OVERIJSSEL TOEN EN NU JAARGANG 13 • NUMMER 2 • APRIL 2022
Historisch tijdschrift Het Drostenhuis: van woonhuis naar ziekenhuis en museum Een taalkundige aardverschuiving in Overijssel Blokzijl: aardig vissersdorpje of trotse stad?
De zusters Franciscanessen uit Denekamp
Zij kwamen om te dienen
OVERIJSSEL TOEN EN NU
COLOFON Redactie Dinand Webbink, Marcel Mentink, Maartje Koelma (Collectie Overijssel), Martine van der Veer (IJsselacademie) Correspondenten Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Gerke van Hiele
Historisch tijdschrift
Jaargang 13 • Nummer 2 • april 2022
van de redactie
Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Collectie Overijssel IJsselacademie
Mogelijk gemaakt door
Zorg en hoop Gedreven door goddelijke inspiratie in twee uithoeken van de provincie. Gerke van Hiele vertelt over de doopsgezinde dominee Harmannus Schuurmans die zich begin vorige eeuw met hart en ziel inzette voor de Gieterse dorpsgemeenschap in de Kop van Overijssel. Marcel Mentink neemt ons mee naar de zusters Franciscanessen die hun domicilie hadden in Noord Deuningen en van daaruit Twente introkken. Bijzondere verhalen over bijzondere mensen. We blijven in Twente met de kunstenares Johanna van Eijbergen die in Hengelo in Jugendstil vormgaf aan sierlijke, koperen gebruiksvoorwerpen die daar ook nu nog te bewonderen zijn. Nog meer zusters treffen we aan in het hoofdstedelijke Drostenhuis, dat inmiddels het museum ANNO herbergt. Martine van der Veer leidt ons door de hele geschiedenis van het fraaie pand aan de Melkmarkt.
OVERIJSSEL TOEN EN NU JAARGANG 13 • NUMMER 2 • APRIL 2022
Historisch tijdschrift
Mooie verhalen over zorgen voor je medemens en hoop bieden. Iets waar we in deze tijd maar al te zeer behoefte aan hebben. Veel leesplezier!
Het Drostenhuis: van woonhuis naar ziekenhuis en museum
Dinand Webbink, hoofdredacteur
Een taalkundige aardverschuiving in Overijssel Blokzijl: aardig vissersdorpje of trotse stad?
De zusters Franciscanessen uit Denekamp
Zij kwamen om te dienen
Foto cover: Zusters Franciskanessen uit Denekamp. Boven vlnr: Zr. Remigi en Zr. Rosalien; onder vlnr: Zr. Clementien en Zr. Irmgilda. Foto uit de jaren zestig. Collectie Marcel Mentink.
APRIL 2022
3
inhoud
10
4
Zij kwamen om te dienen: De zusters Franciscanessen uit Denekamp
Het Drostenhuis: van woonhuis naar ziekenhuis en museum
14
20
Giethoorn rond 1900
GESCHIEDENIS VAN DE TAAL
17 Een
taalkundige aardverschuiving
OVERIJSSEL IN BOEKEN
18 Boekenrubriek
Blokzijl: aardig vissersdorpje of trotse stad?
TOPSTUKKEN 23
Gedreven koperwerk in Hengelo
4
DOOR: MARCEL MENTINK
Zuster Clementien, Zuster Irmgildaen Zuster Romualdis in hun habijt eind vijftiger jaren. Collectie Marcel Mentink.
Zij kwamen om te dienen
De zusters Franciscanessen uit Denekamp
APRIL 2022
5
Op 23 november 1875 kwam Moeder Anselma lopend vanuit het Duitse Thuine met de eerste drie zusters naar Noord Deurningen. De nog jonge Congregatie der zusters Franciscanessen zocht een veilig heenkomen nadat er in Duitsland door kanselier Bismarck strenge wetten (Kulturkampf ) waren afgekondigd die alle congregaties van religieuzen verbood. Ze konden, net over de grens, met behulp van legaten en garantstellingen hun intrek nemen in ‘Huize Noord Deurninge’ aan de weg tussen Denekamp en Lattrop. Ze werden welkom geheten door de buurman die, naar oud Twents gebruik, voor hen het haardvuur aanstak. Het huis, beter bekend als het Gravenhuis, was een leegstaand pand dat eigendom was geweest van J.M. Roessingh Udink, eigenaar van Singraven. →
6
Moeder Anselma, die vanuit Thuine naar Noord
ZIJ KWAMEN OM TE DIENEN
Het klooster in Noord Deurningen in 2004. Collectie Marcel Mentink.
Deurningen kwam. Collectie Marcel Mentink.
B
ij gebrek aan geld probeerden de zusters Franciscanessen het huis helemaal zelf op te knappen. ‘Alles tot meerdere eer van God’ was het motto dat ze dagelijks herhaalden. Naast het opknappen van het huis werd er een kapel ingericht gewijd aan de Heilige Nicolaas en door de pastoor ingezegend. Vanaf dat moment werd het de Nicolaasstichting. Deze pastoor Van den Bosch had de komst van de zusters via de preekstoel al wereldkundig gemaakt en daarom werden ze ook al regelmatig bij de zieken geroepen. Soms werden ze gehaald, vaak moesten de urenlange wegen te voet worden afgelegd. Naast deze ‘wijkverpleging’ kregen ze nog een tweede taak: de opvang van verwaarloosde kinderen. Zo langzamerhand leerde Twente de zusters uit Denekamp kennen. Om in hun levensonderhoud te voorzien, zetten de zusters in de periode 1880 -1920
een pensionaat op voor beter gesitueerde Duitse meisjes. Daarna begonnen ze in samenwerking met de Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond in het klooster een huishoudschool voor jonge boerinnen: de boerinnenschool. Later gevolgd door huishoudscholen in Weerselo, Haaksbergen en Tubbergen. In de jaren daarna breidde deze congregatie zich steeds verder uit en trok het groeiend aantal zusters verder Twente in. Nadat ze in Enschede de familie Elderink, die door de tyfus-uitbraak getroffen was, geholpen hadden, besloot de deken van Enschede dat daar een katholiek ziekenhuis moest komen waarbij de patiënten aan de zorg van de zusters moesten worden toevertrouwd. Zo geschiedde. Daarna bouwden ze (te)huizen in Lochem, Almelo, Tubbergen, Weerselo, Enter, maar ook Coevorden, Apeldoorn, Sappemeer en tot aan Indonesië toe.
Bij gebrek aan geld probeerden de zusters Franciscanessen het huis helemaal zelf op te knappen. ‘Alles tot meerdere eer van God’ was het motto.
Maar wat deden die zusters nu in het dagelijks leven? Uiteraard werd er veel gebeden, het was per slot van rekening een religieuze instelling. Laten we eens een paar van deze zusters voor het voetlicht brengen.
Zuster M. Clementien
Zr. Clementien werd geboren in 1909, deed haar intrede bij de zusters Franciscanessen in 1936 en ze legde de geloften voor het leven af in 1942. Na haar professie, de eerste tijdelijke geloften die door de novice worden afgelegd, volgde ze in het St. Jozefziekenhuis in Enschede de opleiding tot verpleegkundige. Daarna deed ze de opleiding tot wijkverpleegkundige. Ze heeft bijna veertig jaar gewerkt in de wijkverpleging in Apeldoorn, Haaksbergen en Bornerbroek. Daarna werkte ze in Huize St. Jozef in Lochem, een huis dat open stond voor iedereen die zorg nodig had. In 1998 ging ze terug naar het moederhuis in Noord Deurningen waar ze overleed in 2004.
