Natura 1 2021

Page 1

natuurstudie | natuurbeleving | natuurbescherming

Jaargang 118 Nr 1 Maart 2021

Welke leeuwentand is dit? Determinatiesleutel voor vijf ‘lastige’ soorten

Rabiës bij vleermuizen - Hoe zit dat? Kleurafwijkingen bij vogels: niet zo zwart-wit als het lijkt

www.knnv.nl


In dit nummer

Voorwoord

06 — Diepgeworteld Bomen in de kunst 07 — Uit de regio: Welke leeuwentand is dit? Determinatiesleutel voor vijf ‘lastige’ soorten 10 — Rabiës bij vleermuizen Hoe zit dat? 14 — Kruid om glas te poetsen 18 — Klimaatbossen Van plan naar uitvoering 20 — Kleurafwijkingen bij vogels Niet zo zwart-wit als het lijkt 22 — Help mee aan het realiseren van KNNV-doelen 23 — Adopteer een gebied

En ook nog 03 Rondje KNNV 04 Uit het veld 13 Natura 2000 – Oostelijke Vechtplassen 24 Opgemerkt – Hottentot 25 Klein gespuis – Zwemmende geraamten 26 Bladspiegel 28 KNNV-verenigingsnieuws 31 Lezersfoto & colofon

< Op de omslag Paardenbloemen Foto Andrew Koturanov

2 — Natura 2021 nr 1

Zorgeloos

A

ls dit nummer van Natura bij u bezorgd wordt, is de meteorologische lente al begonnen. Na een winter die eindelijk weer eens onverwacht f link winters uitpakte. Ik kan deze ruimte gebruiken om te vertellen wat een moeilijk jaar 2020 was en dat we nog steeds geduld moeten hebben etc. Maar dat ga ik niet doen! Laten we vooruitkijken naar betere, warmere tijden. De natuur ontluikt, de dagen lengen, er is steeds meer te beleven en te doen buiten. Wandel langs frisse groene heggen, over smalle paden en verbaas je over de natuur die ieder jaar weer z’n veerkracht toont. Laat je verrassen door allerlei kleurige schoonheden die je bijna vergeten was. Gluur door je verrekijker naar terugkerende weidevogels, ga op je buik in het gras om een close-up van die ene bijzondere bloem te maken. Genieten van de frisse lucht en de zonnestralen die elke dag aan kracht winnen. Eropuit kan dicht bij huis, ook in je uppie of in klein gezelschap. En ik ben vast besloten dat te gaan doen. Even vergeten hoe 2020 was, genieten in het hier en nu. Uren wandelen en her en der neerploffen midden in al het moois dat Moeder Natuur ons te bieden heeft. Niet nadenken, alleen luisteren en kijken. Hoewel… In dit nummer leest u over de determinatiesleutel voor vijf ‘lastige soorten’ composieten. Informatief en nieuwsgierig makend: lukt het mij om die gele ‘paardenbloem’ op naam te brengen? Ik denk dat ik vanaf nu niet meer zomaar neer kan ploffen zonder me af te vragen waar ik tussen zit of lig. Bij deze de aanmoediging om hetzelfde te doen. Ga naar buiten, geniet van het moment en de omgeving, vergeet even de ingewikkelde situatie. Alleen of met net zoveel mensen als op dat moment is toegestaan. Met familie, vrienden of in KNNV-verband. Voor een paar zorgeloze uurtjes! Paul van Bodengraven


Rondje KNNV

Redactie Paul van Bodengraven

De KNNV heeft 48 regionale afdelingen. Daarin bruist het van enthousiasme voor de natuur. In de recente afdelingsbladen en het nieuws sprongen deze opmerkelijke initiatieven, waarnemingen en berichten eruit.

Oeverzwaluwwand Deze oeverzwaluwwand is in onderhoud bij het waterschap Vallei en Veluwe, maar de aannemer had de nestpijpen dicht gestopt met leem. Tijdens een veldbezoek voor de inventarisatie van de landschapszone op 24 april 2020 probeerden oeverzwaluwen nestholten in de leem uit te krabben, wat niet lukte. Na overleg met het waterschap is een sleutel van het hek geregeld en konden wij op 29 april de nestpijpen ontdoen van leem en vullen met een mengsel van zand en zavel. Op 30 april Leden van de vogelwerkgroep bij de wand | Foto Adrie Hottinga waren de eerste oeverzwaluwen al actief met het uitkrabben van nestholten. Deze éénmalige actie van de vogelwerkgroep was net op tijd om de oeverzwaluwen in de landschapszone aan een nestlocatie te helpen. Begin mei waren in 78 nestgaten krabsporen en holten aanwezig. Onze verwachtingen waren hooggespannen, maar de akkerdistels, die op de met klei bedekte broedwand groeiden, wortelden in de nestpijpen die open gekrabd waren. Medio juni heb ik bij minimaal 25 nestpijpen de akkerdistels zo goed mogelijk uitgestoken en met succes. De oeverzwaluwen nestelden weer in de nestpijpen en op 16 juni konden 60 broedparen vastgesteld worden. Het uiteindelijk resultaat was: eind juni 76 bezette nestpijpen. > Adrie Hottinga in Natuurklanken nr. 1-2021, KNNV-afdeling Epe-Heerde

Stadsreus Van de zomer zag ik in een tuin een hele grote wesp zitten. Zo'n grote had ik nog nooit gezien. Je zou er bang van worden. Maar thuis, na veel speurwerk te hebben verricht, kwam ik uit op de stadsreus. De stadsreus (Volucella zonaria) ook wel hoornaarzweefvlieg genoemd, is een insect uit de familie zweefvliegen (Syrphidae). De stadsreus is met zijn lichaamslengte van zo’n 2 centimeter de grootste zweefvlieg van Nederland. Hij wordt groter dan de meeste andere Foto Hans Coppens soorten zweefvliegen en kan een lengte van 2,5 centimeter bereiken. Hij leeft, zoals alle zweefvliegen, van nectar en stuifmeel. Het insect kan niet steken, maar lijkt door grootte en kleuren op de wel van een angel voorziene hoornaar (Vespa crabro). Deze voordelen biedende gelijkenis met een andere soort wordt mimicry genoemd. De stadsreus komt voor in centraal en zuidelijk Europa, noordelijk Afrika en Azië inclusief Japan. In Nederland en België is de soort niet overal algemeen. Hij heeft een voorkeur voor een stedelijke omgeving, vandaar de naam. Met het opwarmen van de aarde wordt hij steeds vaker gezien. > Hettie Leijer in De Vier Jaargetijden nr. 1-2021, KNNV-afdeling Apeldoorn

Kerstkaart Er is één kaart waar wij met meer dan normale spanning ieder jaar naar uitkijken. Komt hij wel of komt hij niet? Er komt immers een tijd dat die kaart niet meer in de bus valt. De afzender zorgt ervoor dat de kaart niet ondersneeuwt in de eindejaarspost, maar dat hij wordt bezorgd tussen Kerst en Nieuwjaar of kort na de eerste dag van een nieuw jaar. Tot nu toe is het allemaal nog niet zo verschrikkelijk bijzonder, maar dat wordt het, en niet zo’n klein beetje ook, als we het kleinood in ogenschouw nemen. Een met vaste hand geschilderde vogel, natuurgetrouw in kleur weergegeven. Een blauwborst (2013), een winterkoning (2014), een baardmannetje (2019), twee bijeneters (2020). De kunstenaar, bouwjaar 1939, is een KNNV-lid van onze afdeling, sinds 1967. Een lid met belangstelling voor alles wat bloeit, groeit, f laddert of vliegt. Veel kennis, beetje bescheiden. Jan Verkaik is zijn naam. Hij is die kunstenaar onder ons! En dat mag best eens worden gezegd. > Rob Monsees in Blad 63, december 2020, KNNV-afdeling Alkmaar– Den Helder

© Jan Verkaik

2021 nr 1 Natura — 3


Uit het veld

Redactie Herman Verschuren

Vieze koeienpoep Poep is een belangrijke schakel in de kringloop van het leven. De lijst van beestjes die op versgeperste koeienstront afkomen, is heel lang: van vlieg tot mest­ kever en van vlinder tot slak. Vooral mest­kevers en hun larven gaan voortvarend aan de slag met het verwerken van de poep. De drol vol insecten trekt vervolgens rovers aan. Nog meer insecten, maar ook padden, vogels en dassen pikken graag een beestje mee. Wormen, schimmels en bacteriën breken de vlaai verder af en maken de voedingsstoffen beschikbaar voor planten. Zie ook de mooie tekening van Jeroen Helmer bij dit bericht. Helaas bestaat er ook vieze koeienpoep: die met gif. Een koe graast zijn kostje het liefst bij elkaar in een gevarieerd, kruidenrijk natuurgebied. Om zijn afweer op peil te houden, eet zo’n grazer kruiden als boerenwormkruid en kraailook, die werken tegen parasieten. Zijn soortgenoot op het moderne agrarische boerenbedrijf heeft echter geen toegang tot deze kruidenapotheek en moet het doorgaans doen met een monocultuur van Engels raaigras. Het gevolg is een grotere kans op parasieten en daarmee ontstekingen. Om dieren dit leed te besparen, wordt boerenvee vaak preventief behandeld met ontwormingsmiddelen. En die komen dus in de koeienstront terecht. Onderzoek van ARK Natuurontwikkeling toonde aan dat de concentraties van giftige medicijnresten soms zo hoog zijn, dat ze vrijwel alle insecten doden. Niet alleen in de

weiden, ook in natuurgebieden. Want boeren pachten namelijk regelmatig natuurgrond om daar hun dieren te laten grazen. Beheerders van de natuurgebieden verzoeken de boeren meestal om hun dieren in de weken daarvoor niet te ontwormen, maar of ze dat doen wordt niet nagegaan. Om daar iets aan te doen, deden ARK Natuurontwikkeling begin vorig jaar een poeponderzoek. Op verschillende locaties in het land hebben beheerders 38 monsters van koeienvlaaien en 3 monsters van schapenmest afgenomen. Deze zijn vervolgens in een onafhankelijk laboratorium geanalyseerd. In 3 van de 41 monsters werden grote hoeveelheden fenbendazol, ivermectine en eprinomectine aangetroffen. Van fenbendazol is aangetoond dat het bij bepaalde doseringen dodelijk is voor vogels. Van de andere twee kunnen kleine doseringen desastreuze gevolgen hebben: vrijwel alle insecten in de poep sterven. Met een domino-effect tot gevolg: acuut voedselgebrek voor de vogels en zoogdieren die afhankelijk zijn van de insecten als voedselbron. In de overige monsters zijn geen antiparasitaire middelen zijn aangetroffen, maar toch kunnen ze medicijnresten bevatten. De gebruikte apparatuur was namelijk niet gevoelig genoeg dat te meten. In 2021 doet ARK Natuurontwikkeling in 2021 opnieuw onderzoek naar koeienstront. Mensen met interesse kunnen zich alvast melden via jeroen.helmer@ark.eu.

Schone poep is een bron van leven | Tekening © Jeroen Helmer, ARK

4 — Natura 2021 nr 1

Mossels met plastic

Onlangs nog lekker mosselen gegeten? Grote kans dat er met de mosselen een zekere hoeveelheid microdeeltjes plastic in je maag terecht is gekomen. Of dat kwaad kan, weten we nog niet. Onder microdeeltjes plastic ofwel microplastics verstaan onderzoekers doorgaans deeltjes die kleiner zijn dan 5 mm. De deeltjes bestaan uit allerlei soorten kunststof en zijn afkomstig van diverse bronnen, van vuilverwerkingsinstallaties tot in water gewassen of geworpen kleding. Ze hebben gemeen dat ze niet vergaan en in steeds grotere mate terechtkomen in de magen van in het water levende dieren. Dat bleek bijvoorbeeld al in 20152016 uit onderzoek door een gezelschap zeebiologen verenigd in de Joint Group of Experts on the Scientific Aspects of Marine Environ­mental Protection (GESAMP) van de Verenigde Naties. In twee rapporten, Sources, Fate and Effects of Microplastics in the Marine Environment Part 1 (2015) en Part 2 (2016) wezen ze op de risico’s van dit verschijnsel. Eind 2020 volgde een onderzoek door Hull York Medical School en de University of Hull naar microplastics in vissen, schaal- en schelpdieren waaruit bleek dat vooral schaal- en schelpdieren als krabben, mossels, oesters en sint-jakobsschelpen veel microplastics herbergen. Het ging om hoeveelheden van 0 tot 10,5 microplastics per gram in schelpdieren, bijvoorbeeld mossels, 0,1 tot 8,6 microplastics per gram in krabben en kreeften en 0 to 2,9 microplastics per gram in vissen. Vooral langs de kust van Azië bleken dieren veel microplastics te bevatten, gemiddeld meer dan in Europa, maar dat kan nauwelijks geruststellend zijn bij het vooruitzicht dat de hoeveelheid plastic afval in de zee de komende vier decennia waarschijnlijk verdubbelt. Over het effect van microplastics in mensen is overigens nog niets bekend.

Mosselen met plastic? | Foto Pixabay


Deltadijken bijenparadijs De Nederlandse dijken staan van oudsher bekend om hun waarde voor diversiteit in vegetatie. Recent onderzoek wijst uit dat sommige dijken ook veel te bieden hebben voor insecten, in het bijzonder voor wilde bijen. Na enkele vondsten op dijken in Rhoon (Zuid-Holland) in 2017-2018 kwamen de dijken in beeld als potentieel waardevol leefgebied voor insecten en andere ongewervelden. In de daaropvolgende jaren werden door diverse waarnemers allerlei bijzonderheden op West-Nederlandse dijken gezien. Reden voor EIS Kennis­ centrum Insecten om in samenwerking met Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels het project ‘Rijke Dijken van de Delta’ te starten. In 2020 is de eerste helft van het veldwerk uitgevoerd,

waarbij 22 dijken (8 kilometer) onderzocht zijn. Tot op heden zijn er al 112 soorten bijen vastgesteld, grofweg een derde van de Nederlandse bijenfauna! Ook de aantallen zijn indrukwekkend: lokaal zijn vele honderden tot soms wel duizenden exemplaren waarneembaar. Het grote aandeel van nestparasieten (koekoeksbijen), zoals de dikkopbloedbij en de borstelwespbij, laat zien dat de dijken een geliefde voortplantingsplek vormen voor wilde bijen. Dat maakt de dijken een cruciaal onderdeel van het leefgebied. Tijdens dit onderzoeksproject worden de ecologische waarden van slaperdijken in het zuidwestelijk Deltagebied in kaart gebracht. Na afronding van het veldwerk in 2021 zullen de complete resultaten worden gepubliceerd. Tot die tijd verschijnt meer informatie periodiek op bestuivers.nl/ dijkenproject.

