DNG - Vermeylenfonds (September 2021)

Page 26

Column De onvoltooid verleden tijd – Peter Benoy

ART BRUT OF DE VERBORGEN KUNST ‘Ik zou wel eens willen weten welke lijn kunst is en welke niet’. In die eenvoudige woorden formuleerde de Amerikaanse Pop Art kunstenaar Roy Lichtenstein een fun-damentele vraag: wat is kunst en wat zijn haar limieten? Kan kunst van psychiatrische patiënten, omdat ze los van stromingen en invloeden is ontstaan, ons dichter brengen bij een antwoord op deze vraag? ‘Si médiocre qu’elle soit, l’oeuvre du fou n’en a pas moins son importance au point de vue de la genèse de l’art, de sa nécessité psychologique. C’est chez le fou, peut-être, que cette genèse s’aperçoit sous la forme la plus pure’. Het is een citaat uit ‘L’Art malade, dessins des fous, een artikel dat Marcel Réja (pseud.van psychiater Paul Meunier) in 1901 publiceerde. Wanneer in vroegere teksten over het verband tussen psychiatrie en kunst werd geschreven ging dat vooral over therapeutische aspecten. De eerste studie over het artistiek werk van een psychiatrisch patiënt verscheen in 1921: ‘Ein Geisteskranker als Künstler: Adolf Wölfli’ van de psychiater Walter Morgenthaler, die Wölfli had behandeld en onder de indruk was van de kwaliteit en de omvang van diens werk. Adolf Wölfli (1864-1930) kende een moeilijke jeugd en werd seksueel misbruikt. In 1890 werd hij tot twee jaar veroordeeld wegens poging tot verkrachting van twee minderjarige meisjes. Na zijn vrijlating herviel hij en werd opgenomen in de Waldau-kliniek nabij Bern, waar hij de rest van zijn leven, nog zo’n 35 jaar, zal doorbrengen. Hij leed aan hallucinaties en onhandelbaar als hij was, werd hij aanvankelijk in isolatie geplaatst. Na een tijd begint hij te tekenen, te schrijven en te componeren. Vogens Morgenthaler kreeg hij elke maandag twee vellen onbedrukt papier van slechte kwaliteit en een potlood, maar dat was niet genoeg om de week door te komen; hij zocht dan andere materialen om mee te werken. Met kerstmis kreeg hij een doos kleurenpotloden, ook maar goed voor enkele weken. Zijn oeuvre bestaat uit meer dan 3000 fascinerende tekeningen en collages en 25000 pagina’s in schriften. Een eerste algemene studie over kunst van psychiatrische patienten verschijnt een jaar

Henry Darger: In the Realms of the Unreal

later met de publicatie van ‘Bildnerei der Geisteskranken’ van de psychiater Hans Prinzhorn (1886-1933). In Heidelberg kreeg Prinzhorn de kans om een bestaande collectie van artistiek werk van patiënten verder te ontwikkelen. Hij slaagde erin die collectie uit te breiden tot zo’n 5000 werken, die hij vanuit artistieke criteria beoordeelde; evenals Réja legde hij ook de nadruk op het feit dat het hier om zuivere expressievormen gaat, die het mogelijk maken om een psychologie van de creativiteit te ontwikkelen. Op het einde van zijn leven, werd de verbitterd geworden Prinzhorn nationaal-socialisme, maar vermits hij al in 1933 stierf werd hij niet geconfronteerd met de gruwel van het uitmoorden van psychiatrische patiënten en met de ‘Entartete Kunst’. De studies van Morgenthaler en Prinzhorn en het bestaan van hun collecties met werken van talloze patiënten-kunstenaars trokken de aandacht van belangrijke kunstenaars en intellectuelen, o.m. Alfred Kubin, Paul Klee, Juan Miro, Max Ernst, Salvador Dali, André Breton, Jean Dubuffet, Rainer Maria Rilke en Lou Andreas-Salomé, en beïnvloedde het werk 2 6 COLUMN

van sommigen onder hen. Vooral de beeldend kunstenaar Dubuffet was er sterk van onder de indruk en hij begon deze kunst te verzamelen en te exposeren. Vanaf 1945 gaf hij er een naam aan: ‘Art Brut’, maar hij herdefinieerde het begrip in die zin dat niet de krankzinnigheid het verbindend criterium is, maar wel elke vorm van isolement t.a.v de evolutie van de kunsten. Naar aanleiding van een belangrijke Art Brut tentoonstelling in de Parijse galerie Drouin in 1949 schreef Dubuffet een tekst met manifest allures: ‘L’art brut préféré aux arts culturels’, waarin hij het intellectuele en artistieke establishment tegen de schenen schopt. In dezelfde periode richt hij met o.m. André Breton, Jean Paulhan en Michel Tapié de ‘Compagnie de l’art brut’ op, die zowel hun belangrijke collectie beheerde en verder ontwikkelde, een documentatiecentrum uitbouwde als publicaties verzorgde, zoals het tijdschrift ‘Art brut’. Deze compagnie, ondertussen ‘Fondation Jean Dubuffet’ geworden, ligt aan de basis van de’Collection de l’ art brut dat in 1976 in het Chateau Beaulieu te Lausanne haar deuren opende. ‘Outsider


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.