ANALYSE
SLEUTELMOMENT
SLEUTEL MOMENT
‘SEHR FEIERLICH UND SEHR LANGSAM’: HET ADAGIO UIT ANTON BRUCKNERS ZEVENDE SYMFONIE door Piet De Volder / illustratie Lenah de Wit
waarbij je weldadig in sound mag baden en je je zonder schroom mag overgeven aan gigantische klankkathedralen. ‘Een symfonie zal majestueus, verheven en groots zijn of zal niet zijn’, is het onuitgesproken credo van de componist.
‘Sehr feierlich und sehr langsam’ of: ‘heel plechtig en heel langzaam’. Zo luidt de karakterisering van het tweede deel van de monumentale Zevende Symfonie van Anton Bruckner (1824-1896). Bij uitbreiding vat de omschrijving zowat het hele sonore universum van de Oostenrijkse componist samen. Niet dat hij alleen maar langzame muziek schreef, hij verrast in enkele symfonieën ook met spitse en energieke delen. Uitgerekend in de Zevende Symfonie moet het derde deel ‘Sehr schnell’ (‘Heel snel’) worden gespeeld. Toch zijn een verheven, ceremoniële toon en een langzame puls onvervreemdbare ingrediënten van Bruckners muzikale taal. Het is muziek die steevast in een vererende modus verkeert en het ‘boven de boomgrens’ zoekt, om de woorden van wijlen maestro en Bruckner-eminentie Bernard Haitink te citeren. ‘Aan de lieve God toegewijd’ luidt de opdracht van Bruckners laatste, Negende Symfonie. Ook deze woorden zijn volstrekt van toepassing op het volledige oeuvre van een kunstenaar die zijn leven lang een diepgelovige, praktiserende katholiek is gebleven. Vandaag komen Bruckners symfonieën ons vooral voor als ideale onthaastingsmuziek die genereus tijd en ruimte inneemt. Bij Bruckner ben je aan het juiste adres voor een overrompelende, immersieve ervaring
Op imposante koperfanfares heeft Bruckner een patent. De koperblazers zijn geen obligate ‘vullers’ zoals in sommige romantische orkestraties, goed om climaxen van extra decibels te voorzien. Bruckners kopers hebben eenzelfde gewicht als de andere orkestgroepen en zijn evenzeer dragers van melodische thema’s. Het ‘Sehr feierlich und sehr langsam’ uit de Zevende illustreert dit perfect, met de focus op een aparte groep kopers: de zogenaamde Wagnertuba’s. Ze krijgen hier het gezelschap van de contrabastuba, die instaat voor een stevig sonoor fundament. De Wagnertuba is een speciaal voor Richard Wagner ontworpen instrument dat karakteristieken van de hoorn en de tuba combineert maar dat qua klank eerder bij de hoorn dan bij de tuba aansluit. Bruckner zet vier van die instrumenten in in zijn symfonie: twee tenor- en twee basinstrumenten. Ook in de daaropvolgende, laatste symfonieën, de nummers acht en negen, trakteert hij ons op de warme en elegische 40