FORUM Geschiedenis leerboek havo 3 - Voorbeeldkatern

Page 6

FO R U M GESCHIEDENIS

ONDERBOUW HAVO 3 VOORBEELDKATERN

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl).

Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting­pro.nl).

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Verantwoording illustraties en tekstfragmenten

De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden van de illustraties en bronteksten in deze publicatie te bereiken. Mocht u desondanks menen dat uw rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever.

Bureauredactie Pieter de Blok, Zwolle

Beeldredactie Roel Kooister, Amsterdam

Boekverzorging René van der Vooren, Amsterdam

Beeldinkoop Imago Mediabuilders, Amersfoort

isbn 978 94 6442 084 5

boomvoortgezetonderwijs.nl

© 2023 Boom voortgezet onderwijs, Meppel, The Netherlands

Inhoud

A Wat is geschiedenis ?

1 Economische, sociale, culturele en politieke verhalen over mensen 8

2 Oorzaken en gevolgen 13

B Tijdvakken — politiek

1 Jagers & boeren 22

2 Grieken & Romeinen 30

3 Monniken & ridders 38

4 Steden & staten 46

5 Ontdekkers & hervormers 54

6 Regenten & vorsten 62

7 Pruiken & revoluties 70

8 Burgers & stoommachines 80

9 Wereldoorlogen & crisis 90

10 Televisie & computer 100

C Onderzoeken & vergelijken

1 historisch mysterie — Het raadsel van Jeanne d’Arc 112

2 vergelijking — Twee koningen willen absolute macht 118

3 historisch mysterie — De moord op de gebroeders De Witt 130

4 historisch mysterie — Het begin van de Eerste Wereldoorlog 136

5 vergelijking — De machtsovername van communisten en nationaalsocialisten 142

6 door de tijd heen — China & Europa 154

Naslag

Gegevens over afbeeldingen in deel B 172

Keerpunten per tijdvak 176

Begrippen 178

in dit katern in dit katern in dit katern
3

Wat is geschiedenis ?

A

Economische, sociale, culturele en politieke verhalen over mensen

Geschiedenis bestaat uit verhalen over mensen. Je kunt verschillende soorten verhalen over mensen vertellen. Tot nu toe heb je vooral economische, sociale en culturele verhalen geleerd. Dit jaar gaat het om politieke verhalen.

Economisch, sociaal, cultureel, politiek

De woorden economisch, sociaal, cultureel en politiek zijn belangrijk voor geschiedenis. Je kunt ermee aangeven welke kant van het leven van mensen je wilt bestuderen. Je kent deze woorden al, maar voor de zekerheid herhalen we hier nog een keer wat ze betekenen.

v Het woord ‘economisch’ gaat over waar mensen van leven, wat voor werk ze doen en waarmee ze geld verdienen. Dat kan bijvoorbeeld landbouw zijn, of handel, of ambacht of industrie.

v Het woord ‘sociaal’ gaat over de manier waarop groepen mensen met elkaar omgaan. Dat kan bijvoorbeeld gaan over armen en rijken, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen of nieuwkomers in een land en mensen die er al langer wonen.

v Het woord ‘cultureel’ gaat over wat mensen denken en hoe ze dingen maken. Wat mensen denken kan bijvoorbeeld te maken hebben met godsdienst of wetenschap. Hoe ze dingen maken kun je bijvoorbeeld zien aan kleding, kunstwerken en gebruiksvoorwerpen, of muziek. Gewoonten van mensen horen ook bij cultuur, bijvoorbeeld gewoonten bij feestdagen of begrafenissen.

v Het woord ‘politiek’ gaat over hoe mensen hun stad, gebied of land regeren en dus hoe ze

macht uitoefenen. Over wie de macht heeft wordt vaak strijd gevoerd in een land of tussen landen. Oorlogen en opstanden horen daarom ook bij politiek.

Economie in tien tijdvakken

Waarvan hebben mensen in het verleden geleefd? De eerste mensen leefden van voedsel verzamelen en jagen. Omstreeks 10 000 v. C. vonden ze de landbouw uit. Dat was een belangrijk keerpunt. Dit wordt ook wel de landbouwrevolutie genoemd, of neolithische revolutie. Het woord ‘neolithisch’ slaat op Nieuwe Steentijd: de tijd die begon met de landbouwrevolutie.

Een belangrijke verandering was het ontstaan van ambachten en handel. Dat kon alleen als de landbouw zó veel voedsel opbracht, dat niet iedereen meer boer hoefde te zijn, bijvoorbeeld in het oude Egypte. Ook Grieken en Romeinen kenden niet alleen landbouw, maar ook ambachten en handel. Kooplieden en ambachtslieden woonden in steden. In tijdvak 3, de Vroege Middeleeuwen, was bijna iedereen weer boer en was er haast geen ambacht en handel meer. Maar in tijdvak 4 groeiden de steden opnieuw.

In de Vroegmoderne Tijd breidde de Europese handel zich uit over de hele wereld. In koloniën stichtten de Europeanen plantages om aan producten te komen die in Europa niet konden groeien. Er werkten mensen in slavernij. Om genoeg geld te krijgen voor grote handelsondernemingen werd het kapitalisme uitgevonden: mensen kochten aandelen in een grote onderneming. Dat was een belangrijk keerpunt.

Vanaf ongeveer 1800 ontwikkelde zich de industrie. Dat was een grote verandering die Industriële

6 Wat is geschiedenis ? A
1

Proeven doen met een luchtpomp is wetenschap; dat hoort bij cultuur. Een schilderij maken van een proef is kunst; dat hoort ook bij cultuur

Revolutie wordt genoemd. Voor het eerst in de geschiedenis waren er méér stadsbewoners dan boeren. De meeste mensen verdienden voortaan hun brood buiten de landbouw. Het kapitalisme werd nu ook gebruikt voor grote ondernemingen in de industrie.

De oorlog tussen Nederlanders en Indonesiërs ging om de macht in het land. Dat hoort dus bij politiek

Industrie is in de Moderne Tijd belangrijk gebleven tot nu toe. Toch zijn er langzamerhand steeds meer mensen die hun geld verdienen op een kantoor. Vooral de uitvinding van de computer zorgde ervoor dat veel werk heel anders werd aangepakt.

7 1 Economische, sociale, culturele en politieke verhalen over mensen
Handeldrijven met schepen over zee is een manier om je brood te verdienen en hoort dus bij economie Het verschil tussen heren en horigen hoort bij manieren waarop mensen met elkaar omgaan en is dus een sociaal onderwerp.

In de economie waren er dus vier belangrijke omwentelingen:

v De uitvinding van de landbouw omstreeks 10 000 v. C. (landbouwrevolutie).

v De groei van steden met handel en ambacht.

v De uitvinding van het kapitalisme voor grote wereldwijde handelsondernemingen.

v De ontwikkeling van de industrie vanaf ongeveer 1800 (Industriële Revolutie).

Het sociale leven in tien tijdvakken

Hoe hebben mensen in het verleden samengeleefd?

Waarschijnlijk was er onder de eerste mensen veel gelijkheid. Als je rondtrekt als nomade, kun je niet veel bezit hebben. Dus was er ook niet zo veel verschil tussen armen en rijken. Maar toen de landbouw werd ingevoerd, veranderde dat. Bij landbouwers is bezit van vee en grond belangrijk. Zo krijg je al gauw mensen die grotere kuddes hebben dan anderen, of grotere stukken grond. Daardoor ontstaan sociale verschillen. Dat zag je al bij de Hunebedbouwers: niet iedereen had genoeg aanzien om in een hunebed begraven te worden.

Bij de oude Egyptenaren, Grieken en Romeinen waren de verschillen nog veel groter. Veel mensen leefden bij hen in slavernij. Slaven hebben helemaal geen bezit. Nog sterker: ze worden zélf beschouwd als het bezit van een ander. Vanaf de Oudheid heeft er eeuwenlang slavernij bestaan bij bijna alle volken in de hele wereld, totdat in de achttiende eeuw verlichte denkers in Europa bedachten dat slavernij onmenselijk was. Zij vonden dat het moest worden afgeschaft. In de negentiende eeuw gebeurde dat ook. Dat was een belangrijk keerpunt.

Binnen Europa was de slavernij al veel eerder verdwenen. Na het Romeinse Rijk kwam het steeds minder voor. Maar er waren wel andere sociale verschillen, bijvoorbeeld tussen horigen en edelen. Ook geestelijken meenden dat zij beter waren dan gewone mensen. Zo groeiden er twee standen die zich verheven voelden boven gewone mensen : de geestelijkheid (eerste stand) en de adel (tweede stand). Vanaf tijdvak 4 kwamen daar rijke burgers bij die veel hadden verdiend met ambacht en handel. Zij vormden de derde stand

Verlichte denkers in de achttiende eeuw vonden niet alleen slavernij onmenselijk, ze vonden ook de standsverschillen onredelijk. Zo verdwenen na 1800 de voorrechten van adel, geestelijkheid

8 Wat is geschiedenis ? A
Landbouw heeft eeuwenlang een grote rol gespeeld in de economie. Plantages waren grote landbouwbedrijven waarop mensen in slavernij werkten.

en derde stand. Voor de wet was iedereen voortaan gelijk. Maar dat gold alleen voor de rechten van mensen, niet voor hun inkomen. Er bleven grote verschillen tussen armen en rijken. Vrouwen hadden ook nog heel lang niet dezelfde rechten als mannen. Arbeiders in de industrie hadden het vaak moeilijk.

In de tweede helft van de negentiende eeuw en in de twintigste eeuw hebben regeringen in westerse landen geprobeerd de verschillen kleiner te maken. Daarvoor gebruikten ze bijvoorbeeld sociale wetten. Dat waren wetten die bedoeld waren om armen een beter leven te geven, bijvoorbeeld door regels voor werktijden en kinderarbeid, door woningbouw en goede gezondheidszorg, en door minimumlonen en uitkeringen bij ziekte en werkloosheid

Vrouwen kregen in de negentiende en twintigste eeuw steeds meer rechten. Door al die maatregelen zijn de sociale verschillen tegenwoordig veel kleiner dan ze vroeger altijd geweest zijn.

In het sociale leven waren er dus vijf belangrijke veranderingen:

v Het ontstaan van slavernij in de Oudheid.

v De opkomst van drie standen in de Middeleeuwen.

v Het afschaffen van de voorrechten van standen omstreeks 1800.

v Het afschaffen van de slavernij door Europeanen in de negentiende eeuw.

v Het invoeren van sociale wetten en de emancipatie van vrouwen in de negentiende en twintigste eeuw.

Cultuur in tien tijdvakken

Voor de cultuur zijn drie onderwerpen belangrijk: godsdienst, wetenschap en kunst. We herhalen nog eens het belangrijkste dat je over die drie onderwerpen geleerd hebt.

Bij de oudste godsdiensten geloofden mensen in veel verschillende goden. Zulke godsdiensten bestonden bijvoorbeeld bij de oude Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen. Elke god had zijn eigen eigenschappen of taak. Als je hoopte op een goede oogst, offerde je aan de regengod, of — zoals in Egypte — de god die de rivier liet overstromen. En als je graag een huwelijk wilde sluiten, moest je bij de godin van de liefde zijn.

Er waren ook mensen die dachten dat meerdere goden niet konden bestaan. Want als een god écht oppermachtig is, kan er maar één van zijn. Goden die onder elkaar ruzie maken, zijn eigenlijk niet oppermachtig. Zo geloofden de Joden in één god die speciaal zorgde voor het Joodse volk. Eeuwenlang waren de Joden met hun godsdienst een uitzondering.

Rond het begin van onze jaartelling kwam de Joodse profeet Jezus van Nazareth met een vernieuwing van dat geloof. Hij zei dat de ene god er niet alleen voor de Joden was, maar voor alle mensen. Toen hij door de Romeinen ter dood werd gebracht, geloofden zijn aanhangers dat die dood een offer was voor de hele mensheid. De aanhangers van Jezus stichtten een nieuwe godsdienst: het christendom. Die godsdienst zou eeuwenlang heel belangrijk zijn voor Europeanen.

