BOEKENREVUE
Ik ga leven ‘Was ik maar met de stroom meegegaan, dan was me dit niet overkomen, dan was ik niet verworden tot een verschoppeling’, zo begint Lale Gül (1997) haar autobiografische roman Ik ga leven. Gül houdt echter haar snavel niet in haar pluimen en rekent genadeloos af met haar oerconservatieve Turks-islamitisch milieu, met een gemeenschap waarvan de religieuze bagage een rem op de integratie zet. Ze kreeg het verwijt ‘nestbevuiler’ naar het hoofd geslingerd en haar getuigenis kwam haar op uitsluiting, verstoting en zelfs doodsbedreigingen te staan. John Cossement
Büsra, het hoofdpersonage in Güls openhartige boek, groeit op in de Kolenkitbuurt, een achterstandswijk in Amsterdam. Ze ontpopt zich als een pientere en belezen jonge vrouw die meer en meer in opstand komt tegen de rigide religieuze regels van de orthodoxe islam. Gül weet meesterlijk de verbale en fysieke agressie en de beklemming binnen het gezin en de conservatief-islamitische geloofsgemeenschap op te roepen. Ze moet constant op eieren lopen – altijd loert de vrees voor het morele oordeel van een gemeenschapsgenoot om de hoek zodat zelfs een onschuldige profielfoto met haar neef op Whatsapp woedende reacties uitlokt – en steeds achtervolgen de strenge vestimentaire voorschriften van de conservatieve islam en het angstbeeld van het uithuwelijken haar. Ze fulmineert tegen de hoofddoek, die het lichaam van de vrouw objectiveert en seksualiseert, ook dat van jonge meisjes.
Gül weet meesterlijk de verbale en fysieke agressie en de beklemming binnen het gezin en de conservatief-islamitische geloofsgemeenschap op te roepen De liefdesrelatie met haar Nederlandse vriend Freek, een blanke kaffer volgens haar gemeenschap, moet ze verborgen houden. Haar ouders worden in de roman steevast ‘verwekkers’ genoemd; vooral Moeder, de poortwachter van de ongeschreven wetten van de Code der Turkse Conservatieven, moet
DEGEUS
het daarbij zwaar ontgelden: Gül noemt haar Karbonkel (een analfabeet monster uit een Nederlands jeugdprogramma) of allitererend ‘een zure zeverzak’, ‘een belligerente bloedhond’, ‘een Khomeini met een kut’. Vader is ondernemender en nuchterder dan de godvrezende moeder maar kan zich nooit ontworstelen aan zijn devote milieu. Güls ouders hangen als Koranvaste moslims allerminst het kemalisme, de politieke ideologie van Atatürk, aan. Broer Halil zit in een spreidstand; geheel vrijgevochten en verlicht wordt hij niet omdat hij de voordelen van het hebben van een snikkel – zoals Gül het doorheen de roman verwoordt – kent. Nieuwsgaring gebeurt via de schotelantenne, die feitenvrije, melodramatische propaganda en regelrechte leugens in de Turks-Nederlandse woonkamers uitbraakt en bij de reactionaire kijker gretig aftrek vindt. Ook de Koranschool van de stichting Milli Görüs, verstard en pro-Erdogan, wordt te kijk gezet als een instituut waar hypocrisie, ongerijmdheden, indoctrinatie en intellectuele mutilatie welig tieren. Dat maar liefst negenendertig procent van de Turkse Vlamingen in een bevraging van drie jaar geleden verklaarden dat het geloof boven de Belgische wetten staat, hoeft in dit opzicht niet te verbazen.
juli 2021 > 47