De Verloskundige
Een goede start voor elke verloskundige
Hoe begin je een eigen praktijk?
Generatie Z op de werkvloer
Een goede start voor elke verloskundige
Hoe begin je een eigen praktijk?
Generatie Z op de werkvloer
Drie supplementen essentieel voor een gezonde start van iedere baby.
Vitamine K voor zuigelingen tot 4 maanden. Vitamine D3 in de juiste dosering van 10 mcg. Genoeg voor de hele eerste periode!
NIEUW
Probiotica voor zwangere vrouwen & baby’s. onderbouwd naar behoefte van baby’s.
Goed voor het gezichtsvermogen, de hersenen en ondersteuning van de botten en de bloedstolling.*
*Op basis van goedgekeurde gezondheidsclaims Multi Nacht Junior
zakelijk.vitakruid.nl
Na vier jaar hard studeren is het eindelijk zover, je bent verloskundige. Na het lezen van vele boeken en het lopen van je stages, mag je jezelf verloskundige noemen. In goed gezelschap van zo'n vierduizend anderen. Maar wát voor verloskundige je wilt worden, dat ligt nog open en daar kun je, je gehele carrière, zelf vorm aan geven.
Binnen de verloskunde heb je keuze uit mooie opties. Werken in de wijk of in het ziekenhuis? In loondienst, als zzp’er of misschien begin je wel je eigen praktijk? Wil je werken in een dorp, in de stad of bij een praktijk met een speciaal aandachtsgebied of specifieke doelgroep? Wil je weten hoe andere verloskundigen hiernaar kijken, lees dan het dispuut (pagina 64). Hierin vertellen drie starters over hun plek binnen de verloskunde.
Tijdens je loopbaan kun je hulp bij deze keuzes krijgen van je collega’s of van de KNOV. Velen zijn je voorgegaan en je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden. Speciaal voor starters is de KNOV het project Support Startende Verloskundigen (pagina 11) gestart. Hierdoor kunnen starters profiteren van de kennis en ervaring van al die vierduizend verloskundigen die ooit zelf starter waren. Een goede start kan namelijk het verschil maken. En maak je na een tijdje een andere keuze? Je kunt altijd wisselen. Binnen de verloskunde kun je breed ervaring opdoen. En keuzes maken die passend zijn bij jou en jouw leven op dat moment.
Starters staan aan het begin van hun carrière en als KNOV zien we graag dat het een mooie en lange carrière wordt. Waarin ze in zichzelf kunnen investeren, zodat ze de verloskundige worden die ze willen zijn en kunnen blijven. Waarin ze misschien een keer een uitstapje maken naar bijvoorbeeld de beleidskant en de KNOV komen helpen. Waarin drukte en diensten onderdeel zijn van het vak, maar een goede werk-privé balans ook belangrijk is. Waarin ze goede zorg verlenen aan de zwangere vrouw en niet te veel bezig zijn met administratie. Niet alles zal goed gaan, maar heel veel wel. Ze leren ervan en vinden steun bij collega’s. Zo hopen we ze lang als verloskundige te behouden.
We zijn allemaal starters geweest. Denk aan hoe jij dat hebt ervaren en wat jij had willen weten of doen. En help je startende collega's. Ze kunnen jouw inzichten en ervaring goed gebruiken. Zo bouwen we samen aan een duurzame beroepsgroep.
Sta jij zelf aan het begin van je carrière? Dan wens ik je een goede start. Mocht je vragen hebben of wil je zelf een bijdrage leveren bij de KNOV, neem gerust contact op.
Redactieraad
Kristi Francken en Rosanne van der Sterre – Poolen (KNOV), Yvette Hoogenboom en Hedy Jak (Vrhl Content en Creatie), Danielle Bax, Regine Detollenaere, Eveline Mestdagh en Hanneke Torij
Grafische vormgeving en druk
Elma Media B.V.
www.elma.nl
Acquisitie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl
0226 - 33 16 00
Vormgeving, redactie en fotografie
Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.
Abonnementen, personalia en adreswijzigingen
KNOV, Jolanda Zocchi, Postbus 2001, 3500 GA Utrecht, abonnementen@knov.nl
Abonnementsprijzen
Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten)
voor 4 nummers per jaar:
Nederland €111
Binnen Europa €138
Buiten Europa €161
Los nummer €31
Privacy
Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing.
De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.
©2022 Koninklijke Nederlandse
Organisatie van Verloskundigen
Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht
Oplage: 5000
ISSN 0378-1925
Wat drijft hen?
‘Investeren in starters is bijdragen aan duurzame inzetbaarheid’
‘Dé kans om onze droom te realiseren’
De startende verloskundige 6
Denieuwegeneratieverloskundigen
Steun voor startende verloskundigen 11 Toolsentips
Column van een klinisch verloskundige 17 Pff,hallo,(niet)weerzo’nvio…
Column van een verloskundige in opleiding 27 Geboortevaneenverloskundige
Stage lopen is een essentieel onderdeel 28 Hoelossenwedetekortenop?
Column van een verloskundige in Tanzania 41 Startenindepraktijk
Zij maakten een carrièreswitch! 47 Drieverloskundigenvertellen
Column van het bestuur 59
Dezeeditie:Alieke
Dispuut 64
Ditismijnplekbinnendeverloskunde
Hij is er! 19 DemasterVerloskunde
Wetenschap 22
Deimpactvanrookstatusopmaternaleen neonatalegezondheidsuitkomsten deverloskundige.nl 31
Ineennieuwjasje
Wetenschap 35
Wanneereenzwangerschapgecompliceerdis doorrodebloedcel-alloimmunisatie
Blijven leren 42
Cursusvoorstagebegeleiders
Wetenschap 50
Ondersteuningbijbesluitvormingtijdens spreekurenindeverloskunde
Waarnemersvergoeding 60
Eennieuwegespreksleidraadenrekentool
28 Zij aan zij Hetzitindefamilie
55 Mijn praktijk Zostartjehem!
18 KNOV Richtlijnen en kwaliteitsproducten Update
44 Nog geen lid van de KNOV? Ledenvoordelen
45 Update Nieuws
70 Jubileum 125jaarKNOV
Sla de kranten open en grote kans dat je een artikel tegenkomt waarin Generatie Z wordt genoemd. Deze nieuwe generatie houdt de gemoederen op tal van vlakken bezig, maar wat kenmerkt deze groep nu precies? Wat drijft hen? Spreker en auteur Jos Ahlers deed hier onderzoek naar en schetst in dit artikel hoe Generatie Z zich manifesteert tussen de andere generaties in de verloskundige zorg. Lees hoe de praktijk én het vak hun voordeel kunnen doen met deze inzichten.
Generatie Z kijkt met een andere blik naar de wereld, zegt Jos.
‘Het gaat per generatie om mensen die allemaal binnen een bepaalde periode zijn geboren. Mensen van ongeveer dezelfde leeftijd gaan door dezelfde (maatschappelijke) gebeurtenissen. Dat leidt tot aannames, bepaalde vooroordelen en het vormt de manier waarop je naar de wereld kijkt. De jongeren van nu, ook wel Generatie Z genoemd, zijn opgegroeid met technologie, andere opvoedingskaders en andere maatschappelijke hangijzers.’ Uiteraard kent generaliseren beperkingen, want het zegt natuurlijk niets over een individu en het model van generaties in kaart brengen is wetenschappelijk discutabel. Maar volgens Jos kun je door naar al die generaties te kijken, wel meer
leren over de verschillen en waar deze vandaan komen. ‘Dan weet je hoe daar rekening mee te houden, bijvoorbeeld op de werkvloer.’
Jos Ahlers studeerde Sociale Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en deed daar tevens zijn promotieonderzoek. Toen hij overstapte naar het bedrijfsleven gaf hij als zelfstandig ondernemer strategisch marketingen communicatieadvies. Vanuit die rol kwam hij – een beetje per toeval – in aanraking met Generatie Z. ‘Een detacheringsbedrijf benaderde mij of ik onderzoek wilde doen naar deze generatie’, licht hij toe. Hij ging in 2010 met een team van onderzoekers aan de slag. ‘Dat onderzoek bestond uit deskresearch naar bestaande onderzoeken. We analyseerden
1946 – 1964
DE KINDEREN VAN DE WEDEROPBOUW
Steekwoorden: optimisme, opgegroeid met spullen en daar ook dol op, houden van eigendom, zijn overtuigd van hun (burger)rechten, individu staat voorop en erg overtuigd van zichzelf.
1965 – 1979
DE KINDEREN VAN ECONOMISCHE MALAISE
Steekwoorden: opgegroeid in economisch barre tijden (sluiting van de mijnen, de wereldeconomie stortte in, Koude Oorlog). Grote behoefte aan veiligheid. Streven naar inkomenszekerheid.
1980 – 1995
DE KINDEREN VAN DE BABYBOOMERS
Steekwoorden: deze groep groeide op met de ideeën van de Babyboomers: geluk is maakbaar. Twijfelen zit sterk in deze groep – de twijfel of ze de juiste keuzes hebben gemaakt.
1996 – 2012
DE KINDEREN VAN DE X’ERS. Steekwoorden: opgegroeid met tegenslag (bankencrisis, energiecrisis, klimaatcrisis), daardoor diep wantrouwen naar autoriteiten. Zijn autonoom en onderhandelen in alles wat ze doen. De eerste generatie die vanaf hun geboorte via internet verbonden is met de wereld.
Generatie Z wringen, want zij willen graag de vrijheid hebben hun werkuren zo in te delen dat er voldoende tijd overblijft voor andere activiteiten. Maar ja, als een baby zich aandient, zullen ze er wel moeten zijn natuurlijk.’
Inspirerende omgeving
cijfers van het Cultureel Planbureau, deden schoolpleininterviews en voerden groepsgesprekken met jongeren. Op die manier verzamelden we een enorme bak informatie. Die gegevens zijn teruggebracht tot mijn eerste boek over Generatie Z.’
Inmiddels is Jos, samen met co-auteur René Boender, drie boeken verder en is hij een veelgevraagd spreker over Generatie Z. ‘Ik ben een soort expertisecentrum geworden op dit gebied’, zegt hij lachend. Onlangs sprak hij bij Defensie over Generatie Z, een generatie die zij graag willen aanspreken als werkgever. ‘Dit ministerie heeft op bepaalde onderdelen te maken met dwingende regels. In het leger geldt; een commando is een commando en dat kan niet eerst besproken worden. Dat gegeven komt niet overeen met de wensen van jonge Z’ers. Datzelfde dwingende principe om er op cruciale momenten te zijn, gaat ook op in een verloskundigenpraktijk. Je kunt immers niet zeggen: ‘Wacht even, die baby moet morgen maar komen.’ Daar kan het bij
Eigen inbreng is dus belangrijk voor deze groep. Jos vertelt wat Generatie Z nog meer nastreeft: ‘Ze worden gedreven door autonomie en willen grip hebben op hun eigen bestaan. In hun werk streven ze naar vrijheid; waar ouderen veiligheid zoeken in een vaste baan, zoekt Generatie Z veiligheid in het hebben van veel keuzes. Ze staan redelijk los in de wedstrijd en zijn moeilijk vast te pinnen.’
Het moge duidelijk zijn: Generatie Z heeft op de werkplek ruimte en bewegingsvrijheid nodig. Hoe zou dat er voor een verloskundigenpraktijk of ziekenhuis uit kunnen zien? Jos merkt op dat er winst te behalen is rondom het beroepsimago. ‘Het harde werken met de soms onmogelijke werktijden maakt dit werk mogelijk uitdagend voor Generatie Z’, deelt Jos. ‘Maar op het moment dat je het vak als inspiratiebron kan overbrengen, dan kun je bij deze groep jongeren zeker positief de aandacht op je vestigen. Vertel bijvoorbeeld vanuit eigen ervaring en praktijkverhalen hoe je werk eruitziet, wat jij – als verloskundige – mogelijk maakt en hoe het je leven verrijkt. Laat ook vallen welke vaardigheden je ontwikkelt’, tipt Jos. ‘Dáár reageren Z’ers op. Ze zijn eager en
willen graag allerlei vaardigheden ontwikkelen, zet daar vooral ook op in.’ Ook het ervaren van een sterk teamgevoel is volgens de onderzoeker een belangrijk element in het werkende leven van deze generatie. ‘Voor verloskundigen zal dat in netwerken kunnen zitten die gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen en voor achtervang kunnen zorgen. Ik denk dat het – met het oog op Generatie Z –heel belangrijk is fundamenteel na te denken over hoe het vak georganiseerd is. Let wel, dit zeg ik vanuit mijn eigen expertise en als iemand die de branche niet door en door kent.’
Generatie Z is natuurlijk niet de enige generatie die op de verloskundige werkvloer actief is. Welke generaties er op de werkvloer zijn en in welk jaartal een generatie begint en wanneer deze eindigt, is niet eenduidig. Jos: ‘Er is geen overeenstemming over welke generatie wanneer begint. Je kunt het beschouwen als een soort lijnen in het zand, een model dat helpt om te kijken naar verschillen tussen mensen.’ De onderzoeker houdt vier generaties aan na de Tweede Wereldoorlog omdat die indeling internationaal veel wordt gebruikt en waar de meeste consensus over bestaat; de Babyboomers (1946 – 1964), Generatie X (1965 –1979), de Millenials/Generatie Y (1980 – 1995) en als hekkensluiter Generatie Z (1996 – 2012). ‘Als oud-wetenschapper moet ik wel melden dat het hele model van generaties wetenschappelijk wankel is’, deelt Jos. ‘Bij een woord als ‘attitude’ in de psychologie weet iedereen waar ik het over heb. Wanneer we het hebben over generaties en deze proberen te beschrijven, dan is de duiding veel vager.’
Kijkend naar de verschillende generaties verloskundigen die met elkaar samenwerken, kun je je afvragen hoe zich dat tot elkaar verhoudt. ‘Er is een aantal verschillen dat opvalt’, aldus Jos. ‘Veruit de belangrijkste is de manier van communiceren; Babyboomers zijn analoog opgegroeid. De internetrevolutie kwam toen ze dik in de veertig waren. Deze generatie wil het liefst bellen of mensen eenop-een spreken. Generatie Z communiceert voornamelijk via netwerken als WhatsApp. Ook de werkethiek is anders tussen de gene-
raties. De Babyboomers en Generatie X leven om te werken. Zij zien werk vaak als het belangrijkste onderdeel van hun bestaan. Voor Millenials en Z’ers is werk functioneel; zij werken om te leven. Op de werkvloer ontstaat op dit vlak vaak een probleem.’ In onderzoeken komt naar voren dat oudere generaties heel loyaal zijn naar de organisatie waar zij werken, terwijl jongere generaties loyaal zijn naar hun netwerken, familie en vrienden. Zij denken ook niet in één baan of functie, bij Generaties Y en Z zie je mensen vaak drie dagen in de week werken voor een werkgever op basis van een vast contract en daarnaast zzp’er zijn en/of vrijwilligerswerk doen. Jos: ‘Zij willen meer ruimte hebben om andere dingen te doen. Hun gedachte is: Als je alleen werkt, dan heb je niets aan je bestaan. Tijd om te sporten, culturele uitstapjes te doen is belangrijk voor deze jonge generaties. Terwijl de Babyboomers en Generatie X het een eer vinden om over te werken. Daar zitten de workaholics. Hun gedachte is: ‘Zonder mijn aanwezigheid functioneert de organisatie niet.’
Vorig jaar sprak Jos op de landelijke opleidersdag Verloskunde. Hij blikt terug: ‘Voor de aanwezige Babyboomers en X’ers in de zaal was het totaal logisch om 24/7 beschikbaar te zijn. Terwijl de jongere generaties meer zoiets hebben van: ‘Ik ben verloskundige en daarnaast ook nog dit en dat.’ De spanning in de zaal was merkbaar, echt een generatieverschil.’ Een ander voorbeeld dat Jos geeft van die middag: voor Generatie Z zijn veel nachtdiensten niet vanzelfsprekend. ‘Dat is in hun ogen onderhandelbaar en daar gaan
vooraf de nodige gesprekken over. Een nacht oproepbaar zijn vinden ze vaak nog wel oké, maar vijf is ingewikkeld en veel. Dat kan voor Generatie Z ook een reden zijn om geen verloskundige te worden. Binnen de verloskunde zal nagedacht moeten worden hoe ze het werk slim kunnen organiseren om deze generatie te behouden en naar zich toe te trekken. Dat kan door iets tegenover die nachtdiensten te stellen, dat je daardoor overdag meer tijd hebt voor andere activiteiten.’
Jos vindt het interessant om vanuit zijn achtergrond naar de verloskundigenpraktijk te kijken. Hij neemt geen blad voor de mond: ‘Voor mij voelt het als een streng beroep; een verloskundige moet altijd aanstaan om ergens te helpen. Als je in een ziekenhuis gaat werken, kun je dat al beter inplannen.’ Is er iets wat er in zijn ogen moet veranderen in het zorgveld om deze nieuwe generatie te laten bloeien? ‘Deze Generatie Z functioneert slecht in opgelegde hiërarchie en gelaagde organisaties’, zegt hij. ‘Als je ze in managementlagen probeert te duwen, dan haken ze af. Het zorgveld is behoorlijk groot, hiërarchisch en ondoorzichtig. De informatie loopt van boven naar beneden en het is een ingewikkeld en dichtgemetseld bouwwerk met zorgverzekeraars en ministeries en alle regelingen. Dat is iets waar deze generatie slecht op reageert. Als we iets kunnen doen aan het afbreken van hiërarchische structuren in de zorg, dan wordt het automatisch interessanter voor deze generatie. Dit is advies vanaf de zijlijn, dat besef ik. Ik snap hoe ingewikkeld het systeem is, maar vanuit mijn visie kan ik dit als toekomstbeeld meegeven.’
Na een aantal jaren studeren is het zover: het leven als werkende verloskundige gaat beginnen. Die overgang naar de praktijk wordt door startende verloskundigen als behoorlijk uitdagend en spannend ervaren.
Dat blijkt uit het onderzoek van Liesbeth Kool, docent aan de Academie Verloskunde in Groningen en onderzoeker bij de vakgroep Verloskundige Wetenschap. Om startende verloskundigen de steun te bieden waar ze behoefte aan hebben, startte de KNOV daarom het project Support Startende Verloskundigen onder leiding van verloskundige Sanderieke Verweij.
‘De overstap van de opleiding naar de praktijk was een grote stap’, vertelt Annabel Horst. Zij studeerde vorig jaar af als verloskundige. Ze zag de oproep van de KNOV voor deelname aan de werkgroep om tools te ontwikkelen voor startende verloskundigen en meldde zich aan. ‘Er komt veel op je af waar je als student niet op bent voorbereid. Je gaat aan het werk, maar tijdens het inwerken loop je tegen van alles aan: je moet ineens dag en nacht veel zelfstandig doen. Dat is heel spannend en confronterend. Ook praktisch is er van alles wat je nog niet weet. Wat een AGB-code is en hoe je die aanvraagt, hoe je een BIG-aanvraag doet, dat je verzekeringen moet regelen, hoe je überhaupt werk vindt: je moet alles ineens op de rit krijgen. Na vier of vijf jaar studeren ben je nog steeds een jonkie, maar in mijn ogen was er geen voor de hand liggende hulp of informatie. Niet voor niets kampen veel
beginnende verloskundigen met burn-outklachten. Ik ervaarde de start als verloskundige zelf ook als behoorlijk stressvol.’
Dit gat tussen de opleiding en de start op de arbeidsmarkt wordt bevestigd door onderzoek in binnen- en buitenland. Liesbeth Kool doet promotieonderzoek naar het welzijn van startende verloskundigen in de beroepspraktijk. Uit haar onderzoek blijkt dat als verloskundigen starten in de praktijk, de begeleiding om competenties te ontwikkelen op gebied van organisatie, administratie en samenwerking vaak ontbreekt. Projectleider Sanderieke Verweij vertelt: ‘Terwijl het inwerken essentieel is voor een goede start. Voor de KNOV was dit daarom een duidelijke opdracht om middelen te ontwikkelen die deze support geven, zowel op praktisch als mentaal vlak. De doelgroep van dit project zijn werkzame verloskundigen in elke lijn in de eerste drie jaar van hun carrière en vierdejaarsstudenten verloskunde. De studenten kunnen de hulp goed gebruiken om de overgang naar de praktijk te maken.’ Annabel beaamt dat: ‘Al tijdens mijn opleiding
‘HET ZOU NIET ZO STRESSVOL HOEVEN ZIJN’SanderiekeVerweijAnnabelHorst
hadden mijn klasgenoten en ik veel vragen. Ik houd van dingen uitzoeken en help graag mensen, maar ik dacht wel: volgens mij kan dit makkelijker. Het zou niet zo stressvol hoeven zijn.’
Annabel meldde zich in juni 2022 aan voor de werkgroep Support Startende Verloskundigen. De eerste bijeenkomst was diezelfde zomer nog. ‘Het projectteam bestaat uit een werkgroep en klankbordgroep’, legt Sanderieke uit. ‘De werkgroep bestaat uit een gemengde groep verloskundigen: starters en ervaren verloskundigen, zowel uit de eerste als de tweede lijn, en zowel waarneemsters als verloskundigen in loondienst. Met deze werkgroep werken we aan de resultaten: de producten die we willen opleveren. De klankbordgroep gebruiken we voor feedback op deze producten. Hierin zijn de opleidingen vertegenwoordigd, maar ook onderzoekers, een cliëntenorganisatie en de senior programmamanager onderwijs en registers.’
‘Het doel van het project is dat iedere startende verloskundige aanspraak kan maken op ondersteuning in de eerste werkjaren’, legt Sanderieke uit. ‘De groep startende verloskundigen kan met behulp van de tools blijven leren en ontwikkelen. Daarnaast hopen we zo de verbinding van startende verloskundigen met het werkveld te vergroten en uitval te beperken. Eén van de speerpunten van de KNOV in 2023 is immers ‘duurzame inzetbaarheid’. Hier willen we vol op inzetten. NIVEL heeft vorig jaar een rapport gepubliceerd waaruit bleek dat er een tekort aan verloskundigen gaat ontstaan. Uit het onderzoek van
…kunnen kampen met onzekerheid en twijfel over eigen functioneren; …hebben behoefte aan het bespreken van beleid, keuzes en ervaringen;
…hebben gebrek aan overzicht en inzicht hoe de praktijk werkt.
Scan de code voor het eerder gepubliceerde artikel ‘Hoe verduurzamen we ons beroep’.
Liesbeth Kool blijkt dat met name support van ervaren verloskundigen een positief effect heeft op hoe startende verloskundigen zich ontwikkelen in hun werk. Dit vergroot het zelfvertrouwen, de werktevredenheid, de betrokkenheid bij de praktijkorganisatie en het gevoel van competentie. Ook vermindert support werkstress en voorkomt het voortijdig uitvallen. Hier zetten we ons graag voor in!’
De werkgroep heeft al aardig wat stappen gezet in het ontwikkelen van tools om startende verloskundigen te ondersteunen. Annabel vertelt: ‘Het handboek is onlangs gepubliceerd op de website van de KNOV. Dit boek geeft hele praktische handvatten: je komt van school, en dan? Dit is een handboek waarin antwoorden op veelgestelde vragen te vinden zijn. Bijvoorbeeld over verschillende werkvormen en wat je daarvoor moet regelen. De regelzaken zijn uitgezet in een tijdlijn.’
• Ziekteverzuim nadert hoogste gemeten ziekteverzuim ooit, vooral in de zorg (7,9%, Bron: CBS).
• Er gaat de komende twintig jaar een tekort aan verloskundigen ontstaan (Bron: NIVEL 2022).
