Indische bouwkunst
Alweer een sieraad voor de stad Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 1
03-01-22 13:06
De hele archipel en het eiland Java met enkele van de vele steden waar bouwprojecten werden gerealiseerd. con
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 2
03-01-22 13:07
Obbe Norbruis
I N D ISCHE BO UWKU NST Architecten en hun œuvre in Nederlands-Indië en Indonesië in de eerste helft van de 20e eeuw
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 3
03-01-22 13:07
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 4
03-01-22 13:07
INHOUD
INLEIDING & VERANTWOORDING
7
INDISCH TYPOLOGISCH
43
BOUWEN IN INDIË
9
INDISCH DECORATIEF
45
STIJLINVLOEDEN Inleiding voc: architectuur en stedenbouw in de 17e en 18e eeuw Colonial Style Neoclassicisme Neogotiek Eclecticisme bow stijl
11 11
MODERN EXPRESSIEF
47
INDISCH FUNCTIONEEL
49
12 15 17 18 21 22
HET NIEUWE BOUWEN
51
MODERN ZAKELIJK
53
MONUMENTAAL
55
INTERNATIONAAL Beaux-Arts-classicisme Beaux-arts-barok Heroriëntatie
25 25 27 29
TRADITIONEEL INDUSTRIEEL
57
MODERN INDUSTRIEEL
61
JENGKI STIJL
65
NEDERLANDSCH-INDISCH
31 Noten
66
DE ARCHITECTEN VAN A TOT Z
69
Bibliografie
319
Afkortingen
323
Colofon
324
EXPRESSIEF Europees expressionisme Indisch expressionisme ART DECO Europese art deco Amerikaanse art deco Indische art deco
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 5
33 33 35 37 37 39 41
03-01-22 13:07
Soerabaja: Bouwplaats in 1921 van het in aanbouw zijnde Telefoonkantoor, met op de achtergrond de Javasche Bank. chb
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 6
09-01-22 12:59
7
INLEIDING & VERANTWOORDING
Over de vooroorlogse westerse architectuur in Indonesië verscheen tot nog toe een betrekkelijk gering aantal studies.1 Dat kwam doordat over dit onderwerp weinig in archieven bewaard bleef. Zonder schriftelijke bronnen kan een architectuurhistoricus weinig beginnen. Een hindernis vormde ook het perspectief van de ‘progressieve architectuurgeschiedenis’ dat vooral het ontstaan van het ‘modernisme’ volgde, als veruit de belangrijkste ontwikkeling. Bij de westerse architectuur in Nederlands-Indië schoot dat perspectief te kort, aangezien het ‘modernisme’ hier een kleine rol speelde. Het ‘modernisme’, in Nederland ook wel het ‘Nieuwe Bouwen’, leende zich tot de komst van de airco niet voor de tropen. Om de zon en de hitte tegen te houden kozen de meeste architecten daar vrijwel altijd voor de Indische kap en voor smalle hoge ramen met luifels.2 Een modernistisch plat dak kwam voor 1935 alleen van de tekentafel als de opdrachtgever daar expliciet om vroeg. Bij de meeste naoorlogse Nederlandse onderzoekers bestond sowieso weinig interesse voor wat tot stand kwam in de koloniale tijd.3 Daarbij ligt Indonesië ver weg en wordt in dat land anders aangekeken tegen gebouwd erfgoed. Waar in Nederland toppers als het RietveldSchröderhuis tot monument verheven, teruggebracht worden in de oorspronkelijke staat, krijgt koloniaal erfgoed in Indonesië, voor zover nog in gebruik, jaarlijks een stevige kwast verf, niet zelden in een andere kleur. Het hoofdstuk over de Nederlandse architectuur in haar belangrijkste kolonie kwam door dit alles niet tot stand. Wat opvalt is dat fouten en vergissingen in bestaande publicaties over dit onderwerp een hardnekkig bestaan leiden, doordat in het verleden menig auteur vaak klakkeloos de informatie van voorgangers overnam.4 Als betreffende informatie één op één gedigitaliseerd op het internet beschikbaar komt dreigt dit opnieuw
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 7
te gebeuren. De inhoud van dit boek is bewust geheel gebaseerd op eigen, recent onderzoek op basis van zoveel mogelijk oorspronkelijke bronnen.
Ordening Als ontwerper durf ik te stellen dat een architectonisch ontwerp minder beredeneerd tot stand komt dan menig architectuurhistoricus wil doen geloven. Architecten laten zich tijdens hun ontwerpwerk vooral ‘inspireren’ door wat in eigen kring op dat moment aan de orde is. Bij bestudering van de westerse architectuur in NederlandsIndië valt op dat internationale ontwikkelingen daar meer impact hadden dan in het moederland. Deze kregen later predicaten als neoklassiek, expressionistisch, art deco, functioneel, modern, en traditioneel. Sommige stijlinvloeden hielden niet meer dan een paar jaar stand, andere decennia lang. Vaak speelden meerdere invloeden tegelijk. In meer of mindere mate ontstonden van deze invloeden lokale varianten. In Indonesië worden al die uiteenlopende trends en stijlen gemakshalve op één hoop gegooid en aangeduid met brede begrippen als ‘colonial style’ of ‘empire style’, wat de deur open zet voor het slopen van panden, doordat er volgens deze weinig subtiele classificatie ‘toch genoeg van zijn’.
