Historisch Tijdschrift Overijssel
JAARGANG 8 • NUMMER 1 • JANUARI 2020
1
Jeruzalem, Rome, Mekka, Ommen. De sterkampen op landgoed Eerde En verder: Naar de plek van Hendrik Jan Bökkers • Indiëganger Jaap Rook Bommen Berend • Schetsboeken van het Deventer Mannenkoor
COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink (Rijnbrink), Martin van der Linde (IJsselacademie)
Jaargang 8, nummer 1, januari 2020
van de redactie Historisch Tijdschrift Overijssel
Correspondenten Tineke Stein-Wilkeshuis, Siem van Eeten, Niels Heuven, Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Door Schokkenbroek (HCO), Girbe Buist Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Historisch Centrum Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer
Oorlog en vrede
Historisch Tijdschrift Overijssel
JAARGANG 8 • NUMMER 1 • JANUARI 2020
1
Jeruzalem, Rome, Mekka, Ommen. De sterkampen op landgoed Eerde En verder: Naar de plek van Hendrik Jan Bökkers • Indiëganger Jaap Rook Bommen Berend • Schetsboeken van het Deventer Mannenkoor
Niemand ontkomt eraan: dit jaar is het vijfenzeventig jaar geleden dat Nederland werd bevrijd. We vieren de vrijheid, zo heet het. Vijfenzeventig jaar is in dit land geen oorlog gevoerd en dat willen we weten. Zelf zit ik ook in zo’n clubje dat festiviteiten en herdenkingen voorbereidt. In het begin mompelde ik af en toe: maar het klopt niet, het is niet waar! Een onwelkome boodschap die de feestvreugde bedierf, dus ik hield verder maar mijn mond. Toch mogen we niet vergeten, dat ‘toen de vrede uitbrak’, zoals Heinrich Böll het noemde, Nederland meteen op eigen grondgebied in een bloedige oorlog verzeild raakte. Indonesische vrijheidsstrijders schreven hun eigen ‘Acte van Verlatinghe’, de Proklamasi. Nederland reageerde met harde hand. In vier jaar tijd vielen door Nederlands militair optreden 100.000 dodelijke slachtoffers. Van ‘onze jongens’ stierven er ongeveer 5.000. Van een van die jonge mannen die wel terugkwam, schreef Door Schokkenbroek een fraai portret. Het wordt verteld door zijn vrouw, want zelf hulde hij zich in een veelzeggend stilzwijgen. Krishnamurti, door sommigen als wereldleraar gezien, zei ooit: ’Vrede is niet het gevolg van strijd; vrede is wat er over blijft als alle conflicten opgegaan zijn in het vuur van het begrijpen.’ Over hem en de Sterkampen in de Eerder bossen bij Ommen schreef Siem van Eeten een prachtig verhaal. Nog meer oorlog in dit nummer van de hand van de jonge historicus Niels Heuven die vertelt over de in deze streken ooit zo gevreesde Bommen Berend. Ten slotte brengt Tineke Stein een vrolijke noot aan met haar artikel over de vermakelijke, negentiende-eeuwse schetsboeken van het Deventer Mannenkoor. Veel leesplezier! Dinand Webbink, hoofdredacteur
inhoud
4 Jeruzalem, Rome, Mekka, Ommen. De Sterkampen op landgoed Eerde
8 ‘Onder de palmen denk ik aan jou’. Co Visscher verloofde zich met Indiëganger Jaap Rook
14 Bommen Berend, brandstichter van Vriezenveen?
STREEKTAAL IN OVERIJSSEL 11 Overijsselse
vertellingen van Pieter Heering vielen in de smaak
OVERIJSSEL IN BOEKEN 12
elke boeken zijn er over W Overijssel verschenen
NAAR DE PLEK VAN... 16
endrik Jan Bökkers: ‘Hier kan ik H mijn hoofd leeg maken’
21 De schetsboeken van Deventer zangers
OVERIJSSELAARS VAN TOEN 18
e bewoners van huize De Kolk: D de familie Wijtenhorst
TOPSTUKKEN 24 ‘De
schure van Appie’ toont een bijzondere verzameling uit het Land van Vollenhove
4
DOOR SIEM VAN EETEN
JERUZALEM, ROME, MEK DE STERKAMPEN OP LAN • xxxxx
→
JANUARI 2020
KKA, OMMEN DGOED EERDE
In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werd Ommen-Eerde door velen beschouwd als één van de spirituele wereldcentra. Wat was het geval? De jonge baron Philip Dirk van Pallandt (18891979), wonende op Duinrell in Wassenaar, kreeg in 1913 bij testament de beschikking over het landgoed Eerde. Een verre neef van hem, Rudolph van Pallandt was plotseling, ongetrouwd en kinderloos gestorven en had hem als erfgenaam voor zijn landgoed aangewezen.
5
P
hilip accepteerde de erfenis, voegde ‘van Eerde’ aan zijn naam toe en verkreeg dus zo dit 1700 ha groot tellende landgoed, waartoe ook Het Laer en een groot gedeelte van de Wolfskuil, met o.a. de villa Henan, behoorde. Philip was een groot voorstander van de padvinderij en hij stelde dan ook gedeelten van zijn nieuwe bezit ten dienste van deze beweging. Scouting-Ommen werd een twee-eenheid. Na de Eerste Wereldoorlog ging Philip naar Londen (zijn moeder was Engels) en woonde daar een theosofische lezing bij. Hij was geraakt door de beginselen van de theosofie, die de gelijkheid van alle mensen voorstond en hen opriep het ‘goddelijke’ in de mens te ontwikkelen onder andere door zelf na te denken. Een verder uitgangspunt was dat alle godsdiensten in wezen hetzelfde beoogden. Theosofie: wijsheid van het goddelijke.
Ontmoeting met Krishnamurti
Tijdens deze bijeenkomst zag Philip iemand en zoals hij later zelf zou zeggen: ‘Ik kwam de zaal binnen tegelijk met een jonge, mij onbekende Indiër, wiens uiterlijk mij buitengewoon trof. Nooit zag
Philip baron van Pallandt van Eerde in padvinderskostuum in de tuin van Kasteel Eerde. Krishnamurti spreekt in de grote lecture-tent. Zijn toespraken werden rechtstreeks, wereldwijd, via de radio uitgezonden.
→
6
JERUZALEM, ROME, MEKKA, OMMEN. DE STERKAMPEN OP LANDGOED EERDE
op zijn landgoed en besloot hem dit te schenken. Krishnamurti wilde geen persoonlijk bezit maar er werd een stichting in het leven geroepen die eigenaar van het landgoed zou worden en het zou gaan inrichten als Nieuw Geestelijk Wereldcentrum: de Eerde Stichting. Er zouden vergadergebouwen, lezingenzalen, een openluchttheater, maar ook industrieterreinen, arbeiderswoningen en scholen komen. Niet voor niets zou George Arundale, secretaris van Krishnamurti, in 1925 schrijven: ‘Laat ieder Sterlid in Europa denken aan Ommen-Eerde als het werkelijke hart van het werk van de Ster in de westerse wereld. Eenmaal zal het één van de grote bedevaartplaatsen van de wereld worden.’
