Archeologie Magazine 04 2020

Page 1

AAN TAFEL MET ‘HERMAN HET VRIENDSCHAPSBROOD’  > p. 50-51

Ontdek de mysterieuze eerste bewoners van de Azoren

nr 4 • 2020

ARCHEOLOGIE

LEIDEN

nr 4 • 2020 • € 6,99

750 JAAR

ROTTERDAM

Textiel uit Egypte T/M 27.09 2020

ts Ticke via l r m o. n

Medaillon met het verhaal van Jozef, 7de-10de eeuw na Chr. © The Phoebus Foundation, 625

DE GEBOORTE VAN EEN WERELDHAVENSTAD

ISRAËL

De val van Masada

MEXICO

Onderwatergrotten geven geheimen prijs

DE ZWAMMERDAMSCHEPEN

De grootste Romeinse scheepsvondst ooit ARCHEOLOOG LEO VERHART WANDELT LANGS LIMBURGS GRENZEN • ARCHEOLOGIE IN LEIDEN: HET VERHAAL VAN OSS

AP


DE OMMUURDE STAD GESCHIEDENIS VAN EEN STADSVERDEDIGING

Van den Bergsweg 10a, 7442 CK Nijverdal info@detect.nl - 0548 -78 56 64 www.detect.nl Gratis verzending v.a. €75,-, Voor 17:00 uur besteld, morgen in huis.

De lichtgewichte draadloze detectors van XP

12 SEPTEMBER 2020 T/M 17 JANUARI 2021

€ 699,00 incl. btw (hoofdtelefoon met draad). € 799,00 incl. btw

(draadloze hoofdtelefoon).

Ontdek de boeiende hobby van metaaldetectie in

AFMETING

9”

VOORWERP ONDERSCH.

VOORWERP ONDERSCH.

GEWICHT

GEWICHT

DIEPTEBEREIK

DIEPTEBEREIK

Detector magazine VEELZIJDIGHEID FREQUENTIE

13 TOT 81 KHZ

metaaldetectie en bodemvondsten AFMETING 10” X 5” X35 9”

HF 10” X 5”

FREQUENTIE

Binnen een vrij korte periode heeft XP-detectors twee updates gelanceerd. Met update V4 werden de twee witte HF zoekschotels geïntroduceerd. Een elliptisch model en een standaard ronde 9”. Beide zoekschotels hebben een zeer hoge zoekfrequentie. Kort daarop update V5 welke de drie nieuwste X35 zoekschotels ondersteunen.IS,Alle X35 zoekschotels hebben een WAAR HET VEILIG 3.7 TOT 27.7HET KHZ GROEN WAAR RUIM IS, hogeEN zoekfrequentie.

Zeer geschikt om onder zeer moeilijke grondomstandigheden de kleinste metalen (gouden) voorwerpen te vinden. Ideaal voor strandzoeken en afvalakkers.

DIT IS DÉ PLEK...

VEELZIJDIGHEID

WAAR JE KUNT WANDELEN EN ONTDEKKEN, OF EEN TERRASJE PAKKEN VijfKUNT zoekschotels met elk zijn eigen

Zoekt dieper met de boost-optie op bijv. maisakkers en stort. Met de hoge frequentie ook zeer geschikt voor het vinden van kleine zilveren en gouden voorwerpen. VOORWERP ONDERSCH.

VOORWERP ONDERSCH.

GEWICHT

GEWICHT

CENTRAAL MUSEUM

DIEPTEBEREIK

DIEPTEBEREIK

VEELZIJDIGHEID

VEELZIJDIGHEID

HF 9”

FREQUENTIE

13 TOT 59 KHZ

AFMETING

9”

X35 11”

Een ideale zeer stabiele zoekschotel voor bijvoorbeeld op een stort tussen zeer klein ijzerverontreiniging de aanwezige goede voorwerpen te detecteren.

introductieprijs

UTRECHT

€35,- €17,50 Detector magazine is een uitgave van De Detector amateur (DDa) en verschijnt 6 keer per jaar.

alle 6 nummers van 2020

www.detectoramateur.nl X35 13” x 11”

WWW.CENTRAALMUSEUM.NL OFFICIËLE XP-DEALERS Alleen bij deze dealers

FREQUENTIE

3.7 TOT 27.7 KHZ

AFMETING

11”

Met de X35 11’’ is het makkelijker met de hoge frequentie om kleine zilveren en gouden voorwerpen op meer diepte vinden dan een gewone zoekschotel.

capaciteiten, die het zoeken naar ieder soort metaal onder vrijwel alle grondomstandigheden in het juiste programma en instellingen op de XPDeus mogelijk maakt. De elliptische HF zoekschotel is met zijn zeer hoge zoekfrequentie feitelijk ontworpen om fijn goud te detecteren in zwaar gemineraliseerde grondomstandigheden. In de praktijk blijk deze zoekschotel uitermate geschik om de kleinste metalen voorwerpen te vinden op zwaar vervuilde locaties en maïsakkers. De ronde 9” HF zoekschotel is weer geschikt voor grote oppervlakten zoals op een stort of akker met stadsafval.

DE FORTEN ZIJN WEER OPEN!hebben alle De drie X35 zoekschotels

VOORWERP ONDERSCH.

dezelfde werkfrequentie, van 3.7 tot 27.7 Khz. Dit maakt dat deze zoekschoDIEPTEBEREIK tels ook zeer kleine metalen voorwerPLAN JE BEZOEK OP FORTEN.NL pen kunnen detecteren. In de 3.7 Khz VEELZIJDIGHEID zoekfrequentie is er een boost-optie. FREQUENTIE 3.7 TOT 27.7 KHZ Dit maakt dat de Deus dieperliggende voorwerpen beter detecteert, dit gaat AFMETING 13” X 11” wel ten koste van de gebruiksduur van Zeer geschikt om te zoeken op grotere de accu. GEWICHT

akkers en weilanden die wat minder vervuild zijn, maar waar wel diepere voorwerpen kunnen worden gevonden. Met de boost-optie kan men serieus diepzoeken.

• Detectorplaza - Uden • DJ Laan - Hippolytushoef


Deze grondige gids gaat in op veertig beschavingen die niet in de geschiedenisboeken staan, maar die wel een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de moderne samenleving. Vergeten volkeren biedt een overzicht van de Hyksos tot de Hephtalieten, en biedt zo een uniek inzicht in de menselijke geschiedenis van 2700 v.Chr. tot 550 n.Chr. Verluchtigd met talloze kleurenafbeeldingen van voorwerpen en kunstwerken en speciaal voor dit boek vervaardigde kaarten.

‘Gelukkig is er nu Vergeten volkeren van Philip Matyszak. Met dit rijk geïllustreerde boek heeft hij een prachtig monument opgericht voor Euraziatische volkeren die in de nevelen der tijd verdwenen zijn.’ – NRC Handelsblad ‘Toen ik dit boek voor het eerst doorbladerde liep er een rilling van genot over mijn rug. Het is prachtig geïllustreerd met mooie foto’s en kaarten.’ – VPRO’s OVT

ISBN 9789401916875 | € 29,99 | www.omniboek.nl

Wij nemen jou mee op een reis door de tijd.

Vrijblijvend in contact komen? +31 (0) 570 244 068 • info@tijdlab.nl www.tijdlab.nl

3D-contentcreatie en presentatie. Realistisch en wetenschappelijk verantwoord.

3D-modelleren • 3D-scannen • 360º fotografie • Gamification • VR • AR • Hologram • Touchtable • CT-data • GIS-kaarten


INHOUD

40 In dit nummer 19 Poolse herinneringen aan barbaarse Mongolen Legnickie Pole: ‘Hier moet een archeologische goudmijn verborgen liggen’ 22 Masada, majestueus fort aan de Dode Zee Archeologen plaatsen vraagtekens bij historische correctheid van mythe 26 De Zwammerdamschepen van ontdekking tot ­tentoonstelling ‘Een project van meerdere generaties archeologen’ 32 Verjaardagsfeestje in wereldhavenstad 750 jaar Rotte|dam en 60 jaar Rotterdamse ­stadsarcheologie

4

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

40 Onderwatergrotten Mexico geven hun geheimen prijs Oudste okermijnen van de Amerika’s gevonden 46 Karolingische topstukken Wapens en sieraden uit het Stuttgarter Psalter zoals opgegraven in Dorestad 52 Ophogen of natte voeten Stadsarcheologie leert hoe in Amsterdam met ondergrond werd omgegaan 58 Archeologische ­ontdekkingen op de Azoren Onderzoek wijst op een veel oudere historie dan tot ­dusver is aangenomen

Vaste rubrieken 05 Voorwoord

06 Nieuws uit de Lage Landen 12 Omzien Leo Verhart 16 Doggerland Luc Amkreutz 31 Column Oudheden Onderzoekt! 37 Nieuws van de Faculteit Archeologie Universiteit Leiden 44 Column Herman Clerinx 50 Aan tafel met … 63 Nieuwe publicaties 64 Nieuws van de Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed 66 Arabische Voetstappen Mia Dekeersmaeker 68 Tentoonstellingen 69 Sander Out 70 Vooruitblik


VOORWOORD

750 jaar ‘Manhattan aan de Maas’

R 52

Riemverdeler van paardentuig uit gemeente Buren (PAN-00065063). (FOTO: ©PAN)

64

otterdam, een van de grootste internationale havensteden ter wereld, is de laatste tijd vooral stevig op weg om evenzeer internationale architectuurstad van grootse allure te worden. Het omhoog kijken naar het groeiende aantal verrassende bouwwerken geeft je steeds meer het gevoel beland te zijn in straten van een metropool als New York, Parijs of Londen, om maar eens wat voorbeelden te noemen. Daarbij realiseer je je niet meteen dat deze Nederlandse havenstad tevens een rijke historie heeft. Veel bovengrondse sporen van de bewoningsgeschiedenis zijn in de Tweede Wereldoorlog in het stadscentrum helaas weggebombardeerd of anderszins verdwenen. Om meer over de stadsgeschiedenis aan de weet te komen zijn we vooral aangewezen op historische en archeologische bronnen. Zo ontdekte het thans 60-jarige Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR), de oudste gemeentelijk archeologische dienst van Nederland (!), dat de dam in de Rotte, de oorsprong van de stad, van zo rond 1270 dateert. Die datering is gebaseerd op vondsten bij het archeologisch onderzoek in de jaren 1990-1992 voorafgaand aan de bouw van de Willemsspoortunnel en het aangrenzende ondergrondse station Blaak. Daarbij werd de dam, die in de Middeleeuwen op de plaats van de huidige Hoogstraat was gebouwd, tot zijn diepste niveau opgegraven en daaronder ontdekten de archeologen vervolgens een nagenoeg compleet houten vaartuig: een punter, een kleine open platbodem met in puntige vorm uitlopende voor- en achterstevens. Het bootje was daar nog hergebruikt als zinkstuk om het laatste gat in de dam te dichten. Dendrochronologisch onderzoek van de jaarringen in De punter uit 1270 anno nu, na conservering en reshet hout leverde een bouwjaar op rond 1270. Ofschoon tauratie. [FOTO: ARCHEOLOGIE er al veel eerder – zelfs al in de prehistorie - mensen op ROTTERDAM (BOOR)] het grondgebied van de huidige stad rondliepen, kan dat jaar als het geboortejaar van de nederzetting Rotterdam worden aangemerkt. Op en rond deze dam ontstond toen die nederzetting, waarin rond 1300 een paar ­honderd mensen woonden. De dam in de Rotte (de Hoogstraat) was lang het hart van het stadje, dat zich in de loop van de 14e eeuw ontwikkelde tot een marktstad, die in 1340 stadsrechten kreeg. In de eeuwen daarna versteende en verdichtte de stad zich geleidelijk, mede gevolgd door verschillende uitbreidingen in oppervlak en hoogte. De punter vormt thans het topstuk van een tentoonstelling in Museum Rotterdam. In dit nummer meer daarover en over een dreigende blamage voor deze wereldhavenstad.

Lou Lichtenberg, hoofdredacteur loulichtenberg@gmail.com

Coverfoto:

Campagnebeeld 750 jaar Rotte | dam. (CREDITS MARTIN

Volg ook onze social mediakanalen: @archeologieonline facebook.com/archeologieonline @archeologieweb

VALKHOFF)

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

5


NIEUWS  UIT ‘S-HERTOGENBOSCH

Duizend graven in een overvolle stad

D

en Bosch was ook al vanaf de Middeleeuwen een dichtbevolkte stad. Duizenden mensen woonden op een klein oppervlak bij elkaar. Geen wonder dat zo’n omvangrijke stad ook een opmerkelijk groot aantal begraafplaatsen binnen haar stadsmuren telde. Tot 1858 zijn er in totaal negentien begraafplaatsen geweest. Rond de Sint-Jan, al vanaf het begin van de dertiende eeuw de belangrijkste kerk van ‘s-Hertogenbosch, ontstond vermoedelijk al kort na de stichting een grafveld voor de B ­ ossche burgers. Lange tijd was dit het enige algemene kerkhof. In veel kloosters lagen ook begraafplaatsen, voorbehouden aan kloosterlingen en priesters, of aan burgers die door middel van giften een plaats in de kloosterkerk wisten te verwerven. Een aantal van die begraafplaatsen werden in de loop der tijd door archeologen onderzocht. Daarbij bestudeerden de archeologen zo’n 1000 skeletten. Het grootste deel daarvan was afkomstig van opgravingen bij vier begraafplaatsen. De Bossche stadsarcheoloog Ronald van Genabeek schreef daarover een i­ nteressant overzichtsartikel,

waarin veel informatie wordt gegeven over begraaf­gewoonten, gezondheid en de omgang met de dood in Den Bosch. Zo werden bij opgravingen van het oudste en een van de belangrijkste kloosters, het Minderbroedersklooster, 172 graven ­blootgelegd uit de periode 1275-1641. Sommige kisten hadden een dakvormige deksel, waarschijnlijk een overblijfsel van het idee dat de doodskist de laatste woning voor de overledene was. Voorafgaand aan de bouw van Sint-Jansmuseum De Bouwloods werd een deel van het kerkhof aan de noordzijde van de SintJan onderzocht, waarbij 448 skeletten werden geborgen. Dat dit het armste deel van het kerkhof was, blijkt onder meer uit de manier waarop de doden waren begraven. Sommige lagen dicht opeengepakt in grote grafkuilen. Maar ook uit het skelet­onderzoek blijkt de lage status van de begraven Bosschenaren op het Sint-Janskerkhof. De gemiddelde leeftijd waarop personen boven de twintig overleden, was 42 jaar. De staat van het gebit was slecht, een vijfde van de ­skeletten had een g ­ enezen botbreuk, hetgeen kan

Erfgoed ‘s-Hertogenbosch Route App

E

rfgoed ’s-Hertogenbosch heeft in samenwerking met enkele partners een route app ontwikkeld waarmee je op je smartphone per fiets of de benenwagen alle kwartieren van de stad kunt verkennen en van bijzondere plekken kunt genieten. Deze speciale Bossche Zomer erfgoedroute is een verrassende combinatie van historie, architectuur en natuur. De route is op elk gewenst punt te beginnen. De Erfgoed ‘s-Hertogenbosch route app biedt onder meer: historische routes, verhalen over de bijzondere historische locaties in de stad, toen en nu beelden met 3D reconstructies, 360-graden panorama’s, video’s en historische foto’s. Voor meer informatie over de route app en voor het downloaden: www.erfgoedshertogenbosch.nl/routeapp

6

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Onderzoek van de graven op het Sint-Janskerkhof in 1984. (FOTO: ERFGOED ’S-HERTOGENBOSCH)

wijzen op zware of risicovolle arbeid. 7% leed aan rachitis, een ­botaandoening die ook bekend staat als ‘Engelse ziekte’, veroorzaakt door een gebrek aan zonlicht. Dit kwam veel voor bij arbeiders die in donkere huizen woonden en in fabrieken werkten.

Ronald van Genabeek, ‘Duizend graven. Archeo­ logisch onderzoek van vier begraafplaatsen in ‘s-Hertogenbosch (ca. 1275-1858)’, in: Silva, het online wetenschappelijke tijdschrift van Erfgoed ’s-­Hertogenbosch, nr 1, juni 2020, pag. 3-23, www.erfgoedshertogenbosch.nl/silva.


UIT HEERLEN  NIEUWS

Clavicula (toegang tot Romeinse versterking) ontdekt Resten van de Romeinse spitsgracht op het Tempsplein in Heerlen, aangelegd om het fort of de versterking beter te kunnen verdedigen. (FOTO: CORAL PRESS)

B

ij archeologisch onderzoek op het Tempsplein in Heerlen zijn naast resten van bewoning, ambacht en verkeer ook Romeinse verdedigingsresten aangetroffen die voor Nederlandse begrippen uniek zijn. Het Tempsplein ligt in het hart van de Romeinse nederzetting Coriovallum (Heerlen), vlakbij het Thermenmuseum. De

verwachting hier archeologische resten aan te treffen was groot. Zo is bekend dat dwars over het plein een spitsgracht liep. Deze is op verschillende plaatsen aangetroffen en maakt deel uit van een laat-Romeins fort of versterking. De versterking werd verdedigd tegen invallen door een circa 11 meter brede en 3,5 meter diepe gracht met ernaast een aarden wal met een muurconstructie erbovenop. Tijdens het recente onderzoek vonden archeologen meer sporen die deel uitmaken van die versterking. Zij troffen daarbij een clavicula aan, een ombuiging van de gracht naar binnen of buiten ter hoogte van een

ingang om deze zo beter te kunnen verdedigen. Hiermee is indirect ook de ingang tot de versterking vastgesteld. In het geval van Heerlen buigt de gracht naar de binnen­ zijde van de versterking en gaat het om een toegang vanuit het zuiden, via de weg van Aken naar Trier. Vanaf de 3e eeuw werd Zuid-Limburg geplaagd door verschillende Germaanse invallen. Niet alleen steden als Keulen en Tongeren, maar ook kleinere plaatsen als Maastricht en Aken werden met stenen ommuringen versterkt. De aanleg van de grote gracht in Heerlen moet in dit licht gezien worden.

Verder onderzoek Romeins Kwartier

I

n de binnenstad van Heerlen wordt deze zomer een leiding aangelegd om diverse gebouwen op het Mijnwater-netwerk aan te sluiten. Dat betekent dus: graafwerkzaamheden, dwars door het Heerlense Romeins Kwartier. Omdat in dit gebied al vaker Romeinse resten zijn gevonden, wordt het werk uitgevoerd onder archeologische begeleiding. Om iedereen dit veldwerk mee te laten beleven is een tijdelijke werkplaats ingericht op de parkeerplek voor het Thermenmuseum. De keet is vanaf 21 juli zes weken lang iedere

Romeinse Route

D

dinsdag en donderdag van 10.00 tot 16.00 uur open voor publiek. De Archeo-hotspot, die normaal gesproken in museum De Vondst draait, is ook naar de keet verplaatst. Het is mogelijk om met de archeologen te praten, kaarten te bekijken en vooral ook om zelf aan de slag te gaan met de het wassen en sorteren van vondsten die bij de graafwerkzaamheden worden aangetroffen. Meer info: www.devondst.nl

e Gemeente Heerlen lanceerde in juli in samenwerking met Visit Zuid-­ Limburg de Romeinse Route, een handige voettocht door het Romeins Kwartier. Hier is ook een BooQi voor ontwikkeld, een uitvouwbare informatiekaart op klein formaat. Met deze route loop je dwars door het Romeins Kwartier langs alle hoogtepunten: vindplaatsen, kunstwerken, belangrijke gebouwen en archeologische opgravingen. Het routeboekje is voor 1 euro verkrijgbaar bij de Visit Zuid-­Limburg shop van Heerlen en bij de musea en verschillende winkeliers. Met dit alles beoogt de Gemeente Heerlen, is samenwerking met diverse partners, het Romeinse verleden midden in de stad

een nieuwe plek te geven. Die plek is het Romeins Kwartier, waarin archeologie een belevenis van nu wordt. Het doel is om het rijke Romeinse verleden terug te brengen in de openbare ruimte, in de harten van ­Heerlenaren en in het bewustzijn van iedere bezoeker. Niet met oude zuilen en poorten, maar juist via moderne pleinen, straten en gebouwen. Bijvoorbeeld in de musea en openbare gebouwen, die hier dicht bij elkaar liggen. Meer informatie: www.romeinskwartierheerlen.nl

Het routeboekje BooQi, een uitvouwbare informatiekaart op klein formaat door het ­Romeinse Kwartier. (FOTO: ­GEMEENTE HEERLEN)

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

7


NIEUWS  LAGE LANDEN

Nieuw plan voor Romeins verleden van Cuijk

H

et is een vijf centimeter grote scherf van geaderd blauw glas die Cuijk, op de kaart gaat zetten als het aan ­Maarten Jilisen, wethouder van cultuur in die Noord-Brabantse gemeente, ligt. Dit schijnbaar nietige stukje glas dat in 2018 werd gevonden bij opgravingen in het centrum van Cuijk, staat in zijn ogen namelijk symbool voor ruim 400 jaar Romeinse aanwezigheid in zijn stad. ‘En die bijzondere geschiedenis willen we in de komende jaren breed inzetten bij de promotie van onze stad’, aldus de wethouder.

De blauwe scherf van Cuijk: een vijf cen­ timeter grote scherf van geaderd blauw glas, behorend tot een Romeinse ribkom uit het begin van de ­eerste eeuw. (FOTO’S: ARCHEOLOGIE WERKGROEP CUIJK)

Ribkom Ton van der Zanden van de Archeologie Werkgroep Cuijk legt uit waarom een kleine blauwe scherf zo’n grote rol is gaan spelen in de plannen van de

8

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Tekst: Joost Vermeulen; overige foto’s: Rénie van der Putte

gemeente. ‘Wat deze scherf zo bijzonder maakt en waarom hij door de gemeente tot hét symbool van het nieuwe ‘Romeinse’ Cuijk is verheven, komt niet alleen omdat hij is opgegraven in een context die verbonden is met de allervroegste Romeinse aanwezigheid in Cuijk. Maar vooral omdat het in al zijn kleinheid een heel verhaal vertelt. Het blijkt namelijk om een heel bijzonder stukje glas te gaan. Het is afkomstig van een zogeheten ribkom uit het begin van de eerste eeuw. Dergelijke kommen waren in de Romeinse tijd zeer kostbaar. Ze werden namelijk niet geblazen, maar in een mal gegoten. Een uiterst tijdrovend en kostbaar procedé. Ze werden ook maar op enkele plekken gemaakt. De schaal waar deze scherf van afkomstig is, is zeer waarschijnlijk gemaakt in een atelier in Venetië. Gegoten ribkommen werden gemaakt tot aan het einde van de ­eerste eeuw. Daarna komen ze niet meer voor. Er zijn in het hele Romeinse rijk ook maar enkele scherven van dit soort schalen bekend en voor zover bekend maar één hele schaal. Die is in de jaren vijftig opgegraven in het voormalige Joegoslavië. Dat die schaal bewaard is gebleven komt omdat hij als statussymbool aan een rijke Romein als grafgift was meegegeven. Die complete schaal staat nu in het museum in Bratislava. Dat een stukje van zo’n kom hier in Cuijk is gevonden, betekent dat er hier in de eerste eeuw al een Romein verbleef die zich zoiets kostbaars kon veroorloven.’

Strategische nederzetting Cuijk was dan ook niet zomaar een Romeinse nederzetting, maar een belangrijke strategische plek aan een van de belangrijkste Romeinse verbindingswegen in dit gebied, de weg die Tongeren verbond met Nijmegen. Al in de eerste eeuw werd er, op een natuurlijke verhoging in een bocht van de Maas, een Romeinse legerplaats ingericht (een castellum) Dit castellum, dat de naam Ceuclum droeg (die naam staat vermeld op de beroemde Peutinger kaart van het Romeinse wegennet), lag ongeveer waar nu de grote Martinus kerk staat en diende als basis voor de troepen die verantwoordelijk waren voor de verdediging van de, iets noordelijker gelegen, doorwaadbare plaats in de Maas. Naast het castellum ontstond er ook een ‘grote’ burgerlijke nederzetting (een vicus). De rol van het fort Ceuclum werd nog belangrijker in de regeringsperiode van keizer Valentianus I (364-375).


Toen werd het fort, dat tot dan toe nog voor een gedeelte uit hout bestond, helemaal versteend en voorzien van halfronde torens en ook werd de oude doorwaadbare plaats definitief opgeheven en werd er een nieuwe vaste oeververbinding over de Maas aangelegd. Deze bijna 400 meter lange brug, waarvan tijdens een spectaculaire opgraving begin jaren negentig grote delen uit de Maas werden geborgen, lag recht voor het ‘vernieuwde’ castellum. De vier eeuwen Romeinse aanwezigheid in Cuijk is in de afgelopen decennia regelmatig aangetoond. Zo zijn al in de jaren zestig van de vorige eeuw de contouren van het eerste Romeinse verdedigingsfort blootgelegd en bij die opgraving is ook een kleine tempel, gewijd aan de lokale godheid Hercules Magusenum, aangetroffen. In de jaren zeventig kwamen midden in de stad grote stukken van de Romeinse weg aan het licht en werd er een omvangrijk grafveld aangetroffen en zelfs de restanten van een badhuis. Ook de verbouwing van het fort onder Valentianus is door archeologisch

Museum Ceuclum, Cuijk. Een klein deel van het opgegraven materiaal is hier uitge­ stald. Heipaal van de Romeinse brug met metalen schoen. De allereerste opgra­ ving in 1937. De per­ soon op de voorgrond is prof. Van Giffen. (FOTO: ARCHEOLOGIE WERKGROEP CUIJK)

Hier lag de ­Romeinse brug.

onderzoek aangetoond. En onlangs ontdekten de archeologen nog een deel van de Romeinse weg.

Nieuw museum Al die opgravingen hebben heel veel, vaak fraai, materiaal opgeleverd. Mooie stukken terra sigulata en verrassend genoeg een hele serie goed bewaard gebleven leren schoenen, maar ook huisraad en ­sieraden. Van dat alles is tot nog toe maar een fractie te zien voor het grote publiek. Het meeste materiaal ligt, soms al jaren, opgeslagen in depot. Zelfs de beroemde blauwe scherf ligt opgeborgen in een kluis. Een nieuw te bouwen museum, onderdeel van het gemeentelijke masterplan, moet daar verandering in brengen. Dan kunnen de bezoekers eindelijk ook de tientallen grote eikenhouten funderingspalen aanschouwen, met de metalen onderstukken waarop de pijlers van de brug rustten en de enorme stenen van de brug, waarvan enkele zelfs met inscripties. In dat nieuwe museum wordt uiteraard ook een ereplek gecreëerd voor ‘de blauwe scherf van Cuijk’ Dit bijzondere stuk keert in de toekomstplannen van de gemeente ook nog op een andere wijze terug. Zo moet de scherf, in gestileerde vorm, hét beeldmerk van Romeins Cuijk (Ceuclum) gaan vormen. De blauwe kom staat bovendien ook aan de basis van het door bureau Di-visie ontworpen archeologische experience centrum. In dit centrum, dat op de plek van de huidige begraafplaats, naast de grote kerk gebouwd moet worden, zal met de modernste technieken het hele verhaal van de Romeinse geschiedenis van Cuijk verteld worden. Binnenkort wordt het complete plan om het Romeinse verleden van Cuijk nieuw leven in te blazen, aan de gemeenteraad voorgelegd. De verwachting is dat als dit plan, dat ettelijke miljoenen euro’s moet gaan kosten, wordt aangenomen de eerste werkzaamheden volgend voorjaar kunnen beginnen.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

9


MALTA TOURISM AUTHORITY  ADVERTORIAL

M

alta kent een zonnig, mediterraan klimaat. In de zomermaanden betekent dit dat je hier maar liefst twaalf zonuren per dag hebt. En zelfs in de wintermaanden is er nog volop zon en zijn de temperaturen zeker hoog genoeg voor een terrasje. Het is dus echt een bestemming die je het hele jaar door kunt bezoeken. Er zijn prachtige zandstrandjes te vinden (Ghajn ­Tuffieha Bay is favoriet) en je kunt er fantastisch snorkelen en zwemmen in verscholen baaien. Er zijn weinig vakantiebestemmingen in de Middellandse Zee die kunnen tippen aan de veelzijdigheid van Malta. Het cultureel erfgoed van dit kleine eiland is ongekend groot en is alleen al dé reden om deze bestemming op je bucketlist te zetten. Ontdek de culturele schatkamer van de ­Middellandse Zee!