Stijlinvloeden De architectuurontwikkeling in de vorige eeuw verliep wereldwijd minder ‘progressief’ dan velen jarenlang geloofden.5 Rond 1900 ontstond overal in Europa bij kleine elites behoefte aan vernieuwing in de architectuur. Architecten als H.P. Berlage (1856-1934) voelden dat de ontwerpopvatting ging kantelen. Onder de vlag van vernieuwing werd gezocht naar een ‘rationele architectuur’. Het rationalisme stond tegenover stijlen met een meer vrije vormgeving zoals het expressionisme
03-01-22 13:07
8
Indische bouwkunst
en de Jugendstil, maar al deze stromingen probeerden zich te onttrekken aan het negentiende-eeuwse historisme. Berlage vormde jarenlang het Nederlandse ijkpunt in de architectuurgeschiedenis, maar niet in die van Indië, want met de ontwikkelingen daar kon Berlage zich nauwelijks verenigen. Anders dan in Nederland stonden de architecten in Nederlands-Indië amper open voor theoretische stellingnamen over architectonische kwaliteit. In Nederlands-Indië moesten architecten improviseren. Eerlijkheid van materiaalgebruik, zoals Berlage voorstond, was daar niet aan de orde. De buitenmuren kregen altijd een witte stuclaag om het gebrekkige bouwmateriaal weg te werken, maar ook als bescherming tegen de hitte. De door P.A.J. Moojen (1879-1955) rond 1910 aanbevolen ‘Nederlandsch Indische Bouwkunst’, geïnspireerd op de uitgangspunten van Berlage, vond slechts kortstondig enig onthaal. Eduard Cuypers’ eerste projecten sloegen beter aan. Vernieuwende stromingen kregen in Nederlands-Indië pas na de Eerste Wereldoorlog vaste grond onder de voeten. Uit Duitsland kwamen de verworvenheden van het Bauhaus, maar ook van het ‘expressionisme’ dat wars was van regels.6 Architecten uit Europa brachten die nieuwe ontwerpopvattingen over naar Nederland-Indië, waar expressiviteit in dakvormen en dak-overstekken al van oudsher beeldbepalend was voor de bouwkunst op Sumatra, Borneo en Celebes. In de jaren twintig en tot ver in de jaren dertig bepaalden expressieve, zo niet expressionistische vormen mede het beeld.7 De art deco kreeg in Indië veel volgers. De gangbaarheid van stucwerk maakte een plastische vormgeving mogelijk van het gebouw in zijn geheel, als in de details. Er ontstonden meer verfijnde-, robuuste en lokaal geïnspireerde varianten, die leidden tot een Indische art deco, die tot ver in de jaren dertig in zwang bleef. Als de architectuur dicht bij de inheemse bouwstijlen van de archipel bleef, heette deze ook wel ‘Indisch typologisch’. Bij een overdaad aan Indische decoraties werd gesproken van ‘Indisch decoratief’. De opkomst van een ‘zuiver’ modernisme ging lang aan Nederlands-Indië voorbij, mede doordat, wat in Nederland het ‘Nieuwe Bouwen’ heet, zoals gezegd zich tot de komst van de airconditioning, niet leende voor de tropen. Gestimuleerd door Nederlandse bouwbedrijven werd het ambachtelijke bouwen door veel architecten en aannemers verlaten ten gunste
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 8
van de montagebouw met prefab-elementen in sobere basisvormen voor vloeren, wanden en gevelplaten, die op de bouwplaats werden samengevoegd tot een geheel. Dat ‘industriële bouwen’ vond zowel kort voor, als na de oorlog plaats en leidde tot een moderne ogende dan wel een meer traditioneel ogende architectuur. Ik spreek om die reden van ‘traditioneel industrieel’ en ‘modern industrieel’. Indonesië associeert het eerste tot op heden met het kolonialisme, wat onverlet laat dat vooral de vooroorlogse Europese woonwijken met hun kenmerkende ‘traditionele’ architectuur nu erg geliefd zijn zoals Menteng in Jakarta. Rond 1955 brak in Indonesië de zo genoemde ‘Jengki-stijl’ door, die gebruik maakte van ongebruikelijke vormen, zoals vijfhoeken, en scherpe, gewaagde hoeken. Asymmetrische daken en gevels, speelse uitgesneden deuren en ramen en vreemd gekantelde daken en dakranden. De Jenki-stijl ontstond begin jaren 50 door een samenwerking van de nog steeds machtige Nederlandse bouwbedrijven met (jonge) architecten, waaronder de eerste generatie Indonesische, die als architect waren opgeleid op de ITB in Bandung.