• 6% van de verloskundigen werkt vijf jaar na het afronden van de studie niet meer als verloskundige, 20% na tien jaar niet meer en 40% na vijftien jaar niet meer (Bron: NIVEL 2022).
• Reden van uitval is vaak een combinatie van de volgende factoren: onvrede over de organisatie van de verloskundige zorg, gezinsverplichtingen en gezondheid (Bron: Kool e.a. 2022).
• Tot en met 2030 worden er >10 % meer bevallingen verwacht (Bron: CBS).
Inwerkdocument voor verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen
Een ander document dat is ontwikkeld is een inwerkdocument. ‘De doelgroep van dit inwerkdocument zijn zowel starters als praktijkhouders en ziekenhuizen. Uit één van de onderzoeken van Liesbeth blijkt dat zij het belangrijk vinden dat starters goed worden ingewerkt. Dat dat in de praktijk niet altijd het geval is komt onder andere door personeelstekorten of waarnemersfuncties. Doordat er bijvoorbeeld zomerwaarneming nodig is, is er geen tijd om in te werken. Nu kunnen de verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen dit document aanbieden aan verloskundigen die bij hen aan de slag gaan. Het doel is om de nieuwe collega op weg te helpen met praktische informatie: hoe werken dingen bij jullie? Bij wie moet je waarvoor zijn? Hoe kom je aan telefoonnummers? Dit document is bedoeld als een basale leidraad. Je kunt zelf
invullen wat voor jouw praktijk of ziekenhuis van belang is, of eruit halen wat niet van toepassing is. Dit is handig omdat wat voor ervaren verloskundigen vanzelfsprekend is, voor een nieuwe collega vaak onbekend is. Als de verloskundigenpraktijk of het ziekenhuis het inwerkdocument niet heeft ingevuld, kan de starter het inwerkdocument gebruiken als checklist. Weet hij of zij alles bij de start?’
Ook het buddysysteem is een instrument dat de projectgroep heeft ontwikkeld. Sanderieke vertelt: ‘Het buddysysteem levert een extra bijdrage aan het functioneren van de startende verloskundige. Daarom vinden wij dat iedere verloskundige een buddy verdient als vorm van support op de werkvloer. Dat is een collega-verloskundige die degene die start ondersteunt in allerlei situaties voor een periode van ongeveer drie tot zes maanden. Zo leert iemand het reilen en zeilen van de praktijk of afdeling en heeft diegene altijd iemand om vragen aan te stellen. Het is goed dat verloskundigen de noodzaak hiervan inzien: je investeert in iemand waardoor diegene met meer plezier en toewijding kan werken. We hebben een handleiding met een stappenplan ontwikkeld om het buddysysteem te implementeren in de praktijk. Om deelname bovendien verder te belonen, zijn er punten voor het Kwaliteitsregister aan gekoppeld. De tijd die je erin investeert krijg je terug in punten. Dat geldt zowel voor de starter als de buddy.’
Annabel juicht het invoeren van het buddysysteem van harte toe. ‘Als je in Nederland als verloskundige begint sta je er best snel alleen voor. Ik heb mijn opleiding in België gedaan, en daar is het heel vanzelfsprekend dat je
Bekijk het inwerkdocument
uitgebreid wordt ingewerkt. Collega’s weten dat je nog veel moet leren. In Nederland is dit inwerken nog minder vanzelfsprekend. Wat fijn is, is dat ik in Nederland mijn stage met een inwerkperiode heb kunnen combineren. Daardoor was ik al wel enigszins bekend met het werksysteem in de eerste lijn. Maar de spanning, het nieuwe, daar bereidt de opleiding je niet op voor. Zeker in de eerste lijn: als je alleen de dienst in gaat heb je wel behoefte aan wat mentale ondersteuning. Ik zit daarom in een groepsapp met startende verloskundigen waarin we constant casussen naar elkaar door sturen. We stellen elkaar vragen: ‘Vergeet ik iets? Moet ik deze vrouw wel of niet doorverwijzen?’ Je merkt dus dat er veel behoefte is aan laagdrempelig overleg. En los van vakgerelateerde steun kan een buddysysteem bijdragen aan mentale ondersteuning. Bijvoorbeeld dat je even je ei kwijt kunt als je iets heftigs meemaakt, dat iemand naar je luistert.’
Het mentorschap is een vorm van mentale ondersteuning die de projectgroep nog aan het ontwikkelen is. ‘Uit onderzoek over dit thema blijkt dat iemands ontwikkeling een boost krijgt als een senior een junior wegwijs maakt in het vak’, vertelt Sanderieke. ‘Mentoring is een bewezen
krachtige en effectieve manier om werknemers te motiveren, kennisoverdracht en -behoud te stimuleren en talent te ontwikkelen. Het verschil met het buddysysteem is dat het mentorschap een vorm van begeleiding buiten de werkvloer is waarbij de groei en loopbaanontwikkeling van de mentee centraal staan. De mentor is een verloskundige die goed op de hoogte is van de inhoud van het vak. Die persoon wordt speciaal voor het mentorschap getraind en ondersteunt de starter met vragen rondom het vak, de loopbaan, persoonlijke ontwikkeling en issues op de werkvloer. We zijn nu bezig met het opstellen van de voorwaarden en randvoorwaarden.’
Op naar de toekomst
Zo ontwikkelt de projectgroep meerdere hulpmiddelen voor starters, die allemaal onder het grotere project duurzame inzetbaarheid vallen. Sanderieke: ’Duurzame inzetbaarheid is een belangrijk speerpunt binnen het meerjarenplan. We zijn op dit moment nog meer concrete ideeën aan het verzamelen om duurzame inzetbaarheid te stimuleren, dat doen we onder andere op de KNOV-ledendag. In nauwe afstemming met het bestuur willen we dit in het derde en vierde kwartaal van 2023 verder onderzoeken. Welke doelen willen we stellen? Hoe kunnen we de hele doelgroep van verloskundigen ondersteunen? Waar liggen de problemen? Met deze resultaten kunnen we in 2024 nog gerichter aan de slag! Na de publicaties van bovenstaande tools en projectresultaten, willen we deze nog actiever gaan verspreiden onder de verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen. We gaan bovendien een webinar aanbieden waarin we onze tools uitleggen: wat is de aanleiding, waarom is dit nodig, en hoe gebruik je het?’ Hierover volgt nog informatie.
Nu aan de slag
Je kunt als verloskundigenpraktijk of ziekenhuis nu al aan de slag om meer support te bieden aan startende verloskundigen: vul het inwerkdocument in en koppel elke starter aan een buddy via het buddysteem. Sanderieke:
‘Dat is echt mijn wens, als iedereen dit zou doen zou het voor starters een enorm positief verschil maken.’
Wil je feedback geven op de tools voor starters? Mail suggesties of ideeën naar info@knov.nl.
is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. In deze column deelt ze haar stage-ervaringen.
Ken je haar? Die student die je triggert. Bij wie je irritatie voelt. Ze is zó anders dan jij en hoe jij als student was. Stiekem heb je geen zin om haar op sleeptouw te nemen en eigenlijk heb je er ook geen tijd voor. Ik ken haar ook. En ik heb er ook niet altijd zin in of tijd voor. Maar: ik was er zelf zo één. Sterker nog, ik was misschien wel de ‘worst student ever’.
‘Lui. Ongemotiveerd. Theorie niet op orde. Te veel op de achtergrond.’ Een greep uit de feedback die ik bij herhaling kreeg. Vaak gevolgd door: ‘Is dit wel het vak voor jou?’
Wat lange tijd niet herkend werd was dat mijn probleem extreme onzekerheid was. Voeg hieraan een aantal rustige stageplekken (en dus weinig verrichtingen) en pittige begeleiders toe en het fundament voor een intensieve opleidingstijd was gelegd. Ik herinner me de stages waarbij ik in tranen naar huis belde met het plan te stoppen met de opleiding nog levendig.
Intussen weet ik dat ik zeker niet de enige ben met pittige stage-ervaringen. Ik hoor veel vaker verhalen over ‘stagetrauma’s’ en die komen het leerproces natuurlijk niet ten goede. Eerlijk is eerlijk; blijkbaar kwam ik, op z’n zachtst gezegd, niet goed uit de verf als student. Maar hoe kan het, dat waar we zo gemotiveerd zijn om het goed te doen voor cliënten, we soms zo hard kunnen zijn tegen verloskundigen in wording? Kunnen we proberen verder te kijken dan ‘te lui, te bijdehand, te afwachtend, te assertief, te amicaal, te zakelijk’ en daarbij misschien terugdenken aan onze eigen stage-ervaringen? Het gaat tenslotte om onze toekomstige collega’s!
Voor mij kwam het keerpunt in de opleiding halverwege het derde jaar. In een drukke praktijk met nuchtere cliënten en relaxte verloskundigen schroefde ik mijn aantallen op en ging het opeens eigenlijk best heel goed. Ook in mijn vierde jaar trof ik het, in een duopraktijk waar ik écht gezien werd: jong en inderdaad nog onzeker. Bovendien nog lang niet helemaal rijp om het vak goed aan te kunnen. Maar mijn begeleiders gaven mij wel alle vertrouwen dat dat rijpen heus zou gaan gebeuren*. Ondertussen durf ik wel te stellen dat dat gelukt is. Zelfs de begeleider uit het tweede jaar die beweerde dat je zonder babymuisjes te lusten, nooit een goede verloskundige zal zijn kan ik geruststellen: ik eet ze nu met smaak. Het liefst samen met de student, om haar beter te leren kennen.
*AdaenDino,ikbenjullienogaltijdenormdankbaar!
Een overzicht van richtlijnen of kwaliteitsproducten die in ontwikkeling of opgeleverd zijn door de KNOV of een derde partij in samenwerking met de KNOV.
Kwaliteitsdocumenten en richtlijnen worden regelmatig aangepast aan actuele ontwikkelingen, wetenschappelijk onderzoek en/of nieuwe inzichten. Soms neemt de KNOV het initiatief, soms andere partijen. In een nieuw overzicht op knov.nl zie je welke kwaliteitsdocumenten en richtlijnen in 2023 zijn opgestart. Dit overzicht wordt regelmatig bijgewerkt. Alle projecten worden mogelijk gemaakt door Kwaliteitsgelden van ZonMw.
Het addendum Postnatale zorg na sectio is door de KNOV ontwikkeld in samenwerking met NHG, NVOG, KCKZ en Stichting Zelfbewustzwanger. Dit document geeft specifieke informatie over optimale verloskundige zorg in de kraamperiode vanaf 24 uur tot zes weken na een sectio. Het implementatieplan is in ontwikkeling.
De richtlijn Kwetsbaarheid eerste 1.000 dagen van V&VN is geautoriseerd door het bestuur van de KNOV. TNO heeft de richtlijn ontwikkeld in opdracht van V&VN en hij is te vinden op venvn.nl. Deze richtlijn bevat handelingsaanbevelingen voor verpleegkundigen en verzorgenden, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en goede praktijkvoorbeelden, met als doel om de positie van zwangere vrouwen en ouders van kinderen tot twee jaar in een kwetsbare situatie te verbeteren, en risico’s voor het (ongeboren) kind te verminderen.
In januari 2020 is de ontwikkeling van de richtlijn Astma en zwangerschap op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en tuberculose (NVALT) gestart. Deze richtlijn geeft aanbevelingen ten aanzien van behandeling van astma tijdens de zwangerschap en borstvoedingsperiode. De KNOV was afgevaardigd in de werkgroep en de MDR Astma en zwangerschap is inmiddels geautoriseerd door het KNOV-bestuur.
De BEN, de NVOG en de KNOV hebben onlangs – samen met de Regionale Centra Prenatale Screening en het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek – overeenstemming bereikt over de nieuwe Leidraad Tweede Trimester SEO versie 3.1. Hiermee ligt er een breed gedragen protocol dat het modelprotocol SEO versie 2.0 (2012) en de Leidraad SEO versie 3.0 (2019) vervangt. Richtlijnen voor de obstetrische parameters tijdens het tweede trimester SEO (en andere echo’s tijdens de zwangerschap) zijn opgenomen in een nieuw, afzonderlijk document: de Leidraad obstetrische parameters, versie 1.0. De nieuwe leidraad en bijhorende documenten staan vanaf nu op pns.nl. Sinds 1 juni 2023 moet volgens het nieuwe protocol worden gewerkt.
Sinds 2020 spreken we erover. En als je bedenkt welke stappen in de tussentijd zijn gezet, is het ongelofelijk dat hij er nu staat; de Master of Science Verloskunde. In september gaat hij van start met dertig enthousiaste – en zeer diverse –verloskundigen. Marianne Nieuwenhuijze (hoogleraar Midwifery/Fysiologische Verloskunde en Lector Midwifery in Maastricht) en Carola Groenen (opleidingsmanager van de master) blikken terug en vooruit.
Marianne: ‘Net als de KNOV, zien we als verloskundeacademies al langer hoe de taken van verloskundigen zich uitbreiden en hoe daar andere kennis en competenties voor nodig zijn. Het bleek voor de individuele opleidingen niet makkelijk om een master duurzaam neer te zetten. Uiteindelijk hebben we een aantal prominenten uit het onderwijs en de zorg gevraagd een advies te geven over wat voor master nodig is voor onze beroepsgroep. Zij kwamen tot de conclusie dat er een gezamenlijke master moest komen, die op het snijvlak ligt van het praktische van hbo en het theoretische van wetenschap. Om deze samenwerking de grootst mogelijke kans van slagen te geven, wilden we dat alle opleidingen eigenaar van de master zouden worden. En dus werd het een Joint
Degree. Als start van dit traject hebben we in 2020 met de verloskunde-academies en de KNOV een gezamenlijke visie over de noodzaak van een master ontwikkeld. In een volgende stap hebben we aan het ministerie aangetoond dat er in het werkveld een duidelijke behoefte was aan deze master.’
Carola: ‘Marianne noemt het begrip ‘Joint Degree’ even snel, maar het is veelomvattend om een master te ontwikkelen met drie opleidingen, drie lectoraten of onderzoeksgroepen en drie hogescholen. We moesten de inhoud van het curriculum ontwikkelen en tegelijkertijd een goede organisatorische inbedding van de master bewerkstelligen. Daarnaast was er afstemming tussen de colleges van bestuur van de verschillende hogescholen. Een uitdaging dus, die met veel enthousiasme is opgepakt,
Carola Groenen was in 2020 – toen het visiedocument werd gepubliceerd – nog voorzitter van de KNOV en vanuit die rol betrokken bij de master. Na haar promotie in 2021 is ze sinds dit jaar de opleidingsmanager.
verloskundige en is gericht op brede medische kennis en vaardigheden, wetenschap en professionalisering in de gehele (verloskundige) keten. In de nieuwe masteropleiding ligt een belangrijke focus op het nemen van de leiding in vernieuwingstrajecten, op het vervullen van bestuurlijke taken binnen werkgroepen en op het kunnen starten en uitvoeren van een promotietraject. Je ontwikkelt de (wetenschappelijke) kennis, vaardigheden en stevigheid om hoogwaardige verloskundige zorg te bieden zowel in de verloskundigenpraktijk als in de kliniek. Deze master is puur gericht op de verloskunde en gaat minder over vaardigheden aan het bed.’
omdat iedereen gelooft in deze master. Ik denk dat we met z’n allen trots mogen zijn dat de master er nu staat. En dat dit een master is die breed gedragen wordt en waarvan we weten dat hij van grote waarde is voor de toekomst van de verloskundige en de geboortezorg.’
En wat voor een master is het?
Carola: ‘Het is een Master of Science met een praktische insteek, die opleidt voor aanvullende rollen rondom innoveren, leiderschap en onderzoek. We werken veel met praktijkvoorbeelden en met opdrachten die studenten vanuit hun praktijk, organisatie of regio meenemen en waarvan ze de uitkomsten weer terug kunnen brengen naar het werkveld. Het is een duale studie geworden; twintig uur per week studeren en de rest aan het werk blijven in de verloskundige zorg. Een belangrijk onderdeel gedurende de twee jaar, is de verdere professionele ontwikkeling van de student zelf, als verloskundig zorgverlener in het brede veld van de geboortezorg. Iedere student werkt aan de eigen ontwikkeling van persoonlijk en professioneel leiderschap.’
Marianne: ‘Er wordt regelmatig gevraagd wat het verschil is met de master in Rotterdam. De Master Physician Assistant in Rotterdam leidt op tot het beroep van Physician Assistant (PA) met subspecialisatie klinisch
Carola: ‘We beginnen de opleiding met twee basismodules. De eerste is advanced midwifery, waarbij de student vanuit een breder perspectief naar de geboortezorg leert kijken. De tweede module gaat in op leiderschap, kwaliteit en beleid; hoe optimaliseer je de kwaliteit van zorg binnen de setting waarin je werkt? Dan volgt een keuzemodule, waarbij studenten kiezen uit sociale verloskunde, organisatie, management en ondernemerschap, innoveren en implementeren of verdiepende onderzoeksvaardigheden. De master thesis kan aansluiten op de keuzemodule, maar er blijft ruimte voor een andere insteek. Al met al hebben de studenten behoorlijk wat keuze in de samenstelling.’
Marianne: ‘Men vraagt zich af of er geen tweedeling zal ontstaan tussen verloskundigen die alleen een bachelor hebben behaald en verloskundigen die de master hebben gevolgd. In directe zorg voor de cliënt is deze eerste groep nog steeds gelijk en zal er dus geen tweedeling ontstaan. De master zorgt voor een ander competentieprofiel dat van pas komt in taken die niet met het directe contact met de cliënt te maken hebben. Dat geeft onze studenten een sterkere positie binnen de integrale geboortezorg waarbij zij ook de kwaliteit van zorg in hun praktijk, in het VSV of in de beroepsgroep een stap verder kunnen brengen.’
Meer informatie over de master Verloskunde is te vinden op masterverloskunde.nl.
Er zijn ook trainingen over soortgelijke onderwerpen en bovendien pakken veel verloskundigen al een leidende rol.
Waarom is deze master tóch nodig?
Carola: ‘Trainingen zijn vaak gericht op een specifieke situatie waarin je verdieping zoekt. Onze master leert je methodisch te handelen op een manier die in allerlei situaties en in verschillende fases toepasbaar is. Zie het als een brede verdieping op wetenschappelijk niveau en het aanleren van vaardigheden die in elke complexe situatie van pas kunnen komen.’
Marianne: ‘Verloskundigen nemen inderdaad al veel rollen op zich waar wij in onze master handvatten voor bieden. Het is ook niet dat zij niet in staat zijn om die te vervullen. Met deze master kun je je hierin verder ontwikkelen. Daarnaast verdienen we het als beroepsgroep om met meer verloskundigen een stevigere basis te krijgen waardoor we een gelijkwaardige, zelfverzekerde en wetenschappelijk onderlegde gesprekspartner zijn binnen allerlei samenwerkingsverbanden.’
Een dag nadat de inschrijving opende, was er al een wachtlijst!
Marianne: ‘Ja en dat laat de behoefte aan deze master nog eens zien. We starten in september met een kleine groep van dertig studenten, omdat we de master goed willen neerzetten. Volgend jaar kunnen veertig studenten starten met de master. De aanmeldingen zijn divers; van verloskundigen die net zijn afgestudeerd en meteen door willen, tot verloskundigen die al jaren aan het werk zijn en nu meer verdieping zoeken. Eerstelijns-, tweedelijnsen derdelijnsverloskundigen wisselen elkaar af, met verschillende motivaties; de een wil meer de onderzoeks-
kant op, de ander wil nieuwe competenties ontwikkelen om in de regio toe te passen. Én het zijn verloskundigen uit het hele land.’
Carola: ‘Dat is zo mooi aan deze Joint Degree; het is een Master of Science opleiding voor verloskundigen van alle opleidingen en werkzaam in diverse settings in het hele land. Hoewel de opleiding grotendeels online en in eigen tijd gevolgd wordt, zijn er vier keer per jaar, twee fysieke dagen waarbij we steeds een andere verloskundeacademie aandoen.’
Marianne: ‘Ik wil benadrukken hoe bijzonder deze samenwerking is. Alle verloskunde-academies zijn gegroeid met eigen lectoraten en onderzoeksgroepen die nu onderdeel zijn geworden van de master. Zo zijn we gezamenlijk gegroeid naar een Master of Science opleiding. Ik kijk ontzettend uit naar de eerste dag in september. Om onze studenten te betrekken bij alle mooie onderzoeken die we doen. En om daarbij meteen de stap naar de praktijk te maken.’
Over de impact van het gebruik van een elektronische sigaret (dampen) tijdens de zwangerschap is weinig bekend. Dit onderzoek gaat over de karakteristieken van vrouwen die verschillen in rookstatus en de impact van de rookstatus op de zwangerschap. Met een online vragenlijst zijn vrouwen die de e-sigaret gebruikt hebben (dampers) tijdens de zwangerschap vergeleken met vrouwen die niet rookten en vrouwen die tabakssigaretten (rokers) of een combinatie gebruikten (combi-rokers).
Bij gebruik van een e-sigaret (dampen) komen, net als bij tabakssigaretten, schadelijke stoffen vrij, zoals nicotine, propyleenglycol, glycerol en aldehyden.1 Bij inademing van deze stoffen kunnen de luchtwegen geïrriteerd of beschadigd raken en kunnen er hartkloppingen ontstaan, daarnaast hebben gebruikers een verhoogde kans op kanker.1 Enkele stoffen zijn echter minder schadelijk dan de stoffen van een tabakssigaret en de concentraties hiervan zijn lager.1
Wat betreft de blootstelling tijdens de zwangerschap is bekend dat nicotine een negatieve impact heeft op de hersenontwikkeling.2
Daardoor houdt het verband met cognitieve-, emotionele- en gedragsproblemen, zoals ADHD en leerproblemen bij kinderen.2–5
Er is onvoldoende epidemiologisch bewijs voor de impact van dampen door zwangere
vrouwen op de gezondheidsuitkomsten bij moeder en kind. Hierover zijn slechts enkele studies gepubliceerd.6-9 Tot nu toe zijn een matige placenta-ontwikkeling (in dierstudies en laboratoriumonderzoek) en tegenstrijdige uitkomsten op het geboortegewicht (in dierstudies en in observationele studies) beschreven als mogelijke effecten van het gebruik van de e-sigaret tijdens de zwangerschap. Daarnaast is er nog weinig bekend over de demografische karakteristieken van Nederlandse zwangere dampers. Vanuit internationale artikelen is bekend dat er in Engeland een hogere damp-prevalentie is onder jonge, van origine Britse zwangeren die in achtergestelde gebieden woonden, vroegtijdige schoolverlaters waren (<18 jaar) en/of vaker een partner hadden die ook (tabakssigaretten/ e-sigaretten) gebruikte.6
DOOR VELEN WORDT GEZIEN ALS GEZOND ALTERNATIEF VOOR DE
Ierse dampers hadden daarentegen een hogere sociaaleconomische status dan zwangere rokers en zaten qua leeftijd tussen de gemiddelde leeftijd van rokers en niet-rokers in.7
Verschillen in rookstatus
Informatie over de karakteristieken van dampers en over de impact van het dampen tijdens de zwangerschap is belangrijk voor het opstellen van beleid over advisering ten aanzien van het dampen tijdens de zwangerschap. Daarnaast kan het ondersteunen bij voorlichting door geboortezorgverleners aan zwangere vrouwen. Het is een urgent vraagstuk aangezien het dampen door velen wordt gezien als een gezond alternatief voor de tabakssigaret. Het gebruik neemt sinds 2021 toe.10,11 Daarnaast stelt het Nationaal Preventieakkoord als doel dat in 2040 alle
Vragenlijst ingevuld n=2041
Vrouwen geëxcludeerd n=81
• Niet zwanger tussen februari 2019 en mei 2022 (n=65)
• Niet woonachtig in Nederland (n=12)
• Geen toestemming (n=3)
• Missende leeftijd moeder (n=1)
Vrouwen geëxcludeerd n=23
• Duplicaten (n=23)
kinderen opgroeien zonder contact met rokers en/of rook.12
Het doel van het onderzoek is het beschrijven van karakteristieken van vrouwen die verschillen in rookstatus en de impact van roken en dampen tijdens de zwangerschap.
Dit onderzoek betreft een dwarsdoorsnede onderzoek, waarbij de gezondheidsuitkomsten van moeder en kind zijn vergeleken tussen vrouwen die verschilden in rookstatus. Het ging hierbij om vier groepen: niet-rokers, rokers, dampers en combi-rokers. Inclusiecriteria voor deze studie waren vrouwen van wie de zwangerschap was geëindigd tussen februari 2019 en februari 2022, ouder dan 16 jaar zijn, in Nederland woonden tijdens hun zwangerschap en de Nederlandse taal beheersten. Vrouwen werden geëxcludeerd als er gegevens over de inclusiecriteria en/of de rookstatus ontbraken en/of indien er door de respondenten geen toestemming gegeven werd voor het gebruik van de gegevens. De online vragenlijst was te bereiken via een link en een QR-code op een poster, en werd verspreid via Nederlandse verloskundigen en consultatiebureaus, verschillende online fora (zoals Zwangerenportaal), Facebook-pagina’s gericht op zwangere vrouwen, bijeenkomsten van zorgmedewerkers en diverse vape-shops. Dataverzameling was tussen maart 2020 en mei 2022. De vragenlijst bestond uit 90 vragen, waarvan 22 open en 68 gesloten vragen. Data werden verzameld via Google Forms©. De vragenlijst bevatte gegevens over demografische karakteristieken (leeftijd van de moeder, migratieachtergrond, opleidingsniveau, burgerlijke staat), de body mass index (BMI), rookgedrag, zwangerschapskarakteristieken en maternaleen neonatale uitkomsten. De vragen over rookgedrag bevatten rookstatus (niet-rokers, rokers, dampers en combi-rokers), de mate van het gebruik, de duur van het roken, de periode van de zwangerschap (en voor de zwangerschap) waarin gebruikt werd en het nicotinegehalte van de e-sigaret indien van
toepassing. Ook werd informatie verzameld over de blootstelling aan meeroken. Rondom de zwangerschap werden de conceptiemethode, pariteit en de wijze van de geboorte uitgevraagd. De verzamelde maternale uitkomsten waren: hypertensieve aandoeningen, diabetes gravidarum, fluxus postpartum, miskraam (voor twintig weken zwangerschap). De neonatale uitkomsten waren: small-forgestational-age (SGA), ziekenhuisopname in het eerste levensjaar.
Demografische, levensstijl- en zwangerschapskarakteristieken, samen met de uitkomsten voor moeder en kind, werden beschrijvend gerapporteerd en gestratificeerd naar rookstatus (niet-rokers, rokers, dampers en combirokers). Ongunstige maternale- en neonatale uitkomsten zijn gegroepeerd als samengestelde dichotome variabelen. Deze ongunstige maternale uitkomsten (hypertensieve aandoeningen, zwangerschapsdiabetes en/of postpartum bloedverlies)13-15, en ongunstige neonatale uitkomsten (vroeggeboorte, SGA, ziekenhuisopname en/of doodgeboorte)16–19 zijn geassocieerd met roken, en zouden ook met dampen kunnen samenhangen. Statistische verschillen werden berekend met de Chi-kwadraattoets of Fisher’s exact test. Een P-waarde van <0,05 werd gedefinieerd als statistisch significant en alle statistische analyses werden verricht met SPSS 25© (SPSS Inc., Chicago, IL, USA).
De vragenlijst werd ingevuld door 2.041 respondenten. In totaal werden er 104 respondenten geëxcludeerd om de volgende redenen: niet zwanger tussen februari 2019 en februari 2022 (n=65), niet woonachtig in Nederland (n=12), geen toestemming voor gebruik van de data voor analyse (n=3), ontbrekende data over de leeftijd van de moeder (n=1) en het dubbel invullen van de vragenlijst (n=23). Zie ook het figuur (scan de code).
In totaal werden 1.937 vrouwen geïncludeerd
Deze studie werd mede gefinancierd door ZonMw (subsidienummer 531 003018)
als onderdeel van het project Samen Stoppen Samen Sterk, dat zich richt op het verhogen van de implementatie van de Trimbos-richtlijn addendum ‘Behandeling van tabaksverslaving en stoppen-met-roken ondersteuning bij zwangere vrouwen’. Het Engelstalige artikel is gepubliceerd in het International Journal of Environmental Research and Public Health vol. 20, februari
2023. Van de METC is een vrijstelling ontvangen dat het onderzoek WMO-plichtig is (2019/099). De anonimiteit van de respondenten werd gewaarborgd.
in deze studie. De geïncludeerde vrouwen verschilden in rookstatus: 88,1% niet-rokers (n=1.706), 10,8% rokers (n=209), 0,5% dampers (n=10) en 0,6% combi-rokers (n=12).
De meerderheid van de dampers was 31 jaar of ouder, terwijl de meerderheid van de vrouwen in de andere subgroepen jonger dan 31 jaar was. Dampers waren bovendien hoger opgeleid dan rokers, terwijl combi-rokers een vergelijkbaar opleidingsniveau hadden als rokers. Vergeleken met niet-rokers, werden de rokers, dampers en combi-rokers vaker blootgesteld aan meeroken. Het nicotinegehalte in de e-sigaretten varieerde tussen de dampers en combi-rokers. Van de tien dampers, gebruikten er drie e-sigaretten zonder nicotine (30%), en zeven vrouwen gebruikten e-sigaretten met een lage dosis nicotine (70%). Van de twaalf combi-rokers, gebruikten er drie geen nicotine (25%), zes een lage dosis (50%) en drie vrouwen een hoge dosis (25%).
Dampers en combi-rokers waren vaker primipara vergeleken met de andere subgroepen. De proportie miskramen voor twintig weken zwangerschap was hoger bij dampers, vergeleken met de niet-rokers en de rokers;
respectievelijk 30%, 4,1% en 5,7%. Bovendien kregen rokers, dampers en combi-rokers vaker een SGA-kind vergeleken met niet-rokers. Vergelijking op de samengestelde maternaleen neonatale uitkomsten gaf geen verschillen. Bekijk de tabellen met resultaten door de code op pagina 26 te scannen.
Bij het vergelijken naar rookstatus werd geobserveerd dat vrouwen die dampten tijdens de zwangerschap gemiddeld ouder, hoger opgeleid en vaker primipara waren vergeleken met niet-rokers, rokers en combirokers. Mogelijk kan het hogere aantal primipara verklaard worden doordat vrouwen na de eerste zwangerschap vaker stoppen met dampen, zoals ook bij het gebruik van tabakssigaretten gezien wordt.21
Dampers rapporteerden vaker een miskraam, vergeleken met niet-rokers, rokers en combirokers. Deze uitkomst wordt niet gerapporteerd in de literatuur en zou mogelijk een toevalsbevinding kunnen zijn, vanwege het lage aantal dampers in deze studie. Daarentegen is tabak roken tijdens de zwangerschap een
‘DAMPERS EN COMBI-ROKERS
VAKER PRIMIPARA VERGELEKEN
bekende risicofactor voor het krijgen van een miskraam.22 De bevindingen zouden kunnen betekenen dat dit ook geldt voor dampers. Ook werd gezien dat dampers vaker SGAgeboren kinderen kregen, vergeleken met niet-rokers, rokers en combi-rokers. Mogelijk wordt dit echter ook (gedeeltelijk) verklaard door de hogere leeftijd van deze groep vrouwen of andere confounders.23 Echter kan dit ook betekenen dat dampen langetermijneffecten kan hebben voor de gezondheid van deze groep kinderen.24
Sterke punten en beperkingen
Eén van de sterke punten van deze studie is dat ter voorkoming van recall bias de vragenlijst maximaal één jaar na de zwangerschap werd ingevuld. Een ander sterk punt is dat de informatie ten aanzien van het rookgedrag voor de gehele zwangerschapsduur bekend is, aangezien de vrouwen de vragenlijst na de bevalling hebben ingevuld.
Een beperking van dit onderzoek is het lage aantal dampers, waardoor de statistische power erg laag was. Daarom zijn in deze studie de karakteristieken en uitkomsten vergeleken tussen vrouwen met verschillende rookstatus en zijn er geen associaties berekend.
Een andere beperking van deze studie is dat er sprake zou kunnen zijn van selectiebias bij de online werving, aangezien mogelijk voornamelijk de vrouwen met interesse in deze
studie deelnamen.25 Daarnaast zouden vrouwen met geen of weinig ongunstige gezondheidsuitkomsten ervoor gekozen kunnen hebben om deel te nemen aan deze studie, om daarmee hun eigen gebruik te kunnen verantwoorden. Om deze bias te verkleinen, zijn er ook respondenten geworven via de consultatiebureaus, waar vrijwel alle ouders met hun kinderen naartoe gaan. Ondanks de uitgebreide wervingsstrategieën, werd er maar een relatief kleine groep dampers geïncludeerd. In deze studie was 0,5% damper. Na het meenemen van de combi-rokers werd dit 1,1%. In eerder onderzoek werd gevonden dat 0,4% van de zwangere vrouwen middelen gebruiken zoals de e-sigaret.11 Mogelijk wijst het percentage van 1,1% op selectie bias of een toename van dampende zwangere vrouwen.
Voor het verhogen van de power (voor wat betreft de groep dampende zwangere vrouwen) kan de mogelijkheid voor het combineren van data van verschillende (internationale) studies geëxploreerd worden.
Ten behoeve van het verhogen van de aantallen dampers in een vervolgstudie, geven de onderzoekers de suggestie om de registratie van de rookstatus van de zwangere vrouwen in de elektronische dossiers van de verloskundigen en gynaecologen te verbeteren.
Allereerst is terughoudendheid nodig vanwege het kleine aantal dampers in deze studie. Bij het vergelijken naar rookstatus werd gezien dat vrouwen die dampten tijdens de zwangerschap gemiddeld ouder, hoger opgeleid, vaker primipara waren en vaker miskramen en SGA geboren kinderen kregen, vergeleken met niet-rokers, rokers en combi-rokers. Deze studie geeft aanleiding meer onderzoek te doen naar de karakteristieken van de dampende zwangere vrouw en naar de relatie tussen het dampen tijdens de zwangerschap en de gezondheidseffecten op moeder en kind. Totdat meer bekend is over het dampen tijdens de zwangerschap, moet het gebruik ervan worden afgeraden. Dit is in overeenstemming met de huidige Nederlandse richtlijn van het Trimbos instituut.26
Figuren, tabellen en bronnen‘TOT MEER BEKEND IS OVER HET DAMPEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP, MOET HET GEBRUIK ERVAN
werd in april in Amsterdam beëdigd als verloskundige. Ze schrijft over hoe ze de studie Verloskunde heeft ervaren.
Wanneer mij wordt gevraagd hoe ik de opleiding tot verloskundige heb ervaren, is mijn antwoord: ‘Als een heuse bevalling’. Sterker nog, gaandeweg ben ik de opleiding als een geboorte gaan benaderen. Je weet van tevoren niet hoelang het gaat duren en het is intens, maar vanaf het eerste moment weet je dat je er iets heel waardevols voor terugkrijgt.
Het zaadje werd gepland toen ik als zeventienjarige nadacht over studiekeuzes. Zonder al te veel verwachtingen begon ik aan de geboorte, die ik bij nader inzien ietwat had geromantiseerd. Langzaam kwam de baring op gang, waarbij ik steeds meer kennis opdeed maar ook al snel werd geconfronteerd met mijn eigen grenzen. Vrouwen adviseer ik vaak om op de hoogte te zijn van alle mogelijke opties binnen de geboorteplannen. Ook ik heb mijn geboorteplan moeten bijstellen, toen ik besloot een minor te doen aan de Universiteit voor Humanistiek.
Ondertussen speelde op de achtergrond het partogram in de vorm van een curriculum, waarbij niet één centimeter per uur, maar zestig studiepunten in één jaar werden verwacht. In de latente fase liet ik me overrompelen door een overvloed aan feedback en suggesties van verloskundigen. Gaandeweg kristalliseerde zich steeds meer uit welke feedback voor mij verrijkend was. Het vertrouwen in mijn eigen kunnen groeide door de aanwezigheid van de mensen die dicht bij mij staan, die allemaal op hun eigen wijze fungeerden als geboortewerkers. Door deze veilige omgeving kwam ik in de actieve fase in mijn ‘eigen bubbel’ terecht. Ik ging op zoek naar manieren om de bevalling door te komen. In een wanhoopskreet riep ik mijn vrienden, die aanvoelden als een warm bad. Tijdens de uitdrijving riep ik: ‘Ik wil niet meer!’. De laatste loodjes wegen het zwaarst, maar dan weet je ook dat je er bijna bent. Iets later dan de uitgerekende datum was het moment daar: een verloskundige is geboren!
Ik heb geleerd dat de grootste overeenkomst tussen het zijn van een moeder en het zijn van een verloskundige is dat beide hun oorsprong hebben in de wijsheid die al in ons zit: onze intuïtie.
Nu, na de geboorte, ben ik elke dag dankbaar voor dit uitdagende en betekenisvolle vak. Wel word ik geregeld wakker gehouden en overvallen door een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Had ik me beter kunnen voorbereiden op deze postpartum- of poststudieperiode? Daar sta ik dan, in mijn kinderschoenen, terwijl de mogelijkheden mij om de oren vliegen. Eerste- of tweede lijn, caseload of een master? Eén ding is zeker: het opgroeien, het vormgeven aan mijn rol in de geboortezorg, gaat nu écht beginnen.
Precies op de dag dat Maaike Douven vorig jaar als verloskundige afstudeerde werkte haar moeder Cindy Stock vijfentwintig jaar in het vak. Hoewel Maaike absoluut niet hetzelfde wilde doen als haar moeder, kruipt het bloed waar het niet gaan kan.
Cindy over Maaike
‘Ik vond het heel spannend toen Maaike begon als verloskundige. Ik gunde haar een goede start. Dat ze op jonge leeftijd de opleiding heeft afgerond bewonder ik enorm. Ze heeft zich echt voor tweehonderd procent ingezet, de opleiding stond op de eerste plaats. Dat heeft heel positief uitgepakt. Nu is er wat meer balans. Ik zie dat ze zich snel ontwikkelt. Het is leuk om te horen waar ze mee bezig is. Ze rolt nu in CenteringZwangerschap, dat recent in onze regio is opgezet, en begeleidt een groep zwangere vrouwen. Ik vind het goed dat ze haar eigen pad bewandelt, los van mij. We delen wel veel. Als we elkaar spreken gaat het ook vaak over ons werk en wat we hebben meegemaakt. We weiden al snel uit over andere zaken, want er zijn genoeg alledaagse dingen om over te praten. In de praktijk kom ik haar af en toe tegen. Vanuit ons echocentrum maken we ook echo’s bij de praktijk waar Maaike werkt. Wie weet gaat we ooit op een andere manier samenwerken, maar nu is het leuk en goed zoals het is.’
‘WIE WEET GAAN WE OOIT OP EEN ANDERE MANIER SAMENWERKEN’
‘Ik wilde altijd de zorg in, maar ik riep vooral: ‘Ik ga echt niet hetzelfde als mijn moeder doen!’ Ik overwoog de studie Geneeskunde, maar toen ik naar de open dag voor de opleiding Verloskunde ging, was ik toch om. Tijdens mijn studie en stages vroeg ik regelmatig hoe zij tegen bepaalde dingen aankeek. En nog steeds: ik hoef maar twee woorden te zeggen en ze weet gelijk waar het over gaat. Het is heel prettig om elkaar op die manier te begrijpen. Ze heeft enorm veel ervaring. Samen met haar collega’s heeft ze een praktijk met alle specialisaties onder één dak. Ze is gespecialiseerd in echo’s en zet zichzelf als verloskundige sterk neer. Ik vind het inspirerend hoe vooruitstrevend ze is. Ze is enorm ambitieus en maakt zich hard voor de verloskunde. Ik kan nog wat leren van haar standvastigheid. Waarom ik niet bij mijn moeder in de groepspraktijk ga werken? Ik zie het nu nog niet zitten. Om te ontdekken wie ik zelf ben als verloskundige, wil ik veel ervaring opdoen. En daarnaast heb ik het enorm naar mijn zin bij de praktijk waar ik waarneem. Wel zitten we in hetzelfde VSV. Zo werken we toch een beetje samen. Dat is helemaal niet gek, want op werk zijn we gewoon collega’s.’
Het informatieplatform deverloskundige.nl is aan vernieuwing toe. De website wordt daarom dit jaar op technisch en inhoudelijk vlak stevig onder handen genomen. Het doel? Een plek creëren waar je goede, betrouwbare en onderbouwde informatie kunt vinden die qua toon en uitstraling aansluit bij de tijd van nu.
De cliëntensite van de KNOV is eind 2022 geactualiseerd en wordt in 2023 en 2024 verder uitgebreid en in een nieuw jasje gestoken. Het vernieuwingstraject is opgedeeld in twee fasen. Projectleider Jade Meijvogel vertelt: ‘Fase één hebben we net afgerond. Alle teksten zijn weer up-to-date. Fase twee – het vernieuwen van de techniek en uitstraling –is nu in volle gang. We verwachten eind dit jaar te herlanceren; een website met de onderwerpen die volgens cliënten het belangrijkste zijn, vanuit daar ontwikkelen we verder.’
Streven naar autoriteit
Op deverloskundige.nl kan een vrouw alle informatie vinden die ze ook van haar verloskundige zou krijgen, gebracht op een manier waarop haar verloskundige dat ook zou doen. Maar dan digitaal. Jade: ‘Een mooi voorbeeld van een goed informatieplatform is thuisarts.nl. Die content is samen met de gebruikers ontwikkeld. Het is inmiddels een autoriteit en wordt veelvuldig gebruikt door huisartsen. Daar streven wij ook naar met de nieuwe versie van deverloskundige.nl. De site is bedoeld voor cliënten, maar ook ter ondersteuning van verloskundigen. Met deverloskundige.nl kun je iemand straks makkelijk op de juiste informatie wijzen, die ook thuis kan worden nagelezen.’
Op dit moment wordt er samen met een webbureau een plan gemaakt voor functionaliteiten en gebruiksgemak. De huidige website is opgedeeld in categorieën zoals voor, tijdens en na de zwangerschap, en de bevalling. Die indeling gaat volledig op de schop. ‘De huidige indeling van informatie lijkt logisch, maar veel vragen en onderwerpen vallen onder meerdere categorieën, waardoor er veel dubbele informatie is. We gaan
samen met de doelgroep de nieuwe indeling bepalen. Tijdens het vernieuwingstraject werken we samen met Patiëntenfederatie Nederland en betrekken we zowel verloskundigen als vrouwen uit de doelgroep. We voeren gesprekken om de informatiebehoefte in kaart te brengen en vragen actief om input. Daarvoor zoeken we gedurende het jaar regelmatig nieuwe kandidaten. Wil je meehelpen aan de website? Houd knov.nl in de gaten voor oproepen.’
Stage lopen is een essentieel onderdeel van de opleiding Verloskunde. Helaas kampen de opleidingen al jaren met een tekort aan stageplaatsen. In het nieuwe collegejaar zal het aantal studenten dat tot de opleidingen wordt toegelaten worden opgehoogd, waardoor de vraag naar stageplaatsen verder zal toenemen. Hoe lossen we dit met elkaar op?
Voldoende stageplekken creëren voor studenten verloskunde is momenteel het belangrijkste doel van de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs (LWBO), een samenwerkingsverband tussen de drie Nederlandse opleidingen Verloskunde. Voorzitter Joyce Kors legt uit: ‘Er is al jaren krapte op de stageplekkenmarkt, maar vanwege de uitbreiding van de opleidingscapaciteit wordt het stagetekort mogelijk nog groter. Stage-ervaring is fundamenteel, omdat we studenten opleiden tot zelfstandige beroepsbeoefenaren. Binnenschools kun je veel kennis tot je nemen, maar uiteindelijk moet je functioneren in de beroepspraktijk. Dan kun je niet zonder praktijkervaring waarin je het binnenschools onderwijs aan het buitenschools onderwijs verbindt. Bovendien is verloskunde een mensenvak. Een goede verloskundige is niet alleen technisch vaardig, maar kan ook met allerlei
soorten mensen en emoties omgaan. Het vinden van een juiste houding in situaties kunnen studenten alleen maar leren in de praktijk, door te kijken hoe ervaren verloskundigen iets aanpakken. Zeker als het gaat om complexe situaties. Als er niet genoeg stageplekken zijn wordt het heel lastig om voldoende studenten te blijven opleiden. Daarom werken wij op landelijk niveau samen om verloskundigen zowel in de kliniek als in de verloskundigenpraktijk te stimuleren studenten te begeleiden.’
Esther Schoffelen begeleidt al meer dan vijfentwintig jaar studenten van de Academie Verloskunde in Maastricht in haar praktijk en ervaart hier veel voordelen van. ‘Om te beginnen waarderen de cliënten het vaak als er een extra persoon bij is. Het betekent meer aandacht, een extra paar handen en een aanspreekpunt als ik bijvoorbeeld
STAGEPLEKKEN ZIJN WORDT
HET HEEL LASTIG OM
VOLDOENDE STUDENTEN TE BLIJVEN OPLEIDEN’
even word gebeld. Ik vind zelf het enthousiasme van de studenten heel leuk. Ook zijn studenten Verloskunde perfecte praktijkassistenten, dus het is fijn als ze in de vakantieperiode als bijbaan achter de balie kunnen ondersteunen. Daarnaast leren zij niet alleen van mij, maar ik ook van hen: zij helpen mij op de hoogte te blijven van de nieuwste richtlijnen. Maar het belangrijkste voordeel is natuurlijk dat er zonder stagiaires geen nieuwe verloskundigen bijkomen. Inmiddels zijn er al vier ex-stagiaires in onze praktijk aan de slag gegaan.
Dat is ideaal, want je kent de student en je weet of diegene matcht met het team. Dat is een beloning voor je inzet!’ Sue Kampkes-Verboeket, coördinator klinische verloskunde bij Zuyderland Medisch Centrum, bevestigt het belang van het begeleiden van stagiaires. ‘We vinden het belangrijk dat startende verloskundigen goed zijn opgeleid en voldoende praktijkervaring hebben. Daar moeten we zelf aan bijdragen. We zijn allemaal als student begonnen. Bovendien blijf je inderdaad op de hoogte van actuele discussies door het begeleiden van studenten. Ze stellen geregeld kritische vragen waardoor je weer getriggerd wordt de theorie in te duiken. Zo houden ze je scherp!’
Maar wat weerhoudt potentiële stagebegeleiders er dan toch van om een stagiaire aan te nemen? Volgens Esther kan tijdgebrek een rol spelen. ‘Wij zijn een vrij grote praktijk
‘ALS ER NIET GENOEG
en hebben maar één stagiaire tegelijk. Hierdoor heb je als begeleider niet continu een student bij je. Dan gaan ze weer met een spreekuur mee, dan met een bevalling: zo zijn ze telkens bij iemand anders. Ik kan me voorstellen dat de impact veel zwaarder is als je alleen of met zijn tweeën werkt. Je moet feedback geven en evalueren hoe iets is gegaan.’ Sue beaamt dat het begeleiden van een student wel extra werk is. ‘Zeker door het nieuwe curriculum zijn er meer evaluatiemomenten, waardoor het meer tijd kost. Maar door goed te organiseren kun je ervoor zorgen dat het voor iedereen leuk en werkbaar blijft. Wij hebben twee collega’s die het rooster voor de
DAT STARTENDE
VERLOSKUNDIGEN HOGE
KWALITEIT EN VOLDOENDE
PRAKTIJKERVARING HEBBEN.
