MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel, juli 2021

Page 1

Historisch Tijdschrift Overijssel

JAARGANG 12 • NUMMER 3 • JULI 2021

De Spaghettirellen 70 jaar Molukkers in Overijssel • Naar de plek van André Manuel • Keti Koti in Zwolle De ontdekking van het Twentse zout • De Overijssel collectie van Rijnbrink overgedragen

3


COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink (Rijnbrink), Martine van der Veer, Martin van der Linde (IJsselacademie)

Jaargang 12, nummer 3, juli 2021

van de redactie Historisch Tijdschrift Overijssel

Correspondenten Marco Krijnsen, Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Ester Smit (Historisch Centrum Overijssel), Suzan Folkerts (Atheneumbibliotheek) Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Historisch Centrum Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer

Een groep mensen uit Ambon met de Regent van Batoemerah, te Tengahtengah. Collectie Tropenmuseum.

Excuses of erkenning? Mogelijk gemaakt door

Historisch Tijdschrift Overijssel

JAARGANG 12 • NUMMER 3 • JULI 2021

3

In dit wel heel inclusieve nummer van MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel komen in het openingsartikel de spanningen in de zestiger jaren tussen Italiaanse werknemers en autochtone Tukkers aan bod. Er is aandacht voor het slavernijverleden van Zwolle en opnieuw wordt een stukje van de 70 jaar oude geschiedenis van Molukkers in Overijssel belicht. In de documentaireserie Molukkers in Nederland van Coen Verbraak wordt de Nederlandse regering een paar keer indringend opgeroepen om nu eindelijk maar eens excuses te maken voor het leed dat de voormalige inwoners van Ambon en nabijgelegen eilanden is aangedaan. Een onlangs gehouden enquête wees uit dat 75 % van de Nederlanders het niet nodig vindt om excuses te maken voor het slavernijverleden. Hans Goedkoop, de presentator van Andere Tijden, zei in één van de vele praatprogramma’s dat erkenning van de geschiedenis belangrijker is dan excuses maken. En voor erkenning is kennis van die geschiedenis nodig. Een paar bouwsteentjes kennis zijn in dit nummer samengebracht. Weten wat er gebeurd is, er over schrijven, lezen, nadenken en wie weet er zelfs iets van leren … Al lijkt dat laatste er maar zelden van te komen. Verder kunt u lezen over de ontdekking van het Twentse zout, zijn er opnieuw Nedersaksische wetenswaardigheden van Harrie Scholtmeijer , vertelt Suzan Folkerts over prachtige oude boeken en neemt André Manuel ons mee naar ‘zijn plek’. Veel leesplezier! Dinand Webbink, hoofdredacteur

De Spaghettirellen 70 jaar Molukkers in Overijssel • Naar de plek van André Manuel • Keti Koti in Zwolle De ontdekking van het Twentse zout • De Overijssel collectie van Rijnbrink overgedragen


inhoud

4 De rellen van schaamte en onwetendheid

8 70 jaar Molukkers in Overijssel

16

20

Keti Koti in Zwolle

NAAR DE PLEK VAN

11

André Manuel

OVERIJSSEL IN BOEKEN

14

Boekenrubriek

De ontdekking van het Twentse zout

GESCHIEDENIS VAN DE TAAL

19

Hollandse expansie

23

De Overijssel collectie van Rijnbrink overgedragen


4

DOOR MARCO KRIJNSEN

De rellen van onwetendheid In de nazomer van 1961 kwam het in Twente tot harde confrontaties tussen Nederlandse jongeren en Italiaanse gastarbeiders. De plaatselijke autoriteiten in Oldenzaal waren totaal verrast door deze zogeheten Spaghettirellen, die eigenlijk – achteraf gezien –onvermijdelijk waren. “Als men zegt dat ze de Italianen niet binnen willen hebben, is dat hun zaak.”

H

et broeide in 1961 al een tijdje in Twente en dat was een gevolg van de economische situatie van dat moment. Nederland kampte met een nijpend tekort aan arbeidskrachten. De werkloosheid stond op een historisch dieptepunt (0,8%) en de werkgevers hadden landelijk maar liefst 80.000 vacatures openstaan. Om te voorkomen dat de productie in de industrie stagneerde, werden wervingsverdragen met Italië en Spanje afgesloten. Dat zou de migratie van werknemers uit beide landen vergemakkelijken. De Twentse textielfabrikanten waren er blij mee. Op 1 september 1961 werkten al ruim achthonderd Italianen en zo’n driehonderd Spanjaarden in de fabrieken in Enschede, Hengelo, Almelo en Oldenzaal. De Spaanse gastarbeiders waren vaak al getrouwd. Dat gold niet voor hun Italiaanse collega’s: dat waren jonge, ongehuwde mannen van vroeg in de twintig. Met hun zwarte haren en hun nette pakken waren ze in trek bij de Twentse meisjes. Het leidde tot spanning en incidenten.

Fietsen door de lucht

In februari 1961 was het al tot een stevige steekpartij gekomen in een cafetaria in Enschede. Aanleiding waren ‘handtastelijkheden van een Italiaan tegenover een jong Nederlands meisje’, aldus de politie. In Oldenzaal was het de hele zomer onrustig.

Op zondag 27 augustus kwam het tot een flinke knokpartij bij cafetaria Wiltie aan de Deurningerstraat. De toen 18-jarige Gerrit Eissink was er getuige van. “De fietsen vlogen door de lucht. Een man of tien ging met elkaar op de vuist”, weet hij nog.

zouden andere bezoekers afschrikken. Iets vergelijkbaars gebeurde in Enschede bij populaire danszalen als Wiener Café en Hotel Modern. Daar hingen zelfs bordjes in het Italiaans: ‘E prohibito l’ingresso a Italiani’ (verboden toegang voor Italianen).

Op zondag 2 september ondervond Eissink aan den lijve hoe hoog de spanningen tussen de Oldenzalers en gastarbeiders waren opgelopen. Hij werd op straat aangesproken door een groepje Italiaanse mannen. Ze beklaagden zich over de Kaptein Mobylette, die Eissink eerder aan een van hen had verkocht. De ruzie mondde uit in een vechtpartij. Met een hersenschudding en verwondingen in het gezicht moest de jonge Oldenzaler afdruipen naar huis. Hij zou er enkele dagen later de kolommen van De Telegraaf mee halen.

De weigering bij het St. Jozef-gebouw in Oldenzaal was de druppel die de emmer deed overlopen. De opgetrommelde politie dreef de Italianen met wapenstokken uit elkaar. Even later meldden zich zo’n vierhonderd met stokken gewapende Nederlanders bij het Italiaanse trefcentrum iets verderop. Ze wilden met de gastarbeiders afrekenen. Bij de gemeentegrens met gummiknuppels sloeg de politie met gummiknuppels hard in op Italianen uit Enschede, die met de fiets onderweg waren om hun Oldenzaalse landgenoten te hulp te schieten. In de binnenstad werden ruiten van auto’s en huizen ingegooid en een agent moest zelfs een waarschuwingsschot lossen.

‘Heden dansen in besloten kring’

Dat de landelijke media naar het oosten uitrukten, had te maken met de gebeurtenissen op zondag 2 september. Terwijl Eissink die avond met een hersenschudding thuis op bed lag, probeerden vijftig Italiaanse gastarbeiders elders in Oldenzaal tevergeefs binnen te komen bij dansgelegenheid St. Jozef. Op het bordje bij de ingang stond ‘Heden dansen in besloten kring’. In de praktijk kwam het erop neer dat Italianen niet welkom waren. Ze

Angst en miscommunicatie

De spanning was deze dagen om te snijden. “We waren zo bang dat we niet meer aan het werk durfden”, zegt de nu 83-jarige Salvatore Ierna. Ook de geboren Siciliaan weigerde om naar de textielfabriek van Gelderman te gaan. “Op de hoek van de straat stonden groepjes Nederlanders die ons in elkaar wilden slaan.”