Projecten Over enkele van de ruim 150 architecten die in deze studie aan de orde komen, verscheen reeds een publicatie.8 De meest informatie kwam boven na uitgebreid eigen onderzoek, dat leidde tot een inventarisatielijst met ruim 2000 projecten. De jaartallen bij de gebouwen betreffen het bouwjaar.9 Als de Indonesische straatnaam bij een project wordt vermeld dan wees nader onderzoek uit dat het bouwwerk nog bestaat. Vrijwel zeker is het aantal nog bestaande gebouwen veel groter. Daarvoor is vervolg onderzoek nodig. De namen van de steden zijn geschreven op de Nederlandse vooroorlogse wijze. Nadien veranderden deze namen. Zo heet Buitenzorg sinds de onafhankelijkheid Bogor. Cheribon kent Indonesië als Cirebon, Batavia heet sinds 1949 Djakarta en sinds 1972 Jakarta. Dit naslagwerk levert stof voor het ontbrekende hoofdstuk in de Nederlandse architectuurgeschiedenis en geeft Indonesië aanvullende informatie over zijn gebouwen. Om die reden is het vertaald in Bahasa Indonesia. Amsterdam, Obbe. H. Norbruis
03-01-22 13:07
9
BOUWEN IN INDIË
Voor 1900 lagen de eisen wat betreft de huisvesting in Nederlands-Indië niet hoog, noch bij de Europeanen noch bij de overige bevolking. Als de eigenaar van een woning er financieel goed bijzat was dat vaak uitsluitend zichtbaar in het inheemse houtsnijwerk en in sommige streken aan het verguldsel en de kleuren, maar zelden aan de omvang van de woning, die van vorsten uitgezonderd.10 Voor 1900 woonde een betrekkelijk kleine groep Nederlanders in Indië met als doel ‘geld verdienen’ en het land opbouwen naar westers model. Ze keerden na gedane arbeid in de tropen vrijwel altijd terug naar Nederland. Het waren negentiende-eeuwse ‘expats’ die in een land verbleven met een andere cultuur. Vanwege het tijdelijke karakter van hun verblijf beschikten ze slechts over eenvoudige huizen met weinig meubilair. Ze kochten het doorgaans tweedehands op venduties van landgenoten die naar het moederland terugkeerden. Ze spraken in Indië altijd over Nederland als het ‘moederland’.11 Indië veranderen wilden die Nederlanders niet. Wel legden ze er waterwerken aan.12 Dat deden ze voor het verbeteren van de oogst, maar de bevolking hoefde van hen wezenlijk niet anders te werken dan ze gewoon waren. Nederlandse ingenieurs legden, om het land te ontsluiten, 4000 kilometer spoorlijn aan, maar zonder de intentie het land op een Westers model te schoeien. Er werden duizenden kilometers wegen aangelegd, maar de inwoners van het land kregen niet de eis opgelegd om daarover, net als in Nederland, rechts te rijden.13 Anders dan in de Franse en Engelse koloniën, hoefde de bevolking niet de taal van de koloniale overheerser te spreken. Naarmate de negentiende eeuw verliep bestond in Nederland steeds meer het inzicht dat er voor de bevolking ook wat terug gedaan moest worden. De ‘ethische politiek’ werd in 1901 formeel door Koningin Wilhelma naar buiten
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 9
gebracht in de troonrede. Met deze nieuwe politiek ontstond beleid om Nederlands-Indië te ontwikkelen in de richting van ‘zelfbestuur naar westers model’. Hierdoor kwam geld beschikbaar ‘om de kolonie iets bij te brengen’. Het Departement van ‘Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid’ gaf opdracht voor de bouw van vele scholen. Talloze Nederlanders verhuisden naar Indië waar ze zichzelf in de eerste plaats als Europeanen beschouwden. De hiermee samenhangende indeling van de bevolking naar ‘landaard’ vormde de grondslag van de samenleving.14 Op nagenoeg elk terrein bestonden gescheiden circuits. Het wonen in etnisch gescheiden buurten of straten, gold niet als negatief.15 Ook de bouw kende gescheiden circuits. De Europeaan stelde aan zijn huis of bedrijfspand hogere eisen dan