Borstelwespbij | Foto Dick Belgers

Hazelmuizen tellen? Geef ze een nest De hazelmuis komt in Nederland alleen in Zuid-Limburg voor en is zeldzaam. Het dier leeft vooral in de overgangs­ zones van opgaande begroeiingen, zoals bos en houtwallen naar struik­ begroeiingen en ruigten. Er is onlangs een nieuwe methode gevonden om ze te tellen. De nesten worden gevonden aan weerszijden van de Geul, ten westen (onder andere Kruisbosch en Onderste Bosch) iets minder dan aan de oostkant (onder andere Vijlener­bosch en Malensbosch). Elk najaar trekken vrijwilligers van de Zoogdiervereniging langs tweemaal vijftig vaste telroutes langs bosranden en hagen om hazelmuizen te tellen. Dat is knap lastig, omdat het dier verborgen leeft en zeldzaam is. Dus tellen ze niet de beesten, maar hun nesten, voor zover die te vinden zijn. En daar is iets op gevonden! Vanaf dit jaar plaatsen de vrijwilligers nestbuizen. Uit onderzoek bleek dat hazelmuizen een

bepaald type nestbuis waarderen als onderkomen, en dat het tellen van bewoonde nestbuizen een betrouwbaar beeld geeft van de populatie. Uit onderzoek

is ook gebleken dat trends op basis van nestbuizen overeenkomen met trends op basis van nesttellingen, wat betekent dat het deels overgaan op het gebruik van nestbuizen een betrouwbare uitbreiding van het telnetwerk kan zijn. Het aantal getelde nesten zegt niets specifieks over een eventueel goed of slecht hazelmuisjaar. Door te corrigeren voor allerlei factoren die de tellingen kunnen beïnvloeden, komt het Centraal Bureau voor de Statistiek tot een index die iets zegt over toe- of afnames van de hazelmuispopulatie. Sinds 1992 worden de tellingen van elk jaar meegewogen en ontstaat een beeld van de ontwikkeling van de populatie. De trend van de hazelmuis voor heel Zuid-Limburg is nog steeds positief, er is een lichte toename. Maar vergeleken met tellingen rond 1950 is het aantal nog steeds erg laag.

Hazelmuis | Foto Saxifraga/ Mark Zekhuis

> Meer informatie: www.zoogdiervereniging.nl.

2021 nr 1 Natura — 5


Bomen in de kunst

Diepgeworteld Al eeuwenlang zijn mensen gefascineerd door bomen. Maar nooit eerder werd in Nederland een thematische tentoonstelling over bomen georganiseerd. Prinses Beatrix, bomen- en kunstliefhebster, bracht als beschermvrouwe van de vijftigjarige Bomenstichting op 8 december een bezoek aan de jubileum­ tentoonstelling ‘Diepgeworteld. Bomen in de Nederlandse schilderkunst’ in het Dordrechts Museum. Tekst Bea Koetsier | Beeld Galerie Onrust, Amsterdam

D

e boom bij uitstek, de eik, was voor de Kelten heilig en voor Romeinen en Grieken het symbool voor daadkracht, wijsheid en onoverwinnelijkheid. Er werd ook rechtgesproken onder eiken. Weer later zag men de waarde van de eik voornamelijk in het gebruik als timmerhout. Vanwege zijn hardheid en duurzaamheid was eikenhout onmisbaar voor de bouw, zoals van schepen. Helaas dringt het belang van bomen slechts langzaam door tot de moderne mens. Bomen zijn niet alleen ‘versiering’, maar dragen bij aan de biodiversiteit en kunnen de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast en hittestress, beperken. Tegenwoordig weten we bijvoorbeeld dat er wel vierhonderd soorten insecten op onze inheemse eik leven. De Bomenstichting De Bomenstichting fungeert als vraagbaak bij geschillen over bomen, dreigende kap van bomenlanen en onderhoud van monumentale bomen. Ze beoordeelt ook bomenbeleidsplannen en geeft advies over het inrichten van de publieke ruimte. In het Landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting staan nu zo’n 15.000 objecten: solitaire bomen, lanen en boomgroepen. De tentoonstelling Bomen zijn vaak inspirerend voor kunstenaars. Op de tentoonstelling zijn zeventig heel verschillende schilderijen te zien. Roelant Savery, Meindert Hobbema, Barend Cornelis Koekkoek,Vincent van Gogh,Piet Mondriaan, Armando, Jacoba van Heemskerck van Beest en Jan Sluyters

6 — Natura 2021 nr 1

zijn maar enkele namen. Persoonlijk vond ik Ochtendlandschap met wilgen van Dirk Hidde Nijland heel boeiend. Hij schilderde in 1944, midden in de Tweede Wereldoorlog, een eenzame knotwilg in een doodstille, verlaten polder. Waarschijnlijk verbeeldde hij zo het in zijn vrijheid beknotte Nederland. Bijzonder is ook Trunk#1 van Robert Zandvliet. Omdat je geen boomwortels of kruin, maar enkel de stam ziet, gaat de kijkervaring hier over de ontmoeting. De tentoonstelling is niet chronologisch, maar is ingedeeld in zeven subthema’s. Bij het thema ‘bloei en verval’ kunt u genieten van het vrolijke en hoopgevende schilderij Bloeiende boom van Charley Toorop. Een gratis audiotour, waarbij het Museum met de Bomen­ stichting in gesprek gaat, biedt veel extra informatie. In de museumwinkel is de interessante, feestelijke catalogus te koop. Bomen in Dordrecht In Dordrecht is ook een Monumentale Bomenwandelroute door het historische stadcentrum en daarvoor is een klein boekje beschikbaar. Bij negen bomen is met QR-codes ook een podcast te beluisteren. De route begint al meteen in de museumtuin met zijn bijna twee eeuwen oude platanen. In de catalogus staat de terechte mening van Hanna Hirsch van de Bomenstichting en Peter Schoon van het Dordrechts Museum: “Bomen en kunst horen bij elkaar. We hebben beide nodig om te leven: letterlijk en figuurlijk!” n De tentoonstelling is verlengd t/m 15 augustus 2021. Zie www.dordrechtsmuseum.nl

Trunk #1, Robert Zandvliet, 2016


Uit de regio Determinatiesleutel voor vijf ‘lastige’ soorten

Welke leeuwentand is dit? Meer dan 25 soorten gele composieten waaronder leeuwentanden kun je in het veld tegenkomen. Maar welke soort is dat nu? Arie van den Bremer, lid van KNNV-afdeling Amersfoort, ontwikkelde een determinatiesleutel om vijf verschillende soorten, die vaak tot discussie leiden, op naam te brengen. Tekst & foto’s Arie van den Bremer

B

ij vegetatieonderzoek komen we regelmatig middelgrote gele composieten tegen. Er zijn meer dan 25 soorten, zoals paardenbloem, gewoon biggenkruid, bitterkruid, klein streepzaad, stijf havikskruid, ruige leeuwentand, vertakte leeuwentand, kleine leeuwentand en nog veel meer. Ik doe in dit artikel een poging de kenmerken voor paardenbloem, gewoon biggenkruid, ruige leeuwentand, kleine leeuwentand en vertakte leeuwentand duidelijk te maken. Om de ruige leeuwentand te vinden moet je naar Limburg of de Ooijpolder bij Nijmegen. De andere soorten dan genoemde vijf hebben bijna allemaal bladeren aan de bloeistengel en zijn dus niet met deze vijf te verwarren. Muizenoor heeft ook geen bladeren aan de bloei­ stengel maar maakt grote matten (uitlopers bovengronds) met aansluitende rozetten en is om die reden makkelijk te herkennen. Wat de vijf soorten gemeen hebben: geen stengelbladeren, veel gele bloemen (composiet), alleen lintbloemen, allemaal vruchtpluis en altijd een rozet van grondbladeren.

Meer weten over composieten? Arie van den Bremer schreef de Basisgids composieten, een fotogids waarmee beginners en gevorderden snel composieten kunnen determineren. In totaal zijn er 140 soorten in beeld gebracht en beschreven. De gids is uitgegeven door de KNNV Uitgeverij en kost € 23,50 (KNNV-leden 10% korting).

Determineren Bij het determineren kan je spreken over hard bewijs en steun­ bewijs. Steunbewijs geeft een indicatie. Een steunbewijs is nog geen bewijs maar bij vijf steunbewijzen wordt het wat anders. Mooier is het als er een hard bewijs is dat uniek is voor de soort, bijvoorbeeld bepaalde ribbels op een zaadje. Punt zal altijd blijven dat je nooit alle kenmerken van een plant tegelijk ziet: als hij bloeit is er nog geen nootje en vruchtpluis et cetera. Een of twee? Nog een paar opmerkingen waar ik achter kwam tijdens het opmaken van deze tekst. Er is een composiet met de naam kleine leeuwentand. Het nootje van deze leeuwentand is circa eenderde kleiner dan die bij ruige en vertakte. Daarom dus kleine. In Heukels’ en andere bronnen wordt gesproken over binnenste- en buitenste rij pappusharen op de kop van het nootje. Ik heb heel wat vruchtpluizen onder de binoculair gehad, maar het was een onmogelijke opgave twee rijen haren te ontdekken, laat staan dat er verschil zit in de vorm. Soms denk ik dat kenmerken gewoon overgenomen worden zonder te controleren. En misschien is er ook veel variatie. Dat harenkenmerk heb ik dan ook maar laten vallen.

De determinatiekenmerken voor de vijf behandelde soorten staan op de volgende bladzijden. Het woordgebruik in de tekst erin is conform dat in Heukels’ Flora van Nederland.

>>

2021 nr 1 Natura — 7


Uit de regio Determinatie-kenmerk

Namen van de composieten Paardenbloem

Gewoon biggenkruid

Ruige leeuwentand

Kleine leeuwentand

Vertakte leeuwentand

Taraxacum officinale

Hypochaeris radicata

Leontodon hispides

Leontodon saxatilis

Leontodon autumnalis

Bloeistengellengte in cm en doorsnede

30, hol en glimmend glad

60, iets hol en gegroefd

40, iets hol en gegroefd

30, iets hol, gegroefd en heel dun

35, iets hol en gegroefd

Bloemdiameter in mm

40

35

30

20

20 cm

Aantal bloemen

Tot 250

Ca. 150

Ca. 100

Ca. 100

Ca. 100

Stengel vertakt

Neen

Ja

Neen

Neen

Ja

Stengelbeharing

Geen

Soms enkele borstel­ haren onderaan de stengel

Soms gewone maar meestal gaffel- en sterharen.

Onderaan de stengel vaak gewone haren

Geen

Stengelschubben

Geen

Ja, tot 7 mm lang met getande rand

Geen

Geen

Bij vertakking tot 2 cm lang priem­vormig schutblad. Aan top van stengel veel schubben

Overgang stengel naar bloemhoofd

Niet verdikt

Niet verdikt

Geleidelijk verdikt onder bloemhoefd

Niet verdikt

Geleidelijke overgang van stengel naar bloemhoofd

Wortelstelsel

Stevige penwortel tot 30 cm lang

Stevige penwortel tot 20 cm lang

Draadvormig. Korte wortelstok en rozetten vormend

Draadvormig. Vaak meerkoppig met meer rozetten bij elkaar

Draadvormig. Vaak meerkoppig met meer rozetten bij elkaar

Vorm rozetbladen

Omgekeerd spatel­ vormig. Grootste breedte boven het midden

Omgekeerd spatel­ vormig.Grootste breedte boven het midden

Omgekeerd lancet­ vormig. Grootste breedte boven het midden

Omgekeerd lancet­ vormig. Grootste breedte boven het midden

Omgekeerd lijnlancet vormig. Grootste breedte in het midden

Bladrand rozet

Variabele veerspletig met getande spitse lobben

Bochtig veerspletig met verwijderd staande afgeronde lobben

Bochtig veerspletig met verwijderd staande afgeronde lobben

Bochtig veerspletig met verwijderd staande afgeronde lobben

Scherp veerspletig met verwijderd staande spitse lobben

Beharing rozetbladen

Bovenkant blad hele korte borstelharen

Boven en onderkant gewone lange borstelharen

Veel gaffel- en sterharen

Veel gewone en gaffel haren (vaak borstelig)

Geen haren

Eindslib rozetblad

Stomp en breed driehoekig

Stomp en breed driehoekig

Stomp en breed driehoekig

Stomp en breed driehoekig

Spits en smal driehoekig

Tussen bloemen stro­ schubben

Neen

Ja

Neen

Neen

Neen

Stand bloemhoofdje voor de bloei

Rechtop

Rechtop

Knikkend

Knikkend

Rechtop

Kleur lengtestreep onderkant buitenste lintbloemen

Grijs-groenachtig

Blauwachtig grijs, naar top vaak roodachtig

Blauwachtig

Grijsachtig

Roodachtig

Vorm omwindsel

Omgekeerd klokvormig

Omgekeerd klokvormig

Omgekeerd klokvormig

Omgekeerd klokvormig

Stengel gaat geleidelijk over in omwindsel

Beharing omwindsel

Geen

Meestal geen

Meestal opvallend dicht behaard

Geen

Meestal geen

Omwindselbladen

Lijnvormig met vliezige rand. Aan voet van omwindsel omgeslagen schubben

Vliezige rand en rode spitse punt

Lijnvormig en voet 0-2 schubben

Lijnvormig, met zwart rand en aan voet enkele schubben

Lijnvormig met zwarte punt en aan voet veel schubben

Kleur lengtestreep onderkant buitenste lintbloemen

Grijs-groenachtig

Blauwachtig grijs, naar top vaak roodachtig

Blauwachtig

Grijsachtig

Roodachtig

Lengte nootje en snavel in mm

3 + 10

4 + 10 De buitenste nootjes vaak korter

5+0

3+1

5+0

Vorm van nootje

Recht met lengteribben en daarop tanden

Recht met lengteribben en daarop tanden

Recht met lengte­ribben en daarop dwarsribben

Gebogen met lengteribben en tanden

Recht met lengte­ribben en daarop dwarsribben

Pappus (vruchtpluis) op nootje

Ja

Ja

Ja

Ja, randstandig met kroontje

Ja

Pappusharen (vruchtpluis)

Alleen gewone haren

Gewone haren 6 mm lang en geveerde haren 10-12 mm lang

Korte gewone haren en lange aan voet verbrede geveerde haren.

Even lange getande en geveerde aan de voet verbrede haren

Alleen geveerde aan de voet verbrede haren

8 — Natura 2021 nr 1


Paardenbloem

Omwindsel met rechte omwindselbalden en aan voet omgeslagen schubben

Rozet met vaak diep geveerde bladen

3 mm lang nootje met 10 mm lange snavel

Rozet met geveerde bladen

4 mm lang nootje met 10 mm lange snavel en ertussen stroschubben

Rozet met geveerde bladen

5 mm lang nootje zonder snavel

Rozet met geveerde bladen

3 mm lang krom nootje met korte snavel en randstandige zonder snavel met kroonvormige pappus

Rozet met lancetvormige geveerde bladeren met spitse slippen

5 mm lang nootje zonder snavel

Gewoon biggenkruid

Omwindsel met rechte omwindselbalden en aan voet enkel schubben

Ruige leeuwentand

Bloemhoofd met verdikte stengeltop

Kleine leeuwentand

Bloemhoofd omgekeerd kelkvomig

Vertakte leeuwentand

Bloemhoofd met verdikte steelovergang

2021 nr 1 Natura — 9


Hoe zit dat?

