenemancipatie verdedigt; als dat maar goed komt. Opletten voor mansplaining. Voor je ’t weet gaan die kerels niet alleen uitleggen hoe de wereld in mekaar zit, maar ook nog eens vertellen wat goed is voor jou, arm vrouwmens. Er ontbreekt alleen een harnas en een wit paard. Misschien wordt dit wel een geval van cansel culture: een boek dat neergehaald wordt omdat het door de verkeerde persoon geschreven is. Wit over gekleurd en man over vrouw, die moeten hun mond houden over discriminatie in al haar variaties. Maar mijn achterdocht is voorbarig.

A

Max Schneider

bram de Swaan geeft op aanklagende, maar niet op klagende toon een historisch en geografisch overzicht van de achterkant van het patriarchaat. Het is geen fraai beeld dat hij schetst van de manier waarop wij in de loop der tijden met vrouwen zijn omgegaan. Mocht het nu nog over wantoestanden uit een ver en verdwenen verleden gaan, maar het gaat over wantoestanden die tot op vandaag voortwoekeren. Het is een lange opsomming geworden van allerlei manieren waarop mannen zich hebben verzet en nog verzetten tegen zelfs maar de mildste vormen van vrouwenemancipatie. Er is, ook in andere contexten, geen enkele groep die zonder tegenkanting haar suprematie terugdraait, laat staan opschort. Er zijn dan ook heel wat analogieën met andere ismen zoals racisme.

Laat u vooral niet misleiden door de slechts half rustgevende gedachte dat de ergste miserie zich allemaal in Verweggistan afspeelt De toon wordt gezet met zinnen over het kapot snijden van vrouwelijke genitaliën, om verder te gaan met kindhuwelijken in o.a. Afghanistan, meisjesinfanticide in China, eerwraak, aanvallen met bijtend zuur en stuitende juridische blindheid voor mannelijke daders Laat u vooral niet misleiden door de slechts half rustgevende gedachte dat de ergste miserie zich allemaal in Verweggistan afspeelt. Inderdaad, het statuut

van de meeste vrouwen in het Westen valt niet te vergelijken met dat van de zusters in andere gebieden en andere tijden. Maar ten eerste, is het verbijsterend hoe weinig tijd er nog maar verstreken is sinds vrouwen, ook in het Westen, in een onderdanigheid en een afhankelijkheid leefden die we ons nu niet meer kunnen voorstellen. Veertig à vijftig jaar stelt historisch gezien immers niets voor. Ten tweede is het niet omdat het altijd nog veel slechter kan dat we blij moeten zijn met discriminatie die niet meer woedt als een uitslaande brand, maar stil en uit het zicht verder smeult. Volgens mensen die verstand hebben van dat soort statistiek verdienen vrouwen nog altijd minder dan mannen en krijgen nog altijd minder kansen. Als recensent word je verondersteld onbevooroordeeld aan je taak te beginnen. Ik moet toegeven dat zich toch nog een andere


vrijzinnig antwerps tijdschrift

vrouwen Mensen die gaan steigeren en in een verdedigingskramp schieten als de islam te zeer onder vuur wordt genomen, hoeven zich geen zorgen

vorm van achterdocht van mij had meester gemaakt. Ik was voorbereid op een moment van: ja, ja…nu weet ik het wel zo ongeveer, na het -tigste verwijt aan het containerbegrip ‘ de mannen’. Immers, net zoals een vandaag geboren Duitser niet verantwoordelijk is voor de wandaden van de nazi’s moet ik me niet schuldig voelen voor een eeuwen durende historiek van wandaden. Streng in de leer zijnde feministen durven al eens stellen dat dat wel zo is omdat ik voordelen haal uit het feit dat ik man én wit ben én in het Westen woon. Maar ook hier was mijn achterdocht onterecht. Die kruitdampen stijgen niet op uit het boek. Mensen die gaan steigeren en in een verdedigingskramp schieten als de islam te zeer onder vuur wordt genomen, hoeven zich geen zorgen te maken. Ook allerlei vormen van machismo in het intens katholieke Zuid-America of het diepchristelijke Noord-America krijgen het flink te verduren. Niet alleen de islam, maar alle godsdiensten laten en lieten zich immers vlotjes en gewillig misbruiken als dekmantel om de onderdrukking religieus te rechtvaardigen. En oef… ook over seculier extreem

Tegen de vrouwen Auteur: Abram de Swaan Uitg. Prometeus 274 blz.

rechts en ultraconservative kringen valt er weinig leuks te melden als het over vrouwenrechten gaat. Merkwaardig genoeg eindigt de auteur, hoewel er toch ter zake weinig te vieren valt, op een vrij positieve noot. Hij sluit af met de vaststelling dat er weliswaar nog veel werk aan de winkel is, maar dat er toch sprake is van een voorzichtig positieve tendens. Zeer regelmatig wordt er op gewezen dat er in het Westen veel vooruitgang geboekt werd de laatste vijftig jaar en dat het intellectueel oneerlijk zou zijn die vooruitgang te ontkennen. Het boek is zeer aanbevelenswaardig voor mensen die een overzicht en duiding willen bij de problematiek of als cadeau voor machomannen die al te vaak klaarstaan met opmerkingen van het type: ja, maar… Ik overweeg het ook cadeau te geven aan westerse atheïstische feministen die al eens een lans breken ten faveure van de hoofddoek of zelfs de boerka. Dit artikel verscheen reeds op https:// humanistischverbond.be/kritisch-lezen/

[ 13 ]


“Und/un vat 83

COLUMN

Max Schneider

[ 14 ]

Filosofen gebruiken graag moeilijke woorden om het over gewone dingen te hebben en als die niet voorradig zijn dan zeggen ze het wel in de vreemde taal van een dode wijsgeer. We kunnen dat een beetje onnozel vinden, maar vaak gaat het toch wel degelijk over zaken die, weliswaar in de gewone volksmond ook bestaan, maar daar toch niet of onvoldoende uitgediept worden.

H

ier gaat het over het verschil tussen twee standpunten waarvan je zegt: het is het een óf het ander, dan wel het een én het ander. Dat lijkt heel erg op volkswijsheden over medailles met twee kanten, andere klokjes laten horen of postmoderne onzin dat de waarheid niet zou bestaan. Maar dat is niet wat ik bedoel want ik ben er sterk van overtuigd dat de oplossing, laat staan de waarheid, niet altijd ergens in het midden moet gezocht worden. Dat levert in het beste geval een zoutloos compromis op dat het probleem of het conflict enkel tijdelijk vooruit schuift. Soms is dat beter dan helemaal niets of dan een oorlog, maar bij het stellen van de grote vragen blijf je op je honger zitten. Een heel eind de vorige eeuw in kregen wij, pokdalige pubers, in het atheneum stichtende lectuur te lezen. Of dat veel geholpen heeft weet ik niet, maar minstens een van die tekstjes uit de reeks ‘historische verhalen’ heeft toen mijn jeugdig denken danig in de war gestuurd en dat is eigenlijk nooit meer echt goed gekomen. Het waren vaak variaties op, behapbaar gemaakte, dialoogteksten van Plato waarbij alle argumenten voor en tegen een of ander topic in de mond gelegd werden van de protagonisten. Uit die gesprekken dienden wij dan een wijze conclusie te distilleren. Kwestie van onze prille denkspieren te ontwikkelen. Zo herinner ik mij bijvoorbeeld een debat tussen iemand die met veel brio de haast bovenmenselijk prestaties loofde

van kathedraal- en piramidebouwers. Zijn opponent beklaagde zich dan verontwaardigd over de slaven en de armoedig betaalde arbeiders die het labeur moesten leveren voor al die pracht en praal. Festinger had toen zijn ‘cognitieve dissonantie’ nog niet gemunt, maar het fenomeen had zich toch al danig diep in mijn breintje genesteld. Wat doe je als puber, die tenslotte de wereld nog moet gaan verbeteren, met zoveel onduidelijkheid over “Goed en Kwaad”. Bij de pastoor en zijn boek kon ik niet terecht wegens een krachtig beleden anticlericalisme in ons gezin. Schoolvriendjes waren dan weer veel meer geïnteresseerd in het empirisch onderzoek der vrouwelijke anatomie. En binnen onze familie raakte ik ook niet ver met mijn mitsen en maren. Daar bekeek men de wereld door een rode bril en het naoorlogs antifascisme zat stevig vastgeschroefd. Zeer begrijpelijk na ervaringen van toen niet eens zo heel lang geleden, maar ik kon er niet echt terecht met vragen die niet in een duidelijk stramien van pro links en anti rechts te proppen waren. Dat heeft mij opgezadeld met een levenslange obsessie met EN/EN. Niet links of rechts, niet gelovig of vrijzinnig, niet zus of zo. Ik druk er nog eens op dat dat niet hetzelfde is als noch vis, noch vlees. Integendeel, het gaat’m er nu net om dat zowel het ene àls het andere waar of zinvol is. Remember UND/UND. Dat is knap lastig in een wereld waar zo goed als alles net wel in dat stramien van twee tegengestelde essenties gedwongen wordt. Je bent

voor dit, dus tegen dat. Het zit’m in dat woordje ‘dus.’ Je staat dan ook aan de goede of aan de verkeerde kant, niet van een mening, maar meteen van de geschiedenis. Je hoort mensen met veel stelligheid het licht van de zon ontkennen als een bewering de visie van het eigen kamp tegenspreekt. U bezondigt zich daar niet aan? Zeker? Nooit? Proficiat, dan bent u een helder denker en een zeldzame uitzondering. Het is namelijk door en door natuurlijk om inhoudelijke voorkeur voor of afkeuring van standpunten automatisch te verbinden met gevoelsmatige aantrekking of afstoting. Sterker nog, het zou zelfs vrij onnatuurlijk zijn om dat niet te doen. Onze evolutionair ‘geconstrueerde’ software dwingt ons daartoe en het vraagt heel wat energie en denkdiscipline om daar tegenin te gaan. Dat is niet iedereen gegeven. Het valt allemaal te verklaren vanuit het begrijpen van onze complexe breinwerking met mekaar beïnvloedende hersendelen die mekaar soms toch tegenspreken. Voer voor neurologen en ander geleerd volk. Als ter zake niet opgeleide moet ik een beetje opletten met al te weidse uitspraken daarover, want voor je het weet kun je, terecht, van simplificatie of erger beticht worden. Daarom, onvolledig en


nd”

of “entweder/oder”

vrijzinnig antwerps tijdschrift

[ 15 ]

AFORISMEN

Max Schneider

Huis kopen? Opletten voor fotografen

zeer ruwweg, komt het er ongeveer op neer dat ons brein niet ‘gemaakt ‘ is om de waarheid te vinden, maar om zo snel mogelijk de minder slechte oplossingen te vinden die het functioneren in de groep – en dus het overleven van de groep en individu in die groep - te bevorderen. Betere en zeker de beste oplossing vraagt véél meer tijd en die is er in de natuur met haar vaak levensbedreigende omgeving zelden in overvloed. Wij leven weliswaar niet meer in de natuur, maar ons brein werd daar indertijd wel ‘gemaakt.’ Maar u bent er nog altijd van overtuigd dat u zich niet bezondigt aan dat visceraal en verwerpelijk ‘buikgevoeldenken’? Dat is immers een kwalijke gewoonte van ranzige figuren op de rechterflanken van de maatschappij, toch? Laten we eens een denkoefening maken. Neemt u even een

Je hoort mensen met veel stelligheid het licht van de zon ontkennen als een bewering de visie van het eigen kamp tegenspreekt

politicus/ca voor de geest waarmee u het, vooral over gevoelige onderwerpen die eindigen op -isme, grondig oneens bent. Hij/zij doet regelmatig stuitende uitspraken op een manier die u doen walgen. Op een dag misbruikt, overdrijft en framed hij/zij een gebeurtenis uit de krant om het eigen, al of niet verborgen, agenda te ‘bewijzen’. U steigert over zoveel intellectuele oneerlijkheid. Maar er is één probleem: het aangehaalde is wel feitelijk, objectief en aantoonbaar waar. Los van wat u er eventueel van vindt. Wat doet u dan? Zegt u dan: het is smerig geformuleerd, maar het is wel waar en het is inderdaad een probleem dat we moeten oplossen. Of wringt u zich verbaal in bochten en ontkent u het licht van de zon, of negeert u de feitelijkheid en fulmineert u over de toon van de uitlatingen en het donkerbruin verleden van de opponent? Bent u er nog?

met groothoeklenzen. ’t Zijn smeerlappen.

Zij die het voor het zeggen hebben, scheppen hun eigen gelijk. Afhankelijk van welke kant je ze bekijkt, ziet ze er niet alleen anders uit, de waarheid is ook nog eens kneed- en rekbaar.

De achteloze manier waarop oud geld aimabel tegen gewone stervelingen praat, waarmee ze op oorverdovende wijze benadrukken dat we toch allemaal gelijk zijn. Ik kan er niet tegen, die leugen is me te groot.

Met vooroordelen oordelen over bevooroordeelde oordelen, beter bekend als het maatschappelijk debat.

Nu heeft ze een witte poetsvrouw in het zwart, maar vroeger had ze een zwarte in het wit.

Niet alle rampen dienen zich BOEM Paukeslag aan. Sommige rampen zijn eerder chronisch van karakter. Sommige rampen duren een heel leven.

Grote geesten benadrukken hun gewoon zijn. De middelmatigen doen dat niet, zij willen meer zijn.

Vrees het kunnen van de ander niet alsof dat het eigen kunnen zou bedreigen.


[ 16 ]

vat 83 Bekende vrienden… 

Richard Het is weinigen gegeven om zowel in de kundigheid van het ontwerpen van onze gebouwde omgeving als in de nobele kunst der poëtica te excelleren, maar prijs u en mij gelukkig, waarde lezer(es), bij deze mag ik u een man voorstellen die beide fascinerende vakgebieden con brio beheerst. Een aangenaam verteller maar ook een man die belangstellend luistert en waarneemt.


vrijzinnig antwerps tijdschrift

Foqué Jaak Gregoor, dirigent

dichter-architect

T

ijdens onze lunches in fijne Antwerpse etablissementen dompelt hij me geregeld onder in wonderlijke verhalen uit zijn liefdevolle kindertijd in het naoorlogse Willebroek, om even later herinneringen op te diepen uit zijn Delftse beroepsperiode, dan weer anekdotes die zich situeren in Manchester of irgendwo in Duitsland. En of het nu gaat over architectuur, muziek, schilderkunst of literatuur, zijn kronieken en scherpe observaties van mens, woord en beeld baden steeds in doorvoelde bewondering en verwondering, immer gelardeerd met fijnzinnige humor en milde ironie. Richard Foqué bedient zich hierbij van een dermate extensieve woordenvoorraad en taalvirtuositeit dat ik er mijn ietsteveelste glas wijn al eens bij omstoot. Ook van het lachen. Uw applaus graag voor mijn goede vriend, gewezen hoogleraar in de architectuur en ontwerpwetenschappen, architect-ingenieur, professor emeritus, én dichter: Richard Foqué.

De kracht van de taal Maar laat ik nu eerst proberen om de rijke en boeiende loopbaan van mijn markante vriend ietwat overzichtelijk aan u voor te stellen. Richard Karel Valère Foqué wordt in 1943 geboren in Willebroek. Zijn vader is schooldirecteur en amateur­ acteur, zijn moeder blijft thuis en zorgt voor het gezin. Omwille van de oorlogsomstandigheden kan zij haar einddiploma’s piano en zang helaas niet beroepsmatig in de praktijk omzetten, maar beide ouders doordrenken de jeugd en jonge jaren van

Richard met liefde voor taal, literatuur, theater en muziek. De Latijn-Griekse humaniora doorloopt Richard uiterst succesvol aan het Xaveriuscollege in Borgerhout. Daar ontkiemt ook zijn passie voor poëzie. Richard Foqué: ‘Sinds mijn jeugd heeft de taal mij altijd geïntrigeerd. Met taal ben je in staat om je onvatbare immateriële gedachten om te zetten in een abstracte wereld van woorden en zinnen. Daardoor kan je ze zichtbaar maken, communiceerbaar en zinvol. Net als mijn vader hou ik van de kracht van de taal, zoals die bijvoorbeeld ook tot uiting komt in de redekunst (hij was daar een meester in). Maar niets naar mijn gevoel overtreft de poëzie.’

De architect en de professor In 1967 komt Richard Foqué in het Duitse Ulm terecht waar hij student - assistent wordt aan de Hochschule für Gestaltung, de naoorlogse voortzetting van het Bauhaus en centrum van het industrieel design. Hij komt er in contact met componist Karlheinz Stockhausen, architecten Claude Schnaidt en Herbert Ohl, industrieel designer Gui Bonsiepe, grafisch designer Otl Aicher en de filmregisseurs Alexander Kluge en Peter Weiss, connecties die niet alleen zijn later werk, maar ook zijn overtuiging inzake de noodzaak van interdisciplinaire samenwerking en transdisciplinair denken sterk beïnvloeden.

Als architect schuwt Richard Foqué allerminst nieuwe technieken, nieuwe materialen en nieuwe denkwijzen Na zijn middelbare studies en een extra voorbereidend jaar wiskunde, start hij zijn opleiding aan de Universiteit van Leuven, waar hij 1967 cum laude afstudeert als ingenieur-architect. Opmerkelijk is dat Richard ook tijdens zijn universitaire studies het contact met zijn artistieke zelfkant niet verliest. Samen met zijn broer, rechtenstudent René, engageert hij zich sterk in het culturele leven van de Leuvense universiteit, hij schrijft en regisseert onder meer revues met poëzie en muziek die uitgevoerd worden in de Leuvense stadsschouwburg. Tijdens de zomermaanden volgt hij bijkomende lessen Franse literatuur aan de Universiteit van Lille en reist architectuur bestuderend door Europa.

Hoewel hij zijn verblijf in Ulm wat langer voorzien had, overhaalt docent J. Christopher Jones hem in 1968 om zijn departement Research Design Laboratory aan de University of Manchester Institute of Science and Technology te vervoegen. Onder zijn leiding finaliseert Foqué in Manchester zijn masterthesis ‘Design methodology, systems and information theory’. Nog tijdens zijn legerdienst (1969-1970) in Weiden-Köln ontwerpt Foqué zijn eerste huis voor Dr. Van Linden in Willebroek. Eén van de volgende opdrachten is het ontwerp van een groot studentencomplex aan de universiteit van Louvain-la-Neuve, een eerste project in een lange reeks volgende verwezenlijkingen op diezelfde campus.

[ 17 ]


[ 18 ]

vat 83 

Part one of the book presents design methods as a third way of investigating reality apart from scientific methods or the conception of art. By describing the science-philosophical context, Foqué extensively analyses the nature of design activity and the design process, its inherent characteristics, and the differences between science and art. As such, it is argued that design processes have a research dimension ‘an sich’, which are essentially contextual and action driven. Foqué offers an integrated and comprehensive perspective to understand design activity both from an epistemological and practical standpoint. This results in an expanded discourse about the true nature of architectural design processes. Within this theoretical framework, part two explains how case study research is a primordial means to establish a knowledge base for the discipline and profession of architecture. From this premise, Foqué compares case study research in law, medicine and business administration and develops a practical and comprehensive approach to case studies in architecture. The methodology offers a solid and general framework wherein a consistent body of knowledge regarding architectural design processes can be generated. This promotes deeper insight in the complex relationship between context, product and process, which governs every design process on the one hand, and between the several stakeholders involved on the other hand. For educators and students, “Building Knowledge” is an essential text not only as a provocative guide to design processes in architecture and case study research but also as preparation for the profession. For the practitioner, “Building Knowledge” offers the opportunity to reflect on the impact and motivations of decision-making that will ultimately lead to more responsive design solutions.

Building Knowledge in Architect ure Richard Foqué

“Building Knowledge in Architecture” offers the necessary means for an improved understanding of individually used design methodologies in both academic and professional environments. Foqué establishes a general design theory based on the axioms of pragmatic thinking, a crucial unity between experience and the process of learning, and between conceptual thought and situational consciousness. “Building Knowledge” develops a theoretical framework and practical instrumentation to establish a knowledge base for the discipline of architecture.

Building Knowledge in Architecture Richard Foqué

In eigen land richt hij het architectenbureau FDA op, waarmee hij zich als CEO met 50 medewerkers specialiseert in complexe ontwerpopdrachten in de gezondheidszorg. Als architect in het specifiek domein van de gezondheidszorg beheerst Richard Foqué de moeilijke evenwichtsoefening om esthetiek en functionaliteit te verzoenen. Enigszins beïnvloed door de Bauhausschool slaagt hij erin om in zijn grootschalige opdrachten design, vorm en functie te combineren. Zijn verwezenlijkingen ademen esthetische verfijning en kwaliteit in combinatie met toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid. Als architect schuwt Richard Foqué allerminst nieuwe technieken, nieuwe materialen en nieuwe denkwijzen. Hij won dan ook een groot aantal architectuurwedstrijden en prijzen. Het architecturaal oeuvre van Richard Foqué bestaat uit meer dan 200 gebouwen in de domeinen van de gezondheidszorg, openbare gebouwen, kantoren en sociale huisvesting. Van 1970 tot 1972 is Richard

Foqué werkzaam als directeur van het ‘Centrum van Mens en Technologie’ aan de Technische Universiteit Twente en later in 1978 wordt hij aangesteld als buitengewoon professor aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Hij doceert in de zeventiger jaren eveneens deeltijds aan de Academy of Architecture in Rotterdam en fungeert als gastprofessor aan diverse buitenlandse universiteiten, waaronder de prestigieuze Carnegie Mellon University School of Architecture en geeft lezingen wereldwijd. Hij was gewoon hoogleraar (thans emeritus) in de architectuur- en ontwerpwetenschappen aan het Hoger Instituut voor Architectuurwetenschappen Henry van de Velde in Antwerpen en was eerst voorzitter, later decaan van het Departement Ontwerpwetenschappen van de Artesis Hogeschool Antwerpen - sinds 2013 een faculteit van de Universiteit Antwerpen. Er verschijnen tientallen wetenschappelijke artikelen en boeken over ontwerptheorie en architectuur van zijn hand, waaronder de standaardwerken: ‘Ontwerpsystemen: een inleiding tot de ontwerptheorie’, (Utrecht / Het Spectrum, 1973), ‘Inhabiting a Finite but Equitable World’, (Ministry of Housing and Physical Planning of the

Netherlands”, The Hague, 1976), ‘Wonen met de Wereld.’, samen met J. Trapman en F. Muller, (Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1977), en zijn meest recente boek ‘Building Knowledge in Architecture’ (The University Press Antwerp 2010).

De dichter Terwijl ik dit artikel schrijf, ontvang ik een mail van Richard waarin hij me laat weten: ‘Terug van een stimulerend weekend London, onder andere een fenomenale en uitvoerige tentoonstelling bezocht van die geniale Belgische schilder Léon Spilliaert (in eigen land m.i. nooit op zijn ware merites gewaardeerd) in de Royal Academy of Fine Arts. Je moet dus naar London reizen om zo een prachtig gecureerde overzichtstentoonstelling van een Belgische kunstenaar te zien. Spilliaert, de kunstenaar die schildert met het zwart van de nacht. De thematiek van mijn poëzie is sterk verwant met zijn werk en dat kwam erg duidelijk naar voor in deze overzichtstentoonstelling. Dat alleen al maakte de London trip de moeite waard.’ Ik meld hem dat Spilliaert ook één van mijn favoriete schilders is, en onze communicatie vormt meteen de naadloze overgang naar een ander domein waarin hij zijn ongebreideld creatief talent ontplooit: de poëtica.


vrijzinnig antwerps tijdschrift

Als nieuwbakken VATverslaggever van levens en lijdens verbaast het me geregeld met welk gemak sommige begiftigde geesten diverse kunsten combineren. Beeldende kunst, toonkunst, dichtkunst, architectuur, expressieve veelzijdigheid alsof het niets is. Ook Richard Foqué is als mens en kunstenaar niet onder één pet te vangen. Bij het lezen van zijn poëzie bekruipt mij niet zelden de vraag of hij nu een dichter is die eveneens een fenomenale wetenschappelijke loopbaan gerealiseerd heeft, of een wetenschapper die ook prachtige poëzie schrijft. Is hij in wezen een poète maudit die zich vastklampt aan wiskundige ratio, of is hij een rationele wetenschapper die bij tijd en wijle zijn artistieke scheppingsdrang de vrije loop laat? In elk geval meen ik in de uitdrukking van zijn poëtische roerselen telkens de contrapuntische verwevenheid van kennis en kunde, emotie en techniek te ontwaren. Een fijnzinnig raffinement dat mij intrigeert en zijn gedichten bijzonder aantrekkelijk maakt.

Maar niets naar mijn gevoel overtreft de poëzie. Maar laat ik hem hieromtrent vooral zelf aan het woord. Foqué: ‘De analogie met ontwerpen en architectuur is duidelijk, maar daar gaat het over fysische constructies die moeten gehoorzamen aan de wetten van de fysica. Bij ontwerpen met taal gaat het om een ongrijpbare werkelijkheid toch begrijpelijk te maken. Het zijn constructies van de geest met immateriële bouwblokken, combinaties van letters op basis van formele regels, die grammatica en syntaxis heten. En natuurlijk, mijn opleiding tot ingenieur-architect en mijn fascinatie voor de wiskunde zal niet vreemd zijn aan de wijze waarop ik poëzie schrijf. Als ik mijn ontwerp-methodiek vergelijk met mijn schrijf-methodiek zie ik ook daar gelijkenissen: de essentie tot structureren vanuit in eerste instantie losse ideeën en

zo te komen tot coherente op zich staande bouwsels.’ In het poëtisch oeuvre van Richard Foqué staat de ‘condition humaine’ centraal; de permanente vraag naar het waarom en de zin(loosheid?) van ons zijn in de tijd, hier en op deze plaats. Ongevraagd verwekt worden, geboren worden om tijdelijk te zijn en dan te sterven. Foqué: ‘Mijn filosofische benadering is geworteld in het existentialisme. Per slot van rekening ben ik een kind van de zestiger jaren en opgegroeid met Sartre, Camus, Becket, Ionesco etc., de Franse Nouvelle Vague met het grote boegbeeld Jean-Luc Goddard.’ ‘Mijn drie bundels (De grote rokade – Hier staan wij – Vermoeden van licht) vormen eigenlijk een eenheid. Daarbij beschouw ik ‘Vermoeden van licht’ als het sluitstuk van een trilogie rond de menselijke existentie. Ik poog thema’s als lot en bestemming, zin en zinloosheid van het leven, ondergaan en zelfbeschikking poëtisch te onderzoeken en er betekenis aan te geven. Ik wil de lezer con-

[ 19 ]


vat 83 

DICHTBUNDEL

Zijn gedichten werden vertaald in het Engels, Frans, Duits, Pools en Indonesisch. Voor Richard Foqué is poëzie, en ik citeer hemzelf: ‘de minimal art van de literatuur. Het is de kunst van het schrappen eerder dan de kunst van het schrijven. Het woord dat er niet staat is even belangrijk als dat wat er wel staat. Het is de kunst van het weglaten, van de suggestie en van de ongrijpbare paradox. Poëzie schrijven is vechten met de taal, zich vrijmaken van haar regels, is elk woord wegen op de weegschaal van het zeggen. Dichters zijn daarom de wapensmeden van de taal. Zij verkennen de grens tussen macht en onmacht van het woord voor het geschreven wordt. Zij zijn de magiërs die een irrationele wereld trachten te bezweren.’ Ik kijk alvast uit naar de voorstelling van zijn nieuw groot episch gedicht ‘Wat is er van de nacht?’ op 19 september 2020 (20.00u) in de pas gerestaureerde historische barokke Kapel O.L.V. Ter Troost in de Vlamingenstraat in Leuven, eigendom van de Universiteit Leuven, die fungeert als een klein cultureel centrum voor voordrachten, concerten en tentoonstellingen. Gelijklopend wordt een cyclus van 16 monografieën tentoongesteld die kunstenares Els Vos creëerde op basis van deze tekst. Deze worden opgenomen in het boek als illuminatie bij de tekst. Het bestaat: een schone mens, een briljant architect, een gedreven docent en een groot dichter in één persoon.

Weten wa Op een vreemde manier maken de gedichten van Philippe Cailliaus nieuwe bundel deel uit van iets vloeibaars. ‘Omtrek van water’ noemt Cailliau zijn poëzieselectie. Het uitgebreide eerste deel, ‘Gulzig water’, is zonder meer het interessantst.

Foto: Bert Bevers

fronteren met de paradox van vrijheid en determinatie binnen tijd en ruimte.’ Richard Foqué debuteert als dichter in 1967 bij ‘De bladen van de Poëzie’ met de bundel ‘Alleen kringen’. Dan volgen nog een zevental dichtbundels, ‘De Dieren Komen’ (1969, De Bladen voor de Poëzie, Lier), ‘Drie Millivolt van Oneindig’ (1972, Yang, Gent), ‘Te laat het Landschap’ (2011, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom), ‘Equinox’ (2011, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom), ‘The Oregon Songs’ (2011, The International Arts Magazine The Green Door, Vol. 6), ‘De grote rokade’ (2012, Uitgeverij P, Leuven), ‘Hier staan wij’ (2015, Uitgeverij P, Leuven), ‘Ici Nous sommes’ (2017, Ed. L’Harmattan, Paris), ‘Vermoeden van licht’ (2017, Uitgeverij P, Leuven). Er verscheen van zijn hand een bibliofiele tweetalige (Nederlands/Engels) kunstuitgave van 7 gedichten en 7 aquatinten van André Goezu. Eind 2018 verscheen in de prestigieuze Parnassus reeks van Uitgeverij P een uitvoerige bloemlezing van zijn verzameld werk onder de titel ‘Alleen maar later’, inclusief een uitvoerige bespreking van zijn werk door Prof. Antoon Van den Braembussche. Eind 2019 verscheen dan weer “Waves”, een bibliografische uitgave samen met fotograaf Christian Clauwers van 24 foto’s en 12 gedichten in het Engels. Daarnaast werden zijn gedichten gepubliceerd in diverse bloemlezingen en literaire tijdschriften waaronder Heibel, Yang, Grafiek+Gedichten, Revolver, Dighter, Balustrada, Kalmenzone, Pro Libris en Gierik-Nieuw Vlaams Tijdschrift.

Poëzie schrijven is vechten met de taal. […] Dichters zijn daarom de wapensmeden van de taal

Erick Kila

[ 20 ]

Omtrek van water Philippe Cailliau Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2020


water vrijzinnig antwerps tijdschrift

at het

weet

Een besef van begin en einde zit in water

C

ailliau (Elisabethstad, 1954) woont en werkt alweer jaren in Oostende. Een charmante stad, waar je de zee moeilijk ontlopen kunt. Ach ja, de zee. De herinnering drinkt eruit en ook de oneindigheid en de ongrijpbaarheid. Gefundenes Fressen voor een dichter die samenhang zoekt als hij zijn innerlijkste taaluitingen verzamelt. In het titelgedicht wordt de aantrekkelijkheid van het grenzeloze en het ongrijpbare van water duidelijk.

Waarom heeft water ieder uur een andere kleur, een nieuwe geur, waarom verschuift in elk gezicht een nieuwe rimpelkaart? Hij wordt een oude vis. De wijze zoekt, de wijze volgt de omtrek om uiteen te vallen. Een besef van begin en einde zit in water. De substantie die leven is, is veranderlijk als het oppervlak van de zee. Uiteindelijk gaat het vaste teloor en verdwijnt het in een groot ongrijpbaar geheel. Die oer waarheden spelen als vanzelf op bij de ouder wordende dichter. Een taaldier als Cailliau weet er raad mee. Nou is het wel zo dat een dichter grenzen opzoekt en overschrijdt. Om in de ziel van ‘water’ door te dringen, moet je vooral de betekenis van woorden zo pijnigen dat ze een nieuwe semantische vloeibaarheid krijgen.

Het gaat erom het water veilig in de kommen van de handen vast te houden. Het gaat erom te weten wat het water weet. Wat weet het water? Ergens in de bundel heet het dat ‘water niet onverwacht komt aangerold in overdrachtelijke woorden’. En zo komen we bij het bijna aangeboren besef dat water ons weet, omdat het het hele leven omspoelt en doordrenkt. Het is de metafoor voor het wezenlijke, voor het mysterie van het bestaan. Dichters die zoeken en experimenteren kunnen dan ook het best maar in de oersoep van de taal roeren.

Waterwees Van kop tot teen is hij het vocht van de natuur. Eden, cynisme en spiraal. Begin en slot de winstkansen van het verhaal. Een wees, een wees die niemand ziet, alleen is zijn alleen: een waterwees, een onderzeese stiltestorm. Helemaal begrijpen doe je die regels niet, maar – en dat is belangrijker – ze appeleren aan het sluimerende besef van de ongrijpbare kracht van water. Deze Oostendse dichter maakt al decennia poëtische ontwikkelingen door. Van uitgesproken experimenteel ging het naar een wat meer traditionele wijze van zeggen. In `Gulzig water´ komen we toch de meest onbesuisde (en meest interessante) Cailliau tegen. Hier zoekt hij als het ware naar de taal van water en dat levert pregnante regels op.

De golfslag van Oostende Ze gromt, vertaalt voortdurend echo’s. Niet onverwacht komt water aangerold in overdrachtelijke woorden. Het is alsof de tijd verstijft. Alsof. Want strandstof stuift de duinen op en zeeft het licht. Millennia blijven vissen zweven, zouten druppels leven en aangestampt glijden de golven voor ze breken. ´Omtrek van water´ is geslaagd in het gedeelte waarin de dichter de omtrek van het grenzeloze volgt. De paradox blijft toch het meest waardevolle instrument van de poëzie.

[ 21 ]


vat 83 

kwetsb Graven in het

POËZIE

In het theater wordt ‘schmieren’ niet echt gewaardeerd. Voor de poëzie geldt hetzelfde. Koen Stassijns vergaloppeert zich enigszins met zijn lijvige nieuwste selectie gedichten.

Z

o’n honderdvijftig pagina’s telt Hemelingen, de nieuwe bundel van Stassijns (Ninove, 1953). De bundeling werd, volgens de flaptekst, lang verwacht. De vorige, Zwijghout, dateert van 2000. Stassijns’ poëtische productie van de laatste twee decennia haakt aan bij de weinig opwekkende thema’s ‘dood’ en ‘verlies’. Door middel van de herinnering probeert de dichter zijn pijn als het ware te vangen in taal. Het is een poging om wat diep verborgen zit te objectiveren. Bij het graven in kwetsbare en heftige emoties passen matigheid en soberheid. De lezer moet ruimte krijgen. In Hemelingen pakt het niet goed uit. Stassijns’ palet aan beeldspraak wordt, in combinatie met zijn register aan zintuigelijke gewaarwordingen, al te overvloedig duidelijk. Er is heel veel van hetzelfde. Daar kleeft iets zelfgenoegzaams aan. Wel jammer, want Stassijns kan sterke en ontroerende gedichten schrijven. Onmatigheid vinden we in de kwantiteit, de weergave van seksuele genietingen, het grijpen naar beeldspraak en het behandelen van persoonlijke trauma’s. ‘Kan het niet een onsje minder’, denk ik dan en ‘Ja, we weten nu wel dat je kunt allitereren en metaforeren’. Het omvangrijke geheel aan zwarte herinneringen, erotische ontspanningsoefeningen en ‘mental cases’ is te particulier. Het dringt zich te zeer op. ‘Klaarkomen in b&b surplace’ heet een van de gedichten. Het klaarkomen zal zeker belangrijk zijn voor de vitale senior, maar ik hoef het niet te weten. De ‘hemelingen’ uit de titel zijn de doden die in het geestelijk domein van Stassijns een rol spelen. In positieve of negatieve zin zijn ze aanwezig. Sommigen worden door de dichter ongenadig aan het kruis genageld, anderen worden enigszins mild en met weemoed beschouwd. Achter veel van de hemelingen gaat voelbaar een sfeer van tragiek schuil. In gedichten over de ouders komt deze sfeer ingehouden en overtuigend tot uitdrukking. Erick Kila

[ 22 ]

Genesis 1 Ik ben verwekt op de koudste dag van het jaar, en geboren toen de prille najaarszon de laatste zoetheid stuwde in de druiven. De eerste blaren bruinden en vielen almaar hulpelozer neer. Mijn moeder droeg me gelaten en rigoureus. Ze had geen keus. En ik werd de derde van zeven. Geen enkele herinnering aan haar draag ik als een liefdevolle ring rond mijn leven. Mijn vader vervaagde uit het beeld van elke dag. Hij loste op, voerde een heroïsch gevecht, roerde medicijnen in elkaar en trachtte te genezen terwijl hij ons daarbij vergat. Wij werden wezen. Het woord ‘zelfmoord’ werd een refrein. Moeder zong het ieder seizoen, en later aldoor vaker. Ze sloot zich op en slikte dan de dodelijkste pillen. Ik hoor haar janken nog, een lamgeslagen hond. Mijn ouders werden wilde dieren voor elkaar. Alles wat waar was geweest en klaar, was verkeerd in een strijd op leven en dood. Ik zag het aan, en besefte dat ik de liefde nooit heb geleerd.

Waar Koen Stassijns alleen sober verslag doet, overtuigt hij moeiteloos. Zijn ‘hemelingen’ hebben niet meer dan dat nodig om te schrijnen en te intrigeren.


vrijzinnig antwerps tijdschrift

bare

POËZIE

Dirk Kroon

Cellosuites De dag begint met Bach, vluchtig van het internet geplukt met magistrale musici. In de nachtelijke stilte vallen klanken samen met het vroegste licht harmonie of uitgesproken wonder. Dan beginnen snaren zacht te klagen, ze roepen allen aan die hier waren in gebroken akkoorden, tonen van ooit. Nieuwe stemmen worden hoorbaar en vormen samen een subliem getemperd loflied op de schepping. Elke cellostreek zegt dingen voor het laatst en aan het slot is alles teruggekeerd tot een begin. Vogels die het horen vallen voluit bij en vormen virtuoos een tegenstem. De sterveling die luistert wordt geboren.

Hemelingen Koen Stassijns uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2019

Uit: Onder de vogels, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2019

Dirk Kroon

Bij het graven in emoties passen matigheid en soberheid

(Schiedam, 1946) debuteerde in 1968 met de bundel Materiaal voor morgen. Hij woont in Rotterdam en publiceert behalve poëzie ook literaire essays en kritieken.

[ 23 ]


[ 24 ]

vat 83 

Vrijwilliger zelfs als het (opnieuw) stormt

oxfam wereldwinkels

SOFIE BEUNEN

WEEK VAN DE VRIJWILLIGER (29/02 – 08/03)

‘Als we vrouwen zouden betalen voor de zorg die ze gratis verstrekken, zouden ze een industrie vormen die drie keer groter is dan de wereldwijde technologiesector’. Zo luidde een niet mis te verstane boodschap enkele weken geleden op het Wereld Economisch Forum. Als je deze rekensom doortrekt naar vrijwilligerswerk binnen organisaties, dan stellen we vast dat er in België voor 221,2 miljoen uren vrijwillig gewerkt wordt, door 1,16 miljoen Belgen. Goed voor het equivalent van nagenoeg 130.000 voltijdse betrekkingen.

V

rijwilligers zijn mensen die hun tijd, energie en vaardigheden belangeloos inzetten. Of beter: dit in het belang van hun medemens inzetten. En die inzet kan onze samenleving meer dan ooit gebruiken.

Vlaams minimalisme Eind 2019 toonde de kersverse Vlaams minister-president zijn “daadkracht” door besparingen in de socio-culturele sector aan te kondigen. Dit nieuws raasde als een eerste storm door het Vlaamse land. Een besparing van 6% in een sector die telkens opnieuw een paar procenten moet inleveren en waar het water al aan de lippen staat. Een duidelijk signaal om steeds minder op financiële — of is het politieke — steun te rekenen. De Vlaamse regering raakt hiermee (opnieuw) aan de humus van de maatschappij. Deze besparingen zouden de maatschappij wel eens meer kunnen kosten dan dat ze de Vlaamse schatkist opbrengt. Tijdens initiatieven als de Warmste Week laten politici zich dan weer van hun beste kant zien, staan ze te poseren met cheques.

Maar als het op structurele steun aankomt, laten ze initiatieven die de samenleving warmer kunnen maken, in de kou staan. Door financieel het mes op de keel te zetten van de socio-culturele sector en het verenigingsleven, ziet de burger zichzelf genoodzaakt om het heft in eigen handen te nemen.

De kracht van de Vrijwilligers Ondanks de besparingsoperaties, ontstaat een hart(boven hard) verwarmend antwoord van vrijwilligers: solidariteit op verschillende vlakken, over grenzen van organisaties, sectoren en werkvelden heen, in een samenleving die steeds individualistischer en ongelijker wordt. De kaasschaaf krijgt de vrijwillige (burger)initiatieven alvast niet gedecimeerd! Vrijwilligers bieden een antwoord op huidige maatschappelijke uitdagingen. Zopas nog verscheen in de krant het resultaat van een onderzoek “Hoe vrijwilligers vluchtelingen aan werk kunnen helpen”. Van de 2500 jonge vluchtelingen die bij de vrijwilligersorganisatie “duo for a job” terechtkomen, vindt drie op

vier samen met een vrijwillige mentor, binnen het jaar een job, stage of opleiding. Een cijfer waar de klassieke recepten voor arbeidsbemiddeling enkel van kunnen dromen. Vrijwilligers brengen mensen samen, voeden die solidariteit, terwijl de politiek de andere richting uitgaat. Hun engagement wordt steeds meer waard. Een Nederlandse studie probeerde die waarde te becijferen. Als we de cijfers extrapoleren, zou de marktwaarde van alle arbeid van onze vrijwilligers in België een 3,69 miljard euro bedragen. En dan hebben we het nog niet over de bijkomende positieve effecten van economische en maatschappelijke waarde, onder meer, wanneer vluchtelingen mede door toedoen van vrijwilligers, sneller een job vinden.

Op naar een maatschappelijke lente! Vrijwilligers vind je overal: ze ondersteunen vluchtelingen in de zoektocht naar werk, helpen kinderen met huiswerk, leren de nieuwe buren Nederlands, begeleiden tienduizenden jongeren in de jeugdbeweging, geven les over eerlijke handel en rechtvaar-


vrijzinnig antwerps tijdschrift

zijn digheid of strijden mee voor een beter klimaat. Vrijwilligers vechten voor een betere wereld en geloven dat het anders kan. Maar, wie vecht er voor onze vrijwilligers? Waarom besparen op het verenigingsleven, dat wat Vlaanderen zo bijzonder maakt? De hedendaagse protesten en burgerinitiatieven, en ook de inspirerende oproepen tot meer solidariteit – denk aan Dirk van Duppen en co – klinken steeds luider. De link met mei ’68 is niet ver te zoeken, zeker voor de vrijwilligers van Oxfam-Wereldwinkels, die rond diezelfde tijd voor het eerst postvatten in de wereldwinkels. In de prille jaren zeventig brachten ze pakjes koffie van socialistische makelij en flessen wijn uit Algerije aan de man, terwijl ze betoogden tegen Amerikaanse kernrakketten en voor Vrede-inVietnam. Oxfam-Wereldwinkels zette zichzelf op de maatschappelijke kaart met deze strijd tegen de raketten. Enkele jaren later dan, gaven ze acties voor Nelson Mandela een megafoon. Anno 2020 vervullen de vrijwilligers nog steeds hun megafoonfunctie en is het attribuut in kwestie ook onlosmakelijk verbonden met Oxfam.

Als we de cijfers extrapoleren, zou de marktwaarde van alle arbeid van onze vrijwilligers in België 3,69 miljard euro bedragen. Want ook vandaag staan we voor heel wat uitdagingen die om (sociale en politieke) actie vragen. In die strijd staan we niet alleen: 11.11.11, Femma, Climaxi, Voedselteam, FMDO, Ferm, Formaat en in totaal 185 organisaties ondertekenden een open brief om de besparingen aan te kaarten. Ook zij antwoorden met solidariteit, ook zij steunen op de kracht van hun vrijwilligers. Een dankwoord is hier dus op zijn plaats: merci aaAvn alle vrijwilligers, om dit engagement op te nemen, om het goede voorbeeld te geven, zelfs in tijden dat de kaasschaaf aangewend wordt. Jullie inzet is broodnodig, een enorm krachtig signaal en een warme manier om beter voor elkaar te zorgen. Een hart onder de riem voor jullie hart op de juiste plaats!

Sofie Beunen is diensthoofd beweging bij Oxfam Wereldwinkels Oxfam-Wereldwinkels is een democratische vrijwilligersbeweging die door haar strijd voor een rechtvaardige wereldhandel opkomt voor ieders recht op een menswaardig leven. www.oxfamwereldwinkels.be

Dit artikel verscheen eveneens in MO* magazine. MO*, voluit Mondiaal Nieuws, is een Belgisch, Nederlandstalig, tijdschrift dat vooral internationaal nieuws brengt, met een focus op ontwikkelingssamenwerking en anders-globalisme. Meer informatie over MO*: www.mo.be

[ 25 ]


[ 26 ]

vat 83 

Schoonh Wat overblijft Uitgeverij Polis - 2020 264 blz. | ISBN 978-94-6310-528-6

Wat overblijft INGRID VANDER VEKEN

Wat betekent het, een huis leeg te maken waarin je je halve leven hebt gewoond? Wat laat je achter en wat neem je mee? Wat waardeloos is, wordt kostbaar, en omgekeerd. En het meest kostbaar zijn herinneringen. Maar hoe ruim je niet alleen een huis maar ook jezelf op? Wat als het afscheid van je huis samenvalt met dat van dierbaren? Over dat onverwacht dubbele afscheid is dit een hoogstpersoonlijk en aangrijpend boek. Wat overblijft bewaart het verleden als schatkamer voor de toekomst. Het is een koesterend verweer tegen verwoestende eindigheid. Een ode aan het belang van zelfs het allerkleinste. Zo wordt het nieuwste boek van Ingrid Vander Veken – “Wat overblijft” – omschreven door de uitgeverij Polis. Een eerder ‘droge’ omschrijving, die haar weerga niet vindt bij de cascade van terechte lofbetuigingen die Ingrid Vander Veken te beurt vielen tijdens de ‘officiële’ boekvoorstelling in het Zuiderpershuis, op 11 maart l.l. (jaja, op de valreep…). Nadat uitgever Harold Polis in een zeer gesmaakte verwelkoming en introductie “Wat overblijft” omschreef als “haar beste boek ooit” en auteur Anneleen Van Offel haar eerste indrukken gaf over het boek, gekoppeld aan eigen ervaringen: “Het heeft me begeesterd, vastgegrepen”. Vervolgens bracht Kurt Van Eeghem “la pièce de résistance” met een rede - waarvan we met veel genoegen de volledige tekst hierna brengen – gevolgd door een interview met de auteur.

‘Wat overblijf…’ is een boek over afscheid nemen. De aanleiding is dat auteur Ingrid Vander Veken afscheid moest nemen van haar huis. Dat was niet zomaar een huis, het was een huis waarin ze tientallen jaren bescherming en warmte had gevonden, kortom een huis dat uit zijn voegen barst van de herinneringen. Dat werd de trigger die het boek ‘Wat overblijft…’ draagt en stuwt. Dan zou ik hierbij kunnen laten en zeggen: so what? Iedereen verhuist wel eens.


zichtbaar geworden liefde

Kurt Van Eeghem

heid is

BOEKBESPREKING

vrijzinnig antwerps tijdschrift

J

e kunt uiteraard bijzonder gehecht raken aan een huis, ik ken dat gevoel maar al te goed. Na 36 jaar ‘Mechelsesteenweg’ moest mijn man mij letterlijk naar ons nieuwe adres in Hoboken slepen. Naar Hoboken, in ‘s hemelsnaam, wat had ik daar te zoeken? Maar calamiteiten, zoals wakker worden op een winterochtend met sneeuw naast het bed, dwongen ons actie te ondernemen. Vraag me niet hoe dat witte goedje vanonder de dakgoot naar binnen was gewaaid – het lag er. Ingrids partner was al even categorisch “je zult me hier enkel met de voeten vooruit naar buiten krijgen” laat hij noteren. Ja, ik begrijp dat goed, zeker in dit geval want het bewuste ‘HUIS’ verdiende al die liefde. Het was een warm en goed huis, een huis dat door de jaren heen een onnoemelijk vertrouwen in zijn bewoners had getoond en daarvoor door de bewoners ruimschoots werd beloond met goede zorgen, af en toe een streepje verf en een veegje vernis. Waarom dan weggaan? Ach, ik verklap niets over het boek als ik u vertel dat die typische Antwerpse burgerhuizen met hun opeenvolgende trappen van tussenverdieping naar echte verdieping, naar tussenverdieping, naar echte verdieping, een onoverkomelijk obstakel vormen voor wie ‘op zekere dag’ letterlijk ‘door de knieën gaat’ en zich moet behelpen met krukken. Het overkwam Ingrid en dat was de reden om actie te ondernemen. Tegen die wetten van ‘het

[ 27 ]

Tegen die wetten van ‘het voortschrijdend inzicht’ was zelfs haar partner niet bestand voortschrijdend inzicht’ was zelfs haar partner niet bestand. Ingrid maakte van haar hart een steen en nam het logische maar niettemin koene besluit: ‘op naar een ander huis, naar een andere thuis, en deze keer eentje zonder trappen’. Een doorsnee schrijver houdt aan dit soort voorval een column over, misschien een bundel gedichten of, wie weet, zelfs een novelle. Bij Ingrid werd het een roman. Is dat niet te veel eer voor het fait-divers dat elke door de knieën zakkende ‘oudere jongere’ in Antwerpse burgerhuizen ooit meemaakt? Ik sta vooraan in de rij om het te beamen. Komaan zeg, iedereen verhuist op een gegeven ogenblik, doe gewoon. Maar Ingrid weet met ongelooflijke brille mijn argwaan te omzeilen. Als u niet weet hoeveel synoniemen er bestaan voor het woord subtiliteit, dan zult u ze in de komende zinnen allemaal leren kennen. We zijn vertrokken. Met het grootste raffinement beschrijft Ingrid de geschiedenis van dat heerlijke huis waarin ze al die jaren heeft gewerkt, geschreven en geleefd. Hoe ze er terechtkwam en in welke omstandigheden de aankoop gebeurde is op zich al een spannend verhaal. Wat ze aanvankelijk van het huis vond? Niets bijzonders. Wat het uiteindelijk is geworden? Zoals ik al zei, een warme plek waar tientallen verhalen over vriendschap wer-


[ 28 ]

vat 83 

den geschreven. En die vriendschappen, daar is het boek op gebouwd. Het huis heeft ook een tuintje, groot genoeg voor Ingrids fijne, groene handen. En in de tuin staat een boom, een Ginkgo Biloba. Onderschat nooit het belang van een boom en al zeker niet van Ginkgo Biloba. Van deze Japanse notenboom wordt verteld dat hij het geheugen kan verbeteren. Elk hoofdstukje in het boek krijgt dan ook een blaadje van de Ginkgo Biloba mee want het Ingrids geheugen draait overuren. Telkens als Ingrid een onderdeel van het huis beschrijft legt ze de juiste accenten, nuanceert ze de hardheid en zachtheid waarin het betrekken van het huis, het wonen in het huis en het verlaten van het huis baadt. In elke zin telt elk woord met als vanzelfsprekend resultaat dat er werkelijk geen enkel woord te veel staat in dit boek. Geen enkel. Sommige trouvailles zijn wonderlijk. Zo gebruikt ze, om het gevaar van enige meligheid te ontwijken, een ingenieuze stijlfiguur, ze laat een lied over het huis vertolken door goede vrienden en noteert, als bijhorende introductie, het volgende en ik citeer: ‘natuurlijk ga ik bij zoveel meligheid niet zitten janken. Maar omdat je maar nooit weet, houd ik toch alvast een zakdoek bij de hand’. Als je op die manier je kwetsbaarheid kunt verhullen, kom je in de buurt van wat ik ‘geslepen eerlijkheid’ durf te noemen, voor zulke vondsten doe ik graag mijn hoed af. Maar vooraleer u toch gaat zitten schuiven op uw stoel en nogmaals murmelt ‘het gaat toch enkel over een verhuizing’, graag ten overvloede: ik vind dat verhuizen, van een werkelijk prachtig huis naar een ondertussen al even warm en al even hartelijk appartement, op zich al een boek verdiend wanneer iemand als Ingrid zo fijnzinnig de uiterste kanten van het verhaal in een filigrein kan laten passen. En nu mag u alle argwaan laten varen

En die vriendschappen, daar is het boek op gebouwd want, lieve vrienden, dit boek biedt nog zoveel meer. ‘Wat overblijft…’ is de mooiste ode aan vriendschap die er de voorbije tien jaar in het Nederlands is verschenen. Het boek heet niet zomaar ‘Wat overblijft…’. De titel verwijst eveneens, en eigenlijk nog veel meer, naar een ander en veel treuriger afscheid, het afscheid van twee vrienden, twee hartsvrienden die tijdens de hectische periode van de verhuizing zijn overleden. Dit parallelle verhaal brengt Ingrid, als grootmeester van de subtiliteit, met uitgelezen proza naar de lezer. Al is het overgrote deel van de aandacht bestemd voor één van de vrienden, degene die ze ‘Vriend’ noemt in het boek, tussen de weifelende regels door lees je dat het verlies van haar andere vriend net zo hard inbeukt op haar gemoed en net zoveel treurnis en eeuwige liefde genereert. Met een nauwgezetheid die bij elke pagina treft, beschrijft ze details, nuances, kleinigheden die de liefde uitschreeuwen. Geen hard lawaai, geen gegil, maar een ingehouden snik of een parelende beschouwing over wat er haar overkomt en in haar woorden eeuwigheidswaarde krijgt. Ingrid wil dat we het gebeuren samen koesteren en deelt haar liefde in het boek. Zo houdt ze in ‘Wat overblijft…’ alle kantjes en hoekjes van ‘vriends’ leven gevangen en bij optelling van die ervaringen krijg je een perfecte illustratie van wat ‘vriendschap’ kan betekenen en die gaat bij Ingrid ruim over de rand van het voor de hand liggende. Ik citeer nogmaals ‘Hoe minder er van de levens overblijft, hoe meer de voorwerpen aan betekenis winnen, alsof alles wat is geweest zich daarin samenbalt’. Met dergelijke

zinnen weet Ingrid uitermate precies samen kenbaar te maken waar de roman over gaat, over ‘Wat overblijft…’. Een betere titel kan dit boek niet hebben, en met die titel in het achterhoofd heb ik mondjesmaat het boek gedegusteerd. ‘Tempus fugit’, er komen liefdes en vriendschappen voorbij gewandeld maar ondertussen speelt de tijd haar aloude spel van vergankelijkheid. Ik heb het boek gelezen zonder een traan te laten maar legde na enige tijd, voor alle zekerheid, een zakdoek klaar. Ik moet toegeven, het is de subtiliteit van Ingrid die mij ervoor behoedde om te gaan janken. Want ‘Wat overblijft…’ vertelt ieders verhaal, het mijne, het uwe. Daarin zit de grote waarde van het boek, daarom koester ik de tekst en weet ik nu al dat ik het later zal herlezen. ‘Wat overblijft…’ toont vele facetten van het leven, van geboorte tot de dood en kijk, is dat niet precies wat ‘een Roman’ hoort te doen? Het leven in al zijn uithoeken proberen te vatten?

Ik heb het boek gelezen zonder een traan te laten maar legde na enige tijd, voor alle zekerheid, een zakdoek klaar Ik buig voor Ingrid Vander Veken, voor haar inzichten, haar vista en haar wonderlijk taalgebruik. Met deze sierlijke wapens beschreef ze een moeilijke periode uit haar bestaan. Ik wou bijna zeggen ‘heeft ze die periode van zich afgeschreven’ maar ik vrees net dat dit verhaal nog jaren aan haar zal blijven plakken. Plato zei: ‘Schoonheid is zichtbaar geworden liefde’. Deze roman leggen we op het graf van Plato.


vrijzinnig antwerps tijdschrift

19 JUNI 2020 – 19:30U

De Internationale Dag van het Vrijzinnig Humanisme

S

Geen profeet kon er bezwaar tegen hebben dat de mens alvast op aarde gelukkig wordt … ‘

inds 2016 wordt die viering te Antwerpen ook gekoppeld aan de tweejaarlijkse Dwaallicht Prijs van het Vrije Denken, uitgereikt door het Vrijzinnig Platform Hoger Onderwijs Antwerpen. Deze prijs, met een knipoogje genoemd naar de gelijknamige (uit ‘Het Dwaallicht’ roman van de Antwerpse schrijvan Willem Elsschot) ver Willem Elsschot - alumnus van het Antwerps Hoger Onderwijs (Hooger Handelsgesticht, voorloper van de Rijkshandelshogeschool en de Faculteit TEW van RUCA, nu Uantwerpen) - werd in het leven geroepen in 2010 en kreeg intussen reeds een vijftal prominente laureaten, nl. Wim Distelmans, André Van Steirteghem, Rudi Verheyen (postuum), Christine Van Broeckhoven en Christophe Busch. De Dwaallicht Prijs wordt toegekend aan een persoon, een groep personen of een vereniging die zich in het kader van het hoger onderwijs bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de uitstraling van het vrijzinnig gedachtegoed in het algemeen en het vrije denken in het bijzonder. De Dwaallicht Prijs is een symbolische prijs onder de vorm van een bronzen beeld van de hand van Winke Besard (1979), afgestudeerde van de Koninklijke Academie van Schone Kunsten (School of Arts) van de AP Hogeschool Antwerpen. De naam van de laureaat 2020 wordt in de loop van de maand mei bekendgemaakt!

Sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw wordt op 21 juni over de hele wereld de Internationale Dag van het Humanisme gevierd. De symboliek van het moment spreekt voor zich: 21 juni is de dag waarop het licht over de duisternis zegeviert, wat door humanisten vertaald wordt als de overwinning van de rede en de wetenschappelijk gefundeerde kennis op de dogma’s van het geloof en de irrationele veronderstellingen van bijgeloof en mythe. Om praktische redenen wordt Ondersteuning van de door Vrijzinnig Antwerpen Dwaallicht Prijs de Internationale Dag van Om de nodige weerklank te geven aan dit initiatief, wordt ook in 2020 een Steuncomité het Vrijzinnig Humanisme ‘Dwaallicht Prijs’ opgericht. De toetreding, gevierd op vrijdag 19 juni. gekoppeld aan een bescheiden financiële bijdrage, kan er eveneens toe bijdragen dat de Dwaallicht Prijs een begrip wordt in de vrijzinnige wereld en daarbuiten. De ontvangen steungelden zullen overgemaakt worden aan een sociaal project, in samenspraak met de laureaat.