de ‘inlanders’. De Europeanen hechtten aan westers bouwmateriaal zoals baksteen, natuursteen, onderdelen van gietijzer, goede dakpannen, allemaal producten die grotendeels uit de oude wereld moesten komen. Aanvankelijk werden de materialen op de rede van de havensteden overgeslagen op kleine prauwen. Daar kwam verandering in met de aanleg van grote overslaghavens, zoals die in Batavia in 1900, Soerabaja in 1918, Makassar in 1918 en Medan/ Belawan in 1924.16 Tot aan het eind van de negentiende eeuw tekenden de ingenieurs van Burgerlijke Openbare Werken (bow) vrijwel alle architectonische ontwerpen. De eerste architecten arriveerden rond 1890. Hun aantal groeide na invoering van genoemde ‘ethische politiek’. Ze kwamen uit Nederland en stonden, meer dan in eigen land, open voor wat internationaal leefde. De jaren dertig vormden bij uitstek de periode waarover later werd gesproken als het ‘tempo doeloe’, de goede oude tijd, voor de Europeanen wel te verstaan. Die associeerden zich met de westerse techniek in woorden zoals;
03-01-22 13:07
10
Indische bouwkunst
‘functioneel’, ‘zakelijk’ en ‘modern’ waarmee ze Indië wilden verheffen. Dat is zichtbaar in hun architectuur die – anders dan in de westelijke wereld – vooral ook inspeelde op de tropen. Hun idylle werd verstoord door ‘communistische’ opstanden, die werden onderdrukt en door de economische wereldcrisis, die in Indië later, maar wel veel heviger voelbaar was dan in Nederland. Tot 1930 werd nog veel gebouwd in opdracht van het Gouvernement, na dat jaar vielen bij bow uitsluitend ontslagen of werden wachtgeldregelingen getroffen. Weinig ondernemers, meestal met een Chinese of Arabische achtergrond, geloofden ondanks tegenslagen, in de toekomst en gaven opdracht tot enkele opmerkelijke moderne projecten. Tegen 1935 krabbelde de kolonie uit het dal en bouwde de Europeaan met evenveel energie en suprematie als tien jaar tevoren. Naarmate in Nederland de architectuurstijl van de Amsterdamse School zich door ontwikkelde naar, wat genoemd wordt, de tweede generatie, evolueerde ook in Nederlands-Indië de bouwkunst in de richting van een meer statige representatieve architectuur. De oorlog die iedereen in Nederlands-Indië bewust of onbewust voelde naderen, leidde tot twee type reacties. Enerzijds een optimistische reactie bij hen die de toekomst in wilden met vernieuwing. Hiertoe behoorden bouwbedrijven die hun krachten bundelden en efficiënter, en daarmee
fabrieksmatiger, gingen werken. Die werkwijze werd later ‘modern’ genoemd. Dat trok de architecten aan die zich bij deze vernieuwing thuis voelden. Het naderende onheil leidde ook tot een vorm van vernieuwing, lees verandering in het denken. Gezocht werd naar het vertrouwde, naar vastigheid uit een verleden waarin ‘alles nog goed was’. Dat leidde in de bouwkunst dat tot wat in Nederland ‘traditioneel’ wordt genoemd. Veel architecten schakelden om, van modern naar meer traditioneel, naar mate de jaren dertig vorderden, zowel in Nederland als in Indië. Na de oorlog ontstond in Indië onder architecten eenzelfde tweedeling. Sommigen wilden ‘traditioneel’ doorgaan, alsof niets gebeurd was, zij het op industriële wijze. Anderen verkozen het modernisme, daarbij geholpen door de industriële bouw. De jongste, inmiddels Indonesische naoorlogse generatie architecten wilde echt iets anders. Dat leidde tot dat wat in Indonesië nu de Jengki stijl heet. Het bouwproces vereiste veel logistiek in een land waar de afstanden groot en de wegen ontoereikend waren. Wim Ravesteijn haalt, in het boek Bouwen in de Archipel, prof. dr. J.A.A. van Doorn aan, ‘we kunnen achteraf stellen dat Indië vanaf 1800 tot 1950 één groot technologisch ontwikkelingsproject van Nederland was’.17 Daartoe hoorde ook de bouwkunst in de tropen.