Het cultureel erfgoed van Malta

Malta

de culturele schatkamer van de Middellandse Zee Malta is een verborgen parel in de Middellandse Zee. Het eiland ligt op slechts drie uur vliegen en is een zogenaamde dwergstaat van 316 km2 (dat is ongeveer net zo groot als het eiland Texel). De republiek Malta is iets groter en omvat ook de eilanden Gozo, Comino, Manoel Island en een paar onbewoonde eilanden. Malta mag dan wel klein zijn, het is een van de meest veelzijdige eilanden van Europa! Het eiland heeft een enorme culturele rijkdom, kleurrijke onderwaterwereld, een keuken waar de invloeden van vele veroveraars in terug te proeven zijn en een bruisend nachtleven. 10

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

De geschiedenis van Malta gaat maar liefst ruim 7.000 jaar terug. Het is roerige geschiedenis die vele bezettingen en veroveringen heeft gekend. Dit heeft alles te maken met de strategische ligging van het eiland. Invloeden van onder andere de Romeinen, Arabieren en Engelsen (de laatste bezetters) hebben ervoor gezorgd dat Malta een ware culturele smeltkroes is geworden. Ieder volk heeft duidelijke sporen nagelaten. Dat zie je niet alleen terug wanneer je een van de culturele bezienswaardigheden bezoekt, maar je hoort het ook op straat: de officiële talen van dit zonnige eiland zijn Maltees en Engels. Het Maltees is een mix van talen, dat een beetje klinkt als het Arabisch en waarin je wellicht woorden uit het Engels, Frans en Italiaans herkent. En ook het straatbeeld is daardoor veelzijdig en uniek. Het cultureel erfgoed van Malta is terug te zien in onder andere de architectuur en de rijke kunstcollecties. Er valt simpelweg zoveel te ontdekken! Wij hebben het mooiste culturele erfgoed van Malta voor je op een rij gezet.

Openluchtmuseum Valletta Hoofdstad Valletta is net een openluchtmuseum. Niet zo gek als je bedenkt dat de stad


een van de meest geconcentreerde historische plekken ter wereld is. Valletta is een schitterende en sfeervolle stad die barst van de bijzondere bouwwerken, monumenten en kerken. Valletta oogt typisch Zuid-Europees en is een compacte stad die je perfect te voet kunt ontdekken. Een groot deel van de binnenstad is dan ook niet toegankelijk voor auto’s. In het archeologisch museum kun je vond­ sten uit de prehistorie tot en met de middel­ eeuwen zien. Het is opvallend hoeveel archeologische vindplaatsen Malta kent, in tegenstelling tot andere bestemmingen in het Middellandse Zeegebied. In de hoofdstad ligt het Grootmeesterspaleis, een bijzonder bouwwerk dat stamt uit de zestiende eeuw. Het is een prachtig paleis met veel bijzondere details, fresco’s en prachtige binnenplaatsen met veel kunst. Het Grootmeesterspaleis heeft lange tijd het kantoor van de President van Malta gehuisvest. Ook het Fort Sint-Elmo en de rijkversierde Sint-Janscokathedraal zijn een bezoek meer dan waard.

Het eiland van de kunst Door de eeuwen heen heeft kunst altijd een grote rol gespeeld in de lokale cultuur, en dat is onveranderd. De culturele agenda staat het hele jaar door vol met allerlei bijzondere evenementen. Het Nationale Museum voor Schone Kunsten – MUZA - heeft een fantastische kunstcollectie, met zowel kunstwerken uit de vroege Renaissance als moderne kunst.

De tempels van Malta Eén van de dingen die je absoluut niet mag missen als je op reis gaat naar Malta, is het bezoeken van de tempels. De zogenaamde megalithische tempels stammen uit de prehistorie: vermoedelijk van 3600-2500 v.Chr. De Maltezers waren op dit gebied de tijd ver vooruit. Je vindt de indrukwekkende

tempels niet alleen op eiland Malta, maar ook op buureiland Gozo. Het zijn de oudste vrijstaande gebouwen uit de geschiedenis van de mensheid. Misschien wel de meest indrukwekkende plek is het Hal Saflieni Hypogeum. Dit is een mysterieuze ruimte onder de grond die eveneens stamt uit de prehistorie (2500 v.Chr.). Het labyrint van ondergrondse kamers werd in ieder geval gebruikt als begraafplaats en tempel, maar is nog steeds omgeven door mysteries. In een van deze ruimtes werd een beeldje gevonden van een slapende dame met brede heupen en een rokje met franjes, dat te zien is het archeologisch museum in Valletta. De tempels staan op de lijst met werelderfgoed van UNESCO en zijn toegankelijk voor publiek.

Wil je meer weten over een vakantie naar Malta? Kijk dan eens op visitmalta.com.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

11


OMZIEN

Door Leo Verhart

Op, langs en over de grens Ik ben een wandelaar. Ieder voorjaar maak ik een grote tocht in Europa, maar dit jaar zit dat er niet in: Corona. Een maand lang heb ik wat doelloos rondgelopen in de omgeving van mijn huis, contact vermijdend met iedereen die ik tegenkwam. Toen vond ik mijn doel.

W

andelen is een fascinerende bezigheid en zet aan tot kijken, herkennen, herinneren en denken. Zo kwam ik op het idee om dicht bij huis over de grens van de provincie Limburg te lopen en vroeg me af wat er op die 400-500 kilometer lange grens allemaal niet te zien en te beleven zou zijn. Iedere avond kan ik na een etappe thuis zijn. Het is een soort Ronde van Limburg, zonder routebeschrijving waarbij ik wegen en voetpaden volg op, langs en over de grens. Ik probeer er zo dicht mogelijk

12

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

op te lopen. Inmiddels heb ik al zeven etappes afgelegd en behalve mooie en lelijke landschappen, bijzondere ontmoetingen, verbazing en verwondering, brengen ze ook oude herinneringen boven.

Café De Wildenberg Tijdens de etappe van Weert naar Thorn start ik bij café De Wildenberg langs de A2. Eerst heb ik op het eindpunt de auto neergezet en fiets om vijf uur in de ochtend naar De Wildenberg. Nu heet het Wegrestaurant De Wildenberg en is het onderdeel

van een horecaketen met de naam Goudreinet. Ik ken het echter als Café De Wildenberg. In de jaren twintig van de vorige eeuw was dit de verzamelplaats van amateurarcheologen uit heel Nederland die in de zandverstuivingen bij Budel, ten westen van het café, op zoek gingen naar kleine vuurstenen werktuigen uit de midden-steentijd (mesolithicum). In de brieven die ze elkaar schreven noemden ze het café en dat het aan de grindweg lag van Weert naar Eindhoven. Nu is die grindweg de A2. In honderd jaar

verandert er veel. Ik begin te lopen en ga de voormalige zandverstuivingen tussen Budel en Weert in.

Amateurs Illustere mannen waren het die daar in de weekenden en soms door de week op zoek gingen naar die vuurstenen werktuigen. Wat ze zochten was niet erg groot, enkele centimeters slechts. De naam microlieten zegt het al. In de loop van de jaren zouden ze er duizenden verzamelen. Wie waren die mannen? De steentijddeskundigen zullen


OMZIEN Archeoloog Leo Verhart was 30 jaar conservator van de collectie Nederlandse prehistorie bij het Rijksmuseum van Oudheden, beter bekend als presentator van de TELEAC-serie ‘Nederland in de prehistorie’. In deze rubriek vertelt hij over wat hij heeft meegemaakt in de archeologie, wat hem raakte, fascineerde en verbaasde. In Nederland of daarbuiten en vaak over zijn grote liefde: de prehistorie.

Café De Wildenberg rond 1920-30. De oorspronkelijke grintweg is inmiddels de A2 geworden. (FOTO: COLLECTIE GEMEENTEARCHIEF WEERT)

De verschillende typen microlieten en andere mesolithische werktuigen werden gepresenteerd in mooie houten dozen. (FOTO: RMO) De Deventer leraar J.J. Butter, rond 1950. (FOTO: RMO)

ze misschien herkennen: R.M.H. Oppenheim, A.P. van der Vlugt en J.J. B ­ utter. Zij waren het die deze prehistorische werktuigen herkenden en verzamelden. Het kleine aantal Nederlandse beroepsarcheologen had er aanvankelijk weinig belangstelling voor. Die amateurs waren de voortrekkers en de vrijgezelle, uit Deventer afkomstige leraar Butter speelde daarin een prominente rol. Behalve dat hij fanatiek zocht op bijna

iedere denkbare locatie in Nederland, was hij ook degene die over de vondsten wetenschappelijk publiceerde en op congressen over de ontdekkingen sprak. Hij bouwde een enorme verzameling op en in het begin

van de jaren tachtig werd die door het RMO verworven.

Een naïeve zoektocht Butter had dozen vol met vuursteen na zijn dood achtergelaten, inclusief enkele dozen met losse

papieren, aantekenboekjes en ­agenda’s. Daarmee moest zijn verzameling gedocumenteerd worden. Dat was niet eenvoudig, maar na enkele maanden waren we toch aardig op streek. Er waren verschillende vindplaatsen die hij had omschreven en hij had ook topografische details genoteerd. Met oude topografische kaarten probeerden we die locaties te achterhalen. Soms lukte dat en soms ook niet. Aan het eind hielden we nogal wat over en namen we het besluit om ter plaatse te gaan kijken of we misschien nog iets zouden kunnen achterhalen of herkennen. Enkele vindplaatsen had hij gekoppeld aan een hoge en grote boom. Wij dachten dat het misschien mogelijk was dat die boom er nog stond. Op een mooie dag vertrokken we in een blauwe Renault 4 naar het zuiden. Na iets meer dan twee uur

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

13


OMZIEN

Handel

bereikten we Budel en zagen we de kale zandvlakte voor ons. Die was ontstaan door zandverstuivingen in combinatie met vervuiling veroorzaakt door de zinkfabriek van Budel. Door zware metalen groeide er niets. Er was geen oriëntatiepunt te ontdekken en zeker geen grote boom. We spraken nog met wat bewoners, maar ook dat leverde geen resultaat op. Met lege handen gingen we terug naar Leiden.

Metamorfose De vervuiling door de zinkfabriek is inmiddels verwijderd en er heeft natuurontwikkeling plaatsgevonden met opmerkelijke resultaten. De Loozerheide is een mooi natuurgebied geworden waar half wilde paarden en runderen nu de strijd aangaan met alsmaar opschietende struiken en bomen om het open en natte karakter te handhaven. De kale zandvlakte van veertig jaren geleden is grotendeels verdwenen. Dat is niet het enige gebied waar die metamorfose heeft plaatsgevonden. Verderop loop ik over de Kettingdijk. Daar lagen twintig jaar geleden nog weiden en akkers en nu is het een nat en moerassig gebied met talrijke vogels. Als ik het natuurgebied verlaat kom ik langs bungalowpark ’t Vosseven bij Stramproy. Daar heb ik me ooit verdiept in de bouwgeschiedenis.

Met de neus in de boter Na mijn tijd als conservator in Leiden verhuisde ik eind

14

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Verschillende typen microlieten uit Weert-Budel. (FOTO: RMO)

2007 naar Limburg waar ik wilde gaan leven van mijn kennis en de pen. Ik had de verhuisdozen nog niet uitgepakt of de telefoon ging met de vraag of ik niet parttime bij het Limburgs Museum wilde komen werken. Dat leek me wel wat en ik viel met mijn neus in de boter. Mijn voorganger had namelijk net een prachtig bronsdepot aangekocht dat het eerste voorbeeld in Nederland was van een depositie door een smid uit de bronstijd. De vondstgroep bevatte werktuigen om brons mee te bewerken, er zaten gebroken en gebruikte werktuigen in die nog omgesmolten moesten worden en bovenal waren er fragmenten van een ronde plak gesmolten

brons. Totaal ging het om een kleine 200 stukken met een gewicht van meer dan 20 kilogram. Een geweldige aankoop dus en voor een bijeenkomst van de metaaltijdendag bereidde ik een verhaal voor dat ik in Brussel presenteerde. In de pauze kwam mijn gewaardeerde collega Luc Van Impe naar me toe. Met zijn kenmerkende vriendelijkheid deed hij de suggestie nog wat meer onderzoek naar de achtergrond te doen want een groot deel van het depot kwam hem bekend voor. Het was hem een kleine twintig jaren daarvoor aangeboden, maar hij had het afgewezen omdat hij vermoedde dat het illegaal in het buitenland was opgegraven.

Ik had natuurlijk allang argwaan moeten krijgen, maar was natuurlijk ook een beetje verblind door het spectaculaire karakter. Via een tussenpersoon had het museum de vondstgroep in handen gekregen en het zou in de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn gevonden op de grens van Nederland en België, net op Nederlands grondgebied. Vanwege familiale problemen kon over de achtergrond weinig verteld worden. Ik ging op onderzoek uit en bezocht de tussenpersoon. Nu er sprake kon zijn van vindplaatsvervalsing wilde hij wel wat meer kwijt. Hij handelde in mineralen en fossielen en tijdens een beurs had een hem onbekende persoon zijn kaartje met adresgegevens meegenomen en hem later gebeld met de vraag of hij belangstelling had voor een archeologische vondst. Hij nodigde de onbekende eigenaar bij hem thuis uit. Die bracht een kist vol mee, maar de tussenpersoon had er geen belangstelling voor omdat veel kapot was. Hij wilde het wel voor hem proberen te verkopen. In Duitsland had men geen belangstelling, maar wel in Amerika. Die verkoop kon echter niet doorgaan vanwege problemen met de uitvoer. Toen werd het Limburgs Museum benaderd. Die hapte toe en zou na aankoop meer informatie krijgen over de vondst­ omstandigheden.


OMZIEN

Stukjes en beetjes De vondst zou zijn gedaan door de schoonvader van de verkoper bij graafwerkzaamheden aan het eind van de jaren zeventig bij het ‘t Vosseven in Stramproy. De vinder was grondwerker en de kist met bronzen werd na zijn overlijden ontdekt op zijn zolder. De eigendommen werden onder de kinderen verdeeld en de vrouw van de man die de vondsten aanbood kreeg de kist met oudheden. Dit was enige jaren geleden gebeurd en nu lag de man in scheiding met de vrouw. Ze had er geen belangstelling voor en daarom ging de man tot verkoop over. De geheimzinnigheid werd intussen nog groter. De tussenpersoon kende alleen de voornaam van de verkoper – Gerard – en beschikte niet meer over een adres en telefoonnummer. De daadwerkelijke overdracht had plaatsgevonden op een parkeerterrein van de DAF-fabriek in Eindhoven op een donkere avond!

Het vermeende bronsdepot van Stramproy. (FOTO: LIMBURGS MUSEUM)

Eerst had ik geen argwaan bij de genoemde vondstlocatie. Het patina op het brons leek op een natte context te wijzen en was in overeenstemming met het verhaal van het graven van een greppel in een nat gebied. Ik benaderde ’t Vosseven voor meer informatie over de grondwerker Gerard. Het park was aanvankelijk in de tweede helft van de jaren zestig aangelegd, maar in fasen was er nog bijgebouwd. Men kende geen grondwerker en ook de oorspronkelijke eigenaar, het ABP, kon dit

Natuurgebied De Kettingdijk. (FOTO: LEO VERHART)

niet achterhalen. Het spoor liep dood.

Informatie uit België Luc Van Impe stuurde me ondertussen de informatie die hij een kleine twintig jaar daarvoor had vergaard. Op de tientallen dia’s herkende ik onze vondst, maar er waren ook verschillen. Uit ons depot waren stukken weg en er waren stukken bij die Luc niet had gedocumenteerd. Bij het Belgische onderzoek was twijfel gerezen over de herkomst van het depot. Het zou zijn gevonden net op Belgisch grondgebied bij

Molenbeersel, aan de ander kant van de grens tegenover ’t Vosseven. Het werd toen door een handelaar aangeboden. In het depot zaten complete bijlen van een Engels type en Luc nam contact op met Engeland. Zo vernam hij dat het zogenaamde Belgische depot vermoedelijk uit Engeland zelf afkomstig was en illegaal door de vinder was verkocht op het continent. Die Engelse bijlen zitten er nu niet meer in, maar wel zijn enkele bijlen toegevoegd die kenmerkend zijn voor onze streken. Zo werd het een meer overtuigende vondst waarmee we bij de neus zijn genomen. De tussenpersoon was bereid het aankoopbedrag weer terug te betalen, maar het Limburgs Museum besloot het depot te houden. Het levert een mooi verhaal op en het depot is museaal instructief om iets te vertellen en te laten zien over bronsbewerking in de prehistorie. Daar moest ik allemaal aan denken, terwijl ik langs ’t Vosseven liep.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

15


DOGGERLAND  VERDRONKEN WERELD IN DE NOORDZEE

Doggerlandreeks 1

Bonken, stronken en een harpoen van gewei Zoals in het vorige nummer aangekondigd zullen we hier in aanloop naar de tentoonstelling ‘Doggerland. Verdronken wereld in de Noordzee’, die vanaf april 2021 in het Rijkmuseum van Oudheden te zien zal zijn, stilstaan bij verschillende aspecten van onderzoek naar dit verdwenen prehistorische landschap. We zullen licht werpen op de materiële cultuur en op hoe nieuwe onderzoeksmethoden eindelijk grip bieden op dit gebied, maar het is goed te beginnen bij het begin. Hoe is Doggerland ontdekt?

Een andere wereld Weinig mensen weten dat er voor onze kust een enorm verdronken landschap ligt. Een uitgestrekt gebied van ooit meer dan 200.000 km2 tussen Engeland, Scandinavië en onze kusten is inmiddels al zo’n 8000 jaar verdwenen. Het is een gebied in het hart van Europa, waar duizenden jaren lang Neanderthalers en meer recent onze eigen voorouders leefden en verbleven. Natuurlijk is onze herinnering aan die wereld er niet meer. Zoals ook blijkt uit de onlangs hernieuwde canon gaat ons collectieve geschiedenis-geheugen veelal niet verder terug dan zo’n 500 jaar. Dat is bij anderen, zoals de Australische aboriginals anders, maar hier heeft pas de recente wetenschapsontwikkeling na de Verlichting ons de weg terug gewezen.

16

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Voor de Noordzee en wat daaronder ligt begint die ontdekking in de 19e eeuw. Het is de visserij die in haar sleepnetten behalve vis ook enorme botten van uitgestorven dieren zoals mammoeten naar boven haalt en brokken veen met plantenresten van land. Deze ‘bonken’ waren een gevaar voor de netten en de bijvangst paste maar slecht in het Scheppingsverhaal, hooguit in het antediluviale deel. Datzelfde gold voor de grote groepen boomstronken die bij laagwater aan de Engelse kust tevoorschijn kwamen. Het was de verandering in wetenschappelijke mindset, met onder andere Charles Darwin’s On the Origin of Species en Lyell’s Principles of Geology die een klimaat creëerden om deze vondsten in een ander licht te zien. In Nederland was het het

Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en later het Rijksmuseum voor Geologie en Mineralogie die structureel fossielen uit de Noordzee verzamelden. Aan Engelse zijde was het de geoloog Clement Reid die in het boek Submerged Forests, de ouderdom van de Engelse boomstronk-bossen die bij laag water langs de kust opdoken en andere vondsten besprak. Hij kwam tot de conclusie dat niets anders dan een verandering in zeespiegel verantwoordelijk kon zijn voor deze fenomenen en dat er dus sprake was van een verdronken prehistorisch landschap.

De eerste ­archeologie Het bestaan van een verloren wereld met ijstijdfauna en latere bosdieren deed vermoeden dat er ook

sprake zou kunnen zijn van menselijke bewoners. Het duurde tot 1931 voor daarvan het eerste bewijs werd gevonden. Toen viel namelijk op het dek van de trawler Colinda een brok veen uiteen waaruit een prachtige ‘harpoen’ van gewei rolde. Het stuk werd op basis van vorm toegekend aan het mesolithicum, (maar bleek later enkele duizenden jaren ouder) en was voor de beroemde Engelse archeoloog Grahame Clark aanleiding onderzoek te doen naar mesolithische vindplaatsen in het Engelse kustgebied, waaronder Star Carr, die door hun conservering en bewaard gebleven stratigrafie deze onderbelichte periode voor het eerst goed op de kaart zetten. Aan Nederlandse zijde was dit in de jaren zeventig van de vorige eeuw vooral de


VERDRONKEN WERELD IN DE NOORDZEE  DOGGERLAND Tekst en overige foto’s: Luc Amkreutz, Conservator Prehistorie, Rijkmuseum van Oudheden De publicatie van Clement Reid over de verdronken Engelse bossen. Een visactie op de Noordzee enkele jaren geleden met kratten vol fossielen.

verdienste van RMO-conservator Leendert Louwe Kooijmans, die een overzicht maakte van de vondsten van been en gewei die uit de Noordzee afkomstig waren. Hij plaatste de vondsten in context door ze te koppelen aan bekende dieptes en dateringen van veen en daarmee aan de zeespiegelcurve, waardoor ze ruwweg gedateerd konden worden. Naast vondsten uit netten waren hier ook enkele stukken uit het Europoortgebied en van de Eerste Maasvlakte bij. Zijn werk werd in de jaren tachtig voortgezet door conservator Leo Verhart, die met name een intensieve studie verrichtte naar de vele honderden ‘spitsen’ van been en gewei die inmiddels op de stranden en de Eerste Maasvlakte waren gevonden. Verhart onderzocht de maakwijze

en chronologische datering en maakte een onderscheid was tussen kleinere pijlpunten en grotere speerpunten. Opvallend is dat aan beide zijden van het Kanaal het bestaan van het verdronken Noordzeelandschap wel werd erkend, maar dat het toch niet intensief werd onderzocht. Het gegeven dat de vindplaatsen buiten bereik en de vondsten op de stranden en in de netten buiten context waren, maakte het wetenschappe-

lijk onbereikbaar, althans zo leek het. Dat zorgde er ook voor dat het gebied vooral werd gezien als een ‘landbrug’ om culturele overeenkomsten tussen beide zijden te verklaren, eerder dan een enorm uitgestrekt landschap met een eigen karakter en geschiedenis.

Doggerland Het begin van een verandering in perceptie mag verbonden worden aan een artikel dat de Engelse archeologe

Bryony Coles in 1998 publiceerde: Doggerland. A Speculative Survey. Daarin gaf zij niet alleen een overzicht van de tot dan toe bekende vondsten, maar publiceerde zij ook een serie kaarten van hoe dit verdrinkende landschap er sinds de laatste ijstijd uitzag. Daarnaast gaf ze dit enorme gebied een naam: ‘Doggerland’, vernoemd naar de Doggersbank die als een van de laatste heuvels aan het eind van het zevende millennium boven de golven uitstak. Haar publicatie leidde tot een nieuwe bewustwording en vormde aanleiding aan Engelse zijde om dit landschap met moderne technieken in kaart te brengen. Tegelijkertijd leidde de drukke industriële bedrijvigheid op de Noordzee, de winning van schelpen, de versterking van onze kusten en de uitbreiding van de Rotterdamse haven tot een golf aan nieuwe ontdekkingen. Tezamen vormden zij het begin van een nieuw tijdperk in onderzoek naar Doggerland. We hopen in de komende edities daar licht op te werpen.

INFO

De prachtige speerpunt van gewei van de Leman en Owen bank. De speerpunt bleek uiteindelijk zo’n 13.000 jaar oud (FOTO: NORWICH CASTLE MUSEUM AND ART GALLERY).

De tentoonstelling ‘Doggerland. Verdronken wereld in de Noordzee’ zal vanaf april 2021 bij het Rijksmuseum van Oudheden te zien zijn en daarna doorreizen naar musea in de kustprovincies.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

17


Met je neus op de Romeinen op veilige afstand van elkaar Enkel online ticketverkoop kijk voor de openingstijden op:

thermenmuseum.nl Romeins- & archeologisch museum


LEGNICKIE POLE  POLEN

Tekst: Ad van Schaik; overige foto’s: Wikipedia

Legnickie Pole: ‘Hier moet een archeologische goudmijn verborgen liggen’

Poolse herinneringen aan barbaarse Mongolen De Poolse koning Hendrik de Vrome werd in april 1241 in Legnickie Pole niet ver van Wroclaw met zijn leger afgeslacht door de Mongoolse Horde. Voor Europa was het een beslissende veldslag, want de Mongolen stonden daarna op het punt heel Europa te veroveren. Wat ze niet deden. Op reis door Polen stuitte Ad van Schaik op markante herinneringen aan die veldslag.

O

p weg naar Legnickie Pole rijd ik over een smalle weg in een glooiend landschap dat intens helgeel kleurt door bloeiend koolzaad. Toch is dit vriendelijke landschap het toneel geweest van een van de belangrijkste veldslagen in Europa. Ver weg aan de horizon zie ik de twee hoge torens, die horen bij de kerk die werd gebouwd ter herinnering aan deze veldslag en die is gewijd is aan de heilige Hedwig, moeder van Hendrik de Vrome. Deze barokkerk uit 1722 is niet zomaar een barokkerk maar een ontwerp

Abdij van Legnickie Pole, waarin in de 19e eeuw een voor­ aanstaande Pruisisch militaire academie was gevestigd. De barokkerk werd gebouwd ter herinnering aan de veldslag tegen de Mongolen en is gewijd aan de heilige Hedwig moeder van Hendrik de Vrome. Met de bouw werd begonnen in 1722, architect is de befaamde barok­ bouwer Kilian Ignaz Dientzen­ hofer die de kerk in opdracht van de Silezische h ­ ertog ­bouwde. (FOTO: ­WIKIPEDIA, ­SŁAWOMIR MILEJSKI)

van de prominente barokbouwer Kilian Ignaz Dientzenhofer, die hem bouwde in opdracht van de Silezische hertog wiens kroon op de torens prijkt. Van 1335 tot 1742 was dit deel van Neder-Silezië deel van het koninkrijk Bohemen dat later opging in het Habsburgse Rijk. Vanaf 1742 was het Pruisisch, waarna de Duitse bevolking tussen 1945 en 1947 werd verdreven. In de voormalige abdij naast de kerk was in de 19e eeuw een Pruisische militaire academie gevestigd, hier studeerde de latere Duitse president Paul von Hindenburg tussen 1859-1863.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

19


POLEN  LEGNICKIE POLE

In het dorp is in een andere kerk, die gewijd is aan de Heilige Drie-eenheid en de Maagd Maria, een museum ingericht over de veldslag van Legnickie Pole (Pole is Pools voor veld). Met behulp van audiovisuele middelen krijgt de bezoeker hier een beeld van de slag en van andere rooftochten van de Mongolen en de gevolgen daarvan. ‘Grote delen van Oost- en Zuid-Polen raakten ontvolkt en van de steden bleef niets over dan ruïnes’, aldus de befaamde Poolse historicus Adam Zamoyski, die opmerkt dat de veroveraars in 1259 en 1287 terugkwamen en Lublin en opnieuw Krakow verwoesten. Mongoolse wreedheden leven volgens hem nog altijd voort in Poolse kronieken, volksverhalen, liedjes en het ritueel van de bugelspeler op de Mariakerk in Krakow. Het is 1241. De stadswacht op de noordelijke toren van de Mariakerk in Krakow ziet in de verte de Mongoolse vijand naderen. Terstond blaast hij het waarschuwingssignaal, de Hejnal, op zijn bugel. De melodie afmaken lukt hem niet, want hij wordt dodelijk getroffen door een vijandelijke pijl. Nog altijd ieder uur, iedere dag, beklimt een bugelspeler de toren om de Hejnal te blazen; halverwege stopt hij dramatisch, net als zijn dodelijk getroffen collega. Iedere Pool kent de Hejnal, want dit acht eeuwen oude eeuwen ritueel wordt iedere dag om twaalf uur rechtstreeks uitgezonden op de nationale Poolse radio. Het is een van de Poolse herinneringen aan de barbaarse Mongolen. ‘Het zijn kleine sterke mannen met een plat gezicht, geel van kleur, geen baard, platte neuzen en spleetogen’, zoals de verschrikte Polen de indringers beschreven. Later na de slag bij Legnickie Pole groeide in heel Europa de angst dat de Centraal Aziaten heel Europa zouden veroveren.