In Arabië kwam de profeet Mohammed in de zevende eeuw op het idee dat de Joden en de christenen gelijk hadden met hun geloof in één god. Daarom verspreidde hij het geloof in één god ook

9 1 Economische, sociale, culturele en politieke
verhalen over mensen
Arbeiders konden staken om een beter leven te krijgen. Soms werd dan het leger erop afgestuurd om degenen te beschermen die tóch wilden doorwerken.

onder de Arabieren. Maar het geloof in het offer van Jezus nam hij niet over. Zo kwam er naast het jodendom en het christendom een derde godsdienst die dezelfde ene god vereerde: de islam

Binnen het christendom was er in de zestiende eeuw een belangrijke splitsing die Reformatie of kerkhervorming wordt genoemd. Vanaf toen bestonden er protestantse en rooms-katholieke kerken. Zij vonden allebei dat ze het enige ware geloof waren. Zo kwamen er bloedige godsdienstoorlogen. Totdat verlichte denkers in de achttiende eeuw bedachten dat je nooit kon bewijzen wie er gelijk had in de godsdienst. Zij waren voor verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Na 1800 zijn die er in Europa ook gekomen.

Bij wetenschap gaat het erom dat je door onderzoek en kritisch nadenken achter de waarheid komt. De Grieken waren de eersten die begonnen wetenschappelijk te denken. Hun filosofen geloofden niet meer zomaar in allerlei wonderlijke verhalen over goden.

Tijdens de Renaissance die vanaf ongeveer 1400 in Europa begon, werd de draad van het wetenschappelijke denken weer opgepakt. Onderzoekers ontdekten steeds meer over de natuur en het leven op aarde. Dat deden ze met proeven en zorgvuldige waarnemingen. Na 1600 ging de wetenschap zó snel vooruit dat het een wetenschappelijke revolutie wordt genoemd. Sommige ontdekkingen klopten

niet met de inhoud van het christelijke geloof. Daardoor kwamen er conflicten tussen geleerden en de kerk.

Verlichte denkers probeerden in de achttiende eeuw het wetenschappelijke denken op het hele leven toe te passen. Daardoor ontdekten ze dat sommige dingen erg onredelijk waren, zoals slavernij, standsverschillen en godsdienstoorlogen. Vanaf de achttiende eeuw kwam er langzamerhand een eind aan al die onredelijkheid. De wetenschap bleef vooruitgaan en werd toegepast in techniek. Zo kon vanaf 1800 de Industriële Revolutie ontstaan. De wetenschap zorgde voor een veel beter leven voor miljoenen mensen, bijvoorbeeld door de vooruitgang van de geneeskunst.

Met kunst laten mensen zien wat ze belangrijk of mooi vinden. Daarom ging veel kunst een tijdlang over godsdienst. Er werden tempels gebouwd en godenbeelden gemaakt. In gedichten werden verhalen verteld over goden. In de tijd van het christendom bleef kunst heel belangrijk voor het geloof. De mooiste beelden en schilderijen vond je in kerken. Bij de islam zag kunst er anders uit, omdat moslims vonden dat je geen mensen of dieren moest afbeelden — dat leek te veel op afgoderij.

Vanaf ongeveer 1400 probeerden Europeanen zo veel mogelijk het voorbeeld van de Grieks­Romeinse kunst te volgen: een wedergeboorte (renaissance) van de oude kunst. Daarom wordt die kunst klassiek

10 Wat is geschiedenis ? A
De meningsverschillen tussen protestanten en rooms­katholieken leidden tot verschrikkelijke godsdienstoorlogen waarin miljoenen slachtoffers vielen.

genoemd, wat voorbeeldig betekent. Behalve godsdienstige onderwerpen werd ook het leven op aarde afgebeeld. Nederlandse kunstenaars in de Gouden Eeuw maakten bijvoorbeeld veel portretten, maar ook landschappen en schilderijen van het dagelijks leven. In de Moderne Tijd ging kunst steeds minder over godsdienstige onderwerpen.

In de cultuur waren dus belangrijke veranderingen:

v De invoering van het christendom in het Romeinse Rijk.

v Het ontstaan van de islam als derde godsdienst met één god.

v De Reformatie die de christelijke kerk splitste.

v De Renaissance die in wetenschap en kunst het klassieke voorbeeld ging volgen.

v De wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw.

v Verlichting die wetenschap op het hele leven probeerde toe te passen.

Begrippen & woorden

v economie*

v sociaal*

v cultuur*

v politiek*

v landbouw*

v handel*

v ambacht*

v industrie*

v godsdienst*

v wetenschap*

v macht*

v oorlog

v opstand*

v landbouwrevolutie

v neolithische revolutie

v kolonie*

v plantage*

v slavernij*

v kapitalisme*

v aandeel*

v Industriële Revolutie*

v gelijkheid*

v nomade*

v sociaal verschil

v Verlichting / verlicht*

v horige*

v edele*

v stand*

v geestelijkheid*

v adel*

v burger*

v derde stand*

v voorrecht*

v wet*

v rechten*

v arbeider

Politiek in tien tijdvakken

Dit jaar gaan we het vooral hebben over politiek. Daarbij is een belangrijke vraag wie er macht heeft en waar deze macht vandaan komt. Zegt de machthebber dat hij door de goden is uitgekozen? Is hij door het volk gekozen? Gebruikt hij het leger om macht uit te oefenen? Een andere vraag is hoe de macht wordt gebruikt. Is dat om er zelf rijker van te worden? Om het volk een beter leven te geven? Is de bevolking tevreden over de regering, of komen de mensen in verzet en wordt er een opstand of revolutie georganiseerd?

Al die vragen gaan over macht binnen een land, over hoe het land wordt bestuurd. Maar politiek gaat ook over de relaties tussen landen. Is een land machtiger dan andere landen en probeert het die landen te overheersen? Is er vaak oorlog of wordt geprobeerd vrede te handhaven? Om welke redenen wordt oorlog gevoerd en op welke manier?

v regering

v sociale wet*

v kinderarbeid

v werkloosheid*

v kunst*

v god*

v godin*

v profeet*

v offer*

v christendom*

v jodendom*

v islam*

v Reformatie*

v protestant*

v rooms­katholiek*

v godsdienstoorlog*

v verdraagzaamheid*

v godsdienstvrijheid*

v onderzoek *

v kritisch*

v filosoof *

v Renaissance*

v natuur *

v proef * / experiment*

v wetenschappelijke revolutie*

v conflict

v techniek*

v tempel*

v afgod / afgoderij*

v klassiek *

v portret*

v revolutie*

v vrede

v handhaven

11
Woorden met * heb je eerder gehad in het eerste of tweede leerjaar
1
Economische, sociale, culturele en politieke verhalen over mensen

Bij geschiedenis leer je over belangrijke veranderingen en over continuïteit. Je leert tijden met elkaar te vergelijken. Met bronnen stel je vast wat er waar is en wat niet. Dit leerjaar leer je vooral na te gaan wat de oorzaken en gevolgen van gebeurtenissen waren.

Historisch denken

In de opdrachtenboeken van Forum staat in elk hoofdstuk een deel over ‘Historisch denken’. Daarin wordt uitgelegd wat je moet doen om goede geschiedenis te krijgen. In de eerste twee leerjaren heb je geleerd hoe je moet omgaan met bronnen en hoe je kunt beoordelen of ze betrouwbaar zijn. Je hebt geleerd dat er bewijzende en beschrijvende bronnen zijn. Ook heb je geleerd om te letten op verandering en continuïteit en op de waarden en normen van mensen in verschillende tijden. Je hebt geleerd om tijden of situaties met elkaar te vergelijken. Zo kun je te weten komen wat de verschillen en overeenkomsten zijn.

Oorzaken en gevolgen

Een belangrijke vraag bij geschiedenis is: hoe komt het dat het zó gegaan is? Je vraagt dus naar oorzaken. Een oorzaak is iets waardoor iets anders gebeurt. Bijvoorbeeld: slechte voeding was de oorzaak van ziekten. Je kunt dat ook zo opschrijven: mensen aten slecht voedsel → mensen werden ziek. Het pijltje laat zien dat het eerste de oorzaak is van het tweede.

Als iets een oorzaak is van iets anders, hoeft het woord ‘oorzaak’ niet altijd in de zin te staan die daarover gaat. Je kunt op allerlei manieren opschrijven dat mensen ziek werden door slechte voeding, bijvoorbeeld:

v Slechte voeding leidde ertoe dat mensen ziek werden.

v Omdat de mensen slechte voeding aten, werden ze ziek.

v Mensen werden ziek doordat ze slechte voeding aten.

v Door het slechte voedsel ontstonden er ziekten.

Het is belangrijk om naar oorzaken te vragen, omdat je dan meer van geschiedenis kunt leren. Je kunt bijvoorbeeld proberen te voorkomen dat iets wéér gebeurt. Als je de oorzaken van oorlogen in het verleden kent, kun je proberen hetzelfde niet opnieuw te laten gebeuren. Ook al weet je dat bij geschiedenis nooit, want gebeurtenissen gaan steeds weer anders. Er is geen automatisch gevolg bij iedere oorzaak.

Een gevolg is iets wat op een bepaalde gebeurtenis volgt. Die gebeurtenis is dan een oorzaak. Gevolgen van oorlogen zijn bijvoorbeeld vaak: verwoestingen, doden en gewonden. Het kan ook zijn dat een land door een oorlog wordt veroverd of bevrijd. Gevolgen kunnen meteen ontstaan na een oorzaak, maar het kan ook zijn dat het langer duurt. Als een gevolg er meteen is, noem je dat een direct gevolg. Als het langer duurt noem je het gevolg indirect of een gevolg op lange termijn.

Een oorzaak kan verschillende gevolgen hebben, en een gevolg meer dan één oorzaak

Een bepaald soort oorzaak heeft niet altijd hetzelfde gevolg. Stel je bijvoorbeeld voor dat er honger is in een land. Dan kunnen de mensen in opstand komen. Als dat gebeurt, zeg je: de honger was een oorzaak van de opstand. Maar honger kan ook andere gevolgen hebben. Mensen kunnen bijvoorbeeld vertrekken naar een ander land waar meer eten is. Dan was de honger een oorzaak van migratie

12 Wat is geschiedenis ? A
2
Oorzaken en gevolgen

Net zoals één oorzaak niet altijd hetzelfde gevolg heeft, heeft een gevolg bijna nooit één oorzaak. Mensen verhuisden naar een ander land door de honger, maar misschien waren ze dat al langer van plan. Misschien was er meer en beter werk in dat andere land. Dan was dat ook een oorzaak van de landverhuizing. De honger was dan de directe oorzaak.

Regels zijn dus: een oorzaak heeft niet altijd één vast gevolg. En: een gevolg heeft niet altijd één vaste oorzaak. Daarom moet je liever niet praten over ‘de oorzaken’ of ‘de gevolgen’. Je kunt beter zeggen ‘oorzaken’ of ‘gevolgen’, zonder ‘de’. Want er kunnen altijd nog andere oorzaken of gevolgen zijn.

Langer bestaande oorzaken en de aanleiding

Sommige oorzaken zijn gebeurtenissen op één bepaald moment, bijvoorbeeld: een president wordt vermoord. Daardoor komt er onrust in het land waardoor twee partijen tegenover elkaar komen te staan. Dat leidt tot een burgeroorlog. Dan kun je zeggen: de moord op de president was een oorzaak van de burgeroorlog.

Maar zoiets gebeurt niet zomaar. De twee partijen waren het waarschijnlijk al langer oneens.

De ene partij wilde bijvoorbeeld fabrieken bouwen, de andere wilde een boerenland blijven. Ze hadden dus een meningsverschil. Dat bestond al vóór de moord. Dingen die al langer bestaan, noem je omstandigheden. Dat kunnen ook oorzaken zijn. Zonder het meningsverschil over de fabrieken zou de moord op de president niet op een burgeroorlog uitgelopen zijn.

De moord en het meningsverschil over fabrieken waren dus allebei oorzaken van de burgeroorlog. Maar het waren verschillende soorten oorzaken. De gebeurtenis — de moord — noem je de aanleiding Omstandigheden noem je langer bestaande oorzaken. De zin die je dan opschrijft is : een langer bestaande oorzaak van de burgeroorlog was het meningsverschil over de fabrieken, maar de aanleiding was de moord op de president.

Bedoelde en onbedoelde gevolgen

Mensen maken vaak plannen die niet uitkomen. Een voorbeeld is het eind van de Eerste Wereldoorlog, die door Duitsland werd verloren. De Fransen en de Britten wilden Duitsland zó verzwakken, dat het nooit meer een oorlog zou kunnen beginnen. Dus kreeg Duitsland allerlei strenge maatregelen opgelegd bij de vrede Duitsland moest zijn leger

13 2 Oorzaken en gevolgen
Honger in Frankrijk was in 1789 een oorzaak van een opstand en revolutie tegen de Franse koning. De hongersnood in Ierland in de jaren 1845 – 1849 was er een oorzaak van dat Ieren massaal verhuisden naar de Verenigde Staten.

verkleinen en enorme herstelbetalingen doen. Hierdoor werden de Duitsers zó vernederd, dat ze Hitler aan de macht brachten. Hitler begon de Tweede Wereldoorlog, die nog veel erger zou zijn dan de eerste. Dat was natuurlijk niet de bedoeling van de Fransen en Britten geweest. Maar het was wél een gevolg van hun strenge vredesvoorwaarden : een onbedoeld gevolg. Er zijn vaak onbedoelde gevolgen in de geschiedenis. Hoe goed mensen ook plannen maken, ze kunnen ook mislukken. Mensen kunnen niet altijd met alles rekening houden.

prehistorie

Tijdvak

v jager­verzamelaars

v eerste boeren

v eerste stedelijke beschavingen

Tijdvakken

Net als in de vorige delen van Forum gaan we in de volgende hoofdstukken door de tien tijdvakken heen. In het schema zie je links de tijdvakken. Daaronder staan de belangrijkste kenmerken van elk tijdvak: in lichtblauw de kenmerken die in leerjaar 1 en 2 zijn besproken en in donkerblauw de kenmerken die in dit leerboek voorkomen. In het midden staat kort wat je de vorige leerjaren over een tijdvak hebt geleerd en wat je dit jaar gaat leren. Rechts staan de vragen die we dit jaar over een tijdvak stellen.

Inhoud van dit tijdvak in vorige leerjaren en in dit leerjaar

Tot nu toe leerde je over de eerste mensen als jager­verzamelaars en hoe de landbouw werd ingevoerd. Je leerde ook al iets over de cultuur van het oude Egypte. Dit jaar bespreken we hoe in de eerste beschavingen staten werden gevormd.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Welke andere oude culturen zijn er geweest, behalve die van Egypte? Hoe werden die geregeerd?

Hoe gingen de Grieken om met politiek in hun stadstaten en hoe deden de Romeinen dat in hun wereldrijk? oudheid

v Griekse stadstaat

v klassieke stijl

v Romeinse wereldrijk

v Romeinen en Germanen

v jodendom en christendom

Eerder leerde je over het grote Romeinse wereldrijk en het leven van rijke en arme Romeinen, onder andere de slaven. Je leerde over de Griekse cultuur, godsdienst en wetenschap, en over het ontstaan van het christendom. Dit jaar kijken we naar de politiek in Griekse staten en de politiek in het grote Romeinse wereldrijk.

14 Wat is geschiedenis ? A
1 Jagers & boeren tot 800 v. C. 2 Grieken & Romeinen 800 v.C. – 500 n.C.

Tijdvak Inhoud van dit tijdvak in vorige leerjaren en in dit leerjaar

3 Monniken & ridders

500 – 1000

v Europa wordt christelijk

v de islam

v hofstelsel en horigheid

v feodaliteit

Tot nu toe leerde je hoe horige boeren leefden op de domeinen van grootgrondbezitters. In deze tijd werd ook het christendom verspreid en ontstond de islam als nieuwe godsdienst met één god. Dit jaar bepreken we hoe koningen hun rijken bestuurden met ridders als volgelingen.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Hoe bestuurden vorsten hun landen in deze tijd in Europa en het Arabische Rijk?

4 Steden & staten

1000 – 1400

v opkomst van handel en ambacht

v steden met stadsrecht

v strijd tussen kerk en staat

v de kruistochten

v begin van staten

In de vorige leerjaren leerde je hoe steden ontstonden met burgers die leefden van handel en ambacht. Je leerde over de macht van de kerk en over de kruistochten. Dit jaar kijken we naar het bestuur van de steden en het ontstaan van nieuwe sterke staten, waarin vorsten samenwerkten met burgers.

Hoe werden de steden in de Middeleeuwen bestuurd en hoe ontstonden Europese staten?

5 Ontdekkers & hervormers

1400 – 1600

v ontdekkingsreizen

v Renaissance

v nieuwe wetenschappelijke

belangstelling

v Reformatie

v Nederlandse Opstand

Eerder leerde je over de reizen die Europeanen maakten naar andere werelddelen. Je leerde over de Renaissance in de wetenschap en kunst, en over de Reformatie. Dit jaar kijken we naar een opstand die te maken had met de Reformatie: de opstand van de Nederlanders tegen hun Spaanse vorst.

Waarom kwam er oorlog in Nederland? Welke gevolgen had de oorlog?

15 2 Oorzaken en gevolgen
middeleeuwen

Tijdvak Inhoud van dit tijdvak in vorige leerjaren en in dit leerjaar

6 Regenten & vorsten

1600 – 1700

v absolutisme

v Gouden Eeuw

v handelskapitalisme en wereldeconomie

v wetenschappelijke revolutie

Tot nu toe leerde je over de handel en rijkdom in de Nederlandse Republiek. Je leerde over de schilderkunst en over de grote vooruitgang in de wetenschap. Dit jaar vergelijken we de politiek in de Nederlandse Republiek met de politiek in andere Europese landen, waar machtige vorsten regeerden.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Hoe werd Nederland geregeerd en hoe groot was de macht van vorsten in andere Europese landen?

7 Pruiken & revoluties

1700 – 1800

v de Verlichting

v verlicht absolutisme

v plantages en slavernij

v democratische revoluties

Eerder leerde je over de trans­Atlantische slavenhandel en de afschaffing van de slavernij. Je leerde over verlichte ideeën over rechten van de mens en vrijheid. Dit jaar kijken we hoe zulke ideeën in de politiek werden toegepast: door verlichte vorsten of via revoluties.

Op welke manieren veranderde de Verlichting de politiek?

8 Burgers & stoommachines

1800 – 1900

v Industriële Revolutie

v sociale kwestie

v modern imperialisme

v emancipatiebewegingen

v democratisering

v politieke stromingen

In de vorige leerjaren heb je gezien hoe door de Industriële Revolutie het leven ingrijpend veranderde en hoe Europa grote delen van de wereld bezette als koloniën. Je leerde hoe mensen probeerden een beter leven te krijgen via emancipatie. Dit jaar kijken we hoe de democratie is gegroeid en welke gedachten er waren over de politiek.

Hoe kregen de burgers van Europa na de tijd van Napoleon toch weer meer macht?

16 Wat is geschiedenis ? A
vroegmoderne tijd

Tijdvak Inhoud van dit tijdvak in vorige leerjaren en in dit leerjaar

9 Wereldoorlogen & crisis

1900 – 1950

v massaorganisatie

v totalitaire systemen

v economische wereldcrisis

v Eerste en Tweede Wereldoorlog

v volkenmoord

v Duitse bezetting van Nederland

v totale oorlog

v nationalisme in koloniën

Tot nu toe leerde je over de economische crisis in de industriële landen. Je leerde ook over massabewegingen en dictaturen zoals die van Hitler en over de verschrikkelijke Jodenvervolging. Dit jaar kijken we speciaal naar de Tweede Wereldoorlog die een totale oorlog was, en naar de Duitse bezetting van Nederland.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Hoe verliepen de Eerste en Tweede Wereldoorlog?

Welke gevolgen had de Duitse bezetting voor Nederland?

v Koude Oorlog

v dekolonisatie

v Europese eenwording

v ‘jaren zestig’

v pluriforme samenlevingen

Eerder leerde je hoe koloniën onafhankelijk werden. Daardoor kwamen soms heel wat migranten uit die gebieden naar Europa. Er waren ook andere oorzaken van migratie. Je leerde hoe de cultuur veranderde. Dit jaar kijken we naar de grote tegenstelling tussen Oost en West en naar de groei van de Europese Unie.

Hoe kwamen in de Koude Oorlog twee blokken tegenover elkaar te staan? Hoe werd in Europa de eenheid bevorderd?

Begrippen & woorden

v bron*

v betrouwbare bron*

v bewijzende bron*

v beschrijvende bron*

v verandering*

v continuïteit*

v waarde*

v norm*

v oorzaak

v gevolg

v direct gevolg

v indirect gevolg

v gevolg op lange termijn

v opstand*

Woorden met * heb je eerder gehad

v migratie*

v burgeroorlog*

v meningsverschil

v omstandigheid

v aanleiding

v langer bestaande oorzaak

v oorlog*

v vrede*

v herstelbetaling

v macht*

v onbedoeld gevolg

v tijdvak*

17 Oorzaken en gevolgen 2
10 Televisie & computer 1950 – nu
moderne tijd

BTijdvakken Politiek-filosofisch

v De eerste stedelijke beschavingen

Nadat de landbouw was uitgevonden, ontstonden in vruchtbare gebieden de eerste staten. Het vorige leerjaar heb je geleerd over de staat Egypte. In de steden van Egypte stonden grote tempels en paleizen. Over het hele land regeerde een farao. Maar Egypte was niet de enige stedelijke cultuur. Welke andere oude culturen zijn er geweest? Hoe werden die geregeerd?

A — Mesopotamië

Door het land dat tegenwoordig Irak heet, stromen twee rivieren: de Eufraat en de Tigris. Het riviergebied wordt daarom ook wel Mesopotamië genoemd, wat ‘land tussen rivieren’ betekent. Net als de Nijl in Egypte zorgen de rivieren in Mesopotamië voor vruchtbaar land. Daardoor kon er duizenden jaren geleden een stedelijke cultuur ontstaan.

De afbeelding laat een Mesopotamische stad zien. Je ziet een stadsmuur om de inwoners te verdedigen tegen vijanden. Een belangrijk gebouw in de stad is de tempeltoren. Boven op de toren staat de tempel voor de god die in de stad werd vereerd. Zo’n tempel werd op een hoge plaats gebouwd omdat hij dan dichter bij de hemel was.

Op de rivier varen schepen. Sommige schepen leggen aan bij de stad om producten uit te laden. Onder de zonneschermen voor de stadspoorten worden ze verkocht. Er was dus handel in zo’n stad. Aan de overkant van de rivier op de afbeelding liggen akkers met daartussen slootjes. Van daaruit konden de akkers worden bevloeid. Veel stadsbewoners leefden dus ook van landbouw

In Mesopotamië werd het schrift eerder uitgevonden dan in Egypte. Dat gebeurde omstreeks 3500 v. C. Het is het oudste schrift ter wereld. Vorig jaar heb je geleerd dat dat een belangrijk keerpunt was.

Het Mesopotamische schrift wordt spijkerschrift genoemd. Het ziet er anders uit dan het hiërogliefenschrift dat in Egypte werd gebruikt. De tekens werden gemaakt door stiften in vochtige klei te drukken. Als zo’n kleitablet was opgedroogd, werd de klei hard en bleef de boodschap goed bewaard. De tabletten konden dan als een brief worden meegenomen. Later werden ook teksten in steen gebeiteld.

De kleitablet van afbeelding 2 is in ongeveer 2700 v. C. geschreven. Het is een koopcontract voor een huis met een akker.

Over veel Mesopotamische steden regeerde een vorst. De stad met omgeving vormde dan een staat. Zo’n kleine staat noem je een stadstaat. Op afbeelding 3 zie je bijvoorbeeld koning Gudea die regeerde over de stadstaat Lagash. Dit is één van de 26 standbeelden die van hem gevonden zijn. Vaak staan er inscripties op over de goede dingen die de koning gedaan heeft. De meeste gaan over het aanleggen van kanalen om akkers te bevloeien, het bouwen van tempels, en offers die hij aan goden heeft gebracht. De koning kon dat natuurlijk niet allemaal alleen doen. Bij het bestuur van zijn staat werd hij geholpen door ambtenaren. Het zittende beeld stelt zo’n ambtenaar voor. Zij schreven de wetten en regels van de koning op en controleerden of ze goed werden uitgevoerd. Een belangrijke taak was het controleren van de landbouw. De opbrengsten van de akkers werden bewaard in grote pakhuizen. De ambtenaren spraken ook recht in naam van de koning.

22 Tijdvakken B
1 800 v.C. 1 6000 v.C. 3000 v.C. 9000 v.C. 1 2 3
Jagers & boeren tot 800  v. C.
23 Jagers & boeren tot 800 v.C. 1 1 2 3

Behalve ambtenaren had de vorst priesters en soldaten in dienst. De priesters werkten in de tempels. Daar brachten zij offers en voerden plechtigheden uit. De soldaten vochten om de staat te verdedigen, maar ook om de macht van de vorst overal te handhaven. Wie niet gehoorzaamde, werd gestraft. In Mesopotamië werden vorsten niet als goden vereerd, zoals de farao van Egypte. De Mesopotamiërs geloofden wél dat vorsten hun macht van de goden gekregen hadden.

Soms lukte het een Mesopotamische vorst om alle stadstaten langs de Eufraat en de Tigris te veroveren. De eerste die dat deed, was koning Sargon. Hij regeerde omstreeks 2300 v. C., vijftig jaar lang. Omdat hij alle steden van Mesopotamië had veroverd, noem je zijn staat een rijk Dat is een grote staat waarin veroverde volken worden overheerst. Het rijk van Sargon was het eerste rijk in de geschiedenis. Het belangrijkste wat een heerser van een rijk van de onderworpen stadstaten vroeg, was dat zij hem belasting betaalden. Deden ze dat niet, dan waren de straffen zwaar. Voor de rest konden de inwoners hun gang blijven gaan. Ze bleven bijvoorbeeld hun eigen goden vereren op hun eigen tempeltorens.

B — Babyloniërs

Vanaf ongeveer 1900 v.C. waren de Babyloniërs 300 jaar lang de baas in Mesopotamië. Een bijzondere Babylonische vorst was Hammoerabi (r. 1792 v.C.–1750 v.C.). Hij veroverde niet alleen een groot rijk, hij was ook de eerste vorst die omstreeks 1780 v. C. wetten liet opschrijven. Ze staan op een groot monument waarop bovenaan de koning zelf te zien is. Hij krijgt daar de wetten van de zonnegod Sjamasj die op een troon zit.

De wetten van Hammoerabi waren een keerpunt in de geschiedenis. Met geschreven wetten weet iedereen waaraan hij toe is; rechters kunnen niet langer zomaar willekeurig een oordeel uitspreken. Dit zijn twee voorbeelden van de 282 wetten die je op het monument kunt lezen :

‘Als iemand een ander beschuldigt van een moord en dat niet kan bewijzen, moet hij zelf ter dood worden gebracht.

Als iemand te lui is om zijn dam in goede staat te houden, en als dan de dam doorbreekt en alle velden onder water komen te staan, dan zal hij als slaaf worden verkocht, en met het geld zal het graan worden vergoed dat hij verwoest heeft.’

Omstreeks het jaar 600 v.C. stichtten de Babyloniërs opnieuw een groot rijk dat daarna ongeveer honderd jaar heeft bestaan. Het was groter dan het rijk van Hammoerabi: niet alleen Mesopotamië hoorde erbij, maar ook Syrië en Palestina.

Een bekende koning van dat rijk was Nebukadnezar (r. 605 v.C.–562 v.C.). Hij liet de indrukwekkende hoofdstad Babylon opnieuw opbouwen met een heel hoge tempeltoren, paleizen en prachtig versierde stadspoorten. Beroemd waren de zogenaamde ‘hangende tuinen van Babylon’; die hingen niet echt, maar het waren terrassen waarop parkjes waren aangelegd. In de Oudheid stond dat bekend als een wereldwonder

24 Tijdvakken B
4 5 6 4

Nebukadnezar veroverde ook Jeruzalem, de hoofdstad van de Joden. Hij bracht hen als gevangenen naar Babylon. Daarna volgde de zogenaamde ‘Babylonische ballingschap’. In die tijd zijn veel

Joodse Bijbelboeken geschreven. Het Bijbelverhaal van ‘de toren van Babel’ heeft waarschijnlijk te maken met de hoge tempeltoren die de Joden in Babylon zagen.

25 Jagers & boeren tot 800 v.C. 1
5 6

C — Induscultuur

Op meer plaatsen in de wereld hebben oude culturen bestaan, bijvoorbeeld in China en Midden­Amerika. Ook langs de rivier de Indus in het tegenwoordige Pakistan werden steden gebouwd die misschien nog wel ouder zijn dan die van Mesopotamië en Egypte. Maar we weten niet zo veel over de bewoners. Het schrift van deze mensen is namelijk nooit ontcijferd Het beeldje van afbeelding 7 is één van de mooiste die van de Induscultuur zijn gevonden. Sommige mensen denken dat het een vorst of een priesterkoning voorstelt. Maar dat weten we niet zeker. In de steden langs de Indus zijn geen grote gebouwen gevonden, zoals tempels of paleizen. Dus misschien was dit beeldje geen vorst, maar gewoon een voorname persoon die in zo’n stad heeft gewoond. Was het mogelijk om een samenleving met grote steden te hebben zonder vorst of regering? We weten het niet.

Wat we wél weten, is hoe de huizen er hebben uitgezien. Sommige hadden geen deur of raam aan de buitenkant. Je moest op het

dak klimmen met een ladder en dan kon je naar binnen. Dat was veilig. Als er vijanden kwamen, hoefde je alleen maar de ladders weg te halen. De mensen leefden van landbouw en handel. Dat was ruilhandel, want er zijn geen munten gevonden. Geld hadden de Indusmensen dus niet. Waarschijnlijk voerden ze weinig oorlog, want hun steden hadden geen verdedigingsmuren. Maar over de politiek van dit volk is weinig te zeggen, omdat we hun schrift niet kunnen lezen.

26 Tijdvakken B
7 8 7 8

D — Geschiedenis nu

Het tegenwoordige land Irak is trots op de oude cultuur die daar geweest is. De Iraakse dictator Saddam Hoessein (r. 1979–2003) vergeleek zichzelf met Nebukadnezar en Hammoerabi (afbeelding 9). Op de ruïnes van Babylon liet hij een deel van de stad herbouwen.

v vruchtbaarheid*

v cultuur*

v stadsmuur*

v verdediging*

v tempeltoren

v tempel*

v god*

v hemel*

v handel*

v bevloeien

v landbouw*

v schrift*

v spijkerschrift

v hiërogliefenschrift*

v kleitablet

v vorst*

v staat*

v stadstaat

v koning

v inscriptie*

v offer*

v bestuur*

v ambtenaar*

v wet*

v rechtspraak*

v priester*

v plechtigheid

v handhaven

v farao*

v macht*

v rijk

v onderwerpen

v belasting*

v monument

v willekeur(ig)

v wereldwonder

v ballingschap

v ontcijferen*

v samenleving*

v regering*

v geld*

v oorlog*

v politiek*

v Gudea

v Sargon

v Hammoerabi

v Nebukadnezar

v 10 000 v.C. * Uitvinding van de landbouw.

v 3500 v.C. Uitvinding van het schrift.

v 1780 v.C. Hammoerabi laat voor het eerst vaste wetten opschrijven.

27 Jagers & boeren tot 800 v.C. 1
Naam Keerpunten Begrippen & woorden Begrippen met een * heb je eerder gehad
9
* Besproken in vorige leerjaren

Mensen uit dit tijdvak Een machtige vorst en een machtige vorstin

v Hammoerabi (r. 1792–1750 v.C.)

v Hatsjepsoet (r. 1479–1458 v.C.)

Vorsten uit dit tijdvak waren bijna altijd mannen die veel oorlog voerden. Maar er waren uitzonderingen. Hammoerabi deed meer dan alleen oorlog voeren. In Egypte heerste een tijd lang een machtige vrouw als farao.

v Hammoerabi zorgde voor rechtvaardigheid en zekerheid

Toen Hammoerabi in 1792 v. C. de troon erfde van zijn vader, bestond zijn gebied uit de omgeving waarin hij de stad Babylon zou bouwen, ongeveer 50 kilometer rond die plaats. Maar hij veroverde het grootste deel van Mesopotamië: een rijk van 750 kilometer lang en 200 kilometer breed. Hij voerde dus veel oorlogen, net als andere koningen. Maar hij wilde het veroverde gebied ook goed regeren. Daarvoor maakte hij zijn beroemde wetten. De bekendste regel uit de wetten is vergelding. Dat betekent dat iemand die een ander iets aandoet, datzelfde als straf krijgt opgelegd. Als iemand een ander vermoordt, krijgt hij de doodstraf. Als iemand een ander een oog uitsteekt, wordt zijn oog ook uitgestoken. Die regel wordt vaak ‘oog om oog, tand om tand’ genoemd.

Hoe ging Hammoerabi om met de rechten van vrouwen? In zijn tijd was iedere vrouw getrouwd en daardoor min of meer het ‘bezit’ van haar man. Bij haar huwelijk betaalde haar vader een bruidsschat om de nieuwe echtgenoot te vergoeden voor de zorg die hij de vrouw gaf. Dit zijn enkele regels over vrouwenrechten uit Hammoerabi’s wetten:

‘Als een man wil scheiden van een vrouw die hem kinderen heeft gebaard, dan zal hij die vrouw haar bruidsschat geven en een deel van de opbrengst van het veld en de tuin, zodat ze haar kinderen kan opvoeden. Wanneer zij haar kinderen heeft grootgebracht, mag zij trouwen met de man van haar hart.

Als een vrouw ruzie maakt met haar man en zegt: “Je bent niet aardig tegen mij”, moet ze daarvoor haar redenen noemen. Als het niet haar schuld is, en haar man verwaarloost haar, dan kan deze vrouw niets worden verweten. Dan mag ze haar bruidsschat nemen en teruggaan naar het huis van haar vader.

Als een man een vrouw neemt en zij wordt ziek, en als hij dan een tweede vrouw wil nemen, zal hij zijn zieke vrouw niet wegsturen, maar hij zal haar in huis houden en steunen zolang ze leeft. Maar als deze vrouw niet in het huis van haar man wil blijven, dan zal hij haar de bruidsschat vergoeden en zij mag dan gaan.

28 Tijdvakken B
Portretbeeld van Hammoerabi.

Als een man een vrijgeboren vrouw slaat zodat ze haar ongeboren kind verliest, moet hij haar tien sikkels (= de prijs van een slaaf) betalen voor haar verlies. Maar als ook de vrouw zelf sterft, zal de dochter van de moordenaar ter dood worden gebracht.’

v Hatsjepsoet was een machtige vrouw

Hatsjepsoet was koningin van Egypte in de tijd van farao Thoetmosis II (r. 1492–1479 v. C.). Toen haar man overleed, was de troonopvolger pas twee jaar. Daarom nam Hatsjepsoet de titel farao over en regeerde de eerstvolgende 22 jaar. Ze liet zich afbeelden met alle tekens van waardigheid van een farao, zelfs met een aangeplakte baard — dat hoorde bij een farao.

De voorgangers van Hatsjepsoet waren grote veroveraars. In hun tijd heerste Egypte over het hele Midden­Oosten. Hatsjepsoet hield zich liever bezig met vreedzame zaken. Door oorlogen werden de relaties met buurlanden verstoord. Hatsjepsoet stuurde handelsexpedities om de relaties te ver­

beteren, en ook om luxegoederen te krijgen die in Egypte niet voorkwamen. Uit Somalië liet ze bijvoorbeeld complete mirrebomen meenemen om ze te planten in de hof van haar paleis. Mirre wordt gebruikt om er parfum van te maken.

Ze liet talloze tempels, paleizen en monumenten bouwen. Belangrijke gebeurtenissen uit haar regering werden gevierd met obelisken. In de buurt van Luxor liet ze een grote dodentempel bouwen, bedoeld als haar eeuwige rustplaats. Op de muren staan teksten en afbeeldingen over haar daden als farao. De tempel is tegenwoordig een belangrijke toeristische trekpleister.

