MUSEUM
BULLETIN
4
casembroot jan floreins pop-up wall hendrik pickery ocmw brussel memling in italiĂŤ apollonia
driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor
8000
- 34ste jaargang okt-dec 2014 1 - 2 de afdeling P408620
brugge
Voorwoord directie
3
Casembroot 4 Jan Floreins
8
Pop-up wall
12
Hendrik Pickery
13
OCMW Brussel
16
Memling in ItaliĂŤ
18
Apollonia 22 Vrienden van de Musea
23
Snapshot 10: de Hallebardiers Voor Snapshot 10 brengt de jonge Brusselse fotograaf Max Pinckers de zwaardvechters van de Brugse Sint-Michielsgilde of Hallebardiers in het beeld. De foto’s in de binnentuin en de expo in de Guillaume Michielszaal van het Volkskundemuseum tonen dat de Hallebardiers niet zomaar would be ridders zijn, die zich in historische kledij hijsen om het publiek te vermaken. Zij zijn beoefenaars van een eeuwenoude krijgskunst en vechtsport, waarbij techniek en behendigheid belangrijker zijn dan kracht. Volkskundemuseum, van 25 oktober 2014 tot 19 april 2015
Foto: Max Pinckers
museumbulletin > directie
beste museumvriend, beste lezer, Het geeft een merkwaardig gevoel om mijn laatste voorwoord te schrijven
dere plek in mijn hart - en ik ben blij dat juist in dit bulletin verschillende
voor het bulletin van Musea Brugge. Zoals u wellicht in de pers heeft verno-
aspecten van het Hospitaalmuseum voor het voetlicht gebracht worden.
men, vertrek ik - of beter gezegd ben ik al vertrokken als u dit leest - naar
Dank aan de wetenschappelijke medewerkers - Evelien, Mieke, Sibylla en
Antwerpen, waar ik de functie opneem van hoofddirecteur van het Koninklijk
Stéphane - en alle anderen betrokkenen voor de meer dan aangename sa-
Museum voor Schone Kunsten. Net geen veertien jaar lang heb ik de eer en
menwerking.
het genoegen gehad om directeur te mogen zijn van de Brugse musea, en ik heb me daarover geen dag beklaagd. Het was een groot voorrecht om al die
Traditiegewijs sluit ik af met het wijzen op alle lopende tentoonstellingen:
tijd (mede)verantwoordelijkheid te dragen voor de schitterende collecties in
een mooie editie van Snapshot met hallebardiers in Volkskunde (waar
al die bijzondere gebouwen - erfgoed op topniveau en van wereldbelang. Ik
trouwens een enthousiaste groep vrijwilligers de herberg een nieuw leven
heb daarbij mogen en kunnen werken met een gemotiveerde, enthousiaste
heeft ingeblazen), de veelzijdige Grafiekbiënnale in het Arentshuis, de intri-
en professionele staf, en dat in nauwe samenwerking met talloze vrienden
gerende installatie van Ellen Harvey in het Groeningemuseum, de kleine,
en vrijwilligers. Bij deze wil ik uit de grond van mijn hart zowel al mijn
maar bijzonder smaakvolle tentoonstelling over Marcel Van Maele in het
collega’s, als het bestuur en alle vrijwilligers van de Vrienden danken voor
Gezellemuseum, en natuurlijk het monumentale drieluik ’14-18 Brugge in
alles wat we in die veertien jaar in nauwe samenwerking hebben kunnen
Oorlog | Oorlog in Beeld’ in de Stadshallen. U ziet, wij geven u meer dan
realiseren. Naar mijn overtuiging hebben we in deze periode gezamenlijk
voldoende reden om de komende wintermaanden onze musea te bezoeken.
een prachtig parcours afgelegd - iets waar we met recht trots op kunnen
Ik kan niet meer zeggen dan dat ik u daar hoop te verwelkomen, althans
zijn. Ook dank aan allen voor de hartverwarmende steun, collegialiteit en
niet als directeur. Maar ik hoop u er wel te ontmoeten - als vriend en als
vriendschap die ik in mijn Brugse periode zo vaak heb ondervonden. Het
kunstminnaar. U, lezer en museumvriend, dank ik voor uw niet aflatende
cliché wil dat kiezen ook verliezen met zich mee brengt. In dit geval is dat
interesse en steun. Ik wens u allen prettige feestdagen, een mooie jaarwis-
zeker waar. Ik weet wat ik achterlaat met mijn keuze om de uitdaging in
seling en bovenal een inspirerend nieuw jaar.
Antwerpen aan te gaan. En dat stemt een beetje weemoedig. Maar helemaal
Manfred Sellink
weg ben ik toch weer niet. Ik blijf in de Brugse regio - het mooie, landelijke Meetkerke - wonen, blijf beslist lid van de Vrienden en zo als kunstminnaar met de musea in Brugge verbonden. Het is een mooi toeval dat dit laatste nummer gewijd is aan het Hospitaalmuseum - de gebouwen en collecties van het Sint-Janshospitaal en de Onze-Lieve-Vrouwe ter Potterie. Naast directeur van Musea Brugge, ben ik immers als (waarnemend) conservator jarenlang specifiek verantwoordelijk geweest voor deze twee prachtige laatmiddeleeuwse hospitalen met hun bijzondere collecties en eeuwenoude geschiedenis. Zij hebben een bijzon-
3
museumbulletin > casembroot
de vierde opdrachtgever van het ursulaschrijn van hans memling geĂŻdentificeerd Het Sint-Janshospitaal toont in de vaste opstelling zes panelen van Hans Memling. Ze zijn bepalend voor de internationale uitstraling van het museum en met stip de grootste publiekstrekkers, met de triptiek met Johannes de Doper en Johannes de Evangelist en het Ursulaschrijn op kop. Door MIEKE PAREZ en DR. RONALD VAN BELLE
1 Hans Memling, Ursulaschrijn,
1482-1489, olieverf op paneel, Sint-Janshospitaal Brugge, korte zijde met twee zusters Foto: Lukasweb
4
Beide werken werden in opdracht van de kloostergemeenschap geschilderd. De opdrachtgevers van het Johannesretabel uit 1479 lieten zich door Memling prominent op de buitenluiken afbeelden. Ze werden door James Weale geĂŻdentificeerd als Agnes Casembroot en Clara Van Hulsen, respectievelijk overste en spindezuster, en Antheunis Seghers en Jacob de Ceuninc, respectievelijk meester en bursier, samen de vier leidinggevenden van het hospitaal zeg maar. De opdrachtgevers van het Ursulaschrijn komen minder nadrukkelijk in beeld. Ze werden - eenmalig in het oeuvre van Memling - in de vorm van een beeldje van hun patroonheilige op de vier hoeken van het schrijn neergezet. De vier hoekbeeldjes stellen de HH. Jacobus, Johannes de Evangelist, Agnes en Elisabeth voor. De opdrachtgevers werden dus niet persoonlijk uitgebeeld en niet door Hans Memling, maar indirect, door een anonieme beeldsnijder. De beeldjes staan voor Jacob de Ceuninc en Jan
Floreins, en Agnes Casembroot en een zuster met de voornaam Elisabeth. Bijzonder hierbij is dat Agnes Casembroot en Jacob de Ceuninc er opnieuw bij zijn. De derde opdrachtgever, Jan Floreins, gaf in 1479 aan Memling de opdracht voor een triptiek met de Aanbidding, en was met het Ursulaschrijn dus eveneens aan zijn tweede opdracht toe. Deze drie kloosterlingen speelden onbewust de hoofdrol in de uitzonderlijke relatie tussen Hans Memling en de communauteit van Sint-Jan. Via de translatieakte van 21 oktober 1489 zijn we goed ingelicht over de plechtige intrede van het Ursulaschrijn in het hospitaal. Het document werd door notaris Rombout de Doppere opgesteld en beschrijft de overdracht van de relieken van Ursula en andere heiligen in het gloednieuwe Ursulaschrijn van Memling. Het document vermeldt wie bij de plechtigheid als getuige was gevraagd. Hans Memling was er niet bij, vermoedelijk omdat het een strikt religieuze aangelegenheid betrof. Van de vier
1 opdrachtgevers waren Jan Floreins en Jacob de Ceuninc aanwezig. Agnes Casembroot was in de loop van 1489 overleden. De nieuwe overste, Jossine van Dudzeele was er ook, samen met de andere zusters. De opdrachtgever met de voornaam ‘Elisabeth’ stelde de onderzoekers al lang voor een probleem. Er kon in de hospitaalarchieven geen leidinggevende met die voornaam worden gevonden, wel een gewone zuster, Elisabeth Mijnsheeren. Deze piste was echter weinig aannemelijk want ze werd na 1469 niet meer
in de bronnen vermeld. Ook de identificatie van twee kloosterzusters op één van de korte zijden vormde een probleem. Weale linkte er twee foutieve namen aan. Onderzoekers hielden het bij ‘twee zusters die de kloostergemeenschap vertegenwoordigden’. Beide problemen lijken vandaag opgelost: dr. Ronald Van Belle legde de ontbrekende link tijdens zijn onderzoek naar grafzerken in het SintJanshospitaal. Zijn belangrijke vondst bleef onopgemerkt maar werd door mij opgepikt toen ik mij in de literatuur over de grafzerken verdiepte.
We laten hem zelf aan het woord: RVB: ”De vondst van een aantal grafzerken tijdens de restauratie van de voormalige ziekenzaal in februari 1997 leidde tot nieuwe inzichten over wie in het hospitaal verbleef en er begraven werd. De grafzerken en fragmenten werden aangetroffen als dekplaten van de riolering van de oude ziekenzaal. Na een grondig onderzoek bleek dat het om broeders, zusters en weldoeners van het hospitaal ging. Een grafzerk van Doornikse kalksteen trok de aandacht door zijn afmetingen (H 200,5 x B 108,5 cm) en verzorgde afwerking. De afgebeelde persoon bleek Liisbette (Elisabeth) Casembroot te zijn, dochter van Lenaert Casembroot en echtgenote van Philips de Backere. Ze was overleden in 1482. Liisbette was bovendien de zus van Agnes Casembroot, de overste van St.-Jan in 14591460, 1462-1463, en onafgebroken tussen 1469-1470 tot waarschijnlijk 1488-1489. De familie Casembroot behoorde tot de elite van Brugge. Dat verklaart ook waarom Agnes zo’n hoge functie bekleedde. De familie de Backere had fortuin gemaakt in de houthandel en behoorde tot de rijkste families van Brugge. Over de activiteiten van echtgenoot Philips weten we echter niets. Liisbette was geen kloosterzuster maar een zuster familiaris of lekenzuster. Lekenzusters legden de gelofte van gehoorzaamheid en kuisheid af en kregen kost en inwoon voor de rest van hun leven. Liisbette zal ongetwijfeld haar zus Agnes in haar verschillende taken hebben bijgestaan. Dat ze lekenzuster was blijkt uit volgende archieftekst waarin ze geld overmaakt voor de viering van het jaargetijde van haar overleden echtgenoot: ‘sondach voor meye 1449 - sondachs voor meye 1450’ – ‘van zr Lysbette sBackers iaerghetide vj s.p.’ Liisbette was dus in 1449-1450 al weduwe en verbleef meer dan 30 jaar als lekenzuster in het hospitaal! Dat ze geen kloosterzuster was blijkt uit het feit dat ze niet opgenomen werd in de lijsten van de kloosterzusters en de term ‘zuster’ ook niet op haar grafzerk voorkomt maar wel die van ‘wedewe’. De rekeningen van 1482 vermelden verder ’Van der sepulture van der voorseide wedewe gheconsenteert voor den choor
5
museumbulletin > casembroot
1
2 ontfaen xxiiij L par.’Haar grafzerk kostte 24 £ parisis en haar bijzetting in het koor wijst op het aanzien dat Liisbette bij de hospitaalgemeenschap genoot. Op haar zerk staat ze afgebeeld in een lang gewaad met een falie, een grote sluier die als bovenkleed over het hoofd getrokken werd en deels onder de armen gekneld. Gezicht en handen zijn met wit marmer ingelegd: het bovenste deel van haar gezicht toont haar gelaatstrekken, het onderste deel stelt de guimpe of kindoek voor. De koperen wapenschildjes van haar familie en het schildje van echtgenote zijn verdwenen. Liisbette Casembroot was vrij vermogend. De hospitaalrekenin-
6
gen vermelden bij haar overlijden de schenking van een grote geldsom aan haar zuster Agnes: 240 £ parisis als vijfde deel van de successie. Liisbette liet daarenboven nog eens 92 £ aan het hospitaal na. Het bedrag van 332 £ parisis vertegenwoordigde iets meer dan 22 £ groten Vlaamse munt. Omgezet naar vandaag bedraagt de totale schenking van Liisbette iets meer dan 68.112 €, wat toen een aanzienlijk bedrag was. Het lijkt dan ook aannemelijk dat deze geldsom door overste Agnes Casembroot aangewend werd om haar deel in het Ursulaschrijn van Memling te bekostigen. Als opdrachtgeefster heeft ze de herinnering aan haar zuster
Liisbette willen in ere houden met de afbeelding van de H. Elisabeth als vierde hoekbeeldje. De levenswandel en de belangrijke schenkingen van Liisbette zullen ongetwijfeld hiertoe bijgedragen hebben. Algemeen werd aangenomen dat de twee kloosterzusters op de smalle zijde de opdrachtgeefsters van het schrijn waren. De door Weale voorgestelde kloosterzusters overtuigden niet en daarom stelde men dat deze twee zusters ‘de kloostergemeenschap vertegenwoordigden’. Wij menen dat de schilder zich in dat geval niet zou beperkt hebben tot de voorstelling van twee zusters maar voor een grotere groep zou gekozen hebben. Wij vragen ons dan
ook af of de afgebeelde zusters niet een laatste eerbetoon vormen aan Agnes als belangrijke overste en Liisbette als lekenzuster en bijzondere weldoenster. Het lijkt ons goed mogelijk dat Agnes Casembroot als medeschenkster van het Ursulaschrijn zo de herinnering aan haar zuster heeft willen bestendigen.” Tot zover dr. Van Belle. We mogen hieruit besluiten dat het Ursulaschrijn, dat gedateerd wordt als ‘voor 1489’ (terminus ante quem) voortaan kan worden gedateerd als ‘1482-1489’. Het is aannemelijk dat Agnes in 1482 aan Memling de opdracht gaf om Liisbette postuum op het schrijn af te beelden. 1482 is bijgevolg een terminus post quem voor de realisatie van het Ursulaschrijn. Het is niet ondenkbaar dat Agnes Casembroot het initiatief nam voor de opdracht voor het Ursulaschrijn omdat ze de substantiële som waarover ze in 1482 plots beschikte, goed wilde besteden. Vandaar wellicht ook de dubbele aanwezigheid van Agnes en Liisbette op het schrijn.
1 Hans Memling, Ursulaschrijn, 1482-
1489, olieverf op paneel, Sint-Janshospitaal Brugge, de H. Elisabeth Foto: Lukasweb 2 Hans Memling, Ursulaschrijn, 1482-
1489, olieverf op paneel, Sint-Janshospitaal Brugge, de H. Agnes Foto: Lukasweb 3 Wrijfprent van de grafzerk van
Liisbette Casembroot Foto: Ronald van Belle
3
7
museumbulletin > jan floreins
de verborgen rekeningboekjes van jan floreins Op 1 april 1976 werd bij restauratiewerken in het Sint-Janshospitaal een bijzondere vondst gedaan. Onder de vloer van de voormalige archiefkamer in het broederklooster ontdekte men 3 handgeschreven rekeningboekjes. Ze dateerden van 1491, 1492 en 1493 en waren van Jan Floreins, meester in het hospitaal. Niemand wist van hun bestaan tot ze bijna 500 jaar later toevallig werden teruggevonden. De boekjes waren beschadigd door vocht en er was tekst verloren gegaan. Ze konden nog net worden getoond in de tentoonstelling ‘800 jaar Sint-Janshospitaal’ in 1976. De boekjes werden onlangs gerestaureerd en worden nu voor het eerst sinds 1976 tentoongesteld. Door MIEKE PAREZ en MARTINE EECKHOUT, restauratrice
floreins, op vertrouwde voet met memling
1
8
Jan Floreins was niet zomaar een broeder in het Sint-Janshospitaal. Hij bestelde in 1479 bij Hans Memling een klein drieluik met de Aanbidding der Wijzen en staat er zelf op afgebeeld. Het oorspronkelijk opschrift op de lijst vermeldt zijn naam samen met die van Memling. De wapenschilden van zijn familie werden op de buitenluiken afgebeeld. Hij was enkele jaren later ook een van de opdrachtgevers voor het Ursulaschrijn. Floreins kende Memling dus persoonlijk
en moet hem vaak hebben gesproken. Dat hij de rekeningboekjes als laatste in handen heeft gehad is een fascinerende gedachte.
de rekeningboekjes In 2013 verscheen er een inhoudelijke studie van de rekeningboekjes door dr. Jacques Mertens, historicus en voormalig archivaris. De auteur volgt in zijn bespreking de originele bladnummering, met volgend resultaat. In het eerste boekje noteerde Floreins de ontvangsten in het hospitaal voor het jaar 1491. Er staan ook uitga-
2
ven en renten in vermeld, en de opbrengst van de vergierroede, een peilroede voor wijn en een bron van inkomsten voor het hospitaal. Interessant zijn de gedetailleerde wekelijkse uitgaven voor voeding die een goed zicht geven op het hospitaalleven. Floreins stelde het boekje op nadat de officiële rekening was opgemaakt, of gelijktijdig. In het tweede en het derde boekje noteerde hij - behalve de grote kosten - elke dag de uitgaven voor voeding, van mei 1491 tot mei 1493. De extra kosten die werden gemaakt als de voogden op bezoek kwamen, of op SintJansdag zijn daarbij leuke weetjes. Dr. Mertens vraagt zich terloops af waarom Floreins voor zichzelf een kopie van de officiële rekening
1 Jan Floreins, detail uit triptiek
Foto: Lukasweb 2 Hans Memling, Triptiek van Jan
Floreins, 1479 Foto: Lukasweb
maakte. Dit aspect bleef tot nu toe onderbelicht maar we vonden een aannemelijke verklaring in de bronnen.
jan floreins in de documenten We verdiepten ons in enkele documenten die over Jan Floreins bewaard bleven. Ze geven inzicht in een structureel conflict tussen de communauteit en Jan Floreins. De broeders laten zich kennen als een vijandige gemeenschap die Floreins belastert, zusters en weldoeners tegen hem opzet en probeert hem buiten te werken. Floreins werd in 1499 uit zijn functie van meester ontzet. - In een ongedateerde brief aan de bisschop van Doornik, Louis Pot, die kort na diens wijding in 1483 moet zijn geschreven, beklaagt meester Floreins zich over het gebrek aan plichtsbesef en respect bij de broeders die hij notabene zelf het klooster heeft binnengebracht nadat hij bijna 4 jaar tevoren als enige broeder de pest had overleefd. Floreins voegt een voorstel tot hervorming toe, waarmee hij hoopt de discipline
te herstellen. - In een vriendelijke brief aan de kloostergemeenschap (maart 1499) vraagt Floreins om ontheven te worden van plichten die niet stroken met de waardigheid van zijn vroeger ambt. Hij vraagt daarnaast een redelijk pensioen. - Het botte antwoord volgt een maand later: Floreins moet zijn beste kleren maar verkopen. - Floreins wendt zich met dezelfde vraag tot het stadsbestuur. Hij voegt eraan toe dat de broeders hem sinds zijn ontslag de grofste verwijten maken en geen waardering opbrengen voor iemand met bijna 40 jaar dienst in het hospitaal. - Een vriend van Floreins komt hem ter hulp. In een brief aan het stadsbestuur bevestigt hij het verhaal van Floreins en de aanslepende problemen met de communauteit.
mogelijke verklaring In deze brief viel ons oog op volgend zinnetje: ‘ (…) tous ensemble ils l’ont accusé d’avoir dissipé les biens de l’hospice,et, afin qu’l ne pût se défendre, ils ont soustrait ses livres de comptes et peut-être les ont-ils brûlés.”
9
museumbulletin > jan floreins
Is het niet menselijk en aannemelijk dat Floreins een kopie van de rekeningboeken maakte en die achter de hand hield om zich te verdedigen als hij van gesjoemel zou worden beschuldigd? De rekeningboekjes van 1491, 1492 en 1493 zijn het museum per toeval in handen gekomen. Waren er nog meer die niet gevonden zijn of door Floreins zelf na verloop van tijd vernietigd werden?
zorgvuldig, zeer zacht en droog afstoffen met een zacht penseel van die bladen waar de toestand van het papier het toeliet. We besteedden bijzondere aandacht aan de eerste en laatste bladen, kop- en voorsneden van de boekjes. Vuil, restjes aarde en stro werden mechanisch verwijderd en in het restauratieverslag bewaard. Het beschreven gedeelte van de bladen werd niet met penseel of roetspons droog
gereinigd omdat er op sommige plaatsen nog droogzand op de inkt aanwezig is. Het maakt deel uit van het document en wordt beter niet verwijderd. Afhankelijk van de omvang van de schade werd Japans papier van verschillende grammage gebruikt voor het verstevigen, instukken of lamineren. Het papier was vooral in de bladvouwen zwaar beschadigd en verzwakt
wantrouwen Jan Floreins had geen gemakkelijk karakter. Hij was zich goed bewust van zijn verdiensten voor het hospitaal en wilde erkenning. Floreins legde het disfunctioneren van de kloostergemeenschap bloot maar toonde tegelijk zijn genegenheid en zijn wil tot verzoening. Het zijn vooral de broeders die in dit conflict zwaar uit de bocht gingen. Floreins’ kopieÍn verwijzen rechtstreeks naar het diepe wantrouwen dat de communauteit tijdens het laatste kwart van de 15de eeuw verdeelde. Hun belang ligt dus niet alleen in hun inhoud maar ook in hun achtergrond.