Rabiës bij vleermuizen Het is een regelmatig gehoorde, nogal stellige, uitspraak dat vleermuizen ziekten hebben en deze overdragen. Vleermuizen hebben kennelijk af en toe een zodanig ongenuanceerd imago van ziektedragers en ziekteoverbrengers dat daardoor vaak het werkelijke beeld over het veroorzaken van zoönosen (ziekten die van dier op mens kunnen worden overgedragen) door vleermuizen wordt vertroebeld. Tekst Peter H.C. Lina, Naturalis Biodiversity Center | Foto’s © Lena Godlevska, Kiev

H

et kan niet ontkend worden dat vleermuizen, zoals veel andere in het wild levende diersoorten, ziekteverwekkers bij zich kunnen dragen en sommige daarvan op mensen en ook op andere diersoorten kunnen worden overdragen, en dan vallen al gauw namen als rabiës, ebola en corona. De recente uitbraak van de COVID-19pandemie in China en een vingerwijzing in

verband hiermee naar vleermuizen is daar een bijvoorbeeld van. Laten we hier kort bespreken hoe het werkelijk zit met rabiës (hondsdolheid) bij vleermuizen in Europa (Lina & Hutson, 2006) en in ons land. Wat is rabiës? Rabiës is een van de oudst bekend zoönosen en werd al 23 eeuwen voor het begin van onze jaartelling beschreven. Het was toen al bekend dat de ziekte door beten van honden op mensen kon worden overgedra-

Bij de laatvlieger (Eptesicus serotinus) wordt regelmatig rabiës aangetroffen.

10 — Natura 2021 nr 1

gen. Ook verschillende bekende Grieken uit de oudheid, zoals de filosoof en wetenschapper Aristoteles, beschreven het verschijnsel van rabiës bij honden. Men wist toen al dat rabiës niet te genezen was, maar desondanks waren er in de loop van de eeuwen recepten van kruidenmengsels in omloop die als een remedie tegen rabiës zouden moeten werken. Uiteraard tevergeefs. De ziekte wordt veroorzaakt door verschillende virussen die behoren tot het genus Lyssavirus in de familie van de Rhabdoviridae. Het genus is vernoemd naar de Griekse godin van de waanzin, Lyssa. Lyssavirussen kunnen in beginsel bij alle zoogdieren voorkomen. Het bekendste lyssavirus, dat we wel het klassieke rabiësvirus noemen, komt wereldwijd onder meer bij honden, katten en vossen voor. Daarnaast komt het ook voor bij vleermuizen op de Amerikaanse continenten en op sommige Caribische eilanden. We gebruiken voor dit virus ook wel de afkorting RABV. Tot op heden is dit virus niet bij vleermuizen op andere continenten waar vleermuizen voorkomen, gevonden. Naast het klassieke rabiësvirus komen bij vleermuizen elders op de wereld andere lyssavirussen voor. Van sommige lyssavirussen zijn maar enkele gevallen bij vleermuizen bekend, wat zijn oorzaak kan hebben in het feit dat deze virussen of inderdaad weinig voorkomen of dat de vleermuissoorten waarbij die virussen zijn gevonden (te) weinig op rabiës worden onderzocht. Voorkomen van lyssavirussen bij vleermuizen in Nederland De geschiedenis van het voorkomen van het klassieke rabiës (RABV) in Nederland is uitvoerig beschreven door De Rosa e.a.


(2014). Vanaf 1988 is in Nederland geen RABV meer bij terrestrische, in het wild levende zoogdieren gevonden. In 1987 werden in Nederland voor het eerst bij vleermuizen twee andere lyssavirussen aangetroffen. Waarschijnlijk zijn door gebrek aan onderzoek beide virussen niet eerder in ons land gevonden. Wel was dat het geval in enkele ander Europese landen waar beide virussen al voor 1987 bij vleermuizen waren gevonden. Zij worden European Bat Lyssavirus (EBLV) genoemd, waarvan we twee typen kunnen onderscheiden, namelijk type 1 (EBLV-1) en type 2 (EBLV-2). Beide virussen verschillen duidelijk van het klassieke rabiësvirus. Naast beide EBLV-typen zijn in Europa nog enkele gevallen van andere lyssavirussen bij vleermuizen gevonden. EBLV-1 wordt in ons land, maar ook in andere Europese landen regelmatig bij de laatvlieger (Eptesicus serotinus) aangetroffen en komt bij gemiddeld 22% van de ziek, verzwakt of dood in ons land gevonden dieren voor, althans boven de grote rivieren. Zuidelijker daarvan aanzienlijk minder, maar de oorzaak daarvan is nog onduidelijk. EBLV-2 is ons land slechts vijf keer bij een meervleermuis (Myotis dasycneme) gevonden.

Daarentegen is dit virus in enkele landen, zoals Duitsland, Zwitserland en GrootBrittannië, veelvuldiger bij de watervleermuis (Myotis daubentonii) aangetroffen en het zal geen verrassing zijn als dit ook bij ons nog eens zal gaan plaatsvinden. Bij andere vleermuissoorten die in Nederland voorkomen zijn tot nog toe geen lyssavirussen gevonden. Zoals gezegd, wordt EBLV-1 regelmatig bij de laatvlieger aangetroffen, maar laat nu deze soort uitgerekend, net zoals de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), overwegend in huizen en andere gebouwen, gewoonlijk het hele jaar, in spouwmuren verblijven, dus betrekkelijk dicht bij mensen en huisdieren. Daarom noemen we ze oikofiele soorten. Risico voor de volksgezondheid? Vleermuizen die kennelijk verzwakt zijn of iets onder de leden hebben en zich daarbij doorgaans op voor vleermuizen ongewone plaatsen bevinden, worden regelmatig door mensen gevonden en in een aanzienlijk veelvoud, net als talloze vogels, gepakt door huisdieren, met name door katten. Het betreft vrijwel altijd de twee hiervoor genoemde oikofiele soorten, dus is er ook een betrekkelijk grote kans dat met EBLV-1

besmette laatvliegers door mensen worden gevonden en daarbij mogelijk worden opgepakt of door katten worden gegrepen. Het aantal bekende fatale overdrachten van EBLV naar mensen en huisdieren is gelukkig beperkt gebleven. Tot op heden kennen we in Europa slechts zes gevallen waarbij een dergelijke overdracht bij mensen dodelijk is verlopen. Het eerste geval wat we weten was van een meisje dat in Voroshilovgrad (deze stad heet thans Lugansk), Oekraïne, in 1977 door een laatvlieger was gebeten en kort daarna overleed. Helaas werd het virus waaraan het meisje overleed niet getypeerd, maar vermoedelijk betrof het EBLV-1. Het tweede geval vond in 1985 plaats met een Russisch meisje dat in haar woonplaats was gebeten door een laatvlieger en kort daarna tijdens een vakantietreinreis naar de Oekraïne ziek werd en in een ziekenhuis werd opgenomen, waar zij overleed. Het haar fatale virus werd later geanalyseerd als EBLV-1. Het derde geval vond ook in 1985 plaats en betrof een vleermuisonderzoeker in Finland. De laatvlieger komt in Finland niet voor, maar het was bekend dat de onderzoeker onder meer een studie deed aan watervleermuizen. Later bleek bij

Rabiës wordt bij de meervleermuis (Myotis dasycneme) zelden aangetroffen.

2021 nr 1 Natura — 11


In Nederland is bij watervleermuizen (Myotis daubentonii) nog geen rabiës aangetroffen.

onderzoek dat hij was overleden aan een infectie van EBLV-2. In 2002 vonden in Europa zelfs twee dodelijke gevallen door EBLV plaats, de eerste bij een amateur vleermuiswerker in Schotland, die af en toe zieke vleermuizen verzorgde, maar desondanks niet tegen rabiës was gevaccineerd, en overleed aan EBLV-2. De tweede, toevallig ook weer in Lugansk, bij een man die een vleermuis op straat had gevonden en die vervolgens aan zijn dochtertje liet zien; het dier werd weer losgelaten, maar kennelijk was de man wel door de vleermuis gebeten en overleed hij korte tijd daarna met verschijnselen die op een rabiësaandoening leken, echter zonder dat verder onderzoek naar virus werd uitgevoerd en ook de vleermuissoort is onbekend gebleven. In juli 2019 werd een zestigjarige man met verschijnselen van encefalitis (hersenontsteking) opgenomen in een ziekenhuis in de Franse stad Limoges waar hij eind augustus 2019 overleed. Pas eind 2020 werd virologisch onderzocht waaraan de man was overleden en dat bleek aan EBLV-1 te zijn. De man had geprobeerd een kolonie vleermuizen op zijn zolder te verwijderen en daarbij heeft hij mogelijk contact met een of meer vleermuizen opgelopen. De diagnose EBLV-1 zou er op kunnen wijzen dat het een kolonie laatvliegers is geweest. Verder zijn tot op heden slecht vijf contactgevallen van een vleermuis-lyssavirus bij huiskatten aangetoond in respectievelijk Denemarken (1), Frankrijk (3) en Italië (1). Kolonies verwijderen bij EBLV‑positieve vondsten? Laatvliegers die besmet zijn gevonden met EBLV-1 zijn vrijwel altijd individuele

12 — Natura 2021 nr 1

vondsten en zijn bijna nooit in verbinding te brengen met een mogelijk in de buurt aanwezige kolonie, omdat die niet bekend is. Er zijn in ons land maar enkele gevallen bekend waarbij rabiëspositieve laatvliegers in de directe omgeving van een kolonieplaats werden gevonden, en het ging hierbij slecht om enkele dieren. Logischer­ wijze kan dan de vraag worden opgeworpen of het niet in het belang van de volksgezondheid zou zijn om de andere dieren van de kolonie te elimineren. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat de andere vleermuizen, althans minstens een deel, van zo’n kolonie antistoffen tegen lyssavirus hebben opgebouwd en er kennelijk een soort groepsimmuniteit in de kolonie is ontstaan. Daarnaast is tijdens de First International Conference on “Rabies in Europe”, gehouden in juni 2005 in Kiev (Oekraïne) onder meer een resolutie aangenomen die kortweg inhield dat uit epidemiologische gegevens is gebleken dat vernietiging van geïnfecteerde kolonies niet effectief is en moet worden voorkomen en wordt het monitoren van het toekomstige verloop van zulke kolonies aanbevolen (OIE, 2006). Bij de kolonies waar in Nederland enkele EBLV-1 positieve laatvliegers waren gevonden zijn nadien tot op heden geen geïnfecteerde dieren meer gevonden. Hoe zie je dat een vleermuis rabiës heeft? Niet elke vleermuis die verzwakt wordt gevonden, heeft rabiës, maar zeker bij een vondst van een laatvlieger moet daar sterk rekening mee worden gehouden omdat symptomen voor rabiës vaak niet bij een vleermuis te zien zijn. Soms blijken met

lyssavirus besmette laatvliegers overgevoelig te zijn voor harde geluiden en uiten dat door middel van aanhoudend krijsen. De absoluut zekere diagnose voor rabiës kan alleen worden vastgesteld door onderzoek aan de hersenen, wat in Nederland wordt uitgevoerd door Wageningen Bioveterinary Research (voorheen Centraal Veterinair Instituut) in Lelystad. Maar in de uitwerpselen van vleermuizen kan ook eventueel aanwezig genetisch materiaal van lyssa­ virus worden aangetoond, dus bijvoorbeeld in uitwerpselen die bij een kolonie zijn verzameld. Niet het hele virus bevindt zich in die uitwerpselen, zodat deze niet besmettelijk zijn (Begeman e.a., 2020). Dat is wel het geval met het speeksel van een met lyssavirus besmette vleermuis en bij een beet van zo’n dier zullen zo snel mogelijk de noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen, ook als het nog niet zeker is dat een vleermuis, en zeker bij een laatvlieger, rabiës heeft (Zie RIVM, 2017). n Literatuur Begeman, L. e.a., 2020. Faeces as novel material to estimate lyssavirus prevalence in bat populations. Zoonoses and Public Health, 67: 198-202. Lina, P.H.C. Lina & A.M. Hutson, 2006. Bat Rabies in Europe: a Review. In: Dodet, B. e.a. (eds.). First International Conference on “Rabies in Europe”. Kiev, Ukraine, 15-18 June 2005. Developments in Biologicals, 125: 245-253 OIE, 2006. In: Dodet, B. e.a. (eds.). Conclusions and Recommendations. First International Conference on “Rabies in Europe”. Kiev, Ukraine, 15-18 June 2005. Developments in Biologicals. 125: 289—296. RIVM, 2017, Rabiës bij vleermuizen. Informatie voor professionals en vrijwilligers. Brochure, 1-7. (rivm.nl/ documentatie/rabies-bij-vleermuizen-professionals) en (rivm.nl/documenten/rabies-stroomschema-profylaxe) Rosa, M. de e.a., 2014. De geschiedenis van rabiës in Nederland. Infectieziekten Bulletin, 25 (3): 69-74.


Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen

Natuur heeft geen haast Het is stil, zonnig en koud vandaag in Westbroek. Een stralend zonnetje en een koude wind, een prima combinatie om de weidsheid van dit gebied te ervaren. Een enkele graafmachine steekt in de verte af tegen de blauwe lucht, verder is er geen menselijke activiteit te bespeuren. Natuur (in ontwikkeling) op zijn mooist. Tekst & foto Paul van Bodengraven

N

atura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen bestaat uit meerdere laagveengebieden tussen de Vecht en de oostrand van de Utrechtse Heuvelrug. Door turfwinning zijn hier meerdere meren en plassen ontstaan. Sommige stukken zijn later ingepolderd en in gebruik genomen als weidegebied. Door herstelwerkzaamheden, zoals in de West­broekse Zodden, keert het water terug en wordt het gebied aantrekkelijker voor weidevogels en moerasvegetatie. Afgezien van heel wat ganzen, een groepje kieviten en wat meeuwen is er op dit moment weinig leven in de weidevogelbrouwerij. Maar je kunt je goed voorstellen dat het straks, in het voorjaar, een drukte van belang zal zijn. Raaigraslanden worden weggegraven en maken plaats voor ondiepe plassen en natte graslanden waar het, straks als de graafmachines en zandwagens vertrokken zijn, zoemt en f laddert. Mensen worden in dit stuk

geweerd in het broedseizoen. Een stuk van de Westbroekse Zodden is al vernat en biedt ook in de wintertijd een fraai wandeldecor. Wat kunnen we hier straks verwachten? Dit is nu al een belangrijk broedgebied voor broedvogels als de roerdomp, purperreiger, woudaap en grote karekiet. Maar ook de porseleinhoen, zwarte stern en ijsvogel zijn hier regelmatig te vinden. Die krijgen dus meer ruimte tot hun beschikking, in de hoop dat het zal leiden tot meer broedparen. Qua vegetatie mogen we straks blauwgrasland verwachten, met soorten als spaanse ruiter (Cirsium dissectum), blauwe zegge (Carex panicea) en tandjesgras (Danthonia decumbens). De eerste afgegraven oevers en voormalige weiden worden al ingenomen door pioniersoorten. Het menselijk geduld wordt nog even op de proef gesteld, natuur heeft zelden haast. Die rust krijg je hier vanzelf mee, uitkijkend over de grootsheid van toekomstige natuur. n

De Nederlandse bijdrage aan het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden (Natura 2000) bestaat uit 161 gebieden. Deze gebieden liggen zowel op land als op zee. De meeste gebieden zijn inmiddels definitief aangewezen. Wat zijn dat voor gebieden en wat maakt ze bijzonder? De komende nummers bezoekt de redactie van Natura deze gebieden voor een korte impressie. Meer informatie over de gebieden op www.natura2000.nl.

Oostelijke Vechtplassen

Status: Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn Overbelasting stikstof: Ja Provincies: Noord-Holland, Utrecht Totale oppervlakte: 6475 ha Beheerders: Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten Doen: Wandel het Zoddenpad (Klompenpad), 13 of 18 km. Kijk op klompenpaden.nl.