Toen Hatsjepsoet overleed, liet haar opvolger haar naam weghalen van alle tempels en obelisken. Beelden van haar werden kapotgeslagen. Hij deed net of hij de dodentempel bij Luxor zelf had gebouwd door er zijn eigen naam op te zetten. De herinnering aan Hatsjepsoet moest worden uitgewist. Maar dat is niet gelukt. Wij weten best veel over haar. Kapotgeslagen beelden zijn teruggevonden en stukje voor stukje door archeologen weer in elkaar gezet. Zo weten we hoe Hatsjepsoet er heeft uitgezien.

Andere mensen uit dit tijdvak

v Suppiluliumas (r. ca. 1350 v.C.) was koning van de Hittieten in het tegenwoordige Turkije. Hij streed met Egyptische farao’s om de macht in het Midden­Oosten.

v David (r. ca. 1000 v. C.) was misschien de eerste belangrijke koning van de Joden en stichter van Jeruzalem. Misschien was hij alleen een stamhoofd, en Jeruzalem een klein dorpje.

v Zakutu, ook wel Naqia genoemd (ca. 700 v. C.) was vrouw van de Mesopotamische koning Sennacherib en moeder van diens zoon Ezarhaddon. Zij speelde een belangrijke politieke rol als ‘moeder van de koning’.

v Qin Shi-Huang (r. 221–210 v.C.) wordt beschouwd als eerste keizer van China, die het land onder één bestuur bracht.

29 Jagers & boeren tot 800 v.C. 1
Koningin Hatsjepsoet als farao van Egypte.

v De Griekse stadstaat

v Het Romeinse wereldrijk

Tot nu toe heb je bij dit tijdvak geleerd over het grote Romeinse wereldrijk en het leven van rijke en arme Romeinen, onder andere slaven. Je leerde over de Griekse cultuur, godsdienst en wetenschap, en over het ontstaan van het christendom. Dit jaar kijken we naar de politiek. Hoe gingen de Grieken om met politiek in hun stadstaten en hoe deden de Romeinen dat in hun wereldrijk?

A — Griekse stadstaten

Griekenland is een ander soort land dan Mesopotamië en Egypte. Er is geen grote rivier waarlangs je iedereen in het land kunt bereiken. Het Griekse gebied heeft een grillige vorm met veel eilanden en schiereilanden. Het binnenland is nogal bergachtig. Hierdoor was het in de Oudheid moeilijk om er één staat met één regering van te maken. Er waren tientallen kleine staten die je bijna allemaal vanaf de zee kon bereiken. Over land reizen was veel moeilijker. Zo vormde Athene met omgeving de staat

30
B
Tijdvakken
800  v. C. – 500  n. C. 2 800 v.C. 1 500 n.C. 1000 2000 v.C. 1 griekenland in de oudheid zakynthos achaea kerkyra aeolis kos aetolië kreta akarnanië lakonië argolis lemnos arkadië lesbos attica leukas locris chalcidice macedonië chios malis doris messenië elis phocis epirus rhodos euboea samos imbros samothrace ionië thasos ithaka thera kefallenia thessalië boeotië Athene Thebe Korinthe Sparta Efese Milete Stad Athene Stadstaat attica 1
Grieken & Romeinen

Attica, Thebe met omgeving de staat Boeotië en Sparta met omgeving de staat Lakonië. We noemen die kleine Griekse landjes stadstaten.

Op afbeelding 2 zie je hoe de Atheners hun stadstaat hadden ingericht. Aan zee lag een haven. Er liepen lange muren naar de stad Athene verderop op een heuvel. Tussen de muren kon je veilig van de stad naar de haven gaan. De stad lag op een heuvel omdat hij dan beter te verdedigen was tegen vijanden. Op de achtergrond zie je de bergen om het gebied van de Atheners heen. Over land waren ze daardoor bijna niet aan te vallen. Zo konden de Atheners een onafhankelijke stadstaat vormen met een eigen regering. Op dezelfde manier waren tientallen andere Griekse stadstaten ontstaan. De Grieken hadden wél het gevoel dat ze bij elkaar hoorden, omdat ze allemaal Grieks spraken en dezelfde goden vereerden. Maar een vorst die over alle Grieken heerste, was er niet.

B — Politiek bij de Grieken

De Grieken dachten niet dat macht afkomstig was van goden. Bij de Mesopotamiërs en Egyptenaren was dat wél zo. Hammoerabi zei dat hij zijn wetten van een god had gekregen; farao’s werden beschouwd als zoon van de zonnegod. Maar de Grieken vonden dat burgers zelf konden beslissen over het bestuur van hun stadstaat.

Op afbeelding 3 zie je hoe het Atheense vriendenpaar Harmodios en Aristogeiton een tiran vermoordt.

31 Grieken & Romeinen 800 v.C. – 500 n.C. 2
2 3 2 3

Een tiran was een alleenheerser die zich niets van de burgers aantrok. Dat klopte niet volgens de vrienden. Een stadstaat was er voor de burgers. Toch hadden de stadstaten verschillende soorten besturen. In sommige staten had één man de macht. Dan was zo’n staat een monarchie. In andere stadstaten vonden de burgers dat de ‘besten’ de macht moesten hebben: de edelen. Want niet iedereen had evenveel verstand van politiek. Als de edelen regeren, noem je dat een aristocratie In staten waarin alle burgers samen bestuurden, was er een democratie: een regering door het volk.

Dit is het grote plein van Athene: de Agora. Op de heuvel is een burcht gebouwd. Binnen de muren staat de tempel voor de godin Athena. Haar standbeeld staat ervoor, helemaal bekleed met goud.

Op de Agora praatten de mensen over het nieuws. De burgers vonden het belangrijk hoe het met

32 Tijdvakken B
4 4 5

hun staat ging. Nadat Harmodios en Aristogeiton de tiran hadden gedood, voerde Kleisthenes ( 570 – 507 v. C.) in Athene een democratie in. Alle burgers kwamen voortaan bijeen in een volksvergadering. Daar hielden politieke leiders toespraken over hun plannen.

Een belangrijke politicus in de tijd van de Atheense democratie was Perikles (495 – 429 v.C.). Hij kon de volksvergadering meestal goed overtuigen. Daardoor kreeg hij macht, want de plannen waar de meeste burgers het mee eens waren, werden uitgevoerd.

Perikles was trots op Athene. Toen in een oorlog tegen de stadstaat Sparta Atheense burgers waren gesneuveld, hield Perikles een redevoering. Hij wilde uitleggen dat ze niet voor niets waren

gestorven:

‘Onze staat wordt een democratie genoemd omdat de macht niet in handen is van een minderheid, maar van het hele volk. Iedereen is bij ons gelijk voor de wet. Bij ons krijgt iemand geen politieke rol omdat hij bij een voorname familie hoort, maar omdat hij de juiste bekwaamheden heeft. Niemand wordt door armoede buiten de politiek gehouden.’

Toch konden niet echt alle Atheners meedoen. Slaven, mensen die niet in Athene geboren waren

en vrouwen hadden geen burgerrecht. Zij beslisten dus ook niet mee over de politiek. In 146 v.C. werden de Griekse stadstaten veroverd door de Romeinen. Daarmee kwam een eind aan hun onafhankelijkheid. Het Griekse gebied werd een provincie van het Romeinse Rijk.

C — Politiek bij de Romeinen

Omstreeks 750 v.C. werd Rome in Italië gesticht als stadstaat. Er regeerde een koning, dus het was een monarchie. Totdat omstreeks 500 v.C. de koning werd afgezet. Aanzienlijke Romeinen namen de macht over. Zij noemden zich senatoren (dat betekent ‘oudsten’). Er was ook een volksvergadering, maar die had niet veel te zeggen. Rome was meer een aristocratie dan een democratie.

Vanaf 500 v.C. noemden de Romeinen hun staat republiek. Dat betekent: ‘iets van iedereen’. De staat was niet van de goden of van een koning, maar van de burgers. Maar de senatoren waren er de baas.

Romeinse burgers konden wél rekenen op een eerlijke rechtspraak. De wetten van Hammoerabi waren al een grote vooruitgang geweest. Rechters konden niet meer willekeurig oordelen, maar moesten de wet toepassen. De Romeinen hadden nog veel betere wetboeken.

33 Grieken & Romeinen 800 v.C. – 500 n.C. 2
5 6 7 6 7

Tijdvakken B

Nog belangrijker was dat een rechter bij de Romeinen niet in zijn eentje rechtsprak. Er waren altijd twee partijen: een aanklager en een advocaat die opkwam voor de aangeklaagde. Nadat beide partijen hun verhaal gehouden hadden, besliste de rechter wie er gelijk had. Daarbij moest hij de wet toepassen. In democratische landen zoals Nederland gaan rechtszaken nog steeds zo. Dat hebben we van de Romeinen geleerd.

Een belangrijk verschil tussen Rome en de Griekse stadstaten was dat de Romeinen een groot rijk veroverden. Door de vele oorlogen konden generaals populair worden. Hun soldaten waren meer trouw aan hen dan aan de staat. Zo kwamen er burgeroorlogen in de Romeinse Republiek. De partij van de generaals stond daarbij tegenover de partij van de senatoren.

Julius Caesar (100–44 v. C.) was zo’n populaire generaal. Hij voerde jarenlang oorlogen waarin hij veel gebied veroverde. Zo voegde hij heel Frankrijk (dat heette toen Gallië) bij het Romeinse Rijk.

Daarna kon hij zijn leger ongeveer alles laten doen.

Zo veroverde hij de macht over alle Romeinen. Hij schafte de republiek af en werd alleenheerser. De senatoren waren daar natuurlijk kwaad over. Caesar leek wel een koning en dat wilden ze niet in hun republiek. Daarom werd Caesar vermoord. Daarna begon de burgeroorlog opnieuw.

In 27 v. C. maakte de geadopteerde zoon van Caesar een eind aan de jarenlange burgeroorlogen. Hij kreeg de erenaam Augustus (‘de verhevene’) omdat hij de vrede had hersteld. Tijdens zijn regering haalden de Romeinen opgelucht adem: eindelijk waren de burgeroorlogen afgelopen. Liever een alleenheerser dan steeds maar oorlog, moeten ze gedacht hebben.

Daarom werd Augustus (r. 27 v. C. – 14 n. C.) de eerste van een lange reeks alleenheersers: de eerste Romeinse keizer. Dat was een keerpunt: in plaats van de republiek kwam een monarchie. Na Augustus hebben bijna honderd keizers over het Romeinse Rijk geregeerd. In 476 n. C. werd de laatste keizer afgezet door Germanen die de gehele westelijke helft van de Romeinse Rijk hadden veroverd.

34
8 9 8 9

D — Geschiedenis nu

v Griekse politiek is belangrijk voor nu, vooral de democratie.

v Door het Romeinse Rijk werd de klassieke

Begrippen & woorden

v staat*

v regering*

v stadstaat*

v verdedigen*

v onafhankelijkheid*

v god*

v vorst*

v macht*

v wet*

v farao*

v burger*

v bestuur*

v tiran

v alleenheerser

v monarchie

v edele*

v politiek*

v aristocratie

v democratie

v burcht*

v tempel*

v volksvergadering

v politicus

v oorlog*

v slaaf*

v burgerrecht

v provincie*

v koning*

v senator

v republiek*

v rechtspraak*

v willekeur(ig)*

v rechter

v aanklager

v advocaat

v rijk*

v oorlog*

v populair

v trouw

v burgeroorlog*

v keizer*

cultuur in heel Europa verspreid. Dat heeft veel invloed op de wereld van nu. Een voorbeeld is het Romeinse recht dat nog steeds invloed heeft op de rechtspraak in (bijvoorbeeld) Nederland (afbeelding 10).

Namen

v Harmodios & Aristogeiton

v Kleisthenes

v Perikles

v Julius Caesar

v Augustus Keerpunten

v 241 v.C. *

De Romeinen veroveren hun eerste provincie. Er komt een grote stroom slaven op gang.

v 27 v.C.

Augustus maakt een eind aan de Romeinse Republiek. Er komt een Romeins keizerrijk.

v 392 n.C. *

Alle andere godsdiensten dan het christendom worden verboden. Europa wordt christelijk.

35 Grieken & Romeinen 800 v.C. – 500 n.C. 2
Woorden met een * heb je eerder gehad
10
* Besproken in vorige leerjaren

Mensen uit dit tijdvak Een keizerlijk echtpaar

v Octavianus Augustus (63 v.C.–14 n.C.)

v Livia (58 v.C.–29 n.C.)

Augustus en zijn vrouw Livia waren het eerste keizerlijke echtpaar van de Romeinen. Augustus herstelde de vrede in het Romeinse Rijk. Livia was als vorstelijke keizerin niet alleen een voorbeeld voor het Romeinse volk, maar ook erg machtig.

v Octavianus herstelde de vrede en werd Augustus

De latere keizer Augustus werd geboren als Octavius, kleinzoon van een zus van Julius Caesar. Caesar was erg gesteld op zijn achterneef. Hij nam hem mee op een veldtocht naar Spanje en zag toen meteen dat de jongeman een dappere strijder was. Na de moord op zijn oudoom hoorde Octavius dat Caesar hem als zoon had geadopteerd en zijn erfenis aan hem naliet. Vanaf dat moment noemde hij zich Gaius Julius Caesar Octavianus. De eerste drie namen waren die van zijn oudoom.

Octavianus had twee problemen bij de opvolging van Caesar als heerser van het Romeinse Rijk. Ten eerste waren er de senatoren die Caesar hadden laten vermoorden. Zij waren tegen een alleenheerser. Ten tweede was er de onderbevelhebber van het leger van Caesar: Marcus Antonius. Hij wilde Caesar eigenlijk ook wel opvolgen.

Octavianus besloot om eerst maar met Marcus Antonius te gaan samenwerken. Samen versloegen ze de senatorenpartij. Van zo’n 200 senatoren pakten ze eerst het bezit af en daarna werden die mannen gedood of verdreven. Op de vrijgekomen plaatsen in de Senaat benoemde Octavianus alleen zijn eigen aanhangers.

Het Romeinse Rijk werd tussen Antonius en Octavianus verdeeld: Antonius zou het oosten krijgen en Octavianus het westen. In het oosten aangekomen begon Antonius een relatie met de beroemde Egyptische vorstin Cleopatra. Hij ging zich gedragen als een soort farao met goddelijke macht. Daar moesten de Romeinse senatoren niets van hebben. Zij stuurden Octavianus op pad om Antonius en Cleopatra te verslaan. Met een grote zeeslag in de Middellandse Zee in het jaar 31 v. C. lukte dat ook. Nu had Octavianus ‘het rijk alleen’.

Maar zo’n alleenheerser — dat lag nog altijd moeilijk in de Romeinse Republiek. Octavianus pakte het slim aan. Na zijn grote overwinning deed hij net of hij zich bescheiden wilde terugtrekken. Hij gaf zogenaamd ‘alle macht terug aan de Senaat’. Uit dank gaf de Senaat hem toen de titel ‘Augustus’ (de verhevene). Hij kreeg meer macht dan iemand ooit in Rome gehad had. Zo leek het net of de nieuwe keizer de macht niet had veroverd, maar eerlijk gekregen.

Augustus zorgde voor vrede en welvaart in het Romeinse Rijk. Daardoor vergaten de Romeinen steeds meer dat ze eigenlijk een republiek waren. Ze waren tevreden dat er een verstandige, krachtige leider was. Dat die op een vorst leek, namen ze op de koop toe. Augustus regeerde het rijk veertig jaar lang. Hij overleed als 76 ­jarige, wat voor die tijd best oud was.

36 Tijdvakken B
Augustus en Livia, met haar jonge achterkleinzoon Nero die de vijfde Romeinse keizer zou worden.

v Livia was een voorbeeldige, machtige keizerin

Toen Livia en Octavianus in 38 v.C. met elkaar trouwden, waren ze allebei al eerder getrouwd geweest. Op het moment van het huwelijk was Livia zelfs nog zwanger van haar eerste man. Toen haar tweede zoon kort daarna geboren werd, grapten de Romeinen: ‘Alleen de gelukkigen krijgen binnen drie maanden een kind.’

Bij hun eerste ontmoeting zou Octavianus meteen verliefd op Livia zijn geworden vanwege haar schoonheid. Daarom scheidde hij van zijn eerste vrouw en dwong de echtgenoot van Livia om ook te scheiden. Het huwelijk vond snel daarna plaats. Maar ze kregen samen geen kinderen, tot grote teleurstelling van Octavianus. Toch bleven ze meer dan vijftig jaar met elkaar getrouwd.

Nadat Octavianus in 27 v.C. keizer was geworden, werd de kinderloosheid een groter probleem, want het Romeinse Rijk moest vreedzaam en ordelijk blijven. Er moest een troonopvolger zijn die goed op zijn taak kon worden voorbereid. De twee zonen van Livia uit haar eerste huwelijk waren een optie, maar ja, die waren nu eenmaal geen familie van Augustus. Daarom keek de keizer eerst naar de twee

zonen van Julia, zijn dochter uit zijn eerste huwelijk: Lucius en Gaius. Maar beiden overleden op raadselachtige wijze op ongeveer 20­jarige leeftijd. Er werd gezegd dat Livia achter hun dood zat, omdat zij haar eigen zoons naar voren wilde schuiven. Ze zou Lucius en Gaius vergiftigd hebben. Maar voor die beschuldiging bestaat geen enkel bewijs.

Livia’s zoon Tiberius werd nu de troonopvolger. Livia deed veel moeite om als een voorbeeldige ‘moeder van de Romeinen’ bekend te staan. Zij was degene die de toekomstige keizer had gebaard. Ze leefde niet als protserige keizerin, maar simpel en bescheiden. Aan haar portret kun je zien dat ze haar haar bijvoorbeeld heel eenvoudig droeg, met een knot aan de achterkant. Ze wilde geen ingewikkelde kapsels waarmee andere voorname vrouwen pronkten.

Samen met Augustus bestuurde zij het rijk wijs en verstandig. Want ze had veel invloed op haar man die haar vaak om raad vroeg. Na de dood van Augustus kreeg ze de erenaam ‘Augusta’ als moeder van de nieuwe keizer. Ook toen had ze nog veel macht en invloed. Ze overleed op de zeer hoge leeftijd van 87 jaar.

Andere mensen uit dit tijdvak

v Hydna van Scione (ca. 475 v.C.) was een uitstekende zwemster. Zij zwom naar de Perzische vloot die Athene wilde aanvallen en sneed de ankerkabels door, waardoor de vloot in een storm verging.

v Demosthenes (384–322 v.C.) was een redenaar en politicus die de Atheners waarschuwde dat hun democratie zou verdwijnen als ze die niet beter verdedigden tegen een buitenlandse vorst.

v Agrippina de Jongere ( 15–59 n.C.) was echtgenote van keizer Claudius en moeder van keizer Nero. Zij speelde een grote rol in de politiek.

v Hadrianus ( 76–138 n.C.) was waarschijnlijk de beste Romeinse keizer ooit; hij regeerde verstandig en zorgde voor veilige grenzen.

37 Grieken & Romeinen 800 v.C. – 500 n.C. 2
Portretbeeld van Livia.

Onderzoeken & vergelijken

C

Vergelijking

Twee koningen willen absolute macht

In de tijd van steden en staten zijn sterke koninkrijken ontstaan. Langzamerhand kregen de koningen meer macht en de adel minder. Aan de feodale versnippering kwam een eind. In de zeventiende eeuw wilden koningen nóg machtiger worden: ze wilden absolute macht. Dat betekent dat niemand nog iets tegen hen kon inbrengen, omdat hun macht boven alles ging. Maar kregen de koningen dat ook echt voor elkaar? We vergelijken een koning van Engeland met een koning van Frankrijk.

Op de bladzijde hiernaast zie je twee schilderijen van zeventiende­eeuwse koningen: Karel I van Engeland (r. 1625 – 1649) en Lodewijk XIV van Frankrijk (r. 1643–1715).

De schilderijen lijken op elkaar. Beide koningen dragen een mantel gevoerd met wit bont van hermelijnen. ’s Winters krijgen hermelijnen een witte vacht in plaats van een bruine, behalve het puntje van hun staart dat zwart blijft. Het witte bont met zwarte puntjes wordt al eeuwen gebruikt voor koningsmantels. De mensen zeiden dat hermelijnen nog liever zouden sterven dan dat hun witte vacht vervuild raakte. Zo werd het witte bont een symbool van kracht en zuiverheid. Naast de koningen ligt rechts hun kroon, het symbool van hun macht. Beide koningen hebben een kostbare halsketting om met het teken van hun voornaamste ridderorde: in Engeland de Orde van de Kousenband, in Frankrijk de Orde van de Heilige Geest.

Misschien is nog wel de voornaamste overeenkomst dat beide koningen er trots en heerszuchtig uitzien. Het is duidelijk dat je niet tegen hun macht in moet gaan. Zó wilden ze geschilderd worden.

Er zijn ook verschillen. De Franse koning is veel jonger dan de Engelse. Hij moest zijn vader al op vijfjarige leeftijd opvolgen. Toen hij gekroond werd, was hij zestien. Voor die kroning is dit schilderij van hem gemaakt. Omdat Lodewijk zo jong begon als koning, kon hij ook heel lang blijven regeren: 72 jaar. Dat is een record. Geen enkele andere koning heeft ooit zo lang geregeerd.

De Engelse koning is 36 op het schilderij. Hij volgde zijn vader op toen hij 25 was. Hij regeerde veel korter dan zijn Franse collega: 24 jaar. De oorzaak daarvan was niet alleen dat hij veel later koning werd. Een andere reden was dat er aan zijn leven een onverwacht einde kwam.

Hoofdvraag en aanpak In dit hoofdstuk vergelijken we de Engelse en de Franse koning met elkaar. Aan hun schilderijen zie je dat ze allebei veel macht wilden hebben. Maar bij de ene koning lukte dat veel beter dan bij de andere. In dit hoofdstuk zoek je uit wie het meeste succes had en waarom.

Deel A en B van dit hoofdstuk gaan over Karel I van Engeland. Deel C en D gaan over Lodewijk XIV van Frankrijk. Bij beide koningen bespreken we eerst (in deel A en C dus) hoe zij hun absolute macht probeerden op te bouwen. In het tweede deel over Karel en Lodewijk (deel B en D) bekijken we wat het resultaat was van hun streven: welk koninkrijk lieten ze achter bij hun dood?

De vragen in dit hoofdstuk zijn dus:

1 Wat deden Karel I en Lodewijk XIV om hun macht op te bouwen?

2 Wat was het resultaat van het werk van Karel I en Lodewijk XIV? Welk koninkrijk lieten ze achter?

118 Onderzoeken & vergelijken C
2

Vergelijking Twee koningen willen absolute macht

119
2
2 Koning Lodewijk XIV van Frankrijk (r. 1643–1715). Schilderij uit 1654 door Justus van Egmont. 1 Koning Karel I van Engeland (r. 1625–1649). Schilderij uit 1636 door Antoon van Dyck.

A — Karel I bouwt aan zijn absolute macht

Koning van drie koninkrijken Toen zijn vader in 1625 overleed, leek kroonprins Karel (Charles) een mooie toekomst te hebben. Hij erfde drie koninkrijken: Engeland, Ierland en Schotland. Ierland was in de Middeleeuwen door Engelse koningen veroverd. Schotland werd in 1603 met Engeland onder één koning verenigd.

In Schotland was de vader van Karel koning. Toen de Engelse koningin Elizabeth I (r. 1558–1603) ongetrouwd en kinderloos stierf, volgde de vader van Karel haar op, want hij was haar achterneef. Zo erfde Karel in 1625 drie koninkrijken en niet alleen Schotland.

Dat was allemaal heel onverwacht. Karel was in 1600 in Schotland geboren als een ziekelijk kindje. Hij had nog een oudere broer, dus het was niet te verwachten dat de zwakke prins — die niet eens goed kon lopen — de troonopvolger zou worden. Maar de oudere broer overleed in 1612. En Karel overwon zijn zwakte: hij leerde goed lopen en zelfs paardrijden. Dat was voor een koning in die tijd wel nodig, want hij moest in tijden van oorlog het leger aanvoeren.

Zoals alle koningen moest Karel rekening houden met de standen uit de Middeleeuwen: de geestelijken, de edelen en de derde stand. In de Middeleeuwen hadden die standen allerlei voorrechten gekregen. Die wilden ze houden. In Engeland zaten de vertegenwoordigers van de standen in het Parlement.

De Engelse kerk In de tijd van de Reformatie was de kerk in Engeland protestants geworden. Dat kwam vooral door de Engelse koning. Na een ruzie met de paus besloot hij in 1534 zichzelf tot hoofd van de kerk te benoemen. Hij liet alle kloosters sluiten en nam hun bezit in beslag. In de kerk werden sommige ideeën van Luther en Calvijn overgenomen, maar lang niet alles. De Engelse kerk bleef erg lijken op de rooms­katholieke kerk. Er bleven bijvoorbeeld machtige bisschoppen die door de koning werden benoemd.

120 Onderzoeken & vergelijken C
3 Karel I als kind. 4 Het Engelse Parlement in de tijd van Karel I.

De machtigste geestelijke in Engeland was de aartsbisschop van Canterbury. In de tijd van Karel I was dat William Laud (1573–1645). Hij wilde de Engelse kerk zo katholiek mogelijk laten blijven.

Er waren gelovigen die het daar niet mee eens waren. Zij wilden het zuivere protestantisme, liefst zoals Calvijn dat had verkondigd. Een ander woord voor zuiver is ‘puur’. Daarom werden die gelovigen ‘puriteinen’ genoemd. Zij wilden een eenvoudige kerk zonder rijkdommen en zonder machtige bisschoppen. In Schotland was de puriteinse, calvinistische kerk de officiële kerk. In Ierland was de bevolking juist weer rooms­katholiek. Dat was allemaal niet eenvoudig voor een koning van drie koninkrijken. Hij wilde het liefst dat het overal ging zoals in de Engelse kerk.

De belastingen Het was altijd een probleem voor vorsten om aan voldoende geld te komen. Er waren geen vaste belastingen zoals tegenwoordig. Telkens als een koning geld wilde hebben, moest hij toestemming vragen aan de standen — in Engeland dus aan het Parlement. Elke keer als de koning het Parlement bijeenriep, stelden de vertegenwoordigers meteen lijsten met ‘grieven’ op: dingen waar de standen ontevreden over waren. Ze eisten dan dat de koning daar voortaan rekening mee hield. Als hij dat niet deed, gaven ze ook geen toestemming voor belastingen.

Koning Karel I probeerde vaak aan geld te komen zonder het Parlement toestemming te vragen. Een voorbeeld was het ‘scheepsgeld’. Het was in Engeland altijd de gewoonte geweest dat steden aan de kust zorgden voor marineschepen als er oorlog was. Op een bepaald moment waren de steden in plaats van echte schepen geld aan de koning gaan geven: scheepsgeld. De koning wilde dat scheepsgeld niet meer alleen in tijden van oorlog, maar altijd; en niet alleen van steden aan de kust, maar van alle steden. Want, zo zei de koning, die schepen voor de kust verdedigen toch het héle land? Daar moest iedereen altijd aan meebetalen.

Over zulke acties van de koning werd het Parlement woedend. Wat haalde die koning zich in zijn hoofd? Hij kon toch niet zomaar geld eisen zonder toestemming?

Het goddelijk recht van koningen Koning Karel I geloofde in het goddelijk recht van koningen. Dat betekent dat koningen hun macht van God hebben gekregen en dat daarom niemand zich met hen mag bemoeien. Wat de koning beslist, is een beslissing van God. Zoiets als een Parlement kon dus eigenlijk niet bestaan — of tenminste: het Parlement moest zich niet met de beslissingen van de koning bemoeien. Bekende uitspraken van Karel zijn:

‘Vorsten zijn niet verplicht verantwoording af te leggen over hun daden, behalve aan God.’ ‘De koning kan niets verkeerd doen (The King can do no wrong ).’

Het Parlement was het daar natuurlijk niet mee eens. En er waren nog meer redenen waarom het Parlement deze koning niet zag zitten. Er zaten veel puriteinen in het Parlement. Die vonden dat bisschop

121
2
Vergelijking Twee koningen willen absolute macht
5 Het goddelijk recht van koningen. Gravure van Michael Burghers, een Nederlandse kunstenaar die in de zeventiende eeuw in Engeland werkte. De kroon daalt vanuit de wolken op de koning neer. In de stralenbundel vanuit de hemel staat in het Latijn: ‘Door mij regeren koningen’.

Laud de kerk veel te katholiek maakte. Nog erger was dat de koning zelf met een rooms­katholieke vrouw getrouwd was, een Franse prinses. Zij was niet eens aanwezig geweest bij zijn kroning, want die vond plaats in de kerk van Engeland, een protestantse kerk. De koningin vond dat ze niet bij zo’n ‘ketterse’ plechtigheid aanwezig kon zijn.

Strijd met het Parlement Er was dus reden genoeg voor een flinke ruzie tussen koning en Parlement. Na zijn kroning in 1625 had de koning direct het Parlement bijeengeroepen om aan geld te komen. Maar de vertegenwoordigers waren niet van plan toe te geven. De koning stuurde ze daarom meteen weer naar huis. Het was een ‘nutteloos Parlement’, zei hij.

In 1628 had de koning weer dringend geld nodig. Hij wilde meevechten in de godsdienstoorlogen in Europa. Dus riep hij het Parlement bijeen. De vertegenwoordigers stelden eerst een Petition of Rights

op. Alleen als de koning die ondertekende, zou hij geld krijgen. In de petitie stond dat niemand kon worden gedwongen belasting te betalen zonder instemming van het Parlement en dat niemand mocht worden opgesloten zonder een eerlijke rechtszaak. De koning moest wel tekenen, want zonder geld kon hij niets. Toen bekend werd dat de koning had toegegeven, werden in het hele land de kerkklokken geluid en vreugdevuren aangestoken.

Maar de koning gaf zich niet zomaar gewonnen. Hij was niet van plan zijn goddelijk recht op te geven. Hij riep gewoon geen Parlement meer bijeen en regelde zijn zaken op andere manieren. Hij bleef scheepsgeld innen en verkocht soms stukken grond om aan geld te komen. Natuurlijk had hij ook inkomsten uit zijn eigen landgoederen. Maar een echte oorlog voeren: dat lukte op deze manier niet. Dus probeerde hij de vrede te bewaren.

Ondertussen werkte Karel aan zijn koninklijk aanzien. In de tijd waarin hij in Frankrijk op zoek was naar een echtgenote, had hij gezien dat op het vasteland van Europa veel mooiere schilderijen werden gemaakt dan in Engeland. Daarom huurde hij een Vlaamse schilder in als hofschilder: Antoon van Dyck (1599–1641). Die maakte prachtige schilderijen voor de koning om er zijn paleizen mee te versieren, bijvoorbeeld het schilderij van afbeelding 6. Met zulke portretten kon je als absoluut vorst wel voor de dag komen.

B — Het resultaat van Karels werk

Burgeroorlog Uiteindelijk kon Karel zijn alleenheerschappij niet volhouden. Toen aartsbisschop Laud in Schotland óók de ‘katholieke’ regels van de Engelse kerk wilde invoeren, kwamen de puriteinse Schotten in opstand. Ze vielen in 1640 Engeland binnen met een leger. Om daar iets tegen te doen, had Karel veel geld nodig; hij moest dus het Parlement bijeenroepen.

Deze keer zou het Parlement zich niet meer laten wegsturen. De vertegenwoordigers stelden lange lijsten met ‘grieven’ op. De belangrijkste legeraanvoerder van de koning moest ter dood worden gebracht en aartsbisschop Laud moest in de Tower

122 Onderzoeken & vergelijken C
6 Karel I in harnas op zijn koninklijke schimmel, terwijl zijn stalmeester — die zijn helm draagt — bewonderend naar hem opkijkt. Schilderij uit 1633 door Antoon van Dyck.

of London gevangengezet worden. Beiden werden door het Parlement beschuldigd van ‘verraad’. De leden van het Parlement wilden ook een meer puriteinse Engelse kerk en geen bisschoppen meer als leden van het Parlement. Natuurlijk wilden ze dat de Petition of Rights zou worden gehandhaafd.

De koning begon te begrijpen dat hij in Londen misschien niet meer veilig was. Hij verhuisde naar Oxford en bracht zijn leger bijeen om het Parlement een lesje te leren. Maar het Parlement bracht ook een leger bijeen. Het was een nieuw type leger ( new model army ) dat bestond uit fanatieke vechters die opkwamen voor hun strenge, puriteinse geloof. Vooral de cavalerie was heel sterk. De ruiters werden de Ironsides (ijzeren mannen) genoemd. Hun aanvoerder was Oliver Cromwell (1599 –1658). Zo begon de Engelse Burgeroorlog, een strijd tussen het leger van de koning en het leger van het Parlement.

De dood van de koning Het koninklijke leger kon niet op tegen de fanatieke soldaten van het Parlement. In 1647 werd de koning gevangengenomen. In het Parlement begon een proces tegen hem. Maar

een koning veroordelen — kon dat wel? Heel wat parlementsleden schrokken daarvoor terug, maar leiders als Oliver Cromwell drongen erop aan dat ze streng moesten zijn. Aarzelende parlementsleden werden weggestuurd.

Uiteindelijk noemden de overgebleven parlementsleden de koning ‘een tiran, verrader, moordenaar en een publieke vijand, die de dood verdient door het scheiden van zijn hoofd van zijn lichaam’. Zo werd Karel op 30 januari 1649 in het openbaar onthoofd op Whitehall, een belangrijke straat in Londen. Het publiek juichte niet toen de bijl neerkwam. Want was het doden van een koning niet een verschrikkelijke misdaad, een grote zonde tegen God?

De Engelse Republiek Na de dood van Karel I werd de koningstitel in Engeland afgeschaft. Het land werd een republiek onder leiding van Oliver Cromwell. In het Parlement zaten alleen nog vertegenwoordigers die het met hem eens waren. Maar zelfs met hen kon Cromwell niet overweg. Het hele Parlement werd naar huis gestuurd.

123 Vergelijking Twee
2
koningen willen absolute macht
7 Oliver Cromwell. Schilderij uit 1656 door Samuel Cooper. 8 De onthoofding van Karel I. Illustratie uit een nieuwsblaadje uit 1649. De afbeelding is later ingekleurd.

Cromwell gedroeg zich steeds meer als een strenge, puriteinse dictator, ook tegenover de kerk. Rijkdommen in Engelse kerken werden gesloopt of verwoest.

Door het harde optreden van Cromwell groeide de ontevredenheid in Engeland. Na Cromwells dood in 1658 probeerde zijn zoon Richard hem op te volgen, maar de verdeeldheid onder de Engelsen was te groot. Er werd geroepen om de terugkeer van een koning. Zo kwam in 1660 de zoon van de onthoofde koning op de troon als Karel II (r. 1660–1685).

De Glorious Revolution Nog steeds waren de problemen tussen koning en Parlement niet echt opgelost. Karel II werd opgevolgd door zijn broer Jacobus II (r. 1685–1688). Die was niet alleen een fanatieke aanhanger van het absolutisme, maar ook nog eens openlijk rooms­katholiek. Daar moest het Parlement niets van hebben. Daarom begon er een opstand. Het Parlement wilde de dochter van de koning in zijn plaats aanstellen als koningin. Die was

tenminste getrouwd met een goede protestant: stadhouder Willem III van Nederland (r. nl 1672–1702 / r. en 1688 – 1702).

Willem III voer in 1688 met een enorme Nederlandse vloot naar Engeland. Jacobus II vluchtte naar Ierland, waar de bevolking rooms­katholiek was. In Engeland en Schotland volgden Willem III en zijn vrouw Mary Stuart hem op als koning en koningin. Ze beloofden zich te houden aan de Bill of Rights waarin alle rechten van het Parlement definitief werden opgeschreven. Voortaan was het Parlement in Engeland machtiger dan de koning. Geen enkele koning zou Engeland ooit nog kunnen regeren zonder zich iets van het Parlement aan te trekken. Veel Engelsen waren trots op deze roemrijke overwinning van het Parlement. Ze noemden het een Glorious Revolution.

Vanaf 1603 hadden vier koningen van de familie Stuart gestreefd naar absolutisme. Maar het resultaat was het omgekeerde. Nooit meer zou een Engelse koning nog onbeperkte macht hebben.

124 Onderzoeken & vergelijken C
9 Willem III komt met een enorme Nederlandse vloot in Engeland aan.

C — Lodewijk XIV bouwt aan zijn absolute macht

De jonge koning Lodewijk XIV volgde op vijfjarige leeftijd zijn vader op. Zijn ouders hadden lang moeten wachten op de geboorte van een zoon. Toen hij eindelijk geboren werd, noemden ze hem niet alleen ‘Louis’, maar ook ‘Dieudonné’, wat ‘godsgeschenk’ betekent. Enkele jaren daarna overleed zijn vader aan een ernstige ziekte.

Omdat een vijfjarige niet kan regeren, werd de moeder van Lodewijk regentes. De echte macht was in handen van Jules Mazarin (1602–1661), de belangrijkste minister. Lodewijk werd streng opgevoed: alles werd gedaan om een koning van hem te maken. Zijn moeder en Mazarin zeiden steeds dat koningen met goddelijk recht regeerden en dat dus alleen zij de macht moesten hebben. Mazarin liet Lodewijk bij ministerraden zitten, zodat hij kon leren hoe een land geregeerd werd. Hij was als jonge tiener al aanwezig bij veldslagen van het leger. Er werd zelfs gezegd dat hij als twaalfjarige al een leger ‘aanvoerde’.

De Fronde Net als in Engeland waren er in Frankrijk standen met voorrechten uit de Middeleeuwen. Net als in Engeland vonden zij dat een koning niet zomaar belastingen kon heffen. Maar er waren ook verschillen. Er was wel een Staten­Generaal (algemene standenvergadering), maar die werd in Frankrijk alleen bijeengeroepen als er iets uitzonderlijks aan de hand was. In de tijd van Lodewijk XIV is de Staten­Generaal nooit bijeengekomen, omdat de koning daar het nut niet van inzag. In de provincies waren er wél vaste parlementen. Het belangrijkste parlement was het Parlement van Parijs.

Net als de Engelse koning kreeg de Franse vorst (of eigenlijk Mazarin) te maken met de godsdienstoorlogen in Europa die veel geld kostten. Daarom wilde Mazarin extra belastingen heffen. De parlementen kwamen daartegen in opstand. Deze opstand werd Fronde (‘slinger’) genoemd, misschien omdat de opstandelingen slingers gebruikten om bij Mazarin de ruiten in te gooien. Maar de opstand ging veel verder dan dat. Edelen met complete

125 Vergelijking Twee koningen willen absolute
2
macht
10 De vijfjarige koning Lodewijk XIV. Schilderij uit 1643 door Claude Deruet. 11 De jonge Lodewijk onderwerpt de opstandelingen. Symbolische prent door Pieter van Schuppen uit 1659. Koning Lodewijk wordt voorgesteld als de god Jupiter die een leeuw verslaat.

legers trokken tegen het leger van de koning ten strijde. Daardoor ontstond een burgeroorlog die duurde van 1648 tot 1653.

In die jaren heeft de jonge Lodewijk angstige uren beleefd. In januari 1649 moest de koninklijke familie in het holst van de nacht Parijs ontvluchten. Ze kwamen terecht in een ijskoud en donker kasteel, waar geen vuren brandden en geen bedienden aanwezig waren. Ze moesten slapen op dezelfde bedden als soldaten.

In 1651 was er een gerucht dat de koning wéér Parijs zou ontvluchten. Om er zeker van te zijn dat dat niet zou gebeuren, kwamen de hele nacht Parijzenaren langs het bed van de jonge koning om te kijken of hij er nog was. Het was weer een angstige nacht die Lodewijk zijn leven lang niet zou vergeten.

Uiteindelijk wisten de koninklijke troepen alle opstandige legers te overwinnen. De jonge Lodewijk was vaak bij de soldaten. Als dertienjarige sprak hij de troepen al toe. Dat maakte veel indruk, niet alleen op de soldaten, maar ook op de koning zelf. Hij trok uit de Fronde twee conclusies:

v In Parijs was een koning zijn leven niet zeker ; hij moest dus buiten Parijs wonen.

v De edelen moesten in de gaten gehouden worden, anders maakten ze misschien plannen voor opstanden.

Machtsovername In 1661 overleed Mazarin. De 23­jarige Lodewijk besloot geen nieuwe eerste minister aan te stellen. Hij regeerde voortaan alleen. Ministers waren zijn dienaren en raadgevers, maar uiteindelijk besliste de koning alles zelf. Zijn moeder en Mazarin hadden hem dat immers zo geleerd.

Zo werd Lodewijk XIV het duidelijkste voorbeeld van een absolute vorst uit de zeventiende eeuw. Net als zijn Engelse collega was hij overtuigd van het goddelijk recht van koningen. Een groot verschil was dat Lodewijk dat recht ook echt kon laten gelden.

Voor het bestuur van het land maakte Lodewijk geen gebruik van hoge edelen. Hij benoemde in alle provincies een koninklijke intendant (beheerder, toezichthouder). Dat waren alleen burgers of lagere edelen die hij kon vertrouwen. Met vertegenwoordigers van de standen in parlementen wilde hij niets te maken hebben. En de Staten­Generaal riep hij gewoon nooit bijeen.

De financiën en het mercantilisme Lodewijk voerde vaak oorlog, niet alleen om meer gebied te veroveren voor Frankrijk, maar ook voor zijn eigen roem en aanzien. Voor oorlogen was altijd veel geld nodig. Daarom werden in Frankrijk hoge belastingen geheven, vooral van de boeren. De oorlogen en de belastingen waren slecht voor het land.

De trouwste dienaar van de koning, minister Jean­Baptiste Colbert ( 1619–1683 ) bedacht een systeem om Frankrijk zo rijk mogelijk te maken. Hij stelde voor om op producten uit het buitenland extra veel belasting te heffen. Bedrijven in Frankrijk

126 Onderzoeken & vergelijken C
12 Beeld van lodwwijk XIV, gemaakt door de beroemde Italiaanse beeldhouwer Bernini in 1665. Bernini heeft geprobeerd de macht van een absolute vorst goed uit te beelden.

zelf moesten juist allerlei subsidies krijgen. Er werden zelfs koninklijke manufacturen (fabrieken) opgericht, bijvoorbeeld voor het weven van tapijten. Door veel te exporteren naar het buitenland en weinig te importeren zou Frankrijk rijker worden. Dit werd mercantilisme genoemd (van het Latijnse woord ‘mercator’, wat ‘handelaar’ betekent). De opbrengsten van het mercantilisme zou de koning goed kunnen gebruiken.

Ondanks het mercantilisme en de zware belastingen kwam Lodewijk altijd geld tekort. In de jaren 1693–1694 was er in Frankrijk zo’n grote hongersnood, dat daaraan anderhalf miljoen mensen overleden. Maar de koning besteedde daar weinig aandacht aan. Aan het eind van zijn regering was Frankrijk zo ongeveer failliet — zo veel geld had de koning geleend.

De kerk Tijdens de Reformatie was Frankrijk grotendeels rooms­katholiek gebleven, maar er was ook een belangrijke groep protestanten ontstaan. Zij waren volgelingen van Calvijn en werden hugenoten genoemd. Om de strijd tussen de godsdiensten op te lossen, had een voorganger van Lodewijk XIV voor de hugenoten in sommige Franse steden vrijplaatsen gemaakt, waar ze hun godsdienst mochten uitoefenen. Dat besluit heette het Edict van Nantes.

Maar Lodewijk vond twee godsdiensten in zijn land maar niks. In 1685 besloot hij het Edict van Nantes in te trekken. Het gevolg was dat honderdduizenden Franse protestanten het land uit vluchtten. Dat was slecht voor Frankrijk, want onder de hugenoten waren veel rijke handelaren. Grote aantallen van hen kwamen in het protestantse

127
2
Vergelijking Twee koningen willen absolute macht
13 Lodewijk XIV inspecteert de manufactuur van gobelins (wandkleden) in 1667. De afbeelding is zelf zo’n wandkleed.

Nederland terecht. Zo werd Nederland rijker en Frankrijk armer.

Ook over de rooms­katholieke kerk in Frankrijk wilde de koning meer macht. Dat was niet naar de zin van de paus die vond dat alleen hij macht had over de rooms­katholieke kerk. Daardoor was er jarenlang ruzie tussen Lodewijk XIV en de paus. Bijna kwam het tot een afsplitsing van de Franse kerk.

Het paleis en de adel In Versailles, ongeveer dertig kilometer buiten Parijs, liet de koning een paleis bouwen zoals er nog nooit een koninklijk paleis geweest was. Het paleis diende om indruk te maken op Franse edelen en koningen in het buitenland. Iedereen moest kunnen zien dat Lodewijk XIV de machtigste koning ooit was.

Lodewijk XIV liet alle belangrijke edelen van Frankrijk bij zich in het grote paleis wonen. Daar

kregen ze allerlei nutteloze baantjes, bijvoorbeeld helpen bij het aankleden van de koning — wat beschouwd werd als een grote eer. De edelen vochten om de meest eervolle positie. Ondertussen kon de koning hen goed in de gaten houden. Zo voorkwam hij samenzweringen en opstanden.

D — Het resultaat van Lodewijks werk

Een machtig koninkrijk Toen Lodewijk in 1715 op 77­jarige leeftijd overleed, had hij Frankrijk meer dan zestig jaar geregeerd. Het land was duidelijk het machtigste koninkrijk van Europa geworden. De koning had het gebied van Frankrijk aanzienlijk uitgebreid. Met zijn prachtige paleis maakte hij veel indruk: andere koningen probeerden hem na te doen. De Franse cultuur was in heel Europa toonaangevend. De taal die iedereen sprak, was Frans.

128 Onderzoeken & vergelijken C
14 De hugenoten vluchten weg uit Frankrijk. Prent uit 1696 door Jan Luyken.

Engels was toen nog de taal van een klein koninkrijk op een eiland dat op geen enkele manier kon tippen aan Frankrijk. Lodewijk de Grote had zijn doel bereikt. Of toch niet?

Een verarmd koninkrijk Door de enorme uitgaven aan oorlogen en de bouw van een koninklijk paleis waren de schulden van Frankrijk torenhoog. De belastingen drukten zwaar op de arme boeren. Met de economie van Frankrijk ging het niet best. Door het mercantilisme werd de invoer van goedkope producten gehinderd. Voor Franse bedrijven leek dat prima, maar de gewone Fransen schoten er weinig mee op: alles werd zo alleen maar duurder. In de zeventiende eeuw was je als bewoner van het

rijke Nederland veel beter af dan als bewoner van het machtige, maar verarmde Frankrijk.

De revolutie In Engeland brak veertig jaar na de dood van Karel I een revolutie uit. In Frankrijk duurde het vierenzeventig jaar. Lodewijk XIV werd opgevolgd door Lodewijk XV (r. 1715–1774 ) en die weer door Lodewijk XVI (r. 1774–1792). In 1789 waren de geldproblemen van deze laatste koning zó groot geworden, dat hij geen andere oplossing zag dan het bijeenroepen van de Staten­Generaal. Dat was al 175 jaar niet meer gebeurd. Toen de vertegenwoordigers van de standen eenmaal bijeengekomen waren, begonnen ze een revolutie en zetten ze de koning af. Frankrijk werd een republiek.

129 Vergelijking Twee koningen willen absolute macht 2
15 Spiegelzaal in het paleis van Versailles. 16 De onthoofding van koning Lodewijk XVI tijdens de Franse Revolutie.

boomvoortgezetonderwijs.nl

Februari 2023

AUTEURS ARIE WILSCHUT DICK VAN STRAATEN MARCEL VAN RIESSEN

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.