JULI 2021

5

schaamte en

De opgetrommelde politie dreef de Italianen met wapenstokken uit elkaar. Even later meldden zich zo’n vierhonderd met stokken gewapende Nederlanders bij het Italiaanse trefcentrum iets verderop Italianen bijeen op straat na een vergadering


6

DE RELLEN VAN SCHAAMTE EN ONWETENDHEID

Italiaanse gastarbeiders aan het werk in een textielfabriek

De staking in Oldenzaal kreeg navolging in Enschede, Hengelo en Almelo. Meer dan duizend Italianen en Spanjaarden in Twente legden het werk neer. Een poging van textielfabrikant Gelderman om beide partijen met elkaar te verzoenen, liep uit op een fiasco. Gerrit Eissink, die als vermeende vechtersbaas ook was uitgenodigd, herinnert het zich nog precies. “Er was geen tolk aanwezig, we konden elkaar niet verstaan. We moesten elkaar een hand geven, maar er ontstond juist eerder een agressieve sfeer.” Bij café ’t Siepeltje in Oldenzaal werd enkele dagen later duidelijk hoe verziekt de verhoudingen waren. Enkele honderden Nederlanders verzamelden zich daar en scandeerden tegen de Italianen dat ze naar buiten moeten komen. De landelijke pers was prominent aanwezig. Te pro-

minent, vonden enkele Oldenzalers. Een cameraman liep een paar rake klappen op. Eissink zag het gebeuren. “Een beangstigende ervaring.”

‘Politieke raddraaiers’

De autoriteiten waren overvallen door de gebeurtenissen. KVP-burgemeester De Vries van Oldenzaal bestempelde de Italianen aanvankelijk als ‘politieke raddraaiers’ en kwam pas na een week met een beperkte oproep tot rust. De politie toonde zich in haar optreden een stuk coulanter tegenover de Nederlanders dan tegenover de Italianen. Na de rellen van zondag 2 september liet de politiechef zich in de pers ontvallen: “Of hier de Italianen en bloc worden geweerd, interesseert ons niet. Als men van het St. Jozefgebouw zegt dat ze de Italianen niet binnen willen hebben, dan is dat hun zaak en dan komen

wij als onze assistentie wordt gevraagd.” PvdA-burgemeester Thomassen van Enschede nam wél in een vroeg stadium een verzoenende houding aan. In een officiële verklaring op 5 september, 60 uur na de escalatie, toonde hij begrip voor het gevoel van onveiligheid. Hij beloofde bescherming van zowel Italianen en Spanjaarden als Nederlanders. De verbodsbordjes bij de danszalen betitelde Thomassen bij die gelegenheid als ‘beledigend’ en als verstoring van de openbare orde. Zijn Almelose CHU-collega drukte zich in vergelijkbare bewoordingen uit.

Weg uit Twente

De consuls van Spanje en Italië reisden af naar Twente om te bemiddelen. De werkgevers besloten om de treinkosten te betalen voor werknemers die terug wilden naar hun geboorteland. Vooral de


JULI 2021

(getrouwde) Spaanse gastarbeiders maakten gebruik van die mogelijkheid. Ook Salvatore Iera vertrok. Hij koos voor een verblijf in Amsterdam, maar keerde twee maanden later terug bij Gelderman. Een kortere reistijd naar de fabriek gaf de doorslag. In Oldenzaal bleken de grootste spanningen te zijn weggeëbd. Slechts 4% van de Italianen was teruggegaan naar Italië, de rest was weer aan het werk. Tot harde confrontaties op straat of in uitgaansgelegenheden kwamen het niet of nauwelijks meer. Sterker nog: in 1968 bleek dat de helft van de Italiaanse gastarbeiders was getrouwd met een Nederlandse vrouw.

Schaamte

Iera is een van hen. Zijn huwelijk met de Twentse Ria heeft geen kwaad bloed gezet in Oldenzaal, zegt hij. “Die rellen zijn vooral door sensatiezoekers veroorzaakt. Dertig tot veertig jongens uit Overdin-

7

Met een hersenschudding en verwondingen in het gezicht moest de jonge Oldenzaler afdruipen naar huis. Hij zou er enkele dagen later de kolommen van De Telegraaf mee halen. kel, nozems die graag wilden vechten.” Volgens hem heeft de negatieve publiciteit ertoe geleid dat de onlusten na enkele dagen weer voorbij waren. “Veel Oldenzalers schaamden zich voor wat er gebeurd was. Ze vonden dat hun stad is diskrediet was gebracht.” Gerrit Eissink bevestigt dat collectieve schaamtegevoel in Oldenzaal. “Het verklaart waarom de mensen zeiden dat de zaak was opgeblazen. Maar er was niets opgeblazen. Dat het misging kwam omdat niemand was voorbereid op deze

situatie. De Italianen waren rechtstreeks uit de trein achter de machines gezet, zonder taalcursus. En de Oldenzalers, een samenleving van ons-kent-ons, waren niet gewend om te gaan met een nieuwe groep buitenlanders.” Bronnen • Groenendijk K., “Verboden voor Tukkers, reacties op rellen tussen Italianen, Spanjaarden en Twentenaren” (uit: ‘Wetenschap en partijdigheid’, 1990) • Interviews met Salvatore Iera en Gerrit Eissink, juni 2021


8

DOOR DITTA OP DEN DRIES EN WIM MANUHUTU

Belijdenis in kamp Conrad.

‘Er is nog helemaal niets opgelost’

70 jaar Molukkers in Overijssel

Als kind van tien jaar oud stapte Otto Kaihena uit Deventer in 1951 in Surabaya op de boot Somersetshire richting Nederland, samen met z’n vader (KNIL-sergeant), moeder en twee zussen. ‘Iedereen kreeg op de boot een trainingspak. Toen we bijna in Nederland waren, begon het te waaien op de Noordzee. Het was heel erg koud. We werden ondergebracht in kamp Schattenberg, een voormalig Jodenkamp. Alles uit die periode stond er nog. Jaren later verhuisden we naar kamp Vossenbosch in Wierden.

A

ls kind had ik het niet zo in de gaten, maar mijn vader was bij aankomst ontzettend boos. Nog op de boot waren de Molukse KNIL-militairen uit dienst ontslagen. Mijn vader brieste zodra hij voet op Nederlandse bodem zette. “We worden belazerd! Ik ga weer terug!”, riep hij. Dat heeft hij in 1961 samen met mijn moeder ook gedaan. Ik was toen 20 jaar en bleef in Nederland.

“Maak je school af, bouw een toekomst op”, zeiden m’n ouders. Nederland zwijgt nog steeds als het over de Molukse geschiedenis gaat. Er is nu, zeventig jaar later, helemaal niets opgelost. De pijn van Molukkers over het onrecht dat hen in het verleden is aangedaan, is nog altijd groot. Het zou een enorme opluchting zijn als er eindelijk eens naar ons wordt geluisterd.’

Otto Kaihena


JULI 2021

9

Voetballen in kamp Conrad bij Staphorst. Aan de bal Minggus Manuputty.

De voorgeschiedenis: WO II en de Indonesische onafhankelijkheid

Molukkers aan beide kanten van het conflict gestaan.

De Molukse geschiedenis is meer dan alleen de geschiedenis van de Molukken en haar bevolking. Vijf eeuwen intensief contact met Europese mogendheden en kolonialisme hebben mede het beeld bepaald. Al tweeduizend jaar wordt er gehandeld in kruidnagel, gewild vanwege hun smaak, reuk en medicinale kwaliteiten. Handelaren uit allerlei gebieden in Azië voeren daarom naar de Molukken om zaken te doen. Deze handelsnetwerken strekten zich via de Indische Oceaan ook uit naar Europa.

In de politieke verwikkelingen na de soevereiniteitsoverdracht raakten de Molukken en de Molukse KNIL-militairen in de knel. Terwijl de onderhandelingen over hun toekomstige positie - naar het Indonesische leger of demobiliseren op de Molukken - gaande waren, werd op 25 april 1950 op Ambon de Vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS) uitgeroepen. De meerderheid van de Molukse militairen steunde de RMS en wilde zo snel mogelijk naar ‘huis’. Dat was voor Indonesië onacceptabel.

De Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië zette de verhoudingen op zijn kop. De Indonesische nationalistische beweging, waarin ook Molukkers actief waren, was voor de oorlog effectief onderdrukt. Maar de Japanse autoriteiten maakten na hun zege graag gebruik van de nationalisten. Veel Molukkers – militairen, ambtenaren, gewone bevolking – hebben hun loyaliteit aan Nederland en verzet in de oorlog met ontberingen moeten bekopen. In de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog hebben

‘Tijdelijk gedetacheerd’

Na de opheffing van de KNIL op 26 juli 1950 bezaten de Molukse militairen de status van ‘tijdelijk bij de Koninklijke Landmacht gedetacheerd’. In deze impasse kwam de order om te kiezen tussen demobilisatie op Java, waar de militairen en hun gezinnen in kampen waren gehuisvest, of een vrijwillige tijdelijke overtocht naar Nederland. De laatste optie zou volgens de Nederlandse regering rust bieden, terwijl de verwachting was dat de Molukkers na een paar maanden wel uit vrije wil zouden

terugkeren naar Indonesië. Van Molukse kant werd gehoopt dat via de rechter transport naar Nieuw-Guinea, op dat moment nog in Nederlandse handen, zou kunnen worden afgedwongen. In de archieven is geen algemeen dienstbevel om naar Nederland te gaan terug te vinden, de order was om te kiezen. Maar bij een aantal transporten is wel een bevel van een commandant gevonden waarin de Molukse militairen wordt bevolen zich in te schepen. Dit is altijd een bron van onenigheid geweest als het gaat over de basis van het verblijf van Molukkers in Nederland. In 1951 vertrokken ruim 12.500 mannen, vrouwen en kinderen per schip naar Nederland. Behalve 3800 militairen met hun gezinnen, waren er ook tientallen burgers en een honderdtal Molukse marinemannen met hun gezinnen aan boord. Deze laatste groep werd bij aankomst niet ontslagen, maar in dienst genomen door de Koninklijke Marine. Dat de militairen wel ontslagen werden, had te maken met de voorwaarde van Indonesië dat het de Molukkers alleen als burger terug zou willen nemen. En omdat dit de wens en hoop van de Nederlandse


10 regering was, werd al voor vertrek van het eerste schip tot ontslag bij aankomst besloten. Dat werd niet aan de militairen meegedeeld, om problemen tijdens de reis te voorkomen. Dat ontslag heeft, samen met het niet steunen van de RMS, de verhouding tussen de Molukkers en Nederland ernstig verstoord.

In Nederland

Na aankomst in Rotterdam of Amsterdam werden de Molukkers via doorgangskamp Amersfoort over het land verspreid in tientallen tijdelijke woonoorden. Veel daarvan lagen op het platteland, vaak buiten de bebouwde kom van steden en dorpen. De Molukkers kwamen terecht in een land (en klimaat) dat ze niet kenden, waarvan de meesten de taal niet spraken. Voor mensen uit de steden en dorpen waren Molukkers de eerste gekleurde mensen met eigen gewoonten met wie ze te maken kregen. Misverstanden en conflicten lagen op de loer, maar er was soms ook sprake van vroege vriendschappen. Hoewel alle Molukkers bij aankomst als ‘Ambonees’ werden betiteld, was ongeveer een derde van alle mannen afkomstig uit de Zuidoost-Molukken, terwijl een derde van alle echtgenotes van niet-Molukse komaf was. De overgrote meerderheid was protestants, maar er was ook een katholieke groep en een kleine groep moslims. Deze verschillen riepen ook spanningen op, die ertoe leidden dat mensen uit de Midden- en de Zuidoost-Molukken grotendeels in afzonderlijke woonoorden en later ook afzonderlijke woonwijken terechtkwamen. Uiteindelijk werden de maanden in Nederland jaren. Eind jaren vijftig besloot de regering tot de bouw van

Verbroken Belofte

70 JAAR MOLUKKERS IN OVERIJSSEL

woonwijken met individuele woningen. In Appingedam was in 1960 de eerste, later zouden er meer dan zestig volgen. Na aanvankelijk niet gewerkt te hebben, vonden de meeste Molukse mannen werk in de industrie. Sommigen bleven werk weigeren vanwege het in hun ogen onrechtmatige karakter van het ontslag uit militaire dienst. De Molukse kinderen gingen naar Nederlandse scholen. In grotere woonoorden waren er kampscholen, in de meeste gevallen gingen ze buiten het kamp op school. Omdat ze thuis Maleis spraken en op school Nederlands, hadden veel kinderen het in het begin moeilijk. In de jaren zestig en zeventig kwam de Molukse tweede generatie veel meer in aanraking met de Nederlandse cultuur, wat soms botsingen met de ouders opleverde. Tegelijkertijd voelde de tweede generatie zich verantwoordelijk voor het voortzetten van de strijd van die eerste generatie. Dat leidde in de jaren zeventig onder meer tot kapingen en gijzelingen, waarvan die in 1977 met geweld werd beëindigd. In de jaren tachtig en negentig begonnen Molukkers zich ook op een andere wijze bezig te houden met de Molukken. Het aantal reizen naar de eilanden nam toe. Daarbij werd vaak gesproken over pulang, naar huis gaan, al waren veel leden van de tweede en derde generatie er nog nooit geweest. Anno nu woont een meerderheid van de Molukse gemeenschap buiten een Molukse wijk. Dat betekent niet dat er geen band meer is met die wijk. Al is de Molukse gemeenschap in allerlei opzichten meer divers geworden, de band met elkaar en met de Molukken is voor de

De Molukse geschiedenis moet blijvend verteld worden. Het boek Verbroken Belofte, dat op zaterdag 4 september uitkomt, wil daaraan bijdragen. In het boek staan dertig interviews met Molukkers uit de zeven wijken in Overijssel. Alle geïnterviewden vertellen over hun eigen ervaringen en zienswijzen. Historicus Wim Manuhutu schreef voor Verbroken Belofte over de Molukse geschiedenis, waarvan u in dit magazine een gedeelte vindt. Fridus Steijlen, hoogleraar Molukse Migratie en Cultuur, kijkt vooral naar de toekomst. Het boek kost in de voorverkoop € 15,-- en na 4 september € 20,--. Bestellen kan via 70jaarsmo@gmail.com.

Minggus Manuputty.

verschillende generaties nog steeds iets dat betekenis heeft.

‘Molukse wijken in ere houden’

Minggus Manuputty uit Staphorst hoopt dat volgende generaties de Molukse wijken altijd in ere houden. Nergens zoveel verbondenheid te vinden als daar. ‘Ik pleit ervoor om de Molukse cultuur, met z’n sterke waarden, stevig vast te houden. Wij noemen dat Gandong, eenheid en gemeenschapszin.’ Toen Minggus bijna vier was, stapte het gezinnetje met hun koffers op de boot Goya om naar het veilige Nederland te gaan. Zijn vader was KNIL-militair. Het gezin Manuputtij werd eerst ondergebracht in kamp Ybenheer in Fochteloo (Friesland). Minggus ziet nog de twee lange barakken, afgescheiden met prikkeldraad en een doodskop, voor zich. Vanaf Fochteloo ging het gezin al snel naar kamp Conrad in Rouveen, waar hij een heerlijke kindertijd beleefde. ’Je verveelde je als kind nooit.’ Later verhuisde het gezin, samen met zeven andere gezinnen, naar de Rozenlaan in de Molukse wijk van Rouveen. ‘Ik voelde me helemaal thuis en heb nooit last gehad van aanpassingsmoeilijkheden. Natuurlijk leef ik in twee werelden. Ik zie dat als een voordeel. Ik heb hier in Nederland volop kansen gehad én benut om me te ontwikkelen. En hierdoor kan ik mijn familie in de Molukken ondersteunen. Maar ik kijk met veel verdriet op de Molukse geschiedenis terug. Door het koloniale verleden van Nederland is de Molukse bevolking veel leed en onrecht aangedaan. Ik hoop met heel mijn hart dat de Molukken ooit opnieuw onafhankelijk zullen zijn.’


Naar de plek van… André Manuel

DOOR MARTINE VAN DER VEER

11

‘Ik ben geen knuffeltukker’

Zoals zovelen heeft André Manuel een ongewoon jaar achter de rug. Waar hij normaal gesproken het land doorreist als cabaretier en muzikant, was hij de afgelopen maanden door de coronamaatregelen aan huis gekluisterd in Diepenheim – de plek waar hij is geboren en na een aantal omzwervingen alweer een flink aantal jaren woont. ‘Ik ben niet met mijn handen en voeten aan deze plek gebonden, maar met mijn hart.’

W

e ontmoeten elkaar bij de watermolen Den Haller op een zonnige junidag. Het is er druk met toeristen, het terras zit vol en fietsers en wandelaars verkennen de omgeving. We laten de molen achter ons en lopen via een smal paadje langs

een weiland naar een rustig bankje aan de rand van het bos. ‘Die heb ik speciaal voor jou neergezet,’ grapt Manuel. Hij kent deze omgeving op zijn duimpje, is hier geboren en opgegroeid. ‘In de molenbeek en bij de watermolen heb ik leren zwemmen. Als kind was mijn wereld

→ niet groter dan Diepenheim,’ vertelt Manuel. Even ging hij weg om te studeren in Nijmegen en Arnhem, ‘maar ik ben geen studietype. Toen de gitaarleraar aan mij vroeg waar hij zelf zou kunnen optreden, wist ik dat ik moest wegwezen. Ik kon toen ook al van mijn muziek leven.’


Hij verhuisde terug naar Diepenheim en is nooit meer weggegaan. ‘Plekken zoals deze ademen geschiedenis,’ aldus Manuel. ‘De vele landgoederen hier zijn al honderden jaren in adellijke handen. Dat heeft er mede voor gezorgd dat Twente zo groen is gebleven.’ En het is juist die groene natuur die dit gebied voor hem bijzonder maakt. ‘Mensen worden anders wanneer ze buiten zijn. Is dat dan rust? Het is gewoon anders om naar de vogels te luisteren dan om een radio aan te zetten.’ Het afgelopen jaar is Manuel veel buiten geweest om te wandelen. Hij loopt iedere dag zeker twee uur. ‘Het wandelen heeft invloed op mijn werk. Het ritme van mijn muziek ontstaat door het ritme van de wandeling. Voor

ieder mens is het goed om regelmatig de wandelschoenen aan te trekken, het zorgt voor inspiratie.’ Toch betekent dat niet dat het werk uit zijn handen vloeit. ‘Ik heb deadlines nodig om te kunnen werken. Zonder stok achter de deur krijg ik het niet gedaan.’ En juist die deadlines vielen door de coronacrisis weg. Het was voor Manuel dan ook geen gemakkelijk jaar. ‘Ik ben door corona wel gezonder geworden en ik voel me fit, maar ik ben ook onrustig want de prijs van de crisis moet nog betaald worden. De noodpakketten hangen met plakband aan elkaar, dus er moet uiteindelijk bezuinigd worden. Waar gaat dat gebeuren? In de culturele sector?’


Watermolen Den Haller in Diepenheim

Aan de weg van Diepenheim naar Hengevelde ligt de korenwatermolen Den Haller. Deze molen wordt al in een oorkonde uit 1169 genoemd en is daarmee de op een na oudste watermolen van Nederland. Den Haller vormt het centrum van een buurtschap bestaande uit enkele boerderijen en huizen, waar waarschijnlijk ook de oorsprong van Diepenheim ligt. Tot 1970 is de molen nog dagelijks in bedrijf en de boeren uit de omgeving laten er hun graan malen. Dat is bijzonder omdat de watermolen nog grotendeels in zijn oorspronkelijke vorm bewaard gebleven is. Op de plek waar de boeren zich een borrel lieten inschenken terwijl de molenaar bezig was, is nu een restaurant gevestigd. Meer informatie over de watermolen vind je op www.watermolendenhaller.nl

Inmiddels druppelen de deadlines voor Manuel weer binnen. Na onze afspraak stapt hij op de boot naar Terschelling om in het kader van het wegens corona omgevormde Oerol op een alternatieve wijze toch iets van zijn werk te kunnen laten zien. En hij is druk bezig om ‘Twente op muziek te zetten’. In negentig liedjes bezingt hij alle Twentse dorpen, steden en buurtschappen, ‘maar ik wil Twente niet mooier verkopen dan dat het is.’ Hij zegt dan ook geen ‘knuffeltukker’ te zijn. ‘Ik kan ook uit de bocht vliegen,’ aldus Manuel. ‘Ik wil niet chauvinistisch doen over dit gebied en ik voel me eigenlijk

overal wel thuis. Ik zou overal kunnen wonen, zolang dit er maar is.’ Hij gebaart naar het open veld voor ons. ‘Er moet wel een ‘buitenaf’ in de buurt zijn, waar je de

vogels kunt horen fluiten en de sterren echt kunt zien. Dan weet je pas hoe nietig je bent als mens.’

‘Mensen worden anders wanneer ze buiten zijn. Het is gewoon anders om naar de vogels te luisteren dan om een radio aan te zetten.’


14

Overijssel in boeken

Licht, lucht en ruimte in Deventer. Wederopbouwarchitectuur 1945 - 1963 Peter Dekker e.a. Met de publicatie van dit boek wil de Stichting Oud Deventer de aandacht vestigen op het belang van nieuwe architectuur en stedenbouwkundige projecten uit de wederopbouwperiode. Het boek laat zien hoe in Deventer landelijke ontwikkelingen en tendensen hun beslag kregen: de koortsachtige bouwactiviteit, de doorzonwoningen, de eerste flats, het ideaal dat de burgers zich zouden kunnen ontplooien in een wijk met voldoende groen en voorzieningen als winkels en scholen. In deze uitgave worden gebouwen en stedelijke ensembles uit de wederopbouwperiode gepresenteerd die bescherming verdienen. Het boek biedt volop kijk- en leesplezier voor iedereen die geïnteresseerd is in de (her)waardering van wederopbouwarchitectuur, die mede bepalend is voor het aanzicht van Deventer. Auteur: Peter Dekker, Ria de Oude – de Wolf, Coraline Vester, Herman Vrielink Uitgever: Stichting Oud Deventer ISBN: 9789 0797 0157 5 | 76 pag. | € 17,50

In de kop van Overijssel

Verhalenboek Vossenbosch

Harry Stegeman De Kop van Overijssel is Nederland in het klein, een ingewikkelde optelsom van landschapstypen. Ontdek al wandelend en fietsend dit fascinerende gebied en zijn unieke landschappen. Het is een rijk geïllustreerd leesboek voor liefhebbers van natuur en cultuurhistorie. Met inspiratie voor mooie wandel- en fietsroutes. In de Kop van Overijssel ligt een laagveenmoerasgebied dat in Noordwest-Europa zijn weerga niet kent: een labyrint van hooi- en rietland, plassen, sloten en vaarten, moerassen en moerasbossen, gevormd door turfstekers, vaarboeren, vissers, kooikers en rietsnijders. In De Wieden liggen dorpen als Giethoorn, Wanneperveen, Dwarsgracht en BeltSchutsloot. In de Weerribben vind je Ossenzijl, Kalenberg, Wetering en Nederland. Polders delen het moerasgebied in tweeën. Langs de oude Zuiderzeedijk, van Kuinre via Blokzijl naar Vollenhove, ligt op de zeeklei een lang lint van sappige weilanden. Dat lage land ligt ingeklemd tussen hoge zand- en keileemgronden, met bossen, heidevelden en vooral kleinschalige coulissenlandschappen. Met in het noorden plaatsen als Steenwijk, Willemsoord, Paasloo en Oldemarkt en in het zuiden Vollenhove, Sint Jansklooster en, net naast de keileemrug, Zwartsluis. De auteur wandelt, fietst door dit unieke gebied en staat vooral veel stil: wat zie ik en waar komt het vandaan?

Acht lokale schrijvers Dit is een verhalenboek rond het nieuwe monument Vossenbosch om vooral onze jeugd kennis te laten maken met deze bijzondere plek, op de hoek van Oude Zwolseweg en Bruinehoopsweg, en haar speciale betekenis in de historie van ons eigen Wierden. Het verhalenboek is geïnspireerd op het monument, dat sinds 12 mei te bewonderen is aan de Oude Zwolseweg op de plek van het Molukse woonoord. In de Tweede Wereldoorlog waren de barakken in gebruik als werkkamp van de NAD en na de oorlog konden o.a. geallieerde Canadese soldaten hier ontspannen voordat zij na de oorlog terug konden gaan naar de eigen familie ver weg. Tot slot is naast het monument een grafheuvel te zien uit de tijd heel lang geleden, toen hier op deze plek al mensen kwamen wonen. Een schrijverscollectief, bestaande uit acht lokale schrijvers, heeft verhalen geschreven geplaatst in de tijd van de hierboven genoemde periodes. De verhalen zijn fictief, maar de omgeving en feiten zijn echt. Hierdoor is het boek inzetbaar in heel Nederland. Want niet alleen in Wierden, maar ook elders zijn Molukse woonoorden, NAD-kampen en grafheuvels. Het zijn onderdelen van onze Nederlandse geschiedenis. Het is een prettig boek om te lezen, de geschiedenis dichtbij. Auteur: diverse auteurs

Overijssel in Uitgever: Stichting Monument de Vossenbosch ISBN: | € 12,50

Uitgever: KNNV Uitgeverij

ISBN: 9789 0501 1800 2 | 224 pag. | € 24,95


JULI 2021

15

Jacob van Foreest van Heemse

Atlas van de IJssel

Ons Tuindorp: Tuindorp ’t Lansink

Johan Smit Jacob van Foreest werd geboren in 1778 in Alkmaar als telg uit een invloedrijk adellijk geslacht. Zijn vader was patriot en voorzitter van het parlement inde Bataafse Republiek. Al vroeg verloor Jacob zijn moeder. Dat zette zijn leven op z’n kop. Hij kwam uiteindelijk bij zijn tante terecht in Gramsbergen. Daar ontmoette hij de jonge Maria Clara, gravin van Rechteren uit Collendoorn. Hij trouwde met haar in 1796. Maria Clara was het enig kleinkind van de bekende dichteres Clara Feyoena barones van Raesfelt-van Sytzama. Via Clara Foyoena erfden Maria Clara en Jacob de havezate Huis Heemse. Jacob werd ‘Jacob van Foreest van Heemse’. Via de havezate Heemse verkreeg hij allerlei voorrechten, zoals lidmaatschap van de Ridderschap van Overijssel en statenlid, gemeenteraadslid, kerkmeester, ouderling en markerichter. Hij erfde later ook nog de havezaten Collendoorn en Gramsbergen. Zo werd hij de invloedrijkste man in Hardenberg en omgeving. Maar al tijdens zijn leven werd zijn bezit al verdeeld onder zijn vier dochters en ging een deel in de verkoop. Nazijn overlijden werd ook Huis Heemse verkocht en afgebroken. Hem rest alleen nog een straat naambord.

Tjerk van der Ziel & Albert Corporaal De IJssel, een vertrouwde maar soms ook onvoorspelbare rivier. Soms wild en dan weer kalm, hier slingerend en daar weer rechtlijnig. Waar veranderingen plaatsvinden, komen verhalen los. Bij de IJssel begint het verhaal in de vroege Middeleeuwen, als deze rivier abrupt ontstaat. Daarna gaat het over groei en expansie in de glorieuze Hanzetijd, maar ook over economische neergang en krimp als de IJssel steeds meer dreigt te verzanden. De Atlas van de IJssel vertelt aan de hand van historisch beeldmateriaal en speciaal gemaakte dronefoto’s de ontstaansgeschiedenis van de streken die samen de IJsselvallei vormen. Veel bijzondere kaarten uit binnen- en buitenland worden voor het eerst gepubliceerd en in onderling samenhang getoond. De beelden zijn omlijst met citaten van mensen die soms eeuwen geleden hier rondreisden en daarover hebben geschreven. Zij getuigen van de inspanning van onze voorouders om telkens zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de IJssel en de vele natuurlijke en gegraven waterlopen. Auteur: Tjerk van der Ziel en Albert Corporaal

Marco Krijnsen en Homme Martinus Het boek beschrijft de lange weg ‘van idee tot monument’. De schrijvers hebben onder meer de bijzondere geschiedenis van enkele woningen en hun bewoners, het Tuindorpbad, buurthuis ’t Lansink en hotel-restaurant ’t Lansink in kaart gebracht. In hun onderzoek kwam aan het licht dat een van de woningen in de oorlog een soort Achterhuis heeft gehad, waarin enkele Joodse onderduikers langdurig verbleven. Tuindorp ’t Lansink is in opdracht van Stork grotendeels ontworpen door de architecten Karel Muller en Anton Beudt, die beiden in de wijk woonden. Ze schakelden voor de tuinen en het openbaar groen de vooraanstaande landschapsarchitecten Leonard Springer en Pieter Wattez in. Bijzonder aan de wijk was dat alle inkomensgroepen, van ingenieur tot vormer in de gieterij, door elkaar heen woonden. Tot in de jaren zeventig en tachtig waren de meeste huurwoningen nog eigendom van de firma Stork. In 2003 werd Tuindorp ‘t Lansink, mede op initiatief van de bewoners, door het Rijk aangewezen tot beschermd dorpsgezicht. Uitgever: Uitgeverij Rogeko

Uitgever: W-Books, Zwolle Uitgever: Uitgeverij Heijink, Hardenberg

ISBN: 9789 4625 8389 4 | 216 pag. | € 29,95

ISBN: 9789 4036 1774 9 | 215 pag. | € 14,94

boeken

ISBN: 9789 4640 2861 4 | 144 pag. | € 25,00


16

DOOR ESTER SMIT

Keti Koti in Zwolle

In Zwolle bestaat een comité 30 juni/1 juli. Dit comité organiseert de herdenking en de viering van de afschaffing van de slavernij (Keti Koti) en wil de dialoog op gang brengen over het slavernijverleden van Nederland. Iedereen mag aanschuiven om te praten over dit beladen onderwerp. Er zijn in Den Haag, Den Bosch, Zaandam, Almere, Amsterdam, Zeeland Keti Kotitafeltrajecten opgezet. Zwolle sluit de rij.

Keti Koti-tafel

V

an slavenhandel en slavernij hebben we afstand gedaan. Hoewel beide (de handel in mensen en het onvrijwillig, zonder betaling te werk stellen van mensen) in het illegale circuit nog dikwijls voorkomt, is iedereen het erover eens dat 1 juli 1863 een dag is die we moeten vieren. Soms lijkt deze nare bladzijde uit de geschiedenis onzichtbaar of zelfs afwezig, maar schijn bedriegt, zo bewijst deze kaart.

Kaart van een bijzondere opstand

Het bestaan van deze kaart is allang bekend. Er werd geen ruchtbaarheid aan gegeven, waarschijnlijk omdat het bewustzijn van dit nare verleden nog niet verankerd lag in ons gedachtegoed. (Een van de redenen waarom ons slavernijverleden lange tijd ogenschijnlijk onzichtbaar is gebleven). Niet langer blijft deze kaart onopgemerkt. Het gaat om

een opstand van mensen, die in slavernij gedwongen moesten werken op plantages in Zuid-Amerika. We kennen de gruwelijke gang van zaken uit die tijd. De mensen werden geroofd van hun huis en haard en op scheepstransport gesteld. Geketend, nauwelijks te eten en te drinken en zonder hygiënische omstandigheden werden ze in gevangenschap naar een vreemd land getransporteerd. Eenmaal ontdaan van alle menselijke waardigheid werden


JULI 2021

17

Wreed uit wraak

Cuffy, was samen met Cosala, Accabre, Atta, Akara en Goussari aanvoerder van het verzet tegen de erbarmelijke omstandigheden op de plantages. Hij werd geboren in West-Afrika en was van Akan-afkomst. Hij werd geroofd en door mensenhandelaren als slaafgemaakte aan de West-Indische Compagnie verhandeld. Tijdens de opstand van 1763 in Berbice (het huidige Guyana) werden de plantages in deze streek gedurende tien maanden bezet. De Europeanen sloegen op de vlucht. Cuffy riep zichzelf uit als Gouverneur van Berbice. Omdat de opstandelingen jaar naar jaar slecht waren behandeld en vernederd kenden ze tegenover de Europeanen geen genade; hen wachtte een noodlot. Chirurgijn-majoor Jan Jacob Bass bijvoorbeeld, werd levend gevild, en doodgeknuppeld, nadat zijn vrouw en zoon waren doodgeslagen. De oudste dochter mocht blijven leven; Cuffy nam haar als zijn vrouw. De gouverneur Van Hoogenheim kreeg een brief van de verzetsstrijders Cuffy en Akara waarin zij hem aanraadden de

Gedrukte kaart van een gedeelte van de toenmalige kolonie Berbice, die de verwoeste plantages weergeeft, na een opstand van de tot slaaf gemaakten, 1764.

ze verkocht op de markt aldaar. Daarna wachtte hen een droevig en dikwijls kort bestaan van zware arbeid, vernederingen en veel mishandelingen.

Slavenhandel en slavernij

Slavernij is iets tegennatuurlijks en deze kaart bewijst dat. Ondanks dat slavernij in die tijd door veel mensen als ‘normaal’ werd beschouwd (vooral voor de eigenaren en handelaren) was er keer op keer verzet tegen. De tot slaaf gemaakten legden zich niet bij hun lot. Met grote regelmaat braken er opstanden uit, in de hoop dat zij hun vrijheid terug kregen. De opstanden werden telkens weer ongenadig hard neergeslagen.

Held

Deze kaart geeft een van de vele opstanden weer. Het verzet brak uit in de toenmalige kolonie Berbice, ZuidAmerika. Deze kolonie werd gesticht door een paar Zeeuwen die het gebied in 1627 in bezit namen, de Engelsen bezetten het in 1796, die het met andere Britse koloniën samenvoegden tot BritsGuyana, dat in 1966 onafhankelijk werd. Wie zoekt op google met ‘slavenopstand 1763’ komt erachter dat dit een heel belangrijke opstand is geweest die begon op 23 februari en bijna een jaar duurde. De opstand werd geleid door Cuffy (ook geschreven als Kofi of Coffy). In Guyana is hij een nationale held.

Dit monument staat in Georgetown, Guyana, en herdenkt de slavenopstand van 1763 en revolutieleider Cuffy.


18

KETI KOTI IN ZWOLLE

werd gemaakt (1763-1764) was Zwolle lid van de Ridderschap en Steden van Overijssel. Overijssel mocht een afgevaardigde sturen naar het Centraal Bestuur, de Generaliteit die onder meer gevormd werd door de Staten Generaal, de Raad van State, de admiraliteiten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), de kamers van de VOC en de West-Indische Compagnie (WIC). Vanwege die afvaardiging, ontving de stad afschriften van stukken over kwesties die speelden, waaronder dossiers met betrekking tot bijzondere onderwerpen, zoals een opstand in een verre kolonie. De kaart is gedrukt en zit ingebonden in een archiefstuk, en hoort bij het oude Stadsarchief van Zwolle, toegang 0700, inventarisnummer 5355. Dit zijn de resoluties van de Staten Generaal die aan de stad werden toegezonden. Het is een voorbeeld van de zichtbaarheid van ons koloniale verleden. Deze trieste geschiedenis is overal in verweven. Het is onmogelijk om onze ogen ervoor te sluiten. Hopelijk wordt 1 juli ooit maar spoedig uitgeroepen tot nationale feestdag.

Keti Koti-tafel

kolonie zo snel mogelijk te verlaten. Van Hoogenheim weigerde, en stuurde berichten naar de Staten-Generaal waarin hij om hulp vroeg. Cuffy bood de gouverneur in april een vredesvoorstel aan, waarbij Berbice zou moeten worden verdeeld in een deel voor Europeanen en een deel voor Afrikanen. Hij ging er niet op in. Door verdeeldheid tussen Akara, Atta en Cuffy hield het verzet geen stand. Toen Atta Cuffy afzette en zichzelf tot leider benoemde, pleegde deze zelfmoord. Uiteindelijk is de opstand (onder andere met Britse hulp)

hard neergeslagen, waarbij 1800 vrijheidsstrijders de dood vonden (meer dan de helft van de tot slaaf gemaakte bevolkingsgroep). De overmeesterde vrijheidsstrijders werden gruwelijk zwaar gestraft door de Nederlanders. Het verleden zwijgt over hoe het is afgelopen met de dochter van de gouverneur. Pas honderd jaar later, in 1863 werd de slavernij afgeschaft. Zwolle krijgt stukken toegestuurd Wat doet deze kaart in het Zwolse Historisch Centrum Overijssel? Toen de kaart

Bronnen • Historisch Centrum Overijssel, Archief van het Stadsbestuur van Zwolle, toegangsnummer 0700, inventarisnummer 5355 • Amatmoekrim, K. Deze dappere man leidde de eerste grote opstand tegen de Nederlandse slavernij in: De Correspondent (6 augustus 2018) www.decorrespondent.nl (14 mei 2021) • Zeeuws Archief ‘Opstand in Berbice in 1763’ in: www.m.eenigheid.slavenhandelmcc.nl (14 mei 2021) • Ketikotitafel.nl (14 mei 2021)


Geschiedenis van de taal in Overijssel

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

JULI 2021

19

Hollandse expansie In de 16de en 17de eeuw komt in ons land de behoefte op aan een standaardtaal. Op dat moment bestaan er al heel lang dialecten. Het is wel belangrijk om dat op te merken, omdat je soms hoort dat dialecten verbasteringen van het Nederlands zijn, door sprekers die de capaciteiten missen om zuiver Nederlands te spreken. Alleen al historisch gezien kan dat dus niet kloppen.

Proefdruk Evangelie van Mattheüs van de Statenvertaling

heten. Voor die vertaling werd een taal gemaakt, waaraan alle dialecten meewerkten, maar niet in gelijke mate. Om te controleren of de vertaling ook overal bruikbaar was, werden in heel het land revisoren aangesteld. De synodeleden uit Drenthe en Overijssel wilden liever geen revisoren leveren, omdat er volgens hen in deze provincies nauwelijks kennis van het Nederlands was. Uiteindelijk is de Deventer predikant Sibelius alsnog revisor geworden. Hoe kon het nu gebeuren dat de taal van de Statenvertaling, die een belangrijke bijdrage zou leveren aan ons hedendaagse Nederlands, zo ver van de taal uit he oosten verwijderd was? Je kunt het ook omdraaien: hoe komt het dat het Nederlands zo dicht bij de Hollandse dialecten staat, waardoor sprekers in het westen nog altijd het idee hebben dat ze geen dialect maar Nederlands spreken, ook al gebruiken ze vormen die verder niemand zou gebruiken (zoals kennen voor kunnen

en leggen voor liggen)? Het antwoord ligt in de suprematie van het gewest Holland op militair, economisch en cultureel terrein juist op het moment dat die Statenvertaling tot stand kwam. Het oosten heeft hier dus pech gehad. Was de behoefte aan een standaardtaal een paar eeuwen eerder ontstaan, toen de Hanze nog bloeide, dan hadden alle Nederlandstaligen nu loopm, keze ‘kaas’ en heui ‘hooi’ gezegd. In het oosten is het verschil tussen dialect en Nederlands blijven bestaan, ook al heeft het Hollands (waar het Nederlands dus grotendeels op gebaseerd is) wel invloed uitgeoefend op het dialect. In de 16de en 17de eeuw nam Overijssel de huus-uitspraak over van het gewest Holland (dat pas later huis ging zeggen). Dat gebeurde overigens alleen in het deel van de provincie dat zich ook religieus met Holland verwant voelde, dus in het protestantse gedeelte. Het katholieke Twente is tot op de dag van vandaag de oude vorm hoes blijven gebruiken.

>

V

oor de opkomst van de standaardtaal zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De boekdrukkunst zorgde ervoor dat geschreven teksten in korte tijd over grotere gebieden verspreid konden worden. Dan moest men die teksten natuurlijk wel kunnen lezen, en dat zorgde voor een behoefte aan een taal die het plaatselijke oversteeg. De Reformatie creëerde een behoefte aan een bijbel in de volkstaal. De mens legde volgens de protestanten zelf tegenover God verantwoording af van haar of zijn daden, zonder tussenkomst van de priester. Dan moest die mens wel weten wat goed en fout was. Het antwoord daarop staat voor gelovigen in de Bijbel, maar dat antwoord is alleen vindbaar voor wie de Bijbel kan horen of lezen in de eigen taal. Een vertaling van de Bijbel in alle dialecten die er op dat moment waren, zou natuurlijk niet haalbaar zijn. Daarom nam de Synode van Dordrecht (1618-1619) het besluit om tot één vertaling te komen, die naar de financiers ervan de Statenvertaling is gaan


20

DOOR DINAND WEBBINK

De ontdekking van

Rond het middaguur op dinsdag 6 maart 1883 bezweek Carel George Unico Willem baron van Heeckeren Twickel aan tyfus. De 26-jarige ‘krachtvollen jongen man’ liep de aandoening op na het eten van oesters uit bedorven water. Zijn broer en erfgenaam Rodolphe Frédéric trok zich het overlijden bijzonder aan en besloot op het landgoed naar schoon drinkwater te zoeken. Een Duitse firma boorde in 1887 maar liefst 562 meter diep, een record voor die tijd. Van allerlei aardlagen werden monsters genomen. Schoon water vonden ze niet, wel zout. Enkele van die monsters zijn nog steeds te zien in een houten kistje met twaalf vakjes, een pronkstuk van het Zoutmuseum te Delden.


JULI 2021

het Twentse zout ‘I

Rodolphe Frédéric baron van Haackeren van Wassenaar, heer van

n welk vakje zit het zout?’, vraag ik aan Albert Bouwmeester, voorzitter van het bestuur van het museum. Albert lacht: ‘In dat vakje waar bijna niets in zit, dat is het eerste zout van Twente, meer dan tweehonderd miljoen jaar geleden afgezet. De baron liet het analyseren in een laboratorium in Bonn, vandaar dat er niet veel meer van over is. Uit de correspondentie blijkt dat men het financieel niet haalbaar achtte om tot het winnen van zout over te gaan. Er kwam dus geen saline, een zoutfabriek, op Twickel. Importeren uit Duitsland was goedkoper.’

Twickel (1858-1936)

Kistje met boormonsters uit 1887. Links midden ligt nog een beetje zout.

21

Totdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De handel met de oosterburen viel stil en de Zaanse zoutzieder Ko Vis herinnerde zich het verhaal van de boringen op het landgoed Twickel. In 1918 won de mede door Vis opgerichte Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie voor het eerst het ‘witte goud’ in Twente, niet in Delden, maar in Boekelo. Daar werd de basis gelegd voor een zeer succesvolle chemische industrie. Nog steeds haalt het tegenwoordige Nouryon ieder jaar 2,5 miljoen ton zout uit de Twentse bodem.


22

DE ONTDEKKING VAN HET TWENTSE ZOUT

Zoutvaatjes

Van de collectie van tweeduizend zoutvaatjes zijn er honderden te zien, een lust voor het oog. Blijkbaar stimuleert dit eenvoudige gebruiksvoorwerp de fantasie. Zo zijn er vaatjes te zien die samen de Verenigde Staten van Amerika vormen. Er zijn fraai versierde, kostbare zilveren zoutvaa tjes en veel eenvoudiger, maar bijzonder oud ogende tinnen potjes.

Groepsreizen

In het Twentse landschap zijn op veel plekken vrij onopvallende lage schuurtjes te zien, waarvan de vormgeving doet denken aan de aloude Twentse boerenhoeves. Zij dekken boorinstallaties af die het pekelwater naar de oppervlakte brengen. In het verleden waren deze boortorens heel wat groter. Van deze oude bouwwerken restten er ons nog een stuk of zes. Het Zoutmuseum biedt groepsreizen langs de zouthuisjes en boortorens, verscholen in het met houtwallen, authentieke boerderijen en fraaie villa’s bezaaide Twentse land. Een aanrader! Chinees zoutvaatje, ca. 1700

Zoutmars

Samen met Albert Bouwmeester wandel ik door de professioneel ogende presentaties op het drie verdiepingen tellende museum in hartje Delden. Videofilms vertellen het verhaal van de wereld van het zout, een internationaal verhaal. Een documentaire brengt de 390 kilometer lange zoutmars in beeld, die Mahatma Gandhi in 1930 organiseerde. Met dit geweldloze protest wilde de Indiase leider het Britse zoutmonopolie breken. Uiteindelijk met succes. Hoe de behoefte aan zout kan leiden tot een succesvolle dekolonisatie. Alles wat je over zoutwinning wilt weten, is prachtig uitgebeeld op informatieve panelen. Ook de producten krijgen de nodige aandacht. Natuurlijk is er veel zout te zien, maar er zijn ook allerlei voorwerpen van kunststof geëtaleerd. Een belangrijk bestanddeel van zout is chloor, dat weer van groot belang is voor de chemische industrie en de fabricage van tal van artikelen, zoals pvc-buizen, speelgoed en medicijnen.


DOOR SUZAN FOLKERTS

JULI 2021

23

Getijdenboek met miniatuur Maria en kind. Deventer, Athenaeumbibliotheek, 2000 D 41 KL

De Overijssel Collectie van Rijnbrink overgedragen In de provincie Overijssel worden door verschillende organisaties boeken verzameld over de geschiedenis van Overijssel. De drie belangrijkste collectiebeheerders in de provincie, Rijnbrink (waarin de voormalige Overijsselse Bibliotheek Dienst is opgegaan), Historisch Centrum Overijssel en de Bibliotheek Deventer / Athenaeumbibliotheek, ondertekenden op 2 juni 2021 een convenant waarin zij afspraken maakten over wie voortaan wat aanschaft en bewaart voor de gezamenlijke Overijssel Collectie. Onderdeel van het convenant was de overdracht van erfgoedcollecties van Rijbrink aan de twee andere partijen. Enkele parels worden hier besproken.

Verhuizing en verdeling

In 2019 verhuisde Rijnbrink van Nijverdal naar Deventer. De verhuizing was reden om te saneren en om na te denken over de bestemming van het deel van de Overijssel Collectie dat niet of niet langer uitgeleend wordt. Rijnbrink streeft ernaar alle nieuwe uitgaven uit en over Overijssel te verzamelen, maar in het verleden zijn ook oude drukken, kaarten en handschriften verwor-

ven. De meest bijzondere aankopen zijn in 1995 door de toenmalige Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) gedaan bij antiquariaat Forum, waar de collectie van wijlen W.E.J. Tjeenk Willink samen met andere Overijsselse werken werd aangeboden. De OBD wilde die collectie terecht voor Overijssel bewaren, maar bleek op den duur niet de aangewezen instelling te zijn om een erfgoedcollectie te beheren. Die kon

beter verhuizen naar erfgoedinstellingen. Het archivalisch materiaal en de kaarten van Rijnbrink zijn naar Historisch Centrum Overijssel in Zwolle verhuisd. De erfgoedboeken uit de Overijssel Collectie zijn overgebracht naar de Athenaeumbibliotheek. Ook 20e-eeuwse Overijsselse boeken die al tien jaar niet meer zijn uitgeleend worden voortaan naar de bewaarcollectie van de Athenaeumbibliotheek overgeheveld.


24

DE OVERIJSSEL COLLECTIE VAN RIJNBRINK OVERGEDRAGEN

Bijbel, in de woorden van Lydia Wierda een tamelijk slechte. Die schilders waren actief in het Gregoriushuis, het fraterhuis van broeders van het gemene leven in Zwolle dat ook het Domus parva bestuurde. Het is goed denkbaar dat het handschrift geschreven en gedecoreerd is door schooljongens in het Domus parva, en dat de miniatuur vervolgens door een broeder van het Gregoriushuis werd geschilderd.

Gedrukt in Deventer

De OBD kocht in 1995 uit de Tjeenk Willink-collectie enkele bijzondere oude drukken die nu naar de Athenaeumbibliotheek zijn verhuisd. Twee uitgaven komen van de pers van de eerste Deventer drukker Richard Pafraet en waren nog niet aanwezig in de Athenaeumbibliotheek. De oudste van die twee is een incunabel (wiegendruk, boek gedrukt voor 1501) uit 1488 of 1489 met de titel Interpretationes somniorum Danielis prophete (interpretaties van de dromen van de profeet Daniel). De tweede is de in 1502 gedrukte Liber Georgicorum, een Latijnse vertaling van Werken en dagen, een gids over het agrarische leven van de Griekse dichter Hesiodus. Een andere geschonken vroege Deventer druk is In artis componendorum versuum, over het schrijven van verzen. De auteur is Johannes Murmellius, docent aan de Latijnse school in Deventer, wiens werk op vele plaatsen in Europa is gedrukt. Deze editie kwam circa 1516 van de pers van Richards zoon Albert Pafraet, die hierin twee houtsneden afdrukte. De afbeelding op het titelblad met de heilige Maria van Egypte is afkomstig uit het fonds van Peter van Os van Breda uit Zwolle. Deze Maria van Egypte leefde als boetelinge in de woestijn en wordt afgebeeld met een behaard lichaam. Getijdenboek met miniatuur Maria en kind. Deventer, Athenaeumbibliotheek, 2000 D 41 KL

Getijdenboek

Een van de pronkstukken in de overgedragen Overijssel Collectie is een getijdenboek dat geschreven is in de jaren 1480-1490. Dit getijdenboek bevat de liturgische gebeden in de Middelnederlandse vertaling door Geert Grote. Behalve standaardgebeden zoals de getijden van Onze Lieve Vrouwe, het Heilig Kruis en de Heilige Geest bevat het boekje ook korte gebeden voor allerlei personen: vader, moeder, broers, zusters, mannen, vrouwen, weldoeners, priesters en alle gelovige zielen. De OBD kocht het hand-

schrift in 1995 van antiquariaat Forum. Het behoort tot de zogenaamde Sarijs-handschriften, een groep van getijdenboeken die rond 1480-1490 vervaardigd werden in het fraterhuis Domus parva in Zwolle, waar schooljongens van de Latijnse school woonden. Lydia Wierda ontdekte dat in het Domus parva bij het overschrijven van de liturgische kalender de naam van Sint Marijs (Marius) steevast verkeerd werd geschreven als Sarijs. Het getijdenboek bevat een miniatuur met de Maagd Maria met Kind, geschilderd door een van de meesters van de Zwolse

Zwolse boeken

Noemenswaard is ook een Middelnederlands Psalter, gedrukt door Peter van Os van Breda in Zwolle in 1491. Het komt uit de collectie van de hertogen van Arenberg, die aan de Leuvense Universiteitsbibliotheek zou worden geschonken maar na de Tweede Wereldoorlog verspreid raakte over de hele wereld. Boeken uit die collectie zijn herkenbaar aan de blauwwitte rugetiketjes met geschreven nummers. Het Zwolse psalter heeft een dergelijk etiketje met het nr. 811. Door deze identificatie kwam een zwervend boek uit de Arenberg-collectie weer terecht en kon het worden opgenomen in de catalogus


JULI 2021

25

van de Arenberg-collectie die in Leuven wordt gemaakt. Nieuwer, maar heel bijzonder wegens de met de hand ingekleurde gravures is het volkenkundig werkje voor de jeugd De mensch. Bijzonderheden aangaande de leefwijze, der oudste en hedendaagsche volken dat in 1830 in Zwolle door G.J. Schutte werd gedrukt. Tot slot schonk Rijnbrink een Zwols Boekje, dienende tot bewijs van inschrijving als publieke vrouw, dat door prostituees, hun artsen en de commissaris van de politie diende te worden ingevuld, om zo de prostitutie-activiteiten in Zwolle in de gaten te kunnen houden. Met de overdracht door Rijnbrink en de registratie in de catalogi van de Overijsselse erfgoedinstellingen is de Overijssel Collectie behouden en beschikbaar voor publiek. Houtsnede met Maria van Egypte in druk Albert

Middelnederlands psalter met etiketje Arenberg-

Pafraet. Deventer, Athenaeumbibliotheek,

collectie. Deventer, Athenaeumbibliotheek,

2000 E 68 KL

2000 E 60 KL

Lees meer over het getijdenboek in het blog: https://www.bibliotheekdeventer.nl/artikelenab/2756-blog-geschenk-uit-de-tjeenk-willink-collectie-of-toch-niet

Afbeelding van schoeisel van de Israelieten en andere volken van het Oude Testament. Deventer, Athenaeum­ bibliotheek, nog geen signatuur.


In het volgende nummer

Historisch Tijdschrift Overijssel

Jaargang 12, nummer 2, april 2021

Uitgelicht: Bommen Berend in Overijssel

Bernhard von Galen, oftewel Bommen Berend (Stadtmuseum Münster)

Verder:

Ruilverkaveling in Tubbergen

Politieke nieuwkomers in Overijssel

De West Indische Compagnie En nog veel meer…

Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.