Sterkampen
Opening van het Sterkamp 1926 door Krishnamurti en Annie Besant. Foto familie De Munck Mortier.
ik iemand, uit wiens trekken zozeer een nobele geest sprak.’ Het bleek de jonge Jiddu Krishnamurti te zijn, die door de theosofen was herkend als de nieuwe Wereldleraar, die na Krishna en Jezus de wereld nieuwe positieve impulsen zou geven. Om dit streven handen en voeten te geven was in 1911 al de Orde van de Ster in het Oosten opgericht, waarbij alle leden in hun eigen land moesten nagaan welke verbeteringen men zou kunnen aanbrengen om dit doel te bereiken. Aanhangers in Nederland, zoals de gebroeders Kees en Koos van
de Leeuw, eigenaren van de Van Nelle fabriek, hebben dit onder meer gerealiseerd door in Overschie een nieuwe fabriek te bouwen, waarin licht overheerste en de arbeid tot een vreugde zou worden. Of Cochius, de directeur van de glasfabriek Leerdam die besloot gerenommeerde vormgevers aan te trekken om esthetisch verantwoorde glazen te maken die voor iedere beurs toegankelijk waren. Als een mens met fraaie voorwerpen omringd was, zou hij ongetwijfeld een goed mens worden. Van Pallandt nu nodigde Krishnamurti uit
Aankomst van de speciale Sterkamptrein bij de halte Sterkamp (1931).
Hoewel niet alles werd gerealiseerd, werd het terrein aan de Besthmenerberg wel ingericht als plek waar jaarlijkse bijeenkomsten werden gehouden: de Sterkampen. Van 1924 tot 1938 kwamen duizenden mensen van over de gehele wereld naar Ommen om daar samen te discussiëren, na te denken over hoe de nieuwe wereld vorm te geven en te wachten op het moment dat Krishnamurti zou verklaren dat hij die Nieuwe Wereldleraar was. Deze verwachting eindigde abrupt in 1929, toen Krishnamurti in zijn wereldberoemde rede ‘Waarheid is een land zonder paden’ verklaarde dat hij ‘niet was die men dacht dat hij zou worden’ en de Orde ophief. Volgens hem kon je waarheid niet organiseren en was iedere poging daartoe gedoemd om uiteindelijk te mislukken. Toch bleven de Sterkampen populair, maar
Bookshop en postoffice. De gebouwen zijn ontworpen door het architectenbureau Brinkman en Van de Vlugt.
JANUARI 2020
eenmaal onverenigbaar! Of zoals beweerd werd: ‘De dommen komen in drommen naar Ommen’. En er verschenen anti-Sterkamp-publicaties zoals ‘Hoe de dommen in Ommen zich vermommen’. Hetgeen overigens niet wegnam dat men maar al te graag aan de Sterkampen wilde verdienen. Er zijn talloze voorbeelden van leveringen door de Ommer boeren en middenstand en van Ommenaren die er werkten.
Invloed op kunstenaars
Krishnamurti op de fiets. Hij paste zich graag aan aan de gewoonten van een land. Hierbij dus op de fiets. (Jaren ‘30).
De herinneringen worden levend gehouden via de website www.krishnamurti-in-ommen.nl en de expositie ‘De Sterkampen 1924-1938’ in het Bezoekerscentrum Ommen, Hammerweg 59a (bij de Manitobarotonde.) Woensdag: 10.00-16.30 uur Zaterdag en zondag: 10.00-16.30 uur In de zomer zie: Natuurlijk Ommen
Er is ook een andere kant die de laatste jaren steeds meer aandacht krijgt. De theosofie, Krishnamurti en de Sterkampen hadden een grote aantrekkingskracht op kunstenaars en intellectuelen uit die tijd, zowel in binnen- als buitenland. Het kamp werd ingericht volgens de principes van het nieuwe bouwen door het architectenbureau Brinkman en Van der Vlugt. Tot hun creaties behoren niet alleen de eerder genoemde Van Nelle-fabriek, die tot het werelderfgoed behoort, maar ook de telefooncel uit de jaren vijftig en niet te vergeten het Feyenoord-stadion. Niet voor niets vaak het mooiste stadion van Nederland genoemd! Het zomerhuisje voor Krishnamurti is onderwerp van het proefschrift ‘Licht,
7
Luft und Freiheit. Die Werke Brinkman & van der Vlugts im Kontext der Ideologien’ (Siegen Dld. 2019). Het proefschrift van Marty Bax ‘Het web der schepping’ (2003) behandelt de vele kunstenaars die zich lieten inspireren door de theosofie dan wel door Krishnamurti met als bekendsten Mondriaan, Berlage en De Bazel. Voeg daar aan de bekende personen die de Sterkampen bezochten of een band met Krishnamurti hadden: de schrijvers Viruly en Jan Campert (de vader van Remco), de beeldhouwer en latere verzetsstrijder Gerrit van der Veen. De wereldberoemde dirigent van het Philadelphia Orchestra Leopold Stokowski kwam speciaal naar Ommen om Krishnamurti te ontmoeten en beroemd zijn de tweespraken met de kwantumfysicus David Bohm. Momenteel rijden er geen treinen meer om de duizenden Sterkampgangers naar Ommen te vervoeren. Toch heerst nog steeds de sfeer van (inter)nationale ontmoetingen rondom Landgoed Eerde. Camping Besthmener Berg is een niet weg te denken begrip bij vakantiegangers en de Internationale school Eerde telt leerlingen van vele nationaliteiten. ●
vanwege de oorlogsdreiging besloot men ze na 1938 niet meer te organiseren. Het kamp als zodanig bleef echter bestaan en werd in 1940 geconfisqueerd door de Duitse bezetter om in 1942 ‘omgedoopt’ te worden tot Strafkamp Erika. Dit kamp was in eerste instantie bedoeld om zwarthandelaren en dergelijke hun straf te laten uitzitten en later voor onder andere ‘contractbrekers’, mannen die niet in Duitsland wilden werken. Na de Bevrijding werd het kamp weer omgedoopt, nu tot ‘Erica’ waar NSB-ers enz. werden opgesloten tot hun berechting.
‘De dommen komen in drommen naar Ommen’
Hoe reageerden de Ommenaren op de Sterkampen? In het calvinistische Ommen was geen begrip voor hetgeen zich in de Sterkampen afspeelde. Philip baron van Pallandt werd in 1926 niet herkozen als president-kerkvoogd van de Hervormde Gemeente. Theosofie en Christendom waren nu
Het kleine amfitheater op camping Besthmenerberg. (Foto Siem van Eeten).
Ook zonder de bijzondere geschiedenis van de Sterkampen is het landgoed Eerde een bijzondere plek om te vertoeven en na te denken over deze woorden van Krishnamurti: ‘Zit eens rustig alleen onder een boom, zonder boek in je handen. Kijk gewoon alleen maar naar de stralende hemel of naar de vogels of naar de vormen van de bladeren. Let eens op de schaduwen om je heen, volg de vogel in zijn vlucht. Door met jezelf alleen te zijn begin je het gebeuren in je eigen geest te begrijpen en dat is net zo belangrijk als een les volgen op school.’
8
‘ONDER DE PALMEN DENK IK AAN JOU’ CO VISSCHER VERLOOFDE ZICH MET INDIËGANGER JAAP ROOK
DOOR DOOR SCHOKKENBROEK
J
aap heeft zijn tijd op Midden-Java goed gedocumenteerd. Hij maakte foto’s, hield een dagboek bij en schreef brieven naar zijn verloofde Co Visscher in Genemuiden. Co heeft het dagboek ‘tot in den treure nagepluisd. Ik weet meer vanuit de brieven en het dagboek, dan dat hij erover vertelde.’ In haar kamer in woonzorgcentrum De Meenthe in Genemuiden heeft ze het dagboek en het fotoalbum op een stapeltje klaarliggen.
