8 minute read
Basjibozoek! Ook u spreekt Turks
serie dE hOgE pOrtE En dE lagE landEn
Basjibozoek! ook u spreekt Turks!
Advertisement
in nederland wonen 400.000 turken, turkije is kandidaat-lid van de Europese unie en het land is een favoriete vakantiebestemming van honderdduizenden nederlanders. maar wat weet een doorsnee nederlander over de turkse invloeden in nederland, bijvoorbeeld op het gebied van wederzijdse banden, kunst, architectuur en literatuur? Om beide werelden beter aan elkaar te spiegelen, start tulpia een serie over de turkse taal en cultuur. deel 1: turkse leenwoorden in het nederlands.
er was een tijd dat de Turken voor de poorten van Wenen stonden en de bakkers zoete broodjes bakten… Kent u dat verhaal? Als het niet waar is, is het toch te mooi om niet te verhalen… We schrijven het jaar 1529. De stad is omsingeld door Osmaanse troepen onder leiding van sultan Süleyman I de Prachtlievende, maar de inwoners van Wenen weten de belegeraars terug te slaan en zelfs het Turkse kamp te bezetten. Volgens de legende vond een Weense bakker toen de croissant (Frans voor: ‘wassende maan’) uit als imitatie van de halve maan, het embleem van de Islam dat de vaandels en tentstokken van de Turken tooide.
Toen kwam er ineens een tijd dat wij liever Turks dan paaps waren. ‘Liver turcx dan paus’ luidde de leus tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Hij werd in de Nederlanden voor het eerst gebruikt in 1566, het jaar van de Beeldenstorm, en werd ook gevonden op zilveren plaatjes van een halvemaan die door de geuzen bij wijze van protest op hun kleren werd gedragen. Die slagzin kwam voort uit het verlangen van de vervolgde protestantse christenen naar religieuze tolerantie. Terwijl de intolerante paus van Rome protestantse groepen in Europa tiranniseerde, gaf de Turkse sultan hun wel godsdienstvrijheid in het Ottomaanse Rijk. De Turken veroverden tijdens hun invasies in het westen bijna heel de bewoonde wereld, maar het waren toch maar tijdelijke veroveringen die niet tot het creëren van een wereldtaal leidden. De volkeren die de invallen overleefden, kregen meestal toestemming om hun eigen taal en cultuur te behouden, zolang ze maar niet in opstand kwamen en hun belastingen op tijd betaalden. In de Ottomaanse tijd (1453-1923) dreven wij Hollanders in het Avondland – hoe kan het ook anders: land van dominees en kooplieden! – levendig handel met de Levant, het Morgenland waar de zon opkomt, en namen vandaar ook een klein aantal leenwoorden mee.
De veertiende druk van de dikke Van Dale uit 2005 geeft welgeteld 85 Turkse leenwoorden (zie kader), waarvan de meeste enkel historische betekenis bezitten en ons nu echt niets meer zeggen. Weet u wat een dei is? Of een heiduk? Wie gebruikt er nog het woord spahi of ulaan?
Overbekend is natuurlijk het woord koffie dat rond 1640 werd overgenomen uit het Turkse kahve. De tulp, in 1581 ontleend aan het Turkse tülbent dat tulband betekent, is zo genoemd naar de gelijkenis van haar geopende kelkbladeren met dat hoofddeksel. En horde uit 1622 komt van ordu, het Turkse woord voor leger dat ook leidde tot Urdu, de taal van Pakistan… Met de komst van hordes Anatolische migranten sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn er verrassend weinig Turkse leenwoorden ingeburgerd geraakt. Daarvoor leefden inboorlingen en nieuwkomers te veel in gescheiden werelden. Sinds we in plaats van naar de Chinees naar de Turk gaan, is onze woordenschat wel verrijkt met culinaire termen als baklava, bulgur, dolma, döner kebab, köfte, musakka, pide, pilav, raki, shish kebap en shoarma. Uitbreiding zal verder via straattaal geschieden: zo wordt door de blanke jeugd askim (van aşkım = mijn liefde) gebruikt voor schatje, lieverd.
Een ingang die helaas niet in de laatste Van Dale staat, is basjibozoek, het scheldwoord dat de altijd beschonken kapitein Haddock uit de strip Kuifje in de mond bestorven lag. Başıbozuk betekent letterlijk losbol en was een aanduiding voor de losgeslagen benden vrijbuiters van de Ottomaanse sultan die geen beste naam hadden. De beledigende zegswijze ‘rijden als een Turk’ in de dertiende druk van de Van Dale uit 1999 is inmiddels geschrapt (tegenwoordig hoor je eerder: ‘rijden als een Pool’), maar wie weet komt er nog eens een uitdrukking: ‘rijden als een basjibozoek!’ Stomme basjibozoek! Overgehaalde basjibozoek! Basjibozoek uit de Karpaten!