2021 nr 1 Natura — 13


Kruid om glas te poetsen Glaskruid: “Door de ruwheid is het zeer geschikt om glazen en bekers te poetsen en schoon te maken”, aldus het Cruydt-boeck van Dodonaeus (Dodoens) uit 1608. Werkt dat echt? En wat is het eigenlijk voor plant? Caroline Elfferich ging op onderzoek uit. Tekst Caroline Elfferich

I

n een voortuin in Pijnacker ontdek ik glaskruid onder een boompje. Op het eerste gezicht meen ik de planten te herkennen als klein glaskruid (Parietaria judaica): een soort uit de brandnetelfamilie, die op oude muren groeit in het stedelijk gebied. Enkele jaren geleden viel het me op dat klein glaskruid veel voorkomt op kademuren in het historische centrum van Dordrecht. Vroeger was deze plant zeldzaam in Nederland, maar in de Heukels’ flora1 staat bij de soort vermeld ‘toenemend’. Op Verspreidingsatlas.nl is te zien dat het verspreidingsgebied niet duidelijk is toegenomen. Het gaat dus om een toename van het aantal planten per kilometerhok.

Klein of groot Hoewel het glaskruid in Pijnacker sprekend op klein glaskruid lijkt, voel ik toch enige twijfel. Vooral vanwege de groeiplaats. In mijn beleving is het heel ongewoon om klein glaskruid aan te treffen op een schaduwrijke plek op de bodem, in een wijk die zo’n dertig jaar geleden is aangelegd. Dan lees ik in de Nederlandse oecologische flora2 dat er in ons land ook groot glaskruid (Parietaria officinalis) voorkomt: een soort die inheems is in Midden- en Zuid-Europa. Deze soort groeit juist op beschaduwde locaties op de bodem. Groot glaskruid is al sinds de oudheid bekend als geneeskruid tegen vele kwalen. In de middeleeuwen werd de plant

Groot glaskruid in Pijnacker gevonden in een voortuin onder een boompje | Foto Caroline Elfferich

14 — Natura 2021 nr 1

gebruikt als rookplant om duivels te bezweren en om glas te poetsen. Aan deze laatste eigenschap heeft glaskruid zijn naam te danken. Groot glaskruid werd vroeger vaak aangeplant in tuinen van kloosters en buitenplaatsen. Op dergelijke plekken zijn ze tegenwoordig nog steeds te vinden. Ook in boomkwekerijen groeit soms groot glaskruid en deze planten kunnen als verstekeling meeliften met pootgoed. Het glaskruid in Pijnacker is dus wellicht aangevoerd met het boompje waaronder het groeit. Determinatiekenmerken Groot glaskruid heb ik nog nooit bewust gezien en foto’s op internet geven geen


duidelijkheid. De Oecologische flora vermeldt dat beide soorten tamelijk variabel van uiterlijk zijn. Ze kunnen bovendien op elkanders groeiplaats voorkomen. In zulke gevallen nemen ze elkanders habitus (groeivorm) aan. Om de glaskruiden met zekerheid van elkaar te onderscheiden moet je tamelijk ingewikkelde details aan de bloemen en vruchten bestuderen. Onder de stereomicroscoop bekijk ik de kleine uitgebloeide bloemen en vruchten. Met enige aarzeling determineer ik de planten die ik in Pijnacker heb gevonden als groot glaskruid. Daarna breng ik het plantmateriaal bij de Delftse plantenkenner Raymond van der Ham, die mijn determinatie bevestigt. Hij maakt me attent op een groeiplaats van groot glaskruid in Delft, nabij de Botanische tuin. Als ik daar een kijkje ga nemen, zie ik dat deze planten langere bladeren hebben dan het groot glaskruid in Pijnacker. Habitus is dus inderdaad geen betrouwbaar kenmerk om glaskruid te determineren! Foto’s van bloeiend glaskruid zijn te vinden op wilde-planten.nl. Verklaring van naam In de Oecologische flora valt te lezen dat glaskruid vroeger werd gebruikt om glas te poetsen. Dit poetsen probeer ik mij voor te stellen. Als glaswerk enige tijd ongebruikt in de kast staat ontstaat er vaak een matte aanslag op, die je met een schone droge theedoek kunt verwijderen. In de horeca noemt men het glanzend poetsen van glaswerk ‘poleren’. Het lijkt me nogal wonderlijk om glazen te poleren met plantmateriaal en ik leg mijn bedenkingen voor aan Raymond. Zijn reactie: “Als je in het Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten3 kijkt, dan zie je dat de naam glaskruid (glascruyt) al erg oud is: Fuchs4 gebruikte hem al in 1543.” Raymond stuurt een kopie van de originele oud-Nederlandse tekst over glaskruid, afkomstig uit het Cruydt-boeck van Dodonaeus (Dodoens)5 uit 1608. Hij heeft het moeilijk leesbare krullerige drukwerk ontcijferd en daarin een passage gevonden waarin de poetskwaliteiten worden aangeprezen: “… om dattet seer goet en bequaem is / door sijne rouwicheyt / om de gelasen en bekers daer mede te wrijven ende schoon te maecken.” Vrij vertaald maak ik hiervan: “Door de ruwheid is het zeer geschikt om glazen en bekers te poetsen en schoon te maken.”

Klein glaskruid op een kademuur in Delft | Foto Cor Nonhof

Dopvruchten groot glaskruid op liniaal. Bij één vruchtje is het bruine bloemdek niet verwijderd | Foto Raymond van der Ham

Dopvruchten klein glaskruid op liniaal. Bij één vruchtje is het bruine verlengde bloemdek niet verwijderd | Foto Raymond van der Ham

2021 nr 1 Natura — 15


Uitgebloeide bloemen groot glaskruid | Foto Caroline Elfferich

Bierglas poetsen Als een ruim vierhonderd jaar oud boek met enthousiasme verhaalt over het poetsen van glazen met glaskruid, dan wil ik dat wel eens proberen! In de kast vind ik een aangeslagen bierglas. Zou het glaskruid gedroogd of vers worden gebruikt? Eerst probeer ik te poetsen met een los gedroogd blaadje. Het blad is dun en teer, plakt aan de aanslag en poetst waardeloos. Dan waag ik een poetspoging met een vers takje, waar een stuk of tien bladeren aan zitten. De dunne, maar stevige blaadjes vormen zich soepel tot een handzaam poetsdoekje en tot mijn verbazing verdwijnt de aanslag razendsnel van het glas.

De ruwheid waar Dodonaeus over schrijft is voelbaar als je de bladeren van het glaskruid tussen duim en wijsvinger wrijft. Onder de stereomicroscoop zijn vele kleine en grotere glasachtige haartjes te zien op de bladeren. Op de bovenkant van de bladeren liggen talloze kleine witte bolletjes, regelmatig verdeeld over het gehele bladoppervlak. Deze raadselachtige bolletjes heb ik niet eerder gezien in plantmateriaal. Ik vraag Raymond of hij hier meer van weet. Cystolithen Raymond: “Het zijn zogenaamde cysto­ lithen: cellen met opslag van calcium­

Uitgebloeide bloemen klein glaskruid, waarvan een met verlengd rood bloemdek | Foto Raymond van der Ham

16 — Natura 2021 nr 1

carbonaat. Vermoedelijk spelen ze een belangrijke rol in de calcium-, carbonaaten/of kooldioxide-huishouding van een plant. Uit de foto van de dwarsdoorsnede (zie blz. 17 rechtsboven, red.) blijkt dat de cystolithen niet onder de epidermis liggen, maar dat het speciale epidermiscellen zijn (die dus deel uitmaken van de epidermis). In een vers blad steken ze niet uit, maar in een gedroogd blad veroorzaken ze bobbeltjes op de bovenkant. Op de onderzijde van de bladeren is niets te zien.” Cystolithen (cyste = blaas, litho = steen) blijken niet uitsluitend in glaskruid voor te komen. Ze worden aangetroffen in meerdere plantensoorten, vooral uit de plantenorde Rosales, waartoe ook de brandnetel­familie behoort. Calcium­carbonaat (CaCO3) is een chemische verbinding die veel voorkomt in de natuur. Het is een van de verbindingen waar kalk uit kan bestaan. Veel levende organismen maken ervan gebruik, onder andere in eierschalen en slakkenhuisjes. Zouden de cystolithen bijdragen aan de poetskwaliteiten van glaskruid? De calciumcarbonaat-­kristallen hebben een diameter van ongeveer 0,04 millimeter en ze liggen net onder het bladoppervlak. Het is niet goed in te schatten of ze tijdens het poetsen het glasoppervlak raken en een schuureffect bewerkstelligen. Kalium en natrium Raymond maakt mij attent op een artikel van de Israëlische onderzoekers Iluz en


Bovenkant van blad groot glaskruid, de witte stipjes zijn cystolithen | Foto Rob van Es

Detailopname van bovenzijde blad met 1 cystolith. In het midden is een pinnetje zichtbaar waaraan het calciumcarbonaat kristal is bevestigd | Foto Rob van Es

Dwarsdoorsnede door een blad van groot glaskruid, waarop 1 cystolith zichtbaar is als blauw bolletje in een blaasje | Foto Rob van Es

Amar6. In historische literatuur uit het Midden-Oosten hebben ze achterhaald dat glaskruid al in de tiende eeuw wordt genoemd als poetsmiddel voor glas. Daarnaast analyseerden ze een aantal chemische elementen in klein glaskruid en vonden verrassend hoge gehaltes aan kalium en natrium. Soms zelfs nog hoger dan in plantensoorten die op zilte grond of in woestijnen groeien. Iluz en Amar beschrijven dat men in de middeleeuwen planten met hoge kaliumen natriumgehaltes in ovens verbrandde om alkalische grondstoffen te verkrijgen voor de productie van zeep en schoonmaakmiddelen. Dit gebeurde vooral in Palestina en Syrië. Men gebruikte hiervoor verse planten die op zilte bodems groeien, voornamelijk soorten uit de amaranten­ familie, zoals zeekraal en loogkruid. De auteurs suggereren dat men misschien ook klein glaskruid hiervoor heeft gebruikt, maar daar zijn geen concrete aanwijzingen voor. Uit de literatuur halen ze enkele verwijzingen dat vervuild glaswerk kan worden schoongemaakt door het in te weken met water waar glaskruid aan is toegevoegd. Dit zou kunnen duiden op chemische reinigingskwaliteiten van glaskruid.

verwachten. Met pH-metingen heb ik dit echter niet waargenomen, ook niet als ik de bladeren onder water kneusde. Kalium en natrium veroorzaken zelf geen pH-verandering in water. Maar als deze elementen worden verbrand, zoals men dit deed in de middeleeuwen in het MiddenOosten6, dan ontstaan er chemische verbindingen waarvoor dit wel geldt, zoals: kaliumhydroxide (KOH) en natrium­ hydroxide (NaOH). Deze sterk ontvettende verbindingen zijn niet aanwezig in vers plantmateriaal. Het calciumcarbonaat in de cystolithen van glaskruid lost in water slecht op en zal daardoor geen opzienbarende pH-veranderingen opleveren tijdens het inweken. Vooralsnog denk ik dat de eeuwenoude faam van glaskruid als poetsmiddel beter verklaard wordt door de ruwe structuur van de plant, dan door de chemische eigenschappen.

de lucht op via de huidmondjes in hun bladeren, maar daarbij verliezen ze ook water. Bij watergebrek moeten de huidmondjes dicht blijven om uitdroging te voorkomen, maar dan kan er geen CO2 worden opgenomen. Als er bij droogte CO2 kan worden vrijgemaakt uit CaCO3 in de cystolithen, dan is dat gunstig voor planten die op zonovergoten muren groeien: een milieu dat vergelijkbaar is met een woestijnklimaat. Groot glaskruid zal op de gebruikelijke groeiplaatsen minder extreme omstandigheden ervaren dan haar kleine verwant, maar waarschijnlijk maakt deze soort op dezelfde wijze gebruik van cystolithen. Opmerkelijk vind ik dat glaskruid er niet uitziet als een woestijnplant, zoals cactussen of vetplanten. Ze hebben dunne bladeren die er heel gewoontjes uitzien. Maar schijn bedriegt. Niet voor niets was men al in de oudheid onder de indruk van deze onopvallende planten.

Bierglas inweken Om de chemische werking te testen heb ik een takje groot glaskruid met water in een aangeslagen bierglas gedaan en twee dagen laten inweken. Dit had geen merkbaar reinigend effect. Bij het vrijkomen van alkalische verbindingen in water valt een verandering van de zuurgraad (pH) te

Functie cystolithen De functie van cystolithen in het poets­ proces is onbepaald, maar over de functie die ze vervullen in de plant valt meer te zeggen. Raymond stuurt een artikel van Griekse onderzoekers7, waaruit blijkt dat het calciumcarbonaat (CaCO3) in de cystolithen van klein glaskruid, door de plant gebruikt kan worden als interne bron van kooldioxide (CO2) voor de fotosynthese, onder omstandigheden dat de huidmondjes gesloten zijn. Bij de fotosynthese worden CO2 (kool­ dioxide) en H2O (water) onder invloed van licht omgezet in C6H12O6 (glucose) en O2 (zuurstof). Dit proces is van levensbelang voor planten. Gewoonlijk nemen ze CO2 uit

Literatuur 1. Duistermaat, H., 2020. Heukels’ Flora van Nederland. 2. Weeda, E.J. et al, 1985. Nederlandse oecologische flora, deel 1. 3. Heukels, H. 1907. Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten. 4. Fuchs, J. 1543. Den nieuwen herbarius. 5. Dodonaeus, R. 1608. Cruydt-boeck. 6. Iluz, D. and Amar, Z., 2008. Wall pellitory as a glass cleaning material in de Land of Israel in the Middle Ages. Economic Botany 62 (1). P.85-89 7. Giannopoulos, A. et al, 2019. Cystoliths of Parietaria judaica can serve as an internal source of CO2 for photosynthetic assimilation when stomata are closed. Journal of Experimental Botany, vol. 70, no.20, p. 5753-5763.

2021 nr 1 Natura — 17


Van plan naar uitvoering

Klimaatbossen Een tijdje geleden kregen we er een nieuw type bos bij: het klimaatbos. Dat is een bos dat bedoeld is om kooldioxide uit de atmosfeer in op te slaan. Alle bossen slaan natuurlijk kooldioxide op, maar het klimaatbos wordt er speciaal voor aangeplant. Of niet. Tekst Herman Verschuren | Foto Marco Barten

O

ns druk maken over de groei van de hoeveelheid kooldioxide in de lucht doen we nog maar enkele decennia, dus ook klimaatbossen zijn er slechts sinds enige decennia. Bij elkaar nu enkele tientallen, bijna 4.000 ha. Het Utrechts Landschap liet door Bosgroepen onderzoek doen naar de mogelijke aanplant van klimaatbos in het Kromme Rijn- en het Veenweidegebied, mede omdat onze regering zich ten doel heeft gesteld het Nederlands bosareaal voor 2030 met 10% te doen groeien, zoals beschreven is in berichten aan de Tweede Kamer van 3 februari en 18 november 2020 van (toen nog niet demissionair) minister Carola Schouten en in het stuk Bos voor de toekomst, Uitwerking ambities en doelen

landelijke Bossenstrategie en beleidsagenda 2030. Dat onderzoek door Bosgroepen mondde uit in een 84 pagina’s tellend rapport, getiteld Kansen voor soortenrijk klimaatbos. Ruimtelijke verkenning nieuwe klimaatbossen Kromme Rijn en Veenweidegebied. Genoemde gebieden werden gekozen omdat “beide gebieden in de huidige situatie relatief bosarm zijn en geologisch sterk verschillen”.

voorkomende bostypen van LaagNederland. Door ontginning en ingebruikname als landbouwgrond zijn deze bossen echter nog maar sporadisch aanwezig in ons landschap en in sommige gevallen zelfs nagenoeg afwezig. Het ecologische zwaartepunt van deze specifieke bos­ gemeenschappen ligt over het algemeen juist in ons land waarmee de internationale betekenis van de bosgemeenschappen hoog is.”