Wandelen op de kade
Co en Jaap hadden nog maar net verkering toen Jaap in dienst moest. Hij werd gelegerd in de Saksen Weimar kazerne in Arnhem en werd op 11 februari 1949 met het schip Kota Inten naar Indië uitgezonden. Co reisde samen met haar zus vanuit Genemuiden naar de contactdagen in de kazerne van Arnhem om Jaap te ontmoetten. Op de dag van zijn vertrek naar Indië stapte ze op de trein naar Rotterdam om Jaap uit te zwaaien. Ze heeft hem wel gezien vanuit de verte, maar ze konden niet met elkaar praten.
Briefwisseling
Bij aankomst op 15 maart 1949 op Soerabaja werd het bataljon van Jaap meteen aangevallen. De aanval kostte drie kameraden het leven. Co: ‘De Indonesiërs vielen vaak aan als er weer een nieuwe lichting jongens kwam, want die waren nog onervaren. Ze kenden die rare geluiden uit de tropennachten nog niet. Het was een chaos, ze wisten niet waar we zo gauw heen moesten draven.’
Jaap Rook (1928–2017) bracht zijn militaire dienst door als brenschutter op Soerabaja tijdens de tweede politionele actie in Indonesië. Een heftige periode waar zijn beste kameraden sneuvelden in de strijd. Hij hield er zenuwtics aan over. ‘Hij praatte er niet veel over en als je Jaap er naar vroeg, dan werd hij altijd emotioneel’, zegt zijn vrouw Co Rook-Visscher (Genemuiden, 1931) ruim zeventig jaar na dato.
Jaap hield Co per brief op de hoogte van zijn ervaringen in de jungle. Op een meegestuurde foto schreef hij: ‘Onder de palmen denk ik aan jou’. Op een gegeven moment ontving Co een gesproken brief op een kartonnen grammofoonplaat. ‘Ik heb hem eerst alleen beluisterd, op zo’n ouderwetse grammofoon met zo’n grote toeter eraan. Dat was bij iemand uit de buurt, want haast niemand had zo’n ding. Ik wilde niemand erbij hebben, want ik dacht: wat hij zegt, is alleen voor mij! Later kwam de hele buurt, die wilden Jaap allemaal wel horen. Het nadeel van die gesproken brieven was dat je ze moest beluisteren met een cactusnaald, een sleepnaald, die naarmate de ‘grammo-
Co en Jaap. (collectie Co Rook)
JANUARI 2020
9
Het vertrek van Jaap (tweede van rechts) naar Indonesië. (collectie Co Rook)
foonbrief’ vaker werd afgedraaid, steeds diepere groeven maakte. “Madiun, 11 juni, lieve Co”, hoorde je dan steeds. Toen de kinderen het later beluisterden, lagen ze slap van het lachen als de plaat op hetzelfde stuk bleef hangen.’
Dagboek
Jaap hield bijna elke dag een dagboek bij. De dagen waarop er iets bijzonders gebeurde, zoals aanvallen of een aardbeving, markeerde hij met kruisjes voor de tekst. Als er weer een aanval was, vroeg Jaap zich altijd af hoe de TNI-troepen aan die goede wapens kwamen. Co: ‘Ze hebben heel wat aanvallen te verduren gehad en konden nachtenlang niet slapen. Sommige jongens vonden ze terug met verminkte ledematen in de rivier, vertelde hij later weleens. Dan hadden ze zin om alles in de brand te steken, als vergelding. Ik geloof dat ze dat ook wel gedaan hebben. Maar, zei Jaap, dat kwam altijd verkeerd uit want de bevolking werd daar de dupe van en die hadden er in feite niks mee te maken. Die oorlog heeft een heleboel jonge mensen het leven gekost wat niet nodig was geweest.’
Brengun
Bij patrouilles moest Jaap een zware brengun meenemen en raakte hij doodop van dat ding. Jaaps beste vriend in Indië was Jan Meester. Ze waren onafscheidelijk en
Op patrouille door het regenwoud. (collectie Co Rook)
hebben elkaar het leven gered. Ook had Jaap alle waardering voor generaal Spoor, die volgens hem één man met de troepen was. ‘Jaap kon niet met alle commandanten overweg’, zegt Co. ‘Er was er één, die steeds zei: Bloed zul je zweten! Daar had hij een vreselijke hekel aan. Jaaps moeder maakte zich veel zorgen over haar zoon. Ze kreeg het erdoor aan het hart en is al jong overleden.’
De terugreis
Internationaal stuit het militaire optreden van Nederland op steeds meer weerstand. Uiteindelijk moet Nederland onder druk van de Verenigde Naties de politionele acties in augustus 1949 stopzetten. Op 27 december 1949 erkent Nederland de onafhankelijkheid en draagt de soevereiniteit over aan de republiek Indonesië met Soekarno als president.
→
10
‘ONDER DE PALMEN DENK IK AAN JOU’
gekomen. Daar bleven de gordijnen dicht. Co: ‘Op 10 oktober 1950 was Jaap weer thuis, met batikdoeken en sarongs voor zijn zussen. Van zijn ouders krijgt Jaap een nieuwe fiets en van Defensie een ereteken, certificaat en een beoordeling. Daarna moest hij alle versleten sokken terugbetalen. Daar is hij nog zo woest om geweest!’ Jaap en Co trouwden in 1955, gingen wonen in Genemuiden en kregen zes kinderen. Op 20 december 2010 overleed Jacob Rook, op 82-jarige leeftijd. ●
Onder de palmen denk ik aan jou. (collectie Co Rook)
Co: ‘Na de soevereiniteitsoverdracht hadden de Nederlandse jongens het moeilijk, want ze moesten alles uit handen geven. Ze waren blij dat ze naar huis konden. Voor vertrek zijn ze eerst nog naar begraafplaats Menteng Pulo in Jakarta geweest. Hier lagen uitsluitend Nederlandse slachtoffers. Allemaal jongens in de bloei van hun leven.’
Thuis met de nieuwe fiets. (collectie Co Rook)
Jaap vertrok op 13 september 1950 met de MS Zuiderkruis. Onderweg haalden ze de Kota Intern in en staken beide schepen elkaar de loef af. De ene boot ging harder dan de andere. De jongens uit Indië werden uiteindelijk met bussen teruggebracht naar hun woonplaats. Dan liep het hele dorp uit om ze te verwelkomen, behalve bij de families waar de jongens waren om-
Streektaal in Overijssel
DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER
JANUARI 2020
11
OVERIJSSELSE VERTELLINGEN VAN PIETER HEERING VIELEN IN DE SMAAK Op 15 november verscheen bij uitgever Sens in Tuk het boek Overijsselse vertellingen, geschreven door Pieter Heering. Het gaat hier om een hertaalde uitgave van een verhalenbundel die voor het eerst in 1883 verscheen. Hertaald wil zeggen dat spelling en naamvalsvormen aangepast zijn aan de hedendaagse praktijk, maar dat de tekst voor de rest niet is veranderd. Die tekst is in hoofdzakelijk in het Nederlands, maar de dialogen zijn in het dialect. de eerste kinderen van het gezin Heering werden in Steenwijkerwold geboren. Maar de boerengemeente bracht te weinig op voor het groeiende gezin, en daarom trok Heering in 1868, dus na zes jaar, naar Nederlands-Indië. Financieel was dat een vooruitgang, in andere opzichten niet. De Nederlanders in Indië waren weinig meelevend, waardoor Heering vaak voor lege kerken stond. Bovendien was het tropische klimaat een aanslag op de aan astma lijdende Heering. Geen wonder dat hij heimwee kreeg naar Steenwijkerwold, en misschien uit die gemoedsgesteldheid begon hij zijn herinneringen in verhalen gestalte te geven.
Dat dialect is het dialect van Steenwijkerwold, met elementen uit de wijde omgeving. In die plaats kwam de jonge Pieter Heering (Enkhuizen 1838 – Den Haag 1921) in 1862 als predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk te werken. Hij trouwde er met Wilhelmina Spakler en
In die verhalen spelen, naast de predikant, de eenvoudige boerenmensen van Steenwijkerwold een rol: met hun deugden en ondeugden, maar altijd met mildheid bezien, en vanuit de gedachte dat zelfs onder het meest onaangename gedrag een verklaring schuilt die als verontschuldiging kan dienen. De
Steenwijkerwolders in het boek spreken dialect. Dat was in de Noordwesthoek van Overijssel nieuw, maar in Nederland waren er al wel een paar voorbeelden, onder andere J.J. Cremer met zijn Betuwse en Overbetuwse novellen. Cremer was populair - in dezelfde tijd dat Multatuli links en rechts bij bewonderaars om financiële ondersteuning moest aankloppen, kon hij van de pen leven. Ook Heerings vertellingen vielen bij tijdgenoten in de smaak. Toen de bekende schilder Jozef Israëls de verhalen las - ze waren eerst in tijdschriften verschenen – bood hij spontaan aan de boekuitgave te illustreren. Heering keerde terug naar Nederland, werd van Hervormd Remonstrant, en diende die kerk ten slotte in Den Haag, waar hij wel weer volle kerken trok, met onder zijn gehoor de ministers Pierson en Cort van der Linden. Hij publiceerde nog wel reisverhalen uit Indië en ook sommige van zijn preken verschenen in boekvorm, maar met de dialectschrijverij was het gedaan. Na zijn dood verscheen in 1929, vorig jaar dus negentig jaar geleden, de vierde en voorlopig laatste druk van Overijsselse vertellingen. Heering was niet geboren in Steenwijkerwold. Hij schreef zijn verhalen toen hij er alweer was vertrokken, en woonde te ver weg om de uitspraak te kunnen verifiëren. Dat hij toch dialect kon schrijven getuigt behalve van een goed geheugen ook van een scherp observatievermogen. Met datzelfde observatievermogen wist hij niet alleen het dialect, maar ook de dialectsprekers tot leven te wekken, en dat maakt zijn verhalen ook na ruim een eeuw nog uitermate leesbaar. ●
12
Overijssel in boeken
Weldadig wandelen Wim Huijser & Rolf Wolfs Met deze wandelgids maken routemaker Rob Wolfs en publicist Wim Huijser de wandelaar deelgenoot van de strijd tegen de armoede die Johannes van den Bosch begin negentiende eeuw met de oprichting van de Koloniën der Weldadigheid voor ogen had. Het leed van de paupers – de armoedzaaiers die vanuit de steden tewerkgesteld werden op de schrale grond – echoot nog over de Drentse, Friese en Belgisch Kempische velden. We zwerven met deze gids langs gestichten, koloniehuisjes en –kerkjes door prachtige bomenlanen en langs vaarten waarin het zweet van de kolonisten nog maar nauwelijks is opgelost. Uitgever: Uitgeverij Boekwriter4all.nl
Lange lijnen – Henk Jan Meijer, burgemeester van Zwolle
De Kolonieman – Johannes van den Bosch
Lydia Lijkendijk Na negentien jaar nam Henk Jan Meijer afscheid als burgemeester van Zwolle. In dit boek blikt hij terug op zijn bestuurlijke carrière, met als hoogtepunt zijn Zwolse tijd. Het boek laat zien hoe de groei van de stad parallel liep met de ontwikkeling van Meijer als burgemeester, die niet ging voor snelle successen, maar altijd de lange termijn voor ogen had. Aan de hand van verschillende rollen die hij als burgemeester vervulde, laat Meijer zien wat het burgemeesterschap inhoudt, en wat er schuil gaat achter de ambtsketen. Lange lijnen geeft de lezer een kijkje in het leven van een stadsbestuurder. En in de ziel, want de mens kan niet losgekoppeld worden van het ambt.
Angelie Sens Van den Bosch’ in 1818 opgerichte Maatschappij van Weldadigheid heeft bij vele generaties Nederlanders sporen achtergelaten die nog altijd doorklinken. Maar hij heeft ook grote daadkracht laten zien in die ándere koloniën: de (bijna-) afschaffing van de slavernij in Suriname en de invoering van het Kultuurstelsel in de Indonesische archipel zijn hiervan de pregnantste voorbeelden. De rode draad in zijn denken en handelen was de economische en sociale verheffing van zowel de armen in Nederland en de boeren in de Javaanse desa’s als de slaven op de Surinaamse plantages. Daardoor was hij niet onomstreden. Door sommigen beschouwd als utopisch socialist en wegbereider van de moderne verzorgingsstaat, door anderen als een puur pragmatische Macher, ja zelfs een schurk. In deze biografie schetst Angelie Sens een beeld van een tijdperk op een kantelpunt naar de moderne samenleving.
ISBN: 978 90 8271 774 7 | 272 pag. | € 24,95 Uitgever: Waanders Uitgeverij Zwolle ISBN: 978 94 6262 254 8 |277 pag. | € 15,00
Uitgever: Uitgeverij Balans ISBN: 978 94 6003 891 4 |477 pag. | € 39,99
Overijssel in
JANUARI 2020
Het markeboek Drieschicht 1498 – 1786
Vliegwiel – De transformatie van vliegbasis Twente
Henk Koop | Harm Smeenge Vanaf 1498 worden de gebruiksrechten van het uitgestrekt vrijwel onbewoond veen- en bosgebied, grenzend aan de bestaande marken Mander, Vasse en Geesteren gereguleerd door een nieuwe zogenaamde drieschichtige marke. Het markeboek dat in het provinciaal archief van het Historisch Centrum Overijssel ligt, laat zien hoe in die marke de rechten op hout, turf en de uitdrift van veen onderling verdeeld werd. Illegaal gebruik van de gemeenschappelijke gronden wordt fel bestreden en bestraft. Het vee wordt in beslag genomen, de turf wordt teruggestort in de kuil, ontginningen worden ongedaan gemaakt en terug geclaimd voor gemeenschappelijk gebruik. Nieuwe boerderijen die zonder toestemming van de holtrichter en de eigenaren van de gerechtige boerderijen zijn gebouwd moeten worden afgebroken. De hertaling in dit boek in hedendaags Nederlands naast de oorspronkelijke tekst toont hoe de mensen vroeger met hun rechten, plichten en geschillen omgingen.