Kaart van Indonesië e.o. geprojecteerd op Europa e.o. Afbeelding uit Colijn (1911) p. 1
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 10
03-01-22 13:07
11
STIJLINVLOEDEN
Inleiding Veel gebouwen zijn geconstrueerd en uitgevoerd op een specifieke manier en kregen daardoor een hoofdvorm, gevelindeling en soms decoraties kenmerkend voor een bepaalde periode. Daarmee ziet een gebouw er anders uit dan bouwwerken uit andere periodes. Als gebouwen zo op het oog veel verwantschap vertonen, krijgen ze een zelfde etiket opgeplakt: de bouwstijl. Het advies is daar omzichtig mee om te gaan, want de naamgeving van stijlen leidt vaak tot verwarring en stof tot discussie. In dit verband wordt gesproken over stijlinvloeden. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hanteert een vrij omvangrijke indeling in stijlen geënt op de Nederlandse situatie. Die bleek niet bruikbaar voor dat wat de eerste helft van de vorige eeuw in Indië werd gebouwd. Daarom werden enkele nieuwe namen geïntroduceerd, zoals een onderverdeling van de art deco in een ‘Europese’, ‘Amerikaanse’ en een ‘Indische’ variant. Naast de aaneenschakeling van opeenvolgende stijlen maakten de vormgeving binnen één stijl ook een ontwikkeling door. Het expressionisme in de architectuur kwam, evenals in Nederland, vooral op na de Eerste Wereldoorlog, in Indië handhaafde deze stijlinvloed zich tot ver in de jaren dertig. De afbakening van bepaalde stijlinvloeden blijft lastig. Diende een nieuwe stijlinvloed zich aan, dan liep een voorgaande stijlinvloed vrijwel altijd enige tijd door. Op twee momenten meenden een paar architecten in Indië zelf de stijlrichting in de kolonie te kunnen bepalen. Rond 1900 wilde de architect Pieter Moojen, in de geest van Berlage, een nieuwe ‘rationele’ stijl voor Indië introduceren met de naam Nederlandsch Indische Bouwstijl. Na tien jaar gaf Pieter Moojen de moed op, weinigen waren hem gevolgd. Hij ontdekte dat je als architect de architectuur in een land niet naar je hand zet. Pieter Moojen nam ook het initiatief om in 1925
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 11
de ‘Eerste Architectuur Tentoonstelling’ in Indië te houden, georganiseerd door de Nederlandsch-Indische Architecten Kring. Daarmee ontstond in de kolonie meer aandacht voor architectuur. De architecten Maclaine Pont, Wolff Schoemaker en Karsten voerden begin jaren twintig een architectuurdiscussie over de ontwikkelingsmogelijkheden van een specifiek Indische bouwstijl. Deze relateerden ze aan de rol van de Batavia: Catalogus bij de ‘Eerste Architectuur Tentoonstelling’ inheemse architectuurin 1925. cwh traditie. De discussie verzandde na een paar jaar, waarna ieder een eigen interpretatie gaf van wat ‘Indisch bouwen’ was. De ‘Indische Bouwkunst’, bleef nadien vooral op het westen georiënteerd. Dat was al zo in de voc tijd waarmee dit hoofdstuk begint. De Verenigde Oost Indische Compagnie bouwde vestingsteden zoals Batavia, Semarang en Soerabaja op Indische wijze, naar Nederlands model. Daarna wordt in het kort aandacht besteed aan gebouwen waarvan de architectuur beïnvloed werd door westerse architectuurstromingen van voor 1900 zoals: Colonial Style, Neoclassicisme, Neogotiek, Eclecticisme en de typische bow stijl. Daarna worden de stijlinvloeden, die aan het begin van de vorige eeuw het oeuvre van de architecten in de kolonie beïnvloedden, in het kort behandeld.
03-01-22 13:07
12
Indische bouwkunst
VOC: architectuur en stedenbouw in de 17e en 18e eeuw De Nederlanders bouwden in de zeventiende en de achttiende eeuw in Indië aangepaste versies van de Hollandse vestingstad. Zo ontstonden Batavia, Semarang en Soerabaja.18 Ze vormden westerse enclaves in een oosterse wereld en waren deels opgetrokken uit Europese bouwmaterialen. Het woningtype week wel af.19 Rooimeesters droegen er zorg voor dat er geen regenwater van de daken op het erf van de buren terecht kon komen, maar dat het via een openbaar stelsel werd afgevoerd onder toezicht van het stadsbestuur.20 Vanwege ziekten die in de grachten
ontstonden, besloot gouverneur-generaal Daendels in 1808 de grachten van Batavia te dempen en de oude bebouwing te slopen. De sloop leverde bouwmateriaal op dat toepassing vond in de bouw van, het hoger gelegen en daardoor aangenamere, Welgelegen, een stuk zuidelijker. De stad van Jan Pieterszoon Coen (15871629) bleef onttakeld achter, om in de loop van de negentiende eeuw gedeeltelijk te worden bebouwd met eenvoudige bedrijfspanden. Vanaf 1900 verrezen hier de handelshuizen en banken op de plek van het oude Batavia, dat in Indonesië de Kota Tua van Jakarta wordt genoemd.