Die kansen zijn er, zo blijkt. Bos aanplanten in de twee gebieden blijkt in ecologisch opzicht geen probleem. Sterker nog: “Beide plangebieden bestaan uit vochtige tot natte groeiplaatsen op klei, op veen en op klei op veen. De bosgemeenschappen die zich hier kunnen ontwikkelen (o.a. Elzenbroekbos, Ruigt-Elzenbos en Vochtig en droog Essen-­Iepenbos) zijn in potentie de meest

Schaarse ruimte In dit rapport wordt wel direct een praktische kanttekening geplaatst bij de ambitie van onze overheid: “De ruimte in ons land is echter schaars. Nieuw bosareaal zal altijd moeten worden afgewogen tegen andere functies en verschillende natuurdoelen. Hoewel verschillende dier- en plantensoorten hun leefgebied in bos

De Kromme Rijn. Afwisselend landschap met gesloten (buitenplaats)bossen en open graslanden.

18 — Natura 2021 nr 1


vinden, zijn veel natuurwaarden ook juist gebaat bij open landschappen. Om tot invulling te komen van de ambitie tot bosuitbreiding dient dus eerst een ruimtelijke analyse gemaakt te worden van ons landschap. Zo zullen de nieuwe klimaatbossen niet enkel bijdragen aan extra vastlegging van koolstof, maar ook aan versterking van de biodiversiteit, recreatieve mogelijkheden en landschappelijke kwaliteit.” Dat is mooi. Maar wat gebeurt er nu met zo’n rapport? Desgevraagd liet Utrechts Landschap weten: “De provincie Utrecht is gestart met het opstellen van de provinciale Bossenstrategie; juist daarvoor is het ook prima input, want daarbij gaat het o.a. de vraag en wens om meer bos te ontwikkelen. Daarnaast loopt het provinciale programma ‘Groen groeit mee’, dat gaat over de vraag om meer recreatiegroen. Nieuwe bossen kunnen ook daarvoor een goede invulling bieden. Dus er zijn allerlei lopende beleidsdossiers waarbij dit rapport wordt benut; en uiteraard proberen wij als Utrechts Landschap overal waar het maar kan de kans te benutten voor de ontwikkeling van deze bijzondere bostypes. Concreet speelt natuurlijk altijd als eerste dat er beschikbare percelen moeten zijn voor nieuw bos; en die is – gezien de ruimtevraag van allerlei functies – de meest cruciale.” Waarschijnlijk is het niet alleen cruciaal dat er beschikbare percelen moeten zijn voor nieuw bos, het is ook heel lastig om die te vinden. Ik citeer directeur Saskia van Dockum van het Utrechts Landschap: “Natuur en landschap komen in de verdrukking doordat vele nieuwe woningen, bedrijventerreinen, verkeer en recreatie extra ruimte gaan innemen.” (Biltsche Courant 27-1-2021) Voor het gebied rond de Kromme Rijn geldt bovendien dat er vanouds veel fruit wordt geteeld. Veel telers hechten aan het open landschap dat hierbij hoort. Er valt te hopen dat dit rapport niet al te lang op diverse bureaus blijft liggen, wachtend op wakkere ambtenaren en natuurminnende vrijwilligers die ergens een kans zien, en dat komende regeringen blijven vasthouden aan de doelstellingen van Bos voor de toekomst.

Natte vlaktes Toevallig verscheen er eind 2020 bij de Vereniging van Bos- en Natuurterrein­ eigenaren (VBNE) een door Kennisnetwerk OBN vervaardigd rapport dat ondersteuning kan bieden: Natte overstromingsvlakten in het rivierengebied: ecologisch functioneren en ontwikkelkansen. Met al in het voorwoord de belangrijkste conclusie: “Op basis van de inzichten uit het literatuur- en veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de natte overstromingsvlakten een belangrijke ‘missing link’ zijn in het Nederlandse rivierecosysteem.” En op pagina 118, in de Conclusie, wordt dat aangevuld: “Hoewel het Nederlandse rivierengebied onomkeerbaar is gewijzigd door de aanleg van dijken en andere ingrepen (zomerbedverdieping), liggen er in een aantal regio’s goede kansen om tijdelijke overstromingsvlakten te creëren. De focus heeft daarbij gelegen op de Rijntakken, omdat langs de deze rivier met enige regelmaat in de nawinter en het voorjaar voldoende hoge afvoeren optreden. De beste kansen liggen er nu in uiterwaarden waar zomerkaden of hoge oeverwallen aanwezig zijn waar hoogwater kan worden ingelaten via aanwezige sluisjes en

vervolgens actief kan worden vastgehouden door het kunstwerk na een hoogwaterpiek te sluiten.” Deze beide rapporten versterken elkaar. De natte bossen voor Kromme Rijn- en Veenweidegebied passen immers goed bij de ‘drie clusters van kansrijke tijdelijke overstromingsvlakten langs de Rijntakken’ die te zien zijn op de kaart op p. 10 van het OBN-rapport. Zo geven ze bodem aan de regeringsplannen zoals verwoord in Bos voor de toekomst. Laten we hopen dat we over enkele jaren in Natura kunnen berichten over de uitvoering van een en ander. n Literatuur • Bos voor de toekomst, Uitwerking ambities en doelen landelijke Bossenstrategie en beleidsagenda 2030. Te downloaden via: https://bit.ly/2MmWy4O. • Kansen voor soortenrijk klimaatbos, Ruimtelijke verkenning nieuwe klimaatbossen Kromme Rijn en Veenweidegebied. Zie: https://bosgroepen.nl/ klimaatslim-bos-en-natuurbeheer. • Natte overstromingsvlakten in het rivierengebied: ecologisch functioneren en ontwikkelkansen. Zie: www. natuurkennis.nl/publicaties of https://library.wur.nl/ WebQuery/hydrotheek/2297449.

Plangebied ‘Ruimtelijke verkenning nieuwe klimaatbossen’ Utrechtse westelijk veenweidegebied en Kromme Rijn-gebied.

2021 nr 1 Natura — 19


Niet zo zwart-wit als het lijkt

Kleurafwijkingen bij vogels Witte merels, vergrijzende kauwen, je ziet ze regelmatig. Maar wat is nu precies de oorzaak hiervan? Voor Natura zet Hein van Grouw de meest waarschijnlijke oorzaken op een rijtje. Tekst Hein van Grouw, senior curator The Natural History Museum, Herts

V

ogels met witte veren die normaalgekleurd hadden moeten zijn, waardoor ze een ‘bont’ uiterlijk krijgen, zijn niet zeldzaam. De meesten van ons hebben vast wel eens een merel met witte veren gezien, of een bonte kauw. En zwarte kraaien met witte veren zijn tegenwoordig ook algemeen. Er zijn veel verschillende oorzaken voor afwijkend witte veren, maar deze zijn veelal niet erfelijk. De meest voorkomende oorzaak is het verschijnsel ‘voortschrijdend wit worden’, in het Engels progressive greying (PG), en hiervan zijn veel verschillende vormen. Voortschrijdend wit Enkele vormen van PG zijn erfelijk en een afwijking zoals vitiligo, een erfelijke pigmentcelziekte die bij mensen voorkomt, zou ook bij vogels een reden kunnen zijn voor het geleidelijk verlies aan pigment in hun veren. In feite veroorzaakt PG een geleidelijk verlies aan (actieve) pigment­ producerende cellen vanaf een bepaald moment in het leven. Dit kan al gebeuren vanaf de eerste volledige rui, of later als de vogel al een paar jaar oud is, maar het jeugdkleed is altijd normaal gekleurd. Vanaf het moment dat PG begint zullen er met elke rui meer witte veren ontstaan, omdat er meer pigmentcellen zijn verdwenen of inactief zijn geworden. De erfelijke vormen van PG zijn uitzonderingen vergeleken met de nog onbekende externe oorzaken die veelvuldig een geleidelijke afname van pigment veroorzaken. Het is pas recentelijk meer algemeen aanvaard dat jaarlijks het aantal witte veren in een individu kan toenemen. Sporadisch waren er wel gepubliceerde meldingen van vogels die elk jaar witter

20 — Natura 2021 nr 1

werden, maar niemand leek daar echt aandacht aan te besteden. Deze meldingen kwamen vooral van vogelringers die dezelfde vogel verschillende keren hadden gevangen en opmerkten dat de hoeveelheid wit was toegenomen. Of zij zagen dat de vogel die toen hij werd geringd geen witte veren had, deze nu wel had. Leeftijd? Een voor de hand liggende oorzaak van het wit worden zou ouderdom kunnen zijn. Ook wij mensen verliezen immers vaak het pigment uit ons haar bij het ouder worden, maar voor vogels lijkt een verlies aan pigment niet samen te gaan met een hoge leeftijd. Hoewel, bij de kauw is PG erg algemeen en zijn er aanwijzingen dat het met leeftijd te maken kan hebben. Meer gedegen onderzoek is hier nodig om vast te stellen of ouderdom inderdaad pigmentverlies in kauwen kan veroorzaken. Ouderdom is dus zeker niet een belangrijke factor die vogels witte veren geeft. Het leefgebied zou volgens sommigen een grote rol kunnen spelen, vooral als dat leefgebied ‘onnatuurlijk’ is, zoals dorpen en steden. De vervuiling, het beschikbare voedsel en de stressfactoren die gepaard

gaan met het leven in stedelijk gebied zouden dan verantwoordelijk kunnen zijn voor het voortschrijdend pigmentverlies. En inderdaad, PG wordt veelvuldig waargenomen bij algemene stadsvogels zoals de merel, huismus en meerkoet. Maar het werd al bijna tweehonderd jaar geleden veelvuldig waargenomen toen deze soorten nog geen algemene stadsvogels waren. Het wordt ook veelvuldig waar­ genomen bij de kramsvogel en bef lijster, en beide soorten zijn geen typische stads­vogels. In feite is het bij een zeer groot aantal soorten met een grote diversiteit aan levenswijzen waargenomen, maar in bepaalde soorten lijkt het wel algemener te zijn dan in andere. Kortom, er is nog veel onderzoek nodig om vast te stellen waarom vogels op een bepaald moment langzaam het pigment uit hun veren kunnen verliezen. Junkfood is slecht voor je kleur Een ontoereikend dieet kan leiden tot pigmentverlies en dat uit zich als een brede pigmentloze dwarsstreep in, vooral, de grote vleugel- en staartveren. Soms is het zelfs zo erg dat de veren over een aanzienlijke lengte geen pigment hebben.

Zwarte merels witte merels, het eerste kleurafwijkingenboek Recent verscheen het boek Zwarte merels witte merels waarin voor het eerst op heldere wijze wordt ingegaan op albinisme en andere kleurafwijkingen bij vogels. Het boek is voorzien van veel fraaie beelden van de meest bizarre kleurafwijkingen. Zwarte merels witte merels | Hein van Grouw & Harvey van Diek | Noordboek | 2020 | 160 blz. | € 22,50 | ISBN 9789056156701


Progressive greying, voortschrijdend wit worden, bij kauwen zou te maken kunnen hebben met een hoge leeftijd. Bij bonte kauwen zijn veel van de witte veren namelijk nog deels normaal gepigmenteerd, hetgeen meer op een afgenomen pigmentcelactiviteit duidt dan op de afwezigheid van pigmentcellen (grijs haar is het resultaat van een verminderde activiteit van de pigmentcellen). Ook neemt doorgaans het aantal witte veren bij een kauw per jaar niet zo sterk toe als in andere vogelsoorten met een vorm van PG, maar meer en gedegen onderzoek is nodig om vast te stellen of ouderdom inderdaad een rol speelt | Foto Wim Wijering

Bij volwassen kraaien zoals deze vogel toont het pigmentverlies als gevolg van een slecht dieet zich meer afwisselend op elke individuele veer, omdat elke veer op een ander moment is gegroeid. Als een kraai een paar weken erg ongezond eet, dan zal zich dat duidelijk tonen in de veren die op dat moment groeien. Vindt hij in de daaropvolgende weken gezonder voedsel, dan zullen veren die in die periode groeiden minder aangetast zijn. Bij jonge kraaien is het effect van het pigmentverlies als een doorlopende brede witte band over de volle breedte van de vleugels, en soms ook de staart waarneembaar omdat de veren van een jonge vogel allemaal op hetzelfde moment groeiden | Foto Eddy Vaes

Dit is vooral bekend bij zwarte kraaien, maar kan in principe bij elke soort voorkomen. Bij kraaien werd dit vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw ook in Nederland waargenomen. Dat was ook het moment dat de zwarte kraai steeds meer ging ontdekken dat in de nabijheid van dorpen en steden veel voedsel te vinden was. Niet het beste voer voor kraaien, zo zou blijken, maar de beschikbaarheid van dit ‘junkfood’ heeft het aantal broedparen wel sterk doen toenemen. Tot 2005 was er een stijgende lijn, maar daarna was er landelijk een jaarlijkse afname van rond de 5%. In de bebouwde gebieden blijven de aantallen nog wel steeds toenemen. Velen dachten in eerste instantie dat de ‘witte vleugelbandering’ erfelijk was, maar langzamerhand werd ontdekt dat dit te wijten was aan een onvolledig en ongezond dieet van de kraaien in stedelijke gebieden. Wat de exacte diepere oorzaak van dit pigmentverlies is, is nog steeds niet precies bekend, maar dat het direct of indirect te

maken heeft met het voedsel is duidelijk en verder onderzoek is nodig om een beter beeld hierover te krijgen. Erfelijk belast Afwijkende veerkleur veroorzaakt door erfelijke afwijkingen (mutaties) in het pigmentatieproces zijn zeldzaam en kunnen grofweg in vier groepen worden verdeeld. 1. Leucisme veroorzaakt de aangeboren afwezigheid van pigmentproducerende cellen. De als gevolg daarvan witte veren zijn al aanwezig in het eerste jeugdkleed, en dat aantal verandert niet wanneer de vogel ouder wordt. Leucisme kan totaal zijn (helemaal wit) of gedeeltelijk (bont). 2. Albinisme is een groep van mutaties die allemaal een afwijking in het pigmentvormingsproces veroorzaken, waardoor er helemaal geen pigment wordt gevormd (albino), of het pigment heeft een andere kleur gekregen omdat het vormingsproces niet volledig was.