Mark Hendriks In het coulissenlandschap tussen Enschede, Odenzaal en Hengelo ligt de voormalige luchtmachtbasis Twente. Het mysterieuze gebied van vliegtuigshelters, weidse grasvlaktes en afgelegen legerkampen verandert langzaam in een gevarieerd woon- werk- en recreatiegebied. Op het imposante terrein is ruimte voor evenementen, technische innovatie en natuurontwikkeling. De gebiedsontwikkeling – een van de grootste in Nederland – kampte met economische tegenwind, veel maatschappelijk verzet en politieke strubbelingen. Dit geïllustreerde boek reconstrueert die geschiedenis en vertelt hoe de oude vliegbasis een impuls voor de regio kan zijn. Uitgever: Blauwdruk ISBN: 978 94 9247 426 1 | pag: 205 | € 27,50
Atlas van historische verdedigingswerken in Nederland (Overijssel en Gelderland) T. de Kruijf, W. Alkemade, P. van Dijk e.a. Waar mensen wonen, wordt verdedigd: tegen vijandige groepen, steden of staten. In Overijssel en Gelderland zijn daarom een heel aantal verdedigingswerken te vinden; schansen, kazematten, redoutes, maar ook stadpoorten, bastions en bolwerken. De rivier de IJssel speelde hierin een belangrijke rol. De huidige toestand van de vele verdedigingswerken varieert van ruïneus tot nog in gebruik. De Atlas van Historische Verdedigings werken in Nederland beschrijft verdedigingswerken van de Romeinse tijd tot aan de Tweede Wereldoorlog in detail. De staatkundige, geografische en krijgskundige ontwikkelingen in Overijssel en Gelderland en de gevolgen op het gebied van de vestingbouw worden op de voet gevolgd. Dit geïllustreerde naslagwerk van historische verdedigingswerken beschrijft de ontwikkeling van de verschillende verdedigingswerken en laat zien welke elementen nu nog terug te vinden zijn in het landschap.
Uitgever: Samenwerkingsverband Markeboek Drieschicht
Uitgever: Matrijs, Utrecht
ISBN: 978 90 9032 190 5 | 640 pag. | € 39,95
ISBN: 978 90 5345 556 2| 472 pag. | € 39,95
boeken
13
14
DOOR NIELS HEUVEN
BOMMEN BEREND BRANDSTICHTER VAN VRIEZENVEEN?
We schrijven het jaar 1666. Heel Twente is overlopen door de machtige krijgsheer en bisschop van Münster, Bommen Berend. Heel Twente? Nee, één klein dorpje niet. Het bood dapper weerstand tot op een koude winternacht het veen bevroor en de bisschop moordend en plunderend het dorp overnam en tot overmaat van ramp heel Vriezenveen in brand stak. Bisschop Christoph Bernhard von Galen, geschilderd door Wolfgang Heimbach (1674)
D
at één Twents dorp standhield is natuurlijk flink overdreven en heeft een sterk Asterix & Obelix-gehalte. Dat Bommen Berend Vriezenveen in brand stak is bijkans nog sterker overdreven. En toch is dit verhaal sinds 1666 vormend geweest voor het collectieve geheugen: Vriezenveen zou door toedoen van de bisschop van Münster zijn platgebrand en uiteindelijk door de dorpelingen zelf weer zijn opgebouwd. Totdat de amateurhistoricus Gezinus Grissen in de aanloop naar 2017 in het Historisch Centrum Overijssel (HCO) per toeval op ‘vergeten’ archiefstukken stuitte en een heel ander licht op de gebeurtenis kon schijnen.
Bommen Berend
Bommen Berend, zoals bisschop Christoph Bernhard van Galen in de volksmond bekendstond, was zowel de
politieke als religieuze leider van Münster. Zijn bijnaam dankte hij aan zijn grotere voorliefde voor de geur van kruitdamp dan voor dat van het wierookvat. Hij combineerde een religieuze rol met een militaire rol, met de nadruk op dat laatste. Deze dubbelrol leverde hem soms kritiek op. Op bijgaande prent is te zien dat de linkerkant van Van Galen is afgebeeld als ridder en de rechterkant als priester met de bijbel in de hand. De tekenaar zet kanttekeningen bij de vraag hoe hij zijn rol als militair en als religieus leider met elkaar kon verenigen. Auteurs uit alle tijden typeren Van Galen op een schaal die loopt van militair genie naar roekeloze maniak. De bisschop is berucht geworden door zijn experimenten met zijn brandende kanonskogels en mortieren. E.W. van Dam Van Isselt, officier in het Nederlandse leger en directeur van de Nederlandse
Spotprent op Bommen Berend, afgebeeld als bisschop en veldheer. Bron: Beeldbank Groningen
JANUARI 2020
15
de schoenen van Bommen Berend werd geschoven. Zijn imago als brandstichter bleek genoeg om hem in het collectieve geheugen eeuwenlang als verantwoordelijke voor de brand aan te wijzen. Enerzijds kwam dit door onwetendheid naar de precieze toedracht van de brand, anderzijds werd de bisschop hierbij slachtoffer van de propaganda tegen hem. ●
Bommen Berend als zwijnenbisschop
krijgsacademie, schrijft hierover in 1931: ‘Hij perfectioneert, bedenkt, brengt tot zijn laatste punt de kunst om steden tot as en hun bewoners tot stof te reduceren’. De bijnaam Bommen Berend werd veelal gehanteerd om Van Galen in een slecht daglicht te zetten. Buiten het bisdom Münster werd hij in de Duitstalige gebieden ook wel Kanonenbischof genoemd. In de Republiek stond Van Galen verder bekend als Berendje de Koodeef, vanwege de vele koeien die hij vorderde, en als Zwijnen bisschop. Op bijgaande prent zien we dit verbeeld als Van Galen achterstevoren op een zwijn rijdt.
Warme vriend
In Münster zelf bestaat een positiever beeld van Van Galen. Biograaf Corstiens schreef in 1872 het volgende: ‘Hij was volmaakt de gramschap meester, en ging zonder tusschenpoozing van hevige verwijtingen tot de zachtste uitdrukkingen over’. Van Galen schakelde zonder moeite tussen hevige woede en vriendelijke uitdrukkingen. Hoewel hij een wisselend temperament had, scheen hij zich toch handig binnen verschillende kringen te hebben bewogen. Volgens Corstiens bood Van Galen een luisterend oor aan zijn gasten. Hij zou met hetzelfde gemak met zowel de adel als met arme dagloners gesproken hebben. Ook zou hij een warme vriend voor de priesters in zijn bisdom zijn geweest. Waar Van Galen ook kwam, zijn
eerste bezoek was steevast bij de pastoor, waar hij dan altijd iets bij zich had om te geven aan de kerk of aan de armen. ‘Het was alsof het geld zich in zijne handen vermenigvuldigde’, aldus Corstiens.
* Dit artikel is een uittreksel van een onderzoek naar de beeldvorming rond Bommen Berend gedaan, door studenten van de Lerarenopleiding Geschiedenis op Hogeschool Windesheim in Zwolle; Hielke Eggink, Chris Eilander, Bram Verschuren, Ton van Mil en Niels Heuven.
Vriezenveen
De beeldvorming rondom Van Galen is dus tweeledig. Terugkomend op Vriezenveen zien we dat zijn slechte reputatie hem eeuwenlang parten speelde. De ‘vergeten stukken’ die Gezinus Grissen in het archief van het HCO vond, toonden aan dat de brand in Vriezenveen in 1666 niet was ontstaan door de inval van Bommen Berend, maar dat juist de Staatse troepen de brand hadden aangestoken. In maart van dat jaar vroeg koster Herman Everts namelijk bij Ridderschap en Steden om een schadevergoeding ‘daer zijn huys ende inboedel bij desersijts garnisoen, ten defensie van de opgeworpene wercken aldaer, is doen afbranden’. Twee jaar later stelden Ridderschap en Steden een definitieve schaderegeling op, waaruit blijkt dat niet allen het huis van de koster, maar nog veel meer panden door het Staatse leger in brand waren gestoken om de door hen opgeworpen verschansingen beter te verdedigen. De smadelijke nederlaag van de Staatse compagnie en het afbranden van de dorpskern van Vriezenveen was echter een ongemakkelijke boodschap die al snel in
Christoph Bernhard von Galen (1604-1678). Kopergravure. Bron: Beeldbank Groningen
Bronnen: • E.W. van Dam van Isselt, De verdediging van Friesland in 1672-1673 (Den Haag 1931). • P. Corstiens. Bernhard von Galen, vorst-bisschop van Münster (Rotterdam 1872). • G. Grissen, ‘Niet Bommenberend maar het Staatse leger stak Vriezenveen in brand’, Waver ’t Vjenne. Kwartaalblad van de vereniging Oud Vriezenveen (2017) 1361-1364.