Tataren Van Europa tot China groeide in de dertiende eeuw de angst voor de Mongolen. Overal waar ze kwamen stichtten ze dood en verderf en lieten ze verbrande steden als Beijing, ­Bagdad, Moskou en Kiev als ruïnes achter. ‘Als een sprinkhanenplaag verspreiden ze zich over de aarde; in alle landen van het Oosten hebben ze moordpartijen aangericht, branden gesticht en een spoor van verwoes-

20

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Museum van de Slag bij Legnica in 1241, geopend in 1961 in de kerk van de Heilige Drie-eenheid en de Maagd Maria, Legnickie Pole. (FOTO: WIKIPEDIA, SŁAWOMIR MILEJSKI)

LEES BRONNEN: • Walter Heissig, De Mongolen. H. Meulenhoff. Amsterdam 1980 • Adam Zamoyski, The Polish Way. A thousand-Year history of the Poles and their culture. John Murray Publishers. London 1988. • Jan van Gestel (red.), De Mongoolse veroveraars. Time-Life Boeken Amsterdam 1988

ting achtergelaten. Het is een bloeddorstig ongedierte dat in niets meer met het menselijk geslacht te vergelijken is. Wilder zijn ze dan beren’, aldus tijdgenoot Matthew Paris die de Mongolen verfoeilijk satansgebroed noemde. Hun eerste veroveringen stammen uit 1206 toen het leger van Djengis Khan voor het eerst de eigen grenzen overstak. Binnen vijftig jaar stichten de Mongolen het grootste rijk dat de wereld ooit kende. Het reikt van Rusland tot China. In Europa dringen ze door tot Hongarije en Polen. Stamhoofd Temudjin (de Smid) legde de basis voor dit succes. Van onbekend stamhoofd werd hij in 1206 Djengis Khan, Heerser der Aarde, nadat hij tijdens een bijeenkomst van alle stamhoofden hiertoe werd uitgeroepen. Binnen een jaar zou hij al een leger van tienduizenden manschappen bij elkaar hebben gebracht dat goed was uitgerust en gedisciplineerd. Hij paste geniale militaire strategieën toe; meedogenloos uitmoorden van de tegenstander hoorde daarbij. De vijand wilde hij verslaan en beroven van al hun bezittingen, hun gezinnen in het ongeluk storten en hun vrouwen en dochters tot vrouw nemen. Die wreedheid diende een doel: het demoraliseren van de vijand. De Mongoolse wreedheid was spreekwoordelijk. Op een illustratie uit zijn geïllustreerde manuscript Chronica Majora laat de benedictijner monnik Matthew Paris (ca. 1200-1259) zien hoe Mongolen hun overwonnenen verslonden en roosterden aan het spit. Het lijkt erop dat sommige Mongoolse wreedheden werden verzonnen door priesters, die ze de straf noemden voor de zonden van de wereld. Meer realistische beschrijvingen volgden later in die eeuw door geestelijken die met Mongolen in contact kwamen. Djengis Khan verenigde de Mongoolse nomadenvolken van Centraal Azië, waarschijnlijk


niet meer dan twee miljoen mensen, met onder hen de Tataren die eveneens een taal spraken verwant aan het Turks. ‘Russen dachten dat deze ruiters op hun kleine paarden ex-tartaro - dat wil zeggen uit de hel op aarde - waren gedaald, reden waarom zij de naam Tataren veranderden in Tartaren’, aldus Walter Heissig. Kennis over de Mongolen is bewaard gebleven in ‘De Geheime Geschiedenis der Mongolen’, de enig bestaande bron over het leven van Djengis Khan. Net als alle jonge Mongolen kreeg deze een opleiding tot volleerd ruiter die behendig de pijl en boog gebruikte en staande in de stijgbeugels een pijl kon afschieten. Die vaardigheid maakte de Mongolen tot overwinnaars, net als de mogelijkheid zich snel te kunnen verplaatsen. Het aantal ruiters werd door hun tegenstanders altijd overschat.

Kopieën In het museum over de slag legt gids mevrouw Iwona Sutoskwa uit dat hier geen originele voorwerpen en sporen uit de tijd van de veldslag zijn tentoongesteld. ‘Wel hebben we kopieën van wapens en wapenuitrustingen van het Poolse leger en Aziatische bogen’. Verder vertelt ze dat in de naburige barokkerk een groot schilderij over de veldslag hangt dat in 1731 werd vervaardigd door de Vlaming Frans de Bakker. Achter in de kerk is een beeldengroep te zien waarop een Tataar het afgehakte hoofd omhooghoudt van Hendrik de Vrome terwijl zijn moeder Hedwig en zijn weduwe Anna ontzet toekijken. ‘Veel weten we niet over de veldslag’, vertelt ze. ‘We kennen niet eens de precieze dag en locatie. Nog nooit heeft hier archeologisch onderzoek plaats gevonden’. Sutoskwa vindt het daarvoor de hoogste tijd. ‘Hier moet een archeologische goudmijn verborgen liggen’, veronderstelt ze. Wellicht vond de veldslag plaats op 9 april 1241 toen een Pools-Duits leger zich hier had verzameld, onder leiding van Hendrik de Vrome van Silezië. Hij kon rekenen op de

Mongolen als kannibalen, i­llustratie uit de Chronica ­Majora van de Benedictijnse monnik Matthew Paris, Saint ­Albans, Engeland, ca. 1240–53. ­Folio 167R, MS 16II, COLLECTIE ­PARKER LIBRARY, CORPUS CHRISTI ­COLLEGE, CAMBRIDGE.

De Mariakerk in Krakow. Vanaf een hoogte van circa 54 meter van de linker (noor­ delijke) toren, de zogenaamde Hejnałtoren, wordt sinds de 13e eeuw door een brandweerman elk vol uur een korte, niet vol­ tooide melodie geblazen: de Hejnał. De Hejnał herinnert aan een aanval van de Mongolen in 1241 op de stad, toen tijdens het blazen van het waarschuwings­ signaal tegen de aanval de bla­ zer door een pijl in de nek werd geraakt en het alarm­signaal abrupt stopte. Sinds 1927 wordt het signaal rechtstreeks op het middaguur uitgezonden door de Poolse radio.

MEER INFO • Museum of the Battle of Legnickie Pole, Plac Henryka, Poboznego 3, 59-241 Legnickie Pole, • Pools Verkeersbureau ­Amsterdam. www.polen.travel

Poolse adel, ridders van de Duitse orde en Wenceslas van Bohemen die alleen al over 50.000 soldaten zou hebben beschikt. De edelen beschermden zichzelf door hun zware wapenuitrustingen, maar het maakte ze traag en weinig wendbaar; bovendien bestond hun voetvolk uit lijfeigenen die met tegenzin meevochten. Wat een contrast met de gemotiveerde Mongolen op hun kleine snelle paarden, die bovendien bijzondere tactieken toepasten met schijnaanvallen en in scène gezette terugtrekkingen om de vijand te verwarren. Het geschatte aantal Mongolen loopt uiteen van 20.000 tot 100.000, maar zoals gezegd omdat ze zo wendbaar waren leken het er veel meer. Voor ik vertrek wijst mevrouw Sutowska me nog op twee curieuze beelden op boven de hoofdingang van de barokkerk; ze tonen een vijand die wel door de Polen werd verslagen. ‘Links boven de deur ziet u een Turk met tulband en rechts een eveneens indringend kijkende Kozak. De beelden herinneren aan de Turkse belegering van Wenen, die slecht zou zijn afgelopen als de Poolse koning Jan Sobieski in 1683 niet te hulp was geschoten en de Turken zou verslaan. Hij was de koning die bij de slag om Wenen Europa redde’, zegt ze met gepaste trots. Later op de dag zal ik in het zestig kilometer zuidelijker gelegen Krzeszow een andere schitterende barokkerk bezoeken; hij hoort bij het grootste klooster van Silezië dat door de heilige Anna, de weduwe van Hendrik de Vrome, werd gesticht ter herinnering aan de veldslag van Legnickie Pole.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

21


ISRAËL  MASADA

Tekst: Mariska Doesburg; overige foto’s: Coral Press

Archeologen plaatsen vraagtekens bij historische correctheid van mythe

Masada majestueus fort aan de Dode Zee

Het verhaal van Masada: wie is er niet groot mee geworden in Israël? Het beroemde verhaal van de joodse opstandelingen die zich weigerden over te geven aan de Romeinen. Zij verschuilden zich op de berg Masada middenin de droge en stoffige woestijn van Judea aan de rand van de Dode Zee. Zij pleegden nog liever zelfmoord dan dat zij in handen van de Romeinse vijand zouden vallen. 22

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

B

Masada in vogelvlucht.

(FOTO: WIKIPEDIA, ANDREW SHIVA)

ij de opstand tegen de Romeinen en na de val van Jeruzalem in 70 n.Chr. werd de berg Masada het laatste toevluchtsoord voor joodse verzetsstrijders (zeloten) met hun families onder leiding van Elazar Ben Yair. De val van Masada betekende het einde van de Grote Opstand en het einde van Joodse Onafhankelijkheid. Toen in 1947 de staat Israël werd uitgeroepen, werd al snel aan Masada een grote symbolische waarde toegekend. Het kleine volk van Israël dat zich toen, maar ook in de huidige tijd, verzette tegen de wil van de mensheid om haar te vernietigen. Anno nu is het opdoemende plateau van Masada onvergelijkbaar qua schoonheid.

Herodes’ fortificatie De rots van de Masada staat totaal los van zijn omgeving en is door wadi’s (woestijnen) omgeven. Op en nabij deze rots op 450 meter hoogte nabij de Dode Zee is in


MASADA  ISRAËL

diverse perioden al sprake van menselijke bewoning. In de 2e eeuw v.Chr. werd hier voor het eerst op de top een nederzetting gebouwd. Een van de bekende namen in het oude Judea rond de millenniumwissel is naam van Herodes. Deze Herodes de Grote versterkte diverse burchten, waarvan Masada de bekendste is. Het fort werd door hem uitgebreid tussen 40 v.Chr en 4 n. Chr. Zo werd het van een veilige vluchtplaats tot een bijna onneembare vesting. Naar boven gaan was geen eenvoudige optie, dat was slechts mogelijk via één opgang: een smal, steil en levensgevaarlijk kronkelpad, dat nu toepasselijk het slangenpad wordt genoemd. Tegenwoordig gaat er een moderne kabelbaan naar de top van de rots, maar voor de authentieke Masada-ervaring moet je je eigenlijk wel op het slangenpad begeven, die alleen maar open is bij stabiel en niet te heet weer. Je toegangskaartje is een stuk goedkoper als je besluit geen gebruik te maken van de moderne kabelbaan.

Luxe ontvangstkamers Ten tijde van Herodes stonden er vier typen paleisstructuren op Masada: een paleisvilla, een ceremonieel en een administratief paleis, drie kleinere paleizen en een aantal ruime onderkomens, waarschijnlijk bedoeld als huisvesting voor officieren. Ook was er een badhuis geïnspireerd op dat van de Romeinen en een columbarium, een urnenmuur waarin de as van de gecremeerden werd bijgezet. De joodse zeloten gingen na de inname van de Romeinen niet in de grotere paleizen bivakkeren, maar gaven de voorkeur aan de kleinere onderkomens. In deze periode werd er ook een synagoge gebouwd, een beth midrash (studiezaal) en twee mikwe (rituele baden). De mikwes werden gevuld met opgevangen regenwater. Bij een mikwe hebben de archeologen ook een kleedruimte ontdekt met niches om kleding in op te bergen. De drie lagen van de noordelijk gelegen paleisvilla zijn vanuit de verte al goed herkenbaar. Op deze drie lagen liet Herodes ooit luxe ontvangstkamers bouwen met een sprookjesachtig uitzicht op de Dode Zee en haar bijna buitenaardse uitstraling. De wanden van de

Uitzicht op Masada vanaf beginstation kabelbaan.

Overblijfselen van Romeins legerkamp aan oostelijke voet van Masada.

Uitzicht vanaf kabelbaan op resten van twee ­Romeinse legerkampen en de Dode Zee op achtergrond.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

23


ISRAËL  MASADA

aquaducten en kanalen naar putten geleid aan de voet van de berg. Vandaar moesten ezels in kannen het water naar boven vervoeren.

Het beleg van Masada

Op de top van de Masada-­ rots gloriëren thans pittoreske ruïnes van bouwwerken van paleizen, administratieve en andere bouwwerken overwegend uit de tijd van Herodes. Hier bouwwerken aan de noordoostzijde. Uitzicht vanaf Masada in westelijke richting. Zichtbaar zijn onder meer ook resten van Romeinse legerkampen.

24

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

kamers waren gedecoreerd met kleurrijke ­fresco’s uitgevoerd in de eerste Pompejaanse stijl – kenmerkend daarvoor zijn de grote panelen, beschilderd in verftinten om verschillende soorten marmer na te bootsen. Deze vierkante receptiezaal was omgeven met zuilen en open aan drie zijden. Aan de gesloten kant bevond zich een klein badhuis, waar zich ook een klein zwembad bevond plus een slaapkamer. Uiteraard mocht in het complex ook een wijnkelder niet ontbreken. Het paleis aan de westelijke kant was de spin in het web als het gaat om de logistiek op de Masada. Hier bevond zich onder andere een grote keuken, diverse voorraadkamers en woningen voor het bedienend ­personeel. Ook zijn hier sporen gevonden van werkplaatsen zoals een aardewerkfabriekje. Masada had geen permanente watertoevoer. Hoe pak je dat aan in een gortdroge woestijn? Een goed doordacht systeem van dammen en aquaducten plus cisternen voor opslag werd aangelegd om maar liefst 1400 kubieke meter aan water op te kunnen slaan. In de winter werd het water van de bergen van Judea met behulp van grote dammen opgevangen en via

Toen Jeruzalem was gevallen in 70 n. Chr. werd het tiende legioen richting Masada gestuurd. Er werd een enorme muur van vijf kilometer lang rond de rots gebouwd, compleet met 37 torens. Het legioen werd verdeeld in acht legerkampen. Toen begon de bouw van de helling. Masada is één van weinige plaatsen ter wereld waar het Romeins belegeringssysteem in zo’n goede staat bewaard is gebleven. De bouw van de muur en de kampen duurde amper een week. De helling werd slechts in één maand voltooid. De 5.000 tot 10.000 hongerige soldaten werden dagelijks van vers voedsel voorzien vanuit het nabijgelegen Ein Gedi. Op de helling werden katapulten en stormrammen geplaatst. Op een gegeven moment vermoedde Elazar, de leider van de joodse zeloten, dat het einde nabij was. In een lang en emotioneel slotwoord, aldus ­Flavius Josephus die de hele geschiedenis van Masada optekende, sommeert Elazar dat de vrouwen en kinderen eerst van het leven moesten worden beroofd. Daarna zouden de overgebleven mannen het fort in brand moeten steken en als laatste zichzelf om het leven moeten brengen. De mannen verdeelden zich in groepen. Binnen een groep werd er één man aangewezen om alle anderen en uiteindelijk zichzelf het leven te ontnemen. De volgende ochtend maakten de Romeinen zich op voor de inbeslagname, maar vonden het maar verdacht stil. Geen enkel teken van menselijk leven merkten zij op. ­Josephus omschrijft het als ‘een verschrikkelijke eenzaamheid aan iedere zijde… net als een perfecte stilte’. Dan blijkt dat een oude vrouw en een andere dame, die waarschijnlijk gerelateerd was aan Eleazar, zich hadden verstopt met vijf kinderen in een grot – zij waren de enige overlevenden. Alle anderen, vermoedelijk rond de 960 zielen, waren dood. De twee vrouwen kwamen uit hun schuilplaats tevoorschijn en vertelden het verhaal van de nacht tevoren. Een overlevering, die


Flavius Josephus met veel gevoel voor dramatiek opschreef. Was deze massazelfmoord nu een echte heldendaad of het gevolg van een uitzichtloze situatie? Wel was het de allerlaatste verzetsdaad in Judea als onderdeel van de Grote Opstand. Na de opstand kreeg Masada nog een tweede bestaan. In de vijfde en zesde eeuw werd Masada het onderkomen van monniken: overblijfselen van een Byzantijnse kerk werden op de rots gevonden. De muurdecoraties met symmetrische patronen zijn vooral gemaakt van lokaal aardewerk. Na 614 lijkt de site verlaten te zijn, wellicht na de Perzische invasie van datzelfde jaar.

Flavius Josephus: ­betrouwbare bron of niet? Flavius Josephus (37 Jeruzalem-100 Rome), geboren als Josef ben Mattijahu, is de enige die dit verhaal heeft opgetekend. En bij zijn verhaal kunnen absoluut vraagtekens worden geplaatst, zeker als je kijkt naar zijn persoonlijke geschiedenis. Eerst wordt hij beroemd als één van de bevelhebbers van de joodse opstand. Als Jeruzalem en de Joodse Tempel worden verwoest, belandt hij in krijgsgevangenschap. Hij overtuigde de Romeinse bevelhebber Vespasianus ervan dat deze keizer zou worden: Josephus zou een visioen in een droom hebben gekregen. Als dat inderdaad gebeurt, krijgt hij gratie. Als vrijgelatenen van de Flavische keizersdynastie nam hij de naam Flavius aan. Hij reist met de zoon van Vespasianus, Titus, mee naar Rome en leeft daar in vrijheid. Je kan je dus afvragen hoe neutraal Josephus’ zijn observaties zijn in zijn twee magna opera, de Oude Geschiedenis van de Joden en De Joodse Oorlog. Het beeld dat Josephus schetst van de opstandelingen, is twijfelachtig. Eerst beschrijft Josephus de opstandelingen als

moordlustige rovers, maar tijdens het beleg van Masada worden ze ten tonele gebracht als patriotten. Ook lijkt de belegering van drie jaar, gesuggereerd door Josephus, heel ruim. Logischer lijkt enkele maanden of misschien slechts 7 weken. Het opgetekende verhaal van Josephus en de mythisch gelegen plek van Masada inspireerden Jigael Jadin in de jaren zestig om Masada te ontdekken. Jadin had carrière gemaakt binnen het Israëlische leger. De tot opperbevelhebber opgeklommen soldaat had echter een grote passie voor de archeologie. Hij kreeg het met de paplepel ingegoten van zijn vader. Archeologie en het opgraven van oudheden in de jaren zestig in Israël zijn onlosmakelijk verbonden met het vinden en opvoeren van bewijsstukken dat het land altijd al van de joden was geweest en hen nog steeds toebehoorde.

Vloer in een publiek badhuis. Synagoge.

Jadins opgravingen Tussen 1963 en 1965 hielpen duizenden vrijwilligers afkomstig uit de hele wereld hem om Massada historisch in kaart te brengen. Iedere dag werd de berg beklommen en speurden de zoekers naar sporen van vroegere menselijke aanwezigheid. Bij de opgravingen zijn vele voorwerpen gevonden, waaronder aardewerk en amforen om wijn in te bewaren, sommige met Latijnse inscripties. Ook doken er munten en potscherven op. De geschriften van Josephus waren voor Jadin leidend. Toen er op een gegeven moment elf potscherven werden gevonden met namen erop, werd er direct gezegd dat het hier zou gaan om de namen van de opstandelingen die hadden bepaald wie de andere om het leven moest brengen. Tegenwoordig wordt de mythe van Masada met een flinke korrel zout genomen en zetten steeds meer archeologen vraagtekens bij de historische correctheid van de overlevering van Flavius Josephus.

MEER INFO www.parks.org.il Masada in 360 graden tijdens een virtuele tour bewonderen kan op http://masada360.com. Het betoverendst is Masada van bovenaf. Maak een vogelvlucht over het fort Masada https://www.youtube.com/watch?v=ss13ycCOg30

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

25


NEDERLAND  ZWAMMERDAM

Tekst en foto’s: Esdor van Elten

‘Een project van meerdere generaties archeologen’

De Zwammerdamschepen van ontdekking tot tentoonstelling De restauratie van de Zwammerdam 2, een Romeins vrachtschip, nadert zijn voltooiing. Een bijzonder moment in een project dat al decennialang duurt. ‘We hebben bijna alles zelf uit moeten vinden’, aldus Tom Hazenberg.

H

et was een toevals­ vondst. Na uitge­ breide opgravingen van het Romeinse castellum Nigrum Pullum op het terrein van de Hooge Burght in Zwammerdam waren de bouwers in december 1971 begonnen aan de aanleg van een onder­ gronds transportsysteem, toen er oud hout

26

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Het Zwammerdamschip 2. Als een legpuzzel worden de onderdelen op hun plaats gebracht.

werd aangetroffen. Dat bleek een boom­ stamkano uit de Romeinse tijd te zijn. Maar als snel bleek dat maar het begin, kort na elkaar werden vijf andere Romeinse rivierschepen aangetroffen. Twee daarvan, de Zwammerdam 3 en 5, waren net als de eerste boomstamkano’s. Maar de andere drie, de 2, 4 en 6, waren grote vrachtsche­ pen. Het was niet de eerste Romeinse scheepsvondst, al eerder waren er vondsten


ZWAMMERDAM  NEDERLAND

in Italië, Kroatië en Duitsland, maar wel de eerste die goed werd opgegraven. Dat was mede te danken aan archeoloog Maarten de Weerd, die het wetenschappelijk belang van de vondst inzag en er talloze keren over zou publiceren. Om de opgravingen te bekostigen werd de vroege crowdfundactie ‘Redt Romeins Schip’ in het leven geroe­ pen. De Zwammerdamschepen werden een fenomeen en stelden de standaard. In latere opgravingen zou gesproken gaan worden over ‘het type Zwammerdam’. Hoewel er ook in latere jaren bijzondere scheepsvond­ sten zijn gedaan, onder andere in Woerden en De Meern, is Zwammerdam nog steeds de grootste scheepsvondst ooit.

Tonnen Romeins hout Groot is echt wel het goede woord. ‘We hebben hier de meest omvangrijke voorraad Romeins hout in Europa’, verzekert Tom Hazenberg, betrokken bij het restauratie­ project dat momenteel plaats vindt bij Museumpark Archeon. ‘Het gaat letterlijk om tonnen oud hout.’ Inmiddels is de eigenlijke opgraving al meer dan 45 jaar geleden. Wat is er in de tussentijd met het materiaal gebeurd? ‘Het hout was door de natte grond goed bewaard gebleven’, legt Hazenberg uit. ‘Maar na de opgraving moest daar natuurlijk zorgvuldig mee omgegaan worden. Zodra er lucht bij komt rot het weg.’ Daarom is het hout eerst nat opgeslagen, eerst bij het Museum voor Scheepsarcheologie in Ketelhaven en later

in Lelystad. Hierdoor werd het water in het hout geleidelijk vervangen voor schoon water. Ondertussen werd er naarstig gezocht naar manieren om het materiaal definitief te conserveren. Uiteindelijk duurde het vijf jaar voor er een oplossing werd gevonden: een speciale stof: Poly­ ethyleenglycol, kortweg PEG. Het hout werd in warm water opgeslagen, waar steeds een hogere concentratie aan PEG werd toegevoegd, totdat het hout er helemaal

Directeur Monique Veldman van Museumpark Archeon en archeoloog Tom Hazenberg van Hazenberg Archeologie bij Zwammerdamschip 2. Het schip werd in een s­ peciale stalen constructie gerestaureerd. Daarmee kan op ieder gewenst moment het proces worden teruggedraaid.

DE ZWAMMERDAMSCHEPEN OP EEN RIJTJE Op het terrein van de Hooge Burght in Zwammerdam werden de resten van de navolgende zes schepen aangetroffen, die in volgorde van de vondst werden genummerd. Zwammerdam 1 Een boomstamkano van eikenhout. Ongeveer zeven meter lang en 80 centimeter breed. Na haar werk­zame leven werd het scheepje ­gebruikt als visbun (ruimte gevuld met water waarin gevangen vis levend bewaard wordt). Zwammerdam 2 De naamgever van het (Europese) scheepstype. De Zwammerdam 2 is een flinke eikenhouten platbodem van bijna 23 meter lang en 2 meter 80 breed. Zwammerdam 3 10,4 Meter lange boomstam­kano van 1 meter 40 breed uit één

eikenstam, waarvan de boorden werden ­opgehoogd met planken van zilverspar. Zwammerdam 4 Eikenhouten platbodem van 34 meter lengte, 4, 4 meter breed. Het schip had een mast en kon dus worden gezeild. Het is één van de oudste Romeinse schepen die we hebben. Het hout voor het schip werd in 97 AD gekapt. Zwammerdam 5 Eiken boomstamkano van 5,5 meter lang. Net als de 3 kreeg dit scheepje een tweede leven als visbun. Zwammerdam 6 Eveneens een eikenhouten vrachtschip. 20,2 meter lang, 3 meter 40 breed. Toont opvallende overeenkomst met de Woerden 7 die in 2003 werd opgegraven en komt mogelijk van dezelfde werf.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

27


Nederland, Hazenberg Archeologie en Museumpark Archeon, samenkwamen om het mogelijk te maken de schepen te restau­ reren en tentoon te stellen. Niet in Zwam­ merdam, dat was niet mogelijk, maar wel vlakbij; op het terrein van Museumpark Archeon, waar tot dan toe ook al een replica van één van de Zwammerdamschepen te vinden was. ‘Uiteindelijk zal hier het Natio­ naal Romeins Scheepvaartmuseum verrij­ zen waar alle zes schepen te zien zullen zijn’, aldus directeur Monique Veldman.

Restauratie Ten tijde van het verslag moest de achtersteven van het schip nog gereconstrueerd worden. Het stalen frame waarin dat gebeurt is hier goed zichtbaar. Segment voor segment wordt het schip ­opgebouwd.

mee doortrokken was. ‘Het proces van conserveren heeft echt decennialang geduurd’, aldus Hazenberg. ‘Zelfs nu gaat dat nog door.’

De delen van het schip die niet gevonden zijn of die niet meer geconserveerd konden worden, worden vervangen door modern hout. Dat gebeurt op zodanige wijze dat goed te herkennen blijft wat nieuw en wat origineel is.

Het uitvinden van de methode en het con­ serveringsproces zelf verklaren waarom de beroemdste scheepscollectie in Europa decennialang letterlijk uit beeld verdween. Behalve de twee kano’s 3 en 5, waren de schepen niet voor het publiek te zien. Net als voor het conserveringsproces waren er jaren voor nodig om te bedenken wat te doen met de Zwammerdamschepen. Hoe­ wel vanaf het begin de wens leefde om de schepen weer terug te brengen naar het gebied waar ze ontdekt zijn, duurde het tot 2012 voordat er, in het kader van de ont­ wikkeling van de Nedergermaanse limes als toeristische lijn en de nominatie ervan als UNESCO Werelderfgoed, een aantal ­partijen: de provincie Zuid-Holland, Uni­ versiteit Leiden, Algemene Werkgroep

Een maquette dient als voorbeeld van hoe het schip er uitgezien heeft. Wat in het klein te zien is wordt in het groot gereconstrueerd.

28

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Nationaal Romeins ­Scheepvaartmuseum

De restauratie van de Zwammerdamsche­ pen is in ieder opzicht een bijzonder pro­ ject. Om te beginnen omdat het van het begin af een publieksproject is. Op Archeon is een restauratiewerf ingericht en dagelijks kunnen de bezoekers van het museumpark zien hoe het werk vordert. Daarnaast is ook het restauratiewerk, net als de conservering van het hout eerder, een kwestie van pionie­ ren. ‘Alles wat we doen is nieuw’, benadrukt Hazenberg. ‘Het voordeel daarvan is dat we, naast de historische kennis die we opdoen over de schepen zelf, ook enorm veel struc­ turele kennis opdoen over het restauratie­ proces.’ Eén van de eerste vereisten aan de restaura­ tie was dat het proces reversibel moest zijn. ‘We timmeren of lijmen het schip dus niet in elkaar’, legt Hazenberg uit. ‘Het hele proces is terug te draaien.’ Maar hoe geef je dan structuur aan het schip? ‘We hebben een stalen frame ontwikkeld en daar wordt het schip nu in opgebouwd. Dat doen we per segment. Alles steunt op kleine rails’. Tijdens de Nationale Archeologiedagen in oktober vorig jaar werd het laatste deel van het frame gerealiseerd en voegde Minister


Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cul­ tuur en Wetenschap) er de voorsteven aan toe. Daarmee is het schip voor het eerst in volledig formaat te bewonderen. Niet al het oorspronkelijke hout is gered of geconserveerd. Daarom zijn ook delen van het schip met modern hout gereconstru­ eerd. ‘We hebben er wel voor gezorgd dat je door kleurverschil ziet wat oorspronkelijk is en wat nieuw’, aldus Hazenberg.