Zuster M. Romualdis
Zr. Romualdis werd als boerendochter in een groot gezin geboren in 1913. Zij deed haar intrede in 1934 en haar geloften voor het leven legde ze af in 1936. Na haar professie volgde ook zij in het St. Jozefziekenhuis in Enschede de opleiding tot verpleegkundige en werkte daar tot 1948.
APRIL 2022
7
Het graf van Zuster Clementien op de
Zuster Romualdis in habijt. Foto jaren vijftig.
Zuster Irmgilda in habijt. Foto uit de jaren vijftig.
kloosterbegraafplaats. Collectie Marcel Mentink.
Collectie Marcel Mentink.
Collectie Marcel Mentink.
Op 5 mei van dat jaar werd zij, samen met enkele medezusters, uitgezonden naar de missie in Indonesië. Het eerste jaar werkte zij in het ziekenhuis te Palembang bij de zusters van Charitas en aansluitend drie jaar in het ziekenhuis te Baturadja.
bbergen. Na een hersenbloeding in 1976 verbleef ze in de Molenkamp in Oldenzaal en de laatste twee jaar bracht ze door in het rusthuis St. Jozef in Noord Deurningen waar ze in 1994 overleed.
In 1952 werd ze verplaatst naar het ziekenhuis in Metro. Naast haar taak in de verpleging was zij hier tevens overste van de communiteit. Ondanks dat ze veel last had van malaria bleef ze een blijmoedig mens en genoot ze van de mensen en haar werk waar ze veel aandacht had voor de patiënten. In 1979 schreef ze in een brief aan haar broer dat ze het daar in Metro nog steeds erg druk had met bevallingen en zieke kinderen. Ze keerde in 1983 terug naar Nederland, eerst naar Lochem en later naar het moederhuis waar ze overleed in 2008.
Zr. Rosalien werd geboren in 1926. Ze deed haar intrede in 1951 en legde de geloften af in 1959. Nadat Zr. Rosalien
haar studie voor verpleegkundige had afgesloten, deed zij haar intrede in de Congregatie. Na haar professie was ze gedurende 32 jaar werkzaam in het St. Liduïna-ziekenhuis (het latere Lukasziekenhuis) in Apeldoom. Zij was een zeer kundige verpleegster. Als hoofd van de afdeling neurologie werkte zij veel samen met de doktoren. Zij zette zich letterlijk met hart en ziel in voor de patiënten en
Zuster M. Rosalien
Zuster M. Irmgilda
Zr. Irmgilda werd geboren in het jaar 1915 en is in 1938 ingetreden in het klooster in Noord Deurningen. Ze legde de geloften voor het leven af in 1945. Ze volgde de opleiding tot ziekenverpleging in Apeldoorn en bleef daar werken tot 1955. Vervolgens kwam ze te werken in het ziekenhuis in Almelo als hoofd van de ziekenafdeling en dat deed zij tot haar pensioen in 1972. Daarna verrichte ze nog lichte werkzaamheden in, onder andere, de pastorie in Tu-
Zuster Romualdis (2e van links) met collega zusters in het ziekenhuis van Metro (Indonesië). Foto jaren zeventig. Collectie Marcel Mentink.
8
ZIJ KWAMEN OM TE DIENEN
voor allen die hulp nodig hadden. Deze inzet verwachtte ze echter ook van haar collega’s en van de leerlingverpleegsters. De eerste jaren liepen alle zusters nog in habijt, maar eind jaren zestig ruilden zij die in voor gewone burgerkleding. Zij was de laatste der Franciscanessen die het ziekenhuis verliet. Na haar pensioen zorgde ze voor de gasten in het St. Clara convent in Denekamp. In 1988 werd ze benoemd tot Overste van Huize St. Jozef in Noord Deurningen waar ze de zorg van haar medezusters op zich nam. Negen jaar later vertrok ze naar de communiteit St. Maria. In 2005 werd ze getroffen door een hersenbloeding en ze overleed in 2007.
Zuster M. Remigi
Zuster Rosalien in habijt. Foto jaren zestig. Collectie
Zuster Remigi in verpleegstersuniform. Foto jaren
Marcel Mentink.
zestig. Collectie Marcel Mentink.
Zuster Remigi werd als boerendochter geboren in 1929. Ze deed haar intrede in 1955 en ze legde de geloften voor het leven af in 1963. Na haar professie kwam zuster Remigi als verpleegkundige naar het St. Elisabeth Ziekenhuis (later Twenteborg) te Almelo. Ze werd daar hoofd van de afdeling geriatrie. Ze werd geroemd om haar liefdevolle zorg voor de patiënten en gevreesd door de verpleegsters om haar absolute reinheid. Alles moest altijd perfect schoon en hygiënisch zijn. Bij haar afscheid in 1989 werd voorgesteld om de afdeling om te dopen tot Remigiatrie, want zij wàs die afdeling. Na haar afscheid in 1989 kreeg zij de zorg voor een aantal zieken, die vanuit het ziekenhuis te Almelo in Het Wedervoort te Wierden werden verzorgd. In 1993, toen in Utrecht het ‘Clarahuis’ werd opgericht, werd zij tot leidster van het convent benoemd zoals zij dat ook in Wierden was. In oktober 1995 kwam ze naar het rusthuis St. Jozef te Denekamp. Ze overleed daar begin 1996.
Grote verantwoordelijkheid
Marcel en tante Marie/ Zr. Rosalien en mijn kleine zusje in 1963. Collectie Marcel Mentink.
Natuurlijk heb ik deze zusters niet zomaar gekozen. Het zijn de tantes en zussen van mijn moeder. In het dagelijks leven heetten ze respectievelijk: Leida, San en Anneke Droste en Marietje en Riek Busscher. Allen katholieke boerendochters uit Mander en Tubbergen. Waarom ze gekozen hebben voor het klooster? Ik weet het niet; er werd in elk geval geen druk uitgeoefend. Veel Twentse meiden traden in het klooster. In 1947 traden er dertig vrouwen in, 24 ervan kwamen uit Twente.
APRIL 2022
Het Elizabeth ziekenhuis aan de Hofkampstraat in Almelo in de vijftiger jaren.
9
Zuster Remigi en Zuster Rosalien; onder vlnr : Zuster Clementien en Zuster Irmgilda. Foto uit de jaren zestig. Collectie Marcel Mentink.
Wat opvalt is dat al deze zusters een leidinggevende en verantwoordelijke positie bekleedden in de ziekenverzorging, of het nu in Nederland of in Indonesië was in een periode waarin de meeste vrouwen na hun huwelijk het arbeidzame leven achter zich lieten. Ze begonnen als verpleegster en door studie en inzet hebben ze zich opgewerkt en staande gehouden.
Vakantiehuisje
De zusters die niet in het klooster werkzaam waren, zoals Rosalien en Remigi, hadden behoorlijk veel vrijheid. Ze woonden, met enkele medezusters, in een huis dicht bij het ziekenhuis. Ze beschikten over kleedgeld, deden hun eigen boodschappen, hadden regelmatig een vrije dag en gingen minstens een keer per jaar op vakantie. Favoriet waren toch wel Lourdes, Rome en Duitsland. Het klooster beschikte zelfs over een vakantiehuisje in Vasse op nog geen twee kilometer van het ouderlijk huis. Daar werd met genoegen gebruik van gemaakt! Toen ze uiteindelijk stopten met werken moesten ze (dat was de regel) terug naar het moederhuis. Dat viel hun wel zwaar: het veel strengere kloosterleven waren ze na jaren relatieve vrijheid niet meer gewend.