19

Meer informatie over de Dwaallicht Prijs 2020 kan u – vanaf 15 mei – vinden op de JUNI 19:30 website https://dwaallichtprijs.com/ en op de agenda van Vrijzinnig Antwerpen.

[ 29 ]


vat 83 

Het scheidingsri

Maarten Peeraer, moreel consulent

[ 30 ]

Het huisvandeMens biedt mensen aan om bij elk belangrijk overgangsmoment in hun leven stil te staan. Impliciet horen daar ook scheidingen bij. Want het afsluiten van een relatie en een scheiding zijn belangrijke overgangsfasen die het leven van een individu drastisch veranderen. Dit impliciet aanbod hebben we nu expliciet gemaakt door ermee naar buiten te komen. We willen graag een positieve bijdrage bieden in het omgaan met een scheidingsproces.

W

e organiseren daarom een infomoment voor mensen die hier meer over willen weten. De geplande avond is wegens de corona maatregelen verzet naar een latere datum. Van zodra de beperkingen zijn opgeheven prikken we een avond. Waarschijnlijk zal het in september 2020 zijn. Die avond zal Pegie Meeusen vertellen over het scheidingsritueel dat zij samen met haar ex-man en haar zoon heeft uitgevoerd met de hulp van een vrijzinnig humanistisch consulent. Een scheidingsritueel roept vaak veel vragen op. ‘Wie doet dat nu?’, ‘Waarom moeten we een mislukking vieren?’ of ‘Moeten we dan in lange witte gewaden komen?’ Al deze vragen kregen we al te horen. Die lange witte gewaden moeten natuurlijk niet. Het is niet iets raars of exotisch. En een mislukking vieren is het ook niet. Een scheidingsritueel past eerder in het rijtje van de afscheidsplechtigheden. Net zoals bij een uitvaart herdenk je hier ook

Omarm het verleden en geef het een nieuwe richting, je komt op een beter plek uit de mooie dingen die je hebt beleefd in je relatie. En dit ondanks het verdriet en de kwaadheid die je op het moment van de scheiding voelde. Bij een scheidingsritueel gaat het om erkenning geven aan wat mooi was, om te vertellen dat het nu ok is en om de ander welgemeend het beste te wensen voor de toekomst. Bovendien blijf je als ouder ook verbonden door je kinderen. De ouderrol blijft, de omstandigheden veranderen wel. ‘Het was fijn voor mij om die ouderverbintenis te herbevestigen’ zegt Pegie. ‘Het is een mooi cadeau dat je geeft en dat je krijgt, niet alleen voor jezelf maar ook voor je ex-partner en voor je kinderen. In mijn geval hoorde ik ook mooie

woorden terug. Het was een emotionele rit die veel voor me betekende. Het was erg de moeite!’ De vorm van een scheidingsritueel is bij iedereen anders. Voor Pegie was het er één zonder toeters en bellen. Er was geen publiek bij, geen muziek of andere zaken. ‘Gewoon wij drie met Maarten, de consulent. Met ónze woorden en tranen en dikke knuffels. Het was een heel puur moment, heel erg zoals ik gehoopt had. Het werd een intens uurtje.’ Wat ik als vrijzinnig humanistisch consulent uit dit scheidingsritueel geleerd heb, is dat het beeld dat de ex-partners van elkaar hebben vaak niet meer verandert na de scheiding. Er is nog wel beleefd contact maar er worden niet meer ‘echt’ ervaringen en gevoelens uitgewisseld. Dat is jammer want ook na een scheiding blijf je veranderen als mens. Je doorleeft immers een heel parcours na een scheiding en dat doet wat met je. Een mens verandert er al eens door.


vrijzinnig antwerps tijdschrift

itueel Bloem van een mens Ben jij de helpende hand die we zoeken?

Door het samen komen en het beleven van een scheidingsritueel merk je weer echt contact tussen de ex-partners. Ogen gaan open. De blik van waaruit je de dingen bekijkt, verandert plots. ‘Het leek alsof de schuldgevoelens en verdriet plaats maakten voor een nieuwe verbinding.’ zegt Pegie. En juist dat maakt het scheidingsritueel zo waardevol. Het doet deugd om te beseffen dat er ook veel schoonheid in je relatie zat. Je moet het niet wegsteken of negeren. Die mooie dingen waren echt en horen ook bij je leven. En ook al ben je na een scheiding soms blij dat alles achter de rug is, het voelt goed om je ervaringen niet weg te moeten gooien of te moeten vergeten. ‘Omarm het verleden en geef het een nieuwe richting, je komt op een beter plek uit.’, zo zegt Pegie. Wil je Pegie zelf horen vertellen over haar scheidingsritueel en wat het voor haar betekende? Wil je meer weten van de consulent hoe we dit aanpakken? Dan ben je van harte welkom. Om de juiste datum te weten mail je best naar antwerpen@ demens.nu met de vraag om op de hoogte gehouden worden van het info-moment scheidingsritueel. Van zodra we een datum en plaats geprikt hebben, verwittigen we je.

Naar aanleiding van “Wereldhumanismedag” op 21 juni 2020 organiseren de huizenvandeMens in de provincie Antwerpen op 19 juni 2020 voor de 7de keer op rij de actie “Bloem van een Mens”. Die dag bieden wij onze medemensen in de deelnemende woonzorgcentra een bloemenplantje aan. Het team van het huisvandeMens

Bij een scheidingsritueel gaat het om erkenning geven aan wat mooi was

D

ankzij de hulp van vele vrijwilligers kende dit initiatief steeds een groot succes bij zowel residenten, patiënten, hun bezoekers als het aanwezige personeel. Een bloemetje tovert namelijk een glimlach op het gelaat en doet even de soms moeilijke omstandigheden in het leven vergeten. Het zit vaak in een klein gebaar… Nieuw sinds 2017 is dat de actie kan gesponsord worden aan 1€/per bloemetje. Dit kan door het gewenste bedrag te storten op rekeningnummer BE40 0012 1498 9563 op naam van Huisgenoten met vermelding ‘sponsoring Bloem van een Mens’. Wens jij dit jaar (opnieuw) mee te werken? En misschien ken je nog andere mensen die interesse hebben om ons initiatief mee te ondersteunen in een woonzorgcentrum in de omgeving van Antwerpen? Uit ervaring weten we dat dit slechts enkele uurtjes in beslag neemt, in de vooren/of namiddag. Voor zowel de bewoners van het woonzorgcentrum als voor de uitdelers van de bloemetjes is dit een hartverwarmende ervaring. Het is belangrijk dat je inschrijft vóór 1 juni, dit door te mailen naar antwerpen@

deMens.nu. Op die manier kunnen wij waarborgen dat je kosteloos verzekerd bent tijdens de activiteit. Voor de verplaatsingen die gebeuren per wagen of met het openbaar vervoer wordt tevens een onkostenvergoeding voorzien. Meer informatie vind je op de website www.bloemvaneenmens.be. Hopelijk kunnen we je (opnieuw) ontmoeten als vrijwilliger op deze dag die voor humanisten zeker te vieren valt!

[ 31 ]


vat 83 

LEIF ANTWERPEN

Euthanasie bij dementie moet kunnen Jacinta De Roeck

[ 32 ]

E

We leven in een land waar het goed leven is en… goed sterven. Iedereen heeft bij het levenseinde recht op palliatieve zorg, al is dit ‘recht’ geen ‘plicht’. Sinds 2002 kunnen we ook voor euthanasie kiezen. Weliswaar binnen de zorgvuldigheidsvoorwaarden van de wet én als er een arts is die de euthanasie wil uitvoeren.

r is dus keuzevrijheid bij het levenseinde voor elke patiënt. Behalve voor de patiënt die de diagnose Alzheimer kreeg. Euthanasie kan niet meer eens je door dementie wilsonbekwaam bent geworden. Ook niet als je een euthanasieverklaring opstelde, want die is enkel geldig bij een onomkeerbare coma. Je moet het op tijd vragen of je bent te laat. Je moet als het ware ‘te vroeg’ sterven, zoals Hugo Claus. Geen prettige gedachte, want we weten dat één op vijf mensen dementie zal krijgen. We beseffen goed wat dat wil zeggen, we zien hoe familie en vrienden zichzelf verliezen en aftakelen. Hoe ouder, hoe meer kans op deze vernielende ziekte en we worden allemaal alsmaar ouder. Er is dan ook een verpletterende meerderheid bij de bevolking die vraagt om euthanasie bij dementie mogelijk te maken. De generatie die vanaf de puberteit op de barricades staat voor zelfbeschikking en vrijheid, ruilt huis al voor serviceflat. Zij zullen de regie over het eigen leven in handen

willen houden, ook nadat ze wilsonbekwaam worden. Tijd om de euthanasiewet uit te breiden. De wilsverklaring euthanasie zal daar een centrale rol bij spelen. Het moet een document zijn dat aan iedere wilsbekwame persoon toelaat kraakhelder aan te geven in welke fase van dementie hij euthanasie wil. De wilsverklaring is als het ware het scenario voor een zelfgekozen dood. Over dat scenario moet nagedacht worden, door de verzoeker samen met (huis) arts of levenseindebegeleider. Deze deskundigen kunnen helpen bij het aanvinken van de juiste keuzes, bij het verwoorden van de individuele wens, zeker als er al een diagnose is en de ziekte realiteit wordt. De arts moet mee zijn in het verhaal van zijn patiënt, want hij zal samen met de vertegenwoordiger de regie overnemen wanneer het zover is. De patiënt blijft centraal staan. Ook al is hij intussen wilsonbekwaam, zijn autonomie blijft overeind. Hij bepaalde welke aftakelingsfase voor hem onwaardig is. Hij besliste op

welk moment de euthanasie uitgevoerd moet worden. Zolang het kan, is duidelijk communiceren cruciaal en de beste garantie op een zelfgekozen, waardige, dood. Liefst maakt men deze keuze samen met de naasten, tenzij de patiënt het anders wil. Over het betrekken van de familie bij een euthanasie is er expertise. Leifartsen dringen erop aan, al zal de keuze van de patiënt uiteindelijk doorslaggevend zijn. Want als familierelaties nooit hecht waren, dan zullen ze het niet worden rond het stervensbed. De uitvoering van een euthanasie bij een demente patiënt moet zorgvuldig en sereen gebeuren, zoals elke euthanasie, zoals elke stervensbegeleiding. Bij een demente persoon kunnen onrust en automatische reflexen de uitvoering bemoeilijken. Dit mag niet geïnterpreteerd worden als een weigering, de patiënt verloor immers zijn wil. De spreekwoordelijke ijsjes etende patiënt die gelukkig in de zon zit, mag niet buiten de wet vallen. Een uitbreiding van de wet


vrijzinnig antwerps tijdschrift

antwerpen Levenseinde Informatieforum Antwerpen vzw

CMYK : vert : 40/0/70/15 rouge : 0/100/40/40 RVB : vert : 125/169/82 rouge : 135/0/50 Pantone : vert : pas de pantone rouge : 1955 C

Zolang het kan, is duidelijk communiceren cruciaal en de beste garantie op een zelfgekozen, waardige, dood enkel en alleen voor de lijdende of agressieve Alzheimerpatiënt zou niet fair zijn. Omdat het niet aan de arts, vertegenwoordiger of naasten is om het lijden van de patiënt in te schatten, tenzij de patiënt het zelf zo ‘regisseerde’ via zijn wilsverklaring. De patiënt stipuleert ‘nu’ in zijn wilsverklaring wat ‘dan’ onwaardig is, lijden. Tegenstanders zullen beweren dat we van artsen en zorgverleners het onmogelijke vragen. Dat klopt niet, niemand wordt gedwongen tot het meewerken aan een euthanasie. Ik ben ervan overtuigd dat een uitbreiding van de wet, gebaseerd op een eenduidige wilsverklaring, een oplossing kan bieden voor velen die de regie van het eigen leven in handen willen houden, ook als ze niet meer ‘in goeden doen’ zijn. Per slot van rekening is iedereen vrij om een wilsverklaring op te stellen. Geen wilsverklaring opstellen is ook een keuze. Er is niets mis om je levenseinde in de handen van naasten en zorgverleners te leggen. Het moet wel een overwogen keuze zijn. Blijven inzetten op toegankelijke kwaliteitsvolle zorg, ook bij het levenseinde, kan perfect samengaan met aandacht voor de autonomie en de zelfbeschikking van de patiënt. Maar - met respect voor alle zorgverleners die het goed menen - zelfs een warme samenleving en de allerbeste zorg kennen grenzen. Als het ‘op’ is voor de patiënt, moet ‘zorgen voor’ synoniem worden voor loslaten en laten gaan. Dood gaan we allemaal. Al is het niet de dood die ons het meest angst aanjaagt, wel de manier waarop.

Vrij denken in het hart van Mechelen Parlé Poincaré Elke zaterdag van 10u00 tot 14u00 is het ‘parlé poincaré’ in het VC. Iedereen is dan welkom om samen gezellig bij te praten of passioneel te discussiëren bij een warme koffie of een frisse pint.

Activiteiten In het vrijzinnig centrum kun je terecht voor een divers palet van activiteiten georganiseerd door de verschillende lokale vrijzinnige verenigingen. Boeiende voordrachten, ontroerende getuigenissen, verhitte debatten, spraakmakende documentaires, hartverwarmende fundraisingsacties, eigenzinnige tentoonstellingen…

Informatie Wil je meer te weten komen over het vrijzinnig humanisme en aanverwante thema’s? Maak een afspraak en we helpen je graag verder.

‘Start to believe’ Het vrijzinnig centrum neemt deel aan het interlevensbeschouwelijke project ‘START TO BELIEVE’. Bedoeling is om de Mechelaar kennis te laten maken met de grote diversiteit aan levensbeschouwingen in Mechelen: katholieken, vrijzinnigen, moslims, boeddhisten, protestanten, Bahá’í, en ga zo maar door... Scholen, bedrijven en middenveldorganisaties zijn allen welkom in het vrijzinnig centrum voor een voorstelling op maat over de vrijzinnig humanistische levensbeschouwing.

Actief vrijwilligerswerk Het Vrijzinnig Centrum wordt gerund door een enthousiaste ploeg vrijwilligers. Zij zorgen onder meer voor de wekelijkse ‘Parlé Poincaré’, het goed bestuur en het samenwerken met de verenigingen. Wil je meer te weten komen over de vrijzinnigheid in Mechelen, hun verenigingen en hun activiteiten? Bezoek ons op www.vcdeschakel.be / facebook.com/VCDeSchakel

[ 33 ]


[ 34 [ 34 ] ]

vat vat8383 

COLOF O N KERN REDACT I E  Martine Konings | François Peeters REDACTIE, M EDEW ERKER S , T E K ST E N

Frank Van Akelijen | Jaak Gregoor Jeannine De Laet | Erick Kila Max Schneider | Nelly Verfaillie Lie Huyben | Sebastiaan Verheyen Maarten Peeraer | Kurt Van Eeghem Sofie Beunen | Jacinta De Roeck Thomas van Houwelingen EIN DREDACT I E

vat VRIJZINNIG ANTWERPS TIJDSCHRIFT

vatijdschrift wordt verspreid naar ca. 1.600 lezers en is een uitgave van vatvzw

François Peeters VOR MG EVIN G

VRIJZINNIG ANTWERPS TREFPUNT

lucifer.be REDAC T IE-A DRES VAT V Z W

De Burburestraat 11 | 2000 Antwerpen vrijzinnigantwerpstrefpunt@gmail.com www.vrijzinnigantwerpstrefpunt.com D E VER A N T WO ORDEL I J K H E I D

voor de gepubliceerde teksten berust uitsluitend bij de auteurs | Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd of overgenomen worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie. Bij toestemming is bronvermelding <het VAT, jaargang, nummer en maand> steeds noodzakelijk Het VAT verschijnt tweemaandelijks (5 nummers)

Je wil dit ledentijdschrift ontvangen? Neem dan contact op met één van de onderaan vermelde verenigingen of stort € 15 op rek.nr. BE 91 0017 8409 9576 van VAT-vrienden (met vermelding naam en adres)

VEREN IG I N G EN

HV Vrijzinnig Antwerpen vrijzinnigantwerpen14@gmail.com  Vrienden/Sympathisanten van het VAT vrijzinnigantwerpstrefpunt@gmail.com  n HV Herentals ralf.celen@demens.nu

Met de steun van

n HV Vrijdenkend Lier

hvv.vrijdenkendlier@telenet.be  n HV Schijnvallei Oostrand hvvschijnvalleioostrand@gmail.com n HV Mechelen info@hvvmechelen.be  n HV Vrijdenkend Mortsel vrijdenkendmortsel@gmail.com  n HV De Grijze Geuzen Antwerpen

info@grijzegeuzen.be  n Vermeylenfonds Antwerpen

avfantwerpen@gmail.com  n Willemsfonds, afdelingen

Antwerpen willemsfondsantw@hotmail.be Deurne frank.de.fever@telenet.be Edegem-Mortsel lisenguy@telenet.be

met dank aan:

Verantwoordelijk uitgever: Martine Konings, p/a De Burburestraat 11 - 2000 Antwerpen

83


vrijzinnig antwerps tijdschrift

Wij zijn er voor jou! Bij deMens.nu staat de mens centraal. Mensen hebben mensen nodig. En mensen willen verbonden zijn met elkaar. Daarom vind je overal in Vlaanderen en Brussel een huisvandeMens in je buurt. In een huisvandeMens kan je terecht voor: Informatie Bij ons vind je informatie over levensbeschouwelijke onderwerpen, over het vrijzinnig humanisme en zijn waarden, en over ethische en maatschappelijke thema’s zoals euthanasie, abortus, mensenrechten … Vrijzinnig humanistische plechtigheden Wil je graag stilstaan bij een belangrijke gebeurtenis in je leven? Wij helpen je bij de organisatie van een vrijzinnig humanistische plechtigheid bij een geboorte of adoptie, een huwelijk of relatieviering, een overlijden of afscheid … Gesprekken Bij ons kan je terecht voor gesprekken omtrent levensvragen en zelfbeschikking, levensbeschouwing en zingeving. Waardig levenseinde Wij bieden informatie over euthanasie, patiëntenrechten, palliatieve zorg … en helpen je met het opstellen van een wilsverklaring. Gemeenschapsvorming Een huisvandeMens werkt als vrijzinnig humanistische draaischijf en geeft ondersteuning aan onze lidverenigingen. In een huisvandeMens vind je informatie over initiatieven en activiteiten van de lokale vrijzinnig humanistische verenigingen en ontmoetingscentra. Vrijwilligerswerk Heb je zin om het vrijzinnig humanistische netwerk te versterken? Vrijwilligers zijn bij ons meer dan welkom. Wij zorgen voor begeleiding en geven je alle kansen. Zo kan je onder meer plechtigheden verzorgen of meewerken aan gemeenschapsvormende activiteiten. De huizenvandeMens zijn een initiatief van deMens.nu

Unie Vrijzinnige Verenigingen vzw

deMens.nu vertegenwoordigt Nederlandstalige vrijzinnig humanistische verenigingen in Vlaanderen en Brussel

deMens.nu Magazine Zoomt in op mensen en maatschappelijke tendensen vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief. Verschijnt viermaal per jaar. Gratis proefnummer of gratis abonnement? Mail naar info@deMens.nu Of schrijf naar deMens.nu-UVV vzw Brand Whitlocklaan 87 bus 9 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe Of telefoneer naar 02 735 81 92

[ 35 ]


“Schoonheid is zichtbaar geworden liefde” PLATO

out of a

box

Vr i j z i n n i g   A n t w e r p s  T r e f p u n t

tweemaandelijks tijdschrift van vzw Vrijzinnig Antwerps Trefpunt vzw VAT, De Burburestraar 11, 2000 Antwerpen www.vrijzinnigantwerpstrefpunt.com vrijzinnigantwerpstrefpunt@gmail.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.