3. Verdunning veroorzaakt geen verandering van de kleur van het pigment maar door de veranderde manier waarop het is in de veren is verspreid, zien wij het als lichter dan normaal. 4. Melanisme veroorzaakt de aanwezigheid van melaninepigment op plaatsen in de veren waar het normaal gesproken niet voorkomt. Hierdoor kan een vogel dus donkerder zijn dan normaal, maar het kan ook een totaal ander veer­ patroon geven en dat hoeft niet altijd donkerder te zijn. Ondanks dat voor de meeste mutaties goed bekend is hoe zij de kleur veranderen, blijft ook hier nog het nodige te onderzoeken. Zo is er onlangs vastgesteld dat er bij de kauw een mutatie voorkomt die begint met de totale afwezigheid van kleur, maar dat naar verloop van enkele jaren het verenkleed uiteindelijk normaal gepigmenteerd wordt. n

2021 nr 1 Natura — 21


Landelijk bestuur scherpt strategie en doelen aan

Help mee aan het realiseren van KNNV-doelen Samen met een flink aantal leden vanuit de afdelingen heeft het landelijk bestuur van de KNNV de afgelopen periode gewerkt aan een nieuwe strategie en doelen voor de periode 2021 – 2024. Doel: de krachten, kennis en ervaring van de KNNV-leden bundelen en gebruiken om de vereniging beter zichtbaar te maken in het brede veld van natuurbeheer en -beleid in Nederland. Want samen beschikken we over een schat aan ervaring en kennis en kunnen we onze doelen realiseren. Tekst Paul van Bodengraven

L

iefde voor de natuur, ontzag en bewondering, verbondenheid en verantwoordelijkheid nemen voor de natuur; dat is wat leden van de KNNV bindt. “Voor de een zal de beschermersrol belangrijker zijn, voor de ander gaat het om kennis verrijken en/ of het genieten van het buiten zijn”, zegt Marije Bakker, kartrekker van de nieuwe strategie in het landelijk bestuur. Die strategie is afgestemd in de beleidsraad en in overeenstemming met de gestelde idealen: • Iedere Nederlander waardeert de natuur. • Alle natuurorganisaties werken samen. • De biodiversiteit in Nederland verbetert. Wat hebben we in huis? Dat de KNNV een belangrijke bijdrage aan die idealen kan leveren, vloeit voort uit het specifieke karakter van de vereniging: er is sprake van een grote deskundigheid onder de leden; we vormen samen een landelijk netwerk van waarnemers en vrijwilligers; we zijn onafhankelijk en hebben een brede scope, op alle deelgebieden die natuurbeleid omvat. “Die strategie hebben we vertaald naar zeven concrete doelen die we ons hebben gesteld voor de periode 2021-2024”, vertelt Marije Bakker. Dat zijn: Ontdek • Ontwikkeling van basiscursussen over natuur samen met andere natuurorganisaties. • Creëren van een ecologie kennisgroep om ecologische kennis te versterken

22 — Natura 2021 nr 1

Beleef • Natuurbeleving gemakkelijk en toegankelijk maken, bijvoorbeeld door natuurkennis toe te voegen in wandel-apps. Bescherm • Instellen van een natuurvisiegroep die vanuit deskundigheid naar buiten treedt. • Een adoptiegebied per afdeling en/of samen met Land van Ons. Samen • Samenwerking tussen afdelingen, delen van ‘best practices’ en inspiratie. • Landelijke netwerkgroepen voor speci­f ieke onderwerpen, zoals commu­ nicatie en ledenwerving. Hoe? “Ambitieuze plannen”, beaamt Marije Bakker. “Maar wel haalbaar – zeker als we ook de minder actieve leden kunnen inspireren om hieraan mee te doen. En vanuit het perspectief van de vereniging ook logisch. Dat is waar we voor staan en wat we kunnen. Een deel van de activiteiten gebeurt al, vaak op afdelingsniveau. Bijvoorbeeld het adopteren van een natuurgebied. Sommige afdelingen doen dat al jaren, maar we weten het niet van elkaar. Een andere belangrijke is de vorming van een natuurvisiegroep. We willen als KNNV een duidelijker geluid laten horen als het gaat om beheer en ontwikkeling van de natuur. We hebben 8.000 leden en even zoveel meningen. Toch is er op grote lijnen vaak wel overeenstemming over de richting die we op moeten. Daar kunnen we vaker en duidelijker een stem aan geven, zodat onze inbreng meeweegt bij

beslissingen over de natuur. Daar is ook in de maatschappij behoefte aan.” Meedoen? Iedereen kan deelnemen aan die groep, of een bijdrage leveren aan de realisatie een van de andere doelen. “We hebben zoveel mensen met kennis en ervaring in huis. Hen willen we betrekken bij onderwerpen waar ze warm voor lopen. Niet door per se bestuurlijk actief te zijn, maar als inhouddeskundige, voor kortere of langere tijd. Ik nodig onze leden van harte uit om hun kennis met ons te delen rond deze doelen.” Heeft u belangstelling om mee te denken over een van de gestelde doelen, of heeft u een goed plan om dat te realiseren? Meld u dan via strategie@knnv.nl.

Marije Bakker | Foto Monique Shaw


Gert Jan Liet, projectleider van de natuurontwikkeling namens terreineigenaar a.s.r., en Simone Laanbroek op locatie in De Hees | Foto © 2020 Willem Mes Photography

Adopteer een gebied Verschillende KNNV-afdelingen hebben al een of meerdere gebieden onder hun hoede genomen. Hieronder vindt u drie inspirerende voorbeelden uit de afdelingen Zeist, Heuvelrug en Kromme Rijn, Delfland en Hoorn/West-Friesland Zeist, Heuvelrug en Kromme Rijn De natuurwerkgroep van deze KNNVafdeling is al geruime tijd actief in meerdere gebieden, waaronder de Kozakkenput bij Zeist en in natuurgebied De Hees en De Zoom onder Soest. De werkzaamheden in het gebied richten zich onder andere op het behoud en de uitbreiding van de korstmossen. “Het gaat om een oud bosgebied, met verschillende heideveldjes”, vertelt Simone Laanbroek van de natuurwerkgroep. “Je vindt hier ook jeneverbessen, ringslangen, hazel­ wormen, hagedissen en mierenleeuwen. Samen met de eigenaar (De Zoom valt onder de gemeente Soest, De Hees is van a.s.r.) werken we aan herstel van het terrein, bijvoorbeeld door de hei zoveel mogelijk open te houden.” Subsidie voor herstelplan Mede op basis van de activiteiten van de natuurwerkgroep is door de beheerder van a.s.r. in samenwerking met meerdere partijen een korstmosherstelplan opgesteld. De provincie Utrecht heeft besloten daar subsidie voor beschikbaar te stellen. Door een aannemer zijn diverse bomen gekapt en geringd, daarnaast zijn delen tot op het zand geplagd. De natuurwerkgroep

zal het kleinschalige onderhoud doen. “Het is mooi om te merken dat ons werk zijn vruchten afwerpt”, zegt Simone. “Op de eerste plaats voor de natuur zelf, maar ook bij de beheerders en de provincie. We zijn al een tijdje bezig hier en je merkt dat het steeds meer ‘eigen’ gaat voelen. We hebben ons verbonden aan dit stuk natuur en dan is het extra leuk om te zien dat we vooruitgang boeken.” Delfland Al zo’n dertig jaar heeft de afdeling Delf land enkele hectaren aan landschaps­ elementen binnen en buiten de stedelijke omgevingen in beheer. Dat loopt uiteen van een aantal boomgaarden, een wilgengriend, geriefhoutbosjes, wilgensingels, een eendenkooi (eigenlijk een schietkooi met één vangpijp), een kleiput tot een stadsklimaattuin. Bij elkaar enkele duizenden bomen. In normale tijden zijn er gemiddeld zo’n zeventig mensen elke zaterdag actief bezig met onderhoud (oktober t/m maart). Vanwege de coronamaatregelen wordt er nu gewerkt in ploegjes van twee mensen, conform de RIVM-richtlijnen. Daarnaast zijn er binnen de afdeling drie Reuzen Berenklauw Brigades actief en is onlangs

Clean Team Tanthof gestart. Dat is een groep mensen op initiatief van buurtbewoners in de Delftse wijk Tanthof die bermen et cetera van blikjes, f lesjes en plastic willen ontdoen. Ook een vorm van natuurbeheer. West-Friesland Het Landje van Naber is een natuurgebied dat ingeklemd ligt tussen enerzijds de IJsselmeerdijk (Westerdijk) en anderzijds de Hoornse woonwijk Grote Waal. De totale oppervlakte van het gebied is 4 hectare, 100 meter breed en 400 meter lang. Een plas-drasweiland waar nog altijd zout in de bodem aanwezig is vanwege de Zuiderzeetijd. Dat maakt het mogelijk voor zoutminnende planten om er te groeien. Melkkruid, zilte schijnspurrie en zeeaster doen het erg goed Daarnaast is er ook heen, voorheen zeebies genoemd, te vinden. De ruime aanwezigheid van water op het land maakt het een aantrekkelijk gebied voor vogels. Het boerenbedrijf van Klaas Wijnker gebruikt het landje als weiland en hij benaderde in augustus 1991 de KNNVafdeling Hoorn/West-Friesland met de vraag om mee te denken over een beheerplan om deze gunstige omstandigheden voor de vogels te behouden. De afdeling heeft dit verzoek met beide handen aangepakt en sindsdien wordt er veel tijd gestoken om het Landje van Naber voor vogels zo aantrekkelijk mogelijk te maken. n

2021 nr 1 Natura — 23


Opgemerkt

Hottentot Tekst & foto Harm Werners

M

et scrabble heb ik nooit het woord hottentottententententoonstelling op het bord kunnen krijgen. Ik vraag me af of dit überhaupt mogelijk is. Ooit een Hottentot te aanschouwen achtte ik eveneens een tot aan zekerheid grenzende onwaarschijnlijkheid. En toch gebeurde dat. Om een eventuele verkeerde gedachtegang uit te bannen: het gaat hier niet om een vertegenwoordiger van de Zuid-Afrikaanse volksstam Khoikhoi. Maar laat ik bij het begin beginnen. Op de dag dat de zon loodrecht boven de evenaar staat, bevind ik mij op een zandig gedeelte van een Veluws heideveldje met de naam Groote Ark. Er kruipen en vliegen allerlei kriebelbeestjes, die stuk voor stuk niet zouden misstaan in deze rubriek. Mijn aandacht wordt getrokken door een in verhouding tot de overige vliegertjes enigszins fors uitgevallen insect dat af en toe landt op het kale zand. Het vertoont zo

24 — Natura 2021 nr 1

op het oog enige gelijkenis met een zweefvlieg, maar omdat dit insect steeds het zand verkiest als landingsplaats zoek ik het in een andere richting. Het diertje laat zich gewillig fotograferen. Thuis maar eens uitzoeken welke soort het is. Het door de KNNV Uitgeverij uitgebrachte standaardwerk De Nederlandse zweefvliegen, waar ik toch maar even een blik in werp, biedt geen uitkomst. Dus de foto geüpload naar de automatische beeldherkenningsfunctie van de datasite Waarneming.nl. En die geeft met een hoge waarschijnlijkheidsgraad als uitkomst dat ik een hottentottenvilla heb gefotografeerd. Een wat? Precies, dat is wat ik me ook afvroeg. Na enig speurwerk kom ik erachter dat de hottentottenvilla (Villa hottentotta) behoort tot de familie Bombyliidae of in gewoon Nederlands wolzwevers. Het heeft er alle schijn van dat de grote naamgever (Linnaeus 1758) in een jolige bui verkeerde toen hij aan dit insect de soortnaam

hottentotta verbond, maar waarschijnlijk is het een eerbetoon aan de aloude ZuidAfrikaanse volksstam. De soort is sinds de negentiger jaren van de vorige eeuw Nederland aan het veroveren en is op de zandgronden inmiddels geen zeldzaamheid meer. De grootte varieert van 11 tot 19 millimeter. Vrouwtjes zijn gemakkelijk van de mannetjes te onderscheiden door de brede geel bestoven zijbanden. Geen zweefvlieg, maar wel een zwever. Zo heel ver zat ik er dus niet naast. Moet als vlinderliefhebber wel even slikken als ik lees, dat de hottentotlarven parasiteren op nachtvlinders uit de uilenfamilie. Rationeel gezien levert dit tweevleugelig insect een nuttige bijdrage aan het ecologisch evenwicht. Niet zeuren dus. Hierin moet je als natuurliefhebber ruimhartig in zijn. Wel een leuke ervaring om eens kennis te maken met een hottentot. n


Klein gespuis

Zwemmende geraamten In het vroege voorjaar komen ze tevoorschijn: zwemmende geraamten. Dit klinkt als een verzinsel voor een nieuwe Pirates of the Caribbean-film, maar het is de werkelijkheid op een spaarzaam aantal plekken in het Nederlandse bos. Tekst Cor Oldenburg | Foto’s Ingrid Margry

H

et oranje-blauw zwemmend geraamte (Eubranchipus grubii) is een kreeftachtige van 2 tot 3,5 cm die behoort tot de orde der pekelkreeftjes (Anostraca). Het diertje, dat lijkt op een garnaal, dankt zijn naam aan de opvallende kleur van de levende individuen: oranje met blauwachtige tinten. Ze zwemmen met hun rug naar onderen, dus met hun buik in de richting van waar het meeste licht komt (de water­spiegel). Dit is de zogeheten lichtbuik­ ref lex: in een proefopstelling met licht van onderen blijken de kreeftjes met hun rug naar boven te gaan zwemmen. Terwijl de koude nog in de lucht hangt, kunnen de diertjes al vlak na het smelten van de sneeuw verschijnen. Ze komen uit hun ei als het water nog koud is. Deze vroege timing heeft als voordeel dat de dieren al volwassen zijn en eieren kunnen leggen voordat het in hun leefgebied wemelt van de predatoren. Het oranje-­ blauw zwemmend geraamte is in Nederland een zeldzame soort, die in de afgelopen jaren vooral in het IJsseldal in Gelderland en Het Groene Woud in Noord-Brabant is waargenomen. Het kan gebeuren dat de soort jarenlang niet wordt waargenomen, maar in een nat voorjaar kunnen ze volop aanwezig zijn. Het diertje kan van januari tot en met mei worden

gezien, maar de meeste waarnemingen worden gedaan in april. Oranje-blauw zwemmende geraamten leven in poelen of slootjes/ondergelopen greppels met helder, open, stilstaand water. In Nederland is het oranje-blauw zwemmende geraamte een soort van watertjes in bos, elders in Europa is de soort ook typisch voor droogvallende weidepoeltjes. In Het Groene Woud is de soort het meest waargenomen in rabat­ sloten: afwateringssloten in bossen. Het water waar de geraamten in leven is 40 tot 100 cm diep en heeft vaak veel blad op de bodem liggen. Watertjes in de schaduw van gemengd bos zijn favoriet, terwijl de kreeftjes in water onder de schaduw van eik of den niet aanwezig zijn. De watertjes waarin oranje-blauw zwemmende geraamten leven, hebben een laag zuurstofgehalte. De kreeftjes kunnen hier goed mee omgaan en zijn vaak te zien in de bovenlaag van het water, dat meer zuurstof bevat. Het zuurstofgehalte in het water is de beperkende factor voor het uitkomen van de eitjes; ze komen niet uit wanneer het zuurstofgehalte te laag is. De eitjes kunnen goed tegen uitdroging, waardoor het geen probleem is als de watertjes waarin oranje-blauw zwemmende geraamten leven ’s zomers droogvallen. In watertjes die niet droog­

Mannetje oranje-blauw zwemmend geraamte (Eubranchipus grubii).

vallen is het zuurstofgehalte echter te laag voor de geraamte-eitjes om uit te kunnen komen. Dit is anders wanneer een poeltje of greppel droogvalt en in het vroege voorjaar weer volloopt. Grootschalige ingrepen die de waterhuishouding in een bosgebied veranderen, kunnen funest zijn voor de habitat van oranje-blauw zwemmende geraamten. In het kader van klimaatslim bosbeheer kunnen beheerders ervoor kiezen om de rabat- en andere sloten te dempen, om op die manier meer water in een gebied vast te houden en op droge zomers voorbereid te zijn. Dit kan echter gevolgen hebben voor de toch al zeldzame status van het oranje-blauw zwemmende geraamte, iets wat geenszins een verzinsel is. n Literatuur Boven, L. et al. 2008. Diversity and distribution of large branchiopods in Kiskunság (Hungary) in relation to local habitat and spatial factors: implications for their conservation. Mar Freshwater Res 59 (10): 940-950. Merta, L. 2003. Significance of habitat desiccation for egg hatching of the anostracan Eubranchipus grubii. Acta Fac Ecol 10 (1): 115-118. Scheepens, M. et al. 2020. Het oranje-blauw zwemmend geraamte Eubranchipus grubii in Het Groene Woud (Branchiopoda: Anostraca). Nederlandse Faunistische Mededelingen 54: 61-74. Soesbergen, M. 2011. Bladpootkreeften in Nederland, een overzicht (Crustacea: Branchiopoda: Phyllopoda). Nederlandse Faunistische Mededelingen 35: 1-15.