Op het klooster in Noord-Deurningen heb ik meerdere jubilea mogen bijwonen. De zusters kregen die dag een mooie broche opgespeld die ’s avonds weer moest worden ingeleverd. Bij de geloften voor het leven hoorde immers ook de gelofte van armoede. Soms ging dat wel erg ver. Toen een oom van mijn tantes overleed en zij en hun tantes (Clementien, Romualdis en Irmgilda) een flinke som geld erfden ging dat linea recta naar de bankrekening van het klooster. Ze hebben er geen cent van gezien.
Het heden
Door de jaren heen is er een enorme vergrijzing opgetreden, nieuwe aanwas was er niet of nauwelijks. Zelfs de toekomst van het klooster was onzeker. Enkele jaren geleden is toch besloten om het klooster in stand te houden. Er kwamen vier zusters vanuit Indonesië naar Denekamp en enkele jaren later kwamen er nog drie bij. In totaal wonen er nog zo’n 50 zusters in Denekamp. De jongere zusters zijn dagelijks bezig met het bijstaan van de oudere zusters, het voortzetten van de zending, maar ze zijn ook op zoek naar manieren om zichzelf te vernieuwen. Het klooster is nu veel meer een ontmoetingscentrum van geloof, bezinning en spiritualiteit.
Standbeeld ter ere van de zusters Franciscanessen bij verzorgingstehuis ‘de Eeshof’ in Tubbergen. ‘Zij kwamen om te dienen’ staat er op het bordje. Collectie Marcel Mentink.
10
DOOR: MARTINE VAN DER VEER
Het Drostenhuis Het is 17 oktober 2017. De Zwolse gemeenteraad debatteert over de toekomst van het Stedelijk Museum van de stad. Het voortbestaan van het museum hangt aan een zijden draadje, wanneer er tot overmaat van ramp later die avond brand uitbreekt in het pand waar een deel van het museum is gevestigd, het Drostenhuis. Het historische interieur van het museum zit onder de roetdeeltjes en ook waardevolle schilderijen zijn aangetast. In 2017 valt het doek voor het Stedelijk Museum Zwolle, maar nu – vijf jaar later – opent er een nieuw museum binnen de historische muren van het Drostenhuis: ANNO Museum in de maak!
D
e brand in het Drostenhuis was niet de eerste tegenslag die het monumentale pand te verduren had. Deze historische plek heeft al een hele geschiedenis achter de rug. Zo onderging het pand verschillende verbouwingen, werd het door sloop bedreigd, kende het verschillende functies en had het verschillende bewoners. Over het Drostenhuis was al veel bekend, maar door de verbouwing en restauratie van het pand en archeologisch en bouwhistorisch onderzoek naar de bewonersgeschiedenis, weten we nu nog meer over dit icoon in de Zwolse binnenstad.
Prentbriefkaart met daarop het Drostenhuis dat destijds dienst deed als Overijsselsch Museum Zwolle ca. 1915. Collectie Overijssel.
van woonhuis naar ziekenhuis en museum
APRIL 2022
De Drost
Al in de vijftiende eeuw stond er een belangrijk pand op de plek van het Drostenhuis. Dit pand was eigendom van Egbert Rhijnvis, afkomstig uit een bekend koopmansgeslacht uit Kampen. Rhijnvis’ huis zag er niet zo uit zoals we het Drostenhuis nu kennen. Zo was de voorkant niet gericht op de Melkmarkt, maar op de Voorstraat, een van de belangrijkste straten van het Middeleeuwse Zwolle. In Rhijnvis’ tijd was de Melkmarkt nog niet gedempt, maar stroomde daar het riviertje de Grote Aa. Via dit water verplaatste de Zwolse kooplieden hun handelswaar door de stad en naar het omliggende land. Het huis van Egbert Rhijnvis vormde de kern van het huidige Drostenhuis. In de jaren 1540 kocht Engelbert van Ensse het huis en de twee aangrenzende panden, waarna hij het geheel grondig verbouwde. Hij voegde de drie panden samen, oriënteerde de voorkant van het gebouw op de Melkmarkt en liet een belangrijke gevel met traptoren in renaissancestijl optrekken – een echt statussymbool. Niet alleen het huis van Van Ensse straalde autoriteit uit, ook hijzelf was zeer invloedrijk. Als Drost van Drenthe was Van Ensse een belangrijk persoon binnen het hof van keizers Karel V en Filips II. Zodoende kreeg het pand de naam Drostenhuis. Na Van Ensse’s dood
11
Door de uitbreiding van Zwolle buiten de vestingwallen en tussen het oude centrum en het in 1868 gebouwde station, kreeg de stad er een hoop nieuwe huizen bij.
Het rooms-katholieke ziekenhuis aan de Blekerstraat, met het zusterhuis en de kapel. Het ziekenhuis ontstond vanuit het ziekenhuis in het Drostenhuis en stond sinds 1902 op de hoek van het Groot Wezenland en de Blekerstaat.
Plattegrond Zwolle, met in vakken B1 en B2 de Melkmarkt. Collectie RCE.v
in 1567 werd hij begraven in de Grote Kerk in Zwolle, waar zijn vrouw in 1573 werd bijgezet.
Invloedrijke Zwollenaren
Nadat de familie Van Ensse het Drostenhuis verliet, bleef het pand in handen van invloedrijke Zwollenaren. Zo was het in bezit van de vermogende brouwer Jan van der Werff en de regentenfamilies Podt en Helmich. Door deze laatste familie werd het Drostenhuis bekend onder de naam Huis Helmich. De verschillende bewoners breidden het pand uit door aanliggende gebouwen bij het huis te betrekken en verfraaiden het naar hun eigen smaak. Zodoende werd het Drostenhuis steeds groter en het kreeg allerlei bijgebouwen, zoals een ruim koetshuis. Toch steeg het pand in de loop van de achttiende en negentiende eeuw niet in waarde. Sterker nog, monumentale woningen in het stadscentrum werden steeds minder populair. Door de uitbreiding van Zwolle buiten de vestingwallen en tussen het oude centrum en het in 1868 gebouwde station, kreeg de stad er een hoop nieuwe huizen bij. De villa’s aan de stationsweg en rondom de singels waren veel comfortabeler dan de monumentale woningen in de historische stadskern, waardoor deze minder in trek kwamen. De oude woonhuizen kregen →
12
HET DROSTENHUIS
Prentbriefkaart met daarop de voorgevel van het Drostenhuis, ca. 1907.
Gezicht op de Melkmarkt, gezien van het Rodetorenplein in de richting van de
Collectie Overijssel.
Grote Markt. Ter hoogte van het Drostenhuis staat een handkar, ca. 1925. Collectie Overijssel.
Krantenartikel uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 18 juni 1903 over de toewijzing van het Drostenhuis aan de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis.
nieuwe functies als kantoren, pakhuizen en winkels, en ook voor de familie Helmich werd het Drostenhuis als familiehuis minder interessant. Toen het huis in handen kwam van Judith Engelbertha Maria Helmich, kreeg het pand een onverwachte functie. Engelbertha was toegetreden tot het klooster van de Liefdeszuster en wilde niets liever dan dat het pand een liefdadig doel zou dienen. Daarom maakte zij van het Drostenhuis een Rooms Katholiek Ziekenhuis.
De eerste jaren had het Ziekenhuis het zwaar. Geldmiddelen waren schaars. Dankzij particuliere giften konden de zusters in het Drostenhuis uiteindelijk toch veertien patiënten verplegen en het gebouw kreeg zelfs een operatiekamer. Al snel werd het pand te klein en ging het ziekenhuis op zoek naar een grotere locatie. Die werd gevonden aan het Groot Wezenland. Zodoende kwam er een einde aan het gebruik van het Drostenhuis als ziekenhuis.