Kaart van Batavia uit 1650. In: ‘Oud Batavia’ van Dr. De Haan
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 12
03-01-22 13:07
Stijlinvloeden
13
Batavia: Woningen uit de voc tijd aan de Binnen Nieuwpoortstraat in 1910. hnihon 1912 p.115
Semarang: Oude stadswoning uit de voc tijd . HNIHON 1913 p.192
Illustraties uit het door Ed. Cuypers uitgegeven tijdschrift Het Nederlandsch- Indische Huis Oud & Nieuw
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 13
03-01-22 13:07
14
Indische bouwkunst
Semarang: Een handelsvereniging rondom 1900. cnj
Soerabaja: Bankstraat rond 1875. con
Soerabaja: Werfstraat rond 1900. cnj
Batavia: Kali Besar West rond 1900. cnj
Batavia: Kantoor Nederlandsche Handel-Maatschappij omstreeks 1900. Mansvelt (1924) p. 26
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 14
03-01-22 13:07
Stijlinvloeden
Colonial Style De indeling naar ‘landaard’ maakte dat bevolkingsgroepen in de steden gescheiden leefden, elk volgens hun eigen gewoonten en behoeften. De overheid gaf hier, tot 1901, weinig sturing aan, zeker niet waar het de kampongs betrof waar de inheemse bevolking woonde. Dit tot onvrede van H.F. Tillema (1870-1952), een apotheker uit Semarang, die het hoge sterftecijfer in zijn stad mede verklaarde door de ongezonde huisvesting.21 Rond 1918 schreef hij daarover enkele boeken, waarmee hij Nederlandse bestuurders wilde overtuigen dat er wat moest gebeuren.22 Zijn signaal zou een kwart eeuw eerder niet begrepen zijn, doordat de woon- en leefomstandigheden in Nederland voor velen toen evenmin verre van ideaal waren.23 Voor westerse architecten viel er voor 1900 in Nederlands-Indië weinig eer te behalen. De westerse gemeenschap bouwde buiten de dichtbebouwde binnensteden eigen vrijstaande huizen, uitgevoerd in een ‘open Indische bouwstijl’.24 Het huis had een ontvangstveranda aan de voorkant en een woonveranda aan de achterzijde. ‘De brede colonnade, in Indië “galerij” genoemd, vormde de gezondste wijkplaats tegen zon en regen’.25 De vloeren van de veranda’s lagen, tegen het kruipend ongedierte, iets verhoogd boven het maaiveld. Klassieke witte zuilen of kolommen van gietijzer uit Europa ondersteunden de daken. Luifels waren later ook vaak uitgevoerd in golfplaat. Bamboe rolgordijnen hielden de zon buiten. In elke woning liep een centrale gang van voren naar achteren ter ontsluiting van de vertrekken aan weerszijden. Achter het huis stonden bijgebouwen met personeelsvertrekken, opslagkamers, sanitaire ruimtes en garages.
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 15
15
In de binnensteden werd tot circa 1900 ook een stedelijk woningtype gebouwd. De meeste panden telden maximaal twee bouwlagen met een bescheiden kap. De loggia op de tweede verdieping hing, rustend op kolommen, vaak boven de straat. Door het beperkte assortiment en het hanteren van rooilijnen voegde elk gebouw zich, met de witte zuilen, in het stadsbeeld. Daardoor ontstond een opmerkelijke samenhang in het stadsbeeld.26 Amerikaanse auteurs spraken van ‘colonial style’.27 In de woorden van een schrijver uit die tijd: ‘De bouwkunst zingt slechts één enkel lied, dat der klassieken. Zij heeft Java bestrooid met altijd dezelfde witte, Grieksch-Romeinsche gebouwen, die lang niet leelijk zijn en op de steeden een fraai stempel drukke’.28
03-01-22 13:07
16
Indische bouwkunst
Batavia: neoclassicistisch. De Volksraad uit 1830 (vermoedelijke architect J. Tromp) csm
Batavia: neoclassicistisch. Museum aan Koningsplein uit 1868 (architect W.F.H.F. de Rader) con
Batavia: neoclassicistisch. Raad van justitie uit 1870 van de architect W.F.H.F. de Rader. Voorneman (1937) p. 181
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 16
03-01-22 13:07
Stijlinvloeden
Neoclassicisme In de eerste helft van de negentiende eeuw bouwden ingenieurs van Waterstaat in Nederlands-Indië ook stadhuizen, gerechtsgebouwen en kerken in een classicistische bouwstijl met het klassieke tempelfront als belangrijkste motief, het tijdloos geachte ideaal van de westerse oudheid. In 1854 werd in Nederlands-Indië het Departement van Burgerlijke Openbare Werken (bow) opgericht. Dat kreeg als kerntaak de aanleg van wegen, bruggen, havens, maar ook het beoordelen of realiseren van overheidsgebouwen. Het departement hield vast aan de classicistische stijl, gestoeld op academische geleerdheid.29 Het neoclassicisme maakte zo de waarden en normen van de westerse beschaving zichtbaar in Indië. Voor elk project gold, aangezien het gemeenschapsgeld betrof, een standaardbudget.30 Dure bouwmaterialen uit Europa vonden, ook bij de belangrijkste bouwwerken, terughoudend toepassing. Zuinigheid gold als een deugd. Zelfs de paleizen van de gouverneur-generaal kenmerkten zich door
17
bescheidenheid. Het paleis aan het Koningsplein in Batavia, ook bedoeld voor feesten, bevatte niet eens een balzaal.31 Gangen verbonden het met het oude paleis erachter. Het buitenverblijf van de gouverneur-generaal in Tjipanas lag in een aardbevingsgebied en werd, om die reden, gebouwd van Indisch rasamala hout en djattihout. De vloeren waren van gepleisterd beton en in de galerijen lagen Portland-cementtegels.32 De meeste bouwwerken maakten uitsluitend indruk met hun zuilen, tempelfront, witte kleur en hun Griekse uitstraling. De ingenieurs in Indië gingen niet veel anders te werk dan hun collega’s in Nederland, waar in de kerkbouw de Waterstaatstijl opgeld deed. Voorbeelden Batavia, Paleis gouverneur generaal (1879), Batavia, De Volksraad (1830, J. Tromp), Batavia, Willemskerk (1839, J.H. Horst), Batavia, Museum (1868, W.F.H.F. de Rader), Batavia, Raad van Justitie (1870, W.F.H.F. de Rader).
