Van de redactie
Het orgel is een instrument dat al eeuwenlang in bijna elk kerkgebouw een belangrijke rol speelt. Het ondersteunt de religieuze activiteiten op allerlei manieren maar ook als zelfstandig instrument gaat het in de huidige tijd een steeds grotere rol spelen in de vorm van orgelconcerten. Vanwege die eeuwenlange geschiedenis is het orgel natuurlijk ook aan modeverschijnselen onderhevig. In de cultuurhistorische wereld is de laatste jaren veel aandacht voor de Wederopbouwperiode. Zo ook in de Achterhoek. Daar zijn artikelen en boeken gepubliceerd. Er waren
tentoonstellingen en zelfs rondreizende tentoonstellingen. In dat kader is er ook gekeken naar de orgels die in deze periode gebouwd en geplaatst zijn in kerken in de Achterhoek. Richard de Vries heeft daarover een artikel geschreven waarin onder andere elementen als bouwprincipes, vereiste klankkleuren, beschikbare geldmiddelen en gebruikswijze in de diensten aan de orde komen. Zeker de moeite waard om te lezen.
Ben Verheij
Colofon
Venster is het kwartaalblad van Gelderse Kerken en wordt toegestuurd aan donateurs, leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, colleges van burgemeester en wethouders van Gelderse gemeenten, externe relaties, openbare bibliotheken, notarissen, gezondheidscentra, wijkcentra en dorpshuizen in Gelderland.
Gelderse Kerken Burg. Van Panhuysbrink 13 6997 AA HoogKeppel Telefoon 06 – 810 811 21 (ma. t/m vr. 9.00 – 17.00 uur) info@geldersekerken.nl www.geldersekerken.nl
Redactie:
Ben Verheij, hoofdredacteur; Ceciel Bremer, eindredacteur; drs. Jeroen Krijnen en dr. Herman Wesselink, wetenschappelijk redacteuren; Suze de Zwart
Redactieadres: venster@geldersekerken.nl
Vaste medewerker: dr. Ineke Pey Zo veel mogelijk is geprobeerd de eventuele rechthebbenden van overige gebruikte afbeeldingen te achterhalen. Zij die in dit verband niet konden worden achterhaald of benaderd, kunnen zich wenden tot de redactie.
Grafisch ontwerp:
HenkJan Panneman, Arnhem
Druk: Drukkerij Hendrix, Peer (B) issn 1571 – 5957
Venster wordt gedrukt op FSCgecertificeerd papier en verpakt in composteerbare folie.
Inhoud
4 Nieuws Gelderse Kerken
6 Gelderse Kerken
Kerk in Vragender
20 Twee Veluwse kerken in de IJsselvallei
26 Werk aan de kerk
28 Agenda
Oplage: 2.400 exemplaren. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. © Gelderse Kerken, 2023
Afbeelding voorzijde:
Restauratie klokkenstoel Oude Victorkerk in Batenburg. Foto: Ton Rothengatter. Zie pag. 26.
Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud
Culturele ANBIstatus
Rariteiten in onze kerkgebouwen
Herman WesselinkEen oorlogsmonument van gebrandschilderd glas
De stad Wageningen was tijdens en na de Tweede Wereldoorlog het toneel van verwoesting, bevrijding en wederopbouw. Aan het begin van de oorlog werden de Grote Kerk en de binnenstad vanaf de Grebbeberg onder vuur genomen. Halverwege de oorlogsjaren volgde de wederopbouw, maar in april 1945 werd de toren alsnog opgeblazen door de terugtrekkende bezetter. Na de oorlog werd de kerk in zijn huidige vorm herbouwd. Veertig jaar na de bevrijding nam mevrouw H.J. de LeeuwSeine het initiatief om een herdenkingsraam in de Grote Kerk te laten plaatsen. De hervormde gemeente ging akkoord en glazenier jonkheer Octave van
Nispen tot Pannerden (19222003) maakte het ontwerp in samenwerking met kunstschilder Henri Duchêne (19232008). Het Herdenkingsraam Bevrijding 19401945 of het Nationaal Bevrijdingsraam werd op 5 mei 1987 onthuld door koningin Beatrix. Daarbij waren honderden (oud)militairen aanwezig. Het spitsboogvenster in de middelste apsiswand is tien meter hoog en drie meter breed. Centraal afgebeeld staat een man met de Nederlandse driekleur, die de Duitse adelaar vertrapt. Onderaan staat de Latijnse tekst Lucem Tuam da nobis Deus. Dit betekent: ‘Licht dat ieders deel moge zijn, ook geestelijk.’ Daarboven is een brandende
Nederlandse stad te zien. Aan de rechterzijde staan onder andere de slag om de Grebbeberg en de evacuatie van Wageningers per schip over de Nederrijn afgebeeld. Aan de andere zijden verwijzen symbolen naar de Jodenvervolging en de strijd in NederlandsIndië. In het midden staat bovenaan een vredesduif en het wapen van Wageningen, geflankeerd door de torens van verwoeste kerken in Nederland.
Door zijn indringende compositie en kleurenkeuze is het raam niet alleen een hoogwaardig voorbeeld van naoorlogse glasschilderkunst maar wijst het ons ook op de kwetsbaarheid van vrede en vrijheid, ook in deze tijd.
Nieuws van Gelderse Kerken
Een eigen werkplek
Vele jaren mochten wij een werkplek hebben bij Geldersch Landschap & Kasteelen (GLK) op Huis Zypendaal in Arnhem. Het was er goed toeven met prettige onderlinge contacten. Nu wij een algemeen secretaris en
bouwkundige in dienst hebben, is een eigen werklocatie nodig. Met ingang van 1 januari 2023 is de werk en vergaderlocatie daarom gewijzigd naar de Dorpskerk in HoogKeppel. GLK blijft voor ons de financiële administratie doen. Samenwerking was en blijft van
grote betekenis. GLK en Gelderse Kerken zijn beide organisaties die naast bezit invulling geven aan provinciale opgaven in het landelijk gebied.
Namens het bestuur willen wij GLK hartelijk danken voor de samenwerking in de afgelopen jaren en hopen we op een goede voortzetting.
Gelderse Kerken is vanaf 1 januari 2023 verhuisd. Nieuw bezoek, postadres en telefoonnummer:
Gelderse Kerken
Dorpskerk HoogKeppel
Burgermeester Van Panhuysbrink 13 6997 AA HoogKeppel
Dorpskerk HoogKeppel.
Foto: Ton
Rothengatter
Businesspartners
Gelderse Kerken
• Acel, Doetinchem
• B.F. van Tienen Aannemersbedrijf, Nijmegen
• Boerman Kreek Architecten, Steenderen
• Bouwbedrijf Hoffman, Zutphen
• ConserducRenofors, Sliedrecht
• Dijkman Bouw, Warnsveld
• Donatus Verzekeringen, Rosmalen
• Van Hoogevest Architecten, Amersfoort
• Koninklijke Woudenberg, Ameide
• Lakerveld ingenieurs en architectuurbureau, Noordeloos
• Leidekkersbedrijf D. Koenders, Neede
• Van Lierop, Boxtel
• Orgelmakerij Reil, Heerde
• Rijkaart Elektrotechniek, Arnhem
• Smederij Oldenhave, Vorden
• Takkenkamp Gevelonderhoud, Zelhem
• Timmer en Aannemersbedrijf De Vries, Hummelo
• Tjepkema Medical Products, Lochem
• Van Dinther Bouwbedrijf, Schaijk
• Van Wely Loodgieters en Leidekkersbedrijf, Groessen
• Schildersbedrijf Hagen, Arnhem
• Oostveen meesterschilders, Velp
• Hampshire Hotel ’sGravenhof, Zutphen
Telefoon: 06810 811 21 www.geldersekerken.nl
Ook businesspartner worden?
Bedrijven en organisaties kunnen businesspartner worden van Gelderse Kerken. Als tegenprestatie ontvangen ze informatie over onze activiteiten, kunnen ze onze kerkgebouwen huren en deelnemen aan onze jaarlijkse netwerkbijeenkomst. Ook interesse om businesspartner te worden voor een jaarlijkse bijdrage van € 200? Neem dan contact op met onze penningmeester Leo Uijl via info@geldersekerken.nl onder vermelding van ‘businesspartner’.
Nieuw bestuurslid Martin Moree
Met de Gelderse kerken heb ik een bijna levenslange relatie. Opgegroeid in de Betuwe, idolaat van orgels en graag op de fiets onderweg, bezocht ik regelmatig dorpskerken. In de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw werden veel Gelderse kerken fantastisch gerestaureerd. Naast orgels waren het de blootgelegde muurschilderingen die ik erg intrigerend vond. Fascinerend is ook vaak de bouwgeschiedenis. Jarenlang was ik organist in een kerk waarvan de basis in de twaalfde eeuw is gelegd en in de zestiende eeuw haar huidige vorm kreeg. Voordat het woord recyclen werd uitgevonden, werd het al eeuwen gepraktiseerd.
Mijn kennismaking met Gelderse Kerken is van recentere datum, bij toeval kwam ik Venster tegen in de plaatselijke
bibliotheek. Eigenlijk was het vanzelfsprekend om donateur te worden. Toen ik nog op de fiets van kerk naar kerk trok, waren plaatselijke kerkgemeenschappen veelal nog in staat om zelf in het onderhoud te voorzien. Inmiddels is het tij gekeerd en is het belangrijk dat via Gelderse Kerken een bijdrage geleverd kan worden aan het in standhouden van ons provinciale erfgoed. Persoonlijk hoop ik dat vooral lokale kerken vitaal genoeg blijven, maar iedere kerk vertelt een eigen verhaal en laten we ons inspannen om ze op een andere wijze beschikbaar te stellen aan onze samenleving. Daarom vind ik het ook een eer om deel uit te maken van het bestuur. Vanuit mijn achtergrond in het financiële risicomanagement hoop ik daarbij ook vanuit die invalshoek een waardevolle bijdrage te leveren.
Energieverbruik in onze kerken
Niet alleen particulieren hebben in deze tijd te maken met stijgende prijzen voor gas en elektriciteit, maar ook in onze kerken is dat een groot probleem. Gelukkig heeft Gelderse Kerken voor onze gebouwen nog een vast contract tot april 2023 afgesloten, dus we hebben de meerkosten nog een jaar kunnen uitstellen. Maar zodra we naar een flexibel contract gaan, nemen de meerkosten behoorlijk toe. Hogere kosten leiden tot meer aandacht voor verduurzaming. Daarnaast moeten we ons focussen op hoe we met meer aandacht per kerk het energieverbruik beter kunnen monitoren. Wat kunnen we concreet doen om het energieverbruik te
reduceren? Want verantwoord omgaan met energie is noodzakelijk om de exploitatiekosten te verminderen. De kosten van energiereducering kunnen we verdienen met praktische oplossingen. We noemen er een paar:
• Efficiënt omgaan met de bestaande installaties.
• Tochtwering van deuren en ramen. Daarnaast vindt er via de gewelven verlies plaats. Ook hier kunnen naden en kieren worden gedicht.
• Activiteiten achter elkaar organiseren zodat de kerk maar één keer ‘opgestookt’ hoeft te worden.
• Bij geen gebruik van de kerk de maximumtemperatuur op 8 graden zetten. Bij langer geen gebruik kan 5 graden ook.
• De gebruikstemperatuur verlagen met 2 graden, dat bespaart 15%.
• Stoelverwarming toepassen met oplaadbare kussens.
• Isolatiefolie achter de radiatoren plaatsen.
• Lampen vervangen door ledverlichting.
Wellicht zijn er nog veel meer kleine maatregelen mogelijk. Per kerk en per gebruik kan dat verschillen. Grootschalige en lange termijninvesteringen zijn vaak niet mogelijk in verband met de hoge investeringen en een te lange terugverdientijd. Maar als we allemaal bewust omgaan met het energieverbruik en bovenstaande tips toepassen, komen we al een heel eind.
Gelderse Kerken verhuist van Arnhem naar Hoog-Keppel
Gelderse Kerken is eigenaar van de Dorpskerk in HoogKeppel en besloot begin 2022 om zich als stichting definitief met een kantoor te vestigen in de Keppelse monumentale kerk. Om dat mogelijk te maken, staat er komend voorjaar een grote interne verbouwing gepland. Een gesprek over het hoe en waarom met algemeen secretaris Arjen Woudenberg.
‘De uitstraling van een monumentale kerk vind ik prachtig. Maar nog indrukwekkender vind ik alle verhalen over het monument; 500 jaar geleden liepen er hier in de kerk ook mensen rond. Wat deden ze hier? Wat waren hun gedachtes?’, vertelt Arjen Woudenberg terwijl hij door de Dorpskerk in HoogKeppel loopt. De geboren Aaltenaar heeft een eigen
uitgeverij in Zutphen en nam enkele jaren geleden met enkele andere ondernemers in zijn woonplaats het initiatief om de jaarlijkse tentoonstelling World Press Photo in de Walburgiskerk te organiseren. ‘Als je in Zutphen een locatie zoekt voor een groot evenement kom je al snel uit bij de Walburgiskerk, die wordt beschouwd als een van de tien grootste en mooiste kerken van
Nederland. De eerste tentoonstelling daar was direct een succes met ruim 10.000 bezoekers.’
Liefde voor monumenten
Tijdens de organisatie van de tweede tentoonstelling werd de Walburgiskerk overgedragen aan Gelderse Kerken en werd er lokaal een stichting opgericht om activiteiten in de kerk te organiseren. ‘Ik werd gevraagd om plaats te nemen in het bestuur van die stichting. Dat vond ik eervol en heb ik drie jaar gedaan. Mijn belangstelling en liefde voor monumenten is in die tijd verder gegroeid’, vertelt Arjen over die periode. In zijn werk voor de stichting om activiteiten in de Walburgiskerk te organiseren, had hij veel contact met Gelderse Kerken, eigenaar van de Zutphense kapittelkerk, en werd hij vervolgens gevraagd voor de functie van algemeen secretaris van stichting Gelderse Kerken. Een rol die hij sinds januari 2021 vervult en waarin hij verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beleid dat door het bestuur wordt gemaakt.
Bruisende ontmoetingsplek
Zowel qua gebouw als qua ligging biedt de Dorpskerk in HoogKeppel de mogelijkheden die wij zoeken, zegt Arjen Woudenberg. Foto’s: Wim van Hof, 2022
Over zijn motivatie voor deze functie is hij stellig: ‘De organisatie van World Press Photo heeft mij duidelijk gemaakt dat je juist zo’n grote tentoonstelling in een monumentale omgeving moet laten
‘Dit is echt een prachtige plek die mensen aan het denken zet’Ceciel Bremer
zien. Dat heeft absoluut meerwaarde. In de Walburgiskerk hebben we ook diners en wijnproeverijen georganiseerd. Natuurlijk kun je dat ook in een restaurant doen, maar op zo’n bijzondere locatie bereik je ook een doelgroep die nog nooit eerder in de kerk is geweest. Met dit soort activiteiten behouden we deze monumenten voor de toekomst.’
Gelderse Kerken is al jaren gevestigd in Kasteel Zypendaal in Arnhem, dat in eigendom is van Geldersch Landschap & Kasteelen. Door de recent verkregen POMstatus van Gelderse Kerken – POM staat voor Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud – voelde de eigenaar van achttien Gelderse kerkgebouwen en drie torens de noodzaak om de dagelijkse organisatie verder te professionaliseren. ‘Dat betekent meer medewerkers in dienst en daar was in Zypendaal geen ruimte voor. We moesten op zoek naar een nieuwe locatie voor ons kantoor’, vertelt
Arjen. Om kennis te maken met het eigen vastgoed, stelde hij het bestuur voor afwisselend te vergaderen in de achttien kerken. ‘De ene kerk leende zich daar beter voor dan de andere, maar zo leerde ik ze allemaal goed kennen. Dit is dé oplossing bedacht ik toen: we houden kantoor in één van onze kerken. Dat past precies bij wat we willen uitdragen; kerken zijn bruisende ontmoetingsplekken en geschikt voor uiteenlopende activiteiten, dan moeten we zelf laten zien dat je er prima kunt werken.’
Verdiepingsvloer
De uiteindelijke kerk die zou dienen als kantoor moest niet al te groot zijn en centraal in Gelderland liggen. ‘Dan kom je al snel op de Dorpskerk in HoogKeppel uit. Zowel qua gebouw als qua ligging biedt deze kerk de mogelijkheden die wij zoeken; een monument ingebed in een monumentale omgeving, de eeuwenoude begraafplaats eromheen.
Mensen die hier voor het eerst komen, zijn verbaasd over de kerk. Het is echt een prachtige plek die mensen aan het denken zet’, ervaart Arjen. Om de verhuizing van de dagelijkse organisatie mogelijk te maken, staat er komend voorjaar een verbouwing gepland. ‘De Dorpskerk heeft nu geen eigen toilet en keuken. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het iets verderop gelegen Kerkhuis. Die voorzieningen gaan we straks hier in de kerk regelen. Daarnaast wordt de verwarming vernieuwd en maken we in de consistorie een verdiepingsvloer met daarop de bureaus van de drie medewerkers van Gelderse Kerken die er een groot deel van de week werken. Met zo’n entresol maken we goed gebruik van de hoogte van het pand zonder de multifunctionele functie te beperken’, legt de algemeen secretaris uit. De Plaatselijke Commissie van de Dorpskerk was direct enthousiast over het idee en sprak zelf de wens uit om de akoestiek in de kerk te verbeteren. Die aanpassing wordt daarom meegenomen in de verbouwing.
Lokale actie
De financiering van de verbouwing wordt grotendeels geregeld via subsidies van provincies, gemeenten en fondsen. ‘Maar de kerk heeft ook een duidelijke lokale functie, die we hiermee vergroten. Daarom houden we in het voorjaar ook een lokale actie om via de dorpsgemeenschap de financiering rond te krijgen. Daarnaast wordt de Dorpskerk ook een soort informatiecentrum voor belangstellenden, want in deze tijd met een toenemend aantal kerksluitingen geeft Gelderse Kerken steeds vaker advies en begeleiding over herbestemming. Verder lijkt het me leuk om periodiek met de donateurs van Gelderse Kerken een borrel hier in de kerk te organiseren op onze eigen nieuwe plek’, zegt Arjen tot slot.
Interview
Torenwachter Peter Kuipers:
Bijna iedere kerk heeft een koster of beheerder die fungeert als contactpersoon bij kerkdiensten of het onderhoud en die op afgesproken tijden de klokken luidt. De SintStevenskerk in Nijmegen heeft zowel een koster als een torenwachter; een rol die Peter Kuipers met trots vervult en waar hij enthousiast over vertelt.
In het hart van de stad Nijmegen vind je de SintStevenskerk en de Stevenstoren. De oudste kerk van de stad dit jaar bestaat de kerk 750 jaar heeft door de bouw van het koor en de straalkapellen een duidelijke monumentale en kathedrale uitstraling. Al eeuwen bepalen de kerk en de karakteristieke toren het silhouet van Nijmegen. In de Nijmeegse stadsarchieven wordt in 1525 voor het eerst melding gemaakt van een torenwachter als Karel van Gelre Nijmegen bezoekt en de klokken worden geluid. Nijmegen kent al een vaste torenwachter sinds de tachtigjarige oorlog (15681648). ‘Dat is ook de reden dat de Stevenstoren eigendom is van de gemeente en niet van de kerk’, verduidelijkt Kuipers. ‘Vroeger luidde de torenwachter niet alleen de klokken om inwoners op de hoogte te stellen van de juiste tijd maar bewaakte hij ook de stad. De toren was immers een uitkijkpunt en daarom stond er 24 uur per dag iemand op de toren om de stadspoorten te bewaken en de klokken te luiden bij gevaar. Elke klok had zijn eigen klank zodat inwoners direct wisten wat er aan de hand was. Als ik leerlingen van scholen rondleid in de toren zeg ik altijd dat de torenwachter het Twitter van tegenwoordig is’, lacht Kuipers.
Erebaan
De 75jarige oudmedewerker van KPN zocht na zijn pensioen vrijwilligerswerk
in zijn woonplaats. ‘Iets totaal anders dan de techniek waar ik me altijd mee had beziggehouden.’ Kuipers besloot stadsgids te worden en kwam zo regelmatig in de SintStevenskerk om er rondleidingen te verzorgen. Toen hij in 2011 door de gemeente werd gevraagd om de functie van torenwachter te vervullen omdat de vorige ermee stopte, twijfelde hij geen moment. ‘Ik vind het een erebaan en wil de traditie graag voortzetten.’ De functie vraagt dagelijks zijn aandacht. Van het plannen
Ceciel Bremervan vrijwilligers voor rondleidingen in de toren en het beantwoorden van emails van belangstellenden tot het toegang verlenen aan monteurs voor onderhoudswerkzaamheden en filmploegen rond de Nijmeegse Vierdaagse en de Zevenheuvelenloop. ‘Die verscheidenheid aan taken maakt deze rol zo leuk.’
Handmatig luiden
Onder zijn takenpakket valt ook het luiden van de klokken. In de toren bevinden zich 48 carillonklokken en zeven luidklokken. ‘Het luiden van de klokken is geregeld via een heel vergunningenpakket. Formeel moet de koster bij mij toestemming vragen om de klokken te luiden want de klokken
‘In deze rol kan ik iets betekenen voor onze stad’
vallen onder mijn beheer. Dat doen we dus samen in goed overleg, want het is heel vervelend als tijdens een rondleiding net de klokken worden geluid’, legt de torenwachter uit. Het bespelen van de carillonklokken behoort toe aan de beiaardier. ‘Maar de zeven luidklokken vallen onder mijn beheer. Het ligt precies vast wanneer we welke klok mogen luiden, op 22 februari om 13.28 uur bijvoorbeeld. Dat is het moment waarop Nijmegen op 22 februari 1944 werd gebombardeerd. Sinds een paar jaar luiden we de klokken ook op de avond ervoor. Dan houden we een stadswandeling en vertellen we wat er op de dag van het bombardement gebeurde. Bij zo’n bijzondere gebeurtenis vind ik het belangrijk om de klok handmatig te luiden. Dat geeft wat meer gevoel dan het automatisch luiden via de computer. Twee van de zeven klokken – de grootste en de oudste kunnen zowel automatisch als handmatig worden geluid. Meer klokken ombouwen naar handmatig luiden zou te kostbaar zijn en bovendien is er in de hal ook te weinig ruimte om ze allemaal met de hand te luiden; de oudste klok is in je eentje te luiden maar bij de grootste heb je vier man nodig. Ik vind het mooi dat we de oude traditie van handmatig klokken luiden zo in stand kunnen houden.’
Eigen initiatief
Hoewel het takenpakket van de torenwachter duidelijk is vastgelegd, vindt Kuipers het maar wat leuk om dat naar eigen inzicht uit te breiden. ‘Als iemand tijdens een rondleiding iets vraagt over een bepaalde bouwstijl dan maakt me dat nieuwsgierig en verdiep ik me daar graag in. Ooit vroeg iemand mij of de torens in het Kronenburgerpark ook onder mijn beheer vallen. Dat was niet zo, maar vond ik wel logisch. Sindsdien heb ik de sleutels, heb ik me verdiept in de historie en geef ik er rondleidingen.
Vragen van toeristen geven mij de mogelijkheid iets nieuws te ontdekken.’ Zo nam Kuipers het initiatief om de oudste van de zeven klokken in de toren, gegoten door de in Nijmegen geboren Geert van Wou, te laten restaureren en draagt het steegje tussen de Stevenskerk en Stikke Hezelstraat nu de naam van deze beroemde klokkengieter; de Geert van Woutrappen. Ook een gevelsteen bij het huis waar Van Wou werd geboren,
ligt nog in de planning alsmede het Europese project om alle tot nu 160 getraceerde klokken die ooit door hem zijn gegoten ter gelegenheid van zijn 500e sterfdag in 2027 tegelijk te laten luiden. ‘Mijn rol als torenwachter vervul ik met heel veel plezier, maar een klok gerestaureerd krijgen of een gevelsteen plaatsen bij het huis van Van Wou zijn de krenten uit de pap. Daarmee kan ik daadwerkelijk iets betekenen voor de stad. Daar is het mij om te doen.’
Van rijksmonument tot gebruiksinstrument
Wederopbouworgels in de Achterhoek Richard de Vries
Dit dichtte orgeladviseur Lambert Erné over ‘zijn’ orgel van de Nicolaïkerk in Utrecht dat opgeleverd werd door de Deense orgelbouwer Marcussen in 1957.1 Het instrument werd gezien als een voorbeeld van de nieuwe stijl van bouwen in de jaren vijftig, waarbij een heldere, doorzichtige, ‘scherpe’ orgelklank gewenst was. Sommigen gebruiken voor deze stijl de aanduiding neobarok, anderen hanteren liever het woord wederopbouw. Dit artikel gaat over de wederopbouworgels in de Achterhoek. Hierbij wordt de periode van wederopbouw ruim genomen: 19401970.2 In het voorjaar van 2021 stonden er 44 van deze instrumenten in de Achterhoek.3
Om de wederopbouworgels te kunnen plaatsen in het geheel van de twintigste eeuw is een korte historische aanloop nodig. De klankwereld rond 1900 was die van de romantiek uit de negentiende eeuw: men had een voorkeur voor ronde, brede, welluidende klanken. Rond 1870 had de pneumatische tractuur4 haar intrede in de orgelbouw gedaan: de overbrenging van de toets naar het ventiel onder de pijp gebeurde niet meer op de traditionele, mechanische wijze, maar met luchtdruk. Begin twintigste eeuw combineerde men deze pneumatiek met elektrotechniek. Het voordeel was dat de orgels voortaan licht speelden. Ook kreeg de organist extra mogelijkheden aan de speeltafel voor koppelingen en registraties. De speeltafel kon los van het pijpwerk een plek krijgen die praktisch was voor de organist. Ook het pijpwerk kon nu flexibel worden opgesteld. In veel gevallen verdween de orgelkas. Architecten van de kerkgebouwen kregen vaker invloed op het uiterlijk van de orgels. In dezelfde tijd werkte
men steeds minder ambachtelijk: orgelonderdelen werden industrieel geproduceerd. Op deze manier kon er goedkoop en efficiënt worden gewerkt.
Vanuit de Duitse Orgelbewegung (vanaf 1920) kwamen er andere ideeën ons land binnen. Hierbij oriënteerde men zich onder meer op helder klinkende orgels van de Noord en MiddenDuitse orgelkunst uit de zeventiende en achttiende eeuw. Er gingen stemmen op om terug te keren naar orgels met een mechanische tractuur. Over het algemeen bleef de Nederlandse orgelbouw echter vasthouden aan elektropneumatische of elektrische tracturen, vrijstaande speeltafels en architectenfronten zonder relatie met het inwendige van het orgel. Wel paste een aantal orgelmakers de disposities5 aan onder invloed van de Duitse ideeën. Zo werden er hoger klinkende registers toegevoegd bij vooral de grotere instrumenten. Twee verschillende werelden vermengden zich zo met elkaar.6
Tweedeling
Na de Tweede Wereldoorlog brak er een periode van grote orgelbouwactiviteit aan. In het orgelbestand in de Achterhoek tekent zich, evenals in de rest van Nederland, een duidelijke scheidslijn af. Aan de ene kant waren er orgelmakers die verder gingen op de vooroorlogse lijn van open fronten en elektropneumatische tractuur. Daartegenover stonden de orgelmakers die een nieuwe weg insloegen en zich lieten leiden door NoordEuropese orgelbouwers uit Scandinavië.
Hier staat nu 't orgel van de Deen Zo scherp als dit vindt ge er geen.
Reproductie: Ruud Kaak
De verzuiling droeg bij aan deze tweedeling. Toen in 1953 de Synodale Orgel Commissie van de Nederlandse Hervormde Kerk principieel koos voor het mechanische sleeplade7 orgel, wenste de Katholieke Klokken en Orgelraad (KKOR) zo’n principieel besluit niet te nemen. Het gevolg was dat verreweg de meeste nieuwe orgels in de katholieke kerken in de Achterhoek uit deze periode een elektropneumatische of elektrische tractuur kregen.8
Orgels in functioneel-klassieke stijl
Allereerst de orgels in de nieuwe NoordEuropese stijl. Enerzijds werden er hierbij ideeën overgenomen uit de Orgelbewegung, anderzijds was er ook een nogal abrupte breuk met de voorgaande periode. Bij deze ontwikkeling had men het NoordDuitse historische orgel als inspiratiebron, maar men wilde ook een beter orgel bouwen. Het in 1957 opgeleverde orgel in de Nicolaïkerk van Utrecht gold als voorbeeldinstrument.
Orgels kregen een duidelijke werkenopbouw zoals in de zeventiende en achttiende eeuw: op elk klavier (hoofdwerk, rugwerk, borstwerk en pedaal) werden registers uit de verschillende pijpenfamilies (prestanten, fluiten, tongwerken)
geplaatst. Deze werken (afdelingen) binnen het orgel, waren ook zichtbaar in het front. Dit is goed te zien aan orgels in de Zuiderkerk in Aalten, de Oude Calixtuskerk in Groenlo en de SintCatharinakerk in Doetinchem. Een omsluitende orgelkas zag men als belangrijk voor de bundeling en ontwikkeling van de klank. Orgelkassen werden zo compact mogelijk gehouden.
Over het algemeen hadden de orgels een modern en strak uiterlijk: ornamenten en sierlijk houtsnijwerk bij de pijpvelden in het front ontbraken meestal. Strak raster of eenvoudig zaagwerk is nog wel eens te zien boven de pijpvelden. Soms waren de fronten symmetrisch van opzet, zoals in de Gereformeerde kerk in Vorden9 of in De Wijngaard in Zutphen. Soms waren fronten juist asymmetrisch, zoals in de Zuiderkerk in Aalten of de Ontmoetingskerk in Eefde.
Men bedoelde een orgel te maken dat geschikt was voor de begeleiding van de gemeentezang en voor de vertolking van werken uit de (vroege) Duitse barok. De instrumenten moesten doorzichtig klinken. Het materiaal, de opbouw en de vorm van de pijpen gecombineerd met een strakke, stabiele windvoorziening zorgden voor een fel en helder klankkarakter. De mechaniek werd zo gemaakt dat er een lichte speelaard ontstond. De zit op de orgelbank ten opzichte van de klavieren moest comfortabel zijn. Moderne verwarmingssystemen konden gebouwen snel opwarmen, maar deden het meubilair ook uitdrogen. De zuiver mechanische orgels konden bij deze manier van verwarmen toch steeds betrouwbaar functioneren.
In de literatuur wordt dit soort orgels wel aangeduid als neobarok. Deze term is echter misleidend en ook ter
discussie gesteld. Het ging niet om barokke orgels, maar om moderne orgels, zakelijk en functioneel. Wel nam men elementen over van het NoordDuitse barokorgel, zoals de mechanische sleeplade, de werkenopbouw en de hoge vulstemmen.10 Disposities uit de zeventiende of achttiende eeuw werden nooit exact overgenomen.11
Orgelbouwers
Orgelbouwer Flentrop was een pionier in de bouw van dit klassiekfunctionele orgeltype. Zijn Achterhoekse orgels in de Oude Calixtuskerk in Groenlo (1951)12 en in de SintCatharinakerk in Doetinchem (1952) zijn vroege voorbeelden van wederopbouwinstrumenten van hoge kwaliteit. Orgelmakerij Van Vulpen bouwde een kenmerkend orgel voor deze tijd in de Protestantse kerk in Didam (1956). De broers Reil kozen er eind jaren vijftig eveneens voor om mee te gaan in de vernieuwingsbeweging uit Scandinavië. In 1962 werd hun nieuwe orgel voor de Gereformeerde Kerk Vorden voor het eerst van eigen gemaakt pijpwerk voorzien.13 Ook hun orgel in de Protestantse kerk in Almen uit 1967, met een
hoofdwerk en een rugwerk, is duidelijk op instrumenten uit de achttiende eeuw gebaseerd. Leeflang maakte eveneens een orgel met een hoofd en rugwerk in De Wijngaard in Zutphen (1964).
Het orgel van Van Leeuwen in de Lambertikerk in Zelhem (1951) laat de overgang zien van de oude naar de nieuwe stijl: de speeltractuur is mechanisch, maar de registertractuur is elektropneumatisch met mogelijkheden voor een snelle wisseling van registers. De dispositie is vooral barok van opzet, maar in de klank van een aantal registers is het volle en romantische nog hoorbaar. Het orgel van dezelfde orgelmaker in de Oude Mattheuskerk in Eibergen laat juist de nieuwe klankwereld horen. Dit instrument werd in 1955 gebouwd voor een tentoonstelling in Rotterdam. Twee jaar later kreeg het een plek in een kas uit de zestiende eeuw in Eibergen.
De NoordDuitse orgelbouwers Ahrend en Brunzema benaderden eerder dan andere bouwers de historische klanken en bouwprincipes uit de zeventiende en achttiende eeuw. Hun orgel uit 1968 in de Zuiderkerk in Aalten is daar
een fraai voorbeeld van. De registertrekkers van het rugwerk bevinden zich achter de rug van de bespeler, zoals bij veel historische orgels in NoordDuitsland en NoordNederland het geval was. Ook de koororgels in de Oude Calixtuskerk (1959) in Groenlo en in de Walburgiskerk (1960) in Zutphen, beide oorspronkelijk voor andere kerken gebouwd, zijn waardevolle instrumenten van hun hand.
Orgels in rooms-katholieke kerken
In de roomskatholieke kerken in de Achterhoek sloot men aan bij de vooroorlogse lijn van de orgelbouw.14 Deze orgels werden gebouwd voor een specifieke liturgische praktijk. De functie van een organist was veelzijdig: begeleiding van voorzanger, van het koor en in toenemende mate van de volkszang. Vaak was een organist tegelijk dirigent van het kerkkoor. Een vrijstaande speeltafel was daarom praktisch. In veel gevallen werd het orgel gebouwd tegen de achtermuur
van de galerij, zodat het koor voor het orgel plaats kon nemen. Dit is goed te zien in de kerk van Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming in Borculo, in de SintMattheuskerk in Eibergen of de Sint Willibrorduskerk in Hengelo. Daarnaast moest er op verschillende momenten muziek klinken in de liturgie, bijvoorbeeld tijdens de communie. Van een orgel werd een zacht, stemmig en ondersteunend geluid verwacht. Alleen voor de volkszang was meer volume nodig, met ook kracht in de hogere registers. Maar een orgel mocht nooit overheersend worden. Het brede, ronde, grondtonige klankideaal van de romantische stijl sloot hier goed bij aan. Orgelmakers hadden te maken met budgetbeperkingen vanuit de roomskatholieke opdrachtgevers: er moest goedkoop worden gewerkt. Dat betekende dat er eerder industrieel dan ambachtelijk werd gebouwd. Dit had gevolgen voor de kwaliteit van de gebruikte materialen. Zo werden frontpijpen nogal eens van zink gemaakt.
Adviseurs zetten hun stempel op de instrumenten wat betreft opzet, dispositie en intonatie. Hun adviezen werden gekleurd door de Orgelbewegung en de trend uit Denemarken. Hoewel de NoordEuropese stijl niet echt aansloot bij de roomskatholieke cultuur zijn de invloeden wel merkbaar. Hierbij zien we tegenstrijdige combinaties als een barokke opzet met elektrische tractuur en romantische registers met neobarokke intonatie. Hogere registers met voetmaten15 zals 22 ⁄3, 2 en 11 3 doen hun intrede. De ronde, zangerige klank werd boventoonrijker en penetranter. Stijlvreemde elementen werden zo met elkaar gemengd in een compromisorgel.16
Al het genoemde zorgde ervoor dat de orgels in de roomskatholieke kerken uit deze periode op elkaar lijken. Het waren vooral praktische gebruiksinstrumenten. In veel gevallen ontbreken tongwerken, omdat die vaak gestemd moeten worden. De meeste instrumenten hebben een elektropneumatische of elektrische tractuur, een open front en geen gesloten orgelkas aan de bovenkant. Maar er zijn zeker ook verschillen in kwaliteit te zien tussen de verschillende orgels. Bijna alle orgels in de Achterhoek voor katholieke kerken werden gebouwd door Elbertse, Verschueren, Jos Vermeulen (Alkmaar), gebr. Vermeulen (Weert) en Pels. Tot slot moet opgemerkt worden dat elders in Nederland genoemde bouwers alweer mechanische orgels bouwden. In de Achterhoek liep men dus niet voorop.
En verder
Aan het eind van de jaren 1960 kwam er kritiek op orgels van het Scandinavische type. Kenmerken als de scherpe klank, de tongwerken met korte schalbekers, de krappe orgelkas die een probleem kon opleveren bij het stemmen voldeden niet langer. Er kwam behoefte aan mildere orgels die ontspannen klonken. Historisch onderzoek en de restauratie van vele
orgels leverden nieuwe informatie op over de samenhang van alle delen van het orgel bij de klankontwikkeling. Men oriënteerde zich hierbij op het historische Hollandse orgel. Het gevolg was dat er orgels gebouwd werden met een bredere, zangerige, ademende klank. Ook in de roomskatholieke kerken had deze ontwikkeling invloed op de klank van nieuwe orgels. Daar werd bij nieuwbouw voortaan ook de voorkeur gegeven aan mechanische instrumenten.
Situatie nu
De laatste jaren is er een herwaardering gaande voor met name de mechanische orgels uit de wederopbouwperiode.17 Deze orgels moeten gezien worden als een belangrijke fase van de ontwikkelingen in de orgelbouw die hebben geleid naar het hoge niveau van vandaag.18 Drie van deze instrumenten in de Achterhoek hebben de status van monument: het orgel in de SintCatharinakerk in Doetinchem (Flentrop) is rijksmonument en de orgels in de Oude Calixtuskerk in Groenlo (Flentrop) en de Oude Mattheuskerk in Eibergen (Van Leeuwen) zijn gemeentelijk monument. Met respect voor het oorspronkelijk concept zijn bij andere orgels kleine aanpassingen gedaan om de klank minder scherp te maken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij orgels in Almen (Reil), Zelhem (Van Leeuwen) en Eefde (Flentrop).
Van veel elektropneumatische of elektrische orgels is de tractuur inmiddels aan vervanging toe. In veel kerken wordt in verband met teruglopend bezoek slechts minimaal geïnvesteerd in onderhoud van deze orgels. Het gevolg is ontstemmingen en storingen in de bediening van toetsen en registers. De grote orgels in de SintJan de Doper in Keijenborg (Pels & Zn, 1949) en de SintMauritiuskerk in
Silvolde (Pels & Zn, 1948) zijn al jaren totaal onbespeelbaar. Dat het ook anders kan, blijkt in de SintWillibrordus in Hengelo (Pels & Zn, 1949): het orgel functioneert nog uitstekend door het regelmatige onderhoud. Hetzelfde geldt voor het fraai klinkende orgel in de Grote Kerk in Neede (De Koff & Zn, 1954).
Door de vele herbestemmingen van kerken gaan ook de orgels een onzekere toekomst tegemoet. In plaatsen als Loil, Varsselder en Silvolde hebben de katholieke kerkgebouwen met een wederopbouworgel een andere eigenaar gekregen, waardoor de orgels ook niet meer een traditionele rol vervullen binnen het gebouw. De laatste twintig jaar zijn er al zeker tien wederopbouworgels in de Achterhoek afgebroken of naar een land in OostEuropa verkocht. Een deel van het klinkend erfgoed uit de wederopbouwperiode verdwijnt zo uit de Achterhoek. Aan de eigenaren van de kerken, de gemeentelijke overheden en orgeladviseurs de taak om de meest waardevolle instrumenten te bewaren voor de toekomst.
1 Hans Fidom (red.), Orgels van de Wederopbouw. Het orgel van de Nicolaïkerk in Utrecht en andere orgels van na 1945 (Walburg Pers, Zutphen 2006), blz. 199245
2 Meestal wordt de periode van de wederopbouw genomen van 19401958. De periode erna, tot 1965, wordt de late wederopbouw genoemd. Voor de orgelwereld laat ik de wederopbouwtijd doorlopen tot ongeveer 1970. Rond dat jaar vond een omslag plaats van het beschreven orgeltype naar een meer historiserende manier van bouwen. De Achterhoek is het gedeelte van Gelderland ten oosten van de IJssel en ten noorden van de Oude IJssel. Soms worden ook de gemeenten Montferland en Oude IJsselstreek nog meegerekend. Voor dit artikel ben ik uitgegaan van deze ruime Achterhoek.
3 In het voorjaar van 2021 heb ik een onderzoek gedaan naar de wederopbouworgels in de Achterhoek. Eén van de onderdelen van het onderzoek was het inventariseren van de instrumenten die op dat moment aanwezig waren. Gegevens over de orgels zijn te vinden op http://www.orgbase.nl/ https://www.orgelsite.nl/ https://www.kerkenorgel.nl/ http://www.kkor.nl/Orgelbestand.html
https://www.reliwiki.nl/index.php/ Hoofdpagina
http://www.orgelsinaalten.nl/index. php?page=zuiderkerk
http://www.koschinski.nl/borculo.htm
http://www.koschinski.nl/eibergenmattheus.htm
http://www.koschinski.nl/lievelde.htm
https://www.lambertikerk.nl/vanleeuwenorgel.html
Aanvullend heb ik eigenaren en beheerders van kerken en organisten benaderd om informatie. Daarnaast kreeg ik specifieke informatie van Wilbert Berendsen, Jaap Brouwer, Egbert Hoving, Gijs van Schoonhoven en Hans Steketee. Tenslotte heb ik een twaalftal orgels bezocht en bespeeld om een beeld te krijgen van het orgellandschap.
4 De wijze van verbinding tussen de windladen waarop de pijpen staan, de klavieren en de registerknoppen.
5 De registersamenstelling van een orgel.
6 Fidom, Orgels van de Wederopbouw, blz. 931
Theo Jellema, Orgelbouw na 1945 in Friese kerken. Van vernieuwing naar traditie? (Uitgever Stichting Organum Frisicum, Leeuwarden 2019), blz. 17 Hans Kriek, Organum Novum Redivivum (Buren 1981), blz. 2131
Christiaan Ingelse e.a. (red.), Nieuw Handboek voor de kerkorganist
Over de auteur
Richard de Vries studeerde geschiedenis aan de RUG. Hij gaf ruim 25 jaar les in het voortgezet onderwijs. Momenteel houdt hij zich bezig met uiteenlopende historische activiteiten. Daarnaast is hij actief in de orgelwereld, onder andere als kerkorganist en bestuurder in de provincie Groningen.
(Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer 1995), blz. 182183
7 In de windlade, waarop de pijpen staan, bevinden zich slepen: planken met gaatjes. Trekt men een register uit, dan verschuift de sleep. Hierdoor komen de gaatjes precies onder de pijpen en kan de wind naar de pijpen stromen.
8 Fidom, Orgels van de Wederopbouw, blz. 3335
Anton Vernooij (red.), Van Satans Fluytencast tot Vox Angelica. Handboek voor de kerkorganist (2003, Kampen, Gooi en Sticht), blz. 222223
9 Dit orgel is in het voorjaar van 2021 verkocht aan Polen.
10 Hoog klinkende registers die één of meer boventonen laten horen van de aangeslagen toon. Vulstemmen hebben meestal meerdere pijpen per toon.
11 Jellema, Orgelbouw na 1945 in Friese kerken, blz. 1925 Ingelse, Nieuw Handboek voor de kerkorganist, blz. 183
12 Fidom, Orgels van de Wederopbouw, blz. 246263 Gert Oldenbeuving, Het Flentroporgel in de Oude Calixtuskerk in Groenlo in: Venster, Kwartaalblad Stichting Oude Gelderse Kerken (jaargang 17, 2019, nummer 4), blz. 1622
13 Fidom, Orgels van de Wederopbouw, blz. 7677
14 Fidom, Orgels van de Wederopbouw, blz. 3334
15 De voetmaten geven de lengte van de langste pijp van een register aan. Hoe kleiner de voetmaat, hoe korter de pijp, hoe hoger de klank.
16 P.E. van den Berg, 75 Jaar Orgelmakers Elbertse deel 1,2,3 in: De Orgelvriend, december 1992, januari 1993, februari 1993
17 Zie genoemde publicaties van Fidom en Jellema. Gerben Mourik speelde een dubbelcd vol (in de serie Audite Nova) om aandacht te vragen voor orgels en muziek uit de jaren 50 tot en met 70.
18 In een artikel over 75 jaar Orgelmakers Elbertse in De Orgelvriend van december 1992 schrijft P.E. van den Berg: ‘De neobarok in de jaren '50 en '60 is een eerste en zeer belangrijke poging om tot een historisch orgeltype te komen. Door haar breken met de romantiek, maar ook door haar tekortkomingen t.o.v. de barok is hier duidelijk sprake van een aparte en unieke stijl, die we in ere moeten houden. Met her intonatie en ombouw van neobarokke instrumenten naar inmiddels gewonnen historische inzichten moet dan ook zeer zorgvuldig en behoudend worden omgesprongen’.
Actuele publicaties
Religieuze interieurs in Nederland. Waardevol erfgoed, A. de Kruijf, A. Reinstra, P. Verhoeven (red.), E. Beukers (eindred.), digitale uitgave van Museum Catharijneconvent, Utrecht en RCE, Amersfoort, 2021/2022, 393 blz., 635 afb., overwegend in kleur, voetnoten met lit. verwijzingen. De digitale bundel bestaat uit negen hoofdstukken; deze bestanden zijn gratis te downloaden via www.catharijneconvent.nl/ adviesvoorkerken/religieuzeinterieurs/
Deze alleen digitaal raadpleegbare publicatie verscheen binnen de ‘Kennisagenda Religieuze interieurs in Nederland’, een samenwerkingsverband tussen het Museum Catharijneconvent en de RCE. De onderwerpen die hierin beschreven worden zijn achtereenvolgens: Bossche Schoolkerken; Kloosterkapellen; Protestantse kerken; Kunstwerkplaatsen van de neogotiek; Waterstaatskerken; Schuilkerken; Post 65 (19651990); Historische gedenktekens en Orgels. Alle negen ‘compacte publicaties’ omvatten een uitgebreide behandeling van het onderwerp. In vijf tot tien case studies per hoofdstuk gaan de auteurs dieper in op de materie. De teksten zijn voorzien van handige overzichtskaarten met plaatsen
waar de genoemde, representatieve voorbeelden te vinden zijn. Enkele auteurs hebben hun bijdrage voorzien van een begrippenlijst. Wat betreft Gelderland zijn de aangehaalde voorbeelden niet echt talrijk, en worden over het algemeen slechts summier beschreven. Alleen in de hoofdstukken ‘Protestantse kerken’ (M. Blokhuis) en ‘Orgels’ (W. Diepenhorst) zijn Gelderse voorbeelden in case studies uitgewerkt. Blokhuis beschrijft de interieurs van de Hervormde laatgotische kerken in Aalten en Rijswijk, terwijl Diepenhorst ingaat op het Flentrop orgel in de Grote kerk van Wageningen.
Over de meeste onderwerpen is al vaker en uitgebreid gepubliceerd. Uitzonderlijk qua onderwerp is het hoofdstuk ‘Post65 Betekenis en vormgeving van kerken in de periode 19651990’, een tijd waarin ca. 950 kerken werden gebouwd. De auteurs bespreken tendensen en ontwikkelingen in de kerkenbouw uit 19651990, waar tot op heden nog weinig over is geschreven. Ten onrechte, aangezien dit beschouwd
kan worden als een ‘unieke fase in de geschiedenis van het Nederlandse kerkinterieur’. In dit hoofdstuk alsook in ‘Kunstwerkplaatsen van de neogotiek’ worden geen voorbeelden uit het Gelderse aangehaald.
Het artikel van J. van Hest draagt als titel de al sinds decennia bekritiseerde term ‘Waterstaatskerken’. Ook met zijn herziene, meer genuanceerde definitie daarvan kan de auteur niet overtuigen dat dit een inhoudelijk correct begrip zou zijn. Bemoeienis van ingenieurs van Waterstaat betrof in de eerste helft van de negentiende eeuw op de eerste plaats de deugdelijkheid van de nieuw te bouwen, overwegend in eclectische of neoclassicistische stijl ontworpen kerken. Soms ‘corrigeerden’ ze het aangeleverde ontwerp. Slechts enkelen van hen ontwierpen zelf een of enkele kerken, eveneens in de toen gangbare vormentaal. Dit bleven uitzonderingen, zoals Th. von der Dunk al decennia geleden overtuigend aantoonde in zijn studie: ‘Wat er staat is zelden Waterstaat’.
Nederlands Hervormde Martinuskerk, Rijswijk (Gld.). Bron foto's: www.catharijneconvent.nl
Wonen in een kerk die voor de tweede keer van gestalte is veranderd
Wonen in een voormalig kerkgebouw: in deze tijd van kerksluitingen en voortschrijdende woningnood kijken weinig mensen daar nog vreemd van op. De voormalige roomskatholieke SintAntonius van Paduakerk in Vragender in de gemeente OostGelre wordt op dit moment verbouwd tot negen woningen.
Het is niet de eerste keer dat dit kerkgebouw ingrijpend van vorm verandert: in 19511952 ontstond de huidige driebeukige basiliek in romaanse en vroegchristelijke vormen naar een ontwerp van de Enschedese architect Johannes Sluijmer, die de te klein geworden neogotische kerk uit 1871 verving. Alleen de beeldbepalende, slanke toren herinnert nog aan die vorige kerk.
Ruïne
De geschiedenis van Vragender gaat terug tot in de late middeleeuwen. Kerkelijk gezien was Vragender in de vijftiende eeuw een kerspel dat onder de parochie van Groenlo viel. De pastoor van Groenlo wilde niet dat Vragender een zelfstandige parochie werd. Even ten noorden van de huidige kerk stond vanaf circa 1440 een kapel die aan de Heilige Maagd Maria en de Heilige Jacobus de Meerdere was gewijd. Toen Vragender in circa 1597 onder protestants gezag kwam te staan, raakte de kapel gaandeweg in verval. Nu is er alleen nog een ruïne van over, gelegen aan de huidige Pastoor Scheepersstraat. De ruïne is als rijksmonument beschermd.
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie van 1853 richtte de katholieke gemeenschap van Vragender
een nieuwe, eigen kerk op, een neogotisch ontwerp van de Duitse architect H. Schneider. In 1876 is de toren voltooid. In datzelfde jaar werd Vragender alsnog een zelfstandige parochie.
Parochiekerk
Na de Tweede Wereldoorlog verkeerde het neogotische kerkje in slechte staat en was het bovendien te klein geworden. Daarom besloot de parochie om het op de toren na af te breken en door een geheel nieuwe kerk te
vervangen. In 1952 was de nieuwe SintAntonius van Paduakerk voltooid. Hoewel het op het eerste gezicht misschien niet zo lijkt, staat de robuuste driebeukige basilicale kerk van architect Sluijmer in nogal schril contrast met de iel aandoende toren van de vorige kerk. Sluijmer heeft in de Achterhoek en Twente vele roomskatholieke kerken gebouwd, vooral tijdens de naoorlogse jaren, toen het rijke roomse leven in de regio nog overal voelbaar was. Daarin brak hij bewust met de neogotiek van weleer, om aansluiting te zoeken met de Liturgische Beweging van begin vorige eeuw. De parochiekerk van Vragender kreeg daarom een breed middenschip, van waaruit alle gelovigen de heilige handelingen op het altaar optimaal konden volgen.
De huidige kerk is sober uitgevoerd,
in de geest van de vroegchristelijke kerkgebouwen in Italië. Kleine rondboogvensters in de lichtbeuk laten spaarzaam en mystiek licht naar binnen. Een bijzonderheid is de constructie van geprefabriceerde houten spanten in het middenschip, die het dak dragen. Deze zijn typerend voor de wederopbouwperiode en de zogenaamde shake-hands stijl, waarin moderne constructietechnieken met traditionele bouwmaterialen gecombineerd worden. Aan weerszijden van het altaar bevinden zich twee mozaïeken uit de bouwtijd van de hand van J. Kruip. Het omvallen van de torenspits tijdens een zware zomerstorm op 12 juli 2010 was een ingrijpende gebeurtenis voor het dorp. Deze kwam naast de kerk, op de Winterswijkseweg, terecht en de torenhaan belandde op het terras van Café Overkamp. Dankzij inspanningen van de dorpsgemeenschap kon in 2012 de huidige spits, een reconstructie van de vorige, worden geplaatst. Nog geen decennium later ontkwam ook de parochiekerk van Vragender
niet aan ontwijding ten gevolge van het overal dalende kerkbezoek en de stijgende onderhoudskosten. De toen bijna zeventigjarige parochiekerk werd in februari 2021 aan de eredienst onttrokken.
Woningbouw
In januari 2022 is ontwikkelaar Antonius Vastgoed BV begonnen met de inbouw van negen woningen in de kerk. Hiervoor heeft uitgebreid vooronderzoek plaatsgevonden, waarbij de dorpsgemeenschap nauw werd betrokken. Bouwbedrijf ABC Bouwregie uit Vragender voert de inbouw uit. De oppervlakte van de woningen varieert van 64 tot 132 vierkante meter. Drie woningen liggen aan de noordzijde van het schip, vier aan de zuidzijde en de overige twee liggen in respectievelijk het koor en in de sacristie. De westgevel met het hoofdportaal blijft intact, zij het dat er extra vensters in de gevel worden aangebracht. Waar voorheen het middenpad tussen de kerkbanken lag, betreedt men in de toekomst de entreegang naar de woningen. Via de
zijbeuken hebben zeven woningen direct toegang tot de tuin. Ten behoeve daarvan worden grote raampartijen met openslaande deuren in de zijbeuken aangebracht. In het dak van het middenschip komen dakramen. Vanuit de centrale toegangshal kan men de karakteristieke spanten en de kerkkap blijven zien. Diverse materialen uit het kerkgebouw worden hergebruikt in het nieuwe ontwerp. Zo keren de kerkbanken deels terug en blijft een deel van de glasinloodramen intact. Tenslotte komt een kleine kapel in de kerk en blijven de klokken in de toren hangen. Vanaf medio dit jaar kunnen de eerste bewoners in de voormalige kerk hun intrek nemen. Het voormalige kerkgebouw – een gemeentelijk monument – blijft hiermee vooral uitwendig behouden als beeldbepalend relict van het rijke roomse leven in de Achterhoek.
Geraadpleegde bronnen:
W. Dusseldorp, ‘Negen woningen in de kerk van Vragender’, De Gelderlander, 18 oktober 2022
J.A.Chr. de Graaf, W.H. Jansen, J.G.M. Klaassen, Th.J.P. Willems, Erfenis voor vandaag en morgen. R.-k. kerken in Oost-Gelderland, 2009, 208209 https://wonenonderdetoren.nl
Twee bijzondere Veluwse kerken in het dal van de IJssel
De hervormde kerk (PKN) in het Gelderse dorp Oene (gemeente Epe) is een grotendeels gotisch kerkgebouw, maar met oudere romaanse delen. Hetzelfde geldt voor de niet veel noordelijker gelegen andere kerk in de IJsselvallei, die van Vorchten (gemeente Heerde). Wat beide kerken gemeen hebben en voor Gelderland uniek
maakt, is dat ze allebei een zogenaamd gereduceerd westwerk hebben.
Oorspronkelijk kwamen westwerken voor in de grote vroegchristelijke kerken in WestEuropa zoals de door Karel de Grote gestichte Domkerk van Aken. Maar ook de SintServaas in Maastricht en de belangrijke kloosterkerken van
Corvey aan de Weser en in Werden aan de Ruhr in Duitsland hebben westwerken. Het westwerk de naam zegt het al bevindt zich bij georiënteerde kerken in het westen, daar waar doorgaans de toren of torens staan. Ze zijn een bouwkundige tegenhanger van het koorgedeelte in het oosten van zo’n kerk, de plek van het liturgisch centrum met het hoogaltaar. Oorspronkelijk was het westwerk betrokken bij de liturgische eredienst en waren er beneden en bovenruimten ingericht, zoals de tekening op de volgende pagina laat zien. Ook dienden deze galerijen vermoedelijk tot zitplaatsen van geestelijken en andere hooggeplaatste personen. De meer wat bescheidener westwerken, de zogenoemde gereduceerde westwerken komen in ons land, zij het op bescheiden schaal, vooral voor in de noordelijke provincies in Friesland en Groningen. Maar ook in het aangrenzende Duitse en Deense kustgebied zijn er kerken met westwerken. Dat op de Veluwe, en bovendien nog vlak bij elkaar, twee van dergelijke gereduceerde westwerken voorkomen, maakt de kerken van Oene en Vorchten zo bijzonder. Bij beide kerken is sprake van de vrijwel nog geheel oorspronkelijke aanbouwsels aan weerszijden van de toren. Ze bestaan uit twee bouwlagen; een ruimte op de begane grond en een ruimte daarboven als galerij. Westwerken waren zowel naar het kerkschip als naar de toren geopend (zie tekening). Later zijn de openingen naar het kerkschip vaak dichtgezet, maar en dat geldt voor zowel Vorchten als Oene, in het torenportaal van de beide kerken zijn ze nog vrijwel geheel aanwezig.
Oene
De kerk van Oene wordt voor het eerst genoemd in 1176 en had Dionysius als patroonheilige. In dat jaar maakte de kerk van Oene nog als kapel deel uit van de moederkerk, die van Epe. In 1283 werd ze tot zelfstandige parochie verheven.
Het bijzondere, en dat geldt voor zowel Oene als Vorchten, is dat beide gereduceerde westwerken met hun torens overblijfselen zijn van de romaanse voorgangers van de huidige kerkgebouwen. Uiterlijk heeft de kerk van Oene vooral de vorm van een gotisch gebouw, waarvan het hoge, drie schepen overspannende dak wel het meest opvalt. In de veertiende of vijftiende eeuw is de kerk in gotische stijl verbouwd, maar met handhaving van het romaanse westwerk met de toren. Daarbij werd wel het oorspronkelijke, uit twee verdiepingen bestaande, westwerk verbouwd en
ontstond in het torengedeelte een hoog portaal met een gotisch venster in de westelijke torenwand. Ook werden er twee zijbeuken aan de kerk toegevoegd, die zich onder dezelfde kap bevinden als de middenbeuk. Daarbij valt het ook op dat deze dakpartij is doorgetrokken over de beide vleugels van het romaanse westwerk, waardoor er voor de vensters
van de beide zijbeuken weinig hoogte overbleef. De zijmuren zijn dan ook erg laag en voorzien van een soort boerderijraampjes. Het grondplan van de vroegere romaanse kapel is ook thans nog terug te vinden in het middenschip van de huidige gotische kerk. Het eveneens gotische koor werd in de periode 14801490 bekostigd door pater Niklaas Boudewijnsz op
voorwaarde dat hij na zijn dood in het koor van de kerk zou worden begraven. In de consistorie van de kerk bevinden zich eind zestiende begin zeventiendeeeuwse rouwborden. Deze zijn afkomstig van zusters van het
vroegere vrouwenklooster Nazareth in Oene en laten hun familiewapens zien. In 1951 onderging de kerk een forse uitbreiding. Aan de noordzijde werd een omvangrijke overwelfde dwarsbeuk in quasi historische vormen toegevoegd
om meer plaatsruimte te bieden. Hierdoor werd de oude gotische bouwsubstantie aan die zijde behoorlijk aangetast.
Interieur
De kerk van Oene is overwelfd met kruisribgewelven en is rijkelijk voorzien van schilderingen. Op de restanten van de romaanse schipmuren dateren deze uit de late middeleeuwen en beelden ze heiligen uit. Aan de noordzijde de heilige Barbara en een mannelijke heilige. Aan de zuidzijde een vrouwelijke heilige en Maria met het kind. Boven de scheiboog in het koor is SintChristoffel op de muur afgebeeld. De gewelven zijn beschilderd met plantenmotieven. Een bijzonder interieurelement is een uit 1797 daterend houten offerblok. Het orgel is rond 1766 gebouwd door de Utrechtse orgelmaker Johan
Heinrich Hartman Bätz. Het is afkomstig uit de voormalige R.K. Martinuskerk achter de Twijnstraat te Utrecht. In 1852 werd dit orgel door de kerk van Oene aangekocht en door de orgelmaker Michael Maarschalkerweerd overgeplaatst. In 1965 werd het instrument gerestaureerd door de firma Ernst Leeflang uit Apeldoorn. In de toren is een klokkenstoel aanwezig met een klok van Gerrit Schimmel en Roelof Henrijcks uit 1661 met een diameter van 111,6 centimeter en een klok van
Van Bergen te Heiligerlee uit 1954 met een diameter van 91 centimeter. De grote klok werd in de negentiende eeuw gekocht van Tubbergen, de kleine klok is afkomstig uit de Bakenesserkerk in Haarlem en rond het jaar 2000 in de toren gehangen.
Vorchten
In het kleine dorp Vorchten, gelegen dicht bij de rivier de IJssel, staat de middeleeuwse kerk met het oog op overstromingen op een terp.
Oorspronkelijk was de kerk aan Johannes de Doper gewijd. Sinds de Reformatie is het gebouw in gebruik als protestants godshuis. Het is een stille getuige van eeuwenlang kerkelijk leven. Zeker als men bedenkt dat de kerk wordt gezien als de oudste van de Noordelijke IJsselvallei. Reeds in de negende eeuw zou er al op deze plek sprake zijn van een kerk. Vorchten zelf zou toen nog aan de rivier zijn gelegen. Een tweede bijzonderheid aan de kerk is dat de toren wordt
bekroond door een zadeldak, iets dat je meer in Friesland dan op de Veluwe verwacht, waarbij wel moet worden opgemerkt dat de zadeldakbekroning niet de oorspronkelijke is, ook al is die inmiddels vele eeuwen oud. De geprofileerde romaanse ingang van de toren is wel oorspronkelijk, net als het kruisgewelf van het erachter gelegen portaal in het westwerk. In een oorkonde uit 1176 staat te lezen dat de bisschop van Utrecht, Godfried van Rhenen, de plaatsen Heerde, Gaetsberg bij Hattem en Vorchten losmaakte van de moederkerk van Epe en tot parochiekerk verhief. Daarmee kreeg de kerk het recht om rond de kerk een begraafplaats aan te leggen. In Vorchten is die na al die eeuwen nog altijd in gebruik. De kerk van Vorchten is éénbeukig en
bestaat uit een waarschijnlijk twaalfde of begin dertiendeeeuws schip dat in de negentiende eeuw, in 1856 zo staat vermeld op een steen boven de toreningang, een ingrijpende verbouwing onderging, Daardoor kreeg dit gedeelte van de kerk een meer neogotisch karakter. Gelukkig werd het gehele romaanse westwerk daarbij gehandhaafd. Het hoger opgetrokken koorgedeelte van de kerk dateert nog voornamelijk uit de vijftiende eeuw. Bij zowel het schip als het koor is bij de verbouwing als bouwmateriaal baksteen toegepast, naast hergebruikte tufsteen. Bij een restauratie in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de plinten van de muren van het koor van later aangebracht hard cementpleisterwerk ontdaan. Wat meteen opvalt bij het zien van de kerk in Vorchten is dat bij de verbouwing en eerdere restauraties zoals gezegd het gehele romaanse westwerk is ontzien. In het overwelfde maar verder vrij eenvoudige interieur staat tegen de koorsluiting een uit 1630 daterende renaissancepreekstoel met klankbord. Deze is gedeeltelijk van eiken en van grenenhout. De plaats van deze kansel is waarschijnlijk de reden geweest dat het middelste venster in de koorsluiting is dichtgemetseld. Het orgel dateert uit 1888 en is gebouwd door de Kamper orgelmaker Jan Proper. Op het orgel is op de middentoren het beeld te zien van koning David met de harp, met aan weerszijden een bazuinblazende engel. Het rust op twee gemarmerde ijzeren kolommen. De luidklok in de toren werd in 1950 gegoten door Van Bergen uit Heiligerlee ter vervanging van de door de Duitsers geroofde klok uit 1641, gegoten door de Deventer bronsgieter Hendryck ter Horst. De tweede klok uit 1360 mocht van de Duitsers blijven hangen, maar is vreemd genoeg in de jaren na de oorlog verkocht aan Ezinge in Groningen, alwaar de klok nog steeds hangt. Misschien heeft men dit wel gedaan om de nieuwe klok te betalen.
Wat verder opvalt in het interieur is een tijdens de jongste restauratie achter een pleisterlaag teruggevonden sacramentsnis aan de noordzijde bij de absis van het koor. Deze heeft resten van een guirlandebeschildering. Onder de orgelgalerij staat het nog niet zolang geleden een onder de kerkvloer van het koor gevonden altaarblad. Gelet op de afmetingen ongetwijfeld het altaarblad van het vroegere hoogaltaar. De op het blad aangebrachte kruisjes symboliseren de vijf wonden van Christus.
Literatuur
An., Oudheidkundige onderzoekingen in de Provincie Gelderland, ”NH Kerk Oene”, Bijdragen en Mededelingen Gelre, 1951, 5469
H. Janse, Kerk te Vorchten. Documentatierapport, Documentatie en onderzoek van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist, januari 1953
Z. Kolks, Langs de oude Gelderse kerken, dl.3, De Veluwe, Baarn 1978, 8485 en 111112
H. Logtenberg, “Over de kerk van Oene”, in Mededelingenblad Ampt Epe, nr.69, december 1964
M.A. PrinsSchimmel en E.M. van Tienen, De Hervormde Kerk te Vorchten, Putten/Bussum, 1982
M. Seijbel, ”Kerk in Vorchten eeuwenoud”, in: Reformatorisch Dagblad, 30121978
Voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten van geschiedenis en kunst. Deel IV, De Provincie Gelderland, Utrecht, 1917, 108
Werk aan de kerk Frans Kegels
Restauratie klokkenstoel Oude Victorkerk in Batenburg
In de Oude Victorkerk in Batenburg bevindt zich een klok die werd gegoten door Henricus Meurs (1600). Stichting Monumentenwacht constateerde dat de historische klokkenstoel is aangetast door de bonte knaagkever. Nader onderzoek toonde aan dat ingrijpen op korte termijn noodzakelijk was, want de bonte knaagkever had zich op diverse plaatsen genesteld in de kern van het eikenhout waarin hij eitjes
legt. Van daaruit maakt de larve van de kever verdere boorgaten in het hout. Daarom werd er afgelopen najaar direct een behandeling uitgevoerd en een herstelplan opgesteld.
Het onderste deel van de klokkenstoel is dusdanig aangetast dat dit vervangen moest worden. Dit betreft het raamwerk dat op de vloer is gesitueerd.
Restaurateur Van Tienen Aannemersbedrijf uit Nijmegen heeft nog houtherstel via een epoxytechniek overwogen, maar de schade was te groot. Daarom zijn de eikenhouten balken vervangen door nieuwe exemplaren met de originele details en vorm. Ook de verbindingen zijn zoveel mogelijk op de oorspronkelijke wijze hersteld.
Bij de uitvoering kwamen nog enkele uitdagingen naar voren. De balken hadden een bijzonder grote afmeting en waren zo zwaar dat de galmborden tijdelijk uit de toren moesten worden verwijderd om de nieuwe balken erin te hijsen. Aangezien de grote boom aan de voorzijde van de toren daarvoor in de weg stond, moest dit door een van de galmgaten aan de achterzijde gebeuren.
Daarna moest de klok uit de klokkenstoel worden opgehesen en werd er een onderstempeling aangebracht om deze op hoogte te houden zodat de onderconstructie vrijkwam. De constructie werd daarna gestabiliseerd om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Zo konden de
desbetreffende onderdelen worden weggenomen waarbij het van belang was de verbindingen zorgvuldig los te maken zodat er geen beschadigingen zouden optreden.
Pen-en-gatverbindingen
Na het op positie brengen van de nieuwe houten onderconstructie werden ook de nieuwe diagonalen aangebracht en werden de verbindingen met de diagonalen en de staanders gemaakt. De verbindingen
De Oude Victorkerk in Batenburg is een rijksmonument en van oorsprong een zaalkerkje. In de dertiende eeuw werd het kerkgebouw uitgebreid met een westelijke ingangspartij met dichtgezette spitsboogvensters. Aan de oostkant werd de kerk toen uitgebreid met een gotisch koor en een uitbouw voor de sacristie. De twee zijbeuken, de noorderzijkapel en de inpandige toren stammen uit het begin van de zestiende eeuw. In 1714 werd tegen de zuidbeuk
werden uitgevoerd met een gesloten penengatverbinding conform de originele constructie. Het uitvoeren van de penengatverbindingen moet zorgvuldig gebeuren want daarmee wordt een goede krachtoverdracht in de verbindingen gewaarborgd. Voor het borgen van de verbindingen werden houten toognagels gebruikt. Deze zijn taps van vorm, zodat zij zichzelf inklemmen. Op deze manier is de klokkenstoel hopelijk weer voor eeuwen hersteld.
nog een portaaltje gebouwd. In de negentiende eeuw werd het westelijke deel van de kerk van de rest gescheiden en heringericht. In de kerktoren bevindt zich een historische klokkenstoel uit 1758.
De naam en leeftijd van de maker van de oorspronkelijke klokkenstoel zijn gegrift in een plank die nu in de entree hangt, voorzien van de volgende tekst: “Anno Jacobus de Bont 1758 / heeft dese stoel gemackt out 19 jare.“
Agenda
Kijk op www.geldersekerken.nl/agenda/ of op www.facebook.com/GelderseKerken/events/ voor de meest actuele informatie over openingstijden, reserveren en dergelijke.
Wageningen
Vanuit het klassieke wordt gereikt naar jazz, pop en soul. Dirigent Béni Csillag en Hammondspeler Boye begeleiden het Nederlands Studenten Kamerkoor (NSK) in een reis langs o.a. Olivier Messiaen, The Beach Boys en Ton de Leeuw. ‘Transparant’ inspireert behalve tot muzikale structuur ook tot gelijkwaardige verbinding met de ander. Verbinding komt terug in beweging, présence. Het NSK werkt samen met choreograaf Hillary Firestone om de ander werkelijk te bereiken en te raken.
Meer informatie: nskk.nl/transparant zaterdag 11 maart 2023, 20.00 – 22.00 uur
Zutphen
mezzo, en Titia van Heyst, sopraan. Klaas Stok speelt de orgelpartij. Pergolesi componeerde het Stabat Mater in 1736, in de laatste weken voor zijn sterven. Na zijn dood werd het stuk enorm populair en het meest gedrukte muziekwerk in de achttiende eeuw.
Toegang: online €12,50 en aan de kassa € 15.
Meer informatie: www.baderorgel.nl/product-categorie/ tickets/ zondag 19 maart 2023, 16.00 – 17.30 uur
Stichting Henrick Baderorgel geeft op de Open orgeldag amateurorganisten de kans om op het unieke Baderorgel te spelen. Op volgorde van aanmelding wordt een rooster gemaakt, waarbij elke deelnemer ongeveer 25 minuten het orgel kan bespelen.
Aanmelden kan op www.baderorgel.nl/ open-orgeldag.
zaterdag 22 april 2023, 10.00 – 16.30 uur