Het Drostenhuis als Ziekenhuis
Sloop
Wanneer je voor het pand staat, zou je misschien niet verwachten dat het ooit fungeerde als Ziekenhuis. Ook de zusters uit het moederhuis in Maastricht waren verrast toen ze in het gebouw hun intrek namen. ‘Hoe verbaasd stonden allen, toen ze dat deftige huis betraden. Dit huis met zijn prachtige hal, marmeren gangen en rijk gebeeldhouwde betimmering. […] Zo hadden ze het niet verwacht, liever was men het stalletje van Bethlehem binnengetreden, maar het woordje ‘liever’ kent immer een religieuze niet,’ zo is te lezen in een gedenkboek van de Liefdeszusters. Toch voelden de zusters zich snel op hun plek in het Drostenhuis. De uitstraling van het pand was dan weelderig en deftig, de inrichting was sober.
Nadat het ziekenhuis uit het Drostenhuis was vetrokken, werd het in 1902 voor 15.000 gulden aan de staat overgedaan. De overheid had geen specifieke plannen voor het pand. Sterker nog, om ruimte te maken voor een nieuw, groter post- en telegraafkantoor waren er plannen om het Drostenhuis te slopen, maar dat idee stuitte op weerstand. Onder leiding van F.A. Hoefer wist de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis de uitbreiding van het postkantoor te voorkomen. Het Drostenhuis was van de sloopkogel gered en als kers op de taart kreeg het pand een nieuwe bestemming als museum. Ook als museum onderging het Drostenhuis verschillende metamorfoses. In de
APRIL 2022
13
jaren ’50 werden de bijgebouwen en het koetshuis gesloopt en werd de boel opgeknapt. Eind jaren ’90 breidde het museum uit en kreeg het een nieuwbouwgedeelte, met in de centrale hal een beroemde glazen trap van glasconstructeur Rob Nijsse. Twee decennia later viel voor het Stedelijk Museum Zwolle echter het doek.
Brand
In de avond van 17 oktober 2017 zorgde een ontploffing van het ontvochtigingssysteem voor een brand in een van de stijlkamers van het Drostenhuis. De rookschade aan het pand, het interieur en de kunstwerken was groot. De timing van de brand was bijzonder ongelukkig. De gemeente Zwolle koerste al een jaar aan op een andere, frissere presentatie van de geschiedenis van de stad en debatteerde die avond over de toekomst van het museum. 2017 luidde het einde in voor het Stedelijk Museum Zwolle. Het Drostenhuis in februari 2022, tijdens de verbouwing van het pand naar ANNO Museum in de maak.
Maar vanaf 12 mei 2022 heeft het Drostenhuis toch weer een museale functie. Dan opent ANNO haar deuren aan de Melkmarkt 41 en kan het publiek hier terecht om de verhalen van Zwolle mee te maken.
Het Drostenhuis en het nieuwbouwgedeelte zijn wederom grondig onder handen genomen en gerestaureerd, en daarmee blijft het Drostenhuis na al die eeuwen nog steeds een gebouw in transitie.
ANNO Museum in de maak!
ANNO haalt en brengt jou alle verhalen over Zwolle van het verleden, heden en de toekost. Museum, archeologie, bouwhistorie, monumenten en archief komen straks samen op één plek onder één naam. Het nieuwbouwgedeelte van museum ANNO is gratis toegankelijk. Voor het Drostenhuis werkt ANNO met betaalde toegangstickets. Het museum is een initiatief van Collectie Overijssel, de afdeling Erfgoed van de gemeente Zwolle en Stichting Allemaal Zwolle. ANNO is vanaf 12 mei geopend van dinsdag tot en met zondag, van 10:00 tot 17:00 uur. Kijk voor meer informatie op: www.anno.nl.
Vanaf 12 mei 2022 opent ANNO haar deuren aan de Melkmarkt 41 en kan het → publiek hier terecht om de verhalen van Zwolle mee te maken.
Het Drostenhuis, ca.1962. Collectie RCE.
Bron • Gevers, A. J. en A.J Mensema, 1987. Drostenhuis, Het Provinciaal Overijssels Museum.
14
DOOR: DINAND WEBBINK
aardig vissersdorpje of trotse stad?
Plattegrond van Blokzijl gemaakt door de bekende cartograaf Blaeu.
Blokzijl
APRIL 2022
15
Kijkend naar de plattegrond van Blokzijl in de stedenatlas van Blaeu uit 1649 is het eerste wat je denkt: is er sindsdien wel iets veranderd? Het huidige plaatsje kent dezelfde straten, de sluis, de havenkom. Dat geldt natuurlijk voor heel veel laatmiddeleeuwse steden. De plattegronden in Blaeus meesterwerk van steden als Deventer, Kampen en Zwolle kunnen je vandaag de dag nog tot gids dienen. Maar deze Hanzesteden zijn enorm uitgedijd, Blokzijl is dat niet. Het ligt er nog net zo bekoorlijk, weliswaar zonder een compleet grachtenstelsel, maar eveneens zonder enorme nieuwbouwwijken, industrieterreinen en sportcomplexen.
E
en ‘wondermooie stad’ noemt auteur Frederik Wiedijk zijn Blokzijl. In het voorwoord bij Blokzijl, een wandeling door de eeuwen (1980) spreekt hij de lezer vermanend toe: ‘En laat dan … niemand meer zeggen: “Wat een aardig vissersdorpje” ’. Blokzijl is een stad en dat willen de Blokzieligers weten. Maar is dat ook zo? Jos Mooijweer besluit het doorwrochte artikel Blokzijl, de fortresse die stad wilde zijn met: ‘Een echte Blokzijliger zal iedereen voorhouden dat hij inwoner is van een echte stad.’ Hij voegt er aan toe dat diezelfde inwoner van het havenplaatsje weet dat hij ‘de buitenwereld een rad voor ogen draait.’ Johannes Blaeu drukte zich in 1649 al voorzichtig uit. ‘Block-zyl is geen van de minste Forten, die … om ’t groot vermogen des konings van Spanje te wederstaen, gemaeckt sijn’, zo begint hij de beschrijving lovend, daarmee het grote belang voor de verdediging van ons land onderstrepend. Iets verder trekt hij de stedelijke pretenties toch in twijfel. Blokzijl is ‘nu volckrijcker, en bloeyt meer in koophandel dan sommige steden’. Het waren prins Maurits en later prins Willem III die aan de basis staan van de verwarring. Maurits kende Blokzijl een aantal stedelijke rechten toe, zoals in 1589 het recht om jaarlijks drie burgemeesters te kiezen. Een jaar later gaf hij toestemming voor het oprichten van een waag. De Staten van Overijssel waren er niet blij mee en draaiden alle besluiten van Maurits terug. Tot groot verdriet van de inwoners van de schans. In 1672, het Rampjaar, kwam er een nieuwe kans. Blokzijl was inmiddels uitgegroeid tot een heuse vesting, een fortresse. Tijdens de bezetting door het leger van Bommen Berend weerden de inwoners zich heldhaftig en verdreven met behulp van het Staatse leger als eerste in Nederland de troepen van de Munsterse bisschop. Het bestuur wendde zich
Portret van Bernhard von Galen met op de achtergrond rondvliegende ‘bommen’, prent van Christiaan Hagen, 1650-1695, Rijksmuseum, RP-P-1912-747.
Johannes Blaeu drukte zich in 1649 al voorzichtig uit. Blokzijl is ‘nu volckrijcker, en bloeyt meer in koophandel dan sommige steden’.
