8 N E L E C T R A
INFORMEERT
Bij Nelectra kan u als lid steeds terecht bij onze adviseurs met al uw vragen over juridische, technische, sociale, fiscale, …. materies. Hierbij een paar interessante vragen die de voorbije maanden de revue passeerden.
Hoe dien ik een brandalarm in bijvoorbeeld appartementsgebouwen te onderhouden? Volgens onze leveranciers moet dat elke 5 jaar door een geaccrediteerde keuringsorganisatie en de tussenjaren door een installateur. Klopt dit? Wat zegt de wet? Hier zijn de normen NBN S 21-100-1 en NBN S 21-100-2 van toepassing. NBN S21-100-1 9.3 Initiële controle: Elk nieuw branddetectie- en brandalarmsysteem moet onderworpen worden aan een initiële controle volgens de procedure beschreven in paragraaf 9.2.
Voor meer informatie, contacteer onze Nelectra-adviseur
9.4 Periodieke controle: De branddetectie- en brandalarmsystemen moeten minstens om de 3 jaar gecontroleerd worden volgens de procedure beschreven in paragraaf 9.2. 9.5 Controle na wijzigingen van de installatie: Elk branddetectie- en brandalarmsysteem waaraan belangrijke wijzigingen werden aangebracht volgens paragraaf 12.2 moet onderworpen worden aan een initiële controle volgens de procedure beschreven in paragraaf 9.2. NBN S21-100-2 4.4 De controle Elke controle moet gerealiseerd worden door een controleorganisatie voor de taken die gedefinieerd zijn in de paragraaf 9.2 van de NBN DTD S 21-100-1. Leden van Nelectra kunnen de inhoud van paragraaf 9.2 op eenvoudig verzoek bekomen. De controleorganisatie moet geaccrediteerd zijn als een type A volgens de NBN EN ISO 17020 door een accreditatie instelling behorende tot de “Multilateral Agreement (MLA)” van de “European Cooperation for Accreditation (EA)”. De controleorganisatie moet branddetectie volgens NBN DTD S 21-100-1 in haar toepassingsdomein hebben (FS).
Hoeveel lux is vereist bij de noodverlichting in een lokaal en op welke hoogte wordt dit gemeten? Hiervoor is de norm NBN EN 1838 (Toegepaste verlichtingstechniek – Noodverlichting) van toepassing.
Freddy Steenackers freddy.steenackers@nelectra.be 02 550 17 23
Noodverlichting is een algemene term voor verschillende toepassingen: • veiligheidsverlichting - anti-paniekverlichting - evacuatieverlichting * vluchtwegsignalering * vluchtwegverlichting - gevaarlijke werkplaatsen • stand-by verlichting
Voor evacuatieverlichting, specifiek vluchtwegverlichting, gelden volgende voorwaarden: - Nooduitgang: de minimale verlichtingssterkte bedraagt 1 lux. Bovendien moet elke nooduitgang voorzien worden van een pictogram. - Vluchtwegen: op de as van de vloer over een breedte die minstens gelijk is aan de helft van de breedte van de vluchtweg bedraagt de minimale verlichtingssterkte 1 lux. Daarlangs is minimaal 0,5 lux vereist. - Kruisingen en richtingsveranderingen: minimaal 5 lux vereist. Bovendien moet een verlicht pictogram de weg naar de dichtstbijzijnde uitgang aangeven. - Trappen en andere niveauverschillen: moeten binnen een straal van 2 m direct worden aangelicht zodat de verlichtingssterkte op de treden minstens 5 lux bedraagt. - Brandbestrijdingsmateriaal of EHBO posten: moeten verlicht worden door een armatuur dat binnen een straal van 2 m geplaatst wordt. De minimale verlichtingssterkte wordt bepaald in functie van waar het materiaal zich bevindt. Op de vluchtweg: 1 lux; in de open zone: 0,5 lux; elders: 5 lux Voor anti-paniekverlichting, geldt het volgende: - moet geplaatst worden op plaatsen waar grote groepen personen aanwezig kunnen zijn, bijvoorbeeld sporthallen, aula’s, kantines,… De minimale verlichtingssterkte op het vloeroppervlak moet minstens 0,5 lux bedragen tot op een afstand van 50 cm van de muur. Metingen worden volgens de norm uitgevoerd tot op 20 mm boven de vloer. (FS)