de conservatiebehandeling Het doel van de conservatie van de rekeningboekjes was ze voor verder verval door manipulatie en consultatie te vrijwaren. De boekjes vertoonden heel wat vocht-, schimmel- en insectenschade, met papier- en tekstverlies. Ze konden nauwelijks aangeraakt worden en nog minder geraadpleegd. Het tweede boekje was het zwaarst aangetast. De inkten waren uitgelopen door vocht en de laatste bladen vertoonden veel schimmelschade, met grote lacunes en zwakke zones als gevolg. De drie handschriftjes zijn +/-30 cm hoog en 10 cm breed. Ze bevatten elk een tiental bifolia handgeschept gevergeerd (*) papier. We troffen 2 verschillende watermerken aan die wijzen op papier dat in talrijke incunabelen werd gebruikt. Eerst werden alle bladen gefotografeerd. Schimmeltesten toonden geen actieve schimmel aan, inkttesten geen agressieve ijzergallusinkten. De conservatiebehandeling bestond uit een
10
1
en werd met doorzichtig Japans papier en omkeerbare lijm verstevigd. Grotere lacunes werden met een steviger aangepast Japans papier ingestukt. Sommige bladen konden gered worden door de restjes papier te lamineren tussen twee lagen Japans papier. Voor de conservatie werden de rekeningboekjes niet uit elkaar gehaald: zo kon de oorspronkelijke bind- en naaiwijze behouden worden. Waar
de naaidraden verzwakt bleken, werd, naast de oorspronkelijke draad, een bijkomende nieuwe vlasdraad doorgehaald. Er werd een zuurvrije doos op maat gemaakt waarin elk boekje in een afzonderlijke zuurvrije map kan opgeborgen worden.
nieuwe opstelling Het project rond de gerestaureerde rekening-
boekjes kadert in een gefaseerde herinrichting van de hospitaalkapel. Vanuit een gewijzigde missie en visie wordt de kapel niet langer als een schrijn voor de topwerken van Memling gezien. Er wordt teruggekeerd naar de 17deeeuwse toestand; de kerk neemt – uiterlijk - opnieuw haar functie van liturgische ruimte op. De Reins- en de Floreins-triptiek worden dit najaar opgesteld in de zaal voor de kapel. In 2015 volgt het Johannesretabel. *Gevergeerd of vergÊpapier is een papier dat fijne lijnen (vergures of waterlijnen) laat zien wanneer er licht doorheen valt. De fijne lijnen worden door de fijne metalen draden van de schepzeef (handgeschept papier) gevormd. Een watermerk of filigraan wordt op dezelfde manier verkregen.
1 bladzijde 70-71 voor conservatie
Foto Martine Eeckhout 2 bladzijde 70-71 na conservatie
Foto Martine Eeckhout
2
11
museumbulletin > pop-up wall
een pop-up wall in het sint-janshospitaal: een museaal experiment Het woord pop-up klinkt als muziek. Eigenlijk gaat het bijna om een maatschappelijk fenomeen - zeg wel bijna - want de aandacht die aan pop-up evenementen wordt besteed verdwijnt even snel als de installatie ervan. Hoog tijd dus om in museaal opzicht even aandacht te besteden aan deze eendagsvliegen en de mogelijkheden ervan voor de museumwereld uit te diepen. Door SIBYLLA GOEGEBUER
Maatschappelijke fenomenen of volkscultuur aan bod brengen in een cultuurhistorisch museum dat het zorgverhaal centraal stelt, het kan. Een museum moet zich iedere dag opnieuw relevant maken. Het museumverhaal moet actueel blijven en af en toe vanuit een bijzondere hoek worden benaderd. Een pop-up wand in het Sint-Janshospitaal brengt geen drankjes in een spring-in-het-veld museum lounge-bar. Het gaat ook niet om een digitale museumshop in de stijl van de Glamour Mobile Beauty Shopping wall in 2012 in New York, waar begerige klanten met een simpel scannen van een barcode op de smartphone, producten kunnen aankopen. Sint-Jan houdt het bescheiden. Het museum speelt het spel zoals het hoort met en vanuit de collecties. Tot 3 februari 2015 drijft het SintJanshospitaal voor de museum-fashionistas de aandacht op de spits voor de proefopstelling ‘Het Sint-Janshospitaal. Een medisch en religieus zorgverhaal’ met een pop-up wall. Het laat het museum even buiten de zuiver museale grenzen treden. Noemen we het een museumlaboratorium. Het paneel belicht compact, met woord en vooral beeldmatig, het verhaal over de medische therapie klisteren, vanaf de middeleeuwen tot de 18de eeuw. De bruikleen van het schilderij De anatomische les, een anoniem werk uit 1679, voor de tentoonstelling “Vesalius, het lichaam in beeld” in het Museum M te Leuven, bood een unieke gelegenheid voor dit quasi museale experiment.
12
Het museumbeleid kiest ervoor om het universele zorgverhaal in een actuele en historische context te plaatsen. Een dergelijke benadering helpt de rode lijn van het medische zorgverhaal van het Sint-Janshospitaal te bestendigen tot op de dag van vandaag. Niet alleen de globale museumopstelling van het Sint-Janshospitaal wordt herdacht, ook aan het idee over het werken met proefopstellingen wordt zo goed als dagelijks gesleuteld. In de eerste try-out opstelling die de medische geschiedenis van het SintJanshospitaal toelicht, worden minitentoonstellingen georganiseerd. Sinds 2011 hebben we OCMW collecties te gast, zoals het Musée Notre-Dame à la Rose (Lessines) in 2013. De tentoongestelde medische publicaties wisselen, ook vanuit conservatie-oogpunt, regelmatig. De pop-up wand is het recente toemaatje. Collectiebeleid richt het museumbeleid. Dit veronderstelt een collectieplan, een geëngageerde collectiemobiliteit, één van de pijlers van het Vlaamse museumdecreet. Het vergt ook creativiteit. Een museum leeft. De pop-up wall in se is statisch maar draagt verschillende elementen in zich die het museumverhaal dynamiseren. De wand is tijdelijk maar profileert zich niet als een kleurrijke eendagsvlinder. De informatie richt zich tot een ruim publiek. Het project schrijft een nieuw hoofdstuk van het medische verhaal.
Tot 3 februari 2015: Pop-up wall “Een medische therapie: klisteren” in het Sint-Janshospitaal Ontwerp: PK-Projects Brugge
museumbulletin > pickery
het model van het standbeeld voor hans memling door hendrik eugeen pickery Het kunstpatrimonium van Brugge verwierf onlangs uit een privéverzameling een gesigneerd beeldje van het bekend standbeeld dat door Hendrik Pickery vervaardigd werd. Dit beeldje is gekapt uit wit geaderde marmer en draagt rechtsonder op de zijboord van de vierkantige afgeschuinde sokkel de signatuur “H. PICKERY”. De sculptuur is licht beschadigd aan de punt van de rechter schoen en achteraan op de twee uitstekende pinakels van het beroemde Ursula- schrijn. Zijn kleding is identiek aan het grote standbeeld op de Woensdagmarkt. Door STÉPHANE VANDENBERGHE
Hendrik Pickery is een bekend Brugs beeldhouwer en eveneens de maker van het groot standbeeld op de Woensdagmarkt (° 17.9.1828- + 27.7. 1894). Hij werd samen met zijn oudste zoon Gustaaf (° 9.8.1862- + 28.2.1921) - eveneens beeldhouwer - begraven in een neoclassicistisch monument op de centrale begraafplaats in Assebroek. Na een opleiding aan de plaatselijke Vrije Academie voor Schone Kun-
sten vanaf 1845-46, ging Hendrik zich in de periode 1850-55 vervolmaken aan de Antwerpse Academie onder de leiding van de beeldhouwer Jozef Geefs (1808- 1885). Hendrik behaalde in 1856 de Prijs van Rome, keerde naar zijn geboortestad terug en huwde in 1861. Hij woonde achtereenvolgens in de Kuipers-,de Beenhouwers- en de Katelijnestraat en bouwde in 1863 een ruim atelier in de Beenhouwersstraat, waar
13
museumbulletin > pickery
1
2
hij actief was met zijn medewerkers. Het jaar daarop onderwees hij aan de lokale Academie naar het levend model, de antieken, prenten en ornamenten en vanaf 1878 eveneens de ontleedkunde tot kort voor zijn overlijden. Hij stelde tentoon op de Brusselse Salons van 1860 en 1863, de Wereldtentoonstelling van
14
Parijs in 1867 en het Salon du Cercle artistique brugeois in 1884. Hendrik Pickery is de auteur van meerdere, nog bewaarde standbeelden in Brugge. In eigen stad gaat het om het Van Eyckmonument in gegalvaniseerd brons (1878) en de tien bronzen beelden, die in 1878-82 geplaatst werden op de top van de Griffie aan de Burg. De Brugse musea zijn bovendien in het bezit van
de fraaie marmeren portretbuste van Barones Liedts (1889) en “De gebroken stoel” of “Het verraste kind” (1893), waarvan het ontwerp al op het Salon van Brussel in 1872 geëxposeerd was. Pickery realiseerde de bustes van zijn ouders Albert Pickery en Barbara Dubois (gips, 1859). De bustes van Wenceslas Coeberger (gips, 1864) en Frans Pourbus II (brons, 1882)
van dit plein sindsdien in Hans Memlingplaats gewijzigd. Naar aanleiding hiervan hadden grote festiviteiten plaats, waarop de minister van binnenlandse zaken en meerdere prominenten aanwezig waren. Tijdens deze viering werd Pickery tot ridder in de Leopoldsorde benoemd. Er werd toen een Cantate van de toondichter Jules-August Busschop uitgevoerd en vonden een stoet, een concert, prijskampen, vuurwerk en de gebruikelijke redevoeringen plaats. Van de hand van Leopold Wiener (1823-1891) bleven er nog bronzen medailles bewaard, die het borstbeeld van Hans Memling voorstellen met een Franstalig opschrift binnen op de keerzijde.
3
schoenen. Memling houdt in de beide handen een penseel en een paneeltje vast. Rechtsonder staat een schilderspalet waaruit twee borstels uitsteken en achter hem bevindt zich onderaan het Ursulaschrijn. Op de sokkel van het beeld is rechts de signatuur “H. PICKERY/1871” in de natuursteen uitgekapt. Vooraan is op de hoge sokkel ook “hans/Pickery” in goudverf duidelijk leesbaar. Het standbeeld op de Woensdagmarkt werd al enige malen gereinigd. In 1994 had dit nog plaats naar aanleiding van de vijfhonderdste verjaardag van Memlings’ overlijden.
Bibliografie K. Pickery, Hendrik en Gustaaf Pickery, Brugse
of het beeld “De Sater met het kind” of “Faun en kind” (1862, marmer) worden bewaard in het Museum voor Schone Kunst te Brussel, de buste van Charles de Bériot (marmer, 1891), in het Brusselse Paleis der Academiën. De Sint-Sebastiaansgilde in Sint- Andries bezit de portretten in gips van Frans Vanneste (1883) en Prins Filip (1864). De Antwerpse Singel beschikt over de bustes van Peter Benoit en Jacob van Maerlandt (1883). Het grootse standbeeld van dichter Jacob Van Maerlant in Damme is ook van zijn hand, net als het Gedenkteken van P.J. Renier in Deerlijk (1869). Belangrijk voor Brugge is ook het feit dat de beeldhouwer in 1864 de houten sokkel van het beroemde Ursula-schrijn in het Sint- Janshospitaal vervaardigde. Hij maakte ook sculptuur en meubilair in neostijlen, zoals voor de Dominicanessenkerk (1866-67), de Capucijnenkerk in de Bouveriestraat (1870-80), het Klooster van Spermalie (1869) en de Kapucijnenkerk in de Clarastraat. Het grafmonument van Ferry de Gros in de Sint-Gilliskerk werd door Pickery in 1864 gerestaureerd.
Het standbeeld op de Woensdagmarkt staat op een hoge, achtzijdige sokkel in arduin met afgeschuinde hoeken en bovenaan een lijst van bladornamenten, ontworpen door stadsarchitect Louis Delacenserie (1838- 1909) en uitgevoerd door P. vande Weghe, steenkapper. Achteraan op de rechtopstaande wand van de basis is het opschrift “SOCIETE ANONYME/POVR L’EXPLOITATION DES CARRIERES ROMBAVX/A SOIGNIES” in het arduin gekapt. Memling is ten voeten uit voorgesteld en draagt een wambuis of “pourpoint” en riem met daarover een mantel. Hij heeft een hoed op het hoofd en puntige
beeldhouwers, Sint- Andries, Brugge, 1982, p. 27. D. Vandenbunder, Pickery Hendrik Eugeen, in : Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 10, Brussel, 1983, kol. 508-510. D. De Vos, Memling (Memlinc), Hans (Johannes, Jan), schilder, in : Nat. Biografisch Woordenboek, Deel XII, Brussel, 1987, kol. 519-534. A. Vanhoutryve, Brugse stand- en borstbeelden. Historische analyse en retrospectieve, Brugge, 1989, p. 133-150. J. V(an) C(leven), Pickery, Hendrik, in : De 19deeeuwse Belgische beeldhouwkunst, Brussel, Generale Bank, 5/10-5/12/1990, deel II. Catalogus, p. 525-527. L. van Biervliet, De roem van Memling, in : D. De
1 Beeldje van H. Memling
48,5 x 14 x 14 cm (inv. 2014. SJ0001.VI) 2 Standbeeld van Hans Memling,
Brugge, Woensdagmarkt
Vos (o.l.v.), tentoonstelling Hans Memling: vijfeeuwen werkelijkheid en fictie. Essays, Brugge, Groeningemuseum, 12.8-15/11/1994, Essays, p. 109-124. J.- L. Meulemeester, Hans Memling en Hendrik Pickery, Vlaanderen, jg. 43, 1, sept.-oktober 1994, p. 165-167.
3 Standbeeld van Hans Memling, detail
D. De Vos, Het volledige oeuvre, Antwerpen, 1994, 431 p.
Tot de oprichting van het imposant Memlingstandbeeld was besloten in de Brugse gemeenteraad van 22 juni 1867. De onthulling van het standbeeld op de Woensdagmarkt - vooraf Oosterlingenplaats en Coolplaetse genoemd had plaats op zondag 3 september 1871. Vanaf de fusies van de gemeenten werd de naam
15
museumbulletin > ocmw van brussel
het museum van het ocmw van brussel te gast We dagen de lezers uit om even bij familie te informeren naar hun kennis van het kunstbezit van het OCMW. De kans is groot dat men niet eens weet dat het OCMW eigenaar is van een belangrijk kunstpatrimonium, laat staan dat men zicht zou hebben op de collecties zelf. Kunstverzamelingen en het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, het lijkt inderdaad een onwaarschijnlijke combinatie. Door MIEKE PAREZ en AURELIE NOIRHOMME, adjunct-conservator Museum van het OCMW Brussel
1
16
En toch is dat niet zo: de kunstcollecties van het OCMW zijn doorgaans veel ouder dan de klassieke, door iedereen gekende museumcollecties. Ze zijn historisch gegroeid in caritatieve zorginstellingen in Vlaanderen en Brussel, hebben een grote maatschappelijke relevantie en zijn kunsthistorisch zeer waardevol. De kunstwerken werden niet verzameld voor hun artistieke waarde maar omdat ze deel uitmaakten van de dagelijkse werking in een zorginstelling. Met de professionalisering van de zorg en de overgang van christelijk geĂŻnspireerde liefdadige instellingen naar een door de overheid gefinancierde, wettelijk geregelde organisatie van sociale bijstand voor hulpbehoevenden (sinds 1976 het OCMW) diende er voor dit kunstpatrimonium een andere bestemming te worden gezocht. In het slechtste geval geraakten de collecties
verspreid, werden ze in depot opgeslagen en daarna vergeten, of verkocht. In het beste geval kregen ze een museale bestemming in het eigen monument. Zo ging het in het SintJanshospitaal en Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie waar de collecties worden getoond in hun oorspronkelijke context: een hospitaal waar men uit armoede kwam aankloppen. Het Hospitaalmuseum - de overkoepelende benaming voor beide locaties - is het enige museum dat OCMW-collecties beheert en op landelijk niveau is erkend. 1 detail 2 Retabel van de Geboorte, Brussel,
1470-1530, olieverf op paneel Foto: Museum van het OCMW Brussel
2
Daarom richtte het museum in 2009 een werkgroep op die zich tot doel stelt het OCMW-erfgoed beter bekend te maken bij het publiek en het tegelijk te beschermen. Verschillende initiatieven zagen sindsdien het licht. Beheerders van OCMW-collecties stelden in een speciaal nummer van Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen hun kunstpatrimonium voor en eind dit jaar wordt een gezamenlijke website verwacht. Het Sint-Janshospitaal nodigt bovendien jaarlijks een beheerder van OCMW-erfgoed uit om zijn collectie met een kunstwerk naar keuze te presenteren. Dit jaar is dat het Museum van het OCMW van Brussel met een Brussels retabel van de Geboorte uit 1470-1530. Het altaarretabel is niet indrukwekkend door zijn afmetingen of extravagante vergulding, maar bekoort door zijn eenvoud en naïviteit. Het versierde waarschijnlijk al in 1829 de kapel van het Sint-Janshospitaal in Brussel. Hoe het kunstwerk daar is gekomen weten we niet en welk parcours het aflegde is ons evenmin bekend. Uit die tijd dateren de predella met een slecht gekozen citaat van Tertullianus, en de polychromie, met gelaatstrekken die weinig ver-
fijnd zijn weergegeven. Die onhandige ingrepen waren mogelijk een aanpassing aan de nieuwe omgeving. Het werk is in uitstekende staat. Het retabel bestaat uit een gebeeldhouwde kist en vier beschilderde luiken. Het stelt taferelen voor uit het leven van Maria en de kindertijd van Jezus. Die traditionele thema’s ontvouwen zich over het volledige kunstwerk. Het gebeeldhouwde middenstuk in typisch Brusselse stijl en in de vorm van een omgekeerde T, is verdeeld in drie taferelen: de Annunciatie, de Geboorte met bovenaan een stoet der Wijzen, en de Besnijdenis. Ze worden van elkaar gescheiden door architecturale elementen in flamboyante gotiek. Aan de achterzijde van de figuren van de besnijdenis werden met een stempel twee houten hamers aangebracht. De hamer is het Brussels kwaliteitsmerk van het hout. De Brusselse waarmerken van de polychromie met het opschrift ‘BRVESEL’, en van de schrijnwerker, ontbreken. In de centrale nis treffen we de belangrijkste originele elementen aan. Onderaan herkennen we een minuscuul Jezuskind en een man met
een hamer. Het aantal ruiters in het bovenste stuk is ongewoon in vergelijking met de traditionele drie Wijzen. Het hoofd boven op een toren met daarachter vestingmuren, zou de vlakbij gelegen stad symboliseren. Vier luiken omringen het middendeel. Bovenaan staan Maria en de Heilige Anna. Links wordt Jezus tussen de Schriftgeleerden afgebeeld, rechts de Opdracht van Maria in de tempel. De schenker van het kunstwerk zit geknield bij de trap. De grisailles op de buitenluiken bovenaan stellen de Synagoge en de Triomferende kerk voor, en onderaan Maria en Johannes de Doper op de Calvarieberg. De gelovigen zagen normaal niet meer dan de grisailles want het retabel werd enkel op belangrijke liturgische feestdagen geopend. Het zien van de gepolychromeerde binnenkant droeg sterk bij tot de fascinatie. Het retabel overleefde de beeldenstorm van 1566. Met zijn originele luiken en gebeeldhouwde groepen is het een mooi voorbeeld van liturgisch en tegelijk artistiek meubilair.
17
museumbulletin > memling in italië
memling, rinascimento fiammingo 15 oktober 2014 – 18 januari 2015 in de scuderie del quirinale
Er zijn honderd en één redenen om op citytrip naar Rome te trekken. Naast de ontelbare kerken, palazzi en musea vol kunstschatten is er nu ook tot medio januari 2015 een niet te missen Memlingtentoonstelling. Die vindt plaats in de voormalige paardenstallen van het Quirinaal, tegenover het paleis waar vroeger de pausen huisden en nu de president verblijft. Curator Till Holger Borchert bracht daar een vijftigtal werken van Memling en tijdgenoten uit Vlaanderen en Italië samen die een boeiende confrontatie met elkaar aangaan. Het betreft de eerste monografische tentoonstelling ooit in Italië opgezet rond Hans Memling die hier als de absolute meester van de Vlaamse renaissance wordt getypeerd. Door RUDY DE NOLF
De tentoonstelling loopt over twee verdiepingen waar in een reeks opeenvolgende open ruimtes de werken in een ruime setting en coherente samenhang te zien zijn. Bij het begin wordt Memling geïntroduceerd als de logische synthese van zijn beroemde Vlaamse voorganger Jan van Eyck en vermoedelijke leermeester Rogier Van der Weyden. Een bewening van Christus uit het atelier van Van der Weyden illustreert deze denkpiste. Eens gesetteld in Brugge, viel Memling al snel in de smaak bij de Italiaanse beau monde en de stedelijke en klerikale elite in Brugge. Dat is hier o.a. te zien in een indrukwekkende serie portretten van rijke Italiaanse handelaars en bankiers die zich tijdens 1
18
hun verblijf in Brugge geflatteerd lieten afbeelden door de Meester uit Seligenstadt. Hiermee creëerde Memling een nieuw, vooral in Italië in het begin van de 16de eeuw frequent nagevolgd model: de geportretteerde in driekwart profiel tegen een weids landschap. De Man met de Romeinse munt uit het KMSK Antwerpen prijkt niet toevallig op de affiche van de tentoonstelling. Ook het portret uit de collectie van de Engelse koningin is van de partij naast andere bekende portretten uit de Frick in New York en uit de Accademia in Venetië. Telkens blijkt dat Memling de perfecte balans vond tussen een realistische en een geïdealiseerde voorstelling van zijn opdrachtgevers. Het bezorgde hem een
2
1 Affiche aan de gevel van de Scuderia
del Quirinale 2 Hans Memling, (wedersamengestelde)
Crabbetriptiek, (1470) Foto’s: Rudy De Nolf
talrijk en internationaal cliënteel dat bereid was de hoge prijs te betalen niet alleen voor portretten maar ook voor altaarstukken en triptieken in verschillende formaten waarvan er eveneens verschillende in de tentoonstelling te zien zijn. De Crabbetriptiek, gewoonlijk opgesplitst over drie musea wereldwijd (New York, Vicenza en Brugge), is tijdelijk in al zijn glorie samengesteld inclusief de Brugse buitenluikjes van de Annunciatie. Ook de Pagagnotti-triptiek is opnieuw compleet met panelen afkomstig uit de Uffizi in Firenze en de National Gallery in Londen. Helemaal op het einde van de eerste verdieping troont prominent in het midden 'ons' Moreeltriptiek, het eerste grote familieportret uit de geschiedenis van de schilderkunst. Zoals bij de andere tentoongestelde triptieken is er telkens die juiste afweging tussen de weergave van de religiositeit van de stichters en hun sociale status. Iets wat de opdrachtgevers in de geest van hun tijd blijkbaar erg naar waarde schatten. Memling wordt verder ook getoond als 'narra-
tore', verteller van het passieverhaal waar de gelovige in de geest van de Moderne Devotie, het lijdensverhaal kon volgen in één grote visuele wandeling door een gedurfde en originele compositie. Het lijkt wel of de hele Brugse Heilig Bloedprocessie hier op een paneel is samengebracht (Passie van Christus uit de Galleria Sabauda in Turijn). Op de tweede verdieping wordt aandacht besteed aan de omgeving van Memling. De aangrijpende Ecce Homo van de Brugse meester (Genua, Palazzo Bianco) hangt er naast de versie van Domenico Ghirlandaio (Philadelphia). Ronduit verbluffend is een groot paneel van de meester van de Lucialegende, een heilige Catharina met achter haar de skyline van het laat 15de-eeuwse Brugge met het half afgewerkte Belfort. Op een drieluik uit de kathedraal van Cagliari herkennen we letterlijk de Ecce Homo en Mater Dolorosa uit het Groeningemuseum, aldaar toegeschreven aan Simon Marmion, hier aan een Brussels atelier. Het
19
museumbulletin > memling in italië
1
1 Meester van de Lucialegende,
H. Catharina, (11484-93), Pisa, Museo Nazionale di San Matteo 2 Meester van het geborduurde loof-
werk, Triptiek van Clemens VII, (ong. 1500), Cagliari, Museo Diocesano 3 Hans Memling, Salvator Mundi,
(1480-5), Collectie Lynda & Stewart Resnick 4 Hans Memling, Portret van een jonge
vrouw (fragment), (1480-5), Collectie J. William Middendorf II Foto’s: Rudy De Nolf
20
werk kende een dramatische geschiedenis. Het werd omstreeks 1500 door kardinaal Giulio de Medici aangekocht in Brussel en kwam in het Vaticaan terecht toen de eigenaar in 1521 paus werd onder de naam Clemens VII. Bij de plundering van Rome in 1527 nam een Spaanse soldaat het mee uit de pauselijke appartementen. Tot inkeer gekomen gaf de dief het aan een broederklooster in Cagliari. Wat later schonk de paus de triptiek aan de kathedraal van de Sardijnse hoofdstad. Een ander rampzalig verhaal is dat van de triptiek van het Laatste Oordeel die ooit door de Italiaanse bankier Angelo Tani besteld werd voor zijn grafkapel in de Badia Fiesolana maar tijdens het transport op zee gekaapt werd en naar Gdansk gebracht. Ook deze keer geraakte het werk in laatste instantie net niet in Italië. Een fraaie presentatie op verschillende televi-
sieschermen van het werk en zijn talloze details moet dit gemis opvangen. Bij de opening van de tentoonstelling was het Reinstriptiek uit het Sint-Janshospitaal dat wel in de uitstekende, weliswaar alleen in het Italiaans gepubliceerde, catalogus prijkt, nog onderweg. Voor wie de laatste twintig jaar de Brugse tentoonstellingen over 15de-eeuwse kunst gevolgd heeft, blijft er naast een blij weerzien met bepaalde schilderijen heel wat nieuws te zien: o.a. een recent ontdekte zegenende Christus, nog helemaal in de traditie van Jan van Eycks Vera Effigies, en aan het begin van de tentoonstelling een charmant - wat mij betreft - nooit voorheen gezien vrouwenportretje uit privébezit. Het is ooit onderaan ingekort zodat de typische Memling-uitsnit, hand op de lijst, verdwenen is, maar lijkt duidelijk verwant met het portret
2
van een jonge vrouw uit ons Sint-Janshospitaal. Verder zijn er nog twee buitenluiken van een triptiek uit het Spaanse Almazán die recent (2009) aan Memling toegeschreven werden: aan de binnenkant staan op het rechterluik een Sint-Pieter en op het linkerluik een Heilige Elisabeth van Hongarije in een zuilengalerij met typische doorkijk op het landschap. Op de
3
buitenkant vinden we in nissen de afbeeldingen van de Heilige Franciscus van Assisi en de heilige Bernardus van Siëna. Beide heiligen, in bruine pij, staan op een sokkel en maken een elegante beweging in trompe-l’oeil over de rand van de nis. Deze interessante paneeltjes bestemd voor het Franciscaner klooster van Almazán (Castilla y León) tonen samen met de
bewaarde fragmenten van de Nájeratriptiek (niet op de tentoonstelling) dat Memling niet alleen in Italië maar ook in het Spanje van Isabel la Católica zijn fans had. Dat er over dit alles tevredenheid is in Rome mag blijken uit een citaat van de directeur van de Scuderie, Franco Bernabè op de persconferentie: “Het is een tentoonstelling van een ongekende schoonheid met zeer zeldzame schilderijen, vaak heel kleine werken. En hoewel we normaal gezien enkel Italiaanse meesters tentoonstellen, of werken die hier zijn geschilderd, verdient Memling die zelf nooit in Italië geweest is, zijn plaats hier door zijn grote invloed op onze kunst.” Na al het moois dat hij ons de laatste vijftien jaar in Brugge liet zien, geeft Till Borchert met deze prestigieuze tentoonstelling in Italië een visitekaartje af dat niet alleen hem tot eer strekt maar ook de faam en het kunstpatrimonium van Brugge onder internationale belangstelling brengt.
4
21
museumbulletin > apollonia
beeld van de heilige apollonia gerestaureerd Door MIEKE PAREZ en HILDE WEISSENBORN, restauratrice Paus Innocentius X gaf op 12 april 1651 toelating voor de verering van de Heilige Apollonia in de kerk van het Sint-Janshospitaal. Een goede beslissing want ze werd er een van de populairste heiligen! Apollonia werd aangeroepen tegen tandpijn en had in de zalen een eigen altaar dat in 1657 werd gewijd. De zusters hielden vanaf 1874 registers bij waarin de inschrijvingen in de Broederschap van de H. Apollonia werden genoteerd. De kosteres noteerde de naam en het betaalde bedrag en gaf een bidprentje mee. Met het geld werden er missen opgedragen om de betrokkene te beschermen tegen tandpijn. Vrouwen konden hun baby inschrijven voor ze de materniteit van Sint-Jan verlieten. Het kind
was dan beschermd tegen pijn bij het tandjes krijgen. Na 1997, toen de kerk deel van het museum werd, waren er geen inschrijvingen meer. Het Apolloniabeeld (17de eeuw) uit de hospitaalkapel werd in september gerestaureerd. Het eikenhouten beeld vertoonde namelijk niet alleen gevaarlijk losliggende verfschilfers maar ook lacunes waar de verf was afgevallen. Dit heeft te maken met de hygroscopische eigenschappen van hout dat krimpt of zwelt naargelang het droog of vochtig is; de niet-elastische verflaag beweegt niet mee en barst of laat los. Dat dit geen recent probleem is, is te zien aan de vele oude geretoucheerde lacunes. In het verleden werd het beeld ook meermaals overschilderd:
de huidige natuursteenimitatie met de vergulde boorden in de kledij is niet de oorspronkelijke afwerking, maar een herneming van een eerdere stoffering. Bij de conservatie-restauratie lag de focus dus voornamelijk op het fixeren en terug vlak brengen van de verfschilfers. Daarnaast werd het beeld ook gereinigd waardoor de lichte kleur van de natuursteenimitatie opnieuw zichtbaar werd. Openstaande lijmnaden en lacunes werden opgevuld en geretoucheerd. Het museum toont het beeld dit najaar tijdelijk op ooghoogte zodat de bezoekers het resultaat van dichtbij kunnen zien. met dank aan Zr. Bracke, archivaris Zusters van Sint-Jan
1 de H. Apollonia, reiniging van het beeld
Foto: Hilde Weissenborn 2 de H. Apollonia, bidprentje
Foto: Arnout Goegebuer
1
22
2
beste museumvriend(in), U wordt werkelijk verwend dit najaar in onze Brugse Musea. Er is in de kabinetten van het Groeningemuseum het project waar kunstenares Ellen Harvey de relatie van Brugge met water en zee koppelt aan zelden getoonde kunstwerken uit de museumreserves: een beklijvend panorama van 3 op 21 meter dat een beeld geeft van Brugge tot aan de haven en de zee. In het Arentshuis loopt de 14de Europese Grafiekbiënnale die een selectie reproduceerbare grafiek in de ruimste zin van het woord toont, gerealiseerd door grafici uit de hele Europese Unie.
En in de Brugse Stadshallen kan u naar de dubbeltentoonstelling ‘14-18 Oorlog in Beeld | Brugge in Oorlog’: op het gelijkvloers brengt Sophie De Schaepdrijver een historische benadering van de bezette stad. Op de eerste verdieping loopt een dubbele fotografietentoonstelling: Carl De Keyser en David Van Reybrouck selecteerden historisch fotomateriaal en maakten er grote afdrukken van. Daarnaast is er een tweede expo van MAGNUMfotografen die het thema van W.O. I in beeld brachten. Wie in Brugge en omgeving op zoek wil gaan naar sporen van de Grooten Oorlog kan dit nu
ook via een gratis mobiele APP (voor Android en iOS) Brugge1418. Je kan ook het hele verhaal volgen op je tablet, thuis in de zetel. Een mooi aanbod en bovendien volledig gratis voor al onze leden, zelfs de tentoonstellingen in de Brugse hallen! De Raad van Bestuur
Een gedenksteen die verwijst naar W.O. I. Maar weet u ook waar het zich bevindt? Via de gratis APP Brugge1418 komt u het te weten. Foto: Rudy De Nolf
23
bijzondere begunstigers
colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck & Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Manfred Sellink, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Opmaak: Agates, Brugge Druk: De Windroos, Beernem Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be
beschermende leden van de vrienden van musea brugge in 2014 bames Baert-Van Tricht, Westkapelle bvba Bekking-Blitz, Amersfoort – NL dhr. Bogaert, Sint-Kruis nv Bonte & Sioen, Brugge dhr. Coens, MBZ Zeebrugge nv Chronos Brugge, Sint-Michiels dhr. & mevr. Crombez, Sint-Andries D’Haudrecy Art, Knokke dr. De Groote, Varsenare dhr. & mevr. De Limburg Stirum, Brussel galeries De Maere, Brussel dhr. & mevr. De Weerdt, Brugge dhr. & mevr. Denys, Blankenberge dhr. & mevr. Depre, Beernem Eurochair, Pittem Europacollege, Brugge dhr. & mevr.Galle, Sint-Andries dhr. Gheeraert, EG Consultancy, Brugge dhr. Glas, Overijse dhr. & mevr. Haezebrouck, Sint-Michiels dhr. & mevr. Hendrickx, Sint-Michiels dhr. & mevr. Klemke, Brugge drukkerij Lannoo, Tielt dhr. & mevr. Lemahieu, Sint-Andries dhr. & mevr. Loupo, Oostende
bvba Maertens - Fotografie, Sint-Andries dhr. Mouchette, Etterbeek dhr. & mevr. Provost-Vandewalle, Sint-Andries mevr. Roose, Lichtervelde dhr. & mevr. Schilz, Varsenare dhr. & mevr. Serruys, Brugge Soliver, Rumbeke mevr. Stevens, Assebroek dhr. & mevr. Tailleu, Oostende not. & mevr. Thomas, Brugge nv Universal Express, Lissewege dhr. & mevr. Van Acker, Sint-Michiels dhr. Vandamme, Brugge dhr. & mevr. Van Den Heuvel, Knokke dhr. & mevr. Vandewalle, Brugge dhr. & mevr. Van Tieghem, Brugge drukkerij Vandamme-Beke, Assebroek dhr. & mevr. Van Hoestenberghe, Jabbeke collection Vanmoerkerke, Oostende dhr. & mevr. Verborgh, Oostende dhr. & mevr. Vermandel, Oostende dhr. & mevr. Vlemincx, Oostende dhr. & mevr. Vyncke, Sint-Andries drukkerij De Windroos, Beernem