32 T E C H N I S C H E
INFO
Welke metingen gebeuren er bij de gelijkvormigheidscontrole en bij de controlebezoeken? Een elektrische installatie moet op verschillende momenten gekeurd worden. Daarbij worden telkens een aantal parameters gemeten door erkende organismen (of de bevoegde overheid) en het kan handig zijn dat u die metingen vooraf zelf al kan uitvoeren, zodat u met een gerust hart de komende keuringen kan tegemoet zien. Wij zetten een aantal belangrijke metingen op een rijtje. Elke elektrische installatie op lage of zeer lage spanning (zoals bepaald in deel 1 en 2 van het AREI) moet voor de ingebruikname een gelijkvormigheidscontrole ondergaan. Daarnaast moeten deze installaties ook regelmatig aan een controlebezoek onderworpen worden, teneinde te controleren of de installatie voldoet aan de voorschriften van het AREI. Tijdens een dergelijk controleonderzoek moet de elektrische installatie buiten spanning worden gesteld. Beide controles moeten ter plaatse worden uitgevoerd door een erkend organisme of door de bevoegde overheid.
De metingen worden uitgevoerd onder gelijkstroom en de daartoe gebruikte meettoestellen moeten de in de hierna vermelde tabel opgegeven testspanning kunnen leveren onder een stroom van 1 mA tot 5 mA. De metingen worden uitgevoerd door het organisme, erkend volgens hoofdstuk 6.3 (in het AREI), en hebben betrekking op de isolatieweerstand tussen elk van de actieve delen en de aarde. Het is toegelaten de metingen niet uit te voeren: - op meet- en regeltechnische installaties; - op installaties op zeer lage spanning.
De gelijkvormigheidscontrole en de controlebezoeken omvatten administratieve controles, visuele controles, controles door beproeving en de controles door meting. Deze laatste omvatten: - de isolatiemeting - de meting van de verspreidingsweerstand van de aardverbindingen
Minimale isolatieweerstanden
Daarnaast zijn er nog een aantal metingen die mogelijk bijkomend uitgevoerd moeten worden: - continuïteit van de aardingsgeleiders en van de hoofd- en bijkomende equipotentiale verbindingen; - werking van de differentieelstroominrichting (uitschakelstroom – uitschakeltijd); - kortsluitstroom- en foutlusimpedantiemetingen. Isolatiemeting De waarde van de isolatieweerstand in Ω tussen de actieve delen onderling, evenals tussen de actieve delen en de aarde, gemeten onder de testspanning, is voor iedere stroombaan met afgeschakelde gebruikstoestellen minimum gelijk aan 1000 maal de waarde in V van de voormelde testspanning.
Meting van de verspreidingsweerstand van de aardverbindingen Bij de controle vóór ingebruikname wordt de verspreidingsweerstand van de aardverbindingen van de betrokken elektrische installatie gemeten. Het meten van de spreidingsweerstand van een aardelektrode gebeurt via een daartoe geëigende methode, bijvoorbeeld het gebruiken van twee hulpaardelektroden ofwel ‘pennen’. Voor het meten moet de aardelektrode, die kan bestaan uit metalen pennen, baren, geleiders en/of een aardingslus, worden losgekoppeld van de rest van de installatie (aardingsonderbreker open zetten en niet vergeten na de meting terug te sluiten).