Vrouwtje oranje-blauw zwemmend geraamte met eipakket.

2021 nr 1 Natura — 25


Bladspiegel

Redactie Gerhard C. Cadée, Bea Koetsier & Paul van Bodengraven

De acht grote lessen van de natuur Hoe wij verbonden zijn met alles wat leeft Gary Ferguson, vertaling Albert Bodde | Uitgeverij ten Have, Utrecht | 2019 | 240 blz. | € 21,99 | ISBN 9789025907334 Deze Amerikaanse academicus schreef al vele prijswinnende boeken over natuur­behoud en de mens. Verrassend en hoog tijd voor deze eerste Nederlandse vertaling. Les 1: Het mysterie of wel wijsheid begint als wij “openstaan voor alles wat we niet weten.” De wetenschap heeft ons veel geleerd, maar de strenge scheiding tussen object en subject is de valkuil. Alles is namelijk met elkaar verbonden. Een eenvoudig voorbeeld: “Jij voedt met iedere ademhaling de boom en deze geeft jou zuurstof. Zo draait de wereld en zo laat jij de wereld draaien.” Ferguson combineert in acht lessen nieuwe biologische inzichten, verhalen uit oude culturen en eigen natuurervaringen. “De schoonheid van de natuur is onze enige leermeester”, schrijft Ferguson en sluit zich aan bij Dostojewski: “Schoonheid zal de wereld redden”. Zijn vrouw, psychologe Mary Clare, redigeerde dit boek. Het resultaat mag er zijn: interessant, poëtisch en overtuigend. Zie ook www. fullecology.com voor informatie over de gedachten van het echtpaar. (BK)

De Smaak van reiger Samensteller Peter Müller | Müller Uitgeverij, Den Haag | 2020 |184 blz.| € 19,95 | ISBN 9789081388764 Gewaagd, dit boek van meerdere auteurs, over het eten van diverse vogels en dat in een tijd waarin 15% van de vogelsoorten op punt van uitsterven staat. De ortolaan, sinds midden

26 — Natura 2021 nr 1

vorige eeuw voor driekwart afgenomen, is een delicatesse. “All Paradise opens! Let me die eating ortolans to the sound of soft Music!” (Benjamin Disraeli). Gelukkig is sinds 1999 ook in Frankrijk het vangen en eten van deze vogels verboden. Tradities blijken echter hardnekkig. Recent pleitten enkele sterrenkoks voor de mogelijkheid om gedurende één weekend per jaar ortolaan te eten. IJslanders jagen nog altijd legaal op papegaaiduikers en bieden trips aan, waarbij jagers varend vanuit Reykjavik drie dagen op papegaaiduikers kunnen schieten. Aan de uitgestorven trekduif en dodo wordt ook een hoofdstuk gewijd. Deze uitgave van vogelliefhebber Müller is zeker niet bedoeld om het bejagen van wilde vogels aan te moedigen. Het is wel een uitgesproken pleidooi om dode vogels niet achteloos weg te werpen, maar op te eten. Interessant! (BK)

De zwarte specht Koos Dijksterhuis | Atlas Contact, Amsterdam | 2020 | 144 blz. | € 19,99 | ISBN 9789045041216 Voor deze inmiddels befaamde Atlas-reeks schreef Dijksterhuis een zeer informatief deel over de zwarte specht. Hij zag ze in 1977 voor het eerst in de Treek bij zijn woonplaats en is nog steeds geïntrigeerd. Hij heeft er veel over gelezen en vooral zijn verslagen van regelmatige nestinspectietochten met Willem van Manen geven een boeiend relaas over deze interessante vogels. We lezen over het type bos waarin zij nestelen: graag hoog in beuken vanwege hun gladde stam die het pre­datoren lastiger maakt erbij te komen. Hoe herken je aan het gehakte hol hun nest? Het zit hoog, is groot, ovaal met veegplek van de staart op de stam en grote houtsnippers op de grond. Verder komen de karakteristieke geluiden aan bod, het paren, broeden, hun voedsel (liefst reuzenmieren, die bij ons niet voorkomen en in Nederland liefst bok­torlarven). Alles staat erin, van ei tot sterven (een derde sterft al binnen een jaar). Gemiddeld worden ze ruim vier jaar. (GC)

Boommensen Over nut en nadeel van de humanisering van de natuur Jozef Keulartz | Uitg. Noordboek, Gorredijk | 2020 | 95 blz. | € 14,90 | ISBN 9789056156602 Steeds meer is duidelijk dat dieren ongekende vermogens en verworvenheden hebben. Het is noodzakelijk om over dierenrechten na te denken. Inmiddels onderzoekt de wetenschap ook plantenzintuigen en plantencommunicatie. Darwin meende al dat de bewegingen van het wortelstelsel van een plant op een vorm van plantenintelligentie wijzen of wel het ‘wortelbrein’, tegenwoordig plantenneurobiologie genoemd. ‘Boomknuffelen’ blijkt goed te zijn bij depressie of stress. Boswachter Peter Wohlleben heeft het over een moederboom met boomkinderen, die op school zitten. Deze ‘verkleutering’ bij het bestuderen van de natuur bevalt Keulartz niet. Waardering heeft hij voor de Werkgroep Kritisch Bosbeheer, die vraag­tekens zet bij het massale kappen van bomen. Tussen 2013 en 2017 verdween in Nederland 5400 ha bos. Procentueel meer dan de ontbossing van het Braziliaanse Amazonewoud! Toch vindt de schrijver “Kappen met kappen is geen optie wanneer we de grote rijkdom van ons landschap niet willen verliezen.” Deze uitgave stimuleert om meer te lezen over dit boeiende onderwerp. (BK)

Hek De ethiek van de grens tussen boerenland en natuurgebied Martin Drenthen | Noordboek Natuur, Gorredijk | 2020 | 160 blz. | € 14,90 | ISBN 9789056156107 Natuurbescherming gebeurt vaak vanuit een opvatting van ‘rentmeesterschap’; de mens bepaalt wat cultuurlandschap is en welk deel van het land geschikt is voor natuur, liefst afgezoomd met borden en hekken. Met de beste bedoelingen, maar sommige natuur laat zich niet achter een hek houden. De komst van de wolf naar


App ons aangeharkte landje levert een hoop stof voor een verhit debat over natuurbeheer en wat we daaronder verstaan. Een intelligent, f lexibel dier als de wolf gebruikt de ruimte die wij als mens ons domein noemen net zo goed. Dat vraagt om een andere kijk op de rechten die we ons hebben toegeëigend en de bereidheid om samen te leven met andere organismen. Zijn we bereid onszelf en de door ons gedomesticeerde dieren (i.c. schapen) beter te beschermen en de wolf daadwerkelijk de ruimte te geven? Met zijn boek schetst de auteur heldere ethische kaders om te praten over natuurbescherming. Het is bovenal een uitnodiging om kritisch na te denken over de manier waarop wij ons tot de natuur verhouden, op individueel niveau en als samenleving. (PvB)

Wie wat bewaart Twee eeuwen Nederlandse natuurhistorie Menno Schilthuizen & Freek Vonk | Spectrum/Naturalis | 2020 | 352 blz. | € 24,99 | ISBN 0789000362493 Naturalis bestaat tweehonderd jaar, een goede gelegenheid deze lange historie te documenteren. De collectie is meer dan dino’s en opgezette dieren die de boventoon voeren in tentoonstellingen. In de hoge toren ligt het verzamelwerk van twee eeuwen wetenschappelijke arbeid opgetast. De auteurs schrijven over de verzamelaars, expedities, curatoren, tekenaars, maar ook de verhuizingen die hier collecties bijeen­brachten uit musea in Amsterdam, Wageningen, Delft naar wat nu de Nationale natuurhistorische presentatie is. Zij halen een aantal grote figuren naar

voren die een belangrijke rol speelden zoals Eugène Dubois, vinder van de ‘missing link’ Pithecanthropus (tegenwoordig Homo erectus javanicus) en hoe lastig het was voor vrouwen door te dringen in dit mannenbolwerk. Dat lukte Anna Weber, vrouw van de Siboga-expeditieleider Max Weber. Zij was algoloog en voer mee op de Siboga-expeditie waarvan zij de algen beschreef en een zeer leesbaar expeditieverslag. Tijdens WOII woonden en werkten onderduikers in de voorloper van Naturalis in Leiden, waaronder krabben- en kreeften-­ deskundige Lipke Holthuis. Boeiend dit alles te lezen! (GC)

De stem van de Noordzee Een pleidooi voor vloeibaar denken Laura Burgers, Eva Meijer, Evanne Nowak | Boomuitgevers, Amsterdam | 2020 | 128 blz. | € 17,50| ISBN 9789024433315 Lang werd in het Westen de mens als enige actor op aarde gezien, maar met smeltende ijskappen en pandemieën spreekt de aarde terug. De Ambassade van de Noordzee, opgericht in 2018, wil een stem geven aan de zee en haar bewoners. Grote inspiratiebron is de Franse filosoof Bruno Latour. Deze stelt: “Als het u verbaast dat ‘Bos’ mag spreken, dan moet het u ook verbazen dat een president spreekt alsof hij ‘Frankrijk’ vertegenwoordigt.” De Ambassade liet drie auteurs schrijven over ‘de Stem van de Noordzee’. Novak hoopt dat wij ecologische rouw omzetten in solidariteit met niet-menselijke anderen. Meijer wil dat we luisteren naar de zee, hoewel deze niet in mensentaal spreekt. Boeiend is wat ze schrijft over filosofe Irigaray, die als nautische geliefde ‘spreekt’ met Nietzsche (gehecht aan aarde en zon). Burgers, juristen, denkt na over de mogelijkheid van de Noordzee als rechtspersoon zoals de Whanganui-rivier in Nieuw-Zeeland het nu is dankzij Maoriprotesten. Eyeopener! (BK)

Gesteenten en mineralen determineren Gesteenten en mineralen van 2B-innovative geschikt voor iOS (versie 8.0 of hoger) De wondere wereld van stenen en mineralen is voor mij onontgonnen terrein. In deze app vind je honderd veel voorkomende gesteenten en mineralen. Handig als je in het veld iets moois tegenkomt en direct wilt weten wat je in handen hebt. Een soort veldgids in je telefoon. Naast een alfabetisch overzicht is er een determinatiesleutel, waarmee je kunt proberen te bepalen wat voor steen, kei of mineraal je in handen hebt. Dan moet je al wel wat basiskennis hebben. Zo kies je bij de stenen eerst uit stollingsgesteenten, metamorfe gesteenten of afzettingsgesteenten. Echte niks-weters – zoals ik – kunnen zoeken op kleur. Van elke gesteente of mineraal is een kleurenfoto beschikbaar in de app. Ik wil weten of het stuk leisteen dat ik deze zomer van de Hunsrück uit Duitsland meenam (iemand anders was zo vriendelijk dat voor mij op naam te brengen), ook uit mijn app naar bovenkomt. Via de rubriek ‘Grijs’ kom ik er niet. Ook in de alfabetische lijst komt leisteen niet voor. Naspeuringen op internet leveren wel een match op met mijn leisteen en zo kom ik ook andere gesteenten als schist en gneis tegen. Die staan ook niet in de app, maar wel soorten als Augegneis en Bandgneis. Misschien is mijn zoekopdracht leisteen te simpel en is deze app meer bestemd voor gevorderden? (PvB)

Nieuw boek of handige app gezien? Stuur ons een mail en misschien wordt de publicatie besproken in de volgende Natura.

2021 nr 1 Natura — 27


KNNV Verenigingsnieuws

> Digitale nieuwsbrief van de KNNV Lees elke maand landelijk nieuws van de KNNV, excursies, lezingen en boeken in de landelijke digitale KNNV nieuwsbrief. Aanmelden kan via www.knnv.nl of e-mail: bureau@knnv.nl. Ger Bogaers | Foto Cor Klijsen

Vertegenwoordigende Vergadering zaterdag 17 april 2021 Het landelijk bestuur van de KNNV nodigt je uit voor de Vertegenwoordigende Vergadering op zaterdag 17 april 2021. De coronapandemie maakt het helaas niet mogelijk in een zaal bij elkaar komen. Net als vorig jaar zal de Vertegenwoordigende Vergadering digitaal plaatsvinden. We gebruiken daarvoor het medium Zoom, waarmee al bij veel KNNV-bijeenkomsten ervaring is opgedaan. Op de agenda staan het jaarverslag en de jaarrekening van 2020, het jaarplan voor 2021 en de voortgang van de strategiediscussie van de KNNV. De jaarstukken worden begin maart digitaal aan de KNNV-afdelingen, werkgroepen en commissies toegestuurd. > Belangstellenden kunnen de agenda en stukken aanvragen bij het KNNV Bureau, Postbus 310, 3700 AH te Zeist of via bureau@knnv.nl

Nieuwe website KNNV In februari 2021 is de nieuwe KNNVwebsite gelanceerd. Misschien heb je het al gezien? We hopen dat je het resultaat mooi vindt. Het afgelopen jaar is door veel mensen hard aan de website gewerkt. Niet alleen de landelijke website is vernieuwd, ook de bijna zestig websites van afdelingen, commissies en landelijke werkgroepen zijn in een nieuw jasje gestoken. De nieuwe website is gebouwd door bureau Max en vanuit het KNNV-bureau begeleid door Marijke van Woerkom (landelijke webmaster), samen met een kleine ondersteuningsgroep van lokale webmasters. Het vernieuwen van de website was noodzakelijk om technische redenen. We hopen dat de nieuwe website meer en betere mogelijkheden biedt om te communiceren over de doelen en activiteiten van de KNNV. > www.knnv.nl

28 — Natura 2021 nr 1

Vernieuwing KNNV-ledenadministratie In januari 2021 zijn we gestart met de voorbereidingen voor het vernieuwen van de ledenadministratie van de KNNV. Als lid van de KNNV zal je er niet veel van merken. Met de vernieuwing wil het landelijk bestuur het onderhoud en beheer van de ledenadministratie minder kwetsbaar maken. Onze landelijke ledenadmini­ strateur Jelle Schuurmans heeft aangegeven binnen afzienbare termijn te willen stoppen. De ledenadministratie wordt ondergebracht bij het bedrijf Procurios. Zij zijn gespecialiseerd in ledenadministraties en bieden een platform dat naar de afspraken binnen de KNNV wordt ingericht. Alle ledenadministrateurs van de afdelingen zijn over dit project geïnformeerd en zullen voor de zomer een training krijgen om met het nieuwe systeem te kunnen gaan werken. Gulle gevers Op de drempel van het nieuwe jaar Blij verrast ontving de landelijke penningmeester twee giften, beide van € 5000,–. Hartelijk dank gulle gevers! Onze leden hebben hart voor bescherming van natuur en milieu en steunen de KNNV door hun enorme inzet voor deze doelen. We zullen de giften besteden aan projecten die de doelen van de KNNV dichterbij brengen. Veldcursus Flora en Fauna Natuurpresentaties organiseert samen met de KNNV in 2021 voor het zesde jaar veldcursussen f lora- en faunakennis. Er is een cursus van 28-31 mei en een van 9-12 augustus. Beide cursussen zijn breed opgezet vanuit twee totaal verschillende landschapstypes: in mei in het ZuidLimburgse krijtlandschap (vanuit Noorbeek), in augustus in het Drents-Friese Woud (vanuit Wilhelminaoord). Er is alle ruimte om te leren determineren met aandacht voor de opbouw van soortenkennis op het gebied van f lora en fauna. Er

zijn nog enkele plaatsen beschikbaar. Informatie en opgave: info@natuurpresentaties.nl > www.natuurpresentaties.nl/veldcursus/

KNNV-afdeling Hollandse Delta KNNV-afdeling Voorne heeft haar naam veranderd in KNNV-afdeling Hollandse Delta. Zoals voorzitter Theo Briggeman zegt: “De nieuwe naam doet meer recht aan ons feitelijke werkgebied en sluit ook goed aan bij de bestuurlijke ontwikkeling op de eilanden.” In 2020 bestond de afdeling negentig jaar, maar helaas vielen de geplande jubileumactiviteiten, zoals de orchideeëncursus en het kraanvogelweekend in Duitsland, door corona in het water. Plannen voor de toekomst heeft de afdeling volop. Er wordt samengewerkt met alle gemeentebesturen in de regio en het ecologisch beheer van bermen en parken komt steeds beter op gang. Samen met het waterschap Hollandse Delta werkt de afdeling aan het ecologisch beheer van een groot areaal aan bermen. Ook met Natuurlijk Voorne-Putten wil de afdeling meer aandacht gaan geven aan weidevogelbeheer en het beheer van akkerranden. > www.knnv.nl/hollandsedelta

Landelijke Grassendag uitgesteld De landelijke Grassendag, die de KNNVafdeling Nijmegen samen met de landelijke grassenwerkgroep van de KNNV had gepland, is uitgesteld naar 2022. We verwachten dat de bijeenkomst nog niet verantwoord gehouden kan worden vanwege de coronapandemie. Bij de presentaties en het samen grassen leren herkennen aan de hand van demonstratiemateriaal in de zaal en bij de veldexcursie kan de anderhalvemetermaatregel niet nageleefd worden. Mensen die een plaatsje hadden gereserveerd voor de Grassendag van juni 2021 hebben hierover bericht


Redactie Yvonne van Putten

gekregen. Via de landelijke KNNVnieuwsbrief houden we je op de hoogte. > www.knnv.nl/grassen

Bijzonder jubileum Ger Bogaers Ger Bogaers is 75 jaar lid van KNNVafdeling Tilburg. Zo’n mijlpaal heeft niemand in deze KNNV-afdeling bereikt. Ook binnen de hele KNNV is hij een van de weinigen. Op 7 september 1945 meldde de nog jonge Ger zich bij de toenmalige NNV in Tilburg. Hij wilde graag lid worden en vogels bestuderen. De eerste jaren richtte hij zich vooral op vogelonderzoek en vogelringen, maar ondertussen ging hij zich voor allerlei natuurzaken interesseren. Hij zette zich voor de afdeling in als bestuurslid en organiseerde talloze excursies en weekenden. In december werd Ger 91 jaar en in september was hij 75 jaar lid. Proficiat! Hij heeft de vereniging en het Brabantse landschap ontzettend zien veranderen, maar zijn passie daarvoor is niet verdwenen. We hopen nog jaren van zijn positieve, gezellige en boeiende aanwezigheid te genieten. Lees meer in het afdelingsblad van KNNV-afdeling Tilburg, De Oude Ley 2021 nr. 1.

1911 en bestaat 110 jaar. Afdeling Zaanstreek-Waterland bestaat 100 jaar, afdeling Epe-Heerde bestaat 75 jaar, afdeling Enschede 70 jaar. Ook de BLWG, (Bryologische en Lichenologische Werkgroep van de KNNV) bestaat 75 jaar. Sommigen vieren dit met jubileumactiviteiten. Daarover zullen we in de volgende Natura of de digitale nieuwbrief schrijven.

Vraag en Aanbod Ik mis de complete volgende jaargangen van De Levende Natuur: Jrg. 48, 1943; Jrg. 49, 1944; Jrg. 59, 1956; Jrg. 60, 1957. Daarnaast de volgende losse nummers: Jrg. 93, 1992. nr. 6; Jrg. 102, 2001. nr. 5; Jrg. 104, 2003. nr. 5; Jrg. 116, 2015. nr. 6; Jrg. 119, 2018. nr. 6. Fred Bos, tel: 06-10363012, e-mail: ff.bos@outlook.com Verkoop tweedehands natuurboeken Angela Leusink uit Heerde heeft de inname en verkoop van tweedehandsboeken voor de KNNV overgenomen. Ze maakt nu reclame voor de boeken via het Twittteraccount @KNNV2ehandsboek. Een webshop voor de verkoop van de boeken is in ontwikkeling. Meer informatie via email: tweedehandsboeken@knnv.nl

> www.knnv.nl/tilburg

Jubilea KNNV-afdelingen Dit jaar feliciteren we de KNNV-afdelingen Amersfoort, Zaanstreek-Waterland, Epe-Heerde en Enschede met een jubileum. De afdeling Amersfoort is opgericht in

> Ledenadvertenties voor vraag en aanbod van boeken, studiematerialen, hulpmiddelen e.d. ten behoeve van de veldbiologie zijn gratis. Bij voorkeur niet meer dan 150 lettertekens. De redactie beslist over plaatsing en zo nodig inkorting van een advertentie.

Ledenkaart 2020 om uit te knippen U kunt de ledenkaart uitknippen en voorzien van uw naam en lidmaatschapsnummer (deze staat op de losse adresdrager bij deze Natura) Met de ledenkaart ontvangt u korting op boeken van de KNNV Uitgeverij en bij de verkooppunten en in de winkel van de Vogelbescherming in Zeist. Leden kunnen deelnemen aan reizen van de ARC en kampen van de AKC. Knipt u liever niet in deze Natura, dan kunt u de kaart ook kopiëren.

Zaterdag 27 maart 2021 Start Cursus Teleflora Starters, KNNVafdeling Natuurlijk Delfland Een cursus waarin beginners leren kijken, voelen en ruiken aan de flora, leren omgaan met een eenvoudige determinatietabel en de kenmerken van de grote plantenfamilies leren kennen. Inschrijven via afdelingdelfland@knnv.nl > www.knnv.nl/afdelingDelfland Woensdag 7 april 2021 Online lezing: Een Noordzee in transitie, hoe combineren we wind­molens, voedselwinning en natuur­behoud? Door Han Lindeboom. Start 20.00 uur. Organisatie KNNVafdeling Wageningen en omstreken > www.knnv.nl/wageningen Woensdag 21 april 2021 Online lezing: Biodiversiteitsverlies wereldwijd, oorzaken, gevolgen en maatregelen. Door Christa Heyting. Start 20.00 uur. Organisatie KNNVafdeling Wageningen-en omstreken > www.knnv.nl/wageningen > Op www.knnv.nl vindt u onder ‘Agenda’ een overzicht van lezingen en excursies van lokale KNNV-afdelingen en -werkgroepen in het hele land. De activiteiten staan per afdeling genoemd.

Deadline Kopij voor de rubriek KNNV Verenigings­ nieuws die in juni verschijnt, moet uiterlijk 25 april 2021 binnen zijn. Bij voorkeur per e-mail: stuifmeel@knnv.nl of Bureau KNNV, Postbus 310, 3700 AH Zeist.

Ledenkaart KNNV 2021

Voordelen voor leden van de KNNV: > Deelname aan alle activiteiten van uw lokale KNNV-afdeling

Lidmaatschapsnummer*: *zie adressticker

> Deelname aan reizen en kampeervakanties van de KNNV > 10% korting op boeken en uitgaven van de KNNV Uitgeverij

Agenda

Naam:

> 4 keer per jaar het prachtige ledenmagazine Natura

Woonplaats:

> 10 keer per jaar de digitale KNNV nieuwsbrief

Alleen geldig indien volledig ingevuld

Hier vouwen

2021 nr 1 Natura — 29


advertenties

Ontdek Wandelmagazine Magazine Fotografie Professionele Fotografi e

8

X PER JAAR

Word abonnee!

DE BESTE HEDENDAAGSE FOTOGRAFIE

OOK LEUK ALS CADEAU!

VOOR

SLECHTS

STUDENTEN SLECHTS

€ 29,99

Meld je aan voor de

1 JAAR VAN €29,99 VOOR

NIEUWSBRIEF op pf.nl/ nieuwsbrief/

De kunst van fotografie www.pf.nl/abonneren

Blijf op de hoogte via onze social kanalen @professionelefotografie

€ 21,50 + cadeaus!

WWW.WANDELMAGAZINE.NU/ABONNEREN

facebook.com/pfpuntnl

WandelM_abonneewerf_92,5x121.indd 43

Ecologisch bermbeheer? Vraag erom! Kleurkeur is hét keurmerk voor ecologisch bermbeheer. Help vlinders en andere insecten door uw gemeente te vragen volgens Keurkeur te gaan werken. Een voorbeeldbrief staat op www.vlinderstichting.nl/kleurkeur.

20-01-20 12:14


Lezersfoto

Sabelsprinkhaan “Midden op een zandpad op Terschelling zat dit vrouwtje Grote groene sabelsprinkhaan eieren te leggen. De ‘sabel’ (oftewel legboor) werd steeds diep in het zand gestoken, weer naar boven gehaald en een klein eindje verder opnieuw ingestoken. Ze trok zich niets aan van het groepje mensen dat in een cirkel om haar heen zat toe te kijken.” Maarten Smit, Workum Gefeliciteerd! Met dit mooie beeld wint Maarten Smit de Veldgids Schelpen van Rykel de Bruyne t.w.v. € 32,95 (KNNV uitgeverij).

Jouw foto in Natura? Onder de KNNV-leden zitten veel enthousiaste fotografen, die regelmatig pareltjes van foto’s maken van onze vaderlandse natuur. Heb jij zo’n foto die je graag met de lezers van Natura wilt delen? Stuur die vóór 1 mei 2021 naar natura@knnv.nl en vertel wat jou inspireerde om deze foto te maken. Vergeet niet om je naam en woonplaats te vermelden! De winnaar ontvangt dit keer Vogels en hun veren van Marc Duquet, Sébastien Reeber t.w.v. € 32,95

> Kijk waaraan je foto moet voldoen en hoe je hem zonder kwaliteitsverlies kunt opsturen op: www.knnv.nl/knnv-landelijk-bureau/jouw-foto-natura

Colofon

2021 – Jaargang 118, nummer 1 Natura is een uitgave van Virtùmedia in samenwerking met de KNNV. ISSN 0028-0631 Het ledenblad van de Koninklijke Neder­­ landse Natuurhistorische Vereniging (KNNV), vereniging voor veld­biologie, verschijnt vier keer per jaar. Redactie Paul van Bodengraven (hoofdredactie), Marcia van Bijnen (eindredactie), Gerhard C. Cadée, Bea Koetsier, Cor Oldenburg, Yvonne van Putten, Herman Verschuren, Harm Werners, Marijke van Woerkom Werkten mee aan dit nummer Marco Barten, Arie van den Bremer, Caroline Elfferich, Rob van Es, Lena Godlevska, Hein van Grouw, Raymond van der Ham, Cor Klijsen, Peter H.C. Lina, Ingrid Margry, Willem Mes, Cor Nonhof, Monique Shaw, Eddy Vaes, Wim Wijering, Mark Zekhuis

Uitgever Virtùmedia, Pepijn Dobbelaer pdobbelaer@virtumedia.nl Postbus 595, 3700 AN Zeist Telefoon +31(0)30-6920677

Kopij Kopij en persberichten: natura@knnv.nl KNNV-verenigingsnieuws: stuifmeel@knnv.nl

Bladmanagement en advertenties Klaartje Grol, kgrol@virtumedia.nl Telefoon +31(0)30-6933727

Copyright Auteurs en fotografen/illustratoren die hun werk in Natura laten publiceren, gaan eveneens akkoord met mogelijke heruitgaven van het tijdschrift in de toekomst. Overname van artikelen en illustraties gebeurt in overleg met de redactie.

Vormgeving TwinMedia bv, Culemborg, Maarten Bosch Druk Veldhuis Media, Raalte KNNV-Bureau Postbus 310, 3700 AH Zeist Bezoekadres: Boulevard 12, Zeist Tel. +31(0)30-2314797 Fax +31(0)236-8907 bureau@knnv.nl – www.knnv.nl Bureausecretaris: Yvonne van Putten Giften KNNV: NL46 INGB 0000 103855

Ledenadministratie en abonnementen Gelieve adreswijzigingen en/of opzeggingen (voor 1 november) door te geven aan de eigen afdeling of op het volgende adres: ledenadministratie@knnv.nl Monnikenweg 2, 5682 PD BEST Tel. +31(0)499-399429

Leden (natuurlijke personen) ontvangen altijd Natura. In 2021 kost het algemeen lidmaatschap van de KNNV binnen Nederland € 34,00, in België € 36,50 en daarbuiten € 43,50. Algemeen jeugdlid (tot 25 jaar) € 18,25. Organisaties en bedrijven kunnen zich abonneren op Natura. Abonnementen binnen Nederland kosten € 56,25, in België € 60,00 en daarbuiten € 77,50. Bankrekening informatie: IBAN: NL651NGB0002887316 ten name van Natura/KNNV Abonnementen te Zeist, BIC: INGBNL2A. Losse nummers van Natura kosten € 7,75 per stuk. Ze zijn te bestellen via het KNNV-­bureau, e-mail: bureau@knnv.nl o.v.v. het gewenste nummer en het postadres. U ontvangt de gewenste Natura met de factuur.

2021 nr 1 Natura — 31


Beleef de natuur nu nog intenser

Vanaf € 669,-

Voorzien van 60 laags Super High reflectie coating, Plasma coating (anti-kras), Anti-reflectie coating, Fase coating (kraakhelder beeld) en een Hydrofobe coating, waardoor regen geen vat heeft op de lenzen. Geroemd om zijn groothoek en dichtbij instelling.

E info@technolyt.nl T +31(0)75 647 45 47 I Technolyt.nl

BUZZARD III SHR 10X42 - 8X42


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.