Batavia, Paleis gouverneur generaal aan het Koningsplein uit 1879. con
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 17
03-01-22 13:07
18
Indische bouwkunst
Neogotiek In de negentiende eeuw kreeg de katholieke kerk in Nederland dezelfde mogelijkheden zich te uiten als de Hervormde kerk. Vanaf dat moment konden katholieken openlijk kerken bouwen. Vanaf het begin van de negentiende eeuw mocht de katholieke kerk in Indië missiewerk doen en ook daar eigen kerken bouwen.33 Bij de kerkbouw kozen de katholieken vrijwel altijd voor de neogotische stijl. In geval een klooster, school of instituut was de neogotiek ook voor hen minder vanzelfsprekend. In Nederland vonden gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw bepleisterde buiten- en binnenmuren en gestucte, houten gewelven toepassing. Pierre Cuypers (1827-1921) gaf in Nederland de aanzet tot de bouw van neogotische kerken met muren en gewelven van schoon metselwerk. Indië kon hier moeilijk een voorbeeld aan nemen, want het produceerde (nog) geen baksteen. Anders dan in Nederland bleef hout en pleisterwerk in Indië het beeld bepalen. De kerk maakte gebruik van aannemers, bouwkundig tekenaars en, indien aanwezig, architecten. Zo bouwde Willem Westmaas op Oost-Java een katholieke kerk in Soerabaja en in Malang het oudste
kloostergebouw van de Ursulinen. Wereldwijd kwamen na 1900 nog tot in de jaren dertig neogotische kerken tot stand. Marius Hulswit realiseerde tussen 1898 en 1901 de neogotische kathedraal in Batavia. Vanwege geldgebrek bleef het aantal kerkgebouwen in Indië gering. Het vermoeden bestaat dat er voor katholieke kerken bouwtekeningen in omloop waren met een basisontwerp voor een kleiner type, waarop kon worden gevarieerd zoals in Bandoeng (1894), Makassar, Padang, Cheribon (1879) en Pasoeroean (1895). Veronderstellingen dat Marius Hulswit veel van deze kerken ontwierp, zijn niet hard te maken. In 1905 verving Hulswit een bescheiden kerkgebouw in Buitenzorg, dat niet meer was dan een verbouwde villa, door een groot kerkgebouw. Voorbeelden Soerabaja, Rooms Katholieke kerk (1900, W. Westmaas sr), Batavia, Rooms Katholieke kerk (1901, A. Dijkmans sj) Buitenzorg, Rooms Katholieke kerk (1905, M.J. Hulswit). Medan, Rooms Katholieke kerk (1905, W. Jaski), 34 Malang, Rooms Katholieke kerk (1906, M.J. Hulswit).
Buitenzorg: neogotiek. Rooms Katholieke kerk uit 1905, architect M.J. Hulswit. cnj
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 18
03-01-22 13:07
Stijlinvloeden
19
Malang: neogotiek. Rooms Katholieke kerk uit 1906, architect M. Hulswit. cnj Soerabaja: neogotiek. Rooms Katholieke kerk uit 1900 gefotografeerd kort na de inwijding. Architect W. Westmaas sr. con
Batavia: neogotiek. Kathedraal uit 1902 naar ontwerp van pastoor A.P.M. Dijkmans sj en M.J. Hulswit. con
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 19
03-01-22 13:07
20
Indische bouwkunst
Bandoeng: eclectisch ontwerp. Boekhandel Visser & Co aan de Groote Postweg, gebouwd in 1907 naar ontwerp van P.A.J. Moojen. hni
Batavia: eclectisch ontwerp. hbs ‘Prins Hendrik’, gebouwd door bow. Foto omstreeks 1900. con
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 20
03-01-22 13:07
Stijlinvloeden
Eclecticisme De Nederlandse architect J.H. Leliman (1828-1910), introduceerde in 1860 in Nederland de term ‘eklektisch’, afgeleid van het Griekse woord uitkiezen. 35 Letterlijk zei hij; ‘De kunstenaar die vooruit wil, kan evengoed de Grieksche als de Gotische bouwmotieven als niet meer van deze tijd missen. Hij inspireerde zich liever op het verleden in al zijnen omvang en worde: eklektiker.’36 Het eclecticisme betrof een ontwerpmethode met een vrij gebruik van motieven uit verschillende stijlperioden. De eclectische architect onderscheidde zich van de architect die stijlgebonden bleef, door ‘zijn individualisme en ongebonden houding’ aldus Daly.37 Dit met de kanttekening dat het ‘karakterloos na-apen van de historische stijlen ongewenst is’. Een houding die volgens Daly ontstond door een oppervlakkige kennis van de kunstgeschiedenis.38 Eclectisch ontwerpen, de belangrijkste ontwerpmethode van de negentiende eeuw, kwam in de twintigste eeuw in een kwaad daglicht te staan. De stroming zou niet van de eigen tijd zijn en niet authentiek. Dat betrof echter een waardeoordeel gebaseerd op de aanname dat het ‘modernisme’ het intrinsieke doel en het verwezenlijkte eindstation was van de architectuurgeschiedenis. In 1885 publiceerde het Bouwkundig Weekblad een aantal uitgangspunten van het eclecticisme zoals: houd bij de indeling van een gebouw voor alles rekening met de functies; laat aan de buitenzijde zien welke functies aan de binnenkant zitten; toon de constructie, ook de moderne bouwtechnieken; ga bij de constructie uit van de aard van de bouwmaterialen en zorg ervoor dat de vormgeving en de decoraties het karakter en de functie van het gebouw ondersteunen.39 Aan het eind van de negentiende eeuw ontstond er in Europa een ‘commercieel’ eclecticisme beoefend door aannemers en architecten zonder opleiding.40 Illustratief hiervoor zijn catalogi met machinaal vervaardigde decoraties, waaruit een opdrachtgever kon kiezen.