Opnieuw beginnen De restauratie van de Zwammerdam 2 begon in 2017 en is nu bijna klaar. Daarna wordt het schip tijdelijk opgeslagen, in afwachting van de nieuwbouw van het Nationaal Romeins Museum. Het volgende schip dat wordt gerestaureerd is de Zwam­ merdam 4. Die is zelfs nog groter dan de 2. ‘En hoewel we nu al veel geleerd hebben twijfel ik er niet aan dat we met dit nieuwe project weer helemaal opnieuw moeten gaan kijken en bestuderen hoe we dit schip gaan restaureren. Ieder schip is anders en heeft zijn eigen uitdagingen.’ Niettemin is het een project waar Tom Hazenberg, en

hij niet alleen, enorm blij mee en trots op is. ‘Dit project is op zoveel manieren bij­ zonder, in schaalgrootte, in technische uitdagingen, maar ook omdat het echt een project is waar meerdere generaties archeo­ logen zich mee bezig mogen houden. De oude nestor Maarten de Weerd is nog volop betrokken, en ook de generatie na mij zal nog heel veel van deze schepen kunnen leren.’

Alle onderdelen van het schip werden eerst met een speciale hars bewerkt om het hout te conserveren. De Zwammerdamschepen vervoerden allerlei soorten lading en werden meerdere reizen gebruikt. De spijkers waarmee de schepen werden gebouwd moesten met de hand gesmeed worden.

DE ZWAMMERDAMSCHEPEN: DATERING, HERKOMST EN GEBRUIK De conservering en restauratie van de Zwammerdamschepen leverde veel nieuwe informatie op. Nieuwe technieken die in de loop der tijd zijn ontwikkeld, hielpen daarbij. Zo is pas begin deze eeuw bekend geworden hoe oud de Zwammerdam 2 is. Het schip dateert uit het jaar 200, zo bleek uit jaarringonderzoek. Het hout is vermoedelijk van Nederlandse herkomst en dat is bijzonder, want na het jaar 100 werd Nederlands hout steeds schaarser. Daarom ging men er tot voor kort van uit dat het hout en het schip uit Duitsland afkomstig waren. In de decennia na de vondst van de Zwammerdamschepen is veel gedebatteerd over de rol en taak van de schepen. Lange tijd werd aangenomen dat de schepen in Duitsland werden gebouwd en eenmalig de rivier afzakten. Nieuw onderzoek,

ook aan de schepen in de Meern en Woerden, laten echter zien dat deze schepen ook prima in staat waren stroomopwaarts te varen en dat ze vermoedelijk vele jaren in dienst waren. De schepen werden gebouwd en gevaren door burgers, maar werden vaak wel ingehuurd door het leger en de Romeinse overheid. De laatste jaren is steeds meer bekend geworden over het belang van de Romeinse scheepvaart in West-Europa. Het is niet overdreven te stellen dat de scheepvaart op de rivieren de Romeinse aanwezigheid mogelijk maakte. De Rijn en andere rivieren dienden als ‘snelweg’ voor het vervoer van bouwmaterialen, voedsel en luxegoederen en werden druk bevaren. Daar waar nodig legden de Romeinen ook kanalen aan.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

29


DORDRECHTS MUSEUM  ADVERTORIAL

Meest uitgebreide archeologische leercollectie van Nederland in Dordrechts Museum Nu te zien in het Dordrechts Museum: de nieuwe expositie Leven van Leer. De tentoonstelling laat de mooiste middeleeuwse messcheden, tassen, schoenen en wapenuitrusting zien die ruim 700 jaar geleden gemaakt, gedragen of gebruikt zijn. Het is de meest uitgebreide archeologische leercollectie van Nederland, waarvan sommige voorwerpen uniek zijn in Europa.

Leven van leer De rode draad in de tentoonstelling zijn leervondsten die in 1997 en 1998 zijn opgegraven op het Statenplein in Dordrecht, waar in de 14de eeuw een leerbewerker zijn woning en werkplaats had. Hij leidde een ‘leven van leer’: hij verdiende zijn brood met het maken en decoreren van onder andere etuis (foedralen), waaronder mes-, dolk- en zwaardscheden. De leren schoenen zijn niet door hem gemaakt; schoenen werden gemaakt door schoenmakers. De collectie middeleeuws schoeisel is uitgebreid en bevat vele decoratievormen, van opengewerkte patronen tot gestempeld, geverfd en zelfs geborduurd. De kwaliteit is uitzonderlijk, omdat leer goed bewaard bleef in de natte Dordtse bodem: luchtdicht afgesloten, onder een pakket van soms wel 6 meter ophogingen.

Ontwerpen van toen en nu De wonderlijke decoraties op de vondsten vertellen prachtige verhalen; de bezoeker aan de tentoonstelling ontdekt bijvoorbeeld waarom Tristan & Isolde zijn afgebeeld op de wreefband van een liefdespantoffel.

30

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Op een catwalk is de schoenmode uit de 14de en 15de eeuw te zien. Naast historische schoenen zijn ook drie eigentijdse ontwerpen te zien van kunstenaars Arno Coenen, Celine Schroeder en Pieter Zandvliet. In opdracht van het museum lieten zij zich inspireren door de middeleeuwse leerdecoraties en vertaalden dit naar een eigentijds design op schoenen van nu. Arno Coenen maakte ook speciaal voor ‘Leven van Leer’ video-art waarin hij de beeldtaal uit de middeleeuwen vergelijkt met hedendaagse beeldtaal.

Restauratie De ruim vijftig schoenen in de tentoonstelling zijn allemaal gerestaureerd. Een middeleeuwse schoen komt namelijk in losse stukken uit de bodem omdat de stiksels zijn vergaan. Twintig daarvan zijn speciaal voor ‘Leven van Leer’ weer in model gebracht: zeer bijzondere opengewerkte schoenen en een paar babyschoentjes. Dat het om een paar gaat is zeer uniek.

Opengewerkte schoen, 14de eeuw, COLLECTIE ARCHEOLOGIE, DORDRECHTS MUSEUM.

PRAKTISCH Leven van Leer - de meest complete archeologische leercollectie van Nederland 2 juni 2020 t/m 24 januari 2021 Let op: tickets alleen online www.dordrechtsmuseum.nl

Half hoge schoen, 14de eeuw, COLLECTIE ARCHEOLOGIE, DORDRECHTS MUSEUM.

Tas, 15de eeuw, COLLECTIE ARCHEOLOGIE, DORDRECHTS MUSEUM.


LUC AMKREUTZ  COLUMN

Oudheden Onderzoekt!

Canon-stress In juni vond de presentatie van de hernieuwde Canon van Nederland plaats. Een belangrijk instrument in het geschiedenisonderwijs op school. Na veertien jaar was het tijd voor een update en onder leiding van historicus James Kennedy werden alle vensters opnieuw tegen het licht gehouden. Dat leidde tot veel veranderingen, zo nam Maria van Bourgondië de plek in van kleinzoon Karel V en verving Marga Klompé vader Drees. Zeehelden als ‘onze’ Michiel de Ruijter worden nu terecht in de context van expansie en slavenhandel geplaatst. Geschiedenis is niet statisch en een canon behoeft op gezette tijd herziening. In het licht van de recente mondiale ontwikkelingen was de missie helder: ‘Zorg ervoor dat het niet weer een opeenvolging van blanke Nederlandse mannen wordt die de geschiedenis gevormd zouden hebben.’ Minister van Engelshoven voegde expliciet toe ‘de zwarte bladzijden’ niet over te slaan, al vond de Kamer directe inmenging te ver gaan.

Trijntje Een en ander lijkt geslaagd. Ook voor de archeologie. De prehistorie die meer dan 99% van onze geschiedenis beslaat werd eerder afgeserveerd met een enkel hunebedden-venster en kreeg er ‘maar liefst’ een heel venster bij: de mesolithische Trijntje. In een opiniestuk (‘Ook onze verre voorgeschiedenis hoort in de canon van Nederland’; Trouw 19 juni 2019) hadden een collega en ik al eerder op de karige verdeling voor de vroege perioden en vooral de prehistorie gewezen, maar óók op de potentie van de nieuwe verhalen die juist die prehistorie vertellen. De laatste jaren is er door inzichten uit ancient DNA (aDNA) nieuw licht geworpen op onze evolutionaire afstamming, op brongebieden

van migratie, zelfs op huidskleur. Daarnaast biedt de prehistorie een ‘deep history’ perspectief op zaken als klimaatsverandering, ontwikkeling van materiële cultuur en de wortels van onze taal. Bij de vorige versie leken de hunebedden vooral gekozen omdat ze een beetje de WNF-pandabeer van de prehistorie zijn, iets dat iedereen herkend. Dat de Trechterbekercultuur zo’n 1000 jaar achterloopt op onze eerste landbouwers, met stip toch de meest cruciale stap in onze menselijke geschiedenis, lijkt nu tenminste in de tekst opgenomen. Het venster van Trijntje zou, naast dat haar skelet in het Openluchtmuseum te zien is en ze waarschijnlijk een vrouw was, een ruimere blik op onze herkomst en jagend en verzamelend bestaan kunnen bieden.

ANNEMARIEKE WILLEMSEN Conservator Middeleeuwen

LUC AMKREUTZ Conservator Prehistorie

Gemiste kans Dat is toch wat we tot nu het meest gedaan hebben. Helaas mist de canon deze boot (of kano), en presenteert het meer als het niet benijdenswaardig kampeerdersleven van Trijntje in haar gevecht tegen de elementen, met enkele fantasierijke aanvullingen. Een gemiste kans. De roomblanke Trijntje zoals ze indertijd gereconstrueerd is, had, weten we inmiddels, waarschijnlijk een donkere huidskleur, stamde af van migranten uit de staart van de laatste ijstijd, leefde in een door klimaatopwarming verdrinkend landschap én was de grootmoeder van nageslacht dat zich op oer-Hollandse polderwijze het boerenbestaan van nieuwe migranten eigen zou maken. Met collega’s van de Universiteit Leiden schreven we recent (28/6) een kritiek in de Volkskrant. Die lijkt nu opgepikt. Hopelijk wordt ons advies verwerkt en leidt dat tot een relevanter verhaal en misschien over veertien jaar wel tot nóg een venster erbij.

& JASPER DE BRUIN Conservator Nederland in de Romeinse Tijd allen werkzaam bij het Rijksmuseum van Oudheden, gaan op zoek naar nieuwe verhalen over oude objecten

De reconstructie van Trijntje (door Maja d’ Hollosy) in de collectie van het Rijkmuseum van Oudheden. (FOTO: RMO)

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

31


NEDERLAND  ROTTERDAM

Tekst: Lou Lichtenberg; overige foto’s: Archeologie Rotterdam (BOOR)

750 jaar Rotte|dam en 60 jaar Rotterdamse stadsarcheologie

Verjaardagsfeestje in wereldhavenstad Door corona valt dit jaar veel in het water. Ook in Rotterdam kunnen ze daarover meepraten. De stad moest al het Eurovisiesongfestival verplaatsen naar volgend jaar en de bijeenkomsten rond 75 jaar Bevrijding en het Grote Bombardement van 80 jaar geleden werden tevens uitgekleed tot sobere digitale herdenkingen. Maar ondanks de corona-ellende zijn er toch twee uitzonderlijke momenten uit zijn verleden die de komende tijd hier ook volop aandacht verdienen en krijgen: de 750e verjaardag van de stad en het 60-jarig jubileum van de stadsarcheologische dienst, de eerste in Nederland. Al dreigen donkere wolken deze feestvreugde te verstieren.

ROT

e rott

nen

Bin TE

Sint-Laurenskerk

B

3/4

DAM

DAM Hoogstraat

2

1 Centrale Bibliotheek

illem éW trac

A

Steiger

oor ssp

25

50 m

32

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

nel

TE

Ü 0

tun

ROT

Markthal

B

egin juli verscheen het persbericht waarin we het heugelijke nieuws lazen dat het in 2020 ‘750 jaar geleden is dat de dam in de Rotte werd gelegd en de stad Rotterdam ontstond’. Een mijlpaal dus en voldoende reden om daar bij stil te staan. Maar er bleek meer te melden. ‘Die mijlpaal’, zo vervolgde de nieuwstijding, ‘vormt, samen met het 60-jarig bestaan van Archeologie Rotterdam (BOOR), aanleiding voor beide partijen om de expo ‘750 jaar Rotte | dam’ te organiseren’. Een tweede verjaardag dus en wel van het BOOR, het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam, de oudste gemeentelijk archeologische dienst van Nederland, opgericht in 1960. Een ouwe bekende ook voor ons, die we in ons magazine onder meer nader belichtten bij hun het gouden jubileum tien jaar geleden in een special over Rotterdam (Archeologie Magazine jaargang 2010, nr 2). Om meer aan de weet te komen over de mijlpaal van dit jaar staken we daarom ons licht opnieuw op bij archeoloog en historicus dr Arnold Carmiggelt, die vanaf 2001 betrokken is bij het BOOR, per 1 maart 2009 in de functie van hoofd van deze gemeentelijke dienst.

750 jaar stad Rotterdam Eerst maar even dat geboortejaar 1270 aan de Rotte. Hoe kan dat jaartal worden verklaard? Carmiggelt: ‘We gaan ervan uit dat de dam in de Rotte, de oorsprong van de stad, van zo rond 1270 dateert. Het kan ook een of twee jaar meer of minder zijn, maar in ieder geval is het een jaar, gebaseerd op vondsten bij ons archeologisch onderzoek van 1990-1992’.


Vooropgesteld moet worden dat er ook hier uiteraard al eerder mensen hebben rondgelopen. Uit onderzoek door BOOR valt af te leiden dat de oudste sporen van mensen in het huidige grondgebied van de gemeente Rotterdam uit de oude-steentijd en vooral midden-steentijd (9000-5300 v.Chr.) dateren. In tijdelijke, seizoensgebonden kampen bewoonden ze de delta’s – gebieden binnen de vertakkende riviermondingen – en met name de hoger en droger gelegen rivierduinen, ook wel donken genoemd. De eerste boeren waren hier in de nieuwe steentijd (5300-2000 v.Chr.). Behalve op donken zijn de nederzettingsresten uit deze periode terug te vinden langs de oevers van vroegere rivieren en kreken. Maar na ongeveer 1800 v.Chr. nam die bewoning af, waarschijnlijk door een toenemende vernatting en veengroei in dit gebied. Het gebied veranderde toen steeds meer in een moeras. In de ijzertijd (800 v.Chr. tot begin jaartelling) ontstaat in het veengebied meer natuurlijke afwatering. Carmiggelt: ‘In die periode wordt ook het riviertje de Rotte gevormd. Het gebied wordt weer aantrekkelijker voor bewoning, vooral langs de oevers van dergelijke riviertjes en op andere hogere delen in

Campagnebeeld 750 jaar Rotte | dam. (CREDITS MARTIN VALKHOFF)

Plattegrond van de opgravingen 1990-1992 op de locatie van de Binnenrotte en de dam. De cijfers verwijzen naar de locaties van het gevonden zeeschip (1), de punter (2) en de sluizen met de resten van het rivierschip (3 en 4, de een op de ander kort na elkaar gebouwd). De letter A staat voor de begrenzing van het opgegraven areaal en B voor stroomlijnen van het sluiswater.

het moeras. Uit die periode zijn ook resten van boerderijen gevonden. Eveneens in de Romeinse tijd is er sprake van boerderijen langs de oevers van de Rotte. Daarna is het gebied eeuwenlang onbewoond en pas vanaf de 9e eeuw na Christus neemt de bewoning weer sterk toe. Langs de beide kleiige oevers van de Rotte ontstaat een soort van lintbebouwing, hier en daar opgehoogd op terpjes om droge voeten te behouden. Deze bebouwing ontwikkelt zich tot een nederzetting tussen het huidige Hofplein en de Maas, de agrarische en handelsnederzetting Rotte of Rotta’. Rond het midden van de 12e eeuw is de bodem door de ontginningen gedaald en komen er overstromingen, waarvan enkele stevige erosies tot gevolg hadden. Het water van de Nieuwe Maas stroomt met kracht de Rotte binnen, ook de oevers worden aangetast. Allerlei gebruiksvoorwerpen en nederzettingsresten spoelen weg en komen in de modder terecht. Vrij snel daarna werd begonnen met het terugwinnen van verloren land, waarbij dijken, dammen en sluizen worden aangelegd. Uit archeologisch onderzoek (zie hierna) is bekend dat rond 1270 de dijken van twee polders met elkaar 04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

33


verbonden worden, door middel van een dam op de plaats waar nu de Hoogstraat de Rotte kruist. Die dam diende om de Rotte af te dammen en werd voorzien van sluizen om de afwatering te kunnen regelen. Op en rond deze dam ontstaat dan de nederzetting Rotterdam, waarin rond 1300 een paar honderd mensen wonen. De dam in de Rotte (de Hoogstraat) is lang het hart van het stadje, dat zich in de loop van de 14e eeuw ontwikkelde tot een marktstad, die in 1340 stadsrechten krijgt. De verdere geschiedenis van de stad verloopt in vogelvlucht als volgt: in die eeuw en de eeuwen daarna versteende en verdichtte de stad zich geleidelijk, mede gevolgd door verdere uitbreidingen met als kern twee bewoningsassen langs de Binnenrotte: de Lombardstraat en de Oppert, en de bouw van een eerste haven bij de dam. In de loop van de 16e eeuw kregen de wallen en singels van de stad een driehoekige structuur tussen Coolsingel, Goudsesingel en de Nieuwe Maas. Deze driehoekige structuur zou zich gedurende de navolgende drie eeuwen handhaven, ook al bleef het aantal inwoners verder uitgroeien. De overbevolkte stad zou zich pas na 1825 buiten deze driehoek gaan uitbreiden.

34

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Aanleg van de dam in de Rotte. ­(AQUAREL MARTIN ­VALKHOFF)

Opgravingsfoto van de punter, 1991. Detail van de in 1991 gevonden punter.

Het geboortejaar 1270 Met stadsarcheoloog Arnold Carmiggelt gaan we terug naar het archeologisch onderzoek nabij de plaats van de dam. ‘Rond 1870 werd de Binnenrotte, de Rotte binnen de stadsdriehoek, gedempt voor de aanleg van de bovengrondse spoorlijn Rotterdam-Dordrecht. Vandaag de dag oogt dat gedempte stuk als een soort brede landingsbaan vanaf NS-station Blaak richting de Meent. Inmiddels loopt die spoorlijn ondergronds via de Willemsspoortunnel, onder de Rotte door. Voor de bouw van die tunnel en het aangrenzende ondergrondse station Blaak werd besloten tot een uitgebreid archeologisch onderzoek onder het stadsdeel aldaar van 1990 tot 1992. Bij de kruising van de Binnenrotte met de Hoogstraat sneden we de dam door die in de Middeleeuwen op de plaats van de huidige Hoogstraat over een lengte van zo’n 400 meter was gebouwd. We besloten de dam daar tot zijn diepste niveau op te graven en troffen daarbij onder het damlichaam een nagenoeg compleet houten vaartuig aan dat een punter bleek te zijn, een kleine open platbodem met in puntige vorm uitlopende voor- en achterstevens. Een veelzijdig


vaartuig voor uiteenlopende alledaagse zaken zoals het vervoer van vee, mensen en landbouwproducten over binnenwateren. Het bootje werd na de functie als vervoersmiddel nog hergebruikt als zinkstuk om het laatste gat in de dam te dichten. Dendrochronologisch onderzoek van de jaarringen in het hout leverde een bouwjaar op: 1269 plus of min 8 jaar. Bovendien bleek uit andere resten, waaronder munten en aardewerk, dat er in die periode meteen daar mensen zijn gaan wonen. We waren hier dus echt aan de basis van Rotterdam gekomen en hadden restanten van de eerste echte Rotterdammers te pakken. Verder aan de basis van de stad kun je niet komen’, stelt hij enthousiast vast. De punter bleek niet het enige schip te zijn dat bij die opgravingen van begin jaren ’90 in de bodem bij de dam werd aangetroffen. Carmiggelt vervolgt: ‘We ontdekten bij die opgravingen van de dam ook een van de oudste uitwaterings­ sluizen. Eigenlijk waren dat twee bovenop elkaar gebouwde sluizen: een oudere die een paar jaar later door een nieuwere was vervangen, bovenop de resten van de oude. Die sluizen bleken voor een groot deel te bestaan uit resten van oude schepen. Onder meer van een rivierschip, een soort van aak dat over rivieren als de Maas en de Rijn kon varen. Onder een uitbreiding van de dam van omstreeks 1300 vonden we nog een ander deel van een schip, dat bij nader onderzoek het achtereinde van een zeeschip bleek te zijn’. En hij concludeert: ‘De opgravingen van begin jaren ’90 brachten daarmee dus resten van drie scheepstypen aan het licht: een punter voor binnenwateren, een rivierschip en een zeeschip. Drie elementen van de scheepvaart van het toenmalige Rotterdam, eigenlijk nog steeds van het hedendaagse Rotterdam!’

De punter uit 1270 anno nu, na conservering en restauratie.

Presentatie Deze mijlpaal van 750 jaar Rotterdam heeft gestalte kregen in een tentoonstelling in het Museum Rotterdam in het Timmerhuis, die op 5 september wordt geopend en daar tot in maart 2021 te zien zal zijn. In de verhalen die daar verteld worden staan twee onderwerpen centraal: uiteraard het ontstaan van de stad en – gezien de historie - het belang van het water en waterbeheersing, toen en nu. ‘Immers, geen water, dan geen dam en ook geen Rotterdam’, benadrukt Liesbeth van der Zeeuw, conservator van het museum en projectleider van de tentoonstelling. Dit alles aan de hand van diverse archeologische en historische objecten en beeldmateriaal - waaronder bijzondere foto’s, tekeningen en twee nieuwe documentaires. En natuurlijk met als middelpunt de punter die, na de ontdekking daarvan in 1991 Rotterdam verliet voor conservering, opslag en restauratie in Ketelhaven en Delft, nu voor het eerst weer op zijn geboortegrond te zien valt. Naast deze tentoonstelling valt er in het museum nog meer te genieten van Rotterdamse verhalen en Rotterdams erfgoed. De museumcollectie bestaat uit een honderdduizendtal veelzijdige voorwerpen waarvan een selectie je permanent meeneemt langs het overige verleden van de stad. Variërend van ruim tienduizend jaar oude schedelfragmenten gevonden op de Maasvlakte, historische gevelstenen gered uit het bombardement, tot de laatste high fashion van Rotterdamse modeontwerpers. Maar Museum Rotterdam is veel meer dan een stadsmuseum vol historische voorwerpen, het volgt op de voet wat er ook nu in Rotterdam leeft en speelt. Dat valt terug te zien in exposities met voorwerpen, foto’s en video’s van hedendaagse Rotterdammers. 04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

35


NEDERLAND  ROTTERDAM

Verder organiseert Archeologie Rotterdam (BOOR) komende maanden nog archeologische rondwandelingen door de hedendaagse stad langs plaatsen waar de archeologen hebben opgegraven en bijzondere vondsten deden.

Donkere wolken Maar helaas zijn er donkere wolken aan de hemel van de presentatie van het Rotterdamse erfgoed verschenen. In de eerdergenoemde special van 10 jaar geleden, bij het 50-jarig jubileum van BOOR, schreven we nog in Archeologie Magazine dat de jubilerende gemeentelijke archeologen van BOOR een aparte, centrale locatie in de stad verdienen waar je meer permanent kennis kunt nemen van het archeologisch onderzoek in Rotterdam en van de vondsten die daarbij zijn gedaan. BOOR vertelde toen zijn archeologische verhalen op verschillende manieren en plaatsen in de stad, zoals in en bij vitrines in nieuwbouw op plaatsen waar werd opgegraven, tijdens open dagen bij opgravingen, in tijdelijke tentoonstellingen, via informatieborden in de stad en in zijn gedrukte publicaties. We waren dan ook bijzonder ingenomen met de opening van het Museum Rotterdam in het Timmerhuis, waar je permanent en in periodieke tentoonstellingen over de stadshistorie inclusief de archeologie geïnformeerd kunt worden. En dat allemaal op alleszins boeiende manieren, zo bewijzen ook weer de huidige tentoonstellingen over de geboorte van Rotterdam en Tweede Wereldoorlog in de stad. Ook al moest en moet het museum zijn collectie presenteren in containers om de objecten klimatologisch te beschermen en kunnen er door het ontbreken van een geschikte klimatologische regeling in dit Timmerhuis nauwelijks objecten voor tentoonstellingen van elders in bruikleen worden verkregen. Recent heeft de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) een negatief advies uitgebracht over de subsidieaanvraag van het museum voor de periode 2021-2024. ‘Museum Rotterdam laat in zijn visieontwikkeling en activiteiten een

36

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Het Museum Rotterdam in het Timmerhuis. (FOTO: MUSEUM ROTTERDAM)

Wand op de tentoonstelling ‘750 jaar Rotte!dam’ in ­Museum Rotterdam. (FOTO: MUSEUM ­ROTTERDAM)

‘750 jaar Rotte | dam’, van 5 september 2020 tot 21 maart 2021 in Museum Rotterdam in het Timmerhuis, Rodezand 26 te Rotterdam, www.museumrotterdam.nl. Bij de tentoonstelling verschijnt het boekje ‘Tussen dam en schip, het oudste scheepje van Rotterdam’, geschreven door Linda Dielemans en deel vier in de serie ‘Ontdek! Archeologie in Rotterdam’. Momenteel, tot 16 mei 2021, is in het museum ook nog de expositie ‘Leeuwen op de ­Coolsingel. Ongelofelijke ­verhalen uit de oorlog’. Meer info over activiteiten rond 750 jaar Rotterdam: www.ookditisderotte.nl

achteruitgang zien’, aldus de Raad. Erkend wordt dat het museum slecht behuisd is in het Timmerhuis. Maar daarbij wordt ook geadviseerd het museum te sluiten en ‘een nieuwe stadsmuseale functie te laten uitwerken die ertoe leidt dat zowel de collectie, de visie, samenwerkingsverbanden en het publieke aspect opnieuw worden ingevuld’. Voor de uitwerking van deze functie adviseert de Raad een budget van € 700.000 te reserveren en een kwartiermaker aan te stellen. Een advies dus dat zou leiden tot het sluiten van het museum per 1 januari 2021 en een ongetwijfeld jarenlange stoeipartij over een nieuwe stadsmuseale functie. Tegen het sluiten van het museum willen we hier met klem protesteren. Een metropool als Rotterdam met een wereldhaven, een imposante historie en archeologie kan het niet maken om jarenlang geen stadsmuseum te hebben en zou zich daarmee nationaal en inter­ nationaal blameren. Dit najaar zal het advies van RRKC in de Rotterdamse Gemeenteraad worden behandeld.


NIEUWS FACULTEIT DER ARCHEOLOGIE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN

45 jaar opgraven en 5000 jaar bewoningsgeschiedenis

Onder Oss – een uniek archeologisch verhaal Onder de vlag van de Leidse Faculteit der Archeologie worden wereldwijd de meest uiteenlopende projecten uitgevoerd. Er wordt onderzoek gedaan in het Nabije Oosten, het Mediterrane gebied, Midden-Amerika en de Caraïben. Het oudste en langstlopende onderzoeksproject van de faculteit speelt zich echter af in Nederland, in Noord-Brabant. Al vijfenveertig jaar graven Leidse archeologen op in Oss. Richard Jansen en Evert van Ginkel schreven recentelijk een publieksboek over de archeologische geschiedenis van deze plaats.