Turkse leenwoorden
Het hedendaagse Nederlands kent volgens Van Dale ruim tachtig leenwoorden uit het Turks. Veel daarvan zijn sterk gedateerd en nu niet meer gangbaar. Maar nieuwe woorden komen op.
aga (heer), aga Khan (titel van het hoofd van de nizari’s, een richting binnen de sjiitische islam), baglama (traditioneel Turks snaarinstrument met drie snaren), baklava (zeer zoet Turks honinggebak), baksjisj (fooi), Balkan (bergketen in Z.O.-Europa, en ook het deel van Europa waarin dit gebergte ligt, als aardrijkskundig en staatkundig begrip), begum ([Indiase] titel voor koningin of dame van aanzien), bei (titel der Barbarijse vorsten, Turkse eretitel), Beiram (islamitisch godsdienstig feest na afloop van de vasten), bergamotpeer (zekere soort van peer), bulgur (gerecht van gekookte en vervolgens gedroogde en gebroken tarwekorrels), caracal (woestijn- of steppelynx), chagrijn (segrijn), Dagestaans (van, uit, betreffende, als in Dagestan, autonome republiek binnen de Russische federatie), dei (titel van de beheerser van Algiers, 1600-1830, tot 1705 ook in Tunis; later ‘bei’), derwisj (lid van mystiek-religieuze islamitische broederschappen, islamitische (bedel)monnik), divan (rijksraad, raad van state [vroeger in het Ottomaanse Rijk], lage rustbank zonder leuning, met een los kleed en losse kussens), dolma (Turks gerecht van met gekruide rijst en andere ingrediënten gevulde druivenbladen), dolman (nauwsluitend, met tressen versierd huzarenbuis, smalle cape met een opstaande kraag, helemaal van bont en heel strak om de schouders, huisjasje), döner kebab (aan een verticaal draaiende spies geroosterde kebab), efendi (in het Ottomaanse Rijk titel van staatsdienaren, in ruimere zin van meer aanzienlijke personen; direct achter de naam van het ambt gevoegd), ferman (schriftelijk bevel, eertijds namens de sultan van het Ottomaanse Rijk door de grootvizier uitgevaardigd [m.n. als pas]), francala (breed Turks stokbrood), giaur (Turkse scheldnaam voor alle niet-moslims), gilet (vest), golgas (Turks flanel, lichte wollen stof), han (Turkse herberg voor karavanen), harem (het voor de vrouwen bestemde, afgezonderde gedeelte in de woning van een [aanzienlijke] moslim, al de vrouwen en bijzitten van een islamitische heerser), heiduk (naam van ongeregelde, stropende, later van geregelde, lichtgewapende Hongaarse soldaten, lijfknecht in Hongaarse klederdracht), horde (stam, troep van zwervende, oorlogszuchtige nomaden), janitsaar (soldaat in het Ottomaanse leger, behorend tot de in de veertiende eeuw gevormde en in 1826 opgeheven bevoorrechte klasse van soldaten die vroeger de kern vormden van het Ottomaanse voetvolk), jatagan (flauw dubbel gebogen grote dolk of kort zwaard, in oosterse landen in gebruik), kaftan (lang bovenkledingstuk van oosterse volken), kaïk (klein open vaartuig, houten vissersboot, doorgaans met kajuit), Kalmuks (van, betreffende de Kalmukken, een nomadenvolk van Mongools ras, taal van de Kalmukken), kan (oosterse titel, oorspr. van een Tataars vorst, later ook van andere gebieders), karwats (stijve leren zweep uit één stuk, met een knop), kaviaar (gezouten kuit van de steur en enkele andere vissen uit Oost-Europa en Iran, die als een de eetlust prikkelend voorgerecht gegeten wordt), kazak (mansoverkleed met wijde mouwen [m.n. in de 16e eeuw], ben. voor grof geknoopte tapijten met geometrisch patroon in heldere kleuren en hoge pool, afkomstig uit Kazachstan), kebab (gegrild vleesgerecht, bereid van stukjes [m.n. schapen]vlees of –gehakt), kedive (titel van de vroegere onderkoning van Egypte [toen dit bij het Ottomaanse Rijk hoorde]), kelei (oosters tapijt van ca. 1,50 à 2 bij 4 à 5 m), kemenche (Turkse schootviool met twee snaren), kiosk (paviljoen, naar alle zijden open buitenhuis of paleisje [in Turkije]), kismet (voorbestemde beschikking, noodlot volgens islamitische opvatting), koffie (drank die in Turkije in een steelpannetje gekookt en met drab en al in een espressokopje geserveerd wordt; als het koffiedik in zicht komt kopje omkeren op het schoteltje en dan aan de binnenkant de toekomst aflezen…), köfte (Turks gerecht van gebakken [lams]gehaktballetjes met kruiden), kolbak (berenmuts), lakei (huisbediende in livrei), liman (door een strandwal afgesloten zeebocht aan een riviermonding), limoen (lichtgele citroensoort met een dikke schil), lira (munteenheid van Turkije, ook wel Turkse pond genoemd), mimbar (kansel in een moskee), minaret (slanke toren bij een moskee, vanwaaraf de muezzin de uren van het gebed afkondigt), moellah (islamitisch geestelijke, in Iran en Azië van hoge rang, ten westen van Iran, voornamelijk onder soennieten, van lage rang), mousakka (Grieks gerecht, bestaande uit gehakt, bechamelsaus en aubergines), muezzin (moskeebeambte die van boven uit de minaret de gelovigen oproept tot het gebed), nargileh (Turkse waterpijp), odalisk (eertijds dienares in de harem van een sultan, al of niet ook concubine, Turkse beroepsdanseres die bij voorkeur sluierdansen uitvoert), padisjah (titel van de sultan van het Ottomaanse Rijk), pallas (ruitersabel), para (munt in [voormalig] Joegoslavië [eertijds ook gebruikt in Egypte, Irak, Sudan en het Ottomaanse Rijk]), pasja (titel voor de hoogste burgerlijke en militaire ambtenaren in het Ottomaanse Rijk), pendjerelik (deel van een kameeltuig dat, indien vervaardigd in een van de voor oosterse tapijten toegepaste technieken, in Europa wel als schoorsteenloper gebezigd wordt), pide (luchtige Turkse broodsoort), pilav (rijst in vleesnat, vet, boter enz. gekookt), raki (Turkse brandewijn [bv. uit rozijnen en/of anijs]), reïs (gezagvoerder of kapitein van een Ottomaans koopvaardijschip), saz (op een luit lijkend Turks tokkelinstrument met een ovale klankkast, een lange hals en zeven snaren), segrijn (hard en toch fijn bereid leer met een korrelig oppervlak [van ezelshuid, soms haaienvel]), shish kebab (Levantijns gerecht van aan pennen geregen, geroosterd vlees [vaak gecombineerd met tomaat, paprika o.i.d.]), shoarma (oorspr. Turks vleesgerecht van lamsvlees, paprika en kruiden), sjamberloek (kamerjapon voor heren, wijde huisjas met ceintuur), sofa (gestoffeerde rustbank met rugleuning), softa (student in de islamitische wetenschap, leerling van een medresse [islamitische hogeschool]), spahi (naam van de leden van een Arabische inlandse cavalerie in Franse krijgsdienst), tulband (hoofddeksel van de islamitische oosterse volken, een kap met een doek op bep. wijze eromheen gewonden en vastgeknoopt), tulp (in het westen geïntroduceerd door de Weense ambassadeur voor Turkije, Ghislain de Busbecq, die over de bloemen schreef die hij in 1551 in het Turkse Edirne had gezien; rond 1593 verschenen de eerste exemplaren in Nederland; Ottomaanse sultans droegen een tulp op hun tulband als symbool; nu vormt de bloem die Turkije met Nederland verbindt het logo van het magazine Tulpia), ulaan (lansier, licht gewapend ruiter, vroeger in het Duitse, Oostenrijks-Hongaarse en Russische leger vooral voor strategische verkenning ingezet), vilayet (provincie van het Ottomaanse Rijk, in het moderne Turkije oude [maar niet verouderde] ben. voor provincie), vizier (hoogwaardigheidsbekleder aan de vroegere Arabische, Ottomaanse en Perzische hoven), yoghurt (in de Turkse keuken ook warm gebruikt in soepen en over vlees). Van Dale (2005)
Ottomanen hebben met hun oorlogsvoering, gewoontes, taalgebruik en leefwijze veel invloed uitgeoefend op Europa. Dat is tot op de dag van vandaag nog heel goed merkbaar.