16
Naar de plek van ….
DOOR DINAND WEBBINK
JANUARI 2020
17
Hendrik Jan Bökkers: ‘HIER KAN IK MIJN HOOFD LEEG MAKEN’ ‘Uw bestemming is bereikt’, zegt de onpersoonlijke stem van mijn navigatiesysteem. Ik parkeer mijn auto op een verlaten weg ergens in het weidse platteland rond Raalte. Geen huis te bekennen. Ik ben op weg naar Hendrik Jan Bökkers, frontman van de gelijknamige band. Zijn woning is ook zijn plek. Het is niet voor niets dat het GPS-systeem die nauwelijks kan vinden. Navraag bij een eenzame wandelaar en nog enig zoeken leidt mij naar een oude boerderij, verscholen tussen het geboomte. Ver weg van alles en iedereen.
‘H
ier kom ik tot rust, hier kan ik mijn hoofd leegmaken. Wij zijn een echte feestband, maar dat hou je niet zeven dagen per week vol. Daarom heb ik dit nodig. Waar ik ook woon, ik heb altijd een klein plekje voor mijzelf. Een fietsenschuurtje of een geitenhok. Ideeën voor muziek komen alleen maar in mij op als mijn hoofd leeg is, wanneer ik door het bos loop of tijdens het hout kloven’, bekent Hendrik Jan. Hij woont in een oude boerderij, in de kern waarschijnlijk uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. De lindeboom voor het huis is volgens deskundigen ruim drie eeuwen oud. ‘Ik houd van het Sallandse land, de geschiedenis, de taal. Mijn grootvader kwam in de jaren dertig vanuit Ootmarsum naar Olst om daar de molen te exploiteren.’
Toch houdt Hendrik Jan zich wel degelijk bezig met het ‘plat’. Sinds maart vorig jaar is hij twee dagen per week werkzaam bij de IJsselacademie in Zwolle. In nauw overleg met Oost-Nederlandse streektaalorganisaties ontwerpt hij een curriculum Nedersaksisch voor basisscholen. De leerlijn is niet alleen bestemd voor alle groepen, maar kan in heel Oost-Nederland gebruikt worden. De keuze voor het onderwijs in combinatie met het dialect lag voor de hand. Al heeft Bökkers niet lang lesgegeven, hij heeft wel degelijk het PABO-diploma op zak. De muziek trok toch meer. Na de rock academie in Tilburg gevolgd te hebben, speelde Bökkers onder andere bij Jovink
en de Voerderbietels en werkte hij af en toe als bandcoach: ‘leerlingen van het nulpunt ergens naar toe leiden.’ ‘We treden twee à drie keer per week op, zo’n negentig keer per jaar. We hebben bewust gekozen voor een winterstop, om tot rust te komen, om nieuwe ideeën op te doen. Met deze band speel ik al acht jaar, vanaf 2015 fulltime. Het is prettig dat we alle vier muziek schrijven. Ieder gaat zijn eigen gang, maar wel met als uitgangspunt dat je doet waar het nummer om vraagt’ vertelt Hendrik Jan Bökkers. Het liedje Iederene hef zien reden lijkt hem op het lijf geschreven: ‘Ik mag graag alleen wèèn, niemand um mie hen, en det is heus niet eenzaam, ja det is wie ‘k bin.’ ●
Een boodschap heeft de rockband Bökkers niet. ‘Het draait bij ons om de geneugten des levens, lol maken, schik hebben. We worden natuurlijk wel aangesproken op het feit dat we in het Sallands zingen, maar dat is nauwelijks een bewuste keuze. Het was gewoon logisch dat ik dat ging doen, het was niet om de taal te promoten.’
>
De Bökkersmölle aan de IJsseldijk is al decennialang een begrip. In de jaren zeventig werd het van een pannenkoekenhuis tot een echt restaurant. Tegenwoordig heeft Hendrik Jans broer er een ambachtelijke bakkerij en maalderij, en kun je er terecht voor een high tea.
18
Overijsselaars van toen
DOOR SUSANNE DE JONG
DE BEWONERS VAN HUIZE DE KOLK: DE FAMILIE WIJTENHORST Als redactielid van MijnStadMijnDorp zou ik voor het winternummer de rubriek Overijsselaars van Toen schrijven. Toen ik op een zonnige najaarsmiddag met mijn hond een wandeling maakte door buitengoed De Kolk in Deventer en nadacht over mijn rubriek, werd mijn aandacht getrokken naar een houten bankje. Hoewel ik het bewuste bankje al verschillende keren voorbij was gelopen, viel mijn oog op het opschrift dat in het bankje was gekerfd: ‘Wie de geschiedenis van zijn omgeving niet kent, weet niet waar hij woont’. Ik moest toegeven dat ook ik geen weet had van de plek waar ik al zo vaak met mijn hond had gewandeld. Toen ik thuiskwam en op internet ‘buitengoed De Kolk’ intypte, stuitte ik op de rijke geschiedenis die het landgoed bleek te kennen. Dat spoorde me aan om een bezoek te brengen aan HCO Stadsarchief Deventer en de geschiedenis van dit buitengoed, dat teruggaat tot de tweede helft van de achttiende eeuw, uit te zoeken.