Rookworsten en SP ‘Wie aan Oss denkt, denkt niet direct aan een stad met een ver verleden. Oss staat voor industrie, margarine en rookworsten, de Socialistische Partij, de Bende van Oss en de anticonceptiepil’, schreven wij in 2019 in ons boek Onder Oss. Maar er is natuurlijk méér. De stad zelf heeft een middeleeuws verleden en de regio werd in de late prehistorie en Romeinse periode druk bewoond. Naar dat (pre)historische verleden van de stad wordt al meer dan 45 jaar gezocht, ruim vóór de tijd dat archeologisch onderzoek wettelijk verplicht was. Sinds 1974 zijn tientallen hectaren opgegraven door archeo­logen en studenten van de Universiteit Leiden en lokale archeologen. De enorme hoeveelheid sporen en vondsten die onder Oss zijn gevonden, vormen de basis voor een uniek archeologisch verhaal.

Bronstijdboerderijen en ­ijzertijdgehuchten Dat verhaal begint rond 3000 BCE. In de ­midden- en late steentijd vinden we de schaarse bewoning ten noorden van Oss, op de hogere plekken langs de Maas. De aangrenzende zandgronden raken vanaf het begin van de bronstijd bewoond. De eerste aanwijzing voor een boeren­erf bestaat uit een houten waterput uit de overgang van vroege naar m ­ idden-bronstijd, rond 1800 BCE. De eerste plattegronden van huizen dateren vanaf circa 1500 BCE. In de volgende eeuwen worden gelijktijdige boerderijen

Opgraven in Oss-Horzak (jaren ’00) (FOTO’S: FDA) Sinds 2019 staat een reuzen­kopie van het ­beroemde Zwaard van Oss prominent opgesteld in het centrum van Oss (FOTO: P. VAN ERP, BD)

Tekst: Richard Jansen ­(docent en ­onderzoeker van de Faculteit der Archeologie) en Evert van Ginkel (publieks­ archeoloog en alumnus Faculteit der Archeologie) De omvang en duur van het archeologische onderzoek in Oss heeft een uniek archeologisch verhaal opgeleverd. We vinden het belangrijk om die kennis te delen met het lokale publiek. Niet alleen door het verhaal te vertellen maar juist door het beleefbaar en herkenbaar te maken. Op die wijze wordt het deel van de identiteit van de stad en het collectieve geheugen van haar bewoners. Het herinnert eraan dat Oss niet enkel een stad is van messentrekkers, margarine en worsten maar een stad is met een diep verleden dat deel is van het heden.

steeds dichter bij elkaar gebouwd en ontstaan er kleine gehuchten. Uit de Romeinse tijd – het onderzoeksgebied maakt inmiddels deel uit van het Romeinse Rijk - zijn elf van dergelijke gehuchten bekend.

Twee vorstengraven In de vroege ijzertijd leefde hier de Vorst van Oss, een van de beroemdste figuren uit de Nederlandse prehistorie. Zijn grafmonument, met ruim 53 meter doorsnede de grootste grafheuvel van ons land, werd in 1933 ontdekt. De bronzen emmer waarin de verbrande botten zijn bijgezet is van ver g ­ eïmporteerd, samen met het ijzeren zwaard. De voorwerpen verwijzen naar het aanzien die hij genoten moet hebben al is de titel `vorst’ ­misschien wat overtrokken. In 2007 is overigens een tweede vorstengraf in Oss gevonden, uit dezelfde periode.

Lees het volledige artikel op archeologieonline.nl. Een uitgebreide en rijk geïllustreerde versie van dit beknopte `Verhaal van Oss’ is te vinden in de eind vorig jaar verschenen publicatie: Onder Oss. Een ­archeologisch verhaal. 45 jaar a­ rcheologie in Oss. Uitgeverij Iris ­Berghem (ISBN: 978-90-8962-239-6)

De Faculteit der Archeologie van de Universiteit Leiden gaat niet alleen door voor het grootste academische centrum voor archeologie in continentaal Europa, maar is ook actief in onderzoek op vrijwel alle continenten. Hier en in komende afleveringen worden verschillende van die onderzoeksprojecten belicht.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

37


ALLARD PIERSON  ADVERTORIAL

van de bronstijd, blijven samenlevingen in Griekenland en Italië kleinschalig. In het Nabije Oosten blijft het Assyrische Rijk aanvankelijk dominant, al is het Mediterrane kustgebied vaak sterk versnipperd. De grootmachten en stadstaten hebben intensief contact, grotendeels over zee.

Van Nijl tot Amstel in het Allard Pierson Vier jaar lang is er in het Allard Pierson veranderd, ver- en gebouwd en heringericht. Vanaf 15 september is het vernieuwde Allard Pierson te zien voor publiek. De nieuwe dynamische collectie­opstelling van het museum vertelt talloze verhalen aan de hand van 10.000 jaar cultuurgeschiedenis. De bezoeker kan er chronologisch doorheen wandelen maar dat hoeft niet. Wie ­bijvoorbeeld is geïnteresseerd in manuscripten uit de middeleeuwen kan direct naar Amsterdam in opkomst en wie de Gipsengalerij wil zien, gaat rechtstreeks naar boven. Er komt een prachtige introductieruimte waar ­mensen een route kunnen kiezen.

W

ie voor de hele tijdreis kiest, begint met de overgang van jager naar boer. Voor het einde van de laatste ijstijd, ca. 10.000 jaar geleden leefden mensen voornamelijk van jagen en verzamelen. In de Nijlvallei ontstaat al vroeg een agrarische samenleving. Het Allard Pierson gebruikt het Egyptische faraonische oude rijk als voorbeeld. Schrift doet zijn intrede en de agrarische samenleving wordt economisch succesvoller. Doordat er voorraden ontstaan, is er tijd en geld voor het bouwen van tempels en het ontwikkelen van een rijke grafcultuur. We gaan vervolgens naar de wereld van de Grieken en Grootmachten. Vanaf het einde

38

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Grieken en Grootmachten. Drinkbeker in de vorm van een gazelle uit Iran, brons, circa 900-700 voor Christus.

Het tijdperk van Alexander de Grote tot Cleopatra, globaal van 335–30 v.Chr., staat bekend als de ‘Hellenistische periode’. De veroveringstocht van de Macedonische koning Alexander de Grote verspreidt de Griekse cultuur tot Mesopotamië en India aan toe. Via handel en oorlog, d ­ iplomatie en migratie raken ook verre volken ­betrokken. Vanuit Rome groeit in eerste instantie de Republiek en later een keizerrijk dat gebaseerd is op brute militaire kracht en een succesvol sociaaleconomisch systeem, dat kansen bood voor sociale stijging en relatieve maatschappelijke en religieuze openheid. Dit illustreert de stap van Rome naar Romeins. Heilige rijken brengt ons van Egypte naar Europa, van 500 tot 1300. Het westelijk deel van het Romeinse rijk is na 400 al flink versnipperd. Het oostelijk deel is uitgekristalliseerd als het Byzantijnse rijk. Het is een machtig bolwerk dat al snel ingeklemd zit tussen Islamitische kalifaten en een ­Frankisch rijk.


ADVERTORIAL  ALLARD PIERSON

We zijn dan al aanbeland in de Lage Landen. Een kleine nederzetting rond de dam in de Amstel is in de dertiende en veertiende eeuw hard op weg om een stedelijke allure te verwerven. Amsterdam in opkomst in de late middeleeuwen kende tientallen religieuze instellingen. Hier werden boeken gelezen, gekoesterd en ook geproduceerd. Amsterdam Wereldstad beschrijft de verandering rond 1600 in een centrum van handel en wetenschap, waar burgerzin, ondernemersgeest en vrijdenken elkaar treffen. Onder invloed van een competitieve (afzet)markt, innovatieve technieken en kapitaalkrachtige investeerders zien we een buitengewone expansie. De nauwe onderlinge relaties en nabijheid van drukkers, uitgevers, papierhandelaren, letterzetters, boekverkopers, graveurs, cartografen, schrijvers, vertalers, wetenschappers en schilders zijn belangrijke succesfactoren. Het stadse leven in achttiende-eeuws Amsterdam laat zien dat de expansie en economische bloei voorbij zijn en ook de bevolkingsgroei stabiliseert. We zien een stad die gebruik maakt van het kapitaal en de netwerken van de vorige generatie. Ondanks de economische achteruitgang bloeit intussen de cultuur. De opkomst van de moderne stad is kenmerkend voor negentiende-eeuws Amsterdam. Als gevolg van de industrialisatie trekken

Grafbeeld van een dame met een Flavisch kapsel, c. 80 n. Chr. Mummieportret meisje op hout gevonden in Egypte, eerste eeuw n. Chr.

vanaf 1850 grote groepen arbeiders van het platteland naar Amsterdam, waar de leefomstandigheden slecht zijn. Na 1850 maakt de stad, na een behoorlijke economische dip, opnieuw een flinke bloei mee. Van Nijl tot Amstel voert de bezoekers langs de geschiedenis, van het eerste schrift tot de eerste industriële boekproductie, van machtige koningen tot een invloedrijke republiek der burgers, van agrarische dorpen tot een metropool, van tempels, kerken, synagogen en moskeeën tot radicale vrijdenkers en aanhangers van de Verlichting.

Handmatig ingekleurde wereldkaart uit de Atlas Maior, Joan Blaeu. Getijdenboek van Pompejus Occo.

Het Allard Pierson is een museum én een plek voor onderzoek en wetenschap. We vertellen verhalen van culturen, gebaseerd op de collecties van de Universiteit van Amsterdam. Maar er valt nog zoveel meer te ontdekken. Net als alle bezoekers blijven we vragen stellen. Wij zijn nog lang niet uitgeleerd!

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

39


MEXICO  CENOTES

Tekst: Estefanía Pampín Zuidmeer

Oudste okermijnen van de Amerika’s gevonden

Onderwatergrotten

Mexico

geven hun geheimen prijs Onlangs vonden archeologen in Mexico de oudste okermijnen van de Amerika’s, naar schatting 12.000 jaar oud. De mijnen werden aangetroffen in onderwatergrotten op het schiereiland Yucatan, waar later de Mayacultuur zich ontwikkelde. Maar dit is niet de enige bijzondere recente vondst. De Mexicaanse onderwatergrotten geven hun best bewaarde geheimen prijs. 40

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020


CENOTES  MEXICO

O

nderwatergrotten (cenotes) zijn markant voor Yucatan. In dit gebied zijn er zo’n drieduizend cenotes bekend. Aan het einde van het paleolithicum, tijdens de laatste ijstijd, bevond het zeeniveau zich lager dan nu. De eerste bewoners van Yucatan kon­ den toen door de grotten lopen. 8.000 Jaar geleden steeg het zeeniveau en raakten de grotten onder water, waardoor archeolo­ gische resten zoals menselijke skeletten, artefacten en okermijnen goed geconser­ veerd bleven. De cenotes zijn een soort tijdscapsules van menselijke activiteit. Ze helpen ons vragen te beantwoorden zoals: wie waren de eerste bewoners van Mexico? En hoe gebruikten zij deze grotten?

Oudste okermijnen Amerika’s In ieder geval zocht de prehistorische mens naar oker in de grotten. In juli jongstleden publiceerde het tijdschrift Science Advances de onderzoeksresultaten van een project in de cenotes. In drie onderwatergrotten in Quintana Roo ontdekten onderwater­ archeologen de oudste mijnen van het Amerikaans continent: hier werd 12.000 tot 10.000 jaar geleden rode oker gedolven. Dit pigment is op archeologisch materiaal gevonden op verschillende plaatsen in de Amerika’s, maar nooit eerder werden de mijnen zelf of sporen van extractie van het mineraal ontdekt. Bij de okermijnen zijn gereedschappen aangetroffen die de prehistorische mijnwerkers gebruikten voor het delven van de oker. Sporen van houtskool van harshoudend hout wijzen op het inzetten van fakkels voor het verlichten van de galerijen. Daarnaast markeerden de mijnwerkers de richting in de gangen door stapels stenen te plaatsen. Volgens Brandi MacDonald, onderzoekster aan de Universiteit van Missouri, vond er tweeduizend jaar lang mijnactiviteit plaats; de vroege bevolking van Yucatan moet haar kennis over de mijnen van generatie op generatie hebben doorgegeven. Volgens de archeologen was samenwerking en

coördinatie nodig om de mineralen veilig en kundig te delven. En hoe gebruikten de eerste bewoners van Mexico de oker? Helaas weten we dat niet. Er zijn uit deze periode geen resten van oker buiten de mijnen gevonden. De onderzoekers kijken naar het toepassen van oker door de prehistorische mens in andere gebieden in de wereld. Zoals de 30.000 jaar oude handafdrukken op een grotwand in het Franse Chauvet. In Noord-Amerika werd oker gevonden op menselijke resten, draagbare artefacten, textiel en andere gebruiksvoorwerpen. Resten van oker zijn aangetroffen in rituele contexten, maar het pigment werd ook gebruikt voor praktische doeleinden: als ontsmettingsmiddel, voor bescherming tegen de zon of het afweren van parasieten.

Onderzoek naar de oudste okermijnen van de Amerika’s. (FOTO: CINDAQ.ORG)

De okermijnen werden in een onderwatergrot ontdekt. (FOTO: CINDAQ.ORG)

Onderwatergrot in Yucatán. (FOTO: PIXABAY)

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

41


Oudste vuurhaard Mexico De cenotes geven ook andere geheimen prijs. In april jl maakten onderzoekers van de Nationale Autonome Universiteit van Mexico (UNAM) bekend de oudste sporen van vuurhaarden van Mexico te hebben gevonden, in de onderwatergrot Aktun-Ha in Quintana Roo. Het gaat om 15 accumu­ laties van houtskool die 10.500 jaar oud zijn. Zeker is dat de grot toen droog stond en begaanbaar was. Volgens archeologen bieden deze vondsten een inkijk op de overlevingsstrategieën van de eerste bewoners van Yucatan. Waar­ schijnlijk gebruikte de prehistorische mens de grotten als schuilplaats, voor het vinden van voedsel en water en het uitvoeren van rituelen. Het vuur kon dienen voor de bereiding van voedsel en het verlichten van de galerijen. Bekend is dat de vuurhaarden temperaturen bereikten van tussen de 200 á 600 graden Celsius. De gevonden okermijnen en vuurhaarden bieden ons een glimp van het leven van de eerste bewoners van Yucatán. Maar wat weten we verder over deze prehisto­ rische mensen? Tenminste tien skeletten uit dezelfde periode werden aangetroffen in de onderwatergrotten van Quintana Roo: niet altijd compleet maar wel goed

42

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Stapels stenen moesten de richting aangeven in de grotten. (FOTO: CINDAQ.ORG)

Houtskoolresten van vuurhaard van 10.000-12.000 jaar oud. (FOTO: CINDAQ.ORG) De 9.900 jaar oude resten van de 30-jarige vrouw. (FOTO: 2020 STINNESBECK ET AL.)

geconserveerd. Er is geen bewijs dat deze mensen begraven zijn in de grotten en veel vragen over hun doodsoorzaak blijven onbeantwoord. Hun resten geven ons wel interessante informatie over de prehisto­ rische bevolking van het schiereiland.

Rondere schedels Volgens Wolfgang Stinnesbeck, onderzoe­ ker aan de Universiteit van Heidelberg, hebben deze tien skeletten een andere schedelvorm dan die van de eerste bewo­ ners van het centrum van Mexico en Noord-Amerika. De schedels in Yucatan zijn ronder van vorm. Dit wijst erop dat twee groepen mensen met verschillende morfologische eigenschappen tegelijkertijd aan het einde van het paleolithicum in Mexico leefden. Archeologen weten niet of beide groepen een verschillende origine hebben, of dat de groep uit Yucatan voor een langere tijd geïsoleerd leefde waardoor zich een andere morfologie van de schedel ontwikkelde. Opmerkelijk is dat de tanden van de tien skeletten in Yucatan cariës vertonen, wat een indicator is voor een dieet met een hoog suikergehalte. Die uit Centraal-­ Mexico hebben geen cariës. Duidelijk is dat ze een verschillend dieet volgden.


MEXICO  CENOTES

In februari jl maakten archeologen van de Universiteit van Heidelberg de vondst van de 9.900 jaar oude resten van een 30-jarige vrouw bekend. De resten van deze vrouw laten tekenen van een bacteriële infectie aan de schedel zien, die het bot zwaar aantastte. Ook is er letsel gevonden, maar onbekend is of dit samenhangt met de ontsteking. Gezien de ernst van de infectie moet deze vrouw erg ziek zijn geweest. In 2007 vonden onderwaterarcheologen de resten van Naia, een meisje van 15 á 17 jaar oud, in een cenote dichtbij de okermijnen. Ze stierf dertienduizend jaar geleden. Onderzoekers van het Mexicaanse Instituut van Antropologie en Geschiede­ nis (INAH) publiceerden in 2019 nieuwe informatie over Naia. Ze was 1,50 meter lang, woog zo’n 50 kilogram en was ­moeder. Over Naia weten we dat ze een hard leven leidde, gekenmerkt door ondervoeding. Haar botten en tanden tonen dat ze wei­ nig eiwitten at. Hierdoor ontwikkelde ze een groeiachterstand aan een knie en een scheenbeen. Haar resten vormen het oudste menselijke skelet ooit ontdekt in Mexico en behoren tot de oudste skeletten van de Amerika’s. Volgens de onderzoekers stierf zij door een ongeluk in de grot na een val in een holte. Bij haar skelet werden de resten van 44 diersoorten gevonden, waaronder poema’s, ocelots, tijgers en een gigantische luiaard. Net als Naia kwamen zij vast te zitten in deze holte. De cenotes bieden ons dus ook een inkijk op de wijze waarop diersoorten zich ontwikkelden op het Amerikaanse continent.

Maya-altaar Recentelijk werd een hele bijzondere vondst gedaan uit een latere periode. Ten tijde van de Mayabeschaving stonden de cenotes al onder water. Grote Mayasteden ontston­ den dichtbij waterpoelen om toegang te hebben tot water. De Maya’s beschouwden deze grotten als heilige plaatsen. In diverse onderwatergrotten zijn artefacten gevonden die onderdeel uitmaakten van rituele offers.

Maya-altaar in grot. (FOTO: ERIK RUIZ)

Maya altaar. (FOTO: ERIK RUIZ)

In februari jl deed een burger een toevallige spectaculaire ontdekking: een verborgen Maya-altaar in een cenote nabij Playa del Carmen. Het betreft hier een grot die gedeeltelijk onder water staat. De rondom het altaar gevonden artefacten zijn geda­ teerd tussen 1200 en 1550. Volgens José Antonio Reyes, onderzoeker van de INAH, zijn rond Playa del Carmen meer dan 150 grotten gevonden met Maya-overblijfselen uit deze tijd. INAH is nog volop bezig met het onderzoek naar het altaar. De onderwatergrotten zijn van essentieel belang voor de Mexicaanse archeologie. De deur naar het verleden staat wijd open in de Mexicaanse cenotes. Zij bewaren vele geheimen van de eerste bewoners, de Maya’s en andere mensen die Yucatan in een ver verleden bewoonden. Ongetwijfeld zullen de cenotes de komende jaren nog veel meer informatie over hun wereld en levens prijsgeven. 04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

43


COLUMN  HERMAN CLERINX

Vervloekt door Jahweh en Baal Op een Romeins vloektablet uit Tongeren staan de namen van de joodse godheid Jahweh en de Semitische Baal broederlijk naast elkaar. Samen met nog een paar andere goden moesten zij iemand een ellendig leven bezorgen.

S

oms hebben archeologen geluk. Toen medewerkers van het bureau ARON enkele jaren geleden in ­Tongeren stonden te spitten, stootten ze onverwacht op een loden plaatje van 12 bij 14 cm en 1,5 mm dik. Het zat vol ­krassen, lijnen, tekentjes en Griekse en Latijnse letters.

Geef! Onderzoek door conservator Guido ­Creemers van het plaatselijke Gallo-Romeins Museum en professoren Alain Martin en Alain Delattre van de Franstalige universiteit in Brussel wees het uit: de archeologen hadden een Romeinse vloektablet opgedolven, het eerste exemplaar in onze streken. Met zo’n tablet hoopte iemand zijn vijand enge ziektes of op zijn minst een ellendig leven te bezorgen. Meestal belandde een tablet rond een heiligdom, in een graf of in een bron, maar hier was dat anders. In beide zijkanten van het tablet steken gaatjes, en in een van de gaatjes zit nog een spijker. Kennelijk was het tablet stiekem ergens bevestigd,

44

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Het loden vloekplaatje uit Tongeren. (FOTO: HERMAN ­CLERINX)

Reconstructie van de tekeningen en teksten op het vloektablet. In lichtgrijze kleur staan de tekeningen en de letters die men niet kan ontcijferen. In zwart staan de letters waaruit de onderzoekers iets konden opmaken. (TEKENING: ALAIN DELATTRE)

bijvoorbeeld onder de nok van het huis van het slachtoffer. Dat spoort met de datering van het tablet: het is aangetroffen in een loopvlak uit het laatste kwart van de 1e eeuw, toen de meeste woningen in Tongeren nog van hout waren. Daar kon je makkelijk iets vastspijkeren. Wie weet was de timmerman wel de dader. Bovenaan bevat het tablet tekentjes die geïnspireerd lijken op Griekse letters, maar die op een bolletje eindigen. Misschien vond de maker letters dermate magisch dat ze uit zichzelf een vervloeking konden versterken. Iets lager staan woorden in het Griekse alfabet. Sommige woorden zijn onbegrijpelijk, maar de onderzoekers konden toch enkele godennamen herkennen, zoals de Hebreeuwse ‘Jahweh’ en ‘Elohim’,


HERMAN CLERINX  COLUMN

HERMAN CLERINX de Semitische vruchtbaarheids- en weergod ‘Baal’ en de onbekendere godheid ‘­Sabaooth’. Ook ontwaarden de onderzoekers het woord ‘Dos’ – Grieks voor ‘Geef!’, een typische smeekbede of opdracht aan de goden. Een concrete vervloeking ontbreekt, maar was allicht niet nodig. De goden wisten zo wel wat ze moesten doen. Misschien had de dader hen dat in een tempel duidelijk gemaakt, uiteraard vergezeld van de nodige offergaven. Onderaan het tablet prijkt, in een ander handschrift, de Latijnse naam Caius Iulius Viator, de zoon van Ingenua. Die was het mikpunt.

Zwarte magie De lay-out en tekeningen lijken sprekend op die van vier andere vloektabletten: één uit Korinthe, één uit Carthago en twee uit het Tunesische Soussa. Dat liet bij de onderzoekers een belletje rinkelen. Tijdens de oudheid deden boeken met modellen van vloektabletten de ronde. Ook reisden magiërs en andere hansworsten uit het Midden-Oosten rond om tegen betaling diensten te verlenen. Zij vonden het aanroepen van Jahweh en Baal voor een vervloeking heel gewoon.

Wellicht had zo’n magiër Keulen bezocht, de enige kosmopolitische stad in het noorden van het Romeinse Rijk. Een inwoner van Tongeren zal erheen zijn gereisd om hulp in zwarte magie te vinden. Bij een lokale smid of loodgieter kocht hij een loden plaatje (het materiaal kwam uit de Eifel zodat we weten dat het om lokale productie ging). Lood werd met de dood en de onderwereld geassocieerd, en was daarom geknipt voor een vervloeking. Op het plaatje kraste de magiër de nodige tekeningen en woorden, waarna de vervloeker eigenhandig de naam van de bestemmeling aanbracht. Dan kreeg het geheel in Tongeren zijn ­eindbestemming. Of het vloektablet zijn magische doel heeft bereikt, zullen we nooit achterhalen. En indien u het voor eigen gebruik zou willen lenen, bijvoorbeeld om uw irritante directeur of bemoeizieke schoonmoeder een lesje te leren, moeten we u teleurstellen. Het tablet blijft veilig in het Gallo-Romeins Museum. Maar u kunt altijd tekening hiernaast kopiëren. Kijk daarmee echter uit: niemand kan voorspellen welke krachten u op die manier oproept.

is communicatie­ wetenschapper, auteur en wetenschapsjournalist. Hij schreef publicaties over geschiedenis, volkskunde en archeologie van West-Europa, waaronder diverse boekwerken over Romeinen, Kelten, hunebedden en andere archeologische onderwerpen. Daarnaast geeft hij lezingen voor universiteiten en musea.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

45


MIDDELEEUWEN  KAROLINGISCHE OBJECTEN

Tekst: Annemarieke Willemsen, conservator Middeleeuwen, Rijksmuseum van Oudheden; foto’s: Landesbibliothek Stuttgart & Rijksmuseum van Oudheden

Wapens en sieraden uit het Stuttgarter Psalter zoals opgegraven in Dorestad

Karolingische topstukken

Zwaarden met versierde klingen, gevaarlijke vleugellansen, schijffibula’s met bloemen en kruisen... Het zijn bekende wapens en accessoires uit de Karolingische tijd, die zowel zijn opgegraven uit de bloeitijd van Karolingisch Dorestad, als nauwkeurig afgebeeld in het Stuttgarter psalter, een manuscript uit Parijs dat stamt uit dezelfde periode. Dit boek geeft een goed beeld van het gebruik en de betekenis van in Dorestad gevonden voorwerpen uit de tijd van Karel de Grote. Stuttgarter psalter, f 83v: boven het oordeel van ­ alomon met koning, zwaarden en vrouw met mantel, S onder de ­annunciatie met Maria met haarlinten en spintol. Zwaard met goudkleurig drielobbig gevest uit Dorestad (RMO, f 1936/11.1). Zwaard met ijzeren driehoekig gevest uit ­Dorestad (RMO, WD 570.1.1).

46

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020


Psalmboek met plaatjes Het Stuttgarter psalter is een psalmenboek, gemaakt in 820-830 na Chr. in het scriptorium van St-Germain-des-Prés. Dat was een koninklijke abdij, onder patronage van Karel de Grote, in wat nu een wijk van Parijs is. De codex, die sinds twee eeuwen in de Württembergische Landesbibliothek van Stuttgart wordt bewaard en daarnaar is vernoemd, is het rijkst geïllustreerde Karolingische handschrift dat we kennen. Het meet 26,5 x 17,5 cm en bevat 316 afbeeldingen in kleur met in totaal 470 verschillende scènes. De tekst is geschreven in een duidelijke letter, de zogeheten Karolingische minuskel. Een psalter is een boek dat de 150 psalmen van David bevat, die in deze tijd veel werden gebeden en gezongen. Het heeft versierde initialen om de psalmen terug te vinden en paginabrede afbeeldingen die in drie categorieën kunnen worden verdeeld. Er zijn literaire afbeeldingen die de psalmtekst illustreren, historische scènes uit andere bijbelverhalen (die in de psalm worden genoemd), of zogenaamde christologische afbeeldingen van het leven van Christus, wanneer de psalm wordt geïnterpreteerd als een voorspelling van het Nieuwe Testament. Alle afbeeldingen tonen echter de mode van de tijd van de makers, omdat de boekschilders werkten met wat zij kenden, bewust en onbewust. Dat is in alle Middeleeuwen zo: Christus, Maria, David, de drie koningen etc. zien er in elke eeuw dus anders uit.

Karolingische kunst Omdat Dorestad in zijn hoogtij christelijk was en er daarom in de regel geen voorwerpen waren meegegeven in graven, missen we informatie over de context van de daar opgegraven persoonlijke bezittingen zoals

wapens en sieraden. In de eerdere, Merovingische periode, bleek uit de grafcontext vaak met wie bepaalde voorwerpen werden geassocieerd. Voor de Karolingische periode is een combinatie met de kunst nodig. Er zijn geïllustreerde handschriften, wandschilderingen en mozaïeken bewaard uit de achtste en negende eeuw, waarop mensen zijn afgebeeld, met hun bezittingen. Het is soms wel even wennen om naar deze afbeeldingen te kijken. Het Stuttgarter psalter kan op een moderne beschouwer schetsmatig of ‘primitief ’ overkomen en beïnvloed door antieke en/of Byzantijnse kunst. Er waren vaste formules om zaken uit te beelden, zoals het ‘spreekgebaar’, waarbij twee uitgestoken vingers aangeven dat een persoon iets zegt. Opgeheven handen geven aan dat iemand bidt. Omdat het boek ongeveer A4 is, zijn de stroken met personen niet meer dan 7 cm hoog. Dat limiteert wat de kunstenaar kan weergeven en objecten van belang zijn, net als handen, daarom vaak buitenproportioneel. Binnen de conventies blijken vooral de details realistisch; al in 1990 bewees Simon Coupland dat deze handschriften een betrouwbaar beeld geven van Karolingische bewapening. Dat blijkt ook uit het preciezer bekijken van bijvoorbeeld de zwaarden, lansen, schilden en fibula’s in dit handschrift.

