vrijzinnig antwerps tijdschrift
Jacinta De Roeck
Uit het leven gegrepen… Heimwee naar tijden zonder corona. Toen we de tram nog konden nemen, allemaal tegelijkertijd en zonder mondmasker.
M
et de tram door Antwerpen is altijd een beetje reizen. Hij was zo goed als leeg, tram 3 die zondagavond. Halte Sporthal. Twee mannen stappen op, veertigers en van vreemde origine. Met een glimlach van oor tot oor en een ‘goeieavond’ gaan ze schuin tegenover mij zitten. Korter bij kan bijna niet in deze lege tram. Halte Van Eden. Een Antwerps koppel stapt op. Ook veertigers. Ze komen recht tegenover mij zitten. ‘Prettige avond!’ zegt hij in het Antwerps en steekt zijn hand uit. Waarom ook niet? Ik trek mijn handschoen uit en druk hem de hand, ‘Ook een préttige avond!’ Hij: ‘Z’ is lastig deze avond!’ in het Antwerps en wijzend naar zijn madam. Ik glimlach: ‘Zondag zijn de vrouwen altijd lastig!’ reageer ik. Ze kijkt op, de kwaadheid niet echt minder. Hij wijst naar de mannen aan de overkant: ‘Zij zijn toch ni lastig?’ ‘Dat zijn mannen, zeg ik, die zijn zondag goed gezind en alle weekdagen lastig!’ De mannen hebben kop in dit ongewone gesprek, de vrouw ook, er kan al een zuinige glimlach vanaf. ‘Kennekikke aa wel! zegt de man, ‘Ik heb een goed geheugen hoor.’ ‘Is dat zo?’ vraag ik. Groenplaats. De twee mannen stappen af: ‘Nog een prettige avond!’ We krijgen voorwaar alle drie een hand! Hij tegen zijn madam: ‘En? Nog een stappeke oep den Meir, schàt?’ Zij: ‘Waarom ook niet?’ Hij glundert: ‘Ziede, z’ is alweer goe gezind.’ Bij het afstappen knipoogt ze: ‘Die mannen toch!’ zucht ze. Ik: ‘Tja. Ze zijn niet altijd schoon en braaf. Maar ze kunnen al eens lief zijn!’ Zij: ‘Zeg dat wel. Goeieavond nog en… bedankt!’ Tram 3 en een portie simpele humor kunnen culturen al eens korter bij elkaar brengen. Ik stap af aan Opera, de druilerige regen in. Nagenietend van deze ‘speciale’ tramrit tot ik thuis ben.
Meer actueel… Na het pistoleekes halen op zondag sta ik voor de tramsporen. Tram 1 rijdt voorbij. In Antwerpen hebben trams altijd voorrang. Bijna leeg is hij, die lange tweerijtuigentram, corona veranderde het tramreizen. Op één madam na. Die zit zo ver mogelijk van de bestuurder stil te wezen. Mondkapke en blik op oneindig. Op de toekomst? Op een tram die weer vol zit? Overvol. Lawaaierig en zweterig. Op tijden dat we ons weer ergeren kunnen. Op onze medereiziger, onze medemens. Dat we weer gezellig kletsen kunnen. Met onze medereiziger, onze medemens. Plakhandjes geven en natte kussen rondstrooien. Als dat nu nog eens mocht zijn.
Wonen doe ik in Antwerpen, werken in hartje Brussel. Pendelen tussen de twee. Dan pakt het leven je zo nu en dan. Met mijn ogen en oren in het vandaag en nu. Mijn hoofd en lijf nog te vaak in het verleden en toen. In ZuidLimburg waar mijn familie en vrienden leven. Een oude boom verplant je niet. Ik ben zo een oude boom.
In haar verhalenbundel ‘Zonder ondergoed’ schrijft Jacinta De Roeck over de momenten in haar leven die indruk maakten. In 2007 studeerde ze een tijdje in Salamanca. Aangespoord door enkele vrienden schreef ze haar belevenissen neer in een blog. Nadat ze in 2009 verhuisde naar Antwerpen en in 2014 ging werken in Brussel nam ze die wekelijkse schrijfgewoonte weer op. Het waren de ‘struikelingen’ in haar leven die haar aangezet hebben om te schrijven. Het gepakt worden door het leven en wat er nog in haar levensrugzak zit aan nostalgie en heimwee, schrijft ze neer. Verhalen, cursiefjes met een kern van waarheid en evenveel overdrijven, in de twee richtingen. Want dan pas is een verhaal de moeite waard om geschreven te worden. Om gelezen te worden.
[ 33 ]