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 21
21
Het eclecticisme leefde in Nederland voort tot ongeveer 1910.41 In Indië werd door de ingenieurs van Burgerlijke Openbare Werken (bow) tot 1900 overwegend eclectisch gebouwd. Ze maakten daarbij gebruik van het beperkte aanbod aan westerse bouwen stijlelementen die tot hun beschikking stonden. Witte kolommen, aangevuld met kroonlijsten, consoles en obelisken bepaalden het beeld. Die werden in die tijd gemaakt van Portlandcement en waren, uitgevoerd in de witte tropenkleur, vaak op voorraad leverbaar.42 Sommige opdrachtgevers zochten hun heil bij een architect in Nederland. Zo ontwierp de architect Andries van Driesum uit Apeldoorn de woning voor de directeur van de Elektriciteit maatschappij in Batavia. Heden heeft deze een monumentenstatus. Voorbeelden Batavia, Koningin Wilhelminaschool (1893, bow), Batavia, Directeurswoning Energie Maatschappij (1907, A. van Driesum), Bandoeng, Boekhandel Visser (1907, P.A.J. Moojen), Bandoeng, Escomptobank (1912, P.A.J. Moojen), Bandoeng, Nederlandsche Handel Maatschappij (1912, Ed. Cuypers), Batavia Nederlandsche Handel Maatschappij (1912, Ed. Cypers).
03-01-22 13:07
22
Indische bouwkunst
BOW stijl Het Departement van Burgerlijke Openbare Werken (bow) werd sinds 1854 belast met de bouw en het onderhoud van civiele bouwwerken van het Gouvernement in Nederlands-Indië. De bow documenteerde hun projecten vanaf 1892 in jaarverslagen. De groep trof elkaar vanaf 1895 in de ‘Vereeniging van Bouwkundigen in NederlandschIndië’.43 Na de invoering van de Ethische politiek in 1901 nam het aantal bouwopdrachten toe en vond een vereenvoudiging plaats van het besluitvormingsproces. Er werd steeds meer gevarieerd op ‘normaalontwerpen’. De voorgevels van deze gebouwen bestonden vrijwel altijd uit vakwerk. Mede door de wereldtentoonstellingen
vonden dergelijke inheemse stijlen overal in de wereld navolging. Ook de chaletstijl raakte zo wereldwijd in de mode. De ongeveer honderd ingenieurs van bow regelden de bouw van jaarlijks honderden scholen verspreid over de hele archipel. Daarnaast bouwden ze dienstwoningen voor overheidspersoneel, gouvernementsbureaus, rechtsgebouwen, gevangenissen, pasanggrahans (logeergebouwen), ziekenhuizen en pandhuizen en post- telegraaf- en telefoonkantoren. De representatieve ‘landsgebouwen’ werden vanaf die tijd wel ‘onder architectuur’ gebouwd door de architecten onder de ingenieurs, die bij hun ontwerp openstonden voor de architectuurstromingen, die zich in de wereld aandienden.
Boven en rechtsonder op de volgende pagina: Serang: bebouwing van de Opleidingsschool voor inlandse ambtenaren naar ontwerp van bow. Foto uit Verslag bow 1910
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 22
03-01-22 13:07
Stijlinvloeden
23
Batavia: Gouvernements-Europeesche lagere school, naar standaard ontwerp bow. Foto uit Colijn (1912) p. 265
Buitenzorg: Gouvernements-Inlandsche school, naar standaard ontwerp bow. Foto’s uit Colijn (1912) p. 269
Indische Bouwkunst_p001_068_HT.indd 23
03-01-22 13:07