Het leven op buitengoed De Kolk
JANUARI 2020
19
afkomstig uit het buurschap Harculo bij Zwolle, was de eerste die zich in Deventer vestigde en een eigen zaak runde. Zijn zoon Jan Jacob zette na het overlijden van zijn vader de winkel in ijzerwaren voort. In de jaren die volgden, bracht hij de zaak tot grote bloei en verwierf hij het grootburgerrecht van Deventer. In 1836 werd hij eigenaar van buitengoed De Kolk. Zestien jaar later, in 1852, liet Jan Jacob het herenhuis grondig verbouwen. Het kreeg de bestemming van een zomerverblijf, waar Jan Jacob en zijn gezin de zomermaanden doorbrachten. Jan Jacob Wijtenhorst woonde met zijn vrouw, Janna Maten, en hun drie zoons en dochter in een huis aan de Polstraat,
Verkoopakte familie Wijtenhorst Jan Jacob Wijtenhorst
B
uitengoed de Kolk was in de achttiende eeuw in bezit van kolonel der cavalerie Albertus Greven en zijn vrouw Henriëtta Maas. Halverwege deze eeuw werd huize De Kolk gebouwd, een herenhuis dat deel uitmaakte van het landgoed. Door vererving werd het buitengoed, inclusief het herenhuis, omstreeks 1809 eigendom van luitenant-kolonel Jan van der Wijck. Na zijn overlijden verkocht zijn weduwe Eva Alida Pape op 10 februari 1836 het landgoed, met onder meer het herenhuis, koetshuis, de vijvers, de tuin en de theekoepel aan Deventer koopman Jan Jacob Wijtenhorst voor ƒ 12.800,-. De familie Wijtenhorst was geen onbekende in Deventer: vier generaties lang hebben leden van deze familie in Deventer gewoond en gewerkt. Wilm Wijtenhorst,
Huize De Kolk
→
20
Wilm Wijtenhorst met echtgenote en twee zoons
DE BEWONERS VAN HUIZE DE KOLK
in de binnenstad van Deventer. Hun oudste zoon Wilm nam de zaak van zijn vader over. De jongere broers van Wilm, Hendrik en Lulof, kozen het ruime sop en verwierven bekendheid als kapiteins ter koopvaardij. Hun zusje, Maria Aleida Wijtenhorst, bleef ongehuwd en woonde nog lange tijd in het ouderlijk huis. Op haar zeventiende hield zij een album amicorum bij. De bijdragen van onder meer een jurist, predikant en dochters van een stadsbestuurder laten zien dat de familie Wijtenhorst in welgestelde kringen van Deventer verkeerde. Wilm Wijtenhorst trouwde in 1855 met Johanna Petronella Raland. Na het overlijden van Wilm in 1907 zette zijn zoon Gerardus Antonius de zaak voort en bewoonde samen met zijn echtgenote Anna Maria Visser Huize De Kolk. Na de dood van Gerardus Antonius kwam daar na vier generaties een einde aan. In 1949 verkochten erfgenamen het buitengoed en het door de oorlog zwaar beschadigde herenhuis voor ƒ 60.000 aan de gemeente Deventer. De gemeente Deventer verhuurde Huize De Kolk vervolgens voor enige tijd aan particulieren, maar heeft het in augustus 1966 af laten breken. Hoewel het herenhuis en de bijgebouwen die deel uitmaakten van het buitengoed zijn afgebroken, vertoont het landgoed nog steeds sporen van de rijke geschiedenis van het eens florerende buitengoed De Kolk. Op basis van foto’s uit het familiearchief, dat in 1970 door Johanna Petronella Suzanna Hommes-Wijtenhorst aan het HCO Stadsarchief Deventer is geschonken, zijn een paar jaar geleden de toegangspoort en bruggetjes die verschillende gedeelten van het landgoed met elkaar verbinden, in ere hersteld. Het familiearchief, met foto’s, stukken van persoonlijke aard en notariële akten, vormt het tastbare bewijs van de geschiedenis van het buitengoed en zijn bewoners. Het was een plek waar kinderen buiten hebben gespeeld en bewoners van de familie Wijtenhorst genoten hebben van de rust en de omgeving - een plek waar na tientallen jaren menig natuurliefhebber nog steeds geniet van diezelfde rust, flora en fauna. Wanneer ik nu met mijn hond door de poort loop en voet zet op het voormalig landgoed, zie ik het herenhuis voor mijn geestesoog opdoemen en verbeeld ik me dat kinderen in een bootje op het water varen terwijl de ouders vanaf het terras toekijken. De vijvers, het bospad, de weilanden - wanneer ik dan bij het houten bankje stil blijf staan en om me heen kijk, komt de verborgen geschiedenis van het landgoed tot leven. ●
Toegangspoort huize De Kolk
DOOR TINEKE STEIN-WILKESHUIS
JANUARI 2020
21
DE SCHETSBOEKEN VAN DEVENTER ZANGERS ‘Deventer Mannenkoor? De goede roep welke van deze Vereeniging tot ons kwam spande onze verwachting hoog…. Wanneer niet alle mannen, die daar stonden, hingen aan den Dirigeerstok van hunnen Dirigent..?! (Ondenkbaar!)’. Dat schreef een enthousiaste verslaggever van het ‘Nieuws en advertentieblad voor Twente (Tubantia)’ omstreeks 1880. Hij had in Enschede zojuist een optreden van het koor bijgewoond en was opgetogen teruggekomen.
M
annenkoren, ook wel ‘Liedertafel’ genoemd, bestonden gewoonlijk uit jonge mannen, die gezeten aan een tafel in een café met een glas bier voor zich, hun repertoire lieten horen voor andere aanwezigen. Ze vormden een typisch negentiende-eeuws verschijnsel, dat waarschijnlijk afkomstig was uit Zwitserland en Duitsland. Bijzonder was dat de liederen die gezongen werden vaak een vaderlandslievend karakter hadden, wat vermoedelijk te maken had met de Franse tijd en vooral met het einde daarvan. Ook Deventer kende al enige tijd een mannenkoor, dat bestond uit twaalf à
zestien jongemannen, afkomstig uit kunstzinnige en intellectuele kringen van de bevolking. Het stond onder leiding van Cornelis Alijander Brandts Buijs die als organist, dirigent, componist en docent zeer veel voor het muziekleven in de stad betekende. Nu was er voor het jaar 1864 een feestelijk concert aangekondigd ter herdenking van het einde van de jarenlange Franse bezetting, vijftig jaar geleden. Het koor zou daaraan graag meewerken, maar moest zich eerst voorzien van een naam en reglement. De naam ‘Deventer Mannenkoor’ was snel gevonden en een reglement ook wel. Maar nu nog een secretaris… Voor die functie bood zich het koorlid Jan Striening aan. Hij was een bekend Deventer kunstenaar die als
Jan Striening (1827-1903). Collectie Deventer Verhaal.
docent tekenen en schilderen verbonden was aan de Teekenacademie. Hij kwam met een origineel voorstel om tekeningen met toelichtende tekst te maken van opmerkelijke personen en gebeurtenissen in koorverband. Een soort stripverhaal dus. Het werd een succes dat vijf jaar later door zijn leerling Gerard van Poorten op dezelfde wijze werd voortgezet.
We kijken graag even mee!
Openluchtconcert bij de Twickelervaart bij Delden.
Het koor beschikte nu dus over een officiële status en werkte in 1864 met succes mee aan het herdenkingsconcert in de Lebuinuskerk. Voortaan werd er eenmaal per week gerepeteerd bij restaurant Tivoli aan de overkant van de IJssel. Er werd dan hard gewerkt onder leiding van de dirigent, die met aandacht en enthousiasme uitvoeringen voorbereidde en begeleidde.
→
22
DE SCHETSBOEKEN VAN DEVENTER ZANGERS
‘In’s Freie’. Op naar landgoed De Poll in vol ornaat. En in de pauze een biertje uit de kruiwagen van Oolman (1865).
Straatscene tijdens het ’t Kamper Zangersfeest (1878).
‘Groote Klopjacht’ naar een hoed op de Deventer schipbrug.
JANUARI 2020
23
alleen vanwege het vers gebrouwen bier, maar ook om de vermaarde Saucise de Bologne, die bij Oolman, de beheerder, te krijgen waren. De Brouwerij maakte deel uit van het nabijgelegen landgoed De Poll en het kasteel Bussloo. Oolman hield daar voor de bewoners de biervoorraad op peil. Buurman baron Schimmelpenninck van der Oye, bewoner van De Poll, had veel goeds over het koor gehoord. Hij was een gastvrij man en nodigde de zangers uit om op zijn landgoed een openluchtconcert te komen geven voor zijn gasten. Het werd een geweldig evenement: eerst zien we de zangers op weg naar De Poll, in zwart pak en ‘hoge zijden’. De baron, met hoed en stok, was zelf bij het concert aanwezig, leverde commentaar en maakte een praatje met de zangers. Oolman was ingeschakeld voor de catering en ging in de pauze rond met een kruiwagen vol flessen. Bij een volgend openluchtconcert op De Poll stond een lied van C.M.von Weber op het programma, getiteld ‘Im Wald, wo’s Echo Schallt’. Om de echo wat meer reliëf te geven hadden vier koorleden zich opgesteld aan de overkant van de kolk. De anderen stonden op de linker oever het lied zelf te zingen.
Koorleden vastgebonden aan de dirigeerstok: succes verzekerd!
Regelmatig voorzag hij met eigen composities in de behoefte aan aanvulling op het repertoire: er werd destijds maar weinig gecomponeerd voor mannenkoor, twee tenoren en twee bassen. Het aantal optredens breidde zich nu snel uit en er werden concerten verzorgd voor de kunstlievende leden, er kwamen openluchtoptredens en liefdadigheidsconcerten. Het koor ging zelfs meedoen aan Nationale Zangfestivals en kwam met een gouden plak uit Amsterdam naar huis. Verder leven we mee met wat er gebeurde tijdens en na de wekelijkse repetities, en lezen op gekalligrafeerde programma’s wat er gezongen werd bij de optredens voor de donateurs. We genieten van een karikatuur van de bibliothecaris en van een ‘selfie’, waarmee de secretaris zich wegens ziekte afmeldt voor de repetitie. Het koor zong ook graag in de open lucht, bijvoorbeeld bij de opening van de spoor-
lijn Zutphen-Deventer. Voor een optreden in Delden werd geoefend ‘in ’t Twickelerbosch’, waarbij de dirigent plaats nam op de leuning van de brug over de Twickelervaart. Een koekoek liet vanuit zijn boom kritische geluiden horen.
Deze evenementen en nog vele andere zijn met aandacht en gevoel voor humor getekend, geschilderd en gefotografeerd. Het overgrote deel daarvan werd niet eerder gepubliceerd. Daarmee hebben Jan Striening en Gerard van Poorten, samen met nog enkele andere koorleden, in drie grote schetsboeken een uniek verslag over dertig jaren koorzang in Deventer nagelaten. ●
Ook bij de Gietelsche Brouwerij aan de Deventerweg tussen Wilp en Voorst kwam het mannenkoor graag zingen, niet
Deze maand verschijnt het boek Deventer zingt in koor; de schetsboeken van het Deventer Mannenkoor, geschreven door Tineke Stein-Wilkeshuis. Het fraai vormgegeven en rijk geïllustreerde album is een uitgave van Corps9 publishers te Deventer en is verkrijgbaar bij boekhandel Praamstra en andere boekwinkels. ISBN 9789079701537. Prijs: € 18,50
24
TOPSTUKKEN
DOOR MARTIN VAN DER LINDE
‘DE SCHURE VAN APPIE’ TOONT EEN BIJZONDERE
Aan de rand van Sint Jansklooster, verscholen achter de bebouwing van de Kloosterweg, staat ‘de schure van Appie’. Van buiten oogt het als een doodgewone werkschuur, maar wie eenmaal binnen is waant zich in een vervlogen wereld. Dit is het domein van de Kloosterse familie Weijs. Talloze schilderijen en voorwerpen uit het Hoge Land van Vollenhove vormen samen een bijzonder atelier en museum van de streek.
>
‘A Albert Weijs sr. aan het werk in zijn atelier. (collectie Weijs)
l kun je het eigenlijk geen echt museum noemen’, zegt beheerder Albert Weijs meteen bij binnenkomst. ‘Het is meer een uit de hand gelopen privéverzameling van mijn vader en mij.’ Alberts vader, die ook Albert (in de volksmond Appie) heette, zat het verzamelen in het bloed. Geboren in 1927 struinde hij al van jongs af aan over omgeploegde akkers in de om-
geving op zoek naar oude voorwerpen die boven de grond kwamen. Later kwam hij door zijn werk als timmerman geregeld bij boeren in de wijde omtrekt. ‘Daar scharrelde hij allerlei spullen op die hij bewaarde in zijn schuur’, vertelt zoon Albert. ‘Ook als er ergens een boerderij werd afgebroken, was hij er als de kippen bij. Hij vond het zonde dat alles zomaar werd weggegooid.’
JANUARI 2020
25
VERZAMELING UIT HET LAND VAN VOLLENHOVE Religieuze voorstelling
Het resultaat van deze verzamelwoede is een zolderverdieping vol met gereedschappen, werktuigen, kleding, helmen en tal van andere bijzondere voorwerpen uit het Land van Vollenhove. Zo hangt ergens in een hoek een geschilderd paneel met
een religieuze voorstelling van de ontmoeting bij de Jakobsbron tussen Jezus en een Samaritaanse vrouw, zoals is beschreven in het Bijbelboek Johannes. ‘Mijn vader groeide op in de Leeuwte op boerderij De Ruigenhof. Daar tegenover stond een oud boerderijtje waar de turfgraver Dierkes woonde, de enige katholiek in Sint Jans-
klooster’, vertelt Weijs. ‘Dit paneel hing bij hem thuis aan de muur, tussen twee bedsteden. Pas veel later, toen dat huisje allang afgebroken was, is het via via hier gekomen. Geen idee hoe oud het is, maar je gooit zoiets niet zomaar weg.’
Register van veroordeelden
Even verderop toont Weijs een boordkanon van een Boeing B-17 bommenwerper die op 6 december 1944 bij Ronduite is neergestort. ‘Mijn vader was toen zeventien jaar oud. Zo’n vliegtuigwrak trok veel bekijks. Toen de Duitse bewaking even weg was, heeft hij het wapen er snel uit gesloopt. Sindsdien is het altijd bewaard gebleven. Het is zelfs weleens op een wagen voor het jaarlijkse bloemencorso hier gebruikt.’ Ook interessant is een ‘register van veroordeelden’ dat Weijs tevoorschijn haalt. Hierin staan allerlei overtredingen genoteerd die dorpelingen eind negentiende-, begin twintigste eeuw hebben begaan. ‘Mijn opa was veldwachter Hendrik van Swieten’, zegt Weijs. ‘Een man met gezag, die niet met zich liet sollen. Iedereen in Sint Jansklooster kende hem. In dit register hield hij alle overtredingen bij. Voor een ‘moedwillige mishandeling’ moest iemand bijvoorbeeld acht dagen in de cel. Het gevangenisgebouwtje staat er nog steeds bij het begin van het dorp.’
Schilderijen
Weijs senior overleed in 2012 op 85-jarige leeftijd, maar de schuur ademt nog steeds zijn sfeer, niet in de laatste plaats door de vele schilderijen die hij heeft gemaakt. Naast zijn verzamelwoede bezat hij ook een begenadigd teken- en schildertalent. ‘Als mijn vader ergens was voor zijn werk, maakte hij tijdens de schaft vaak snel een schets’, aldus Albert. ‘Op basis daarvan schilderde hij allerlei taferelen en boerderijen uit de omgeving. Na zijn overlijden heb ik alle schilderijen geordend en netjes opgehangen. Zo lijkt het net alsof hij hier nog dagelijks aan het werk is.’ ● Albert Weijs jr. en de religieuze voorstelling van de Jakobsbron.
‘De schure van Appie’ heeft geen reguliere openingstijden, maar is alleen op afspraak te bezoeken. Wie een afspraak wil maken kan een berichtje sturen naar albertengeaweijs@live.nl.
In het volgende nummer
Historisch Tijdschrift Overijssel
Jaargang 8, nummer 2, april 2019
Uitgelicht: Het oorlogsdagboek van Riet Hoogland uit Enschede
Riet Hoogland (derde van links) wordt bij haar vrijlating in Scheveningen ontvangen door een groep oud-gevangenen. 16 juni 1941. (privĂŠcollectie Ineke van Dorrestein-Hoogland)
Verder:
Verzetsstrijdster Corry van Baalen en het Twentol-drama
Twentsche Katholiekendagen
Wanneer gingen we ondergoed dragen? En nog veel meer‌
Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl