OVERIJSSEL TOEN EN NU JAARGANG 13 • NUMMER 1 • JANUARI 2022
Historisch tijdschrift
Mediaoorlog anno 1654 • Een Zwollenaar luidde de ondergang van het dialect in • Verdwenen spoorlijnen • Regenboogverhalen uit Deventer
Bommen Berend in Overijssel
OVERIJSSEL TOEN EN NU
COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink, Maartje Koelma (Collectie Overijssel), Martine van der Veer (IJsselacademie)
Historisch tijdschrift
Jaargang 13 • Nummer 1 • januari 2022
van de redactie
Correspondenten Jan Haverkate, Esther van Velden, Jan Dirk Wassenaar (IJsselacademie) Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Collectie Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer
Mogelijk gemaakt door
Overijssel toen en nu
OVERIJSSEL TOEN EN NU JAARGANG 13 • NUMMER 1 • JANUARI 2022
Historisch tijdschrift
Mediaoorlog anno 1654 • Een Zwollenaar luidde de ondergang van het dialect in • Verdwenen spoorlijnen • Regenboogverhalen uit Deventer
Bommen Berend in Overijssel
‘Je moet het verleden kennen om het heden te begrijpen’, schreef de astronoom Carl Sagan. Zijn quote werd daarna ontelbare keren herhaald en geparafraseerd. Ook hier weer. Het idee is dat je kunt leren van fouten die in het verleden zijn gemaakt, al weten we dat dat nu juist heel vaak niet het geval is. Het verleden met het heden verbinden, toen met nu, is iets dat veel historici proberen te doen. In de artikelen in dit nummer van het tijdschrift Overijssel toen en nu, het voormalige MijnStadMijnDorp kom je een term tegen als mediaoorlog als het om een zeventiende-eeuwse pamflettenstrijd gaat en het begrip omroepinstallatie voor een negentiende-eeuwse houten lessenaar. Harrie Scholtmeijer legt uit hoe het besluit van een uit Zwolle afkomstige minister onze taal heden ten dage nog beïnvloedt en in het artikel over de tentoonstelling Face it in de Deventer Waag wordt duidelijk dat de strijd om gelijke rechten voor lesbische vrouwen en homoseksuele mannen die in jaren zeventig van de vorige eeuw gestalte kreeg, ook nu nog gestreden wordt. Een nieuwe naam, een iets aangepaste vormgeving, maar verder gaan we op dezelfde voet verder: een interessante en gevarieerde inhoud, ruim geïllustreerd en fraai vormgegeven. Vorig jaar vroegen wij aan de lezers om suggesties voor een nieuwe naam. Het was Nettie Roes die als eerste Overijssel toen en nu suggereerde. Zij verdient hiermee een fraai Overijssels boekenpakket. Van harte gefeliciteerd! Dinand Webbink, hoofdredacteur
Foto cover: Portret van Bernhard von Galen met op de achtergrond rondvliegende ‘bommen’, prent van Christiaan Hagen, 1650-1695, Rijksmuseum, RP-P-1912-747.
JANUARI 2022
inhoud
4
8
Bommen Berend en het Rampjaar in Overijssel
Deventer of Zwolle
14
18
Historisch Centrum Overijssel gaat verder onder nieuwe naam
GEWORTELD IN OVERIJSSEL 11
Verdwenen spoorlijnen
GESCHIEDENIS VAN DE TAAL
15 Een
Zwollenaar luidde de ondergang van het dialect in
Een ‘omroepinstallatie’ – de ‘Karkesproake’
OVERIJSSEL IN BOEKEN
15 Boekenrubriek
TOPSTUKKEN 19
ace it, regenboogverhalen uit F Deventer
3
4
DOOR: ESTHER VAN VELDEN
Bommen Berend en het Zwijnenbisschop, Beernke den koodief, kanonnenbisschop, Bommen Berend; aan bijnamen voor Christoph Bernhard von Galen geen gebrek. Maar wie is deze man eigenlijk, wat is zijn invloed op de geschiedenis van Overijssel en waarom herdenkt Nederland in 2022 het mede door hem veroorzaakte ‘Rampjaar 1672’?
Afbeelding van Bernhard von Galen met de stad Groningen op de achtergrond. Dit zogenoemde ‘Ruiterstuk’ suggereert dat hij de stad heeft ingenomen, Wolfgang Heimbach, Groninger Museum, 1674.
JANUARI 2022
5
Rampjaar in Overijssel
V
on Galen wordt op 12 oktober 1606 geboren in het Duitse Drentsteinfurt. Hij wordt zeer streng katholiek opgevoed door zijn moeder Catharina von Horde. Al op zevenjarige leeftijd gaat hij als priesterstudent en als aspirant kanunik naar de Domschool van Münster. Ook volgt hij een opleiding bij de jezuïeten en studeert hij daarna filosofie in Mainz en Keulen en rechten in Leuven en Bordeaux. Vanaf zijn 24e krijgt hij grote invloed op de gang van zaken binnen het Münsterse domkapittel. Het hoogtepunt van zijn carrière bereikt hij in 1650 als hij verkozen wordt tot bisschop van Münster. Een verkiezingsstrijd die hij weet te winnen door
Portret van Bernhard von Galen met op de achtergrond rondvliegende ‘bommen’, prent van Christiaan Hagen, 1650-1695, Rijksmuseum, RP-P-1912-747.
Spotprent van Bernhard von Galen, half gekleed als soldaat en half als bisschop. Links op de achtergrond doodt hij als soldaat de schapen en rechts is hij als bisschop een herder voor de schapen. Reproductie van een prent, Rijksmuseum, RP-P-OB-81.938.
de stad te omsingelen en te bestoken met brandbommen en mortiergranaten. Mede aan deze actie dankt hij zijn latere en meest bekende bijnaam ‘Kanonen Bernd’ oftewel ‘Bommen Berend’.
hoofddoel is om het voormalige katholieke gebied in de Republiek te veroveren en het protestantisme in de calvinistische Republiek der Nederlanden terug te dringen.
Bisschop en wereldlijk heerser
Bernhard von Galen bezet het gewest Overijssel twee keer vlak achter elkaar. Tijdens de Eerste Münsterse Oorlog van 1665 tot 1666 en tijdens de Tweede Münsterse oorlog van 1672 tot 1674. Een groot deel van de Overijsselse bevolking is katholiek en het volk verwacht zodoende bij de eerste inval weinig ‘last’ te hebben van de katholieke bisschop. Dat loopt anders.
Als vorst-bisschop van Münster krijgt Bernhard von Galen een dubbele taak: een militair/politieke taak als bestuurder en een kerkelijke taak als bisschop. Zijn lijfspreuk ‘Pie, juste, fortiter’ (vroom, rechtvaardig, sterk) vormt een rode draad bij alles wat hij doet. De heerlijkheid Borculo heroveren is één van zijn ambities, maar zijn
Het katholieke Overijssel
→
6 Uit heel Overijssel komen al snel verhalen van brandstichtingen en plunderingen. De vele veediefstallen leveren Bommen Berend de nieuwe bijnaam ‘Beernke den koodief’ op. De Münsterse soldaten richten grootse drinkgelagen aan, slachten koeien en schapen en slaan de boel overal kort en klein.
Katholieken versus protestanten
Tijdens de Münsterse Oorlogen keren op kerkelijk gebied de rollen om. Protestantse predikanten vluchten en katholieken krijgen hun rechten, vrijheden en kerken terug. Von Galen verbiedt het protestantisme overigens niet; hij kondigt een gewetens- en godsdienstvrijheid af. In de praktijk betekent het dat de hervormden hun bevoorrechte positie kwijtraken, katholieken weer toetreden tot stadsbesturen en de onderlinge verdeling van kerken positief uitvalt voor de katholieken. Zo krijgen de katholieken in Zwolle de Michaelskerk, terwijl de protestanten hun diensten voortaan in de vervallen Peperbuskerk moeten houden. Een deel van de Overijsselse adel erkent Bommen Berend direct als hun nieuwe heer en meester en geniet van de bevoorrechte positie die dat met zich meebrengt.
GRONDOORLOG IN TUBBERGEN
Herdenking van het Rampjaar
In 2022 zijn er in heel Nederland activiteiten rond de herdenking van het Rampjaar 1672. Het is tenslotte gedenkwaardig dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich (uiteindelijk) weet te weren tegen haar oppermachtige tegenstanders Frankrijk, Engeland én de bisschoppen van Münster en Keulen. Maar het is goed om juist ook aandacht te besteden aan de andere kant van de medaille. Zodoende is er in Overijssel vooral aandacht voor lokale en vaak onbekende verhalen rond de bezetting door Bommen Berend. Luister de podcast (vanaf 1 juni), lees de verhalen op de website, bezoek het Rampjaarfestival of wandel mee tijdens een themawandeling. Er is van alles te doen en beleven in 2022. In Overijssel (zie www.bommenberendinoverijssel.nl) en de rest van Nederland (zie www.platformrampjaarherdenking.nl).
Anderzijds hebben de officieren en soldaten zich met hun plunderingen en brandstichtingen de haat van de Twentse bevolking op de hals gehaald, zelfs in overwegend katholieke dorpen als Losser en Ootmarsum. Veel katholieken vrezen dat de veranderingen slechts tijdelijk zijn en zij – net als na de eerste bezetting – al hun verworven vrijheden op korte termijn weer moeten inleveren. Bovendien betaalt het merendeel van de bevolking, bijvoorbeeld door de inkwartieringen en boetes, hoe dan ook een hoge prijs voor de bezetting door Bommen Berend.
Het ware geloof
Bernhard von Galen pretendeert een goed katholiek bisschop te zijn, maar dat is niet voor iedereen te rijmen met zijn wrede optreden. Von Galen wordt ook wel een (te) laat geboren kruisridder genoemd, die per se wil vechten ‘uit naam van zijn geloof’ terwijl men de tijd van de godsdienstoorlogen voorbij achtte. Wellicht speelt hierin mee dat Bommen Berend zelf opgroeit ten tijde van de Dertigjarige Oorlog. Veel spotprenten uit deze tijd kaarten zijn optreden in combinatie met het geloof aan. Zo is er een prent waarin zowel de troon van de duivel als het eeuwig brandend licht van God te vinden zijn in het ‘Beernenhart van Galen, Berg-Graver van Strontberg en Booskop van Westfalen’. En een spotprent waarin de bisschop op de rug van een begijn (soort non) zit. Links gaat hij met zijn waakhond en varken ‘al plunderend’ langs de huizen, rechts knielt hij als de Verloren Zoon tussen de varkens. In de hemel is de Gesel Gods zichtbaar.
Aftocht
Uiteindelijk eindigt de opmars van Bommen Berend bij de stad Groningen. Het lukt hem in augustus 1672 niet om de stad in te nemen en deze nederlaag betekent het keerpunt in zijn veroveringen. Het duurt echter
Spotprent ‘De bisschop op de bagijn’, anoniem, Rijksmuseum, RP-POB-77.065.
JANUARI 2022
Het lukt Bommen Berend in augustus 1672 niet om de stad Groningen in te nemen en deze nederlaag betekent het keerpunt in zijn veroveringen.
nog tot april 1674 voordat hij uit Overijssel vertrekt. Na de weinig eervolle vrede moet de bisschop al zijn veroveringen teruggeven en zo snel mogelijk de Republiek verlaten. Net als na de Eerste Münsterse oorlog kenmerkt de terugtocht van de Münstersen zich ook nu weer door plunderingen en diefstallen door de vaak onderbetaalde soldaten en officieren. Het gewest Overijssel wordt geruïneerd en gedesillusioneerd achter gelaten.
Heel Overijssel overwonnen
Von Galen overlijdt op 19 september 1678 in Ahaus op 71-jarige leeftijd. Hij wordt begraven in de St. Josephs Kapel in Münster in een graftombe waarvoor hij zelf de opdracht heeft verstrekt. Op de zwartkleurige tombe staat een fraai neervallende bisschop afgebeeld, geknield voor een engel die hem een crucifix voorhoudt. Het wordt omlijst door talrijke wapentrofeeën, zoals vlaggen en pauken, lansen en kanonnen, harnassen en helmen. In gouden letters staat op de tombe zijn verdienste bij leven opgesomd, met op regel zes: ‘Transisalania totam’, dat zoveel betekent als ‘Overijssel totaal’. Het verhaal gaat dat de bronzen balustrade voor de graftombe gegoten is uit kanonnen die Bommen Berend buitmaakte in de Republiek. Zo vormt zijn graftombe de letterlijke samensmelting van zijn functies als geestelijk leider en wereldlijk heerser.
Het graf van Bommen Berend.
7
8
DOOR: JAN HAVERKATE
Deventer of Zwolle Stedenstrijd leidde in 1654 tot de eerste Overijsselse mediaoorlog
Wat de burgers van Hasselt in mei 1657 overkwam, was in de Republiek nog nooit vertoond: overvallen worden door leden van de eigen landsregering. In dit geval ging het om de stadsbesturen van Zwolle en Kampen die persoonlijk verhaal kwamen halen in een slepend politiek meningsverschil en Hasselt twee dagen lang met kanonnen lieten bestoken. De afschuw over het gebeurde was algemeen en inspireerde een woedende burger tot het verbitterde gedicht: Ghy borgers van Hasselt, sijt dit gedachtich en neemt geen meer Swolschen en Campers in als ghy sijt machtich, want dat sij u vijandt binnen connen sij niet ontkennen.
Gezicht op Deventer, gemaakt door de Hollandse landschapschilder Salomon van Ruysdael in 1657.
Boven: Aflevering uit de pamfletserie over de Overijsselse Vrome Patriot waarin de aanhangers van de Zwolse partij ter verantwoording worden geroepen.
H
et beleg van Hasselt was bepaald niet de enige maar wel de meest gewelddadige confrontatie in de burgeroorlog die de Staten van Overijssel tussen 1654 en 1672 verdeelde. In de strijd stonden twee coalities tegenover elkaar: een Deventer partij, bestaande uit Deventer en de ridderschap van Twente, en een Zwolse
partij bestaande uit Zwolle en Kampen en de ridderschappen van Salland en Vollenhove. Kampen en de beide laatstgenoemde ridderschappen liepen later over naar de Deventer partij, maar Hasselt had die keuze al meteen in het begin gemaakt en daarmee de woede gewekt van Zwolle en Kampen met de bovengenoemde strafexpeditie als gevolg.
JANUARI 2022
Conflict
Het conflict was ontstaan in april 1654, toen de Deventer partij bezwaar maakte tegen de benoeming van de Sallandse edelman Rutger van Haersolte tot drost van Twente, een benoeming die via een omstreden ambtenruil met Zwolle en Kampen tot stand was gekomen. Deventer had niet alleen bezwaar tegen de omstreden procedure, maar vond ook de kandidaat zelf ongewenst, aangezien het drostambt Salland ook al door een lid van deze familie werd bekleed. Uit frustratie over de Deventer afwijzing richtten de Zwolsen vervolgens een eigen landsregering op waarna de andere gewesten voor de vraag kwamen te staan wie de ware Staten van Overijssel waren, de Deventer Staten of de Zwolse. De ruzie rond de benoeming was overigens niet meer dan een aanleiding. De diepere oorzaak van het conflict was dat de positie van Deventer als belangrijkste stad van Overijssel al voor het uitbreken van de Opstand (1568-1648) door de verzanding van de IJssel was verzwakt. Een proces dat tijdens de Opstand was versterkt doordat de stad zwaar onder het oorlogsgeweld had geleden, terwijl Zwolle zich in deze jaren redelijk had kunnen handhaven. De benoeming van Rutger van Haersolte werd in Deventer beschouwd als een
Voorgevel van het zogeheten landshuis, de zetel van de Staten van Overijssel wanneer het landsbestuur in Deventer vergaderde. Het landshuis lag naast het stadhuis aan het Grote Kerkhof.
9
Wat de Overijsselse partijtwisten interessant maakt, is dat het conflict een verzameling opleverde van maar liefst 124 pamfletten die samen de weergave vormen van een van de eerste vroegmoderne publieke debatten in de Republiek. Zwolse machtsgreep in een gebied dat van oudsher tot de invloedssfeer van Deventer werd gerekend. Wat de Overijsselse partijtwisten interessant maakt, is dat het conflict een verzameling opleverde van maar liefst 124 pamfletten die samen de weergave vormen van een van de eerste vroegmoderne publieke debatten in de Republiek. Daarin toonden de Deventer tekstschrijvers zich verreweg de beste spindoctors. Doorwrochte declaraties en brieven, vrolijke straatliedjes, venijnige spotdichten en satirische toneelstukken, een veelheid van genres werd in de strijd geworpen om het publiek te overtuigen. Aanvankelijk was de toon van de Deventer pamfletten zeker ook luchtig, zoals in het spotdicht uit 1654 met de titel O curvae in terras animae (citaat van de Latijnse dichter Persius waarin de mensensoort wordt beklaagd die zich alleen druk maakt om aards gewin maar blind is voor hogere idealen). In het spotdicht worden de leden van de Zwolse partij belachelijk gemaakt omdat zij over een vreedzame oplossing niet zelf durfden te komen onderhandelen, maar de duur betaalde Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau langs stuurden: Is Zwolle en Campen sot, dat werd nu wel gelooft Waer heeft men wysheyt oyt gevonden sonder hooft? En dat ontbrack haer noch, en eerse dat bestelden, Wie sou doch sulke luy’ voor wijse derven schelden? Maer nu soo zijnse klaer, nu sit het hooft daer op, Is ’t lijf maer niet te swack voor sulken swaren kop. Dat salmen nu wel sien. En brengt haer dat geen hart aen,
En ander sinnen weer, zoo helpter hoofd noch start aen; Dies Zwol en Campen sal u werk nu zijn gelooft, So stelt u beter in, en komt niet sonder hooft. Vrij vertaald: omdat de regenten van Kampen en Zwolle zichzelf blijkbaar niet slim genoeg vonden, gingen ze op zoek naar een hoofd met meer verstand (lees: stadhouder). Nu zij dat hoofd hebben gevonden, moeten ze oppassen dat het niet te zwaar wordt, omdat het lichaam (lees: de staat) deze (financiële) last anders niet kan dragen. Maar ze moeten vooral niet vergeten hun hart mee te brengen naar het vredesoverleg, anders helpt een nieuw hoofd ook niet.
Bittere toon
Hoe langer de strijd duurde, hoe bitterder de toon. In het gedicht Afgetrocken Mombackus van de Overyselsche Harpijen uit 1668 worden de Zwolse regenten voorgesteld als zakkenvullers (harpijen) en als goddeloos rapaille dat het volk van Overijssel jarenlang heeft uitgebuit, zoals in het volgende fragment: Siet Overyssel nu eerst uit syn eygen ogen! En voelt en kent ter deegh hoe ’t is geringeloort! Is dees Provincie ten laetsten moe bedrogen En merrickt hoe men haren staat de neus doorboort? Ja! Sy begint te sien hoe een vergrootst Canalje So lang gedomineert heeft op haar vryicheên Sy merckt de knepen nu van het Godloos Rapalje En lett nu ernstelijck op voordeel van ‘t Gemeen →
10
DEVENTER OF ZWOLLE
De woede van de Oranjegezinden richtte zich in Overijssel tegen de Deventer regenten die door hun Zwolse tegenstanders, handig gebruikmakend van de stemming in het land, met terugwerkende kracht werden geframed als aanhangers van de vermoorde Johan de Witt. Het gevolg was dat de stadhouder als legeraanvoerder en politiek leider terugkeerde op het toneel in de persoon van Willem III en niet alleen in Holland, maar ook in Overijssel schoon schip maakte. Een van zijn eerste daden was dat hij aan het aloude recht van Deventer om zijn eigen stadsregering te kiezen onmiddellijk een einde maakte. Voortaan benoemde hij de leden van de magistraat zelf, net als in Holland. Daarmee verloor Deventer de soevereine vrijheid die de stad door alle eeuwen heen als een kostbaar kleinood had gekoesterd en voor het behoud waarvan haar spindoctors zich twintig jaar lang hadden ingezet. Aflevering uit de pamfletserie over de Overijsselse Vrome Patriot waarin de aanhangers van de Zwolse partij ter verantwoording worden geroepen.
Het hoogtepunt in de Deventer pamfletten is de serie over de Overijsselse Vrome Patriot, het stereotype van de vaderlandlievende burger die opkomt voor de vrijheden en rechten van zijn stad en land. In de Deventer campagne is de Vrome Patriot de spindoctor bij uitstek. Eerst stelt hij zich aan het publiek voor als een bezorgde burger die zijn medeburgers wil informeren over de achtergronden van de partijtwisten. Daarna ontpopt hij zich als openbaar aanklager die op papier een gerechtelijke actie tegen Van Haersolte begint. Om te eindigen als volkstribuun die namens alle Overijsselse patriotten de vastgelopen partijstrijd wil oplossen.
de Witt en zijn aanhangers die in 1651 uit naam van de ware vrijheid geen opvolger van stadhouder-legeraanvoerder Willem II meer hadden aangesteld.
Meer hierover: Jan Haverkate, Spindoctors van de Gouden Eeuw. Een vergeten pamfletoorlog (1654-1675), diss., Zutphen 2020
Politieke strijd gewonnen
In hoeverre de Deventer pamfletten de uitkomst van de strijd beslissend hebben beïnvloed, is niet meer na te gaan. Feit is wel dat de Deventer partij de politieke strijd won: tot tweemaal toe werd zij door de Staten-Generaal tot het wettige landsbestuur uitgeroepen. Toch delfde de partij uiteindelijk het onderspit, nadat de Republiek in 1672 was ingenomen door de troepen van Frankrijk, Keulen en Munster. De schuld van de militaire nederlaag kregen de Hollandse raadpensionaris Johan
De 16 leden van de magistraat van Deventer geschilderd door Gerard ter Borch in 1667. Op de voorgrond de vier stadssecretarissen. Op de prop papier op de vloer staat de handtekening van de schilder.
DOOR: MARCEL MENTINK
JANUARI 2022
11
Verdwenen spoorlijnen Als je door een dorp of klein stadje loopt kom je af en toe wel eens straatnamen tegen als stationsstraat, parallelweg of spoorstraat. Maar hoe je ook je best doet: in geen velden of wegen zie je ook maar iets dat op een spoorlijn lijkt. Waar zijn ze gebleven?
Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.)
Op 20 september 1839 werd de spoorlijn Amsterdam – Haarlem officieel in gebruik genomen door de H.IJ.S.M. In rap tempo werden in de jaren daarna spoorlijnen aangelegd. Eerst (uiteraard) in het westen van het land, maar al in 1845 werd de lijn van Amsterdam naar Arnhem geopend. Snel breidde het aantal spoorlijnen uit, ook in Overijssel met stations in Zwolle (1864), Deventer (1865), Almelo (1865) en Enschede (1866). Naast het aantal spoorlijnen schoten ook de diverse exploitatiemaatschappijen als paddenstoelen uit de grond. Eind negentiende eeuw telden we er al een tiental. De H.IJ.S.M. en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (S.S.) waren echter de enige die een enigszins landelijke dekking kenden. Andere maatschappijen, zoals de Noord-Brabantse, onderhielden alleen verbindingen tussen enkele provinciale steden zonder overstapmogelijkheden naar andere spoorwegmaatschappijen.
Lokaalspoorweg
In augustus 1878 kwam de Lokaalspoorwegwet tot stand, waarmee aanleg van goedkopere lijnen mogelijk → werd. De wet regelde namelijk een eenvoudiger beveiliging en een lagere asdruk. Baanwachterswoningen met bijbehorend personeel waren niet langer verplicht op lokaalspoorwegen, waarbij de maximale snelheid echter op 30 km/h werd gesteld. Daardoor ontstonden overal in Nederland plannen voor lokaalspoor- en tramwegen. Zo ook in
12
VERDWENEN SPOORLIJNEN
Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg Maatschappij (GOLS)
Deze door de Winterwijkse textielfabrikant Jan Willink opgerichte maatschappij was onder andere verantwoordelijk voor de lijnen Winterswijk-Neede-Boekelo-Hengelo en Neede–Haaksbergen-Hengelo. Deze lijnen werden eind negentiende eeuw in gebruik genomen, maar in 1936 staakte de NS al het reizigersvervoer tussen Boekelo en Hengelo en kort daarna ook op de rest van die spoorlijn. Grote delen van de spoorlijn werden opgebroken, maar op het baanvak tussen Boekelo en Haaksbergen rijdt de Museum Buurtspoorweg al jarenlang de toeristen heen en weer. Station Denekamp, wiki cc-by: Edwin Hinfelaar.
Overijssel, waar bijvoorbeeld textielfabrikanten de mogelijkheden verkenden zelf te investeren in de aanleg van goedkopere railverbindingen. Al snel werden de plannen concreet en ontstond er een fijnmazig
net van hoofdzakelijk lokaalspoorwegen, bedoeld om enerzijds fabrieken van de nodige grondstoffen, zoals kolen, te voorzien en anderzijds om werknemers naar en van hun arbeidsplaatsen te vervoeren.
De opkomst van de bus en de fiets deden het aantal passagiers flink dalen. De economische crisis gaf de genadeslag.
De lokaallijn Enschede-Oldenzaal werd in 1890 in het verlengde van de GOLS-lijn Boekelo-Enschede geopend, maar ook deze lijn was slechts een kort leven beschoren: in 1934 werd het reizigersvervoer gestaakt. Het goederenvervoer hield het nog tot de tachtiger jaren vol, maar werd toen ook stilgelegd.
Denekamp – Oldenzaal
Station Denekamp was het beginpunt van de (tram)lijn Denekamp - Oldenzaal. Het station daar werd geopend in de zomer van 1903. Eigenlijk had de lijn in Nordhorn moeten beginnen, maar daar had men gebrek aan geld. De lijn zou uiteindelijk via Oldenzaal en Losser eindigen in Gronau. Vooral het vervoer van het personeel naar en van de (textiel)fabrieken was belangrijk. Maar, zoals zoveel met deze lijnen werd het personenvervoer in mei 1936 gestaakt. De opkomst van de bus en de fiets deden het aantal passagiers flink dalen. De economische crisis gaf de genadeslag. Het goederenvervoer werd beëindigd in juli 1942. Momenteel is het stationsgebouw in Denekamp in gebruik als atelier.
Neede – Hellendoorn
Turfvervoer van Bergentheim
Deze lijn werd in 1910 geopend. Deze lijn vormde een schakel tussen de verschillende lokaalspoorlijnen in het oosten. Direct na de opening bleek het reizigersvervoer al niet te renderen. In 1925 werden diverse stations, waaronder Zuna reeds gesloten voor reizigers. Tel daarbij op de aanleg van het Twentekanaal, die de spoorlijn zou kruisen (en waarvoor een kostbare spoorbrug moest worden aangelegd) en het groeiend vrachtverkeer; voldoende reden om deze lijn in 1935 alweer grotendeels stil te leggen.
JANUARI 2022
Spoorwegen anno 1889
Spoorwegen anno 1914
Spoorwegen anno 1929
Spoorwegen anno 1939
Spoorlijn Zwolle – Blokzijl
Nadat er al in 1881 plannen op tafel lagen, begon in 1912 de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij (NCSM) de (tram)lijn tussen die twee plaatsen aan te leggen en in maart 1914 werd deze in gebruik genomen. De reis van ruim dertig kilometer duurde maar liefst twee uur. Maar al in 1934 werd deze lijn vervangen door een busdienst. Het vervoer was sterk teruggelopen in de crisisjaren en ondanks de smalle wegen bleek vervoer met bussen en vrachtauto’s goedkoper en sneller. De Spoorweg-Maatschappij riep een busdienst in het leven, De Noordwesthoek. Uiteindelijk hadden de voorbereidingen langer geduurd dan dat de tramlijn dienst had gedaan.
Spoorlijn Deventer – Ommen Deze lijn werd in 1910 geopend door de Overijsselsche Lokaalspoorweg Maatschappij Deventer–Ommen (OLDO). Deze
lokaaltrein kende haltes in Diepenveen, Eikelhof, Wesepe, Raalte en Lemelerveld. Het probleem was echter, dat er geen grotere plaatsen met inwoners, dus reizigers, of fabrieken aan de lijn lagen, afgezien van Deventer, Raalte en Ommen, die al een verbinding met Zwolle kenden. Ook de economische crisis zorgde voor een daling in het reizigersaantal. Na slechts vijfentwintig jaar wordt ook deze verbinding gesloten.
Halte Bergentheim
Deze halte is gebouwd aan de spoorlijn Zwolle – Hardenberg. Het was slechts een klein stationnetje dat in 1905 op het traject werd aangesloten vanwege de turfstrooiselfabriek aldaar. Maar de NS vond het niet meer rendabel om deze halte in stand te houden en sloot het geheel in juni 1975 af. Pogingen van de lokale bevolking om het station te heropenen zijn tot nu toe zonder succes.
13
Opgebroken
In de jaren dertig vindt er een kaalslag plaats in het aantal spoorlijnen in Overijssel. Betere wegen maken het bus- en vrachtvervoer sneller en goedkoper. De aanleg van kanalen maakt bulkvervoer eenvoudiger. En dan is er ook nog de wereldwijde economische crisis. Grote delen van de spoorlijnen worden opgebroken. Als je weet waar de spoorlijnen gelegen hebben, kun je de sporen ervan nog terugvinden in het landschap. Ook zandafgravingen als het Lonnekermeer bij Hengelo en de Ballastput, waarvan het zand gebruikt werd voor de aanleg van de spoorlijnen, herinneren ons nog aan het ooit zo fijnmazige net van lokaalspoorwegen.
14
DOOR: MAARTJE KOELMA
Ankersmit textielfabriek, de grote zaal van de administratie in het hoofdkantoor in Deventer, fotograaf J.H. Rutgers, Collectie Overijssel
Historisch Centrum Overijssel gaat verder onder nieuwe naam
Historisch Centrum Overijssel gaat zich nog nadrukkelijker toeleggen op het behoud en het verbeteren van de (digitale) bruikbaarheid van Overijsselse erfgoedcollecties. Het doel is de geschiedenis van Overijssel voor iedereen beschikbaar te maken. Deze nieuwe koers wordt benadrukt door een nieuwe naam: Collectie Overijssel.
H
istorisch Centrum Overijssel is ontstaan door een fusie van het gemeentearchief Zwolle en Rijksarchief Overijssel in 2001. In 2016 trad de gemeente Deventer toe tot het samenwerkingsverband. In de afgelopen twintig jaar is de wereld enorm veranderd, net zoals de erfgoedsector. Als organisatie die met publiek geld wordt gefinancierd, is het belangrijk om mee te bewegen en de vraag te stellen op welke manier je maatschappelijk van betekenis bent en blijft.
Digitale wereld
De maatschappelijke waarde van Collectie Overijssel bestaat uit het behouden en bruikbaar maken van historische overheidsinformatie en collecties in Overijssel. De droom is een duurzaam bruikbare erfgoedcollectie Overijssel: informatie en inspiratie voor iedereen, over verleden, heden en toekomst. In de wereld om ons heen wordt alles steeds meer digitaal. Deze verandering biedt kansen, maar brengt ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Het doel van Collectie Overijssel is dan ook om de collecties op een drem-
pelloze en gebruiksvriendelijke manier beschikbaar te stellen, en dan bij voorkeur digitaal. Vincent Robijn, directeur van Collectie Overijssel, vertelt: ‘Onze nieuwe koers steunt op twee pijlers: digitalisering en denken vanuit het netwerk. Innovatieve digitalisering, zoals handschriftherkenning door slimme software, biedt ongekende mogelijkheden voor het beter toegankelijk maken van historische collecties. We willen de komende jaren het complete gedigitaliseerde archief van de Statenresoluties op deze manier ontsluiten, in opmaat naar de viering van 500 jaar Overijssel in 2028. Denken vanuit het netwerk betekent dat wij gaan doen waar we echt goed in zijn, en dat is collectiebeheer en -ontsluiting. Het vormgeven en presenteren van de verhalen uit het verleden, via tentoonstellingen, educatie en evenementen, willen we overlaten aan onze partners in het netwerk die juist daar heel goed in zijn. Denk aan Deventer Verhaal en ANNO, museum in de maak, onderwijs en creatieve makers. Zo versterk je elkaar binnen het netwerk.’
Collectie
Van archieven van overheden, beelden van persfotografen tot prenten en museale objecten: de door Collectie Overijssel beheerde collecties zijn onvervangbare getuigen uit het verleden waarop het geheugen van de provincie gefundeerd is. Collectie Overijssel zet zich in om deze collecties duurzaam te bewaren voor de toekomst en toegankelijk te maken voor veelzijdig gebruik in het heden. En daarom staat de collectie centraal in de nieuwe naam. Lees in ons digitale magazine in veertien artikelen, columns en interviews alles over ons meerjarenbeleid, onze nieuwe naam en visie, hoe we zijn gekomen tot deze stap en welke veranderingen dit met zich meebrengt: www.magazine.collectieoverijssel.nl Maak kennis met onze collecties en medewerkers: https://youtu.be/F1eGr22Cy_k
Geschiedenis van de taal in Overijssel
DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER
JANUARI 2022
15
Johan Rudolf Thorbecke geschilderd door Johan Heinrich Neuman, 1852, Rijksmuseum.
Een Zwollenaar luidde de ondergang van het dialect in In een vorige bijdrage hebben we gezien dat eind zestiende, begin zeventiende eeuw er behoefte kwam aan een standaardtaal. De boekdrukkers hadden behoefte aan een taal die overal gelezen kon worden; de bijbelvertalers hadden behoefte aan een taal die vanaf elke kansel voorgelezen kon worden. Heel lang bleef het Standaardnederlands vooral schrijf- en kanseltaal. Voor het dagelijkse gesprek bleef de gewone burger zich bedienen van wat hij altijd al sprak, het dialect.
I
n de negentiende eeuw gaat dat veranderen, en die verandering hangt samen met andere grote maatschappelijke veranderingen. In de industriële Revolutie doen grote machines, vooral de stoommachine, hun intrede. Om die machines heen worden fabrieken gebouwd. Die fabrieken trekken weer heel veel arbeiders, die gehuisvest moeten worden. De steden barstten in die tijd uit hun voegen. Om die machines te ontwerpen en te bedienen waren er professionals nodig die Nederland op dat moment niet had. De eerste stoomlocomotief, die in 1839 reed tussen Amsterdam en Haarlem, had een Engelse machinist. Maar ook voor het leiden van fabrieken, het beheren van de grote kapitaalstromen die de industrialisatie met zich meebracht, en het besturen van die uitdijende steden waren hoogopgeleide beroepskrachten nodig. Die waren er niet, sterker nog: de middelbare schoolopleiding die daarvoor de basis moest bieden, was er niet. De fine fleur van de natie werd opgeleid aan de Latijnse
of Franse school, die weliswaar een uitstekende basis vormde voor een predikantenopleiding of een genoeglijk gesprek in de salon, maar die voor de nieuwe hooggekwalificeerde functies in de industriële samenleving absoluut ontoereikend was. Degene die zag dat het allemaal anders moest, was Johan Rudolf Thorbecke, in 1798 geboren in Zwolle, aan wat u de Thorbeckegracht is. Hij vond dat er een schooltype moest komen met vooral praktisch-toepasbare vakken: wis- en natuurkunde, om machines te ontwerpen, economie, om de kapitaalstromen in goede banen te leiden, staatsinrichting, om de complexe samenleving te kunnen besturen. Dat alles kwam samen in de Hogere Burgerschool, in 1863 opgericht. Die HBS had ook op taalkundig terrein wat nieuws te bieden: in plaats van de klassieke talen Grieks en Latijn, en naast het Frans, kwamen er de moderne talen, waarmee je bij de handelscorrespondentie je voordeel kon doen. Voor het eerst in de geschiedenis kwam het Nederlands als schoolvak op het lesrooster te staan.
De bedoeling van de HBS was dat de opgedane kennis in de praktijk kon worden gebracht, voor de zaken die de nieuwe samenleving nodig had. De praktisch opgeleide jongens van de HBS (in het begin stond de opleiding niet open voor meisjes) deden dat ook. Ze ontwierpen van alles, tot aan de Zuiderzeewerken toe (Lely was een van de eerste HBS’ers in ons land), maar gingen ook hun kennis van de Nederlandse taal in de dagelijkse conversatie inzetten. Aanvankelijk gebeurde dat vooral in de nieuwe bovenlaag. Maar in de stad, waar transport van cultuurgoederen relatief gemakkelijk verliep, konden ook de lagen daaronder van hun kennis van het Nederlands profiteren. De nieuwkomers hadden toch al geen behoefte meer aan hun oude dialect, dat hun in de stad als een ‘boertje van buten’ wegzette. De opmars van het Nederlands was begonnen, dankzij een initiatief van de in Zwolle geboren Thorbecke.
16
Overijssel in boeken
Atlas van Twickel Aafke Brunt & Jan Haverkate, Lucia den Ouden Met zijn aaneengesloten grondbezit van bijna 4.400 hectare is Twickel een van de grootste landgoederen van Nederland. Bossen, akkers, weiden, essen, heidevelden, houtwallen en beekdalen: er zijn weinig landschappen die je er niet zal vinden. Vele karakteristieke gebouwen heeft het landgoed ook. Om te beginnen natuurlijk het zeventiende-eeuwse renaissancekasteel met zijn bouwhuizen, kunstcollecties, oranjerie, tuinen en lanen, en verder de vele historische boerenerven en woonhuizen, watermolens, houtzagerij en watertoren. Twickel is ontstaan in 1347 toen Herman van Twickelo het huis Eijsinc op de Deldeneresch kocht, met de bijhorende Noordmolen aan de Oelerbeek. Daarmee is het ook een van de oudere landgoederen van Nederland, opgebouwd door vier adellijke families gedurende zeven eeuwen. Door zijn ligging in het hart van Twente heeft Twickel het historisch cultuur- en natuurlandschap in dit gebied vormgegeven, en vervulde het een grote maatschappelijke rol. De specialisten onderzoeken in dit rijk geïllustreerde boek hoe Twickel Twente veranderde, en dat nog steeds doet. Uitgever: W Books Zwolle ISBN: 9789 4625 8421 1 | 192 pag. | € 29,95
Twents kuiern
ook met woordspelingen. Ook duiken er af en toe oude wijsheden op. „Geluk ontwaar ie vaak pas as ’t veurbie is.“ Maar ook, kort en bondig. „Haat schreeuwt, leefde zwig.” Lang van stof is hij nooit. Geen enkel verhaaltje of gedicht bestrijkt meer dan één pagina. Zijn oma zei altijd: „Een kot gebed met een lang’n metworst.” Twents is een taal van zo weinig mogelijk woorden. Hoe korter, hoe beter, zeker als het gaat om geschreven verhalen.
ingekocht en verhandeld. Evertzen geeft aan dat Borne in 1675 het rijkste dorp van Twente was. De Bornse doopsgezinden vormden een kleine groep, die door familiebanden, religie, handel en buurt was verbonden. `Binnentrouw` was gebruikelijk. “Het succes was te danken aan het sobere leven, de nijverheid, risicospreiding en de continue investeringen in het eigen bedrijf”, aldus de schrijfster. Uitgever: Stichting Historisch Archief Hengelo ISBN: 9789 0831 9550 6 | 180 pag. | € 25,00
Uitgever: T. Jochem/ Avitoon ISBN: 9789 0820 6577 0 | 156 pag. | € 14,99
Sober en nijver – doopsgezinde families in Borne Annette Evertzen De schrijfster is geïnspireerd door haar vroegere werkzaamheden voor ontwikkelingssamenwerking in Bolivia. Daar waar de Mennonieten leven. “Daar waar `binnentrouw` gebruikelijk was”, verklaart ze. Dat zette haar aan het denken. “Een combinatie van de historie van mijn woonomgeving en het belang van de doopsgezinde gemeenschap in het verleden in Borne dreef mij. Vooral om mij te verdiepen in de gang van drie toonaangevende families. De families Hulshoff, Bussemaker en Ten Cate hebben een enorme stempel op Borne gedrukt.” Borne had reeds vóór de opkomst van het zo bekende bedrijf Spanjaard een zeer bloeiende textielindustrie. Het begon met Hendrik Hulshoff in 1664. Twee families, Hulshoff en Ten Cate, stonden aan de wieg van de linnenhandel. Immers de boeren verbouwden vlas en weefden reeds. Ook de familie Bussemaker vestigde zich in Borne. Zijde, wol, kamelenhaar en andere materialen werden uit het Verre Oosten
Boeren tussen riet, turf en adel – Duizend jaar Land van Vollenhove Henk de Zeeuw Dit boek vertelt de geschiedenis van het Land van Vollenhove vanaf de tiende eeuw tot nu vanuit het perspectief van het leven en werken van de boerenbevolking. Deze regio is vooral bekend van de mooie natuur van Nationaal Park Wieden en Weerribben en schilderachtige stadjes als Vollenhove, Blokzijl en Zwartsluis. Dit boek verhaalt van de vroege ontginningen van het gebied, de verveningen, de strijd met het water en de wijze waarop landbouw bedreven werd in de verschillende perioden. Dit steeds in wisselwerking met de veranderende sociaaleconomische verhoudingen, de rol van de vele adellijke families in het gebied, het kerkelijk leven, en de ontwikkeling van het onderwijs en het verkeer. Ook de grote veranderingen die optraden na de komst van de melkfabrieken, de ruilverkaveling, de mechanisatie en het groeiende belang van natuur en recreatie worden belicht.
Overijssel in Tony Jochem Dit is het derde boekje in deze reeks over de Twentse taal. De 82-jarige schrijver probeert het leven te schetsen in korte stukjes, met de nodige humor en levenswijsheden. Net zoals het uitkomt, met ‘benullige’ en onbenullige zaken, of soms
Uitgever: Uitgeverij Verloren bv
ISBN: 9789 0870 4972 0 | 357 pag. | € 35,00
JANUARI 2022
Ter Kuile – Een Enschedese familie en haar textielbedrijven 1780 – 2000 Bastiaan Willink Gedurende de gehele industriële periode (1870-1970) zorgden de textielfabrieken van de fabrikantenfamilie Ter Kuile voor veel werkgelegenheid in Enschede. Verschillende takken van de familie kunnen tot de belangrijkste werkgevers van de stad worden gerekend. De familie stichtte vier grote fabrieken: de bontweverijen Nico ter Kuile, Ter Kuile Cromhoff en E. ter Kuile, en de spinnerij B.W. & H. ter Kuile, later Tubantia. Buiten hun bedrijf speelde de familie een belangrijke rol in het dagelijks leven van Enschede. Toen de textielindustrie rond 1970 teloorging, bleven nog vier belangrijke Ter Kuiles tot eind vorige eeuw actief in het bedrijfsleven: Ben jr., die ook verzetsheld was; Jan, die Plasticon oprichtte en daarmee succesvol werd in een andere industriesector; Herman Piet, die Ter Kuile Cromhoff liquideerde; en Was, directeur van Polaroid, een heel ander bedrijf. Uitgever: Walburgpers Zutphen ISBN: 9789 4624 9699 6 | 256 pag. | € 24,99
Van Veerallee naar Katerveer Wim Coster Tussen een rivier, een vaart, een spoorweg en een snelweg liggen Veerallee en Katerveer, in de stad Zwolle en de buurtschap Spoolde. Beide dragen ze de naam van een verkeersverbinding én van een woongebied van nauwelijks tien vierkante kilometer tussen IJssel, Willemsvaart, Kamperlijntje en A-28. ‘Van Veerallee naar Katerveer’ vertelt een verhaal van prehistorie naar nu, van bodem en landschap, van bouwen, wonen en bedrijvigheid, van strijd, streven en ontspanning. Zo gaat het over de Spoolderberg, de polder Blalo, de paardentram, schepen en bruggen, een voetbalinterland, afweergeschut en deportaties, Jugendstil, Amsterdamse School en recente nieuwbouw, uitspanningen, scholen en bedrijven, schippers, boeren en tuinders. En over bewoners die opkomen voor hun belangen, in de schaduw van de stad. Met zo nu en dan een blik naar de overkant. Het verhaal in de woorden van schrijver en historicus Wim Coster wordt begeleid door vele foto’s, kaarten en andere illustraties, waaronder de speciaal voor dit boek gemaakte schilderijen van vormgever en beeldend kunstenaar Frank de Wit.
De Haanstra’s – Vier schilders uit een gezin Peggie Breitbarth Een verhaal uit Goor en omgeving: Folkert Haanstra sr.(1884-1966) en drie van zijn zonen Johan (1914-1991), Bert ( 1916-1997) en Folkert jr.(1920-1985). Vier leden uit één gezin die voor de schilderkunst kozen. Het waren goede schilders, pioniers van de Overijsselse schilderkunst. Hun werk bevindt zich in vijf belangrijke musea in ons land. Lassche maakte samen met Marthe Koning-Haanstra, dochter van Johan Haanstra, een grote tentoonstelling en een boek van de vier mannen. Folkert Haanstra sr. werd geboren in Amsterdam en kwam begin vorige eeuw in Goor terecht. Samen met zijn vrouw Jansje kregen ze vier zoons. Bij de Haanstra’s thuis gold één belangrijke regel: niets doen mocht niet. Folkert sr. was eigenlijk onderwijzer, maar ging vanwege zijn zwakke gezondheid met vervroegd pensioen. Vanaf dat moment pakte hij met veel succes het schilderen op. Hij richtte in 1945 De Nieuwe Groep op. Deze speelde een cruciale rol in de doorbraak van de moderne kunst in onze provincie en waren van invloed op latere generaties schilders. Deze tentoonstelling is nog te zien tot begin maart in Hof 88 te Almelo.
Uitgever: Waanders Zwolle ISBN: 9789 4626 2337 8 | 160 pag. | € 19,95
Uitgever: Waanders Zwolle ISBN: 9789 4626 2390 3 | 208 pag. | € 29,50
boeken
17
18
DOOR: JAN DIRK WASSENAAR
Een ‘omroepinstallatie’ de ‘Karkesproake’
>
Vlak bij ’n Oalen Griezen, de protestantse kerk te Hellendoorn, staat een gestoelte met een overdekt aanplakbord. ‘Karkesproake’ staat op de lijst aan de bovenzijde. Aan het begin van deze eeuw was de ‘Karkesproake’ aan een grondige restauratie toe. Het gestoelte was toen voornamelijk in gebruik als aanplakbord voor posters van allerlei plaatselijke en regionale evenementen. Voor sommigen was dat een uitkomst, voor anderen een doorn in het oog. Ter gelegenheid van de renovatie van de Dorpsstraat werd het monumentje in 2005 verwijderd, een jaar later werd het herplaatst. Later heeft de ‘Karkesproake’ de geschiedeniscanon van de gemeente Hellendoorn met een eigen venster gehaald. De betekenis ervan werd nadien nog onderstreept door het feit dat dit venster opgenomen werd in de overkoepelende Canon van Overijssel.
De kerkenspraak van Hellendoorn in 1966. Collectie Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Amersfoort, geregistreerd als ‘omroepinstallatie’; foto: A.J. van der Wal.
N
Wie het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal oftewel ‘de dikke Van Dale’ bij ‘kerkenspraak’ opslaat, vindt als omschrijving ‘Openlijke afkondiging, aflezing in of aan, bij, vóór de kerk, na de godsdienstoefening’, met de kanttekening ‘in de oostelijke gewesten’. Als varianten
worden ‘kerkensprake’, ‘kerkenspraec’, ‘kerkspraak’ en ‘karksprake’ opgegeven; als afgeleid werkwoord ‘verkerkenspraken’: ‘verkarkensproakt’ betekent dan ‘afgekondigd aan de kerk’. Ten slotte: ‘kerkgebod’ wordt als synoniem voor ‘kerkenspraak’ vermeld.
JANUARI 2022
H.J. Prakke: ‘Kerkgang om nieuws’
In 1955 wijdde H.J. Prakke een boekje aan de kerkenspraak: Kerkgang om nieuws (de kerkespraak). Hij citeert daarin uit de door de Wageningse hoogleraar C.H. Edelman samengestelde, uit 1943 daterende bundel De geschriften van Harm Tiesing over den landbouw en het volksleven van Oostelijk Drenthe: ‘In den ouden tijd, nu bijna 100 jaar geleden, werd, nadat de predikant zijn preek had afgehandeld, voorlezing gedaan van wat men ‘de kerkespraak’ noemde. Hiertoe behoorden, voor 1811, de afkondiging van voorgenomen huwelijken, van openbare verkoopingen van vaste en roerende goederen, er werd mededeeling gedaan van de ingekomen en uitgegane attestaties van lidmaatschap. Dit alles wekte de belangstelling of nieuwsgierigheid van velen op. In lateren tijd werd de afkondiging van burgerlijke zaken in de kerk afgeschaft en had toen plaats buiten de kerk, op het kerkplein of aan de straat. (…) De dagbladen met hun advertenties hebben aan al dat afkondigen bij het uitgaan der kerk een einde gemaakt. Men verneemt niets meer als men de kerk uitkomt.’
Niet alleen in de Nederlandse Hervormde Kerk
Eenmaal erop geattendeerd, kwam Prakke de kerkenspraak telkens weer tegen, onder meer in een door mr. G.J. ter Kuile
De ‘Karkesproake’ van Hellendoorn. Foto: Jan Podt.
19
sr. in 1922 gepubliceerd artikel. Een groot deel van diens bijdrage heeft betrekking op kerkenspraken die hij in het archief van Huize Almelo had gevonden, in ‘lade no. 34’. Prakke stelt de vraag of de kerkenspraak, hoewel reeds in de middeleeuwen in zwang, niet een instelling was die specifiek bij de Nederlandse Hervormde Kerk als ‘voormalige Staatskerk’ hoorde. Toen de synode van die kerk zich in 1841 tot de minister van staat, belast met de generale directie voor hare zaken, wendde om het euvel van de afkondigingen in de kerk te bestrijden, deed ze dat in de overtuiging dat zulks alleen in haar kerkgenootschap plaatsvond. Er zijn evenwel tal van aanwijzingen dat ook buiten de voormalige staatskerk overigens een erg ongelukkige aanduiding - kerkenspraken gehouden werden. Zo laat Ter Kuile weten dat de Ridderschap en de Steden van Overijssel al veel eerder bepaald hadden dat in hun gewest geen kerkenspraken gelezen mochten worden, ‘hetzij in Paapsche vergaderingen, of plaatsen hares Gods-diensten of Mennonistische Vermaningen, tenzij eerst aan den Gereformeerden predicant ter hand gesteld.’ De kerkenspraak werd dus niet alleen in de Gereformeerde Kerk, maar ook bij de rooms-katholieken en de doopsgezinden gehouden, weliswaar onder censuur van de gereformeerde predikant.
De kerkenspraak ter discussie
Ter Kuile meldt verder dat het ‘onstichtelijke’ van publicaties van de kant van allerlei overheden of notarissen of rondreizende kwakzalvers vanouds wel ingezien waren. De provinciale synode van Overijssel van 1741 erkende ‘dat de kerckenspraken zynde dikwijls van eenen seltsamen inhout en in een Godshuys weinig convenabel, onmiddellijk na de godsdienst door de voorsangeren van hunne gewone standplaatse afgelesen.’ Ze besloot te weren alles wat de stichting zou kunnen hinderen. Voortaan moesten de kerkenspraken eerst aan de predikant voorgelegd worden. Ze moesten na de godsdienstoefening ‘bij kerkedeur of buiten de kerck’ gelezen worden. Daarop namen de Ridderschap en de Steden van Overijssel op 14 maart van het genoemde jaar een resolutie aan, waarin bevolen werd dat alle kerkenspraken voortaan buiten het kerkgebouw moesten plaatsvinden, voormiddags na de gods-
Een in het Huisarchief Rechteren gevonden Hellendoornse kerkenspraak uit 1735, waarin de havezate Schuilenburg te huur wordt aangeboden. Koster Welmer Barthold van Corbagh bevestigt met zijn handtekening dat hij het bericht drie keer afgekondigd heeft. Foto: Historisch Centrum Overijssel, Zwolle.
dienstoefening, terwijl de kosters ernstig opgedragen en gewaarschuwd werd geen ergerlijke of aanstootgevende kerkenspraken af te lezen. Prakke toont aan dat het in de negentiende eeuw vooral de mannen van de Verlichting waren die de combinatie van kerk- en nieuwsdienst niet passend vonden. In 1841 kreeg de hervormde synode het bij de minister van staat voor elkaar dat de kerkenspraak geheel uit de kerk geweerd werd. Die moest verschoven worden naar - in de woorden van de synode - ‘een verheven en overdekte plaats buiten de kerk’. Gestoelte en aanplakbord met overdekking zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vanaf die plaats werden mondelinge afkondigingen gedaan en er werden schriftelijke bekendmakingen opgehangen. Overigens: toen werd de kerkenspraak alleen nog gehouden in de provincies Gelderland, Utrecht, Groningen, Drenthe en Overijssel.
20
EEN ‘OMROEPINSTALLATIE ’DE ‘KARKESPROAKE’
Hervormde Gemeente te Ruinerwold en de Protestantse Gemeente te Gorssel-Epse hebben Kerkespraak als kerkblad. Zo leeft de naam her en der als medium voor kerkelijk nieuws voort.
De kerkenspraak van Nieuwleusen, helemaal rechts.
Prakke laat weten dat de van bovenaf doorgevoerde reorganisatie van de kerkenspraak her en der spanningen teweegbracht. Dat had niet alleen te maken met zucht tot behoud van een oud en vertrouwd instituut. Men had ook grote moeite met de verslechtering van de nieuwsvoorziening. Prakke: ‘Men kòn de kerkespraak in de toenmalige situatie eenvoudig niet missen, bij gebreke aan een volwaardig substituut.’ Dat volwaardige substituut kwam later met de krant, die in de loop van de negentiende eeuw allengs ook op het platteland terrein won.
De ‘Karkesproake’ van Hellendoorn
Terug naar de ‘Karkesproake’ van Hellendoorn. Ter Kuile maakt gewag van ‘die eenvoudige eikenhouten lezenaar die nu
De kerkenspraak van Hengelo (Gld.). Foto: Jan Podt.
nog in Hellendoorn naast de kerk staat en die nog heden ten dage af en toe voor dit doel benut wordt!’ Hij voegt er aan toe: ‘Voorzoover mij bekend een groote zeldzaamheid, al is hij ook niet ouder dan een 25 jaar, toen hij in plaats kwam van een geheel gelijkvormig meubel.’ Hij wijst ook nog op ‘het afdakje’ tegen de kerk te Borculo, waaronder de voorzanger zich placht op te stellen voor de kerkenspraak, alsmede op een dergelijk afdakje bij de kerk te Hengelo (Gld.). Hij attendeert niet op andere exemplaren, aan de kerk te Rheden en bij die te Nieuwleusen. Die van Hengelo en Rheden zijn er nog steeds, net als die van Hellendoorn. Overigens: ‘Karkesproake’ is tevens de naam van het kerkblad van de Protestantse Gemeente te Hellendoorn en de
Dit artikel is een sterk ingekorte versie van een hoofdstuk uit het in november 2021 verschenen boek ‘Rondom ’n Oalen Griezen’ over de middeleeuwse kerk van Hellendoorn. De klokken, de doopvont, de muurschilderingen, de orgels en de gebrandschilderde ramen worden uitgebreid belicht. Ook de relatie met de adel, conflicten op het kerkelijk erf en het kasboek komen aan bod. Daarnaast wordt stil gestaan bij de Karkesproake, de centrale dorpstuin de Geuren en het Oale Karkhof. Met grote liefde voor het monument belichten Jan Dirk Wassenaar, Evelyn Ligtenberg en Paul Janse veel aspecten van het monumentale gebouw en het reilen en zeilen van de geloofsgemeenschap ter plaatse. Het boek is te bestellen via uutgeverieje.boaken@gmail.com en kost € 17,50. Ruim 200 p., full colour, gebonden.
De kerkenspraak van Rheden. Foto: Jan Podt.
Topstukken
DOOR DINAND WEBBINK
Face it
JANUARI 2022
21
regenboogverhalen uit Deventer
Het begint met de doodstraf. Het Deventer stadsrecht kent vanaf 1642 die ultieme straf voor sodomie. In de praktijk volgen er echter vaker lijfstraffen. Of de veroordeelde wordt verbannen, zoals Mattie Jacobs overkwam. Deze Amsterdamse trouwt in de Grote Kerk als man gekleed onder de naam Nicolaas Heermink met haar geliefde Aaltje Theunis. Na zeven jaar wordt hun geheim ontdekt. Mattie wordt gegeseld en de stad uitgestuurd, voor altijd. jaar later, loopt Ab nog steeds niet hand in hand met zijn man over de Brink.
Vrijhaven
I
n de aloude Waag is een bijzondere expositie te zien: Face It, verhalen uit de Deventer LHBTIQ+ gemeenschap. Aanleiding is het vijftigjarig bestaan van het COC in de stad. Maar de tentoonstelling biedt meer dan een historisch overzicht. Centraal staan de persoonlijke verhalen van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, transgenders, de hele regenboog. Jong en oud komt aan het woord. Zoals Jace (geb. 2002) uit Nijverdal die tien jaar lang op zoek is naar zijn identiteit. En het aandoenlijke verhaal van de zeventigjarige Ab Kranenbarg. Na een lang, eenzaam traject beleeft hij zijn coming out en op 8 maart 1972 wordt hij de eerste voorzitter van COC-IJsselstreek. Nu, vijftig
Het zijn de verhalen waar het om draait in de door kunsthistoricus Lies Willers samengestelde en door Danielle van der Waard fraai ingerichte expositie. ‘We willen met ons museum verbinding zoeken, midden in de actualiteit staan en reageren op vragen uit de samenleving, legt Ewout uit. Dat is met Face it goed gelukt.
Voorzittershamer
Bij zijn installatie als voorzitter van het COC-IJsselstreek ontvangt Ab Kranenbarg de voorzittershamer. Het is een bijzonder exemplaar. Let op het roze driehoekje. Oorspronkelijk was de roze driehoek het merkteken voor gevangen homoseksuelen in de Duitse concentratiekampen. Het werd het geuzenteken van de homobeweging in de strijd voor acceptatie en gelijke rechten.
V.l.n.r.: Maarten Schalk-Görtemuller, Ralph Kleinbussink en Jace Ekkel.
>
De ‘Kiss in’ bij de Broederenkerk in 1985.
‘Deventer was een vrijhaven in Oost-Nederland’, vertelt Ewout van der Horst, directeur van Deventer Verhaal. Hij wijst op de eerste televisiekus tussen twee mannen. Een halve minuut kusten twee Deventenaren elkaar. De VPRO besloot er slechts tien seconden van uit te zenden, maar toch zorgde het voor de nodig commotie. Bijzonder is ook de Kiss In voor de Broederenkerk in 1985, waar drie homostellen het taboe van kussen op straat doorbreken. In die tijd noemde je dat een ludieke actie. Dat in de IJsselstad niet iedereen altijd even vooruitstrevend was, bewijst het bestuur van de voetbalclub Puck waar twee voetbalsters werden geschorst omdat ze eerlijk voor hun relatie uitkwamen. Dat vrouwen in het voetbal voor hun geaardheid uitkomen, is tegenwoordig alom geaccepteerd. Voor mannen ligt dat anders. Mike Gerritsen wil geen ‘kiekeboe’ meer spelen. Hij twittert: ‘Ik wil mij niet voordoen als hetero als ik dat niet ben’. Door zijn moedige opstelling wint de linksback van SV Helios de Pride Award. Hij viert het samen met zijn voetbalvrienden.
OVERIJSSEL TOEN EN NU In het volgende nummer Jaargang 13, nummer 2, april 2022
Uitgelicht: De Zusters Franciscanessen van Denekamp
OVERIJSSEL TOEN EN NU
Zusters Franciscanessen van Denekamp in koorgebed, ca. 1965. Origineel: Oriëntatiecentrum voor Kerkelijke Roeping. Bron: Katholiek Documentatie Centrum, fotonr. 2B01411.
Verder:
Politieke nieuwkomers in Overijssel
Topstuk uit Museum Hengelo
En nog veel meer…
Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl