Hoe zit het met de growshopwet? Door: Derrick Bergman
Al een jaar of zes horen we met enige regelmaat dat de overheid “growshops gaat verbieden”. In de praktijk is daar nog steeds weinig van te merken. Maar als het aan minister Ivo Opstelten ligt, komt daar snel verandering in.
Het begon allemaal met Sybrand van Haersma Buma, de CDA-fractievoorzitter die bij de laatste verkiezingen acht van de 21 Kamerzetels van zijn partij verloor. Bij de verkiezingen van november 2006 was Sybrand nog gewoon Kamerlid. Als verkiezingsstuntje lanceerde hij het plan ‘Respect in de buurt’. Onderdeel daarvan was een initiatiefwetsvoorstel dat het gemeenten mogelijk moest maken om “bordelen, growshops en belwinkels te weren als ze vrezen dat die overlast veroorzaken”. Alle kranten brachten dit
Ernst Hirsch Ballin op justitie. Voortvarend ging hij aan de slag met de growshopwet. Van Van Haarsma Buma hoorden we verder niet meer over bordelen of belwinkels, maar des te meer over growshops. Vergunningen vond hij bij nader inzien toch onzin: de growshop moest gewoon dood. Op 15 november 2007 diende Buma, gesteund door SGP, ChristenUnie en de PVV van Geert Wilders, de volgende motie in: ‘De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat growshops voorportalen zijn voor de
Veel succes met uw rode pepers en basilicum…
‘nieuws’, inclusief Van Haersma Buma’s panklare soundbite dat growshops “voorportalen van de georganiseerde criminaliteit” zijn. Let wel: de CDA-er pleitte dus níet voor een verbod op growshops, hij wilde een vergunningplicht. “Net als dat nu al bij gokhallen het geval is”, lichtte hij in weekblad Elsevier toe.
Lastig Na de verkiezingen van 2006 trad het vierde kabinet Balkenende aan, met CDA-veteraan
56
georganiseerde criminele cannabisteelt; van oordeel, dat growshops daarom verboden moeten worden;verzoekt de regering concrete voorstellen terzake te doen en daarbij de mogelijkheid te betrekken, de maximale gevangenisstraf voor softdrugs-delicten te verhogen van zes naar acht jaar,en gaat over tot de orde van de dag’. Typerend voor het rechts-repressieve klimaat in Nederland kreeg deze motie een meerderheid. Sindsdien kan de minister blijven benadrukken dat de Tweede Kamer zélf om een verbod op
growshops heeft gevraagd. Zo’n verbod invoeren bleek overigens nogal lastig. Want hoe verbied je een winkel die volstrekt legale spullen als tuinaarde, bloempotten en meststoffen verkoopt? En wat doe je als growshops simpelweg hun naam veranderen in tuincentrum? Spijker je dan ook alle vestigingen van Intratuin dicht?
Hoofdpijndossier De growshopwet werd een hoofdpijndossier voor Hirsch Ballin, met eindeloze Kamervragen, overlegrondes en zeer kritische adviezen van zijn vaste adviesclubs. Oorspronkelijk wilde hij zelfs het “voorhanden hebben van informatie over hennepteelt” verbieden. Daarmee zou iedereen die de Doe Maarklassieker Nederwiet in huis heeft strafbaar worden. De behandeling van de wet sleepte zich voort, totdat een justitiewoordvoerder in januari 2010 verklaarde dat er geen verbod op growshops zou komen: “Wat strafbaar gesteld wordt is de verkoop van materialen die gebruikt kunnen worden voor illegale wietteelt, terwijl de verkoper weet dat deze materialen voor de (illegale) teelt gebruikt gaan worden. Het is aan politie en OM om te bewijzen dat de verkoper op de hoogte was van de bedoelingen van de koper. Vaak zijn daar goede aanwijzingen voor.”
Faciliteren Een dikke maand later viel het vierde en laatste kabinet Balkenende. Maar van Hirsch Ballin waren we nog niet af; hij werkte demissionair verder aan zijn wetsvoorstel. Op 1 april 2010 was het af. ‘Oorlog aan wiettelers’ kopte De Telegraaf die ochtend, subtiel als altijd. Sleutelbegrip in het wetsvoorstel is de term voorbereidingshandelingen. In de woorden van de minister: “Alle handelingen die de hennepteelt kunnen faciliteren en vergemakkelijken worden verboden.” Niet langer was de growshop het doelwit, maar de persoon die spullen