Frankische zwaarden Op 44 afbeeldingen in het Stuttgarter psalter komen één of meer zwaarden voor, alle spatha’s met tweesnijdende kling en een gevest van pareerstang, greep en knop. Ook de versierde zwaardschedes met hun draagbanden zijn goed zichtbaar. Het overgrote deel, meer dan veertig stuks, zijn zwaarden met een drielobbige gevestknop,

Stuttgarter psalter, f 71v: Ruitergevecht met zwaarden met drielobbige en driehoekige gevesten, patronen op klingen, lansen en pijl-en-boog. Stuttgarter psalter, f 158v: David en ­ oliath. Onderaan doodt David de reus G met diens eigen zwaard, met drielobbig goudkleurig gevest; Goliath draagt ook een vleugellans, maliënkolder, helm en schild met spitse knop. Schildknop uit Dorestad (RMO WD 405.3.24) IJzeren vleugellanspunt uit Dorestad (RMO, f 1954/12.1).

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

47


MIDDELEEUWEN  KAROLINGISCHE OBJECTEN

koperinleg, wat eveneens een goudkleurig gevest oplevert, en ijzeren, die zilverkleurig waren. Opvallend is dat in het psalter bij maar liefst twaalf zwaarden op de kling is aangegeven dat die versierd is, door middel van een onderbroken lijn, arcering en/of tekens. Juist daar komt het boek dicht bij de beroemde Frankische zwaarden, waarvan de kling gedamasceerd (ingevlamd met versiering) is, zodat er een patroon op te zien is, of letters van een naam. Vrijwel alle zwaarden uit Dorestad hebben een gedamasceerde kling.

Vleugellansen en schilden

Stuttgarter psalter, f 94v: Zwaarden met patronen of letters op kling, schilden met knoppen, rechts een groepje vrouwen waarvan één met een ronde fibula. Stuttgarter psalter, blad na f 76v (“166a”): Christus op troon, twee mannen met fibula’s op de schouder, jongen en meisje, en rechts een weduwe met bloemfibula. Stuttgarter psalter, f 115v: Vrouw met bloemfibula. Fibula van Dorestad (RMO, f 1978/1.1)

48

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

meestal zilverkleurig, maar zeventien keer met goudkleurig gevest. Ook zwaarden met een driehoekige gevestknop komen voor in zowel goud (vier keer) als zilver (twee keer). Waarschijnlijk worden met types en kleur verschillende rangen aangegeven: zo hebben koningen en de hand van God altijd een ‘gouden’ zwaard vast. De verschillende zwaarden komen naast elkaar voor, in dezelfde scène. Juist in de achtste eeuw verandert zwaardvechten, wordt de spatha slanker en verdwijnt de sax (kort, eensnijdend steekzwaard); het boek laat alleen het ‘nieuwe’ type zwaard zien. Ook in Dorestad zijn zwaarden met drielobbige en met driehoekige knoppen naast elkaar gevonden. Naast een zeer luxe zwaard met verguld gevest zijn er knoppen met

Nog meer dan zwaarden komen lansen voor in dit boek. Meer dan vijftig keer zijn het gewone lansenpunten met schacht, maar zeker zeventien keer is het duidelijk een vleugellans, met aan de onderkant van de schacht twee uitsteeksels. Net als bij de zwaardgevesten is er bewust voor het ene of het andere type lanspunt gekozen. Vleugellansen zijn nieuwkomers in de achtste eeuw, die we ook op andere Karolingische afbeeldingen zien, vooral bij ruiters en gecombineerd met zwaard en schild. Ze dragen de vleugellansen als een statussymbool, omdat ze geschikt zijn voor het jagen op groot wild, waarbij de lans bij de ‘vleugels’ in het dier blijft steken, en plezierjacht was voorbehouden aan de elite. Maar in het Stuttgarter psalter is te zien dat de vleugellans ook wordt gebruikt voor het doden van een mens. Dat geeft een andere lading aan dit wapen en verandert ook de symboliek van een groep ruiters met zwaarden en vleugellansen. Die werd mogelijk niet zozeer gezien als een indrukwekkende elite, maar als een angstwekkend doodseskader. Iets soortgelijks gebeurt als je de driepuntige harpoenen ziet, waarvan we vaak denken dat ze voor speervissen waren, en die hier met een boog op een vluchtende mens worden afgevuurd. Vrijwel alle soldaten met zwaard en/of lans in dit boek dragen ook bepantsering: maliën­kolder, helm en een rond schild, vaak met stralen versierd. Voorop dat schild is een schildknop (umbo) bevestigd. Die is in deze afbeeldingen opvallend lang en spits,


MIDDELEEUWEN  KAROLINGISCHE OBJECTEN

precies zoals ze gevonden zijn in Dorestad en zoals we ze niet kennen uit Merovingische graven of Byzantijnse kunst.

Vrouwen en sieraden Op slechts 44 van de 316 afbeeldingen komen vrouwen voor. Ze zijn volgens een vaste iconografie weergegeven: ofwel met een mantel of doek over hun hoofd, ofwel met witte linten in hun haar, en heel soms met los lang haar. De hoofdbedekking en haarlinten worden gebruikt om verschil te maken tussen oudere en jongere v­ rouwen. Opvallend is dat alle vrouwen spitse schoenen dragen, die steevast spitser zijn afgebeeld dan bij mannen. Bij twijfel, of in een groep, zijn ze ook daaraan te herkennen. Bij sommige van de vrouwen of echtparen komen kinderen voor: die zijn simpelweg kleiner weergegeven (ongeveer half zo groot), maar ook de meisjes dragen spitse schoenen. Halssieraden komen in dit boek niet voor, wel brede armbanden (met stenen) en soms oorringen. Het meeste komen echter fibula’s voor. Een heel groot deel van de mannen draagt een mantel die op de schouder is vastgezet met een fibula. Maar twee daarvan vallen op: twee keer draagt een koning met kroon een fibula in bloemvorm op de rechterschouder, één keer een gouden en de andere keer met een rode steen in het midden. Deze kennen we ook van Byzantijnse keizers op mozaïeken. Vaker (zes keer) komt een bloemfibula voor bij vrouwen, die deze voor op de borst dragen, om een mantel dicht te houden. Een rode wordt gedragen door een koningin, terwijl gouden exemplaren, één met een rode middensteen en één met een zwarte steen bij zowel jonge vrouwen als weduwen te zien zijn. Deze bloemvormige broches lijken natuurlijk op de fibula van Dorestad. Daarnaast toont dit boek zes schijffibula’s met een duidelijke kruisvorm. Drie zijn met goud en rood ingelegd, waarvan twee door Maria worden gedragen, twee met alleen goud en één is voorzien van goud en blauw. Deze fibula’s lijken op de kleine Karolingische kruisfibula’s met email, vaak in afwisselende kleuren, die typerend zijn voor de

achtste eeuw. In het Stuttgarter psalter zijn ze vaak te zien bij vrouwen op de eerste rij van een grotere groep en benadrukken ze waarschijnlijk dat dat christenen zijn.

Slot Wie eenmaal gewend is aan de stijl en de iconografie, kan in de honderden afbeeldingen van het Stuttgarter psalter veel informatie vinden over het gebruik en de betekenis van Karolingische voorwerpen. Dat geldt niet alleen voor de objecten die we kennen uit opgravingen zoals die van Dorestad, maar ook over zaken die archeologisch niet of nauwelijks bewaard bleven. Voor wie de smaak te pakken heeft: in dit boek zijn bijvoorbeeld ook Karolingische bedden, bijlen, drinkhoorns, emmers, hamers, harpen, houwelen, inktpotten, jachthonden, kannen, klapstoelen, kleren, lampen, manden, peddels, ploegen, schalen, schepen, sloten, tangen, weegschalen en wierookbranders afgebeeld. En het Stuttgarter psalter bevat de oudste afbeelding van een orgel met blaasbalg die we kennen.

Stuttgarter psalter, f 93v: Groep mannen en vrouwen, vooraan met kruisfibula’s. Twee kleine kruisfibula’s uit Dorestad (RMO, WD07 2778 en Museum Flehite, D15)

MEER INFO Op de website van de Landesbibliothek (digital.wlb-stuttgart. de) is het hele handschrift (Cod. bibl. fol. 23) te bekijken; kies de DFG-viewer om te bladeren en in te zoomen. De UB Leiden en de KB Den Haag hebben de prachtige facsimile met commentaarband Das Stuttgarter Bilderpsalter uit 1965-1968. Het onderzoek van Simon Coupland naar Karolingische wapens is gepubliceerd in Viator 21 (1990).

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

49


AAN TAFEL MET…  SCHIMMELS EN ZWAMMEN

Tekst en foto’s: Saskia Beertsen

Fermentatie verlengt de opslagtijd van voedsel

Tradities rondom gist Gist, schimmels en mensen zijn al eeuwen ­innig met elkaar verbonden. Door de tijd heen hebben de actieve microbes ons alcohol, ­rijzend brood, medicijnen en bijzondere etenswaren gegeven. De band tussen mens en schimmel was vaak verrassend persoonlijk. Oud eten Schimmels en gisten zijn bei­ den lid van het rijk der fungi. Schimmels hebben een ambigue reputatie op het gebied van eten: op je boe­ renkaas wil je het niet zien, maar op bijvoorbeeld een stuk Franse Roquefort zijn ze juist onmisbaar... Schimmels op de Mexicaanse bonen­ schotel van vorige week? Gatverdamme! Maar vergiste bonensaus uit China roer je met plezier door je noodles.

Agrarische revolutie Schimmels hebben (onge­ zien) een enorme invloed gehad op het menselijk bestaan. Nicolas P. Money schrijft in ‘The Rise of Yeast: How the Sugar Fungus Shaped Civilization’ hoe de agrarische revolutie werd vormgegeven door onze liefde voor gist. ‘Terwijl we het bos en de steppes achter ons lieten, werd de ontwik­ keling van de gevestigde landbouw aangewakkerd door onze voorliefde voor het bier en de wijn die de schimmels voortbrachten’, schrijft Money. ‘De reden was simpel: je hebt een heel dorp nodig om een brouwerij of een wijngaard ­draaiende te houden.’

50

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Alcohol brengt mensen bij elkaar en kan zo een gevoel van gemeenschapszin brengen. Bovendien brengt een agrarisch bestaan de mogelijkheid tot opslag met zich mee, terwijl dat voor een nomadisch leven niet handig is. En laat nou juist fermentatie van producten de opslagtijd verlengen, wat zorgt voor voedselgarantie in koudere maanden. Dit alles met dank aan kleine hard­ werkende microben. Eeuwen­ lang gebruikten bakkers en ­brouwers dit wonderlijke proces al. De kleine ‘kamer­ tjes’ of luchtbellen waardoor brood luchtig wordt, zijn dan ook het resultaat van ver­ gisting waardoor het deeg gaat rijzen. Dit is een oeroud principe: het oudste archeo­ logische bewijs voor gerezen brood komt uit Egypte, waar resten van ‘fluffy’ brood werd gevonden uit 4000 voor Christus.

Gekke beestjes Wat die oeroude bakker en brouwers nog niet wisten: Gist leeft! Een schep bier of brood van een vorige batch bij het nieuwe product maakte dat het opnieuw haar werk kon doen. Toch bleef dat proces eeuwenlang

iets magisch en ongrijp­ baars. Antoni van Leeuwen­ hoek was de eerste die de gistcellen met eigen ogen zag, toen hij in 1680 voor het eerst gist onder de micro­ scoop legde. Toch duurde het nog twee eeuwen voordat Louis Pasteur (u weet wel, van het woord pasteuriseren) aantoonde dat het levende eencelligen waren die spec­ taculair werk uitvoeren.

Wilde gisten De ontdekking van gist­ werking heeft als gevolg gehad dat men giststammen makkelijker kon isoleren en fabrieksmatig een constante kwaliteit producten kon leveren. Tegenwoordig is er een hernieuwde interesse in oude productiewijzen waar­ bij wilde gisten gebruikt wor­ den. Zo werken veel moderne bakkers met zuurdesem. Hierbij worden de gisten gebruikt die al van nature op granen zitten, waardoor er vanzelf vergisting ontstaat bij de juiste handelingen. Bakker Dave de Haan uit Utrecht van BROEI B ­ akkerij geeft aan: ‘ik ben zeer gedreven om mijn desem gistcultuur zo gezond moge­ lijk te houden. Ander krijg je geen mooi brood! Afgelopen week heb ik ons “beestje” [de giststarter] mee naar huis genomen omdat-ie niet in orde was. Ik voedde en temperatuurde hem 3 keer per dag waarna hij weer helemaal gereanimeerd

Broodgist, wilde giststammen in reageerbuisjes, commercieel brouwersgist.

was.’ Ook brouwers grijpen vaker naar wilde gisten. Stephen Grigg van Brouwerij de Kromme Haring staat bekend om zijn ervaring hiermee, ook vanwege zijn PhD in biologie. ‘Er is een enorm netwerk van mensen dat wereldwijd gisten met elkaar deelt. Die gisten kan je trainen om goed te worden in bepaalde processen, wat smaak diversiteit oplevert.’ Hij noemt zijn reageerbuisjes met verschillende gisten liefkozend ‘z’n vriendjes’.

Smaak De typische smaak die een (gecontroleerd) rottingspro­ ces kan veroorzaken heet umami en valt het beste te omschrijven als hartig. Het

Stephens’ microscoop en toebehoren in Brouwerij de Kromme Haring.


SCHIMMELS EN ZWAMMEN  AAN TAFEL MET… Saskia Beertsen is een schrijvende kok met voorliefde voor de eetbare natuur en voedselgeschiedenis. Ze geeft voorlichting over food-waste en organiseert bier-historische wandelingen door Utrecht.

woord komt oorspronkelijk uit het Japans en kan ver­ taald worden als ‘heerlijk­ heid’. Deze sensatie streelt al eeuwen de tongen van mensen over de hele wereld. Fermentatie kan op diverse manieren plaatsvinden, afhankelijk van het product, de gebruikte fungi, tempera­ tuur en het tijdsbestek, wat allemaal invloed heeft op de smaak. Door het proces nauwlettend te sturen en de gist precies genoeg suikers te voeren, ontstaat er een heerlijke smaakbalans waar mensen al eeuwen hard voor werken.

Locatiegebonden Vergisting speelt bijna overal ter wereld een rol bij de voedselproductie, van Frank­ rijk tot China, van Utrecht tot Mantsjoerije. Roquefort is een van de oudste Franse blauwschimmelkazen. Société des Caves, de groot­ ste producent, omringt haar kaas graag met legendes. Zo gaat het verhaal dat een eenzame schaapherder een mooi meisje zag, waarna hij snel even zijn schapenkaas en stuk brood weglegde in een van de grotten om haar

Berluscoby drijvend in ­zoete  thee.

RECEPT

Herman het vriendschapsbrood Herman is tegenwoordig wat uit de gratie, maar in de jaren tachtig was het een frequente logé bij velen. Je kreeg van vrienden een bakje met een gistende lichtbruine vla-­achtige substantie, met een instructiebriefje omtrent zijn verzorging. Dat zag er zo uit: Herman instructiebriefje uit 1980.

te zoeken. Enkele maanden later vond hij zijn lunch terug: de broodgist had in combinatie met de speci­ fieke omstandigheden in de grotten gezorgd voor een heerlijke blauwschimmel­ kaas. De schimmel kreeg de naam penicillium roqueforti. Vanaf 1919 mochten ze het AOP-keurmerk dragen, wat vaststelt dat alleen van de melk van lokale schapen die lokaal gras hebben gegeten, kaas mag worden gemaakt. Heeft die vervolgens in de lokale grotten liggen rotten, dàn mag het de titel Roque­ fort dragen. In China worden al duizen­ den jaren sojabonen gefer­ menteerd. Het plaatsje ­Hongyang in de Puningstreek is meer dan 400 jaar oud en staat bekend om haar authentieke gefermenteerde sojaboon. Foodies komen

er speciaal naartoe voor de legendarische smaak, die wordt gewaarborgd door familiebedrijven. De bonen worden eerst gestoomd en gedroogd, vervolgens wordt er bloem en gist toegevoegd. De unieke gist wordt per bedrijf bewaard in een spe­ ciaal gistteelt-huisje, volgens traditionele omstandigheden en achter slot en grendel. Vervolgens mogen de boon­ tjes nog 90 dagen in bad, tot er een slijmerige bruine pap ontstaat waar menig chef een moord voor zou doen.

Huiselijke vergisting Een hedendaags voorbeeld van gistwaardering is kombucha - een gefermen­ teerd drankje wat thuis makkelijk te maken is. De vermoedelijke oorsprong is Mantsjoerije, waarna het via Rusland rond 1900 in Europa

bekendheid kreeg. Tegen­ woordig hebben veel hippe stedelingen een SCOBY rond­ drijven in een pot met zoete thee, waarmee ze de drank fermenteren. SCOBY staat voor Symbiotic Culture of Bacteria and Yeast en heeft het uiterlijk van een ontbin­ dende kwal. Koosnaampjes als Scoby-Wan Kenoby, Berluscoby, BramZwam, Moederkoek etc. laten zien dat de band tussen gist en mens zeer persoonlijk is. Deze drijvende zwam maakt bij goede verzorging om de zoveel tijd ‘baby’s’, oftewel losse kwalvormige blobjes. Deze baby’s zijn in de kom­ bucha community een popu­ lair cadeau, vergezeld door een verzorgingsschema. Wil je ook zelf fermenteren? Marktplaats voorziet tegen­ woordig ruim in de behoefte aan babykwalletjes.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

51


NEDERLAND  AMSTERDAM

Tekst: Theo Toebosch

Stadsarcheologie leert hoe in Amsterdam met ondergrond werd omgegaan

T

Ophogen of natte voeten

wee voor de prijs van een. Zo zou je het proefschrift ‘Graaf en modderwerk. Een archeologische stadsgeschiedenis van Amsterdam’ van Ranjith Jayasena, archeoloog bij Monumenten en Archeologie van Amsterdam, kunnen noemen. Het eerste deel gaat over de ophogingen in de stad die door de eeuwen nodig zijn geweest voor landwinning en om droge voeten te houden. Jayasena heeft als eerste onderzocht hoe ze zijn gemaakt en door wie en welke instanties. In het tweede deel is de aandacht gericht op het aardewerk dat als afval voor die ophogin­ gen is gebruikt. Het blijkt dat ze inzicht bie­ den in handelsroutes en de populariteit van bepaalde soorten aardewerk. Op de eerste etage van gebouw De Bazel zit de archeologische dienst van Amsterdam. Vitrines gevuld met aardewerk uit verschil­ lende tijden vormen twee wanden. Het is de werkplek van Jayasena, die al vijftien jaar voor de dienst werkt. ‘In eerste instantie wilde ik de ontwikkeling van Amsterdam schetsen aan de hand van 65 jaar stads­ archeologie – in 1954 voerde het toenmalige IPP (Instituut voor Prae- en Protohistorie) van de Universiteit van Amsterdam de eerste wetenschappelijke opgraving in Amsterdam uit. Dat wilde ik doen aan de hand van hon­ derd grote en kleinere opgravingen, waarvan een groot deel nog niet was gepubliceerd. Bijna vanzelf kwamen toen de ophogingen als een rode draad tevoorschijn’, legt Jaya­ sena de oorsprong van zijn promotieonder­ zoek uit.

Amsterdam is een stad in het veen, die al acht eeuwen te maken heeft met bodemdaling. De Vroegste nederzettingsfasen oplossing om natte voeten tegen te gaan was De vroegste fase van de stad die is opgegra­ ophogen. De geschiedenis van Amsterdam kan niet ven dateert uit het begin van de dertiende Aan de monding van de Amstel, op los worden gezien van de ophogingsgeschiedenis. eeuw. wat nu de Nieuwedijk is, was een kleine Ophogingen zijn nog steeds een basisvoorwaarde nederzetting die leefde van agrarisch werk en ambachten. Zo hadden onder meer een smid voor elke bouwontwikkeling in Amsterdam. en een wever een werkplaats in de nederzet­ Daarnaast zijn ophogingslagen informatiebronnen ting. In de strijd tegen het water wierp ieder voor zich een terp op, gemaakt van veen- en over de gebruiksvoorwerpen van de kleizoden uit de directe omgeving. Amsterdammers door de eeuwen heen. Voor die tijd moet er ook al bewoning zijn 52

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020


AMSTERDAM  NEDERLAND

geweest, denkt Jayasena. ‘Op verschillende locaties in de voormalige bedding van de Amstel hebben we kleine concentraties gevonden van twaalfde-eeuws aardewerk. Maar die vroegste bewoning is waarschijn­ lijk door een stormvloed weggespoeld – uit de bronnen weten we dat er toen meerdere zijn geweest.’ Aan de overzijde van wat toen de Amstel was en nu het Damrak is ging alles er een halve eeuw later georganiseerder aan toe, want hier werd met veen- en kleizoden een ruim honderd meter lang dijklichaam voor meerdere huizen tegelijk aangelegd. ‘Dit was dan ook het grondgebied van achtereen­ volgens de heren van Amstel en graven van Holland’, verklaart Jayasena de duidelijk als geheel geplande en uitgevoerde ophoging. In de eeuw erna werden bij het aanplempen en winnen van land aan de Amstel eerst rietmatten op het drassige oeverland gestort. ‘Ik ben ze zelf ook tegengekomen,’ vertelt Jayasena. Op het riet kwam een ophoging met zoden en mest. Rond de nederzetting werd het gebied ver­ kaveld voor veenwinning. Volgens historici zou daarbij 30 roede (ongeveer 113 meter)

als maatstaf voor de breedte van de kavels zijn gebruikt, maar in de geschreven bron­ nen bestond daarvoor geen bewijs. ‘Aan de hand van de ontginningsbasis aan de Nieuwedijk en de Kalverstraat, en oude sloten die we hebben opgegraven hebben we het oude ontginningslandschap kunnen reconstrueren en kunnen vaststellen dat die maatvoering inderdaad klopte.’

Stedelijke groei Vanaf de veertiende eeuw kreeg Amsterdam een stedelijk karakter en speelde het stads­ bestuur een steeds grotere rol bij de orga­ nisatie van grondwerk. Het legde soms zelf nieuw land aan, maar gaf in het IJ ook kavels uit die particulieren zelf moesten droogleg­ gen en ophogingen. Hierdoor ontstond een onregelmatige oeverlijn met verschillende beschoeiingen. Jayasena: ‘Met het groeien van de stad en het verdwijnen van de agra­ rische bedrijven verdwijnt ook de mest uit de ophogingen.’ In de zestiende eeuw werd de organisatie geprofessionaliseerd met de instelling van een stedelijk bouwbedrijf, het Stadsfabriek­ ambt. Voor de ophogingen gebruikte het

Aanplempingen in het Rokin, circa 1340-1360, een gelaagdheid van klei en veen (FOTO: WIARD KROOK, MONUMENTEN EN ARCHEOLOGIE, GEMEENTE ­AMSTERDAM)

Ontginningssloot (­linksonder, ingekrast) en veertiende-­ eeuwse ophogingen, gezien richting Heintje Hoekssteeg, 2014. (FOTO: RANJITH JAYASENA, MONUMENTEN EN ARCHEOLOGIE, GEMEENTE AMSTERDAM)

Kerkhofsloot en veertiende-­ eeuwse ophogingen aan de voet van de Oude Kerk (vindplaats OKP1, 1997) (FOTO: JØRGEN VEERKAMP, ­MONUMENTEN EN ARCHEOLOGIE, GEMEENTE ­AMSTERDAM)

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

53


ambt in het begin nog steeds veen- en klei­ zoden, maar ook al afval, zoals aardewerk. Bijna typisch voor Amsterdam is dat men­ sen in die tijd buiten de stadsmuur illegaal eigen ophogingen aanlegden en gebouwtjes neerzetten. ‘Dat heette buitentimmeren. Uit een telling in 1609 weten we dat er ondanks alle verordeningen een voorstad was van meer dan 3300 huizen, schuren en werk­ plaatsen.’ Uiteindelijk werd stedelijk afval het belang­ rijkste materiaal voor ophogingen en land­ winning en kreeg het Stadsfabriekambt ten tijde van stadsuitbreidingen het monopolie op de inzameling van afval. Landwinning en ophogingen gebeurden systematisch: bui­ tendijks gebied werd eerst geëgaliseerd met stadsafval, daarover heen ging een kleilaag afkomstig uit nieuw gegraven grachten en het geheel werd afgedekt met baggerspecie gewonnen in het IJ of de stadsgrachten. Ook gebruikten ze een soort caissons, houten vakken die werden volgestort. Particulieren, zelfs machtige organisaties als de VOC, moesten allerlei manieren vinden om aan afval en ander ophogingsmateriaal te komen. Er werd onder meer illegaal vuil ingezameld, en in het geval van de aanleg van de VOC-scheepswerf op Oostenburg werden extra grachten uitgegraven om baggerspecie te verkrijgen. Ook werd de eigen molenwerf op Funen weer afgegraven om aan ophogingsmateriaal te komen. Het leverde de VOC een boete op van het stads­ bestuur vanwege illegaal grondverzet, ook al was het op eigen terrein gebeurd. De Jordaan is een voorbeeld van een stads­ uitbreiding, in dit geval voor ambachtslie­ den, waar de grond te weinig is opgehoogd. ‘De Jordaan ligt nog steeds een halve meter lager dan de westelijke grachtengordel’, weet Jayasena. ‘Daarom was er vanaf het begin en is er ook nu nog veel wateroverlast.’

54

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Caissonbouw in de Uilenburgergracht, gezien vanaf de beschoeiing van waaruit de landwinning is uitgevoerd, opgraving Valkenburgerstraat 72-106, 2016 (FOTO: RANJITH JAYASENA, MONUMENTEN EN ARCHEOLOGIE, GEMEENTE AMSTERDAM)

Eikenhouten beschoeiing van een landwinning uit de periode 1450-1475 ter plaatse van Prins Hendrikkade 53, 2018 (FOTO: RANJITH JAYASENA, MONUMENTEN EN ARCHEOLOGIE, GEMEENTE AMSTERDAM)

Een greep uit het ­gevarieerde afval van keramiek in de ­ophogingslaag van Oostenburg, 1660-1663 (FOTO: RON TOUSAIN, MONUMENTEN EN ARCHEOLOGIE, GEMEENTE AMSTERDAM)

In de negentiende eeuw maakte het Stads­ fabrieksambt plaats voor de dienst Publieke Werken. Sindsdien wordt zand, dat draine­ rend werkt, gebruikt om grond op te hogen. Dat kwam eerst uit het Gooi, de ontgraving van het Noordzeekanaal en IJmuiden, en later de Sloterplas. Ook bij moderne projec­ ten als de aanleg van IJburg is zand gebruikt. Door betere kennis van de ondergrond is toen de ‘pannenkoekmethode’ toegepast, vertelt Jayasena. ‘Om instabiliteit en latere zettingen te voorkomen zijn achter elkaar dunne lagen zand aangebracht, die steeds de tijd kregen om te zetten.’ Bij IJburg moest ook rekening gehouden worden met een dertig meter diepe geul van het Oer-IJ. ‘Die geul is pas enkele decennia geleden met sonderingen ontdekt’, zegt Jaya­ sena. ‘Het stationseiland van het Centraal Station ligt erboven en al tijdens de bouw in 1881 was er een verzakking. IJburg is pre­ cies naast de geul aangelegd.’ Opvallend: bij


ophogen van drassig land wordt nog steeds gebruik van rijshout en rietmatten. ‘Net als begin veertiende eeuw.’ Aan de hand van onder meer oude loopvlak­ ken heeft Jayasena ook kunnen reconstrue­ ren hoeveel de stad de afgelopen eeuwen is gezakt. ‘Twee tot tweeënhalve meter. Door deze gegevens en historische kaarten in een geoinformatiesysteem te plaatsen weten we nu ook precies hoe diep we bijvoorbeeld resten uit de zeventiende eeuw kunnen verwachten. Dat is van belang te weten als er ergens gebouwd gaat worden.’

Mechanisatie in het ophogingsproces: zandtrein bij de ophoging van de Oosterparkbuurt in 1894, GEFOTOGRAFEERD DOOR JACOB OLIE (STADSARCHIEF AMSTERDAM, AFB. 10019A001046)

Archeoloog Ranjith Jayasena bij de verdediging van zijn proefschrift ‘Graaf- en modderwerk’ op 18 december 2019 aan de UvA.

Aardewerk Het tweede deel van zijn proefschrift gaat over het aardewerk dat als afval in de ophogingen is terechtgekomen. ‘Aardewerk wordt vanouds gebruikt voor dateringen van bepaalde lagen. In Amsterdam hebben we de laatste jaren de aardewerkdateringen ­herijkt. Collega-archeologen uit andere steden zullen daar met enige spanning naar hebben uitgekeken’, meent Jayasena. Dat heeft alles te maken met het feit dat Amster­ dam lang een aparte positie heeft ingeno­ men. De eerste stadsarcheoloog, Jan Baart, die in 1972 was aangesteld, had de reputatie vondsten ouder te dateren dan in andere steden gebeurde. Andere steden gebruikten al langer het zogenoemde Deventersysteem, een determinatiesysteem dat de stadsarcheo­ logen van Zwolle en Nijmegen in 1989 voor laat- en post-middeleeuws aardewerk en glas hadden ontwikkeld en voor het eerst in Deventer hadden toegepast. ‘Bij het herijken hebben we het systeem ook gebruikt. Som­ mige dateringen zijn daardoor vijftig jaar later geworden, maar Amsterdam loopt nu wel in de pas met de rest van het land.’ Het aardewerk in de ophogingslagen is vaak in stukken. Om toch te weten hoeveel van een bepaald type aardewerk voorkwam

INFO Ranjith Jayasena,‘Graaf en modderwerk. Een archeolo­ gische stadsgeschiedenis van Amsterdam’, Uitgeverij Matrijs in samenwerking met Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie, Utrecht/­Amsterdam 2020, ISBN: 978-90-5345-565-4, prijs € 29.95.

gebruikte Jayasena het Estimated Vessels Equivalent (EVE). ‘De methode is in de jaren ’80 in Engeland ontwikkeld om grote vondstcomplexen te kwantificeren, maar in Nederland tot nu weinig toegepast.’ Aan de hand van het aantal scherven van de rand of een bodem is te bepalen hoeveel procent van het oorspronkelijke vaatwerk bewaard is gebleven. De som van de afzonderlijk geme­ ten randpercentages is een indicatie van het minimumaantal exemplaren, terwijl het totale aantal randfragmenten het maximale aantal weergeeft. Omdat ophogingslagen precies te dateren zijn, geeft het aardewerk in de lagen inzicht in de consumptie, pro­ ductie, handel en gebruiken in een bepaalde periode. Jayasena: ‘Het aardewerk uit de ophoging van Vlooienburg (het huidige Waterlooplein met de Stopera), die dateert uit 1595-1597, geeft het volgende beeld: via de riviervaart – met Dordrecht als over­ slaghaven – werd Amsterdam net zoals in de eeuwen daarvoor doorlopend bevoor­ raad met steengoed opslag- en schenkgerei uit het Duitse Rijnland. Het steengoed in laat-zestiende-eeuws Amsterdam is kenmer­ kend voor de productie uit Frechen, Raeren en Westerwald in deze periode.’ Ander voor­ beeld: op Vlooienburg vonden de archeo­ logen ook witte zoutschaaltjes van Portu­ gees faience. ‘Waarschijnlijk een bijproduct van de zoutimport uit Portugal in die tijd.’ En er was ook al een Chinese connectie: ‘De ophoging bevatte het oudste Chinese por­ selein dat bekend is in Nederland, kort voor de grote importen vanaf 1602.’ Jayasena is af en aan zeven jaar met zijn onderzoek bezig geweest. ‘Ik moest me dwin­ gen om er een einde aan te maken. Ieder keer weer was er een opgraving die ook interessant was om mee te nemen. Maar dat blijft zo. Uiteindelijk is mijn proefschrift een stand van zaken en een basis voor verder onderzoek.’ 04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

55


MUSEUM SCHOKLAND  ADVERTORIAL

Voormalig eiland in de Zuiderzee

Beleef UNESCOWerelderfgoed Schokland Schokland, een verlaten eiland in een weids, vlak landschap. Een haven op het droge, waar ooit de Zuiderzee heer en meester was. Schokland is een icoon van het waterverhaal van Nederland en viert dit jaar zijn 25-jarig jubileum als UNESCO-Werelderfgoed. Het eerste Nederlandse erfgoed dat deze titel in 1995 ontving. Het is een archeologisch monument vol bodemschatten; een unieke combinatie van cultuurhistorie en natuur.

C

entraal op het voormalig eiland ligt Museum Schokland, om precies te zijn, op terp De Middelbuurt. De houten zeewering is al van ver te zien en de karakteristieke museumkerk is nog altijd een baken in het nieuwe land, ooit de drukbevaren Zuiderzee. Museum Schokland vertelt het verhaal over een uniek stukje Nederland. Dit bijzondere gebied kent zijn oorsprong in de voorlaatste ijstijd. De vele zwerfkeien vormen een tastbaar bewijs. Wat niet iedereen zich realiseert, is dat Schokland niet altijd een eiland was. Dit werd het eigenlijk pas in de middel­eeuwen, toen het laatste stukje veengrond - de verbinding met het vaste land - werd weggeslagen tijdens een fikse storm. De bewoningsgeschiedenis gaat al wel verder terug, tot 10.000 jaar. De vele archeologische

56

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Start vaste tentoonstelling Museum Schokland.

IJstijdzaal Museum Schokland. Schedel van een steppewisent.

­ ondsten laten zien hoe mensen hier, op de v grens van land en water, hebben geleefd. Uniek zijn de 4000 jaar oude voetafdrukken van een volwassen persoon en een kind. Zij behoren tot één van de oudste voetafdrukken van Europa. Conservator Henk Kloosterman: ‘Stel je eens voor, duizenden jaren geleden liep of speelde hier een kind, op een drassige rivieroever langs het water. Het liet daarbij een voetafdrukje in de bodem achter. Pas eeuwen later worden de voetafdrukken weer gevonden tijdens archeologisch onderzoek bij Schokland. En hier staan wij dan, met de afdruk in onze handen. Dat is toch fantastisch!’ In de markante houten gebouwen op het museumterrein is de vaste presentatie te zien. Deze neemt de bezoeker mee in een reis van de ijstijd tot nu. De bijzondere


archeo­logische vondsten zijn hier uitgelicht en maken de geschiedenis tastbaar. Dwalend door de eeuwen komt het verhaal tot leven. Eilandbewoners vertellen over hun thuishaven, die zij uiteindelijk noodgedwongen moesten verlaten. De eilandperiode is het typische verhaal van Nederland: altijd leven met en vechten tegen het water. De eilandbewoners waren verknocht aan hun eiland maar de stormen en overstromingen maakten het leven zwaar. De strijd tegen het water werd verloren met het bevel van de Koning Willem III het eiland te verlaten in 1859. Frappant genoeg is er daarna nooit meer een overstroming geweest. De bewoners waren vertrokken naar elders, het eiland was leeg met uitzondering van de vuurtorenwachter en de havenmeester. Vanaf het museumterrein, ooit een dorp met ruim 200 inwoners, kijkt de bezoeker uit over de strakke, door mensenhanden ontgonnen landbouwgronden. Het gebied naast de terp Middelbuurt is drassig, er is ruimte voor bloeiende grasvelden en vele

Gasthuis de Lichterwachter op het Noordpunt. (FOTO: ERNST DIRKSEN FOTOGRAFIE)

vogels vinden hun weg. Een prachtig uitzicht waar de geschiedenis terug is te zien in het landschap!

Museumkerk.

Een stukje verderop ligt bezoekerscentrum de Gesteentetuin. Hier zijn onder meer zwerfkeien te zien, die door de gletsjers van de voorlaatste ijstijd in de Noordoostpolder zijn achtergelaten. Er is ook een tentoonstelling te zien over het ontstaan van de aarde en van stenen en is er informatie te vinden over de geschiedenis en de natuur van ­Schokland. Meer informatie en openingstijden op www.schokland.nl.

Museum Schokland in de avondzon. (FOTO: MICHEL VAN DER KLOOSTER)

Terp De Middelbuurt. (FOTO: ARJAN KEERS)

Er worden gedurende het hele jaar bijzon­ dere exposities en evenementen op Schok­land georganiseerd, waaronder de Kunstwandeling EB – een 2,5 km lange route langs 15 kunstwerken – die tot 26 oktober is te zien en de Archeologiedag op zondag 11 oktober. Combineer een bezoek aan het museum of de Gesteentetuin met een wandeling of fietstocht over het voormalig eiland en geniet van de mooie natuur en rust. Bij het museum­restaurant kun je vervolgens terecht voor een heerlijke lunch of een kopje koffie met schokkermop.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

57


PORTUGAL  AZOREN

Onderzoek wijst op een veel oudere historie dan tot dusver is aangenomen

Archeologische ontdekkingen op de

Azoren

Portugese zeelui ontdekten de Azoren in de 15e eeuw AD, voordat Columbus daar arriveerde. Ze troffen er geen bewoners aan. Daarom werd steeds aangenomen dat de geschiedenis van de eilandengroep met deze ontdekking begint. Maar verschillende vondsten die in de loop der tijd op de eilanden werden gedaan wijzen in toenemende mate op een oudere historie van de Azoren dan die van de Portugese zeelui. 58

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020


Tekst: prof. Félix Rodrigues en dr. Henk van Oosten. Overige foto’s: H. van Oosten.*

AZOREN  PORTUGAL

B

egin 16e eeuw meldt een schrijver aan de koning van Portugal dat er op de Azoren en met name op het eiland Corvo een standbeeld is gevonden van een man, zittend op een paard. Eén hand op het paard en met de andere hand wijzend op het westen. Verondersteld wordt dat het standbeeld de richting aanwees voor zeilers naar het westen, te weten A ­ merika. De koning besluit dat het beeld naar Lissa­bon moet worden overgebracht. Dat gebeurde, maar door slecht handwerk valt het standbeeld in drie stukken uiteen. Deze stukken werden wel naar Lissabon overgebracht, maar worden net als vele andere kunstwerken, tijdens de zware aardbeving in 1755 vernietigd. Over de ouderdom van het standbeeld is niets bekend. Wellicht dateerde het uit de Phoenicische, Griekse of Romeinse tijd. In de 18e eeuw werd in de fundamenten van een oud gebouw op Corvo opnieuw een bijzondere vondst gedaan: HispanoCarthaagse munten uit de 3e eeuw v.Chr. De Zweedse muntexpert Podolyn schreef hierover en de munten zijn inmiddels overgebracht naar de collectie van het Zweedse koningshuis. Recenter zijn de ontdekkingen van Portugese archeologen. Deze wijzen duidelijk op een oudere historie dan die van de Portugese zeelui en Columbus. Publicaties zijn hierover in de laatste 15 jaar verschenen. Het onderzoek verloopt traag omdat er vanuit de overheid weinig belangstelling voor is.

Overzicht van recente ­vondsten per eiland In het navolgende geven we een kort overzicht van de meest opvallende recente archeologische ontdekkingen op de Azoren. Helaas ontbreken vaak nog de dateringen wegens gebrek aan geld. De vondsten zijn niet voor het publiek toegankelijk, omdat ze gedaan zijn op militair terrein en op privaat land van boerderijen.

Terceira Op het schiereiland Monte Brasil, een militair terrein, zijn verschillende grotten gevonden. Smalle kanaaltjes leiden water van de helling naar een eerste grot, waarna het geleid wordt naar een tweede en derde grot. In de tweede grot zijn er verbindingen met vijf uitgehakte kommen voor water.

Monte Brasil, Terceira, grotten op pad vlak boven zeeniveau. In de rechter grot bevindt zich een mikveh. Het joodse mikveh in de grot op schiereiland Monte Brasil. (FOTO: CATARINA MOREIRA)

Schiereiland Monte Brasil van Terceira.

* De Portugees prof. Rodrigues, natuurkundige en milieuspecialist aan de Universiteit van de Azoren te Terceira, raakte betrokken bij historisch en archeologisch onderzoek op deze eilanden. De Nederlander dr. Van Oosten, gepensioneerd agronoom en zeiler, bestudeert momenteel de vraag hoe zeelui in antieke tijden de oceaan konden bezeilen zonder instrumenten (waarvoor de ver in de oceaan liggende Azoren een mooi studieobject vormen). Hij bezocht prof. Rodrigues voor het eerst in september 2017 en staat sindsdien in contact met hem.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

59


PORTUGAL  AZOREN

In de derde grot is een soort joodse Mikveh uitgehakt, een ceremonieel bad. Er leidt een trapje naar het water en ter hoogte van het water is een rand om op te zitten. Op de heuvel Cliff of the fear bij de Grota de Medo werden zijn verscheidene dolmens aangetroffen, vergelijkbaar met de dolmens op het continent. Recente dateringen met C-14 analyses (Beta Anatytic lab, sample code nr Beta-488846-DrillMTPS) van een door mensen veroorzaakte verbrande klei in één van de megalitische structuren geven een ouderdom aan van 530 v.Chr.

60

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Een van de dolmens op ­Terceira. (FOTO: LOUIS GODINHO) Columbarium in de wanden van een grot op Terceira.

Terceira, mogelijk Phoenicisch of Grieks anker in een muur op het eiland.

(plusminus 30 jaar) en een waarschijnlijkheid van 95.4%. Dat leidt tot het eerste millenium v.Chr., de oudste vondst op de Azoren tot nu toe. Een geheel andere vondst in de tuin van een stadhuis (in de hoofdstad Angra do Heroismo) is een stuk pilaar met inscripties: ‘elo os eon’ (the lord of the gods) en ‘daccios theos’ (god van de Daccios). Een Belgische taalexpert analyseerde de tekens en vond dat het geen Grieks, Latijn of Semitisch is maar wel een vorm van Indo-Europese schrijfwijze, wellicht uit de Romeinse tijd. Prof. Rodrigues vond de rotsen waaruit de pilaar is gehouwen op 5 km afstand van de plek waar het stuk pilaar is aangetroffen. Ergens op het eiland bevindt zich een steen in een muur met duidelijk twee door mensen gemaakte gaten. Hiervan wordt gedacht aan een Grieks of Phoenicisch anker. Op een andere boerderij wordt in de steile wand van de nabij liggende heuvel een andere grot ontdekt. De wanden van deze grot zijn bezaaid met kleine holtes. Dit lijkt sterk op een columbarium, zoals dat bekend is van Italië en andere Mediterrane regio’s. In verschillende vlakke stenen zitten vierkante inkepingen, met een smal kanaal van waaruit overtollig water kan weglopen. In


AZOREN  PORTUGAL

rotsige oost-west georiënteerde wanden zitten opvallende rijen met kleine putjes. Tenslotte zijn er op Terceira sporen gevonden van karren. In één geval was een spoor bedekt met vulkanische as. Datering met C-14 wijst op een ouderdom van circa 1000 jaar. Hetzelfde type karresporen in zacht gesteente werd aangetroffen op Corvo, Pico en S. Miguel. Ze lijken sterk op de sporen gevonden op verschillende plaatsen in het Middellandse Zeegebied, met name Malta. Welk materiaal is vervoerd is onbekend.

Pico

Karresporen op Terceira.

Terceira, rijen met inkepingen in een wand van een grot.

een gang en een kamer te bezitten. In deze interne kamer zijn vondsten gedaan die terug zijn te voeren op de late bronstijd in Europa. Twee vondsten werden gedateerd op 1460-1500 AD. Er zijn ook allerlei vondsten gedaan van recente datum, waarschijnlijk door bezoekers uit onze tijd. Ook hier ontbreken financiële middelen om het onderzoek voort te zetten. Op de top van enkele structuren zijn stenen in de vorm van cirkels gelegd. De meeste Maroiços zijn langwerpig en in noordwestelijke – zuidoostelijke richting

Op het eiland Pico zijn grote aantallen zogenaamde Maroiços aangetroffen. Deze Maroiços worden lokaal gezien als grote steenhopen die ontstaan zouden zijn doordat boeren de stenen van hun land verwijderden en op een hoop gooiden. Dit lijkt onjuist. Deze Maroiços vertonen overeenkomsten met steenhopen op Sardinië, de Canarische eilanden, in Bretagne, Galicië en Mexico. Bijvoorbeeld de langwerpige grafheuvel van Barnabez (Bretagne) lijkt sprekend op een aantal Maroiços. Met hulp van het gemeentebestuur van Madalena, waar de Maroiços zich bevinden, zijn enkele opgravingen verricht. Eén van de structuren met een piramidale vorm bleek 04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

61


PORTUGAL  AZOREN

georiënteerd. Enkele staan er precies dwars op. De Maroiços zijn makkelijk vanaf de openbare weg te zien. Ze zijn zonder begeleiding niet te bezoeken, want ze liggen ook weer op privaat land. Net als op Terceira zijn ook hier oude karre­ sporen te vinden, ingesleten in zacht gesteente.

S. Miguel Zeer recent, in 2018, is op dit eiland op het grondgebied van een boerderij een grot aangetroffen met eveneens een soort columbarium. De binnenzijde van de grot is iets anders ingericht dan op Terceira. Op andere plaatsen zijn dolmens gevonden, alsmede de al genoemde karresporen.

Corvo Naast de vorengenoemde vondsten van het standbeeld en de oude munten zijn op Corvo tot dusver weinig andere oude sporen aan het licht gekomen. Alleen in het centrum van het eiland bevinden zich nog een aantal grotten (Ribeira do Portal do Carro). Vlakbij de grotten zijn nog diverse karresporen aangetroffen.

Tenslotte Archeologie op de Azoren is een heel jonge wetenschap. Dankzij een groeiend aantal lokaal geïnteresseerde mensen op alle eilanden van de Azoren worden nu regelmatig nieuwe vondsten gedaan die de aandacht trekken. De aard van de vondsten is niet altijd helder. Maar wel wordt langzaam duidelijker dat de geschiedenis van de Azoren veel verder teruggaat in de tijd dan tot dusver is aangenomen. Piramidevormige Maroiços op het eiland Pico. Mogelijk columbarium op S.Miguel. (FOTO: FÉLIX RODRIGUES)

62

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

BRONNEN: • Ribeiro,N, A. Joaquinto and S. Pereira 2015. Phoenicians in the Azores, Myth or reality? Congress SOMA 2011 Catania, Italy : 453-459 • Rodrigues, A.F. 2015. Megalithic constructions discovered in the Azores, Portugal. Archaeological Discoveries 3: 51-61 en online http://www.scirp.org/journal/ad • Rodrigues, A.F. et al. 2018. Dating cart-ruts of Terceira island, Azores, Portugal. Archaeological Discoveries 6: 279-299 • Pimenta, F., N.Ribeiro, A. Joaquinito, A.F. Rodrigues, A. Costa and F. Silva 2013. Land, sea and Skyscape: two case studies of man-made structures in the Azores islands. Culture and Cosmos. Special issue on landscape, seascape and skyscape vol 17 (2): 107- 132


LEES

I

NIEUWE PUBLICATIES  BOEKEN

Stereotypen in grafgiften

edereen speelt rollen in het leven. Zelfs tot in de dood. Dat deden ook de mensen van de Enkelgrafen Klokbekercultuur, concludeert de Leidse archeoloog Karsten Wentink in zijn proefschrift over het grafritueel bij deze culturen uit het derde millennium voor Christus. Zijn conclusie is geïnspireerd door de Amerikaanse socioloog Irving Goffman, die eind jaren vijftig, begin jaren zestig ‘de dramaturgie van het dagelijks leven’ beschreef: mensen passen hun gedrag aan sociale settings aan, ze spelen een rol afhankelijk van de context. Naar een begrafenis trekken ze bijvoorbeeld andere kleren aan dan naar een trouwerij. De mensen van de Enkelgraf- en Klokbekercultuur hielden zich bij hun begrafenisritueel ook aan ongeschreven afspraken. Bij de Enkelgrafcultuur (ca. 2800-2450 v. Chr.) behoorden altijd een aardewerken beker, een vuurstenen mes of stenen bijlen en strijdhamers tot de grafgiften. In de Klokbekergraven

Karsten Wentink tijdens verdediging proefschrift Stereotype. (FOTO: ERIC VAN DEN BANDT)

(2450-2000 v. Chr.) trof Wentink naast een klokvormige beker vuurstenen afslagen en pijlpunten aan, evenals een stenen polsbescherming, barnstenen versieringen, zoals knopen en hangers, metalen dolkjes en gouden ornamenten. Lang is gedacht dat de aparte graven en de bijzondere grafgiften het ontstaan van sociale verschillen en een elite weerspiegelden. Maar Wentink stelt vast dat bepaalde kostbare voorwerpen, zoals koperen bijlen, juist niet in een graf terechtkwamen. Ze werden elders in het landschap als offer gedeponeerd. Het ging in een graf dus niet om het tonen van rijkdom. Met behulp van experimentele archeologie ondergraaft Wentink ook de theorie dat de grote stenen strijdhamers in de graven van de Enkelgrafcultuur met martiaal gedrag te maken hadden. Proeven met zelfgemaakte bijlen maakten duidelijk dat de met het blote oog zichtbare gebruikssporen op de strijdhamers het gevolg waren van het doorhakken van boomwortels. En op de kleine bijlen bleken sporen van boomkappen en houtbewerking te zitten. Voor het vrijmaken van het landschap voor wegen en het maken van wielen, voor beweging en reizen, luidt Wentinks interpretatie. Analyse van de vuurstenen messen bevestigt dat, want die kwamen uit Scandinavië, waar andere Enkelgrafgemeenschappen leefden. Contacten onderhouden betekende gasten ontvangen en daarbij hoorde volgens Wentink het gezamenlijk drinken van alcohol. In de bekers zijn geen sporen van alcohol gevonden, maar de dunne wanden zijn wel een aanwijzing dat de bekers waarschijnlijk voor drank zijn gebruikt. En er zijn wel pollen gevonden van moerasspirea, dat als grondstof voor bier werd gebruikt. De voorwerpen in de Klokbekergraven

Auteur: Karsten Wentink Titel: Stereotype. The role of grave sets in Corded Ware and Bell Beaker funerary ­practices Uitgeverij: Sidestone Press, Leiden 2020 ISBN: 9789088909382 Prijs: € 39,95. Het boek is gratis te downloaden via www.sidestone.com/books/stereotype.

zijn onderdeel van een formele uitdossing geweest, stelt Wentink: van de reiziger. Het ‘reizigerskostuum’ is te vergelijken met het moderne zakenpak: tussen zakenlieden van verschillende culturen is er een stilzwijgende afspraak dat ze bij het zakendoen met elkaar een zakenpak aan doen. In het derde millennium, toen, zoals modern aDNA-­ onderzoek bewijst, de wereld vanuit het Steppegebied in het Oosten volop in beweging was, was er een vergelijkbare stereotiepe manier om contacten tussen verschillende culturen te onderhouden. Het Proto-Indo-Europese woord *ghost-ti, te vertalen als vreemdeling of gast, verwijst naar een systeem van gastvrijheid dat toen bestaan moet hebben. Dat systeem is meegereisd naar het westen en blijven bestaan, en speelde ook in de dood nog een rol. (Theo Toebosch) 04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

63


NIEUWS  RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED

Tekst: RCE

Nieuwe smartphone App maakt het vastleggen van vondsten interessant voor iedereen

Vondsten metaaldetectoramateurs leiden tot nieuwe historische inzichten OVER PAN (PORTABLE ANTIQUITIES OF THE NETHERLANDS) PAN is een project van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). De primaire partners zijn de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Universiteit Leiden (UL) en de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Het project wordt gefinancierd door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en RCE en wordt in ieder geval gecontinueerd tot midden 2022. PAN gaat binnenkort samenwerken met ArcheoHotspots en heeft een vondstmeldingsapp ontwikkeld waarbij in het veld vondsten met bijbehorende coördinaten eenvoudig bij PAN gemeld kunnen worden. Geodienst (verbonden aan de RuG) heeft de website en app gerealiseerd.

ERFGOEDWET Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht geworden. Deze wet staat metaaldetectie toe tot een diepte van 30 cm onder het maaiveld. Daarnaast moet er toestemming zijn van de grondeigenaar en moeten vondsten gemeld worden bij PAN of RCE. Controleer ook de APV van de gemeente waar je wilt zoeken: sommige gemeenten verbieden metaaldetectie vanwege de veiligheid (kans op munitie). Metaaldetectie is niet toegestaan op archeologische rijksmonumenten. Paardentuig beslagstuk uit Leeuwarden (PAN-00019337). (FOTO: ©PAN)

Riemverdeler van paardentuig uit gemeente Buren (PAN-00065063). (FOTO: ©PAN)

64

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

De afgelopen vier jaar zijn door 750 metaaldetector-zoekers bijna 75.000 archeologische vondsten gemeld. Dit heeft tot nieuwe historische inzichten geleid. Bijvoorbeeld over de Romeinse geschiedenis van Nederland en de invloed van het Romeinse rijk, die verder gaat dan de tot nu toe bekende grenzen. Sinds 2016 kunnen deze ­vondsten worden gedocumenteerd en online gepubliceerd door het Portable Antiquities of the Netherlands (PAN), een samenwerkingsproject van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Universiteit Leiden (UL) en de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Deze zomer lanceert PAN een smartphone App, zodat vondsten sneller en door meer vinders gedocumenteerd kunnen worden.

Meer dan alleen Bataven Bij PAN gaat de aandacht vooral uit naar vondsten gedaan met behulp van een metaaldetector. Door die vondsten wordt kennis over onze geschiedenis bijgesteld. Zoals bijvoorbeeld het inzicht dat niet alleen Bataven in het Romeinse leger dienden, maar ook jongemannen uit Noord-­ Nederland, dat buiten het Romeinse rijk viel. In Nederland zijn vondsten van Romeinse wapens en paardentuig vooral gedaan in het

gebied ten zuiden van de Rijn waar vroeger de Bataven woonden. VU-archeoloog Stijn Heeren: ‘Van de Bataven is bekend dat ze geen belasting in geld betaalden maar soldaten voor de Romeinse legers leverden. Daarnaast zijn ze vooral beroemd als ­ruiters. Bataafse mannen die na hun diensttijd terugkeerden naar huis, namen hun militaire uitrusting mee naar huis. Daarom worden er veel Romeinse wapens en paardentuig gevonden in de Betuwe.’


RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED  NIEUWS

Romeinen rekruteerden ook actief in Noord-Nederland Behalve in het rivierengebied hebben zoekers met een metaaldetector ook Romeins paardentuig in Friesland en Groningen gevonden, buiten het Romeinse rijk. Het gaat niet om de honderden die in de Betuwe zijn gevonden, maar wel om tientallen, verspreid over een groot aantal terpen. Het roept wel de vraag op of ook Friese en Groningse jongemannen in Romeinse krijgsdienst gingen. Heeren: ‘Waarschijnlijk wel. Archeologen hebben zich er namelijk lang over verbaasd dat de Bataven meer dan 5000 soldaten leverden. Dat is eigenlijk veel te veel voor de totale bevolking van het Bataafse gebied, die op 30 tot 40.000 personen wordt geschat. Waarschijnlijk werden de jongemannen ondergebracht in Bataafse eenheden, en waren er dus in werkelijkheid minder ‘echte’ Bataven in die legeronderdelen, aangevuld met Friezen.’

Maatschappelijke relevantie De invloed van het Romeinse rijk reikte dus blijkbaar tot ver buiten zijn grenzen. Hoofd archeologie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Jos Bazelmans: ‘Zonder de grootschalige inventarisatie van metaalvondsten door PAN was dit hoofdstuk nooit aan het verhaal van de Romeinse tijd in Nederland toegevoegd. Het project verkleint de kloof tussen wetenschap en hobby archeologen en geeft hen erkenning voor hun zoekactiviteiten met de aandacht die de vondsten krijgen via de website.’ Juist in

Vindplaatsen van Romeinse militaria en paardentuig in ­Nederland (weergegeven in blauwe stippen). (BRON: ©GEODIENST)

Informatie • Voor PAN: www.portable-­ antiquities.nl • Voor regels rond metaaldetectie: https://portable-antiquities.nl/pan/ resources/downloads/NL-3-Verkorte%20regels%20metaaldetectie%20NL.pdf • Voor de vondstmeldingsapp: https://portable-antiquities.nl/ panapp/

Schedepuntbeschermer uit Waadhoeke. (PAN-00052896).

deze tijden is het zoeken met een metaaldetector uitermate populair. Verder dient PAN een educatief doel: zo kan iedereen ontdekken wat er in zijn/haar gemeente of provincie aan oudheidkundige vondsten is gemeld. De resultaten van PAN zijn ook relevant voor de ruimtelijke ordening in ons land. De ­vondsten die via PAN zijn aangemeld kunnen een aanwijzing vormen voor een archeolo­ gische vindplaats in de ondergrond.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), onderdeel van het ministerie van ­Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voert onder rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister wet- en regelgeving en erfgoedbeleid uit. Ook ontwikkelt de dienst praktisch toepasbare kennis en geeft advies over rijksmonumenten, landschap, archeo­ logie en roerend erfgoed. In Archeologie Magazine verzorgt de RCE een pagina met nieuws en achtergrondinformatie.

(FOTO: ©PAN)

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

65


ARABISCHE VOETSTAPPEN

Tekst: Mia Dekeersmaeker; overige foto’s: Wikimedia Commons

Toegang tot het oudste geschrift

Digitale decoding Sinds 1999 pioniert de John Hopkins universiteit in de USA met het digitale ‘Hammurabi project’, de oudste geschreven documenten van de wereld. Tegelijkertijd geeft het ons een inkijk in de opleiding van de studenten-schrijvers uit die tijd.

I

n juni ll. werd met de zegen van de nieuwe Sultan Haitham Bin Tarik de goedkeuring van het logo van de ‘Vijftigste Renaissance van de Nationale dag’ in Oman aangekondigd. Renaissance dag refereert naar de eerste bewindsdag van de in januari ll. overleden Sultan Qaboos bin Said al Said. Hij legde jaarlijks via een schriftelijk verslag verantwoording af aan zijn onderdanen over zijn beslissingen en acties. Geen enkel ander staatshoofd uit het Midden-­ Oosten heeft zo’n engagement aangegaan. Dergelijke geschriften hadden millennia geleden wel enigszins andere dragers en vormen. In Yemen en in Oman vonden archeologen stenen structuren, triliths genaamd. Vanwege drie opgerichte stenen die als een driepoot tegen elkaar geplaatst ­werden. In het zuiden van Oman werd er meerdere malen een vierde steen gevonden met tekens op. Niet lineair geschreven maar kriskras door elkaar. In het artikel ‘Texting Cuneiform’ lezen we dat pictogrammen in de voorloper van het spijkerschrift, het proto-­spijkerschrift

66

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

(vierde millenium v. Chr.) verticaal van boven naar beneden liepen op de tablet of zelfs helemaal niet in een bepaalde volgorde. In de loop van het derde millenium v. Chr. verspreidde het gebruik van het spijkerschrift zich in Mesopotamië en Syrië. In 2400 v. Chr. verschenen de eerste literaire composities, lezen we op Wikipedia.

Kijkje achter de schermen In het artikel ‘Texting Cuneiform’ gaat de auteur nogal uitgebreid in op de scholing van studenten tot cuneiform schrijvers. Voor dat doel werden ‘eduba’s’, scholen, ingericht. De studenten leerden eerst klei te mengen en te vormen tot de juiste afmetingen. Met water werd het tablet aangepast aan de juiste vorm. Het oppervlak moest én convex én plat zijn. De convexe kant lag comfortabel in de hand, op de platte kant kon worden geschreven. Dan volgde het proces om riet te knippen tot de stylus, de pen. Tegelijkertijd leerden ze de drie soorten wig-vormige tekens, zijnde: horizontaal, verticaal en schuin. Wanneer de studenten een zekere

vaardigheid verworven hadden, begonnen ze de wigvormige tekens met elkaar te combineren. Dan werden geluiden vertegenwoordigd door tekens en tenslotte werd alles samengevoegd tot woorden. Dit proces werd ondersteund door Sumerische referentielijsten. De Sumerische taal werd voornamelijk gebruikt in het zuiden van Mesopotamië (Sumer), hoewel spijkerschrift in heel Mesopotamië voorkwam, evenals in delen van Turkije, Syrië, Iran en de Levant. Er werden zelfs brieven in spijkerschrift ontdekt in Egypte, lezen we in de inleiding van het boek ‘Learn to read Sumerian’, dat dit jaar gepubliceerd werd. Kopiëren van de referentiewoorden was één van de hoofdbezigheden van de student-schrijver. Op de achterzijde van de tablet noteerden de l­eraren hun opmerkingen ter verbetering. De opleiding, zo schrijft de auteur, was beperkt tot een bepaalde elite en voor jongens. Alhoewel de auteur er ook een kanttekening bij maakt en naar kloosters verwijst met vrouwelijke schrijfsters en priesteressen in Sippara, een antieke Babylonische stad op de oostelijke oever van de Eufraat ten noorden van Babylon en in Ur, een stad in Sumer in het zuidelijk deel van Mesopotamië, hedendaags zuidoost Irak.

Logo 50e Renaissance van de Nationale Dag, is ook een schriftuur. (FOTO: OMAN NEWS AGENCY)

Teloorgang Tegen het midden van de zevende eeuw v. Chr., tijdens de regering van de Neo-­ Assyrische koning Ashurbanipal, liep het spijkerschrift op zijn laatste benen. De taal en het schrift van de Arameeërs, een Semitische taal, kwamen door hun binnendringen en aanvallen dichterbij. De laatste inheemse spijkerschriftteksten werden rond 75 n.Chr. geschreven, stelt het ‘Digital Hammurabi Project’. Het Aramees gebruikt een tweeëntwintig letter alfabet, wat veel eenvoudiger en veelzijdiger is dan de honderden ingewikkelde karakters nodig bij het schrijven van het Sumerisch,

Proto-cuneiform tablet uit de Uruk III-periode, einde ­vierde millennium v.Chr., Louvre ­Museum, department of Oriental Antiquities, Richelieu Room 7.


VOETSTAPPEN  ARABISCHE Onze Arabische correspondent Mia Dekeersmaeker werd geboren in Lier (België) en verblijft al jaren in Oman. Zij schrijft voor kranten en tijdschriften over onder meer kunst en cultuur, toerisme, architectuur en archeologie. Van haar hand verschenen eveneens ­diverse boekwerken.

Mesopotamië, het moderne Irak. Alleen hebben de recente gebeurtenissen in Irak de kwetsbaarheid van het Irakese en zelfs het oude culturele erfgoed van de wereld alleen maar onderstreept.

Arbeidsintensief Cuneiform Collectie in het British Museum, Room 55, met tevens de beroemdste spijkerschrifttablet van allemaal, The Epic of Gilgamesh. (FOTO: MUJTABA CHOHAN, WIKIMEDIA)

Akkadisch en andere spijkerschrifttalen, stelt de auteur van ‘Texting Cuneiform’. In ‘Digital Hammurabi’ lezen we dat zongedroogde of gebakken kleitabletten redelijk duurzaam zijn. Al duizenden jaren bleven ze bewaard in het zand van het Nabije Oosten. Er zijn ongeveer 600.000 bekende spijkerschrifttabletten en fragmenten in wereldmusea, maar slechts een fractie er van zijn gelezen door de moderne geleerden. De overgrote meerderheid van de spijkerschrifttabletten komt uit het oude

In de 150 jaar sinds de ontcijfering van het Babylonische spijkerschrift is er slechts ongeveer 1/10 van de bekende spijkerschrifttabletten gelezen, stelt ‘Digital Ammurabi’. En hiervoor geven ze dan ook verschillende redenen op. Drie ervan gaan gepaard met problemen die technologische oplossingen kunnen hebben. Zo is er geen standaard computercodering voor spijkerschrifttekst. De tablets zijn verspreid over de hele wereld, wat de kostprijs en de toegankelijkheid helemaal niet ten goede komt. Twee dimensionale fotografie is onvoldoende voor het archiveren of bewerken van de tabletten, gewoon omdat ze driedimensionaal gemaakt en beschreven werden. Nog tot vandaag wordt het spijkerschrift door de moderne geleerden met de hand gekopieerd, wat een zeer arbeidsintensief, tijdrovend en een subjectief proces is.

Cuneiform digitaal Samenvattend verslag van zilver voor de gouverneur, geschreven in Sumerisch spijkerschrift op een kleitablet. Afkomstig uit Irak, circa 2500 BCE. British Museum, Londen.

In 1999 begonnen leden van het Digital Hammurabi-team aan de Johns Hopkins universiteit Sumer-Akkadische spijkerschrift in Unicode te coderen. Dit ‘Initiatief voor

Cuneiform Encoding’ (ICE) bracht een internationaal team van toonaangevende cuneiformisten, Unicode-­ experts, software-­ingenieurs en font architecten bij elkaar om theoretische en praktische problemen uit te werken rond deze complexe codering, lezen we in ‘iClay: Digitizing Cuneiform’. De eerste spijkerschrift-e-mail ter wereld werd op 31 maart 2001 door John Jenkins van Apple Computer verzonden naar de leden van het ­Initiative for Cuneiform Encoding. Na vier en een half jaar inspanning, met meer dan 3.000 e-mails, twee internationale conferenties, en na een ontmoeting met het Unicode Technical Committee aan de Johns Hopkins universiteit, werd het initiatief voor spijkerschriftcodering, onder auspiciën van het Digital Hammurabi Project,

met succes voltooid. In 2004 in Toronto, Canada, werd het Initiatief voor Cuneiform Encoding voorstel goedgekeurd. Het spijkerschriftrepertoire vervat in het ICE-voorstel is een historische mijlpaal in spijkerschriftstudies en vertegenwoordigt de fusie van de drie belangrijkste lijsten met spijkerschrifttekens in de wereld die nog niet gepubliceerd werden. De auteurs van deze drie lijsten, waarvan twee uit de USA en een uit Duitsland, gaven allemaal aan ICE toestemming hun ongepubliceerde materialen te gebruiken, om de hoofdlijst van spijkerschrift te genereren voor de Unicode Encoding. In de zeer nabije toekomst zullen spijkerschriftgeleerden hun werk vanop hun computer kunnen doen, zoals nu het geval is met de Japanse taal bijvoorbeeld.

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE • Wikipedia; • Oman News Agency (ONA), omannews.gov.om; • Joseph A. Kéchichian, ‘A Vision of Oman: State of the Sultanate Speeches by Qaboos bin Said Al Said, 1970-2006’, Middle East Policy, Vol. XV, No. 3, Fall 2008, pp 112; • Ali Ahmed Al-Shaḥrȋ, ‘Grave types and triliths in Dhofar’, 1991, Arab. arch. epig. 2: 182-195, https://pdfslide.net; • Jane Grutz, ‘Texting Cuneiform’, Aramcoworld, Vol. 71, No. 1, pp.32-37, January/February 2020, aramcoworld.com; • Jonathan Cohen, Donald Duncan, Dean Snyder, Jerrold Cooper, Subodh Kumar, Daniel Hahn, Yuan Chen, Budirijanto Purnomo, and John Graettinger, Johns Hopkins University, Baltimore, Maryland, USA, ‘iClay: Digitizing Cuneiform’, the 5th International ­Symposium on Virtual Reality, Archaeology and Cultural Heritage VAST (2004) Y. Chrysanthou, K. Cain, N. Silberman, F. Niccolucci (Editors), the ­Eurographic Association 2004; • J oshua Bowen, Megan Lewis, ‘Learn to Read Ancient Sumerian. An Introduction for Complete Beginners’, Digital Hammurabi Press, Mechanicsville, MD, 2020, ISBN 978-1-7343-5860-5, www.amazon.com; • Lee Watkins, Jr. and Dean A. Snyder, ‘The Digital Hammurabi Project’, The Johns Hopkins University, USA http://www.jhu.edu/ digitalhammurabi/; • ‘Digital Hammurabi’, https://pages.jh.edu/~dighamm/version2/.

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

67


TENTOONSTELLINGEN  INTERNATIONAAL

T/M 27 SEPTEMBER 2020 LEIDEN Textiel uit Egypte Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28

TOT 18 APRIL 2021 OOSTKAPELLE Vikingen op Walcheren? Vondsten, verhalen, feiten en fabels Terra Maris, Duinvlietweg 6

STAM - Stadsmuseum Gent, Bijlokesite, Godshuizenlaan 2

BELGIË TOT 30 AUGUSTUS 2020 LUIK Toetanchamon. De ontdekking van de vergeten farao Station Luik-Guillemins

FRANKRIJK TOT 27 SEPTEMBER 2020 PARIJS Pompéi. Promenade immersive. Trésors archéologiques. Nouvelles découvertes Grand Palais, 3 rue général Eisenhower

T/M 22 NOVEMBER 2020 LEIDEN Sakkara: Leven in een dodenstad Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28

TOT 30 AUGUSTUS 2020 TREIGNES De speerwerper. Van rendieren- tot kangoeroesjagers Musée du Malgré-Tout, 28 rue de la Gare

NEDERLAND T/M 30 AUGUSTUS 2020 AMSTERDAM Bes, kleine god in het oude Egypte Allard Pierson, Oude Turfmarkt 127-129

TOT 6 SEPTEMBER 2020 BRUGGE Van Eyck in Bruges Groeningemuseum, Dijver 12

T/M 1 SEPTEMBER 2020 AMSTERDAM Juwelen! Schitteren aan het Russische hof Hermitage Amsterdam, Nieuwe Keizersgracht 1

68

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

TOT 20 SEPTEMBER 2020 KREFELD Abenteuer Grossgrabung. Gräberfeld, Bataverschlacht und Römersiedlung Museum Burg Linn, Rhein­ babenstrasse 85 TOT 30 SEPTEMBER 2020 BERLIJN Momentautnahmen – Nubien um 1900 Neues Museum, Bode­ strasse 1 TOT 11 OKTOBER 2020 PADERBORN Leben am Toten Meer LWL-Museum in der Kaiser­ pfalz, Am Ikenberg

T/M 28 FEBRUARI 2021 LEIDEN Glas! Het mooiste glas uit onze collectie Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 T/M 28 FEBRUARI 2021 LEIDEN Romeinen langs de Rijn Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28

DUITSLAND

TOT 13 SEPTEMBER 2020 ANTWERPEN Elke dag angst. V-bommen op Antwerpen 1944-1945 MAS | Museum aan de Stroom, Hanzestedenplaats 1 T/M 22 SEPTEMBER 2020 GENT Ondergronds in de stad

TOT 29 NOVEMBER 2020 FREIBURG IM BREIGAU Der römische Legionär. Weit mehr als ein Krieger Archäologisches Museum Colombischlössle, Rotteckring 5


INTERNATIONAAL  TENTOONSTELLINGEN

TOT 31 JANUARI 2021 BERLIJN Ausgeschlossen – Archäologie der NS-Zwangslager Dokumentationszentrum NS-Zwangsarbeit, Baracke 5, Britzer Strasse 5 TOT 7 MAART 2021 BAD HOMBURG Hammer! Handwerken wie Kelten und Römer Römerkastell Saalburg, Archäologischer Park, Am Römerkastell 1

FRANKRIJK TOT 27 SEPTEMBER 2020 PARIJS Regards sur la vie quotidienne Musée de Cluny – musée national du Moyen Âge, 28 rue Du Sommerard

Musée Saint-Raymond, 1ter place Saint-Sernin

Laténium, parc et musée d’archéologie. Espace Paul Vouga TOT 31 JANUARI 2021 BERN Homo Migrans. Zwei ­Millionen Jahre unterwegs Bernisches Historisches Museum, Einstein Museum, Helvetiaplatz 5

TOT 4 JANUARI 2021 PARIJS Dernier repas à Pompéi Musée de l’Homme, 17 place du Trocadéro

TOT 19 JULI 2021 LAUSANNE Aux sources du Moyen Âge. 300-1000 Musée cantonal d’archéologie et d’histoire Palais de Rumine, place de la Riponne 6

Civico Museo Archeologico, Corso Magenta 15

TOT 10 JANUARI 2021 ROME Raffaello e la Domus Aurea. L’invenzione delle Grottesche Domus Aurea, Via della Domus Aurea 1

ITALIË TOT 20 DECEMBER 2020 MILAAN Sotto il cielo di Nut. Egitto divino

OOSTENRIJK TOT 22 NOVEMBER 2020 MISTELBACH MAYA MAMUZ – Museum Mistelbach, Waldstrasse 44-46

TOT 15 NOVEMBER 2020 CLAMECY Intaranum, échos d’une ville romaine Musée d’art et d’histoire Romain Rolland, avenue de la République TOT 27 DECEMBER 2020 TOULOUSE Wisigoths, rois de Toulouse

ZWITSERLAND TOT 10 JANUARI 2021 HAUTERIVE Celtes. Un millénaire ­d’images

SANDER time OUT

04 2020  ARCHEOLOGIE MAGAZINE

69


Colofon VOORUITBLIK NAAR NUMMER 5 VAN 2020

Uitgever: Pepijn Dobbelaer Bladmanagement: Rob van der Linden Tel: +31 (0)30 – 303 12 95 rvanderlinden@virtumedia.nl Marketing & samenwerkingen: Miriam Dennebos mdennebos@virtumedia.nl

Sporen van Bentheimer zandsteen

B

REDACTIEADRES Koraaldijk 133 4706 KG Roosendaal Tel: 0165 541 010; 06 275 904 11 loulichtenberg@gmail.com redactie@archeologieonline.nl Hoofdredacteur: Lou Lichtenberg Adjunct-hoofdredacteur, eindredactie: Ineke Geraerdts

ij de restauratie van de Utrechtse Domkerk wordt net als bij de bouw Bentheimer zandsteen gebruikt. Het ‘witte goud’ uit het Duitse Bentheim is al eeuwen in trek; het werd bijvoorbeeld toe­ gepast in het Paleis op de Dam, de Martini­ toren in Groningen, de Sint- Rombouts­ kathedraal in Mechelen en de sokkel van het Vrijheidsbeeld in New York. De sporen van Bentheimer zandsteen zijn talrijk. Niet alleen bij de bouw, maar ook bij toeristen is dit vlakbij de Nederlandse grens gelegen plaatsje in trek. De banden van de bewo­ ners van kasteel Bentheim met Nederland zijn eveneens talrijk. Uiteraard is ook deze grootse hoogteburcht opgetrokken uit de lokale steen.

MEDEWERKERS Luc Amkreuz, René Asselbergs, Corien Bakker, René van Beek, Saskia Beertsen, Dave Boots, Jasper de Bruin, Tom Buijtendorp, Jan Erik Burger, Arnold C ­ armiggelt, Herman Clerinx, Guido Creemers, Mia Dekeersmaeker, Mariska ­Doesburg, Esdor van Elten, Astrid Engels, Evert van Ginkel, Ruurd Halbertsma, Riemer Knoop, Ruurd Kok, Lizet Kruyff, Jan Kuipers, Caroline Lichtenberg, Sander Out, Lucas Petit, Rénie van der Putte, Maarten Raven, Ad van Schaik, Els Seymour, Daniel Soliman, Theo Toebosch, Leo Verhart, Joost Vermeulen, ­Vincent van Vilsteren, Lara Weiss, Annemarieke Willemsen FOTOGRAFIE Tenzij anders vermeld: Coral Press BASISONTWERP EN VORMGEVING Twin Media bv, Rimke Bartels, Simon van Kessel

Wandeling door het bezette Amsterdam

DRUK Veldhuis Media B.V., Raalte

‘H

et is oorlog. Er zijn concentratie­ kampen. Kleine wreedheden stape­ len zich op kleine wreedheden. Als ik door de straten ga, dan weet ik van vele huizen waar ik langs kom: daar is een zoon in de gevangenis en daar is de vader gijzelaar en daar hebben ze een doodvonnis van een 18-jarige zoon te dragen. En deze straten en huizen liggen vlak om mijn eigen huis heen.’ Aldus Etty Hillesum eind mei 1942 in haar dagboek. Archeoloog Ruurd Kok wandelde met historica Bianca Stigter, auteur van een encyclopedisch overzichtswerk over haar geboortestad Amsterdam in de oorlogsjaren, door de buurt van het Museumplein: het centrum van het Duitse civiele en militaire bestuur in de hoofdstad.

Silistra, Bulgaars archeologisch juweel aan de Donau

H

et grootste deel van het antieke muurwerk in het uitgestrekte archeologische park van Silistra, een aan de Donau gelegen stad in Bulgarije op de grens met Roemenië, stamt uit de

70

ARCHEOLOGIE MAGAZINE  04 2020

Verschijning 6 maal per jaar ISSN 15667553 UITGAVE Virtùmedia Postbus 595 3700 AN Zeist Tel: 030 692 06 77 Fax: 030 691 33 12 www.archeologieonline.nl

ADVERTENTIES Rob van der Linden, Tel: 030 303 12 95 rvanderlinden@virtumedia.nl UITGEVER BELGIË Virtumedia, Pepijn Dobbelaer Georges Ottenbourgsstraat 4/2.01 3500 Hasselt

11e tot de 14e eeuw. In het westelijk deel van dit langs de oever van de rivier gelegen park zijn er echter stukken metselwerk te zien die een stuk ouder zijn. Het zijn de muren die in de vierde eeuw de Romeinse stad (­Durostorum) moesten beschermen tegen barbaarse stammen. Daarnaast bevin­ den zich in het park nog restanten van een vroegchristelijke kathedraal, een Romeins badhuis, het paleis van een van de eerste Bul­ gaarse koningen en delen van de versterkin­ gen uit de Ottomaanse tijd. Maar ook elders in de stad zijn historische sporen zichtbaar. Dit nummer ­verschijnt ­omstreeks 23 oktober. Dit nummer thuis ­ontvangen? Ga dan naar: www.archeologieonline.nl/ abonnement.

DISTRIBUTEUR Aldipress, www.aldipress.nl ABONNEMENTEN Voor vragen over abonnementen: Uitgeverij Virtùmedia, t.a.v. Archeologie ­Magazine, Postbus 595, 3700 AN Zeist, ­Nederland. Tel: +31(0)85-0407400 E-mail: klantenservice@virtumedia.nl Archeologie Magazine is een vakblad over archeologie, geschiedenis en cultuur en ­verschijnt 6x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (6 nrs) € 44,99 (bij machtiging € 41,95) | Studenten € 27,50 | Europa / Wereld € 63,40 (bij machtiging € 59,95) © Copyright 2020 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Door het opnemen van advertenties doet de redactie van Archeologie Magazine c.q. de uitgever geen aanbeveling van de daarin vermelde diensten of producten.


DE OMMUURDE STAD GESCHIEDENIS VAN EEN STADSVERDEDIGING

Van den Bergsweg 10a, 7442 CK Nijverdal info@detect.nl - 0548 -78 56 64 www.detect.nl Gratis verzending v.a. €75,-, Voor 17:00 uur besteld, morgen in huis.

De lichtgewichte draadloze detectors van XP

12 SEPTEMBER 2020 T/M 17 JANUARI 2021

€ 699,00 incl. btw (hoofdtelefoon met draad). € 799,00 incl. btw

(draadloze hoofdtelefoon).

Ontdek de boeiende hobby van metaaldetectie in

AFMETING

9”

VOORWERP ONDERSCH.

VOORWERP ONDERSCH.

GEWICHT

GEWICHT

DIEPTEBEREIK

DIEPTEBEREIK

Detector magazine VEELZIJDIGHEID FREQUENTIE

13 TOT 81 KHZ

metaaldetectie en bodemvondsten AFMETING 10” X 5” X35 9”

HF 10” X 5”

FREQUENTIE

Binnen een vrij korte periode heeft XP-detectors twee updates gelanceerd. Met update V4 werden de twee witte HF zoekschotels geïntroduceerd. Een elliptisch model en een standaard ronde 9”. Beide zoekschotels hebben een zeer hoge zoekfrequentie. Kort daarop update V5 welke de drie nieuwste X35 zoekschotels ondersteunen.IS,Alle X35 zoekschotels hebben een WAAR HET VEILIG 3.7 TOT 27.7HET KHZ GROEN WAAR RUIM IS, hogeEN zoekfrequentie.

Zeer geschikt om onder zeer moeilijke grondomstandigheden de kleinste metalen (gouden) voorwerpen te vinden. Ideaal voor strandzoeken en afvalakkers.

DIT IS DÉ PLEK...

VEELZIJDIGHEID

WAAR JE KUNT WANDELEN EN ONTDEKKEN, OF EEN TERRASJE PAKKEN VijfKUNT zoekschotels met elk zijn eigen

Zoekt dieper met de boost-optie op bijv. maisakkers en stort. Met de hoge frequentie ook zeer geschikt voor het vinden van kleine zilveren en gouden voorwerpen. VOORWERP ONDERSCH.

VOORWERP ONDERSCH.

GEWICHT

GEWICHT

CENTRAAL MUSEUM

DIEPTEBEREIK

DIEPTEBEREIK

VEELZIJDIGHEID

VEELZIJDIGHEID

HF 9”

FREQUENTIE

13 TOT 59 KHZ

AFMETING

9”

X35 11”

Een ideale zeer stabiele zoekschotel voor bijvoorbeeld op een stort tussen zeer klein ijzerverontreiniging de aanwezige goede voorwerpen te detecteren.

introductieprijs

UTRECHT

€35,- €17,50 Detector magazine is een uitgave van De Detector amateur (DDa) en verschijnt 6 keer per jaar.

alle 6 nummers van 2020

www.detectoramateur.nl X35 13” x 11”

WWW.CENTRAALMUSEUM.NL OFFICIËLE XP-DEALERS Alleen bij deze dealers

FREQUENTIE

3.7 TOT 27.7 KHZ

AFMETING

11”

Met de X35 11’’ is het makkelijker met de hoge frequentie om kleine zilveren en gouden voorwerpen op meer diepte vinden dan een gewone zoekschotel.

capaciteiten, die het zoeken naar ieder soort metaal onder vrijwel alle grondomstandigheden in het juiste programma en instellingen op de XPDeus mogelijk maakt. De elliptische HF zoekschotel is met zijn zeer hoge zoekfrequentie feitelijk ontworpen om fijn goud te detecteren in zwaar gemineraliseerde grondomstandigheden. In de praktijk blijk deze zoekschotel uitermate geschik om de kleinste metalen voorwerpen te vinden op zwaar vervuilde locaties en maïsakkers. De ronde 9” HF zoekschotel is weer geschikt voor grote oppervlakten zoals op een stort of akker met stadsafval.

DE FORTEN ZIJN WEER OPEN!hebben alle De drie X35 zoekschotels

VOORWERP ONDERSCH.

dezelfde werkfrequentie, van 3.7 tot 27.7 Khz. Dit maakt dat deze zoekschoDIEPTEBEREIK tels ook zeer kleine metalen voorwerPLAN JE BEZOEK OP FORTEN.NL pen kunnen detecteren. In de 3.7 Khz VEELZIJDIGHEID zoekfrequentie is er een boost-optie. FREQUENTIE 3.7 TOT 27.7 KHZ Dit maakt dat de Deus dieperliggende voorwerpen beter detecteert, dit gaat AFMETING 13” X 11” wel ten koste van de gebruiksduur van Zeer geschikt om te zoeken op grotere de accu. GEWICHT

akkers en weilanden die wat minder vervuild zijn, maar waar wel diepere voorwerpen kunnen worden gevonden. Met de boost-optie kan men serieus diepzoeken.

• Detectorplaza - Uden • DJ Laan - Hippolytushoef


AAN TAFEL MET ‘HERMAN HET VRIENDSCHAPSBROOD’  > p. 50-51

Ontdek de mysterieuze eerste bewoners van de Azoren

nr 4 • 2020

ARCHEOLOGIE

LEIDEN

nr 4 • 2020 • € 6,99

750 JAAR

ROTTERDAM

Textiel uit Egypte T/M 27.09 2020

ts Ticke via l r m o. n

Medaillon met het verhaal van Jozef, 7de-10de eeuw na Chr. © The Phoebus Foundation, 625

DE GEBOORTE VAN EEN WERELDHAVENSTAD

ISRAËL

De val van Masada

MEXICO

Onderwatergrotten geven geheimen prijs

DE ZWAMMERDAMSCHEPEN

De grootste Romeinse scheepsvondst ooit ARCHEOLOOG LEO VERHART WANDELT LANGS LIMBURGS GRENZEN • ARCHEOLOGIE IN LEIDEN: HET VERHAAL VAN OSS

AP


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.