DAAR MOETEN WE ZELF AAN BIJDRAGEN’
studenten maken. Door creatief te zijn kunnen we zes stagiaires tegelijk op verschillende plekken in het ziekenhuis inzetten. Dus we laten hen niet alleen op de verloskamer werken, maar bijvoorbeeld ook een dagdeel op de poli, het zwangerendagcentrum of het echospreekuur. We vinden altijd wel een plekje waar ze kunnen leren.’
In 2022 startten de samenwerkende opleidingen Verloskunde en de KNOV de campagne ‘Eén vio extra’, waarin verloskundigen en studenten hun betekenisvolle ervaringen delen. Deze campagne draagt bij aan de bewustwording van hoe belangrijk stage lopen is, en heeft al meer stageplekken opgeleverd. Daarnaast zetten de opleidingen zich in om stagebegeleiders uit eerstelijnspraktijken en ziekenhuizen te ondersteunen. Mirjam Dijkhuizen, stagecoördinator van de Bachelor Verloskunde Hogeschool Rotterdam en lid van de LWBO, legt uit: ‘We organiseren bijvoorbeeld jaarlijks een landelijke opleidersdag voor alle stagebegeleiders. Op deze dag praten we begeleiders bij over ontwikkelingen in onderwijs en bespreken we een actueel thema. Ook bieden alle opleidingen scholing aan, over hoe je studenten zo optimaal mogelijk kunt begeleiden. Daarnaast is er tijdens de stage altijd een aanspreekpunt vanuit de opleiding. Door het intensieve contact dat we de laatste
is beleidsadviseur bij de Academie Verloskunde AmsterdamGroningen en voorzitter van de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs (LWBO) van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV).
is stagecoördinator aan de Bachelor Verloskunde Hogeschool Rotterdam en is lid van de LWBO.
is eerstelijnsverloskundige en begeleidt studenten van de Academie Verloskunde in Maastricht in haar Verloskundige Praktijk Schoffelen van Vleuten.
is coördinator klinische verloskundigen bij Zuyderland Medisch Centrum in Heerlen. In dit ziekenhuis begeleiden alle klinisch verloskundigen de verloskundigen in opleiding. Drie verloskundigen zijn stagebegeleiders.
jaren hebben opgebouwd tussen de stageteams en de stageplanners van de verschillende opleidingen hebben we vertrouwen in de toekomst van het stage lopen. Maar we moeten wel serieus blijven werken aan het zo optimaal mogelijk benutten van de beschikbare stageplekken en het ondersteunen van stagebegeleiders.’
En dat wordt gewaardeerd. Praktijkbegeleider Esther heeft al vele jaren ervaring, maar heeft veel aan deze ondersteuning. ‘De laatste opleidersdag was weer heel leerzaam. Het ging met name over de impact op het stage lopen voor de student, en over het geven van positieve en negatieve feedback op een goede manier; een eyeopener! Ook vind ik het contact met de opleiding heel laagdrempelig. Het is fijn om met de contactpersoon te kunnen sparren, diegene is goed op de hoogte van het traject dat een student heeft doorlopen. Als je ergens tegenaan loopt is er altijd iemand die je kan helpen. Zo sta je er als stagebegeleider nooit alleen voor!’
Neem contact op met:
Amsterdam: stagebureau.vaa@inholland.nl
Groningen: stagebureau.vag@inholland.nl
Maastricht: stage.avm@zuyd.nl
Rotterdam: stageverloskunde@hr.nl
Hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene (HZFP), veroorzaakt door rode bloedcel(RBC)-alloimmunisatie, is tegenwoordig zeldzaam. Slechts een deel van de zwangere vrouwen met RBC-alloimmunisatie, namelijk 290-410/100.000, loopt risico hierop. Onbehandeld kan HZFP leiden tot progressieve foetale anemie, foetale hydrops, asfyxie en perinatale sterfte. Bovendien kan neonatale hyperbilirubinemie, als onderdeel van HZFP, kernicterus veroorzaken, resulterend in neurologische ontwikkelingsstoornissen.1,2,3,4,5,6,7 Er is nog maar weinig bekend over ervaringen van vrouwen met RBC-alloimmunisatie. Inzicht in deze ervaringen kan helpen de zorg beter te laten aansluiten bij de wensen en behoefte van vrouwen met een gecompliceerde zwangerschap door RBC-alloimmunisatie.
A Afdeling Verloskunde, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, Nederland
B Afdeling Immunohematology diagnostics, Sanquin Diagnostic Services, Amsterdam, Nederland.
C Centre for Clinical Transfusion Research, Sanquin Research, Amsterdam, Nederland
D Afdeling Hematologie, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, Nederland
Contact: y.m.slootweg@lumc.nl
Kwalitatief verkennend onderzoek werd verricht volgens de principes van de ‘Abbreviated Grounded Theory’.8 De semigestructureerde interviews werden afgenomen op basis van een topiclijst. Vrouwen met RBC-alloimmunisatie met risico op HZFP, zwanger tussen 2011 en 2018, werden uitgenodigd voor een interview. Om een heterogene groep deelnemers te vormen werd een doelgerichte steekproef getrokken. De topiclijst voor de interviews was gebaseerd op de klinische ervaring van de hoofdonderzoekers en sensibiliserende concepten zoals ontvangen informatie (kennis), angst rond zwangerschapscomplicaties en coping-mechanismen (gedrag), verwachtingen van zorg (normen en waarden), suggesties voor verbetering van de zorg (intentie). Na het lezen van de transcripten werden deze open, axiaal en selectief gecodeerd zodat de hoofdthema’s zichtbaar werden. Tot slot werden verbanden gelegd tussen de verschillende thema’s en werd een kernthema vastgesteld. De hoofdonderzoekers analyseerden de interviewtranscripten. Beiden beoordeelden de bevindingen afzonderlijk, waarna zij tot overeenstemming kwamen. De thema’s werden bevestigd door herhaaldelijk terug te keren naar de oorspronkelijke gegevens; alle resultaten zijn goed terug te voeren op de onderliggende data.
Na acht interviews werd datasaturatie bereikt. In alle interviews was de vrouw vooral aan het woord, op sommige punten aangevuld door haar partner. Twee vrouwen werden geïnterviewd tijdens hun eerste allo-geïmmuniseerde zwangerschap. De andere zes vrouwen werden 9-36 maanden na de bevalling geïnterviewd. Vier vrouwen kregen prenatale en/of postnatale zorg in het academisch centrum. Alle deelnemers hebben daarnaast ook eerstelijns en/of tweedelijns zorg ervaren.
Zeven vrouwen hadden RhD-immunisatie en één vrouw had een K-immunisatie. In een van de zwangerschappen was een intra-uteriene transfusie (IUT) nodig. Eén van de baby’s kreeg geen RBC-transfusie of fototherapie (tabel 1).
Vertrouwen als kernthema
Er werden zes hoofdthema’s geformuleerd en één kernthema. Dit kernthema was ‘vertrouwen’. Figuur 1 toont deze thema’s en hun onderlinge relatie. Kennis van RBC-alloimmunisatie en de mogelijke complicaties ervan speelt een rol in het vertrouwen van de vrouw in de zwangerschap. Wanneer kennis ontbreekt of niet goed wordt gecommuniceerd, creëert dit onzekerheid. Wanneer de risico’s en prognose van de RBC-alloimmunisatie helder werden gecommuniceerd, nam het vertrouwen in een goed afloop toe. Dit was ook zo wanneer er psychosociale ondersteuning werd geboden. Wanneer het probleem plotseling verergert (impact van verslechterende foetale conditie) neemt het vertrouwen in een goede afloop af, maar zodra de zwangere vrouw zorg krijgt van experts op het gebied van RBC-alloimmunisatie neemt het vertrouwen in een goede afloop van de zwangerschap weer toe. Verder verliest de zwangere vrouw het vertrouwen in haar lichaam (een vijandige omgeving) bij RBC-alloimmunisatie. Het vertrouwen in een normaal verloop van de zwangerschap is verdwenen en een verschuiving van fysiologische zwangerschap naar medische gecompliceerde zwangerschap wordt als ingrijpend ervaren.
Vijandige omgeving
Verschuiving fysiologie naar pathologie
Impact verslechterende foetale conditie
De meeste deelnemers vonden het probleem moeilijke materie en vertrouwden bij hun beslissingen volledig op de verloskundige zorgverlener (VZL). De eerstelijns of tweedelijns VZL had echter volgens de deelnemers niet altijd voldoende kennis van het probleem. Hierdoor ontvingen vrouwen op cruciale momenten te weinig of zelfs onjuiste informatie. Citaat 1a is van een deelnemer die telefonisch hoorde dat er RBC-antistoffen waren aangetroffen. De VZL gaf weinig informatie over wat deze uitslag voor haar betekende en benadrukte vooral dat ze zich geen zorgen moest maken (citaat 1a en b). De zwangere vrouw lijkt consequent te hebben vastgehouden aan geruststellende gedachten om met de onzekere situatie om te gaan, mogelijk gevoed door geruststellingen van de VZL. Een andere deelnemer gaf aan altijd gerustgesteld te zijn waarbij de ernst van de situatie werd gebagatelliseerd. Toen de baby toch erg ziek ter wereld kwam, leidde dit tot angst. Ze had zich hier liever op kunnen voorbereiden.
Een deelnemer, die drie zwangerschappen heeft doorgemaakt, kreeg na de geboorte van haar tweede kind, dat ernstige bloedarmoede had, van de gynaecoloog te horen dat ze RBC-antistoffen had. De manier waarop ze dit nieuws ontving, was
een van de redenen waarom ze voor haar volgende zwangerschap overstapte naar een ander ziekenhuis (citaat 1c en 1d).
Verschillende deelnemers hadden liever gezien dat de zorgverleners eerlijk waren over hun kennislacune en een expert of een betrouwbare informatiebron hadden geraadpleegd.
Wanneer de VZL direct de eigen grenzen aangaf en de zwangere vrouw voor meer informatie doorverwees naar de tweede of derde lijn, waren de deelnemers zeer tevreden over de manier waarop ze het slechte nieuws hadden gekregen. Als de zwangere vrouw niet tevreden was met de verkregen informatie, of als deze informatie niet met behulp van bijvoorbeeld een tolk werd verstrekt, ging ze zelf op zoek. Bij sommige vrouwen leidde dit aanvankelijk tot angst. Dit gevoel werd minder als ze informatie kregen van een deskundige of als iemand in hun omgeving met een medische achtergrond hun iets meer uitleg kon geven.
Twee deelneemsters waren eerder ongecompliceerd zwanger en bevielen thuis. Deze vrouwen voelden zich tijdens de RBC-geïmmuniseerde zwangerschap meer gespannen. Deze zwangerschap was niet langer ‘zorgeloos’, en de zwangere vrouw leefde ‘van week tot week’ en er was meer ‘praktisch gedoe’. Een vrouw voelde tijdens deze zwangerschap meer waardering voor de bewegingen van de foetus. Deelnemers benoemden ook de afhankelijkheid van familieleden om voor hun andere kinderen te zorgen vanwege bezoeken aan of bevalling in het academisch centrum. Drie van hen moesten hun familie geruststellen en voorbereiden op de periode na de geboorte. Enkele deelnemers vonden het idee dat de baby ziek geboren kon worden erg lastig. Verder vonden twee deelnemers het jammer dat de bevalling zou worden ingeleid en dat ze niet thuis in hun eigen omgeving konden bevallen. Bovendien maakten ze zich zorgen over de mogelijkheid tot borstvoeding. Ook durfden vrijwel alle deelnemers een volgende zwangerschap niet aan (citaat 2a en b).
Allen waren erg blij met de regelmatige controles in de tweede of derde lijn, die hun vertrouwen in een succesvolle uitkomst van de zwangerschap herstelden. Ook het gevoel serieus genomen te worden en deskundige informatie te krijgen, droegen bij aan het vertrouwen, al was deze balans erg wankel: wanneer iemand met weinig inhoudelijke kennis een uitslag meedeelde, of wanneer de VZL het patiëntendossier niet goed kende, gaf dat weer spanning en minder vertrouwen. De deelnemers hadden een duidelijke behoefte aan kennis over de verschillende scenario’s die zich kunnen voordoen tijdens de zwangerschap, de bevalling en de neonatale periode. Een betere voorbereiding zorgde voor rust in een stressvolle situatie.
Meerdere deelnemers werden doorverwezen naar het tertiair zorgcentrum. Een vrouw vertelde over hoe zij doorverwezen werd om te bepalen of intra-uteriene transfusie nodig was, en dat gebeurde meteen de volgende dag (citaat 3a). Zij raakte van streek en werd overweldigd door de snelheid waarmee de onderzoeken en interventie plaatsvonden. Ze had geen tijd hierover na te denken en volgde daarom het advies van de artsen (citaat 3b). In citaat 3c sprak een andere deelnemer over het moment van doorverwijzing naar de derde lijn. De vrouw had op dat moment behoefte gehad aan meer informatie over de mogelijke behandelingen in het academisch centrum. Die kon ze vinden op de website van het academisch centrum en dat gaf meer rust. De mogelijk plotselinge noodzaak van inleiding van de bevalling en het verloop van de ziekte na de geboorte van de baby waren vooraf niet altijd duidelijk. Sommige deelnemers hadden moeite met de binding met hun baby vanwege de angst om het kind te verliezen. Deelnemers die goede begeleiding van de kinderarts hadden ervaren, hadden vertrouwen in de artsen en behandeling. Inlevingsvermogen en rustige uitleg waren ook hier belangrijk. Bij twee van de deelnemers werd het kind na ontslag ernstig ziek. Door op hun eigen instinct te vertrouwen en om hulp te durven vragen, zorgden ze ervoor dat hun kind snel de juiste zorg kreeg. In één geval betekende dit het vragen van een second opinion in een cruciale situatie.
Meerdere deelnemers waren door de zwangerschapscomplicatie het vertrouwen in hun lichaam verloren. Zo noemde een vrouw de baarmoeder een ‘vijandige omgeving’. Ze herinnerde zich de opmerking van haar partner na de uitleg door de gynaecoloog (citaat 4a). De vrouw vond het idee om een ‘vijand’ te zijn en tegelijkertijd voor de groei en rijping van het kind te zorgen, onbegrijpelijk (citaat 4b).
Door de onzekerheid en het onvoorspelbare verloop van deze aandoening had de geciteerde vrouw minder vertrouwen in het vermogen van haar lichaam om haar kind te beschermen en te laten groeien. Het kind kan op elk moment een interventie nodig hebben. Deelnemers ervoeren angst hun kind te verliezen. Dit voelden zij ook achteraf als men besefte wat er mis had kunnen gaan als er niet tijdig actie was ondernomen (citaat 4c).
Deelnemers kregen veel informatie en uitleg over de onderzoeken en behandelingen in het academisch centrum, aansluitend bij hun begripsniveau. Ze voelden zich goed bij de onderzoeken die werden uitgevoerd en hadden vertrouwen
in de artsen (citaat 5a). Een andere deelnemer gaf aan dat ze zich niet ‘een nummer’ voelde en dat er ruimte was voor emoties, wat ze als positief ervoer (citaat 5b). Ondanks de overwegend positieve waarderingen voor de zorg in het academisch centrum, misten deelnemers praktische informatie over het inleiden van de bevalling en de neonatale zorg (citaat 5c). Een deelnemer, afkomstig uit Syrië, miste een tolk bij het geven van belangrijke resultaten en informatie over therapie.
Naast het verkrijgen van informatie over het te verwachten beloop van de aandoening en de noodzaak van frequente controles, droegen ook empathie, het gevoel serieus genomen te worden en het vermogen om emoties en ervaringen te delen bij aan vertrouwen in de zwangerschap. Wanneer deze aspecten adequaat aan bod kwamen, kon de deelnemer haar verhaal meer relativeren (citaat 6a).
Deelnemers waardeerden de continuïteit van één VZL. Betrokkenheid van de eerstelijns verloskundige, ook als de zwangere vrouw al doorverwezen was naar de tweede of derde lijn, werd gewaardeerd. De verloskundige kan medisch jargon vertalen en helpen om de juiste vragen te stellen, bijvoorbeeld over het te verwachten ziekteverloop of praktische zaken zoals een bevalling in deze specifieke situatie.
Het thema ‘vertrouwen’ speelt een centrale rol in de ervaring van vrouwen met een zwangerschap gecompliceerd door RBC-alloimmunisatie. Omstandigheden kunnen de beleving van zwangere vrouwen positief of negatief beïnvloeden. Met name het verstrekken van oprechte, open, juiste en volledige informatie en het ondersteunen van beslissende momenten beïnvloeden het vertrouwen positief. Voorlichting door personen met veel ervaring met RBC-alloimmunisatie, geeft de zwangere vrouw meer vertrouwen.
Dit onderzoek geeft een duidelijk beeld van de ervaringen van deelnemers. De zwangerschap wordt niet meer als zorgeloos ervaren en de zwangere vrouw bevindt zich regelmatig in een onzekere situatie vanwege de bedreigde foetale conditie. Om met deze onzekerheid om te gaan, gebruiken vrouwen verschillende coping-strategieën, zoals sociale steun zoeken, meer inzicht en informatie zoeken en proberen te vertrouwen op een positieve uitkomst. Bij de behandeling met intra-uteriene transfusie is de zwangere vrouw volledig aangewezen op de kennis en kunde van de artsen en lijken zij en haar partner slechts een ondergeschikte rol te spelen in de besluitvorming. Alles wordt gedaan ten behoeve van de baby, die lijdt aan de alloimmunisatie van de moeder. Ook blijkt het verloop van de RBC-geïmmuniseerde zwanger-
schap van invloed op de keuze voor een volgende zwangerschap. Zelfs vrouwen die uiteindelijk geen ziek kind kregen, begrepen dat dit bij een toekomstige zwangerschap totaal anders kan zijn. Dat risico wilden ze niet nemen, of ze wilden niet opnieuw een dergelijke gecompliceerde zwangerschap meemaken.
Voor zover de onderzoekers van dit onderzoek bekend, is dit de eerste studie over de zorgervaringen van vrouwen die risico lopen op HZFP. Er werden acht vrouwen geïnterviewd, heterogeen in zwangerschapsduur of tijd na de geboorte van hun laatste kind, etniciteit, ernst van HZFP (variërend van geen tot levensbedreigend ziek) en daarmee gepaard gaan zorgniveau. Datasaturatie werd bereikt wanneer vergelijkbare ervaringen werden gevonden met betrekking tot de geleverde zorg, met name de uitgesproken behoefte aan duidelijke, juiste en volledige informatie, en de relatie tussen de informatie en het vertrouwen van deelnemers in de zorgverlener en het verloop van de zwangerschap. Het relatief brede tijdsinterval (2011-2018), met in elk van de interviews de terugkerende thema’s, laat zien dat de zorg weinig veranderd is door de tijd. Datasaturatie werd snel bereikt, waarschijnlijk doordat dit een vrij specifieke zwangerschapscomplicatie is met een nauw netwerk van experts waarnaar verwezen wordt. De resultaten van dit onderzoek zijn volgens de onderzoekers dan ook generaliseerbaar naar alle zwangere vrouwen met RBC-alloimmunisatie in Nederland. De deelnemers die zorg ontvingen in het academisch centrum werden erop gewezen dat een van de interviewers verloskundige in hetzelfde ziekenhuis was. Dit kan geleid hebben tot een meer positieve reflectie op de zorg in het academisch centrum. Toch voelden ook die deelnemers zich voldoende vrij om verbeteringen in de zorg aldaar voor te stellen.
Op basis van evaluatie van vergelijkbare situaties, zoals het informeren van ouders over een positief testresultaat voor een van de ziekten waarop wordt getest tijdens de hielprikscreening, adviseren Moody et al. direct face-to-facecontact tussen het team van specialisten en de familie, continue ondersteuning en de beschikbaarheid van toegankelijke aandoening-specifieke informatie.9 In eerder onderzoek van deze onderzoekers bleek de kennis van verloskundig zorgverleners over RBC-alloimmunisatie en HZFP vaak onvoldoende, terwijl ze zich vaak niet bewust waren van deze kennishiaten.10 Een kennishiaat bij de VZL kan het beste met de zwangere vrouw gedeeld worden. Wanneer de VZL zich bewust is van de grenzen van zijn of haar mogelijkheden en doorverwijst voor een second opinion van het gespecialiseerde team, is deze
1a ‘Ze zei wat het was, maar ze zei ook tegen ons: ‘Maak je geen zorgen, er hoeft helemaal niets aan de hand te zijn. Dus ga niet op internet zoeken, want het is de hele zwangerschap al goed gegaan, dus zoek niet op internet. Als je bij de gynaecoloog komt, krijg je alle informatie.’
1b ‘In het begin waren we vrij rustig tot een paar weken geleden toen we het meest recente laboratoriumtestresultaat kregen en dit resultaat was 80% [YM: resultaat van ADCC-test], toen ging het allemaal heel snel en waren we erg geschrokken.’
1c ‘De manier waarop het mij werd verteld was de reden dat ik nooit meer in dat ziekenhuis zou willen bevallen. De begeleiding was erg slecht en ik kreeg te horen: ‘Er zijn antilichamen in je bloed gevonden en vanaf nu is elke zwangerschap gevaarlijk, maar het goede nieuws is dat je bloeddonor kunt worden.’ […] Dit was toen veel om te verwerken.’
1d ‘Ik had het gevoel dat ze er zelf eigenlijk niet veel van begrepen. […] Daarna heb ik zelf meer uitgezocht via internet.’
2a ‘Wat ook best een groot ding is, is dat je volgende zwangerschap, als die komt, al begint met een percentage antistoffen. […] Ik denk dat het hele lange maanden worden.’
2b ‘Maar nu is het klaar. Ik hoop dat dit allemaal goed gaat. Ik krijg binnenkort mijn vierde kind, ook dat houdt een keer op. Je moet het geluk niet tarten. Het lichaam heeft laten zien dat het duidelijk meer moeite heeft met een zwangerschap.’
3a ‘Het ging allemaal heel snel, we hadden er geen rekening meer mee gehouden [intra-uteriene transfusie]. Vooral omdat we er tot dan toe een beetje naïef in waren. We zaten al in de 31e week, dus we hoopten dat het met een beetje geluk allemaal wel goed zou komen.’
3b ‘Mijn mening werd niet gevraagd, maar dat is ook niet relevant omdat het gewoon nodig was.’
3c ‘Je houdt het altijd in je achterhoofd, maar het schrikt je toch. Ik dacht: ‘Het wordt nu serieus. Het is menens.’ En toen voelde ik me behoorlijk angstig. […] Ik wist niet wat ze daar konden doen [in het academisch centrum], toen heb ik me daar zelf verder in verdiept en ben ik wat rustiger geworden.’
4a ‘Het is een heel prettig idee dat op het moment dat de navelstreng wordt doorgeknipt, de vijand weg is.’
4b ‘Soms ben ik ineens heel bang; dan denk ik dat ze binnenkort zal overlijden en dat ze haar er niet op tijd uit kunnen krijgen.’
4c ‘Als we nog een week hadden gewacht, dan was hij doodgeboren. Ja, die gedachte…’
5a ‘Toen ik tijdens de controle in het ziekenhuis [academisch centrum] hoorde dat het goed ging met de baby, was ik altijd opgelucht, op naar volgende week.’
5b ‘Je hebt het gevoel qua kennis en kunde dat je hier op het hoogste adres bent.’
5c ‘In het andere ziekenhuis kenden we alle dokters, dus je hebt ook een band. […] Het was fijn geweest als we nog wat praktische dingen over de bevalling hadden kunnen bespreken.’
6a ‘Maar bedenk eens welke toon je gebruikt, welke woorden je gebruikt. Het is heel belangrijk voor iemand die net is bevallen en een onzekere tijd doormaakt.’
tekortkoming goed op te lossen. Dit voorkomt angst en onzekerheid bij de zwangere vrouw en haar partner. Dit komt overeen met bevindingen bij andere risicovolle zwangerschappen of zeldzame aandoeningen. Uit een onderzoek bij zwangere vrouwen bij wie het tweelingtransfusiesyndroom werd vastgesteld, bleek dat patiënten beperkte informatie kregen over de gevolgen van de diagnose.11 Ze gingen daardoor zelf op zoek naar informatie. Dit is een coping-mechanisme dat, volgens Fischbein et al., gezinnen helpt om met de onvoorspelbaarheid en emotionele aanpassing om te gaan.11 Toch gaven vrouwen en partners in dit onderzoek aan op deze cruciale momenten meer informatie te willen van een deskundige. Dit kan ook wijzen op een probleem bij het gemakkelijk vinden en toegang krijgen tot kennis van hoog niveau via internet voor zwangere vrouwen met RBC-alloantistoffen. Het academisch centrum heeft gemakkelijk toegankelijke informatie op haar website, en het is voor zowel zwangere vrouwen als verloskundig zorgverleners de moeite waard om deze informatie te raadplegen. Verschillende studies naar aanbevelingen van ouders over hoe ze te informeren met betrekking tot een uitslag van de screening op pasgeborenen die wijst op een ziekte, suggereren dat het belangrijk is om realistische geruststelling en hoop te bieden, ouders aan te spreken en te ondersteunen tijdens de
momenten van angst en om de inhoud eenvoudig te houden, duidelijk en actiegericht.9, 12, 14 Hetzelfde blijkt uit dit onderzoek. De zwangere vrouwen en hun partners gaven ook aan dat ze eerlijke informatie willen over de risico’s van RBCalloimmunisatie en dat het erg belangrijk is om te weten wat er kan gebeuren en wat je kunt verwachten. Daarnaast wordt het geven van de mogelijkheid om hun emoties te delen en begeleiding bij het omgaan met hun emoties gewaardeerd.
Advies bij aantreffen RBC-alloantistoffen
Zorg voor face-to-face communicatie van de uitslag en zorg hierbij voor een duidelijk overgebrachte boodschap met realistische geruststelling en ruimte voor emoties; Raadpleeg een expert en bespreek vervolgens mogelijke risico’s en scenario’s m.b.t. verloop zwangerschap;
Waarborg samen met een kinderarts goede voorbereiding op eventuele ingrepen in de zwangerschap en ziekteverloop post-partum; Voer een pre-conceptioneel adviesgesprek om zo een weloverwogen keuze te maken voor een volgende zwangerschap.
al meer dan 25 jaar 1
Mirena is ook geïndiceerd voor:
- Behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie tot maximaal 8 jaar*
- Als progestageenadjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (3 jaar)
4.4 mm
Meer informatie is te vinden op medischwijzer.nl
is verloskundige in Tanzania, waar ze een trainingsprogramma heeft opgezet. In deze column vertelt ze over het gebrek aan kennis en ervaring in de praktijk.
In Tanzania zijn de verloskundige omstandigheden, basisvaardigheden en kennis anders dan in Nederland. De opleiding tot ‘verloskundige’ duurt twee jaar, is een combinatie van verpleegkunde en verloskunde, en na afloop ben je een ‘certificate’ nurse/midwife. Kennis en ervaring? Nihil. Er wordt bijvoorbeeld tijdens deze opleiding geen aandacht besteed aan obstetrische complicaties. Alleen aan ‘normale basisverloskunde’ en dat is waarmee je de praktijk in gaat.
Veel jonge verloskundigen werken helemaal alleen in kleine klinieken. Met nauwelijks kennis en ervaring, en weinig materialen. Je kunt bijna uitstippelen wanneer er een complicatie gaat optreden. Het sterftecijfer van moeders en baby’s is heel hoog. Dat is niet gek gezien het gebrek aan kennis. Pas zodra je een extra opleiding van twee jaar gaat doen, krijg je meer kennis over complicaties. Maar voordat die opleidingsmogelijkheid er is, ben je vaak al een aantal jaar aan het werk.
De kennis en bagage waarmee startende Nederlandse verloskundigen op pad gaan, is zo veel groter. Ook zij moeten na de opleiding nog veel ervaring opdoen, maar het is een groot verschil met Tanzania. Er zijn hier lokaal wel stages, maar er is geen goed systeem voor begeleiding en coaching. Tijdens zo’n stage kijk je als student vooral mee, maak je bedden op of je wordt juist alleen gelaten om het vervolgens zelf te moeten doen. De collega’s waarvan je iets moet leren, weten het zelf ook niet. Ik zie vooral grote problemen bij het vaginaal toucher en het hechten. Er wordt maar wat aan elkaar genaaid; zolang het bloeden maar stopt. Daar komen later weer problemen door, zoals fistels en pijn.
In mijn werk als verpleegkundige en later verloskundige vond ik het heel waardevol om mee te kijken met ervaren collega’s om te zien hoe zij dingen doen en daarvan te leren, en nieuwe ideeën en technieken op te doen. En nog steeds is het goed om als verloskundige veel mee te kijken en te sparren met collega’s. Het houdt je scherp!
SCHOLING
Stagebegeleiding
OPLEIDER
Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV)
INHOUD
Het vergroten van de bekwaamheid als stagebegeleider op de werkplek
DUUR
Twee dagdelen
LOCATIE
Amsterdam/Groningen (AVAG), Maastricht (AVM), Rotterdam (VAR) en online
CURSIST
Karin van der Velden, eerstelijnsverloskundige bij Verloskundigenpraktijk Duiven – Westervoort
Om verloskundigen in opleiding zo goed mogelijk te begeleiden op de werkvloer, is er voor stagebegeleiders een praktische cursus. Hiermee kunnen zij hun competenties als begeleider verder ontwikkelen om zo studenten een goede kick-start te geven. Eerstelijnsverloskundige Karin van der Velden volgde de cursus en deelt haar ervaringen.
‘Al zolang ik mij kan herinneren begeleid ik verloskundigen in opleiding. Dat vind ik superleuk om te doen. Ruim twintig jaar geleden volgde ik al eens een cursus hiervoor, maar door de jaren heen is het curriculum van de academie veranderd. Om goed te kunnen aansluiten op het huidige studieprogramma, heb ik mij aangemeld voor de cursus stagebegeleiding. Ik keek ernaar uit om me verder te verdiepen in dit onderdeel van het vak en te ontdekken hoe ik me als begeleider kon verbeteren.’
‘Het is een cursus van twee dagdelen, opgedeeld in vier modules. Van tevoren kregen we opdrachten, zoals bijvoorbeeld: ‘Denk na over verschillende situaties die je kunt bespreken tijdens de cursusdagen.’ De eerste module volg je bij de opleiding waarvan je studenten begeleidt. Tijdens deze module wordt het curriculum uitgelegd. De tweede module gaat over coaching en hoe jij bent als stagebegeleider. De derde module zoomt in op het verbeteren van de kwaliteit van de leeromgeving. Hoe bereid je je voor? Hoe observeer je het handelen van de student en hoe geef je feedback? De laatste module draait om reflectie.’
Voorbeelden
uit de praktijk
‘De casussen die ik vooraf had bedacht, bespraken we vervolgens in groepsverband. Het was heel leerzaam om de ervaringen van collega’s te horen, hoe zij dingen aanpakken bijvoorbeeld. Er was veel ruimte voor open dialoog. Ook werd de groep opgesplitst voor een rollenspel om de casussen na te bootsen. Dat deden we onderling of met studenten. Hoewel het een kunstmatige setting was, gaf het wel een goed beeld van de realiteit. We bespraken onder meer casussen als ‘Wat doe je als een student steeds te laat
komt of zich niet aan afspraken houdt?’ en ‘Hoe kun je een student empoweren als diegene niet alles uit zichzelf haalt?’.’
‘Wat voor mij een eyeopener was, was dat ik als stagebegeleider niet het eindoordeel geef. Dat doet de opleider. Voorheen had ik nog weleens het gevoel dat die bal meer bij mij lag. Goede documentatie en beoordeling op niveau is heel belangrijk. Daar werd ook aandacht aan besteed. Een beoordeling als ‘Prima’ is niet voldoende. Waar scoort de student goed op? Wat moet diegene doen om meer vertrouwen te krijgen? Als stagebegeleiders korte antwoorden geven, dan kan de opleiding daar weinig mee. Het begeleiden van studenten is best intensief waardoor je de neiging hebt om even kort te evalueren. Daarnaast is het belangrijk de verantwoordelijkheid bij de student te laten liggen. Het is het leerproces van de student. Je hebt als begeleider wel een rol om diegene te empoweren en te stimuleren. Goede, concrete feedback en wekelijkse evaluatie is daarbij erg belangrijk.’
Elke student is anders
‘Ook al begeleid je al heel lang studenten, deze gratis cursus is voor iedereen een aanrader. Door je kennis op te frissen help je niet alleen jezelf, maar ook je studenten. De generatie verloskundigen is anders dan twintig jaar geleden en het vak is breder geworden. Daarnaast krijg je voor het volgen van deze scholing punten toegekend voor het Kwaliteitsregister. De informatie uit de cursus haal ik er in de praktijk nog weleens bij. Het begeleiden van studenten vraagt namelijk om maatwerk, elke student is anders.’
Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.
• Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak.
• Je hebt toegang tot handige basisdocumenten met betrekking tot waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc.
De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels. We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al 125 jaar.
Lid worden of meer weten?
Kijk op knov.nl/lid-worden of scan de code.
• Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie.
• Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ.
• Je krijgt toegang tot de KNOV helpdesk.
• Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.500 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen.
• Je ontvangt vier keer per jaar tijdschrift De Verloskundige.
Wil je als verloskundige in opleiding nu al een sterke organisatie achter je hebben staan? Word dan aspirant-lid. Je krijgt het tijdschrift De Verloskundige, kunt plaatsnemen in werkgroepen en commissies, krijgt toegang tot het besloten deel van de KNOV-website en het inspiratienetwerk op Facebook. Onmisbare informatie voor je studie en beroepsvorming. Meer weten? Scan de code.
Het KNOV-bestuur is met adviezen van een klankbordgroep van vijf verloskundigen en bureaumedewerkers gekomen tot een duidelijke visie, missie en kernwaarden van waaruit een nieuwe huisstijl is neergezet. Deze huisstijl zet eigentijds en toekomstgericht de KNOV neer en helpt bij communicatie over de vele projecten en diverse werkzaamheden van ons als beroepsvereniging. Deze nieuwe huisstijl lanceren we op op 13 september tijdens onze Jubileumdag!
Lijkt het jou leuk om mee te denken over dit tijdschrift?
We zijn op zoek naar nieuwe leden voor de redactieraad!
De Verloskundige komt tot stand in samenwerking met vier onmisbare redactieleden. Zij komen met ideeën bij de thema’s, checken of voorstellen vanuit het bureau of ingezonden door leden interessant zijn voor onze lezers en reviewen wetenschappelijke artikelen. Ieder lid neemt ongeveer twee jaar plaats in de redactieraad en wordt daarna vervangen door een nieuw redactielid. Los van de vier online redactievergaderingen kun je de werkzaamheden doen wanneer het jou uitkomt.
We zoeken een (eerste- of tweedelijns) verloskundige die:
• bij voorkeur een wetenschappelijke achtergrond heeft;
• zich proactief bezighoudt met ontwikkelingen in de verloskunde en geboortezorg;
• het leuk vindt om mee te denken over de inhoud van het tijdschrift;
Lijkt het jou leuk om bij te dragen? Mail naar redactie@knov.nl, we zien je reactie graag tegemoet! Voor deze werkzaamheden zijn vacatiegelden beschikbaar.
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Elke editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Scan dan de code.
De wetenschappelijk adviseurs kregen de vraag om een protocol te reviseren waarin werkafspraken staan genoteerd over het actief leiden van het nageboortetijdperk bij een vaginale geboorte in de eerste lijn. Wat hieruit duidelijk naar voren kwam, is dat er heel wat regionale protocollen ‘leven’ die nog niet gebaseerd zijn op de laatste inzichten en wetenschappelijk bewijs. Zo werd er vaak verwezen naar studies die met name een lage bewijskracht hadden of die onderzoek deden bij een risicopopulatie, wat dan weer niet aansloot bij de originele onderzoeksvraag. Het is dus zeker goed om hiervoor advies in te winnen bij onze pool van wetenschappelijk adviseurs.
Voor KNOV-leden zijn de complete adviezen terug te vinden op knov.nl. Scan de code om ze te raadplegen.
Help
ABN AMRO Verzekeringen
Samen met ABN AMRO hebben wij de Verloskundigenpolis ontwikkeld. Dit is een modulair verzekeringspakket speciaal voor verloskundigen. U kiest zelf welke dekkingen u hiervan wilt afsluiten. Natuurlijk kan MBV u hierover adviseren.
Beroepsaansprakelijkheid
Bedrijfsaansprakelijkheid
Rechtsbijstand
Verlostas
Waarom MBV?
Onafhankelijk advies
Transparante beloning
Breed aanbod verzekeraars
Vast aanspreekpunt
Alles onder één dak
Bij het woord ‘starters’ denk je waarschijnlijk gelijk aan kersverse verloskundigen die net aan het werkende leven beginnen. Maar verloskundigen die al een hele andere carrière achter de rug hebben en later voor de verloskunde hebben gekozen zijn óók starters. Drie starters vertellen over hun switch.
Hermien de Jong (53) werkte jarenlang als juriste toen ze besloot haar hart te volgen. In 2017 begon ze met de opleiding Verloskunde en inmiddels is ze waarneemster bij caseload-praktijk Evita in Zeeland.
Nooit meer iets anders
‘Verloskundige zijn is meer dan ik had durven hopen. Ik vind het bijzonder dat ik zo geraakt kan worden door een bevalling. Dat je met een zwangere vrouw en haar partner een intieme verbinding aangaat voor een korte tijd, is magisch. Ik zie het als een voordeel dat ik ouder ben. Mijn kinderen zijn al groot en ik heb de ruimte om alles uit de verloskunde te halen. Soms maak ik mij zorgen over mijn fysieke belastbaarheid. Toch ga ik nooit meer iets anders doen. Mijn eerdere werkervaring blijkt ook nuttig in dit vakgebied. Ik ben gewend om te netwerken, kan goed focussen op de inhoud en ben niet snel onder de indruk van fiscale zaken of verzekeringen.’
HERMIEN DE JONG
‘Na de middelbare school verheugde ik mij erg op mijn rechtenstudie. Die viel tegen, want het bleef maar saai. Ik riep weleens gekscherend: ‘Was ik maar verloskundige. Dat is tenminste concreet’. Ik rondde mijn studie af en ben juridisch werk gaan doen. Op mijn vijfendertigste had ik twee kinderen. Bevallen was één van de eerste dingen waarvan ik dacht: dit kan ik. Daarmee groeide mijn fascinatie voor het geboorteproces. Ik heb serieus overwogen om toen met de opleiding te beginnen, maar het was niet te combineren met het bedrijf van mijn partner en de zorg voor de kinderen.’
‘In 2015 was ik mijn werk als juriste zat. Ik wilde een meer zinnige, maatschappelijke baan. Ik dook de schoolbanken weer in voor de lerarenopleiding Wiskunde. Hoe leuk ik het studeren ook vond; ik bleek geen leraar te zijn. Ik stond te veel aan de kant van de leerling. Ik stopte en besloot voor de opleiding Verloskunde te gaan. Al tijdens de selectie vond ik het fantastisch. Ik rolde door de opleiding heen: veel kennis opdoen, plezier maken met medestudenten en streven naar een duidelijk doel. Het was een feest der herkenning met de docenten om mij heen die net als ik waren. Krachtig en toch ook zacht. Ik stapte in een wereld met gelijkgestemden!’
Van de retail via arbeidsmarktbemiddeling naar verloskunde: Anne Duismann (38) ontdekte op haar dertigste dat dit beroep goed bij haar past en besloot daarom een carrièreswitch te maken. Ze werkt nu als eerstelijnsverloskundige bij de Bakermat in Wageningen.
‘Mijn moeder was kraamverzorgster, later verpleegkundige en wilde verloskundige worden. Door een ernstig autoongeluk werd zij medisch afgekeurd en is dat er nooit van gekomen. Zij vertelde altijd vol passie over haar werk. Daar is denk ik het zaadje geplant, maar toen ik op mijn zeventiende van de middelbare school kwam was ik er nog niet klaar voor. Ik wist niet goed wat ik wilde doen, maar één ding wist ik wel: ik wilde graag met mensen werken. Na de studie Culturele en
ANNE DUISMANN
‘Ik zie het als een voordeel dat ik ouder ben’
‘Dit is het allerleukste wat ik ooit heb gedaan’
Maatschappelijke Vorming belandde ik in de duurzame retail. Totaal iets anders, maar ook heel leuk. Na een wereldreis ging ik vervolgens aan de slag als jobcoach, maar daar werd ik niet blij van. Ik ben toen heel praktisch gaan kijken: wat past bij mij? Tijdens mijn reis kwam ik veel verloskundigen tegen en ik denk dat daardoor de liefde voor het vak verder is gegroeid. Toen ik met mijn tante, die verloskundige is, bij de geboorte van mijn neefje was, wist ik het zeker.’
Intensieve begeleiding
‘Het beroep past bij wie ik ben. Ik ben empathisch, zorgzaam en praktisch ingesteld. Ik vind het heerlijk dat ik een vak heb geleerd en met mijn handen werk. Bij mijn laatste baan liep ik leeg op de begeleiding tijdens lange trajecten. Het spreekt me juist aan om vrouwen te begeleiden tijdens een duidelijk afgebakende periode tijdens een intensief traject. Het is zo’n betekenisvolle tijd in iemands leven en heel mooi om daaraan te kunnen bijdragen. Ik heb het gevoel dat ik in de verloskunde mijn kwaliteiten goed kan inzetten en daar word ik heel blij van.’
‘Ik ben nu eerstelijnsverloskundige en het is echt het allerleukste wat ik ooit heb gedaan. Ik kan dit goed, ook al leer ik elke dag nog bij. Ik ben van de opleiding af gekomen met bepaalde skills. Nu ben ik mijzelf aan het ontwikkelen in hoe ik als verloskundige wil zijn en wat er bij mij past. Ik vind de combinatie met een jong gezin soms pittig. Ik ben wispelturig en houd van nieuwe uitdagingen. Toch weet ik zeker dat ik de komende jaren in de verloskunde blijf. Er is nog genoeg te leren en ik ga nog zoveel mooie ervaringen rijker worden!’
‘Nadat ik jarenlang als obstetrieverpleegkundige werkte, wilde ik het verloskundige vak wel van de andere kant bekijken. Ik heb de parttime opleiding in België gedaan en studeerde in 2010 af. Tijdens de opleiding vielen veel dingen op zijn plek. De protocollen kende ik natuurlijk wel, maar de opleiding was echt een verreiking. Fysiek was ik supergoed, maar een studie volgen op latere leeftijd – ik was 48 jaar toen ik begon –kostte toch veel energie.’
‘Ik ben na mijn afstuderen direct als klinisch verloskundige aan de slag gegaan. Op mijn eerste dag als verloskundige merkte ik dat mijn leeftijd mensen vertrouwen gaf. Terwijl ze geen idee hadden dat ik nog maar net kwam kijken. Daar kreeg ik veel zelfvertrouwen van. Al snel volgde ik ook de PA-opleiding in Rotterdam. Een pittige opleiding, waar ik veel van heb geleerd.’
Josien de Rijk (65) werkte jarenlang als obstetrieverpleegkundige waar ze verloskunde vanaf een andere kant zag. Vijftien jaar geleden maakte ze de overstap en inmiddels werkt ze met veel plezier als klinisch verloskundige (PA) in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede.
‘Het ziekenhuis is mijn plek. Tijdens mijn opleiding liep ik stage in de eerste lijn. Heel eerlijk? Ik vond het helemaal niets. Hoewel ik fysiologie altijd centraal zet, heb ik door mijn jaren in het ziekenhuis te veel meegemaakt. Ik denk dat ik iedereen uit voorzorg zou doorsturen naar de tweede lijn. Om klinische verloskunde meer op de kaart te zetten zit ik in verschillende werkgroepen. Ik ben onder andere voorzitter van de groep klinische verloskundigen in Ede. We werken aan hoe we ons meer kunnen profileren binnen de ziekenhuissetting. Om goede zorg te kunnen bieden is er goed personeel nodig. Die moet je binnen het ziekenhuis zien te houden, bijvoorbeeld met de mogelijkheden tot scholing. Ik hoop op ontwikkelingen; ook in de eerste lijn, zodat er meer samenwerking komt. Ik probeer in elk geval hard aan de boom te schudden om aandacht te krijgen voor onder andere deze onderwerpen. Ik wil het voor mijn collega’s werkzamer en leuker maken. Het is volgend jaar de bedoeling dat ik afscheid neem van de verloskunde. Maar misschien ook niet: ik vind het nog veel te leuk.’
‘Ik wilde het verloskundige vak vanaf de andere kant bekijken’JOSIEN DE RIJK
De meeste verloskundigen en gynaecologen willen graag dat cliënten actief deelnemen aan het prenataal consult, zodat cliënten goede keuzes kunnen maken ten aanzien van hun zwangerschap, bevalling en ouderschap1,2. In dit onderzoek wordt gekeken naar de manier waarop verloskundigen en gynaecologen cliënten in de dagelijkse praktijk helpen bij het nemen van beslissingen.
Achtergrond
Professionals kunnen cliënten ondersteunen regie te nemen over hun gezondheid door te werken vanuit de Self-determination theory (SDT). De SDT is een motivatietheorie die stelt dat, wanneer professionals aandacht hebben voor de drie psychologische basisbehoeften van een cliënt: autonomie, competentie en verbondenheid, het vermogen van de cliënt om zelf sturing te geven aan het eigen gedrag, inclusief besluitvorming, wordt gestimuleerd4, 5, 6 Hoewel de, op de SDT gebaseerde autonomie ondersteunende, consultvoering in de
Tabel2:Kenmerkenprofessionals.
ProfessionalsLeeftijdWerkervaringProfessie
2125 tot 64 jaar5 tot 43 jaar17 eerstelijnsverloskundigen
2 klinisch verloskundigen
2 gynaecologen
literatuur uitgebreid is beschreven en de voordelen ervan bewezen zijn, is nog weinig bekend hoe verloskundigen en gynaecologen het vermogen van cliënten om zelf keuzes te maken stimuleren. Het doel van deze studie is inzicht te krijgen in de interactie tussen professional en cliënt specifiek tijdens besluitvormingsprocessen.
Tabel1:VijfstappenvandeanalysetoolvanPomerantzenFehr18
1Selecteren van de fragmenten voor analyse.
2Karakteriseren van de acties (bijvoorbeeld introductie van een onderwerp) die plaatsvonden in de geselecteerde fragmenten.
3Analyse van de woordkeuze van de professionals in de geselecteerde fragmenten.
4Analyse van de timing en de beurtwisselingen in de geselecteerde fragmenten.
5Analyse van de uitkomsten van stap 3 en 4 en de invloed hiervan op de relatie tussen professional en cliënt.
Hiervoor is een beschrijvende, kwalitatieve interactie-analyse gebruikt. Prenatale consulten van 21 verloskundigen en gynaecologen, in diverse werkcontexten (zoals stad, platteland, praktijk en (opleidings)ziekenhuis), werden op audio opgenomen en geanalyseerd met specifieke aandacht voor de begeleiding van besluitvormingsprocessen. Voor de analyse is gebruikgemaakt van de vijf stappen van Pomerantz en Fehr (zie tabel 1).
Bij het analyseren van gesproken data is het belangrijk meerdere, mogelijke interpretaties te overwegen en hierover open en reflectief te discussiëren, zodat de resultaten zo goed mogelijk de interactiepatronen in de praktijk
weergeven en tunnelvisie expliciet wordt vermeden. Daarom werden de geluidsfragmenten beluisterd en besproken met een multidisciplinair team van onderzoekers uit zowel onderwijs als gezondheidszorg. Het cliëntenperspectief is meegenomen door het betrekken van twee leden van de Moederraad.
Tabel 2 laat zien welke professionals aan het onderzoek deelnamen. Er werden drie overkoepelende thema’s in de interacties tussen professionals en cliënten gevonden, te weten:
(a)‘Opgewektheid’, (b)‘Eensgezindheid’ en (c)‘Informatie en keuzemogelijkheden bieden’. ‘Opgewektheid’ beschrijft hoe de professionals en cliënten verkleinwoordjes en humor gebruiken. ‘Eensgezindheid’ beschrijft hoe de professionals en de cliënten toewerken naar onderlinge overeenstemming en begrip door frequent gebruik van het woord ‘ja’, vaag taalgebruik en interrupties. Het laatste thema ‘Informatie en keuzemogelijkheden bieden’ laat zien hoe professionals informatie geven en (beleids)opties bieden. Ze verminderen de interactie met de cliënt, geven gedetailleerde, standaardinformatie en bieden bij twijfel van de cliënt meer opties.
Uitkomsten
Bij het introduceren van een nieuw onderwerp hebben bijna alle professionals de neiging om verkleinwoorden te gebruiken (voorbeeld 1).
Voorbeeld1
01Professional (P) en we zouden het ook nog even hebben over de bevalling. (191)
Het gebruik van verkleinwoorden geeft een zekere lichtheid aan het gesprek en lijkt de impact van een ‘zwaar’ gespreksonderwerp, zoals in voorbeeld 2 een besluit over deelname aan NIPT, te verlagen.
Voorbeeld2
01PJullie zijn daar mee [hihi] even checken inderdaad ja. Hey en stel dat er wat uit de NIPT
02zou komen, dat er een syndroom of iets zou zijn bij dit kindje, wat zou dat voor jullie 03betekenen? (159)
De onderzoekers gaan ervan uit dat professionals verkleinwoorden gebruiken om de relatie met hun cliënt te beschermen door beslissingen ‘lichter’ te maken en het ongemak dat het bespreken van ‘lastige’ onderwerpen en keuzes mogelijk oproept te verminderen19
Een ander interactiemechanisme dat professionals gebruiken is humor, zoals in voorbeeld 3 waarin de bevalling wordt besproken. Humor helpt bij het opbouwen en beschermen van de relatie met de cliënt20
Voorbeeld3
Een interactiemechanisme dat in bijna alle conversaties binnen dit thema is gevonden, is het frequent gebruik van het woord ‘ja’ door zowel de professional als door de cliënt zoals in voorbeeld 4.
Interactieanalyse laat zien dat ‘ja’, als bevestiging, ook gebruikt wordt als niet precies duidelijk is waarover overeenstemming bestaat17. Een tweede interactiemechanisme binnen dit thema was het gebruik van vage woorden als ‘dingen’ zoals ook in voorbeeld 4. Het laatste mechanisme binnen dit thema is het afmaken van elkaars zinnen of wel elkaar interrumperen zoals in voorbeeld 5. Dit interactiemechanisme past bij informele gesprekken met een focus op overeenstemming, vanwege het verbindend karakter gericht op comfort en ondersteuning22
01POok het baby’tje dus niet zo goed voelen bewegen, de weeën zelf, en dan staat hier het 02nummer op voor dag en nacht. En dan neem je een koffertje mee wat je klaar gaat zetten.
03 Cliënt (C)Ja.
04PEn dan laat je je twee andere kinderen ergens
05CJa, ik heb een noodnummer en anders in de kelder met de deur op slot [hihi]
06P[hihi] Dan mag je ze meenemen, we hebben een vissenkom.
07Nog even terugkomen op je vraag om pijnstilling, we hebben alles nog: ruggenprik, remifentanil
08CDat is die dinge he? Ja dat is fantastisch spul. Daar grijp je af en toe in het dagelijks leven ook
09nog wel eens naar, dan denk je waar is die knop?
10P[hihi]
11CHet is alleen zo jammer dat ie wordt uitgezet bij het persen, daar moet je natuurlijk bij zijn,
12dat begrijp ik wel.
13PVooral de baby, die krijgt het ook en dan wordt ie slaperig geboren en dan gaat ie niet ademen
14COh nee.
15PDus onthoudt dat. Dat is niet om jou te pesten
16CNee weet ik. Het is ook allemaal niet. Ik heb het zelf gedaan dus 17[hihi]
18PMaar ze zijn zo leuk he. (163)
Voorbeeld4
O1PHé en de bevalling zelf, hebben jullie daar een beetje over nagedacht?
02Ceeh… Nou, ik vind het nog wel lastig maar ik heb toen met de corona, heb ik er toen van 03[naam] zo een eh mail gekregen met allemaal online dingen
04Pja
05CDus toen heb ik de online academie gedaan.
06PJa
07CDus daar hebt zij ook wel wat verteld en toevallig hebben we gisteren een beetje, met het 08geboorteplan aan het stoeien geweest
09Ja heel goed.
10CEn ja, voor de rest ja, heb ik natuurlijk weleens wat verhalen gehoord
11PJa precies. Ja.
12CJa, voor de rest …
13PHebben jullie bepaalde wensen? Dingen waarvan je zegt tijdens de bevalling zouden we 14het heel graag zo willen of zouden we heel graag zo. Als wij het voor het zeggen hebben, 15zouden we heel graag zo hebben of wat dan ook?
16CEhm.
17Naaste verwanten(N) Sowieso zou je het graag in het ziekenhuis willen.
18PKijk, dat is alvast een belangrijk ding 19CJa.
20POké. Ja.
21NVoor de rest is het ja, voor een deel beetje kijken hoe het gaat. Het is de eerste keer dus… 22CJa. Ja en wij zijn- Ik denk dat we er vrij nuchter in staan dat ik wel zoiets heb van wat moet 23gebeuren, moet gebeuren. Hihi.
24PJa. Ja.
25CWe hadden wel met een paar dingen bezig geweest 26PJa. (202)
Voorbeeld5
01PDus ze heeft de hele geboorte -
02CJa, ja.
03PEn je man?
04COok.
05POok.
06CDie heeft ook de navelstreng
07Pgeknipt.
08CJa, ja. Dat was wel fijn.
Wat de analyse liet zien, is dat er tijdens het geven van informatie veel minder interactie is dan op andere momenten in het gesprek. Figuur 1 laat een visualisatie zien van de interactie tijdens een algemeen spreekuur (blauw = professional, groen = cliënt, geel = partner)
Zoals hier te zien is, nemen zowel de professional als de cliënt wisselend het woord. Maar als het gesprek gaat over informatie rond een bepaalde keuze, ziet de interactie eruit zoals in figuur 2 te zien is.
Het is hier goed te zien dat de professional lang aan het woord is, zonder dat de client het woord neemt of krijgt. De informatie die wordt gegeven, is gedetailleerd met percentages, kansen en risico’s. Ook al geeft de cliënt aan over sommige kennis te beschikken, wordt tóch alle informatie gegeven.
Tot slot is binnen dit thema gevonden dat professionals de neiging hebben cliënten bij twijfel opties te blijven bieden en niet zozeer in te gaan op de twijfel van de cliënt bij het maken van een keuze, zoals in voorbeeld 6 over het inleiden van de baring24,10
Dit artikel is een verkorte versie van het oorspronkelijke artikel: Autonomy-supportive decision-making in maternity care during prenatal consultations: a qualitative interaction analysis
‘BINNEN DIT THEMA IS GEVONDEN DAT PROFESSIONALS DE NEIGING HEBBEN CLIËNTEN
Voorbeeld6
10CIk bedoel meer, stel dat we donderdag strippen, we wachten het af, zitten we op vrijdag.
11Euh. Wanneer is dan een logisch moment om te gaan
12PInleiden?
13CInleiden, die maandag?
14PDat mag ook zaterdag, zondag of maandag. Ja.
15CJullie werken wel iedere dag, misschien
16PJa, weekend mag ook gewoon.
17…
18CJa. Pff. (151)
Tijdens de interactie tussen professionals en cliënten in deze studie kwamen een drietal interactie mechanismen naar voren, waarvan de eerste twee, ‘opgewektheid’ en ‘eens-
gezindheid’ ter versterking én bescherming van de professional-cliëntrelatie werden ingezet zeker ook tijdens onderwerpen die eventueel tot wrijving in deze relatie kunnen leiden. Hierin schuilt echter mogelijk ook het gevaar dat onderwerpen te oppervlakkig worden besproken en beslissingen te snel worden genomen. De interactiemechanismen binnen het thema ‘Informatie en keuzemogelijkheden bieden’ laten zien dat professionals de psychologische basisbehoefte aan autonomie en competentie vooral ondersteunen door het bieden van informatie en opties maar minder door hulp bij het afwegen van de mogelijkheden.
De resultaten uit de dagelijkse praktijk kunnen professionals helpen te reflecteren op de manier waarop zij zelf autonomie ondersteunende besluitvorming tijdens spreekuren stimuleren.
Bronnen
1 Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Faculty of Medicine, Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands
2 LEARN! Research Institute for Learning and Education, Faculty of Psychology and Education, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands
3 Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Department of Midwifery Science, AVAG, Amsterdam Public Health Research Institute, Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands
4 Division of Midwifery, School of Health Sciences, University of Nottingham, Nottingham, United Kingdom
5 Department of Obstetrics and Gynaecology, Maxima Medical Centre, Veldhoven, Netherlands
6 Department of Obstetrics and Gynaecology, Amsterdam UMC, Amsterdam, the Netherlands
7 Amsterdam UMC location University of Amsterdam, Department Neurosurgery, Meibergdreef 9, Amsterdam, the Netherlands
8 Amsterdam UMC location University of Amsterdam, Faculty of Medicine, Teaching and Learning Centre, Meibergdreef 9, Amsterdam, the Netherlands
9 Research institute: Amsterdam Public Health (APH), program Quality of Care, Amsterdam, the Netherlands
DEZE RUBRIEK HELPT ONDERNEMERS BIJ HET RUNNEN VAN HUN PRAKTIJK. MAAR… HOE BEGIN JE ZO’N PRAKTIJK EIGENLIJK?
Sommige verloskundigen maken hun eigen ondernemersdroom waar, anderen krijgen dé kans om een praktijk over te nemen. Wat komt er kijken bij het starten van een praktijk? We vragen het Walter Schaap van MBV, financieel specialist voor verloskundigen. Hij heeft dagelijks contact met verloskundigen door het hele land.
Een eigen praktijk starten, waar begin je?
‘Een dooddoener misschien, maar het begint toch écht met een ondernemingsplan. In eerste instantie om voor jezelf je plannen op papier te zetten. En als je dat samen met iemand doet, wordt het meestal alleen maar beter. Het financiële plaatje, met een goed onderbouwde prognose, is belangrijk om een bank ervan te overtuigen dat je je financiële verplichtingen kunt nakomen. Op zo’n moment kun je bijvoorbeeld een partij als MBV aanhaken. De kosten kunnen we samen vrij aardig inschatten, afhankelijk van de situatie. Opbrengsten zijn lastiger te bepalen. Start je helemaal nieuw? Dan is het een slag in de lucht. In zo’n situatie ben ik er voorstander van om verschillende scenario’s door te rekenen; op basis van bijvoorbeeld tien, twintig of veertig cliënten per maand.’
‘Een voordeel is de autonomie die je krijgt; de mogelijkheid om ondernemer te zijn. Een ander voordeel ligt op het financiële vlak. Als ondernemer verdien je, plat gezegd, meer geld. Maar daar tegenover staat ook de werkdruk. De verhouding tussen werk en privé is vaak uit balans; alle regeldruk, vergaderingen, waarnemers die ziek worden of uitvallen. Als eigenaar ben je eindverantwoordelijk. Dus voordelen liggen vooral op het financiële vlak. Het is uitdagend om een eigen praktijk te hebben. Je moet het écht willen om het goed vol te kunnen houden en ook nog een privéleven te hebben. Bereid je goed voor en realiseer je wat het betekent om praktijkeigenaar te zijn.’
En als je een praktijk overneemt, hoe bepaal je dan de overnamesom?
‘Ga je uit van een bestaande praktijk, dan is de historie waar je op voort kunt borduren belangrijk, in combinatie met de ideeën van de nieuwe eigenaar. Wij spelen daarin een adviserende rol en laten zien wat een overname voor het inkomen kan betekenen, rekening houdend met alle investeringen, financiering én goodwill. Er wordt wel gezegd: ‘Goodwill is wat de gek ervoor geeft’. Dat is deels waar, maar in verloskundigenland is die stelling iets minder waar. Er bestaat een richtlijn om de overnamesom, zoals dat formeel heet, te berekenen. Door het vervolgens door te rekenen naar de persoonlijke situatie, kun je de keuze onderbouwen om financieel gezien wel of niet een praktijk te starten.’
Toen verloskundigen Zehra Koylu en Sabina Luijk de kans kregen om een cliëntenbestand over te nemen, gingen ze ervoor. Samen runnen ze Carmenta Verloskundig Centrum in Den Haag.
Wat was voor jullie de drijfveer om de praktijk over te nemen?
Sabina: ‘Het kwam op ons pad toen de maatschap waar we allebei werkten besloot te stoppen. We kregen de kans het cliëntenbestand over te nemen en onze eigen praktijk daaromheen te bouwen. We kennen elkaar al lang, kunnen op elkaar bouwen en liggen op één lijn. Voor ons was het een mooie kans om onze droom te realiseren. Om te beginnen hebben we samen veel gesprekken gevoerd over onze samenwerking en visie op de praktijk. Als je merkt dat je dezelfde waarden deelt, ga je over het zakelijke gedeelte praten, zoals over de overnamesom en over het vormgeven van de maatschap. We hebben Walter van MBV er al vroeg bij betrokken. Het was fijn om zijn expertise erbij te hebben. Een collega van hem hielp ons bij het opstellen van het maatschapscontract.’
Hoe kijken jullie aan tegen het aspect ‘ondernemen’?
Zehra: ‘Ik heb nu veel meer verantwoordelijkheid en kan mijn eigen ideeën direct inbrengen. Meestal zitten Sabina en ik op dezelfde lijn en zo niet, dan kunnen we heel goed compromissen sluiten. Bovendien is het gewoon heel gaaf, je eigen praktijk runnen!’ Sabina sluit zich daarbij aan: ‘Ik leer elke dag weer nieuwe dingen!’
Hoe vinden jullie de balans tussen werk en privé?
Zehra: ‘Op de eerste plaats hebben we allebei fijne partners. Ze weten wat onze droom is en staan ons te allen tijde bij. Daarnaast moet je goed je prioriteiten stellen en soms werk uit handen geven. Voor het sturen van declaraties naar verzekeraars hebben we iemand die er alle verstand van heeft. Dat levert ons tijdwinst op. Bovendien hadden we van begin af aan het plan om er twee fijne collega’s bij te vinden en dat is gelukt.’
Hebben jullie plannen voor de toekomst?
Sabina: ‘We hebben veel wilde plannen, maar gewoonweg te weinig tijd. We willen wel steeds vernieuwen. Zo bieden we nu CenteringZwangerschap aan. Zo gaan we stap voor stap vooruit!’
Hoe stimuleer je de startende verloskundige om een eigen praktijk te beginnen?
Zehra: ‘Besef hoeveel tijd erin gaat zitten. Als je passie voor dit vak hebt, word je automatisch gestimuleerd om zélf te ondernemen. Ik zie vaak dat de nieuwe generatie meer hecht aan ‘weinig werken en veel verdienen’. Sabina en ik zijn allebei van het harde werken. Ook al werken we hard, we genieten van elke bevalling. Ik merk weleens dat een collega in de nachtdienst vergeet te genieten van het feit dat er een mooi kindje op de wereld is gezet. Dat mentale deel speelt een grote rol bij het motiveren van de nieuwe generatie.’
Zehra Koylu werkte twaalf jaar bij verschillende praktijken in Den Haag. ‘Het vak heeft mij altijd geïnspireerd. Ik vind het zo’n mooi beroep. We zijn bij de allerintiemste momenten. Dat we daar deel van uit mogen maken en dat we mensen daarin kunnen begeleiden, dat vind ik écht super.’
Sabina Luijk werkt al bijna twaalfenhalf jaar in de verloskunde. Haar eindstage deed ze bij Marga Kortekaas en Kirsten Heetkamp, wiens praktijk ze overgenomen hebben. Daar werkte ze al samen met Zehra. ‘Van jongs af aan had ik al een fascinatie voor zwangerschap, bevallingen en baby’s. Je had toen al die tv-programma’s over verloskundigen. Zo is het gegroeid.’
Speciaal voor zuigelingen
Vegan & zonder toegevoegde suikers
Pure vitamine D en K + biologische olijfolie
Clean label garantie
Eerst even proeven?
Verkorte productinformatie Mirena®, IUD 20 microgram/24 uur Samenstelling: Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Indicaties: Anticonceptie (na 8 jaar vervangen); behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie (werkzaamheid bevestigd voor 5 jaar; vervangen wanneer symptomen terugkeren of na uiterlijk 8 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contraindicaties: Zwangerschap of het vermoeden ervan; aanwezigheid of vermoeden van mammacarcinoom of andere geslachtshormoonafhankelijke maligne aandoeningen; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; cervicitis; genitale infecties, SOA; endometritis post partum; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus, waaronder myomen, indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; acute aandoeningen van de lever of levertumoren; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Mirena is niet de eerste keuze voor postmenopauzale vrouwen met gevorderde uteriene atrofie. Wanneer bij de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies de bloeding niet tot staan komt, of wanneer er sprake is van zware doorbraakbloedingen, moet met een andere (bijvoorbeeld organische) oorzaak van de bloeding rekening worden gehouden. Onregelmatige bloedingen kunnen sommige symptomen en aanwijzingen voor endometriumpoliepen of -carcinoom maskeren. Tijdens het inbrengen resp. verwijderen kan de patiënte als gevolg van een vasovagale reactie flauwvallen tijdens de ingreep en bij epilepsiepatiënten kan er een insult optreden. Tijdens het eerste jaar van het gebruik ontwikkelt zich bij 57% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd geleidelijk een oligomenorroe, en bij 16% een amenorroe. Tegen het einde van het achtste jaar van het gebruik wordt door respectievelijk 26% van de Mirena-gebruiksters onregelmatig bloedverlies en door 34% amenorroe ervaren. Bij recidiverende endometritis of ontstekingen in het kleine bekken, of als een acute infectie ernstig is of niet binnen enkele dagen op een behandeling reageert, moet het IUD worden verwijderd. In klinische onderzoeken bij de indicatie anticonceptie, was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s en IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Mirena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Mirena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUD worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie. Het risico op perforaties kan ook verhoogd zijn bij vrouwen met een uterus in retroversie-flexie. Het IUD moet in geval van perforatie zo snel mogelijk worden verwijderd. De mogelijkheid van een ectopische zwangerschap moet worden overwogen in geval van lage abdominale pijn, en met name als de menstruatie uitblijft of als een vrouw met amenorroe begint te bloeden. Het absolute risico van ectopische zwangerschap bij Mirena-gebruiksters is klein. Echter, als een vrouw met Mirena in situ zwanger raakt, is het relatieve risico van ectopische zwangerschap verhoogd. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/ pijn in het kleine bekken, veranderd menstruatiepatroon inclusief toename en afname in menstrueel bloedverlies, spotting, oligomenorroe en amenorroe, vulvovaginitis, vaginale afscheiding. Vaak: depressieve stemming/depressie, zenuwachtigheid, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, acne, hirsutisme, rugpijn, benigne ovariaal cyste, dysmenorroe, gevoelige borsten, pijn in de borsten, expulsie van het IUD (geheel of gedeeltelijk), gewichtstoename. Soms: opgeblazen gevoel, alopecia, pruritus, eczeem, chloasma/huidhyperpigmentatie, uteriene perforatie, ontstekingen in het bekken, endometritis, cervicitis/Papsmear normaal (klasse II), oedeem. Onbekend: hypersensitiviteit, inclusief huiduitslag, urticaria en angio-oedeem, verhoogde bloeddruk. Handelsvorm: Verpakking met 1 IUD. Nummer van de vergunning: RVG 16681. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000. Afleveringstatus U.R. Datum van goedkeuring/herziening van de SmPC: 12 oktober 2022. Versie: december 2022. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar.
Intra uterien systeem 52 mg levonorgestrel
TWEEJARIGE UNIVERSITAIRE
DEELTIJD MASTERSTUDIE
TOT KLINISCH EPIDEMIOLOOG (MEDISCH WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEKER)
Geen premaster nodig!
BRIDGING
Een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau.
Modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering.
(Inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd. Voor verpleeg- en verloskundigen, medici, paramedici en promovendi.
CONTACT, VOORLICHTINGSDATA, INFORMATIE EN AANMELDING: WWW.AMC.NL/MASTEREBP
is bestuurslid van de KNOV en eerstelijnsverloskundige.
De startende verloskundige, wie is zij? En vooral: waar start zij mee? De laatste jaren hebben we als beroepsgroep geleund op het adagium van ‘samenwerken’. En samenwerken is belangrijk! Met directe collega’s binnen het team, binnen het VSV en in het sociale domein samen aan de slag voor de beste zorg. Tegelijkertijd is het maar een randvoorwaarde: onze kern, onze beroepsidentiteit is bouwen aan een gezonde, nieuwe generatie.
Ik denk soms dat we dat een beetje vergeten zijn. Met alle wil om samen te werken zijn we kwijtgeraakt waarom we willen samenwerken en waarom anderen ons als relevante samenwerkingspartner moeten zien. Misschien door ons verlangen om vriendelijk te zijn en daarom mee te bewegen. Wellicht door alle andere dringende zaken die dagelijks onze aandacht vragen. Maar dat verlies van onze identiteit heeft een prijs. Doen we nog wel waarvoor we bestaan en wat leren we onze nieuwe generatie collega’s?
We moeten terug naar onze vroedvrouwelijke kern: wijze vrouwen (en mannen) die weten waar het leven vandaan komt. Die bekrachtigen en versterken, zowel de vrouwen waarvoor zij zorgen als de collega’s met wie zij werken. Met kennis van de biologische processen en met aandacht voor de persoonlijke situatie en wensen.
Waar ik de komende bestuursperiode aan wil bouwen is ons vak weer tot eigen ambacht verheffen met onze vereniging als gilde. Klinkt dat wat suf? Ik denk juist dat deze oude aanduiding ons kan helpen om woorden te geven aan het versterken van elkaar en van onze eigenheid.
Ons ambacht is het versterken van vrouwen, het samen doormaken van de rite de passage die het zwangerschapsproces is. Dat doen we zelfstandig binnen onze diverse werkterreinen van eerste tot derde lijn en als starter tot aan ons pensioen. Als gilde dragen we elkaar in het bewaken en bevorderen van de fysiologie en tonen we ons naar buiten als een eensgezinde en relevante samenwerkingspartner voor de maatschappij. Eén van de belangrijkste onderdelen van een gilde is de meester-gezelconstructie. Of mentorschap zoals dat nu heet. Ik gun elke verloskundige een goede sparringpartner en onze jonge collega’s nog een beetje meer. Zo kunnen we elkaar voorleven hoe het is om een goede verloskundige te zijn. Daarom ben ik blij met het onderwerp van dit tijdschrift met onder meer aandacht voor het KNOV-project over duurzame inzetbaarheid met tools voor de startende verloskundige, zoals het mentorschap.
Als we zo ons ambacht leven en ons verenigen als gilde kunnen we samen bouwen aan de nieuwe generatie. Bouw en versterk je mee?
NAAMVANHETGENEESMIDDEL: Levosertafleveringsysteemvoorintra-uteriengebruik20microgram/24uur. KWALITATIEVEEN
KWANTITATIEVESAMENSTELLING: Dewerkzamestofislevonorgestrel. Hetafleveringsysteemvoorintra-uteriengebruikbevat52mg levonorgestrel. Deinitiëleafgiftevanlevonorgestreliscirca20microgramperdagenneemtna6jaargeleidelijkafmetcirca60%. FARMA-
Beeld op ware grootte
* Zie SmPC voor meer informatie over de wijze van insertie
CEUTISCHEVORM: Afleveringsysteemvoorintra-uteriengebruik (intrauterinedevice IUD). Hetproductbestaatuiteenlevonorgestrel bevattendIUDeneeninserter. DeinserterisgedeeltelijkvoorgeladenmethetlevonorgestrelbevattendIUD. HetIUDbestaatuiteen T-vormigpolyethyleenframe (T-frame) meteengeneesmiddelreservoiromhetverticalestaafje. Hetgeneesmiddelreservoirisomhuld dooreenondoorzichtigmembraan. HetT-frameheefteenoogjeaanheteneuiteindevanhetverticalestaafjeentweehorizontalearmpjesaanhetandereuiteinde. AanhetoogjeaanhetuiteindevanhetverticalestaafjevanhetT-frameiseenblauweverwijderingsdraad bevestigd. HetT-framevanLevosertbevatbariumsulfaat, waardoorhetzichtbaarisbijröntgenonderzoek. DeafmetingvanhetT-lichaam is32x32mmendediametervanhetinsertiebuisjeis4,8mm. THERAPEUTISCHEINDICATIES: Anticonceptie. Behandelingvanzwaar menstrueelbloedverlies. Levosertkanmetnamenuttigzijnbijvrouwenmetzwaarmenstrueelbloedverliesdie (reversibele) anticonceptienodighebben. CONTRA-INDICATIES: Bekendeofvermoedezwangerschap; Huidigeofrecidiverendeontstekingvanhetbekken; Infectievandeonderstevoortplantingsorganen; Endometritispostpartum; Abortusgecompliceerddooreeninfectieindeafgelopendrie maanden; Cervicitis, cervixdysplasie; Vermoedeofbevestigdemaligniteitvandeuterusofcervix; Levertumorofandereacuteofernstige leverziekte; Congenitaleofverworvenafwijkingvandeuterus, waaronderfibroïdenindiendeuterusholtehierdoorwordtvervormd; Abnormaleuterusbloedingwaarvandediagnosenietisgesteld; Aandoeningendiegepaardgaanmeteentoegenomengevoeligheidvoor infecties; Huidigeofvermoedehormoonafhankelijketumorenzoalsborstkanker; Acutemaligniteitendiehetbloedaantastenofleukemieënbehalvewanneerinremissie; RecentetrofoblastziekteterwijldehCG-concentratiesverhoogdblijven; Overgevoeligheidvoorde werkzamestofofvooreenvandehulpstoffen. BIJZONDEREWAARSCHUWINGENENVOORZORGENBIJGEBRUIK: Medischonderzoek: Vóórdeinsertiedienteenvolledigepersoonlijke anamneseeneenfamilieanamnesetewordenafgenomen. Hetlichamelijkonderzoekdienttezijn gerichtopdeanamnesesenopdecontra-indicatiesenwaarschuwingenbijgebruik. Depolsende bloeddrukdienentewordengemetenenerdient eenbimanueelbekkenonderzoektewordenuitgevoerdomdeliggingvandeuterustebepalen. Depatiëntdientzeswekennadeinsertieopnieuw tewordenonderzochtenverdereonderzoeken dienentewordenuitgevoerdwaarklinischaangewezen, enaangepastaandeindividuelevrouwin plaatsvanaandestandaardprocedure. Vóórde insertiedienteenzwangerschaptewordenuitgeslotenengenitaleinfectiesdienenmetsucceste wordenbehandeld. VrouwenmoetenwordengeinformeerddatLevosertnietbeschermttegenhiv (aids) enandereseksueeloverdraagbareaandoeningen. Vrouwendienentewordenaangemoedigdomdebijhunleeftijdpassendecontrolesvan borstenenbaarmoederhalstelatenuitvoeren. Omstandighedenwaarinvoorzichtigheidisgeboden bijgebruikvanLevosert: VoorzichtigheidisgebodenbijgebruikvanLevosertnaraadplegingvan eenspecialist, ofverwijderingvanhetsysteem moetoverwogenwordenindieneenvandevolgendeaandoeningenbestaatoftijdensdebehandelingvoorheteerstontstaat: Migraine, focale migrainemetasymmetrischvisusverliesofandere symptomendiewijzenoptransiëntecerebrale ischemie; Ongewoonernstigeofongewoonfrequentehoofdpijn; Geelzucht; Uitgesprokenstijgingvandebloeddruk; Maligniteitendiehet bloedaantastenofleukemieëninremissie; Chronischgebruikvanbehandelingmetcorticosteroiden; Voorgeschiedenisvansymptomatischefunctioneleovariumcysten; Actieveofeerdereernstige arteriëleziekte, zoalseenberoerteofmyocardinfarct; Ernstigeofmeerdererisicofactorenvoorarteriëleziekte; Trombotischearteriëleofeenhuidigeembolischeziekte; Acuteveneuzetrombo-embolie. Voorzichtigheidisgebodenbijgebruikvan Levosertbijvrouwendieeencongenitalehartziektehebbenofeenvalvulairehartziektemetrisico opinfectieuzeendocarditis. Onregelmatigebloedingenkunnensommigesymptomenentekenen vanendometriumpoliepenof -kankermaskeren, enindezegevallendienendiagnostischemaatregelentewordenoverwogen. Overhetalgemeen dienenvrouwendieLevosertgebruikenteworden aangemoedigdomtestoppenmetroken. Waarschuwingenenvoorzorgenbijinsertie/verwijdering: Algemeneinformatie Insertieenverwijderingkunnengepaardgaanmetwatpijnenbloedverlies. Indiendeinsertiemoeilijkisverlopenen/ofbij ernstigepijnofbloedverliestijdensofnadeinsertie, dientonmiddellijkeenlichamelijkonderzoek eneenechografietewordenuitgevoerdomperforatievanhetcorpusuteriofdecervixuittesluiten. Deprocedurekanleidentotflauwvallenalsvasovagalereactieofeenaanvalbijeenepileptische patiënt. Inhetgevalvanvroegeverschijnselenvan eenvasovagaleaanval, kanhetzijndatmoetwordenafgezienvandeinsertieofdathetsysteem moetwordenverwijderd. Devrouwdientopde rugteblijvenliggen, methethoofdomlaagende benenomhooginverticalepositieindiennodig omdebloedtoevoernaardehersenenteherstellen. Deluchtwegendienenvrijtewordengehoudenenerdientaltijdeenintubatieslangbijde handtezijn. Persistentebradycardiekanonder controlewordengehoudenmetintraveneuze atropine. Indienerzuurstofbeschikbaaris, kan dezewordentoegediend. Perforatie: Perforatievan hetcorpusuteriofdecervixkanzichvoordoen, meestaltijdensdeinsertie, hoewelditookpasenigetijdlaterkanwordenvastgesteld. Ditkangepaardgaanmeternstigepijnencontinubloedverlies. Indienereenperforatiewordtvermoed, dient hetsysteemzospoedigmogelijktewordenverwijderd; erkaneenoperatienodigzijn. DeincidentievanperforatietijdensofnainsertievanLevosertinhetklinischeonderzoek, waarbijvrouwen dieborstvoedinggavenwerdenuitgesloten, bedroeg0,1%. Ineengrootschalig, prospectief, vergelijkend, niet-interventioneelcohortonderzoekbijIUD-gebruiksters (N=61.448vrouwen), wasdeincidentievanperforatie1,3 (95%BI: 1,1-1,6) per1.000insertiesinhetheleonderzoekscohort; 1,4 (95%BI: 1,1-1,8) per1.000insertiesinhetcohortvooreenanderLNG-IUDen1,1 (95%BI: 0,7-1,6) per1.000insertiesin hetcohortmetkoper-IUD. Inhetonderzoekwerdaangetoonddatzowelborstvoedingtentijdevandeinsertieeninsertietot36weken nadebevallinggepaardgingenmeteenverhoogdrisicoopperforatie. Dezerisico’swarenonafhankelijkvanhettypeingebrachtIUD. Incidentievanperforatieper1.000insertiesvoorhetheleonderzoekscohort, ingedeeldnaarborstvoedingentijdsindsdebevallingten tijdevandeinsertie (vrouwendiegebaardhebben): Insertie ≤ 36wekennadebevalling; Borstvoedingtentijdevandeinsertie: 5,6 (95%BI3,9-7,9; n=6.047inserties); Geenborstvoedingtentijdevandeinsertie: 1,7 (95%BI0,8-3,1; n=5.927inserties). Insertie >36weken nadebevalling; Borstvoedingtentijdevandeinsertie: 1,6 (95%BI0,0-9,1; n=608inserties); Geenborstvoedingtentijdevandeinsertie: 0,7 (95%BI0,5-1,1; n=41.910inserties). Borstvoedingtentijdevandeinsertieeninsertietot36wekennadebevallingwerdenookinde subgroepdiegedurende5jaarwerdgevolgdbevestigdalsrisicofactoren. Hetrisicoopperforatiekanverhoogdzijnbijpostpartuminserties, bijvrouwendieborstvoedinggevenenbijvrouwenmeteenuterusdieinretroversieligt. Herbeoordelingnainsertiemoetdeleidraad volgenzoalshierbovengegevenonderdetitel “Medischonderzoek”, metmogelijkheidtotaanpassingindienklinischaangewezenbij vrouwenmetrisicofactorenvoorperforatie. Bekkeninfectie: Bijgebruikstersvankoper-IUD’sdoetzichhethoogstepercentagebekkeninfectiesvoortijdensdeeerstemaandnainsertieenneemthetlateraf. Bekenderisicofactorenvoorontstekingsziektevanhetbekkenzijn meerderesekspartners, frequentegeslachtsgemeenschapeneenjongeleeftijd. Eenbekkeninfectiekanernstigegevolgenhebben, omdathetdevruchtbaarheidkanverminderenenhetrisicoopeenectopischezwangerschapkanverhogen. NetalsbijanderegynaecologischeofchirurgischeprocedureskanernainsertievaneenIUDeenernstigeinfectieofsepsis (inclusiefgroepA-streptokokkensepsis) ontstaan, hoewelditzeerzeldenvoorkomt. BijvrouwendieLevosertgebruikenmetsymptomenentekenendiewijzenopeenbekkenin-
Het eerste hybride generieke intra-uterien gebruik*
Met één hand te bedienen
Instructie video
fectie, isbacteriologischonderzoekaangewezenenwordtzelfsbijonopvallendesymptomenregelmatigecontroleaanbevolen, endient ertewordengestartmethetgebruikvangeschikteantibiotica. Levoserthoeftnietverwijderdteworden, tenzijdesymptomennietbinnendevolgende72uurverdwijnen, oftenzijdevrouwwildatLevosertwordtverwijderd. Levosertmoetwordenverwijderdalsdevrouw recidiverendeendometritisofbekkeninfectieskrijgt, ofalseenacuteinfectieernstigis. Complicatiesdietotfalenleiden:Expulsie: InklinischeonderzoekenmetLevosertbijdeindicatieanticonceptiewasdeincidentievanexpulsielaag (<4%vandeinserties) enlagdezein hetzelfdebereikalsdeincidentiedievoorandereIUD’senIUS’enisgerapporteerd. SymptomenvanpartiëleofvolledigeexpulsievanLevosertkunnenbloedverliesofpijnzijn. Eensysteemkanechteruitdeuterusholtewordengestotenzonderdatdevrouwditmerkt. Zeis dannietmeerbeschermdtegenzwangerschap. AangezienLevosertverminderingvanmenstrueelbloedverliesgeeft, kaneentoename vanmenstrueelbloedverlieseenaanwijzingvoorexpulsiezijn. Hetrisicoopexpulsieisverhoogdbij: Vrouwenmeteengeschiedenisvan hevigmenstrueelbloedverlies (waarondervrouwendieLevosertgebruikenvoordebehandelingvanhevigmenstrueelbloedverlies); VrouwenmeteenBMIdiehogerisdannormaaltentijdevandeinsertie; ditrisiconeemtgeleidelijktoemeteentoenemendeBMI. VrouwenmoetenwordengeadviseerdovermogelijketekenenvanexpulsieenoverhoededraadjesvanLevoserttecontroleren. Henmoet wordenaangeradenomcontactoptenemenmeteenzorgverlenerwanneerzijdedraadjesnietkunnenvoelen. Totdatdelocatievan Levosertisbevestigdmoeteenbarrière-anticonceptivum (bijvoorbeeldeencondoom) wordengebruikt. PartiëleexpulsiekandeeffectiviteitvanLevosertdoenafnemen. EenpartieeluitgestotenLevosertmoetwordenverwijderd. Ophetmomentvanverwijderenkaneen nieuwsysteemwordeningebracht, mitszwangerschapisuitgesloten. Verdwenendraadjes: Indiendeverwijderdraadjesnietzichtbaarzijn terhoogtevandecervixbijeenvervolgonderzoek, moeteersteenzwangerschapwordenuitgesloten. Hetismogelijkdatdedraadjesin deuterusofinhetbaarmoederhalskanaalwerdenopgetrokkenendatzetijdensdevolgendemenstruatieopnieuwverschijnen. Alsze niettevindenzijn, ishetmogelijkdatzezijnafgebroken, dathetsysteemisuitgestoten, ofinzeldzamegevallendathetsysteembuiten deuteruszitnadeuterusgeperforeerdtehebben. Erdienteenechografietewordengeregeldom hetIUDtelokaliseren, enerdientintussenandere anticonceptietewordengeadviseerd. AlshetIUD nietmeteenechografiegelokaliseerdkanworden energeenaanwijzingenvoorexpulsiezijn, dient eenröntgenfotovandebuiktewordengemaakt omuittesluitendathetIUDzichbuitendeuterus bevindt. Onregelmatigbloedverlies: MetLevosert wordtgewoonlijkeenaanzienlijkeafnamevan menstrueelbloedverliesbereiktbinnen3tot 6maandennadebehandeling. Toegenomen menstrueelbloedverliesofonverwachtbloedverlieskaneenaanwijzingvoorexpulsiezijn. Indien demenorragieaanhoudt, dientdevrouwopnieuw tewordenonderzocht. Erdienteenbeoordeling vandeuterusholtetewordenuitgevoerdmeteen echografie. Daarnaastdienteenbiopsievanhet endometriumtewordenoverwogen. Risicobijpremenopauzalevrouwen Omdattijdensdeeerste maandenvandebehandelingbijpremenopauzale vrouwenonregelmatigbloedverlies/spottingkan optreden, wordtaanbevolenompathologievan hetendometriumvóórinsertievanLevosertuitte sluiten. Wanneercontrolerenopzwangerschapbij vrouwendiezwangerkunnenworden: Demogelijkheidvaneenzwangerschapdienttewordenoverwogenindiendemenstruatienietplaatsvindt binnenzeswekennahetbeginvandevorigemenstruatieenexpulsiedienttewordenuitgesloten. Eenherhaaldezwangerschapstestisnietnoodzakelijkvooramenorroïschepatiëntentenzijaangewezendooranderesymptomen. Inhetklinische onderzoeknaaranticonceptiemetLevosertontwikkeldezichbijongeveer19%vandeLevosert-gebruikstersamenorroetegenheteindvan heteerstejaarvangebruik, bij27%tegenheteind vanhettweedejaarvangebruik, bij37%tegenhet eindvanhetderdejaarvangebruik, bij37%tegen heteindvanhetvierdejaarvangebruik, bij40% tegenheteindvanhetvijfdejaarvangebruiken bij40%tegenheteindvanhetzesdejaarvangebruik. Adviesvoorherbeoordelingvandebehandelingbijmenorragie: metLevosertwordtgewoonlijkeenaanzienlijkeafnamevanmenstrueel bloedverliesbereiktbinnen3tot6maandennade behandeling. Indienerbinnendezeperiodegeen aanzienlijkeafnamevanhetbloedverlieswordt bereikt, dienenanderebehandelingenteworden overwogen. ZieSKPvoormeerinformatieoverde bijzonderewaarschuwingenenvoorzorgenbij gebruik. BIJWERKINGEN: Bijwerkingenkomen vakervoortijdensdeeerstemaandennadeinsertie, ennemenbijlangdurigergebruikaf. Zeervaak voorkomendebijwerkingen (komenvoorbijmeer dan10%vandegebruiksters) zijno.a. uteriene/ vaginalebloedingwaaronderspotting, oligomenorroe, amenorroeenbenigneovariumcysten. Defrequentievanbenigneovariumcystenis afhankelijkvandegebruiktediagnostische methode. Demeestefollikelszijnasymptomatischenverdwijnenbinnendriemaanden. In eenklinischonderzoekwerdenbijintotaal 280deelnemendeproefpersonen52gevallen vanovariumcystengemeld, waarvan25met Levosert. Defrequentiesvanonderstaande bijwerkingenzijngebaseerdopgegevensuit klinischeonderzoeken. Zeervaak Vaginale bacteriëleinfecties, vulvo-vaginalemycotischeinfecties; Acne; Uteriene/vaginalebloedingwaaronderspotting, oligo-menorroe, amenorroe, benigneovariumcysten; Pijntijdensdeprocedure, Bloedingtijdensdeprocedure. Vaak Depressievestemming, zenuwachtigheid, verminderdlibido; Hoofdpijn, migraine, presyncope; Abdominalepijn/abdominaal ongemak, misselijkheid, abdominaledistensie, braken; Rugpijn; Bekkenpijn, dysmenorroe, vaginaleafscheiding, vulvovaginitis, gevoeligeborsten, pijnindeborsten, dyspareunie, baarmoederspasme; Expulsievanintra-uterienanticonceptiefhulpmiddel; Gewichtstoename. Soms: Syncope; Alopecia, hirsutisme, pruritis, eczeem , chloasma/huidhyperpigmentatie; Ectopischezwangerschap; Baarmoederperforatie*, bekkenontstekingsziekte, endometritis, cervicitis, Papanicolaou-uitstrijkjenormaalklasseII; Oedeem. Zelden: Overgevoeligheid, inclusiefhuiduitslag, urticariaenangio-oedeem; Huiduitslag, urticaria. *Dezefrequentieisgebaseerdopeengrootschalig, prospectief, vergelijkend, niet-interventioneelcohortonderzoekbijIUD-gebruiksters, waaruitisgeblekendatborstvoedingtentijdevandeinsertieeninsertie tot36wekennadebevallingonafhankelijkerisicofactorenvoorperforatiezijn. InklinischeonderzoekenmeteenlevonorgestrelbevattendIUDwaarbijvrouwendieborstvoedinggavenwerdenuitgeslotenvandeelname, wasdefrequentievanperforatie ‘zelden’. Infectiesenparasitaireaandoeningen: Gevallenvansepsis (inclusiefgroepA-streptokokkensepsis) zijngemeldnainsertievaneenIUD. Zwangerschap, perinataleperiodeenpuerperium: WanneereenvrouwzwangerwordtmetLevosertinsitu, ishetrelatieverisicoopeen ectopischezwangerschapverhoogd. Voortplantingsstelsel- enborstaandoeningen GevallenvanborstkankerzijngemeldbijgebruikstersvaneenlevonorgestrelbevattendIUD (frequentienietbekend). Devolgendebijwerkingenzijngemeldinverbandmetdeinsertie- ofverwijderingsprocedurevanLevosert: pijn, bloedingeninsertiegerelateerdevasovagalereactiemetduizeligheidofsyncope. Deprocedurekanookeeninsultveroorzakenbijpatiëntenmetepilepsie. Meldingvanvermoedelijkebijwerkingen: Hetisbelangrijk omnatoelatingvanhetgeneesmiddelvermoedelijkebijwerkingentemelden. Opdezewijzekandeverhoudingtussenvoordelenen risico’svanhetgeneesmiddelvoortdurendwordengevolgd. BeroepsbeoefenarenindegezondheidszorgwordtverzochtallevermoedelijkebijwerkingentemeldenviahetNederlandsBijwerkingenCentrumLareb, Websitewww.lareb.nl. FARMACOTHERAPEUTISCHECATEGORIE: Intra-uterieneanticonceptiva, plasticIUDmetprogestageen, ATC-code: G02BA03. HOUDERVANDEVERGUNNINGVOORHETINDEHANDELBRENGEN: GedeonRichterPlc., Gyömrőiút19-21., 1103Budapest, Hongarije. NUMMER(S) VANDE VERGUNNING(EN) VOORHETINDEHANDELBRENGEN: RVG126673. AFLEVERINGSWIJZE: U.R. VoorprijzenzieZ-indextaxe. DATUMVANHERZIENINGVANDETEKST: 20/01/2023.
Het huidige calculatieschema voor de waarneemvergoeding is niet meer passend. Suzanne Rietveld – verloskundige en mede-eigenaar van De Geboortezaak –onderschrijft de worsteling met het schema waar veel praktijkhouders en waarnemers momenteel mee kampen. Eerder dit jaar gaf ze gehoor aan de oproep vanuit de KNOV om mee te denken over een nieuw ontwerp. Ze neemt zitting in de werkgroep Waarnemend verloskundigen. Eén van de uitkomsten uit deze werkgroep: het beroep en het werkveld hebben zich verder ontwikkeld, maar het huidige calculatieschema is niet mee veranderd.
Waar ons gesprek begint bij het herzien van het calculatieschema, eindigt het in een filosofisch gesprek over de toekomstige verloskunde. Wat de huidige berekeningstool volgens de werkgroep (een mix van waarnemers en praktijkhouders) onmiskenbaar blootlegt: er is te weinig oog voor ieders unieke situatie. En zonder aandacht hier voor gaan we het niet volhouden met zijn allen, meent Suzanne.
Verwachtingen
Maar eerst naar het calculatieschema. Na signalen vanuit het werkveld heeft de KNOV het adviesbureau SiRM in de arm genomen voor een onpartijdig advies. SiRM is gevraagd hoe de vergoeding van waarnemend verloskundigen beter bepaald kan worden door waarnemer en praktijkhouder samen. De werkgroep Waarnemend verloskundigen stuurt bij SiRM aan op een instrument dat zowel waarnemers als praktijkhouders helpt om een open en gelijkwaardig gesprek te voeren over de waar-
eruitziet. ’Dan kun je vervolgens op basis daarvan kijken wat passend is qua vergoeding’, vult Suzanne aan.
Elke situatie is uniek
De vragen uit de gespreksleidraad maken samen duidelijk: hoe ziet jullie unieke situatie eruit? Enerzijds schept het een beeld van jou als waarnemer: hoeveel ervaring heb je, wat is jouw beschikbaarheid, wat zijn jouw vaardigheden? Anderzijds creëert het een beeld van de praktijk waarbij je terechtkomt: hoe is deze georganiseerd, is er een assistente, wordt er verwacht dat je echo’s kunt maken? De voor eenieder unieke antwoorden op deze vragen moeten vervolgens in te vullen zijn in een calculatieschema. Het huidige schema biedt die mogelijkheid simpelweg niet. ‘Het is een standaard spreadsheet waar je beperkt data kan invullen en dan komt er een bepaald tarief uit’, zegt Suzanne. ‘Terwijl het nu juist voor zowel waarnemer als praktijkhouder gewenst is om te differentiëren.’
Dat begint al bij de duur van de samenwerking (ad hoc van korte duur versus langdurige ondersteuning bij bijvoorbeeld zwangerschapsverlof): iets waarin je in het bestaande schema geen onderscheid kan maken.
neemvergoeding. De behoefte aan een goed gesprek kwam al snel voor het voetlicht. Suzanne: 'Tijdens onze eerste bijeenkomst werd direct duidelijk dat het met elkaar in gesprek gaan over waarneming vaak nog te wensen overlaat. Als je van tevoren de wederzijdse verwachtingen niet duidelijk hebt, dan begin je al scheef en dat zet zich door. Uit deze behoefte is het idee voor een gespreksleidraad ontstaan.’ Die zou als toevoeging naast een rekentool ingezet kunnen worden. De werkgroep heeft een advies opgesteld over relevante gespreksonderwerpen die onderdeel van zo’n leidraad zouden moeten zijn. Deze onderwerpen richten zich bijvoorbeeld op de kennismaking – denk aan: is er een persoonlijke en vakinhoudelijke ‘klik’ (hoe langer de waarneming, hoe belangrijker dit onderdeel) en hoe is de praktijk georganiseerd? Een ander gespreksonderwerp is bijvoorbeeld de invulling van de werkzaamheden, waaronder zaken vallen als het aantal uren waarvoor de waarnemer gevraagd wordt, of de planning van de spreekuren en hoe de achterwacht geregeld is. Kortom, met de gespreksleidraad wordt sneller concreet wat je voor elkaar kunt betekenen en hoe de samenwerking
Zo trok de werkgroep dus al spoedig de conclusie dat de nieuwe rekentool meer moet zijn dan een schema: vooral een middel dat ondersteuning biedt bij het scherpstellen van elkaars behoeften en verwachtingen. ‘Het draait uiteindelijk allemaal om de vraag: wat heb jij van mij nodig?’, zegt Suzanne. Een cruciale vraag in de verloskunde, en niet alleen bij de samenwerking tussen waarnemer en verloskundige. ‘We zijn niet zo lang werkzaam als verloskundigen in de eerste lijn. We maken nu eenmaal best veel mee in ons vak. Het goed zorgen voor elkaar moet
Adviesbureau SiRM heeft op vraag van de KNOV een advies opgesteld voor ondersteuning bij het bepalen van de waarneemvergoeding. Hierbij werden zij geadviseerd door de werkgroep Waarnemend verloskundigen en KNOV beleidsadviseur Eline Nanninga. De werkgroep bestaat uit vier waarnemers en vier praktijkhouders. Het advies omvat een gespreksleidraad voor het gesprek over de waarneemvergoeding en een voorstel voor een nieuwe rekentool om tot een tarief te komen. In het vervolg van 2023 worden beide producten getest en verder vormgegeven.
‘HET IDEE VOOR EEN GESPREKSLEIDRAAD IS IN DE WERKGROEP ONTSTAAN’
Verloskundige en mede-eigenaar De Geboortezaak
Suzanne is bijna 23 jaar werkzaam als eerstelijnsverloskundige: ‘Ik heb veel zien veranderen. We weten meer, we kunnen meer en de zwangere vrouw wil meer. Maar we houden het als eerstelijnsverloskundigen niet zo lang vol. Het goed zorgen voor elkaar moet veel meer een plek gaan innemen.’
veel meer een plek krijgen’, deelt Suzanne. Dat de tol van het vak vaak te hoog is, komt duidelijk naar voren in de cijfers. Recent Nederlands onderzoek van Liesbeth Kool en Esther Feijen-de Jong (2022) wijst uit dat 33 procent van de Nederlandse eerstelijnsverloskundigen een intentie heeft om het vak te verlaten. In editie 3 (2022) van De Verloskundige zegt Liesbeth (docent aan de Academie Verloskunde in Groningen en onderzoeker bij de vakgroep Verloskundige Wetenschap Groningen): ‘Van de startende verloskundigen werkt 75 procent als waarnemer. Dan wordt direct veel van je verwacht, want door tijdgebrek zijn er maar weinig verloskundigen die investeren in het begeleiden van een waarnemer die mogelijk binnen enkele maanden weer weg is.’
Het wrange is: tijdens de opleiding hebben veel verloskundigen al burn-outklachten, haalt Liesbeth in hetzelfde artikel aan. Een gegeven waarmee keihard gepleit mag worden om die zorg voor elkaar goed te waarborgen. ‘Ik snap dat je als je net van de opleiding komt veel vlieguren wilt maken, maar ontspanning inbouwen is essentieel.
Je moet oplaadtijd hebben om dit vak aan te kunnen.’ Binnen Suzannes maatschap (De Geboortezaak heeft vier vestigingen) is de waarde die aan de zorg voor elkaar en zelfzorg gehecht wordt op verschillende manieren zichtbaar. Zo is er een goede achterwacht geregeld waardoor vrij ook écht vrij is: je staat niet stand-by als je een dag niet werkt. Ook is er flexibiliteit voor de werknemers met jonge gezinnen. ‘Die starten dan bijvoorbeeld het spreekuur nadat ze de kinderen naar school hebben gebracht. Of ze draaien juist extra CenteringZwangerschapbijeenkomsten omdat ze het in de avonden goed kunnen regelen thuis.’ Flexibiliteit die je als werkgever alleen maar kunt bieden als je begint met de vraag: Wat heb jij van mij nodig?
En zo komen we op Suzannes pleidooi voor de toekomst van de verloskunde. Zonder elkaar te vragen ‘Wat heb jij van mij nodig?’ blijven de uitvalcijfers in de loop der jaren stijgen. Suzanne ziet ook kansen in het loondienstverband. ‘Binnen onze beroepsgroep in de eerste lijn is loondienst niet heel gewoon. Terwijl veel waarnemingen soms een soort verkapte loondienst zijn, waarbij de waarnemer het fijn vindt om een vaste plek te hebben en mee te draaien in een team van collega’s. Wellicht laat dat een behoefte zien die meer aandacht mag krijgen binnen de eerste lijn.’ Hoe dan ook verdienen startende verloskundigen het om een zachte landing te krijgen in het beroep. Suzanne: ‘Als starter mag jij er ook zijn. Er moet ruimte zijn voor jouw behoeftes, en tijd voor begeleiding en ondersteuning bij vragen.’ Dat geldt uiteraard niet alleen voor starters, maar een goed begin is het halve werk. Of beter gezegd: een goed begin is het hele werk. Aandacht voor de starter, is aandacht voor het vak. Daarbij moet je je afvragen: hoe kun je goed voor een zwangere vrouw zorgen, als je niet goed voor elkaar zorgt?
Bron
‘AANDACHT VOOR DE STARTER, IS AANDACHT VOOR HET VAK’
• Altijd en overal bereik via het beste netwerk van Nederland.
• Jouw cliënten hoeven alleen het hoofdnummer maar te kennen, de app zorgt ervoor dat de juiste mensen bereikbaar zijn.
• Via de app meld je je eenvoudig aan en af. Of je nu dienst hebt, bijspringt of lekker een weekend vrij bent.
• Via de app laten jullie de beller simpel horen dat: de verloskundige bezig is met het begeleiden van een bevalling / het rijden van visites / het hebben van spreekuur / aan het rusten is / of een door jullie gewenst bericht.
• Werk je nu met een 2e nummer bij geen gehoor? Dat is met onze techniek niet meer nodig. De beller krijgt altijd iemand aan de telefoon als er sprake is van een calamiteit.
Naast telefonische bereikbaarheid is het ook mogelijk dat jullie bereikbaar zijn via WhatsApp. Uiteraard via het vaste telefoonnummer en door meerdere collega’s te beantwoorden.
Wil je zien hoe dit in de praktijk werkt? Bel of WhatsApp ons dan op 0528 - 217 217 en we plannen graag een afspraak in bij jullie op locatie!
Inmiddels werken veel praktijken naar volle tevredenheid al met onze oplossing. Uiteraard zijn referenties op aanvraag verkrijgbaar.
De telefonieoplossing die zorgt voor optimale bereikbaarheid
Altijd bereikbaar, ook als je niet gestoord wilt worden.
Als kersverse verloskundige ligt er nog veel open. De belangrijkste vraag is misschien wel: waar ga je aan de slag? We laten drie verloskundigen aan het woord die alle drie een andere carrière hebben gekozen: klinische verloskunde, waarnemen in de eerste lijn, en het beginnen van een eigen praktijk. Lees welke afwegingen zij maakten en hoe zij hun keuze ervaren.
Waarom ben je op deze plek gestart?
Renee: ‘Toen ik met mijn opleiding begon dacht ik: ik ga in de eerste lijn werken. Maar toen ik na mijn afstuderen een paar weken in de eerste lijn meeliep, had ik toch het gevoel dat ik er niet klaar voor was. Daarom ben ik gaan solliciteren in de tweede lijn en in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk aan de slag gegaan. Daar starten was heel fijn doordat ik goed aan de arm werd genomen. Toen ik daar eenmaal was begonnen besloot ik dat de tweede lijn bij me paste.’
Vera: ‘Ik ben bij één van mijn stagebedrijven in de eerste lijn gestart met werken, dat voelde vertrouwd. Over verloskunde in de tweede lijn heb ik wel nagedacht, maar het heeft mij
Wnooit getrokken. Het bij mensen thuis komen, het persoonlijke, dat vind ik tof. Het begin was natuurlijk wel spannend, omdat je ineens toch heel individueel aan het werk bent. Maar daar vond ik redelijk snel mijn draai in. Het was een bewuste keuze van mij om niet in België maar in Nederland te gaan werken: in Nederland komt thuis bevallen veel meer voor.’
Mellanie: ‘Een eigen praktijk was altijd al mijn droom. Ik ben ambitieus en ondernemen zit in mijn bloed. Daarom wilde ik een compagnon vinden, met wie ik zelf kon bepalen hoe we de zorg zouden inrichten. In regio Westland was er veel behoefte aan een extra praktijk, want de drie praktijken die er al waren liepen over. Een bekende van mij werkte als verloskundige bij één van die praktijken en wilde graag voor haarzelf beginnen. Wij bleken dezelfde visie te delen, dus toen zij vroeg of ik met haar een maatschap wilde beginnen hoefde ik niet lang na te denken.’
Wat zijn de voordelen van jouw plek?
Vera: ‘Een groot voordeel van de eerste lijn is dat ik een band kan opbouwen met een cliënt. Ik ben vanaf het eerste consult bij haar betrokken. Het voelt als een cirkel: je komt binnen als een cliënt zwanger is geworden en je sluit af met een kind in het kraambed. Je ziet hoe mensen zich ontwikkelen naar ouders. Als ik een baring begeleid vind ik het fijn dat ik weet wat voor mensen ik voor me heb, we hebben dan inmiddels een vertrouwensband. Ik vind het heel tof om op die manier zorg op maat te kunnen leveren.’
is in 2019 na haar opleiding Verloskunde in Antwerpen gestart als klinisch verloskundige in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk. Sinds januari 2023 werkt ze in het Slingeland Ziekenhuis in haar woonplaats Doetinchem.
RENEE: ‘ACHTERAF DENK IK: IK HAD ME ALS STARTENDE
VERLOSKUNDIGE NIET ZO DRUK
HOEVEN MAKEN. DAT WAS
HELEMAAL NIET NODIG’
is in 2018 afgestudeerd aan de Hogeschool van Rotterdam. Op 1 januari 2019 is zij met een compagnon een eigen praktijk gestart in De Lier, genaamd Klein & Puur Verloskunde. Daarnaast geeft zij twee dagen per week les aan de Hogeschool Rotterdam.
En de nadelen?
Renee: ‘Het voordeel van werken in een ziekenhuis is ook meteen het nadeel: als mijn dienst klaar is, is mijn dienst ook echt klaar. Als mijn collega het komt overnemen is het niet de bedoeling dat je blijft hangen, ook al heb je een leuke klik met een cliënt of wil je eigenlijk weten hoe de bevalling verder gaat. Ik draai diensten van maximaal acht uur. Als je ’s ochtends met een inleiding begint, maak je de baring zelf vaak niet meer mee. Dat is dan wel jammer. In Winterswijk draaide ik trouwens weleens diensten van twaalf uur, dat is voor ziekenhuizen het maximum.’
Renee: ‘Voor mij gold het omgekeerde. Tijdens mijn stage kwam ik weleens bij mensen thuis, maar ik vond het juist niet fijn om in zo’n thuissituatie te zijn. Ik kon me niet concentreren. Het is natuurlijk wel mooi dat je een band opbouwt in de eerste lijn. In het ziekenhuis probeer ik dat ook te doen, ook al zien we mensen maar kort. Als iemand binnenkomt met een probleem, probeer je diegene zo snel mogelijk te leren kennen en te bepalen welke oplossing bij iemand past. Maar ik vind het ook fijn dat het daarna weer voorbij is.’
Mellanie: ‘Mijn compagnon en ik waren het erover eens dat we het anders wilden doen dan in de reguliere zorg. We willen dat mensen de aandacht krijgen die ze verdienen. Als waarnemer heb je daar op praktijkniveau niet veel invloed op, alleen op cliëntniveau. Met je eigen praktijk kun je dat soort dingen inbouwen in de organisatie. Wij besloten daarom langer de tijd te nemen voor reguliere controles: dertig minuten in plaats van vijftien minuten. Ook nemen we meer tijd voor de intake en het bevalgesprek. Zo bouwen we een nog betere vertrouwensband op met de zwangere en de partner en kunnen we meer fysiologische bevallingen begeleiden.’
Vera: ‘In de eerste lijn werken kan heel erg mooi zijn, maar soms ook heel erg pittig. Bij een thuisbaring sta je vaak alleen of met een kraamverzorgende. Je draagt een grote verantwoordelijkheid. Dit zie ik soms als nadeel, maar vaak als
voordeel. Ik vind persoonlijke aandacht belangrijk en daarom heb ik bewust voor een niet al te grote praktijk gekozen. Als iemand wil dat ik wat langer blijf kan ik dat. Een ander nadeel is dat je in de eerste lijn geregeld lange diensten draait: meestal 24 uur, maar ook wel eens 48 uur of zelfs 72 uur. Dan komt het wel eens voor dat je 24 uur achter elkaar wakker bent. Dat is wel pittig voor je hoofd.’
Mellanie: ‘Onze praktijk is inmiddels behoorlijk groot geworden. Dan moet je keuzes maken: hoeveel verloskundigen wil je erbij hebben? Wij willen het team klein houden, met twee maten en twee waarneemsters. Zo kunnen we de persoonlijke aandacht blijven geven die we belangrijk vinden. Maar dan is het toch vaak puzzelen als de een met vakantie wil en de ander bijvoorbeeld verlof opneemt, of minder diensten wil doen. Als maat moet je dan regelen dat het goedkomt. In de verloskunde en zeker met een eigen praktijk kun je altijd gebeld worden, dus ik sta altijd aan. Ik kan het niet altijd even goed loslaten als ik bijvoorbeeld op vakantie of op een verjaardag ben. Daarnaast heb ik het ook druk met alle randvoorwaarden: het bijhouden van de social media, de website en declaraties. Als maat komen er veel taken en verantwoordelijkheden op je bordje.’
Wat was in praktijk anders dan verwacht?
Renee: ‘Ik heb mijn opleiding in Antwerpen gevolgd, omdat ik hoorde dat het moeilijk was om toegelaten te worden bij de Nederlandse opleidingen. Maar na de opleiding vond ik dat ik
niet echt klaar was om in de praktijk te gaan werken, dus ik weet niet of het een goede keuze was. Ik heb het idee dat Nederlandse verloskundigen er meer stáán.’
Vera: ‘In België heet de opleiding vroedkunde. Je wordt meer klinisch opgeleid. Dat komt omdat de meeste bevallingen in het ziekenhuis plaatsvinden. De gynaecoloog heeft daar de leiding en doet de baring. Al komt daar wel langzaam verandering in: in sommige ziekenhuizen mogen de vroedvrouwen wel het kindje aanpakken. Ik ben heel blij dat ik verschillende stages in de eerste lijn in Nederland heb gevolgd. Daardoor heb ik een goed beeld gekregen van hoe het systeem in de eerste lijn in elkaar zit. Wat ik belangrijk vind om te zeggen is dat je niet een minder goede verloskundige bent als je de opleiding in België hebt gevolgd. De focus ligt gewoon net anders:
is in september 2022 als verloskundige in Antwerpen afgestudeerd. In augustus 2022 is zij als waarnemend verloskundige in de eerste lijn aan de slag gegaan. Inmiddels werkt zij elke even week drie dagen bij Verloskundigenpraktijk Den Helder en in de oneven weken gaat ze aan de slag bij verloskundige praktijk FAM Utrecht.
je bent theoretisch sterk opgeleid en krijgt bijvoorbeeld les over consulten over de menopauze en seksuele voorlichting. Maar laat dit je niet tegenhouden om in de eerste lijn te starten!’
Mellanie: ‘Ik had wel verwacht dat het hebben van een eigen praktijk intensief zou zijn, maar hoe het zou voelen wist ik niet. Sommige dagen denk ik: hoe gaan we dit allemaal voor elkaar krijgen? Groeien is heel leuk, ik had ook wel verwacht dat het gaandeweg drukker zou worden. Maar ik had denk ik niet verwacht dat we zo snel zouden groeien. We begonnen met één spreekkamer, dat zijn er nu al drie. Er komen maanden aan met veel à termen, dat wordt een uitdaging. Maar gelukkig is dat een piek. In het najaar zakt het weer terug naar normale cijfers. Dan denk ik: even de schouders eronder zetten! Dat moet bij je passen, maar ik ga goed op een druk leven.’
Renee: ‘Achteraf denk ik: ik had me als startende verloskundige niet zo druk hoeven maken. Ik heb me veel zorgen gemaakt of ik wel goed genoeg was, of het allemaal wel zou lukken, maar dat was eigenlijk niet nodig. Natuurlijk is het heel spannend om te beginnen als verloskundige, maar je hebt je opleiding als basis en je kunt altijd met vragen bij collega’s terecht. Bewaak je grenzen en durf het vooral ook te zeggen als je iets niet weet. Ik heb dat veel gedaan en ik hoorde achteraf dat collega’s het fijn vonden dat ik daar eerlijk in was.’
Vera: ‘Ik raad verloskundigen die in de eerste lijn beginnen aan om bij verschillende praktijken ervaring op te doen. Op die manier ervaar je wat voor soort praktijk en visie bij je past. Ik heb tijdens mijn stage al wel ervaring opgedaan bij een praktijk en dacht dat ik wist wat ik wilde, maar als waarneemster ervaarde ik het werk bij die praktijk toch anders. Daarom heb ik die praktijk losgelaten en voor een andere gekozen. Verder is het heel belangrijk dat je je grenzen blijft bewaken. Als ik te lang niet heb geslapen neem ik contact op met collega’s om een oplossing te vinden.’
Mellanie: ‘Bij het starten van een maatschap komt een hoop kijken: regelen bedrijfsplan, bankrekening, krediet, accountant, website, contracten met zorgverzekeraars, een cliëntensysteem, het verzekeren van spullen, etc. Wij zijn er ongeveer een halfjaar mee bezig geweest om alles op orde te krijgen. Ik raad verloskundigen die een eigen praktijk willen starten aan om een mindmap te maken: hoe zie jij de ideale zorg voor je? Waar gaat jouw hart sneller van kloppen? Werk vervolgens uit wat je allemaal nodig hebt. Het is een klus maar het is te doen, wij hebben het ook zelf uitgevonden. Vaak leidt de ene stap vanzelf naar de volgende! Wat ook helpt is dat we een assistent hebben aangenomen die twee ochtenden per week de administratie doet. Zij neemt ons veel werk uit handen, dat is fijn.’
Blijf je hier werken?
Mellanie: ‘Jazeker! Ik vind het leuk om een eigen praktijk te kunnen blijven verbeteren. Zo beginnen we binnenkort met ‘CenteringZwangerschap’, dat zijn groepscontroles van twee uur. Na de ‘normale’ controle per zwangere, luisteren naar het hartje, bloeddruk controleren, is er anderhalf uur om met elkaar te praten over verschillende onderwerpen. Zwangere vrouwen kunnen een hoop van elkaar leren. Zo proberen we steeds meer aan te bieden, daar wil ik mee doorgaan.’
Renee: ‘Ik hoorde laatst dat de gemiddelde duur van de loopbaan van een verloskundige maar zeven jaar is, dat begrijp ik niet. Ik ben wel van plan te blijven werken als klinisch verloskundige, het bevalt me heel goed. Wel stop ik binnenkort met fulltime werken omdat ik een kindje krijg, maar dat heeft niets met het werk zelf te maken.’
Vera: ‘Voorlopig wel! Doordat ik drie dagen per week waarneemster ben, kan ik daarnaast ook nog wat anders doen. Zo ben ik samen met mijn vriend een bedrijf in baarkrukken gestart. Ook vind ik het fijn om de ene week in de ene praktijk de werken en de andere week in de andere praktijk. Misschien wil ik op een gegeven moment wel in loondienst, dat is wel prettig qua zekerheid. Maar voor nu waardeer ik de flexibiliteit.’
Ter ere van het jubileum staat de septembereditie van het tijdschrift
De Verloskundige helemaal in het teken van het 125-jarig bestaan. Laat je inspireren door verhalen van toen en nu.
2023 is
jaar. Onze organisatie bestaat namelijk op 13 september 125 jaar. Een mijlpaal om bij stil te staan. Dat doen we op verschillende feestelijke manieren.
Feestelijke Jubileumdag
Al 125 jaar mag de KNOV verloskundigen verenigen, iets waar we als beroepsorganisatie erg trots op zijn. Reden genoeg voor een feestje. Daarom organiseren we op woensdag 13 september een Jubileumdag waar wij jou graag voor uitnodigen, want vieren doe je samen!
Aan alles is gedacht; interessante sprekers uit het werkveld én daarbuiten, een hapje en een drankje én een bijzondere locatie. We verwelkomen je graag bij het Archeon in Alphen aan den Rijn voor een inspirerende dag vol interactie en gezelligheid met collega’s uit het vak.
Zien we jou op 13 september? Scan de code en meld je aan.
In 1998 kreeg de vereniging het Predicaat Koninklijk toegekend: de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. Dit predicaat geldt telkens voor vijfentwintig jaar. Onlangs is er weer een verzoek ingediend voor verlenging en we kijken ernaar uit om het predicaat ook de komende vijfentwintig jaar te mogen voeren.
WaterWipes® bevatten slechts 2 ingrediënten: 99,9% water en een druppel fruit extract. WaterWipes® zijn de meest aanbevolen babydoekjes door kraamverzorgenden in Nederland* en helpen om de gevoelige huid te beschermen.