→
16 tot Willem III, die de door zijn oudoom toegekende rechten herstelde en Blokzijl daarbovenop nog eens stadsrecht verleende. Dus toch een stad! Echter, de macht van de latere koning van Engeland, Schotland en Ierland bleek toch niet zo groot. In 1675 zetten de Staten van Overijssel een streep door het besluit van de prins. Over en uit. Overigens was de economische neergang
Scheepswerven
Over het belang van Blokzijl voor de scheepvaart en visserij was geen enkele twijfel. De vele schepen die in
BLOKZIJL
van Blokzijl al eerder ingezet, mede door verzanding. Het beste wordt de teloorgang geïllustreerd door het aantal schepen dat Blokzijl als thuishaven had. In 1658 waren dat er 160, ruim een eeuw later, in 1767 nog maar vijf. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog kon Blokzijl aan de behoefte aan bouwgrond voor woningen en bedrijven voorzien. De latere uitbreidingen zijn zeer bescheiden gebleven. De
zeventiende-eeuwse fortificaties werden geleidelijk aan gesloopt, al werden in 2008 twee bolwerken hersteld. Geen stad dus, helaas. Niettemin verwierf het gefortificeerde vissersplaatsje en tegenwoordige toeristische trekpleister een plaatsje in de wereldberoemde stedenatlas van de firma Blaeu. Dat is iets om trots op te zijn.
de zeventiende eeuw de haven aandeden, hadden weinig diepgang. Dat had deels te maken met aanslibbing langs de kust van de Zuiderzee en verzanding van de vaarweg naar de haven. Op het fragment zijn drie scheepswerven te zien, waar gewerkt wordt aan vier scheepjes. De schepen links en rechts zijn duidelijk platbodems. Het schip dat op het eiland Rietvink onder handen genomen wordt, lijkt wat meer diepgang te hebben.
Kerk Blaeu
Het was Joan Blaeus droom om de hele wereld en de kosmos in kaart te brengen. Hij werkte ‘met onvermoeiden yver’ aan reeksen atlassen van steden en landen. Het leidde onder meer tot een tweedelige stedenatlas van de Nederlanden en de kroon op zijn werk, de elfdelige Atlas maior, het duurste boek van de zeventiende eeuw. De calvinistische bovenlaag van de Republiek wilde maar al te graag pronken met hun rijkdom, maar ook weer niet te uitbundig. Met een luxe serie prachtig versierde boeken kon je op een gepaste manier je gasten vermaken. De in 1649 verschenen stedenatlas, een jaar na het beëindigen van de Tachtigjarige Oorlog, was voor Joan Blaeu een uitdrukking van de liefde voor zijn vaderland, de Republiek der Nederlanden, het ‘toonneel van de dapperste verrichtingen des geheelen aertbodems’. De versterkte steden worden in al hun glorie getoond. Daar mocht de fortresse Blokzijl niet bij ontbreken.
Portret van Joan Blaeu (1596-1673), toegeschreven aan Michiel van Musscher.
Vanaf 1581 was Blokzijl protestants en de invloed van Holland was groot. Op de Bierkade waan je je op een Amsterdamse gracht. Begin zeventiende eeuw was er behoefte aan een groter kerkgebouw in de snel groeiende handelsplaats. In 1609 werd de eerste steen gelegd voor een van de eerste protestantse kerken in de Nederlanden, deels gefinancierd door Amsterdamse bankiers. In 1613 was het kerkje klaar, waarschijnlijk een eenvoudig eenbeukig gebouw, een zogenaamde zaalkerk. Wellicht dat de afbeelding van de kerk die de plattegrond van Blaeu siert, gebaseerd is op die vroege kerk. De romaanse vormen van de vensters spreken dat weer tegen, want het oudste gedeelte van de huidige kruiskerk heeft een enkele gotische spitsbogen. Waar maar uit blijkt dat ook de kaarten van Blaeu niet altijd nauwkeurig zijn. Literatuur • De Grote Kerk van Blokzijl; samenst.: F.A. Wiersma e.a. Delden, 1988. • Mooijweer, J. Blokzijl, de fortresse die stad wilde zijn of het status-probleem van Blokzijl. In: Kondschap jrg. 10 (sept. 1994) p. 1-13. • Novvm ac magnvm theatrvm vrbivm Belgicae foederatæ. Amsterdam, J. Blaeu, 1649. • Wiedijk, F. M. Blokzijl, een wandeling door de eeuwen. Kalenberg, 1980.
Geschiedenis van de taal in Overijssel
DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER
APRIL 2022
17
Een taalkundige aardverschuiving
In de vorige aflevering hebben we gezien hoe in de negentiende eeuw in de steden het Nederlands als gesproken taal opkwam, het eerst bij de elite, maar vrij snel ook bij de gewone man. Het gevolg is dat het stadsdialect dichter bij het Nederlands staat dan het dialect op het platteland. In Deventer, bijvoorbeeld, worden de ee, de oo en de eu uitgesproken zoals in het Standaardnederlands, met een lichte verglijding dus (oow, eej). In de omringende plattelandsdialecten is geen verglijding te horen, en worden deze klinkers op de typisch Oost-Nederlandse wijze uitgesproken (die trouwens overeenstemt met de Duitse uitspraak van deze klinkers).
O
Gemengde schoolklas met links de meester en voor het bord twee meisjes in klederdracht tijdens taaluurtje. Staphorst, 1930. Collectie Overijssel.
p het platteland was ook lang alles bij het oude gebleven. De kans om een ander dialect dan het eigen dialect te horen was daar minimaal: je groeide op in het dorp waar ook je ouders en grootouders geboren waren, trouwde met iemand uit dat dorp, en ging er ook weer dood. Als iemand eens buiten het dorp kwam, was dat voor een bezoek aan de veemarkt, die ook nog niet al te ver weg was. Maar in de loop van de twintigste eeuw begon dat te veranderen. De fiets, en later de bromfiets en de auto, of de tram en de bus, vergrootten de actieradius, waardoor de dialectspreker vaker buiten het eigen dorp kwam, constateerde dat er in andere plaatsen ook (een beetje) anders werd gesproken, wat het belang van het eigen dialect relativeerde. Onderwijs werd belangrijk. Aan het begin van de twintigste eeuw kwam de leerplichtwet. Aanvankelijk was dat een dode
letter, omdat in de oogsttijd de kinderen niet bij het werk gemist konden worden. Tot in de jaren zestig was bovendien de leerplichtige leeftijd zo laag, dat iemand die een paar keer was blijven zitten zijn schoolloopbaan met alleen de lagere school als afgerond kon beschouwen. In de jaren zeventig ging de leerplichtige leeftijd in snel tempo omhoog. Maar tegelijkertijd met het oprekken van die leeftijd werd door ouders en kinderen een langere scholing als onontbeerlijk gezien voor een goed maatschappelijk functioneren. In de jaren zeventig en tachtig kon je dan nog tevreden zijn met alleen middelbare school, nu is het toch wel algemeen dat je daarna aan een vervolgopleiding gaat studeren. Dat betekent niet alleen langer les in het Nederlands, maar ook weer een kennismaking met andere variëteiten dan alleen het eigen dialect, want op de streekschool komen niet alleen kinderen uit het eigen dorp.
De gevolgen kan ik het best beschrijven aan hand van mijn eigen ervaringen. In de jaren zestig en zeventig bezocht ik de lagere school in Vollenhove. De kinderen daar spraken vrijwel zonder uitzondering dialect, en dat had tot gevolg dat ik zelf, van huis uit geen dialectspreker, ook dialect ging spreken (en uiteindelijk zelfs dialectoloog werd). De school is er nog steeds, op een iets andere plaats, maar op het schoolplein wordt nu geen dialect meer gesproken. Onderzoek van Joanne van der Boom (stagiaire bij de IJsselacademie) laat zien dat in 2017 van de vmbo-scholieren in Overijssel nog maar 21 % dialect spreekt, en bij de vwo-scholieren is dat zelfs 6%. Van een dialectsprekende samenleving lijkt het Overijsselse platteland in één, hooguit twee generaties een Nederlandstalige taalgemeenschap te worden. Voor zo’n radicale verandering in zo korte tijd past maar één woord: een aardverschuiving.
18
Overijssel in boeken
De linker IJsseloever tussen Deventer en Zwolle Wicher Naberman Onlangs is verschenen een drieluik van boeken over de linkeroever van de IJssel. Wicher Naberman maakte in de loop der jaren veel foto’s van de rivier, de uiterwaarden, de dijk en het binnendijkse land. De panoramafoto’s in deel 1, de periode 1980 – 1987, zijn met eindeloos geduld opgebouwd uit de vele serie opnamen die hij toentertijd maakte. Ze zijn in zwart-wit afgedrukt om het tijdsbeeld te versterken. Deel 2 gaat over de jaren 2004 – 2012. Door de dijkververzwaring rond 1990 is het IJssellandschap deels veranderd. Gelukkig zijn de bochten in de dijk gebleven, waardoor je al rijdend nog wel een sterk wisselend rivierenlandschap ervaart. In het derde boek worden 22 foto’s van Naberman uit deel 1 van deze serie gecombineerd met teksten van Etty Hillesum over het IJssellandschap. Etty Hillesum is bekend geworden door de dagboeken die ze schreef in de jaren 1941-1942 en de brieven uit doorgangskamp Westerbork. Uitgever: De Jonge Beth, Wijhe Deel 1 ISBN: 9789 0813 1557 6 | 64 pag. | € 24,50 Deel 2 ISBN: 9789 0813 1559 3 | 64 pag. | € 24,50 Deel 3 ISBN: 9789 0813 1557 9 | 54 pag. | € 15,00
Van boerenmarkt tot horecaplein Jos Schwertasek Deze beknopte geschiedenis handelt over het oude Marktplein in Hengelo dat voor het stadhuis lag, de Marktstraat als toegangsweg tot dit plein vanaf de Thiemsbrug en een deel van de Langestraat als afsluiting van het geheel. Het marktplein ontstond bij de sloop van de Twentsche Bontweverij in 1927. „De Drienerbeek werd overkluisd en er werd een veemarkt
gehouden. Maar die werd nooit een succes, want kort daarna was er crisis. En toen kwam de oorlog.” Net voor de oorlog, in 1937, kreeg het plein de huidige naam. Vernoemd naar de toen vertrekkende burgemeester Gerrit Jansen. „Een naam die niet veel mensen nog wat zegt”, denkt Schwertasek. Tegelijkertijd werd de eeuwenoude Marktstraat veranderd in Burgemeester Jansenstraat. In het boekje passeren ook alle verdwenen kerken, scholen, winkels en, niet te vergeten, het oude stadhuis.
mensen persoonlijk vervlochten, want de meesten van ons hebben een stamboom vol takken met agrarische voorouders. Deze uitgave vormt dan ook tevens een leidraad voor iedereen die onderzoek doet naar Twentse boerenfamilies en hun leefwereld.
Uitgever: Dimter73
Hennie Engelbertink, Gerrit Oonk & Gerard Oude Hengel Gerrit Oonk behandelt de bijnaam, immers de Volthenaren worden betiteld als ölliebeur = oliebaarden. Olie wint men o.a. uit vlas. Uit de verdere verwerking van vlas wint men linnen, dat uiteindelijk leidde tot de geweldige textielindustrie in Twente. Gerard Oude Hengel, geboren op de Hunenborg, op het erf “de Seas” stelde de verhalen rondom en over de Hunenborg samen en vertelt over de borg: archeologische vondsten van vroeger en de laatste tijd: Seasn-Jan, razzia’s, wapendropping enz. Samen met de verzamelde historie van vóór 1400 tot 2015 een zeer waardevol boek. Met namenindex.
ISBN: 9789 0820 0172 3 | 51 pag. | € 12,50
’t Is doan – 600 jaar boerenleven in Twente Jan ten Hove Landbouw staat aan de basis van de Twentse samenleving. In ’t is doan wordt het verhaal van 600 jaar boerenleven in Twente verteld, waarbij één karakteristieke boerderij – het erve Ziethof bij Delden – als uitgangspunt dient. De wederwaardigheden van dit erve en zijn bewoners zijn exemplarisch voor het levensverhaal van veel andere boerderijen en geven tegelijk inzicht in de agrarische geschiedenis van de regio. De ‘kleine’ geschiedenis van de boerderij is ook ruimschoots ingebed in de universele gang van zaken. Het welvaren van de landbouwers werd immers sterk beïnvloed door het wel en wee van de ‘grote’ buitenwereld. Zo doorloopt de lezer aan de hand van een tijdlijn van 50 korte hoofdstukken ook de globale Twentse historie. Het resultaat is een unieke en veelzijdige kijk op het verleden van het platteland, dat wordt gezien door de ogen van de bewoners zelf. Met dit historische relaas zijn vandaag de dag nog steeds veel
Uitgever: W Books, Zwolle ISBN: 9789 4625 8472 3 | 208 pag. | € 24,95
Marke Volthe: bewoners, erven, goedsheren en hun wederwaardigheden
Uitgever: Heemkunde Oalde Gemeente Weersel ISBN. | 375 pag. | € 35,00.
Rondom ’n Oalen Griezen
Overijssel in De auteurs vertellen in dit boek over de geschiedenis van deze, door Johanna van Buren zo geliefde, oude kerk in het centrum van Hellendoorn. Klokken, doopvont, muurschilderingen worden uitgebreid belicht. Ook de relatie met de adel, conflicten en het kasboek komen
APRIL 2022
aan bod. Daarnaast wordt stil gestaan bij de Karkesproake, de Geuren en het Oale Karkhof. Met grote liefde voor het monument belichten Jan Dirk Wassenaar, Evelyn Ligtenberg allerlei aspecten van het monumentale gebouw en het reilen en zeilen van de geloofsgemeenschap ter plaatse. Uitgever: Uutgeverieje ‘n Boaken, Hellendoorn ISBN: 97890762724 | 200 pag. | € 17,50
Giethoorn rond 1900 – door de ogen van een jonge predikant Harmannus Schuurmans Als de nog jonge dominee Harmannus Schuurmans arriveert eind 19e eeuw in zijn nieuwe standplaats Giethoorn, kijkt hij zijn ogen uit. Al gauw schrijft hij zijn belevenissen op en legt hij de situaties vast fotografisch vast; een nieuwigheid die nog maar pas is uitgevonden. We zien een begrafenisstoet, een vrouw in klederdracht, een voorzanger in de kerk. De verhalen geven een beeld van een bevolking uit de 19e eeuw, hun gewoontes, hun manier van leven en de belangrijke dorps-gebeurtenissen.
wandel- en fietsroutes. In de Kop van Overijssel ligt een laagveenmoerasgebied dat in Noordwest-Europa zijn weerga niet kent: een labyrinth van hooi- en rietland, plassen, sloten en vaarten, moerassen en moerasbossen, gevormd door turfstekers, vaarboeren, vissers, kooikers en rietsnijders. In De Wieden liggen dorpen als Giethoorn, Wanneperveen, Dwarsgracht en Belt-Schutsloot. In de Weerribben vind je Ossenzijl, Kalenberg, Wetering en Nederland Polders delen het moerasgebied in tweeën. Langs de oude Zuiderzeedijk, van Kuinre via Blokzijl naar Vollenhove, ligt op de zeeklei een lang lint van sappige weilanden. Dat lage land ligt ingeklemd tussen hoge zand- en keileemgronden, met bossen, heidevelden en vooral kleinschalige coulissenlandschappen. Met in het noorden plaatsen als Steenwijk, Willemsoord, Paasloo en Oldemarkt en in het zuiden Vollenhove, Sint Jansklooster en, net naast de keileemrug, Zwartsluis. De auteur wandelt, fietst door dit unieke gebied en staat vooral veel stil: wat zie ik en waar komt het vandaan? Uitgever: Knnv Uitgeverij ISBN: 9789 0501 1800 2 | 224 pag. | € 24,94
Uitgever: SenS uitgeverij ISBN: | pag. | € 9,90
In de kop van Overijssel – lopen, fietsen en stilstaan Harry Stegeman De Kop van Overijssel is Nederland in het klein, een ingewikkelde optelsom van landschapstypen. Ontdek al wandelend en fietsend dit fascinerende gebied en zijn unieke landschappen. ‘In de Kop van Overijssel’ is een rijk geïllustreerd leesboek voor liefhebbers van natuur en cultuurhistorie. Met inspiratie voor mooie
De grootste bankoverval aller tijden Frank Krake Nederland zucht al vier jaar onder de Duitse bezetting, als een groep verzetsvrienden de wapens opneemt. De tijd van klein verzet is voorbij. Ze deinzen nergens voor terug, plegen overvallen, blazen spoorlijnen op en bevrijden twee maten uit het Huis van Bewaring. Hun leider is Derk Smoes, een ondergedoken bankmedewerker en gezocht door de nazi’s. Na de hete verzetszomer van 1944 krijgt hij een gou-
boeken
19
den tip. In de kluizen van twee banken in het oosten van het land ligt meer dan 200 miljoen gulden. Door de spoorwegstaking is voor de hulp aan onderduikers dringend geld nodig. Veel geld. Na toestemming uit Londen slaan ze toe. De kisten vol buitgemaakte bankbiljetten verdwijnen veilig in een hooiberg. Zelfs Churchill wordt op de hoogte gebracht van wat de grootste bankoverval ter wereld blijkt te zijn. De euforie is groot, maar niet overal. De Duitsers zijn beschaamd en woedend tegelijk. Ze zetten alles op alles om het geld terug te krijgen en de daders te pakken. De jacht is begonnen… De grootste bankoverval aller tijden vertelt het waargebeurde verhaal van een groep jonge mensen in hun verzet tegen de bezetters. Van ongekende dapperheid, onvoorwaardelijke vriendschap tegen de achtergrond van een alles verscheurende oorlog. Uitgever: Achtbaan ISBN: 9789 0824 7645 3 | 432 pag. | € 24,99
20
DOOR: GERKE VAN HIELE
n r o o h t e i G 0 0 9 1 d ron Ds. Harmannus Schuurmans herinnerde zich tien jaar later nog levendig hoe hij op een zonnige zondag in augustus 1894 voor het eerst naar Giethoorn reisde. Hij moest die dag ‘op beroep’ preken in de Zuidervermaning. Of er meer kandidaten voor deze predikantsplaats waren is niet bekend. Hij beschrijft in Elsevier’s geïllustreerde maandschrift (Jaargang 15, 1905) hoe hij in alle vroegte met de koets uit Steenwijk kwam, lustig draafden de paarden over de dijk. Af en toe werd hij verzocht even uit te stappen omdat de bruggen niet al te veilig waren. Bij de derde brug werd opnieuw halt gehouden en de koetsier opende het deurtje met een ‘daar zijn wel al, meneer’: ‘Ik keek tamelijk verbouwereerd rond, zag nog geen enkel huis, geen mens … totdat een inboorling aan de voet van de brug mij toeriep: ‘of ik de dominee was, dan moest ik maar hier komen’. Ik kwam – al ging het niet zeer vlot, ik zag en … was overwonnen.
APRIL 2022
21
I
n de slanke punter ging het nu bomende naar het dorp toe, en bij iedere zet van de boom steeg mijn verwondering; het dorp kwam dichterbij en recht voor mij uitkijkend, voelde ik bij instinct het wonderbare; toen ik binnen was aanschouwden mijn ogen dat waarvan zij nimmer verzadigd zouden worden.’ Schuurmans zou er zestien jaar blijven wonen en werken en steeds iets beter gaan begrijpen waar hij nu eigenlijk was aangeland, in deze oerveenkolonie. Het land is hier, zo ontdekte hij, niet ontgonnen naar vast model of van te voren opgemaakt plan, maar louter en alleen naar ieders behoeften en belangen, en dat is het juist
wat aan alles het eigenaardige karakter heeft gegeven, aan het geheel, aan de huizen, aan de boomplantingen, aan de vonders en de bruggen, aan de punters en aan de mensen. Een dorp zonder rangen of standen met vrijmoedig en blijmoedige mensen met een wat zuidelijk aandoend
temperament en met veel gevoel voor zang en muziek. De bevolking was rond de vorige eeuwwisseling voor twee derde doopsgezind en een derde Hervormd. Men leefde er van veeteelt, hooibouw, veenderij, visvangst, rietgewas en eendenkooien.
22
DOOR: GERKE VAN HIELE
Schuurmans schreef over het dorp en zijn bewoners in een blad als Elsevier’s geïllustreerd maandschrift, maar ook voor een ander vrijzinnig blad en deze artikelen zouden in 1909 gebundeld worden in het boek Van de oude garde en van een jong predikant. Schuurmans heeft hiermee een historische bron over het leven in Giethoorn rond 1900 nagelaten. In dit pareltje van vertelkunst laat hij allerlei mensen uit het dorp in hun eigen streektaal aan het woord. Je hoort ze als het ware tegen je praten en dat geeft je als lezer het gevoel er even dichtbij te zijn, bij hoe het leven er was en aanvoelde. Door zijn ogen krijg je een uniek beeld van het leven in Giethoorn: de strijd om het bestaan, de omgang met ziekte en gezondheid, geloof en twijfel, de tradities van de doopsgezinde gemeente en de typerende gebruiken rond afscheid en dood. Schuurmans heeft zich in zijn tijd ook met van alles in en rond het dorp bemoeid, was betrokken bij de zondagschool, de coöperatieve vereniging Steun in ziekte om arbeiders in ieder geval enigszins te wapenen tegen gevolgen van ziekte in een tijd dat er nog nauwelijks of zelfs geen sociaal vangnet was. Daarnaast had hij oog voor het belang van toerisme, dit dorp kon in die jaren wel wat bijverdienste gebruiken. Schuurmans had oog en hart voor mensen, werd geraakt door hun verhalen. Hij was zich bewust van de spanningen die het opkomend socialisme bij hen opriep. Schuurmans stond op de drempel van de oude en nieuwe eeuw en het zou aan zijn opvolger ds. T.O. Hylkema (18881976) zijn om die nieuwe orde gestalte te gaan geven. Tegelijk wist hij zich aangesproken en gedragen door ‘het geloof des harten’. Geloof, hoop en liefde is een zaak niet zozeer van het hoofd, maar bovenal van het hart.
Het gaat om besef van het geheim van God dat ons omgeeft en dat de bron is van alle religie. Godsbesef, leiding, geestkracht en geborgenheid, richting, doel en zin zijn innerlijke ervaringen. Die innerlijkheid én de verankering hiervan in een wijze van leven zijn het die hem zo raken in de ontmoetingen met de oude garde. In zijn ontmoetingen met de jonge mensen worstelt hij met de vraag hoe je zoiets innerlijks kunt overdragen aan een volgende generatie. Het gaat niet om de leerstof, maar om wat er met of in de omgang met de leerstof mee komt en je je eigen maakt tot in de vezels van je bestaan: dat je als mens ten diepste van God bent, een kind van het Licht. We zijn in dat licht geroepen om vrij te zijn en te leven in verbondenheid. Niet voor niets staat het ‘Een is uw Meester en gij zijt allen broeders’ op de gevelsteen boven de deur van de kerk. Dat besef de kans geven te ontkiemen en te laten groeien en werkzaam te worden, daar is het om begonnen. Wat helpt daar nu bij? Hoe kun je mensen behulpzaam
Harmannus Schuurmans, Giethoorn rond 1900 door de ogen van een jonge predikant. Hertaald in 2020 door dr. Harrie Scholtmeijer. Prijs 15 euro. Verkrijgbaar bij boekhandel Groenendijk in Steenwijk en bij boekhandel Riemer in Meppel. Of via www.dggiethoorn.doopsgezind.nl Gerke van Hiele is predikant van de Doopsgezinde gemeente in Giethoorn en Steenwijk.
zijn en hoe voed je en onderhoud je dit? Zijn zelfonderzoek leerde hem dat ook hij zelf er meer mens van was geworden, verstandiger, gevoeliger en meer bezonnen. Schuurmans bezat de gave om mensen te bepalen bij de gewone dingen van het dagelijks leven om vandaar uit hen te verwijzen naar de universele boodschap van het evangelie aan alle mensen. Zo simpel kan het zijn. We zijn allemaal kinderen van één Vader en zo zijn er altijd weer kansen voor geloof, hoop en liefde. Her en der zijn nog enkele originele exemplaren van dit boekje in omloop. Er wordt af en toe naar verwezen vanwege het prachtige tijdsbeeld van Giethoorn rond de vorige eeuwwisseling. Er is in onze tijd meer aandacht gekomen voor het cultuur-historische en religieuze erfgoed van het dorp, voor dit bijzondere verhaal in de Kop van Overijssel. De kerk wordt in het seizoen opengesteld voor een moment van rust, stilte en bezinning en er is een vaste expositie over godsdienstvrijheid en het verhaal van de doopsgezinden in deze streek. Giethoorn is al zo lang een vrijplaats voor andersdenkenden. In dat kader is de heruitgave van dit pareltje van vertelkunst over de ontmoetingen van een jonge voorganger met markante dorpsgenoten een bijzondere gebeurtenis in het jubileumjaar van de doopsgezinde gemeente midden in het oude dorp met al zijn bewoners en bezoekers.
Topstukken
DOOR: MARCEL MENTINK
APRIL 2022
23
Gedreven koperwerk in Hengelo
et museum probeert op een aantrekkelijke en heldere wijze te verklaren waarom Hengelo eruit ziet zoals ze eruit ziet, hoe de stad zich ontwikkeld heeft in de afgelopen eeuwen en wat daarbij verloren is gegaan (heel veel) en gespaard is gebleven. Maar meer nog dan het verhaal van de stad te vertellen, vertelt het museum verhalen over mensen. Mensen die in Hengelo gewoond hebben. Grote namen, vergeten namen en talloze mensen waarvan de namen in de mist van de geschiedenis opgelost zijn. Want Hengelo is geen stad geworden zonder al die mensen die daar gewoond en haar gebouwd hebben. Uiteraard ontbreken in dit museum niet de namen van de grote industriëlen als Stork en Dikkers. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de wijze waarop deze stad zich heeft ontwikkeld. “Eind negentiende eeuw was het een trend van succesvolle ondernemers als Stork en Dikkers om zich met kunst bezig te houden”, vertelt Bert Engelsman, vrijwilliger en drijvende kracht achter de aanschaf van de ‘Dikkers-collectie’. Op de derde verdieping van het Dikkers complex waren de Ateliers voor gedreven
koperwerken gevestigd. Onder leiding van de ontwerper Johannes Vermeulen maakten leerlingen bij Dikkers gedreven koperen schaaltjes. Dikkers stuurde de leerlingen aanvankelijk naar de kunstnijverheidsschool in Zutphen om zich te bekwamen maar later was de heer A.E. van Kempen aan de eigen werkplaats verbonden en gaf hij les. Veel van de gereedschappen die gebruikt werden, werden door de koperslagers zelf gemaakt. In 1904 kwam Johanna van Eijbergen (1865-1950) naar Hengelo als ontwerpster. Ze was opgeleid aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten en was bezig een naam op te bouwen. Onder haar leiding werden haar ontwerpen vormgegeven. De vazen, sierschalen en veel andere voorwerpen die werden gemaakt, werden voorzien van prachtige versieringen van gestileerde bloemen en dieren zoals insecten, vlinders en vissen. Haar onderwerpen sloten aan bij de art-nouveau stijl die toen in trek was. Een vrouwelijke ontwerper was natuurlijk heel bijzonder in die tijd. Koper slaan is een ambacht; het met de hand vervaardigen van de voorwerpen kost veel tijd en vergt veel vakkennis. De gemaakte producten waren dan ook flink
aan de prijs. In een originele catalogus is te zien dat een versierd bord met een diameter van 34 cm ƒ 40,00 kostte en een potje versierd met libellen, 10 cm hoog deed ƒ 24,00. Ter vergelijking: een arbeider bij Dikkers verdiende destijds ƒ 43,00 per maand. Er werden door de firma Dikkers door het gehele land verkooptentoonstellingen georganiseerd zoals bij Hotel de Graaff te Enschede in 1906. In de pers waren de reacties bijna altijd positief. Men prees de kunstvoorwerpen als artistiek, bijzonder en bezienswaardig en de uitvoering als hoogstand. Echter de verkoop stagneerde. Zoals eerder genoemd waren de prijzen van de voorwerpen nogal hoog en inmiddels was de industriële productie van koperwerk flink opgang gekomen, met flink lagere prijzen. De Ateliers voor gedreven koperwerken werden per 1 maart 1909 gesloten. Momenteel is er in het Drents Museum een expositie met als thema ‘vrouwelijke ontwerpers’. Museum Hengelo heeft negentien koperwerken van Johanna van Eijbergen daarvoor ter beschikking gesteld. Deze expositie loopt nog tot 18 september.
>
H
Foto’s: Marcel Mentink
Enigszins verscholen in het centrum van Hengelo staat het ‘Museum Hengelo’. Dit museum is onlosmakelijk met de geschiedenis van Hengelo verbonden, heeft een unieke cultuurhistorische collectie van Hengelo: op verschillende manieren wordt de cultuur en de geschiedenis van Hengelo in beeld gebracht.
OVERIJSSEL TOEN EN NU In het volgende nummer Jaargang 13, nummer 3, juli 2022
Uitgelicht: Bezoek virtueel het Heer Florenshuis via de app Broeders3d.
Plakkaat op het Heer Florenshuis van Florens Radewijns aan de Engestraat in Deventer. Credits: Marion Golsteijn.
OVERIJSSEL TOEN EN NU
Verder:
Het verraad van Deventer. Rampjaar 1672
De afschaffing van de slavernij in NederlandsIndië
En nog veel meer…
Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl