KIDDO. Thema-editie: Spel & spelen. De spelende pedagoog....ben jij!

Page 1

VAKINFORMATIE VOOR DE KINDEROPVANG www.KIDDO.net
PEDAGOOG….
NR. 42021 THEMA spel & spelen 9 789085601715
KIDDO
DE SPELENDE
BEN JIJ!

KIDDO

Ben je geïnteresseerd geraakt na het lezen van dit themanummer?

Neem nu een abonnement op de vernieuwde KIDDO en ontvang onder andere een boek naar keuze en toegang tot Kinderopvang Kennis, hét digitaal naslagwerk voor de kinderopvang.

Als abonnee krijg je

• Vier keer per jaar een dik bewaarnummer van KIDDO (circa 100 pagina's) met inhoudelijke artikelen rond een thema;

• Het tijdschrift KIDSTUF met informatie over spullen, inrichting, boeken, materialen en cursussen.

• Toegang tot het omvangrijke archief van KIDDO (meer dan 400 artikelen!) via Kinderopvangkennis.nl

Je krijgt ook

• Onbeperkt toegang tot extra pedagogische dossiers www.kiddo.net/dossiers/pedagogische-dossiers;

• Korting op geselecteerde congressen van Logacom;

• € 25,- korting op het gehele aanbod van Kinderopvangschool.

• Een boek naar keuze (kies je welkomstgeschenk op kiddo.net/abonneren)

KIDDO HÉT VAKBLAD VOOR PEDAGOGISCH PROFESSIONALS KIDDO.net EN OOK: Hersenontwikkeling van jonge kinderen Natuurlijk spelen Elke dag is één grote ontdekkingstocht Toverbloemen maken Jaaropleiding Expert Ontwikkelingsvoorsprong Leve het competente kind! KIDDO HÉT VAKBLAD VOOR PEDAGOGISCH PROFESSIONALS KIDDO.net EN OOK: Thuis spelen is ook leren • Zoomend je kennis bijspijkeren E-learning is een mooie aanvulling op live leren Contact tijdens de coronacrisis Samen opleiden werkt Stress bij kinderen 2020
KIDDO HÉT VAKBLAD VOOR PEDAGOGISCH PROFESSIONALSwww. .net EN OOK: Zorg voor kind met beperking of chronische ziekte • • Wat gaat er om in een baby? Veilige gehechtheid, gezond opgroeien De rijkdom van een moestuin SAMEN UIT, SAMEN STERK De meerwaarde van wandelen Test: Heeft jouw opvang voldoende aandacht voor kunst en cultuur? Kijk, we hebben ook bananen!’ Samenwerken met ouders van de babygroep JAARGANG NR. 2020 KIDDO VAKINFORMATIE VOOR DE KINDEROPVANG www.KIDDO.net DE SPELENDE PEDAGOOG…. BEN JIJ! NR. 4 2021 THEMA spel & spelen 9 789085601715 informatie en aanmelden: hetjongekind.nl korting€30,-voor KIDDO abonnees Partner S Het congres is bedoeld voor: leerkrachten in de onderbouw, remedial teachers, intern begeleiders, (ortho)pedagogen, zorgcoördinatoren, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en buitenschoolse opvang en PABO/ROC studenten en docenten. En natuurlijk ieder ander die het jonge kind een warm hart toedraagt. Beatrix gebouw - Jaarbeurs Utrecht voor wie? KIDDO HÉT VAKBLAD VOOR PEDAGOGISCH PROFESSIONALS www. Familieboek maken met kinderen en ouders • • • De belangrijke eerste 1000 dagen Ondersteun de relatie tussen ouders en hun jonge kinderen Opvoeden is geen (wed)strijd Sensitief communiceren met de Gordonmethode SUPERKRACHTEN VOOR JE HOOFD JAARGANG NR. KIDDO HÉT VAKBLAD VOOR PEDAGOGISCH PROFESSIONALS KIDDO • • Bouwen aan vertrouwen Ouders voor het eerst in de kinderopvang Een stem voor vaders bij Vaderklap NIEUWE SERIE Over een bewuste aanpak en bijzondere rituelen Een dag in de babygroep De allesetende peuter JAARGANG 21 EN OOK: Een veilige omgeving? Daar zorg je samen voor! MELD JE AAN OP www.kiddo.net/abonneren

Het spel van de eindredacteur

Wat een feestje was het toen de eerste artikelen voor dit themanummer over spel en spelen binnenkwamen. Vrij spelen, spelen met vriendjes, doen-alsof-spel, sensorisch spelen, spelen met sommen; het kwam allemaal voorbij. Het deed me terugdenken aan de kindertijd van mijn tweelingdochters. Hoe ze in de winter in bikini naar beneden kwamen omdat ze ‘strandje’ speelden. Hoe de een alle plastic bakjes en schalen uit de keukenla gooide, terwijl de ander alles netjes weer terugzette. Hoe ze boekjes met choreografieën ‘lazen’ en dan een onnavolgbaar dansje deden. Hoe ze ‘reisbureautje’ speelden met flyers en reisgidsen, de houten fietsjes werden ingezet als vliegtuig. Eenmaal aangekomen op de vakantiebestemming snorkelden ze in de wondere onderwaterwereld van hun eigen Tummy tub. Ze konden zich ondanks hun verschillende karakters en interesses samen eindeloos vermaken.

Ik groeide zelf op in een gezin met vier kinderen. Mijn oudste broer was heel handig en speelde vooral met snoeren en gereedschap. Mijn zus was een paardenmeisje. Ze speelde eindeloos paardje op een houten boomstambank waar ze bij wijze van zadel een oud matras overheen had gelegd. Mijn jongste broer was gek op Playmobil en op zijn houten racebaan. Maar waar speelde ik zelf eigenlijk mee? Wat was mijn favoriete speelgoed? Waar kon ik me eindeloos mee vermaken?

Ik belde mijn ouders om te vragen of zij het nog wisten. Er kwam van alles langs: de rieten poppenwagen, het poppenhuis, mijn weefraam,

hinkelen, een winkeltje met schattig kleine doosjes, de bloemenpers en mijn herbarium. We speelden ook vaak schooltje of postkantoortje. Dan zetten we allemaal een stoel in de deuropening van onze kinderkamer en verbonden die stoelen met vliegertouw waaraan we met paperclips briefjes vastmaakten, die we dan rondstuurden.

Maar het aller-allerliefst verzamelde ik plaatjes, bonnetjes, snoeppapiertjes en ansichtkaarten om te ‘plakboeken’. Vakanties, uitstapjes, schoolreisjes en zelfs sinterklaasgedichten; het kwam allemaal in een plakboek terecht. Voorzien van behoorlijk droge teksten over wat we die dag op welk tijdstip gedaan hadden. Ik maakte er zelfs een inhoudsopgave bij.

Grappig dat ik het nog steeds ontzettend leuk vind om tekst en beeld te verzamelen en daar samen met de vormgever een mooi magazine van te maken. Eigenlijk ben ik nog steeds aan het spelen.

KIDDO voor en door de praktijk!

KIDDO wordt gemaakt voor én door professionals. Pedagogisch medewerkers en gastouders, kinderbegeleiders in groeps- en gezinsopvang, pedagogisch coaches, pedagogen, studenten en het middenkader blijven met KIDDO up-to-date! Het is het streven van de redactie dat alle opvangvormen zich in KIDDO kunnen herkennen.

Online toegang

Ga naar www.kiddo.net voor meer verdieping en activiteiten. Het wachtwoord voor online toegang tot de pedagogische dossiers en het activiteitenarchief is:

BALLONNEN

en geldt tot de volgende editie van KIDDO verschijnt.

3 4 • 2021
Welkom
Esther Smid Eindredacteur

Kinderen zijn zelf de experts in vrij spelen

Wat komt er kijken bij het begeleiden van vrij spelen, hoe ondersteun je risicospel en op welke manier maak je de speelomgeving aantrekkelijker en uitdagender? Het gaat erom dat kinderen de vrijheid krijgen én voelen om in hun eigen speelruimte te spelen hoe zij zelf willen spelen. Zowel voor het kinderdagverblijf als voor de buitenschoolse opvang is dat belangrijk om in praktijk te brengen. Martin van Rooijen legt uit hoe je dat doet.

Sensorisch spelen

Spelen in de zandbak, in een bad liggen vol met schuim, een regenboog maken met verf en scheerschuim, brooddeeg kneden of plantjes in de aarde zetten, al deze activiteiten hebben één ding met elkaar gemeen: ze prikkelen het tastzintuig. Het spelen met materialen en speelgoed die het tastzintuig prikkelen wordt ook wel sensorisch spelen genoemd. Het is niet alleen ontzettend leuk voor kinderen, maar het is ook heel goed voor hen.

Taaldenken in spel

Kinderen leren door te spelen. Vooral doenalsof-spel biedt veel kansen om de wereld te verkennen. Dat spelen doen kinderen meestal wel vanzelf, maar als pedagogisch medewerker kun je ze helpen om hun spel te verdiepen en verrijken. Goed uitgewerkt doen-alsof-spel stimuleert de sociale ontwikkeling en de taal- en denkontwikkeling van kinderen. Wie aan de slag wil met meer spel en meer taal kan gebruikmaken van het professionaliseringstraject ‘Taaldenken in spel.’

4 4 • 2021
22
In dit nummer
6 10

Spelen met vriendjes

Spelen met vriendjes! Daarom gaan kinderen graag naar de opvang. Volgens ouders is het ontmoeten van andere kinderen een belangrijke toevoeging aan de gezinsopvoeding. Hoe kunnen pedagogisch medewerkers het samenspelen van kinderen steunen en bevorderen?

Katern met speltips

Tijd en ruimte voor vrij spel, de visie van Emmi Pikler

Dat spelen belangrijk is voor de ontwikkeling van jonge kinderen is algemeen bekend. Maar hoe kun je dat spel het beste begeleiden? Hoe kun je het spel en dus de ontwikkeling van een kind ondersteunen met behulp van geschikte spelmaterialen en een bij de ontwikkelingsfase passende speelomgeving?

En verder

14 Okiddo voor 0 t/m 4 jaar: Mag ik met je meespelen?

16 Meer ruimte voor diversiteit en inclusie met de diversiteitskaarten

21 Column: Stiekem laten winnen

26 De R van spelen

29 Meedoen in doe-alsof-spel

34 Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: op handen en voeten

36 Kinderliedje: Tijd om op te staan!

39 Column: Wil je met me spelen?

40 Kinderopvangkennis

42 Kindkracht: Out-of-the-box? Vraag het de kinderraad

46 Spelen is creëren; hoe ontwikkel je een speelse en avontuurlijke houding?

50 Spel als ruimte voor ontwikkelen en leren

53 Magische cirkels

Maar liefst 25 pagina's met speltips voor leuke activiteiten op de groep! Spelen met ballonnen of dozen, muziek maken in de natuur of een verjaardagstrein knutselen? In dit themanummer van KIDDO vind je volop inspiratie!

58 Vakliteratuur over spel en spelen

60 Voorpublicatie De kracht van spel

95 Volgende keer & Colofon

5 4 • 2021
64 73 69

Kinderen zijn zelf de experts in vrij spelen

Wees een ‘playworker’ en laat hen zélf spelen

Binnen de kinderopvang is er steeds meer aandacht voor het vrij spelen van kinderen. Toch zijn er ook dilemma's bij pedagogisch professionals: wat komt er kijken bij het begeleiden van vrij spelen, hoe ondersteun je risicospel en op welke manier maak je de speelomgeving aantrekkelijker en uitdagender? Het gaat erom dat kinderen de vrijheid krijgen én voelen om in hun eigen speelruimte te spelen hoe zij zelf willen spelen. Zowel voor het kinderdagverblijf als voor de buitenschoolse opvang is dat belangrijk om in praktijk te brengen. Maar hoe doe je dat?

6 4 • 2021

Het wordt nogal eens vergeten maar de tijd die kinderen doorbrengen bij de kinderopvang is hun vrije tijd. Die zou er net zo uit kunnen zien als de tijd die ze thuis doorbrengen. Dus met vaste of verplichte momenten als eten en rusten of opruimen, maar vooral veel tijd voor zichzelf. Zeker op de bso wordt dit idee ondersteund, maar ook hier is het vaak zo dat de tijd van kinderen wordt gevuld met vaste clubjes, cursussen of begeleide activiteiten. Bedenk dus goed of het uitgangspunt is dat de tijd op de kinderopvang de vrije tijd van de kinderen is. Want dit betekent dat je veel ruimte aan hen biedt voor hun eigen inbreng en mogelijkheden voor vrij spelen. Het mooie is dat je daarmee de autonomie van kinderen en hun verantwoordelijkheid vergroot.

De drie fundamenten van vrij spelen

Wat bedoelen we precies met ‘vrij spelen’? Een mooie definitie komt uit Engeland:

‘Spelen is een proces dat vrij is gekozen, zelf aangestuurd en intrinsiek gemotiveerd. Dus kinderen bepalen en controleren zelf de inhoud en intentie van hun spel, door het volgen van hun eigen instincten, ideeën en interesses, op hun eigen manier met hun eigen redenen.’ (Playwork Principles, 2005)

Dit klinkt mooi en je zou het alle kinderen gunnen die hun vrije tijd in de kinderopvang doorbrengen. De vraag is wel: “Kunnen kinderen zelf hun spel bepalen en controleren?” Of worden zij toch belemmerd door overbescherming, veel regeltjes, een vaste structuur of een saaie speelomgeving? Om hierover na te denken zijn onderstaande drie onderwerpen aardig om eens in te duiken en in het team te bespreken. Mogen kinderen risicovol spelen en zijn daar mogelijkheden toe? Hoe begeleiden wij kinderen zodat zij de tijd en ruimte van ons krijgen om vrij te spelen? De ideeën en technieken van de ‘playworker’ komen hier goed van pas. En ten slotte, op welke manier kunnen wij de speelomgeving aanpassen zodat er uitdaging is voor alle kinderen?

Risicovol spelen: het recht op risico, voor veerkracht en autonomie

Kinderen gaan als vanzelf op zoek naar risico bij het spelen. Ze bedenken telkens weer iets dat ze nog net niet kunnen, om te bekijken of en hoe dat lukt. Een kind weet dus ook dat het kan misgaan, dat ze vallen of een bult kunnen krijgen. Dat maakt hen niet uit, want het zijn juist het plezier en de spanning die dit oplevert, wat het aantrekkelijk maakt. En dit heet dus risicovol

spelen, een speciale term voor iets dat eigenlijk gewoon bij het spelen hoort. Het kind wil dit graag en heeft het nodig. Dus aan ons de taak dat wij dat oké vinden, ook al vinden we dit zelf een beetje eng. We laten kinderen dus hoog klimmen, heftig stoeien, hard gaan, bij en met water spelen, met gereedschap omgaan en soms uit het zicht spelen. Door hen deze vrijheid te gunnen, wordt hun veerkracht aangesproken en krijgen zij meer zelfvertrouwen. En als pedagogisch professional sta je stevig in je schoenen om ouders uitleg te geven als er een pleister is geplakt. Want hun kind had die uitdaging nodig en vindt het prima zo.

Playwork: hoe kinderen bewust te begeleiden in hun vrije tijd

Playwork is een werkwijze om kinderen in hun vrije tijd te begeleiden. Je ondersteunt hen bij het vrije, avontuurlijke en risicovolle spelen. Playwork komt uit Groot-Brittannië waar het ontwikkeld is in de ‘adventure playgrounds’. Dit zijn speeltuinen met een beetje rommelige inrichting, waar kinderen hun eigen gang kunnen gaan. Er hoeft ook niet elke dag opgeruimd te worden. Tenslotte willen de kinderen de volgende dag verder spelen waar ze gebleven waren. De playworkers bemoeien zich zo weinig mogelijk met het vrij spelen van de kinderen. Dit heet “volwassenvrij” spelen. Zo zorgen we ervoor dat we niet de ideeën van onszelf plaatsen boven de ideeën en wensen van kinderen. Dit is nog best moeilijk als begeleiders. We hebben al snel de neiging om tips te geven of mee te spelen. Terwijl kinderen daar vaak niet op zitten te wachten. Die weten zelf wel hoe dat moet. Daarom is jouw rol: ‘actief niets doen’. Verplaats je wel door de ruimte, maar zorg dat je onzichtbaar bent. Observeer zo de kinderen, luister op afstand en bedenk met wat je hoort en ziet of je eventueel nodig bent. En eigenlijk is dat maar in drie gevallen: bij gebrek aan veiligheid, behoefte aan hulp en bij praktische zaken. Als je ziet dat het lichamelijk of sociaal gevaarlijk wordt, mag je ingrijpen. Als kinderen jouw hulp vragen kun je die geven, maar laat hen wel zo snel mogelijk weer alleen. En als het tijd is voor de pauze of om opgehaald te worden, mag je het spelen ook stoppen.

Loose Parts: verbeter de speelomgeving van kinderen

Spelen met losse spullen, zo kun je ‘loose parts play’ ook noemen. Loose parts zijn dingen om mee te spelen, maar het is geen speelgoed. Dus niet: hoepels, springtouwen, loopklossen of ballen.

7 4 • 2021 Tekst & foto's: Martin van Rooijen >
1
2 3

Voorbeelden Spelen met Spullen

Stammetjes, oude gordijnen, bureaustoel, autoband, kussens, tapijtrol, kratjes, tuinslang, takken, keukentrapje, rollator, kartonnen kokers, verhuis-hondje, net, planken.

Onderdelen van de ‘PARS Playwork’ methodiek

• Met mooie Engelse begrippen:

• Adulteration: wij moeten zo min mogelijk onze eigen ideeën inbrengen in het vrije spelen van kinderen, want anders ‘vergrotemensen’ we het.

• Affordances: het bieden van passende/geschikte ‘gebruiksmogelijkheden’ voor elk kind, door te zorgen voor veelzijdigheid, flexibiliteit en complexiteit.

• Containment: 'actief niets doen’, terughoudendheid en zelfbeheersing zijn misschien wel de belangrijkste opdrachten voor de begeleider.

• Latent listening: op een onopvallende manier luisteren naar spelende kinderen om eventuele behoeften te signaleren en te bedenken of jij hierbij nodig bent.

Een ‘playworker’-pm’er :

• Faciliteert het speelproces

• Grijpt zo min mogelijk in

• Verandert, verbetert, voegt toe aan de speelomgeving

• Is sensitief voor, en bewust van de speelbehoeftes van kinderen

• Is nodig om kinderen te stimuleren zelf te spelen

• Gebruik de ‘playwork’-pet, wees een playworker als kinderen vrij spelen

En wel: kartonnen kokers, gordijnen, dozen, kratjes of een oude bureaustoel. Bij speelgoed staat vaak vast welke paar dingen je ermee kunt doen. Bij loose parts zijn er oneindig veel mogelijkheden en bedenken kinderen zelf wat en hoe ze ermee spelen. En dat is mooi om te zien in de praktijk. Zorg voor een stapel van dit soort spullen en materialen en kijk wat er gebeurt. Kinderen gaan alleen of samen aan de slag, ze spelen rustig in een hoekje en bouwen een hut of gaan wild stokvechten. En zijn ze klaar met spelen dan is er weer iets anders waar ze mee aan de slag kunnen. Regel wat van dit soort materialen, kijk eens in je eigen kelder, zolder of garage. Vraag ouders erom of ga eens langs de kringloopwinkel voor een rollator, bureaustoel of verhuishondje. Want daar kunnen ze hard mee gaan, een van de uitdagingen bij risicovol spelen. Kijk ernaar, verbaas je en grijp niet in. Dan zie je hoe kinderen met eigen creativiteit hun veerkracht aanspreken en hoe hun zelfvertrouwen groeit.

Vrij spelen doe je zo

Geef kinderen tijd en ruimte en je krijgt de meest fantastische speelsituaties. Begeleiders zijn eigenlijk niet nodig. Of

hebben volwassenen wel degelijk een rol en hoe ziet die er dan uit? Er zijn drie belangrijke perspectieven:

• Risicovol spelen: kinderen kunnen veel, hebben vrijheid nodig en krijgen daarmee zelfvertrouwen

• Playwork: de begeleiders zijn zich bewust van hun rol, en bedenken goed waarvoor zij wél nodig zijn

• Loose Parts: de speelomgeving zo aanpassen dat elk kind weer nieuwe uitdagingen vindt

Op deze manier begeleid je kinderen op een open manier tijdens het vrije spelen. En tegelijkertijd is playwork een methodiek om kinderen te ondersteunen in hun gehele vrije tijd. Hiermee sluit het goed aan bij de rol die professionals willen spelen ten aanzien van de kinderen die zij onder hun hoede hebben. En worden kinderen zelf verantwoordelijk, risicocompetent en veerkrachtig. Wees dus een playworker bij het vrij spelen en laat kinderen zélf spelen! <

8 4 • 2021

Meer lezen?

• Newstead, S. PARS Playwork. commonthreads.org.uk/ index.php/about-pars/ Rooijen, M. van (2021). Laat ze los! Over Vrij Spelen, Playwork en Loose Parts. In: Wie zelf niet speelt, begrijpt er niets van. (red.). A. Brink & E. van der Luit. Jaarboek Stichting Korczak. De Meern: Levendig.

• Rooijen, M. van (2016) Kwetsbaar en/of veerkrachtig. Over het recht op risico in het spel van kinderen. In: Het kind Magazine nr. 5. Driebergen: Nivoz.

• Rooijen, M. van (2014). Risicovol spelen op het schoolplein. De Wereld van het Jonge Kind (HJK), januari 2014. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Alle te downladen via www.deblauweton.nl/over/publicaties

Over de auteur

Martin van Rooijen is pedagoog, trainer en onderzoeker. Via De Blauwe Ton draagt hij zijn missie uit, de theorie van de meerwaarde van risicovol spelen en praktische suggesties hoe kinderen zélf te laten spelen. Gebaseerd op de drie fundamenten van vrij spelen: Risicovol Spelen, PARS Playwork en Loose Parts. Voor een basis, verdieping en verbreding van de kennis over vrij spelen, zowel aansluitend bij de bso als het kdv. Hij is de eerste en enige gecertificeerde trainer van PARS Playwork in Nederland en organiseert jaarlijks in september de Vrij Spelen Week. Meer info: www.deblauweton.nl en info@deblauweton.nl

9 4 • 2021

Kwaliteit van taal, spel en denken

Meer spel én meer taal – samen aan de slag

Kinderen leren door te spelen. Vooral doen-alsof-spel biedt veel kansen om de wereld te verkennen: wat doen en zeggen grote mensen eigenlijk in de winkel, bij de dokter of op een bruiloft? Dat spelen doen kinderen meestal wel vanzelf, maar als pedagogisch medewerker kun je hen helpen om hun spel te verdiepen en verrijken.

10 4 • 2021

Goed uitgewerkt doen-alsof-spel stimuleert de sociale ontwikkeling en de taal- en denkontwikkeling van kinderen. Wie aan de slag wil met meer spel en meer taal kan gebruikmaken van het professionaliseringstraject

‘Taaldenken in spel.’ Dat professionaliseringstraject is ontworpen door een team van jonge-kind-onderzoekers, samen met pedagogisch coaches en medewerkers van twee kinderopvangorganisaties, dankzij een subsidie van ZonMw.

Tien kernelementen

Het professionaliseringstraject is opgebouwd rond tien kernelementen voor taaldenken in spel (zie illustratie). Voorop staan: plezier, natuurlijke communicatie en samenspel (het is belangrijk dat ook de stille of minder taalvaardige kinderen meedoen). Vervolgens gaat het om het bekende rijtje ‘verkennen, verbinden, verrijken’. De tien kernelementen geven praktische handvatten voor hoe je dat kunt doen. Daarmee bouwt

het traject voort op de zes interactievaardigheden die centraal staan in trainingen zoals Oog voor Interactie en TINK

Het professionaliseringstraject zorgt voor achtergrondinformatie – bijvoorbeeld over de spelontwikkeling van kinderen – en biedt allerlei praktische werkvormen en oefeningen, en gespreksstof voor collegiale uitwisseling. Voor pedagogisch coaches is er bovendien de mogelijkheid om een train-detrainer-cursus te volgen. Handige voorbeeldfilmpjes met uitleg zijn te vinden via de website www.taal-in-spel.nl.

Met je collega’s aan de slag

Hoe krijg je al die kernelementen in de vingers? Welke pas jij als pm’er al regelmatig toe? Welke vind je lastig? Of niet zo goed toepasbaar bij de kinderen in jouw groep? Het werkt het beste als je met een aantal collega’s samen aan de slag gaat. Je kunt daarvoor een professionele leergemeenschap (plg) vormen: een groep collega’s die zich wil verdiepen in taaldenken

KERNELEMENTEN VAN TAALDENKEN IN SPEL

UITGANGSPUNTEN VERKENNEN VERBINDEN VERRIJKEN

1. Plezier in het spel staat voorop, voor kinderen en professionals

2. Schep spelsituaties waarin kinderen taal nodig hebben, met jou en met elkaar

3. Betrek alle kinderen in communicatie, dus ook de laagtaalvaardige, stille of minder actieve kinderen

4. Observeer eerst goed waar de kinderen mee bezig zijn in hun spel voordat je mee gaat spelen

vanuit je spel:

5. Ga mee in het spel van de kinderen: stap in de doen-alsof-wereld

6. Betrek kinderen op elkaar met je taal:

7. Schep ruimte voor eigen bijdragen van kinderen en ga daarin mee

vanuit je spel:

8. Verdiep het spel en breid het uit met je taal:

9. Benut kansen in het doen-alsof-spel om kinderen tot (complexe) denktaal uit te dagen

10. Gebruik een probleem of creëer een probleem

11 4 • 2021
Tekst: : Resi Damhuis & Marianne Boogaard • Beeld: Bigstock

in spel, samen met een begeleider van jullie organisatie. Jullie bespreken met elkaar waar je aan wilt gaan werken, wat tot nu toe je ervaringen zijn en wat je wilt gaan uitproberen.

Een inkijkje in een plg-bijeenkomst

Cansu werkt sinds een paar jaar als pm’er. Op haar locatie is veel aandacht voor spel en het team en de pedagogisch coach wil daarin nog verdere stappen zetten via het professionaliseringstraject Taaldenken in spel. In een van de plg-bijeenkomsten komt kernelement 5 aan de orde: ‘Stap in de doen-alsof-wereld.’ Hierbij heeft Cansu toch wel wat bedenkingen. Cansu is gewend de kinderen te observeren en ze reikt hen soms een idee aan of fluistert ze in wat ze zouden kunnen zeggen. Haar collega Nadia speelt vaak mee met de kinderen, maar Cansu vindt dat lastig. Helemaal met doen-alsof-spel, in de huishoek bijvoorbeeld. Ze voelt zich bekeken. Ze kan het gewoon niet goed. Wat zullen haar collega’s er wel van denken als ze zo raar doet? En ze vraagt zich ook af of de kinderen haar niet vreemd aan zullen kijken. Al snel blijkt dat meer collega’s zich hier ongemakkelijk bij voelen: ‘Het voelt gek.’ ‘Ik weet niet wat er gaat gebeuren.’ ‘Ik ben niet zo snel met improviseren.’

Nadia vertelt dat ze dat eerst ook had. Totdat Jonas haar meetrok naar de bakkerswinkel: ‘Jij ook kopen.’ Toen moest ze wel. En dat lukte ook nog: ze wilde een bruin bolletje. Dat bleek er niet te zijn. Dus hebben ze overlegd wat dan het meest

daarop zou lijken, zodat ze het toch lekker zou vinden. Nadia’s verhaal maakt goed zichtbaar dat je zo de kinderen uitdaagt tot communicatie. Nadia, Cansu en haar collega’s willen juist meer van die natuurlijke communicatie in het spel uitlokken, omdat ze daarmee de taalontwikkeling van de kinderen sterk kunnen stimuleren. Hun collega Annet voegt daar nog aan toe, dat zij zelf niet houdt van ‘echt gek’ doen, maar dat ze haar rol speelt zoals ze ook in de echte wereld zou kunnen doen.

Van kikker naar avondje uit

In de loop van de plg-bijeenkomsten gaat Merjam, de begeleidster in deze plg, met de pm’ers oefenen in flexibel reageren. Bijvoorbeeld met een associatieoefening: Merjam zegt ‘kikker’ en vraagt de volgende om het eerste te zeggen dat er in haar opkomt. ‘Koud’. De volgende reageert daar weer op: ‘Schaatsen’. En de volgende: ‘Kramp’. En dan groeit de reeks verder: ‘Warm bad’, ‘Lekker geurtje’, ‘Avondje uit’. Doordat je op het laatste woord moet reageren, is het echt een oefening in je gedachten vrijuit laten gaan. Er zijn in zo’n oefening geen foute reacties: alles is goed. Wanneer je dan kijkt waar je bent begonnen en waar je uitkwam, is dat een mooi voorbeeld van flexibel reageren: van kikker naar avondje uit! Cansu en haar collega’s voelen zich geleidelijk aan meer thuis in dit soort improvisaties. Zo brengen de pm’ers in de plg-bijeenkomsten hun twijfel en dilemma’s naar voren. Ze bespreken met elkaar welke opties

12 4 • 2021
‘Op de beelden zag ik dat de kinderen meer initiatief nemen als ik wat achteroverleun’

er zijn, wat ze belangrijk vinden voor de kinderen, welke overwegingen ze hebben, en wat ze zelf willen gaan proberen in hun groep. Iedere deelnemer brengt zijn eigen ervaringen en expertise in: zo leer je met elkaar en van elkaar.

Eigen film terugkijken, met je coach

Tussen de bijeenkomsten in oefent iedereen in haar eigen groep. En dan maakt ieder ook een filmpje daarvan om met de coach te bespreken. Pedagogisch coach Merjam en Cansu bekijken samen Cansu’s filmpje uit de huishoek. Cansu wilde in een eenvoudige spelsituatie gaan meespelen en communicatie uitlokken. Merjam vraagt haar wat ze ziet gebeuren bij de kinderen. Cansu mocht mee-eten bij Tracy en Daan. Daan, een vrij stille peuter, had opgeschept voor iedereen, en Tracy en Daan begonnen te eten. Cansu nam ook een paar happen. En zei toen dat ze nu wel genoeg had. Tracy vond als ‘moeder’ dat Cansu echt eerst haar bord leeg moest eten. Cansu keek sip, en keek toen Daan aan. Die zei dat ze pas daarna haar toetje mocht. Cansu stribbelde nog wat tegen, waardoor Tracy en Daan probeerden haar te overtuigen: ze moet eten, anders word je ziek; ze moet er nog van groeien. Cansu zag zo duidelijk in haar film terug dat de kinderen actief aan het denken en praten waren. En dat ze zelf op een natuurlijke manier op de situatie inspeelde. Merjam laat nog een keer in het filmpje zien hoe Cansu echt ruimte creëerde voor actieve inbreng van de kinderen: door hen uit te dagen met een ‘probleem’ (hoe ga je om met een kind dat niet wil eten?), en door af en toe wat te zeggen en dan weer stil te blijven. Cansu neemt zich voor vaker stil te blijven, ook in andere situaties. En om de denkontwikkeling van kinderen te stimuleren via een probleem dat past in de spelsituatie.

Een professionaliseringstraject

De combinatie van plg-bijeenkomsten, achtergrondkennis (over spel- en taalontwikkeling), oefenen, eigen films maken en die met je coach bespreken, zorgt ervoor dat je als pm’er echt je eigen vaardigheden verder kunt ontwikkelen. Ook als je al veel ervaring hebt. Zo zei Daphne, een van de pm’ers die deelnam in de ontwikkelfase van Taaldenken in spel: ‘De coaching vond ik heel fijn. Vooral als je al veel ervaring hebt, doe je soms dingen intuïtief en op je gevoel. Je blijft gemakkelijk hangen in het idee ‘we kunnen het wel’. Door de coaching ga je weer nadenken over: wat ging goed, wat niet?’ <

Oefening: geef de kinderen

het voortouw

Maak een filmpje…

• je speelt mee in spel van de kinderen

• en laat daarbij ál het initiatief van de kinderen komen

• je reageert natuurlijk wel op die initiatieven: volgend, open

• maar jij voegt zelf géén nieuwe dingen toe

Bekijk het filmpje…

• zoek momenten waarop de kinderen heel actief zijn

• zijn ze daar ook aan het praten?

- zo ja: hoe ga je daarop in?

- zo nee: wat zou je op zo’n moment kunnen doen om het praten uit te lokken?

Verder lezen?

• Website (met voorbeeldfilmpjes): www.taal-in-spel

• Onderzoeksrapport: https://kohnstamminstituut. nl/rapport/taaldenken-in-spel-een-professionaliseringstraject/

• Kijkwijzer: https://kohnstamminstituut.nl/wp-content/uploads/2021/03/Taaldenken-kijkwijzer-bijde-10-kernelementen.pdf

• In de train-de-trainer cursus ‘Kwaliteit van taaldenken in spel’ (https://eduseries.matrixlms.com/ visitor_catalog_class/show/645344), krijgen begeleiders een uitgebreide handleiding en alle materialen om het traject uit te voeren binnen de eigen organisatie

13 4 • 2021
‘Je moet niet te veel oplossingen aanbieden aan kinderen, maar proberen hen zelf met oplossingen te laten komen’

Als pedagogisch medewerker heb je ermee te maken: je gaat meespelen in een van de speelhoeken waar kinderen al begonnen zijn met spelen. Je komt de hoek binnen en vult direct de hele hoek, niet alleen met je veel grotere lijf maar ook met wat je doet en zegt.

Mag ik met je meespelen?

Meespelen en ongemerkt aan ontwikkeling werken

Piedagogisch medewerker Sylvia heeft, voordat ze het weet, de leiding over het spel in de bouwhoek genomen. Ze heeft vele ideetjes voor het spel met de kinderen, die ze ook deelt met hen. Gretig spelen de kinderen met haar mee. Zij volgen haar in het spel. Maar dat is nu net niet wat Sylvia wil. Sylvia wil graag weten welk spel de kinderen uit zichzelf en zelfstandig spelen.

De belangrijkste taak voor de pedagogisch medewerker bij het meespelen met jonge kinderen is de beginsituatie verkennen. Voordat ze mee gaat doen, kijkt ze naar wat er al gebeurt in de betreffende hoek. Welke rollen hebben kinderen misschien al gekozen? Welke rollentaal hoort zij al? En, welk spel is al te herkennen? Spelen de kinderen al intensief of zijn ze nog aan het bekijken wat er allemaal aanwezig is in die speelruimte of wordt er nog iets gezocht? Allemaal vragen die de pm’er informatie geven over het spel dat wordt gespeeld. Deze informatie heeft zij nodig om juist áán te sluiten bij de betekenis die de kinderen geven aan hun eigen spel. Deze fase van meespelen noemen we:

verkennen van de beginsituatie. Pm’ers verkennen als het ware wat er al gebeurt in het spel en maken de koppeling tussen het spel en de ontwikkelingsdoelen die ze hebben.

Door goed te verkennen heeft de pm’er informatie gekregen over waar de kinderen mee bezig zijn. Ze weet nu wat de kinderen interesseert en wat ze al zelfstandig kunnen doen. Dit is het moment om te bedenken hoe van dit spel een gezamenlijk spel gemaakt kan worden. Als pm’er weet je doorgaans heel goed aan welke ontwikkelingsdoelen je wilt werken met de kinderen. De kunst is om met de ontwikkelingsdoelen aan te sluiten bij wat er tijdens de spontane spelsituaties gebeurt. Verkennen noemen we ook wel: kansrijke momenten herkennen. Kinderen vertellen het zelf; wij moeten het alleen nog begrijpen.

Ruben en Eveline in

de ijskraam

Ruben van 2,5 jaar komt de groepsruimte binnen en loopt direct door naar de ijskraam. Hij weet de ingang heel goed te vinden en start met het grondig onderzoeken van de ijskraam. Op deze

14 4 • 2021

manier leert Ruben de uitgestalde materialen kennen. De pm’er helpt Ruben door met hem de materialen te bekijken en te benoemen. Een heel gewoon tafereel denk je misschien, maar niets is minder waar. Pm’er Eveline heeft gezien waar Rubens belangstelling naar uitgaat en ook heeft ze naar hem geluisterd en gehoord dat hij het ijsje herkende. Hij moet nog wel geholpen worden om het spel te spelen.

Ruben kijkt de pm’er aan en zegt: ‘Ssjj’. De pm’er zegt: ‘Ja, dat is de ijskraam hè, daar kan je ijsjes kopen’. Ruben kijkt haar aan en kijk nog eens naar het ijsje in zijn hand. ‘Ssjj.’ Dan zegt Eveline: ‘Dat is een ijsje!’ en ze maakt het gebaar van ijsje eten. Ruben wijst triomfantelijk nog een ijsje aan, hij heeft nog zo’n zelfde gevonden en zegt: ‘Ssjj’. Waarop ze zegt: ‘Ja, nog meer ijsjes.’ ‘IJs’ zegt Ruben!

In de ijskraam is ook Zhaynah van 3 jaar aanwezig. Zij weet al dat ijsjes verkocht kunnen worden. ‘Welke wil je?’ vraag ze aan Marouane (2,5 jaar). Marouane kijkt weg. Eveline wijst naar de smakenlijst en vraagt: ‘Wil je aardbei of frozen?’ Bij frozen knikt hij. ‘Marouane wil graag frozen’, zegt Eveline. Het meisje geeft een ijsje en zegt vrolijk: ‘Here you go, frozen!’ Eveline herhaalt in het Nederlands wat ze zegt. Alle talen zijn welkom!

In de ijskraam is ook Ruben nog steeds heel betrokken bezig. Hij onderzoekt de kassa, volgt de handelingen die Zhaynah doet en bekijkt de smakenlijst. Eveline moet hem echt nog helpen om in zijn rol te komen. Ze bestelt een ijsje met aardbeismaak. Ruben geeft een ijsje en stopt het geld in de kassa.

Door echt aan te sluiten bij wat Ruben zegt en waar hij interesse voor toont, heeft Eveline de kans benut om de woordenschat van Ruben (ijs, ijsjes) te vergroten maar ook om zijn reken/wiskundige ontwikkeling (dezelfde herkennen) en zijn sociale ontwikkeling (iets willen vertellen aan een ander, contact maken) te stimuleren door samen te spelen.

Bijdrage aan spel

Door te kijken naar wat het kind in het spel belangrijk vindt, waar het naar kijkt, waarover het spreekt of waar het naar uitreikt, kan de pedagogisch medewerkster kennis toevoegen en vaardigheden van kinderen vergroten. De pedagogisch medewerkster kan met haar reacties en vragen de kennis en vaardigheden van kinderen vergroten, ze boeien en motiveren om langer door te spelen. Zo levert de pedagogisch medewerkster een ontwikkelingsgerichte bijdrage aan het spel van het kind of de kinderen.

Autonomie

En waarom zou je dit alles nu doen? Als je kinderen zelf initiatieven laat nemen binnen spelsituaties en hen zelf laat communiceren hierover dan ontwikkelen ze het vermogen om zich aan te passen en tegelijkertijd zelf de ‘baas’ te blijven over gedachten en ideeën. Vragen die je als pm’er kan stellen zijn bijvoorbeeld: hoe ga je dit oplossen? Wat wil je doen? Wat heb je ervoor nodig? Dit soort vragen maakt dat kinderen zelf gaan nadenken. Zij leren op deze manier om zelf oplossingen te zoeken.

Alleen als de pm’er stil is en luistert naar de antwoorden krijgt het kind tijd om zelf na te denken.

Verkennen en ontwikkeling prikkelen

Als pedagogisch medewerker kun je dus de spontane spelmomenten van kinderen benutten om hun ontwikkeling te stimuleren. Je speelt gemiddeld tien minuten ontwikkelingsgericht mee in een hoek, daarna spelen kinderen zelf verder. Neem vooral de tijd om te verkennen wat kinderen interessant vinden en sluit daar vervolgens bij aan door verbinding te maken in het samen spelen en kansrijke momenten te benutten. <

Meer activiteiten

Nog meer originele activiteiten vind je op www.kiddo.net/activiteiten Het wachtwoord staat op pagina 3 van deze editie.

15 4 • 2021 Tekst & foto's: Karin van der Meulen
■ OKIDDO 0 t/m 4 jaar
16 4 • 2021

Meer ruimte voor diversiteit en inclusie

Wat betekent diversiteit en inclusie voor de kinderopvang? Hoe kunnen we alle kinderen het gevoel geven dat ze er mogen zijn, dat ze erbij horen en dat ze gewaardeerd worden? Wat doet pesten, uitsluiting en discriminatie met jonge kinderen? En welke vooroordelen hebben we zelf?

Hoe kunnen we opvoeden met respect voor diversiteit?

Een meisje brengt de pop naar bed, wiegt de pop en zingt een slaapliedje. ‘Heerlijk aan het spelen’, zou je zeggen. Wie goed kijkt ziet toch iets geks. Er zijn geen poppen die op haar lijken. Er zijn geen personages in prentenboeken die zij kan naspelen. Er zijn geen verkleedkleren die lijken op de kleding van haar voorouders, geen muziek zoals thuis, geen spullen die herinneren aan haar achtergrond.

Ieder kind is uniek en heeft het recht om gezien, gewaardeerd en gerespecteerd te worden. En dat is heel belangrijk, want kinderen vormen hun zelfbeeld aan de hand van interacties, rolmodellen, verhalen en beelden om hen heen. Maar biedt die omgeving wel ruimte voor diversiteit? Zijn het speelgoed, de prentenboeken, muziek en spelletjes op de groep een afspiegeling van de diversiteit in de samenleving? Praten we met respect en interesse over de achtergrond van de kinderen?

Diversiteit in volle breedte

Ik hoor regelmatig pedagogisch medewerkers (en ouders) zeggen dat ze wel meer ruimte voor diversiteit willen en dat ze kinderen antiracistisch willen opvoeden, maar niet weten hoe. ‘Ja we zijn ermee bezig. We hebben een bruine pop op de groep’, vertelt een pedagogisch medewerker. Dat is natuurlijk mooi. Maar diversiteit houdt veel meer in.

Wat verstaan we onder diversiteit? Alle kenmerken van mensen: sociaal-culturele achtergrond, educatie, beroep, financiële situatie, gender en sekse, levensbeschouwing/religie, uiterlijke kenmerken, leeftijd/levensfase, talenten, gezondheid. Het gaat dus om diversiteit en inclusie in de breedte.

De kaartenset Wij zijn samen verschillend is gebaseerd op Samen Verschillend. Pedagogisch kader diversiteit in kindercentra 0-13 jaar dat gaat over kinderen en hun bijzonderheden, hun familiecontext, achtergrond en toekomstperspectieven. En over hoe professionals in de kinderopvang kunnen bijdragen aan een samenleving waarin elk kind een unieke plaats heeft.

De diversiteitskaarten zijn gemaakt voor pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, leerkrachten in het basisonderwijs en studenten

Diversiteitskaarten, een praktisch hulpmiddel

Wat kunnen pedagogisch medewerkers en leerkrachten bijdragen aan respect voor diversiteit? Ana del Barrio Saiz en Anke van Keulen ontwikkelden een praktisch hulpmiddel: de Diversiteitskaarten ‘Wij zijn samen verschillend’. Deze kaartenset biedt een praktisch handvat om bewust te worden van het thema diversiteit en kennis over dit thema te vergroten. De kaarten bevatten bovendien concrete voorbeelden van pedagogische activiteiten die inclusie bevorderen. Eigenlijk worden de volwassenen met deze kaarten uitgenodigd om te spelen. Om weer met nieuwe ogen te kijken.

van pedagogisch opleidingen. Zij gebruiken de kaarten onder begeleiding van een pedagogisch coach of docent in teambesprekingen of tijdens workshop/studiesessies.

Op elke kaart staat een thema uit het pedagogisch kader Samen Verschillend centraal, met daarbij een praktijkvoorbeeld, achtergrondinformatie en een reflectievraag of oefening.

De werkvormen zijn reflectievragen, oefentips voor de pedagogische praktijk en het delen van ervaringen.

De kaartenset is gratis te downloaden op www.anadelbarrio.nl/

Eigen bril

Werken aan respect voor diversiteit en inclusie vraagt om een gezamenlijk leerproces. Want als pedagogisch medewerker ben je niet

17 4 • 2021
>
Tekst: Mehrnaz Tajik (i.s.m. Anke van Keulen, Ana del Barrio Saiz & Diana Turkenburg) • Foto's: Bigstock

neutraal of zonder cultuur. Hoe je bent opgevoed, je huidskleur, je geslacht, je woonplaats, draagt bij aan wie je bent aan en hoe je behandeld wordt. Je zou kunnen zeggen dat je in de loop van je leven een bril hebt gemaakt door ervaringen, waarden en normen in je eigen opvoeding; door je opleiding en theorieën die je je eigen hebt gemaakt; door wat je dagelijks ziet, hoort en leest en bespreekt met je collega’s, vrienden en familie. Hierdoor vallen sommige dingen op en andere dingen juist minder. Dit heeft uiteraard ook invloed op hoe we ons uitdrukken, ons (pedagogisch) handelen, de activiteiten die we aanbieden, het materiaal dat we aanschaffen.

Bij het bemiddelen bij onenigheid tussen kinderen over speelgoed blijken pedagogisch medewerkers van Nederlandse afkomst bijvoorbeeld vaker te zeggen ‘om de beurt’, terwijl pedagogisch medewerkers van Marokkaans-Nederlandse afkomst vaker kinderen aanmoedigen om samen te spelen met het speelgoed.

Tip: Iedere cultuur heeft zijn eigen muziek, liedjes, versjes en hand- en schootspelletjes zoals ‘zagen zagen’. Kun je misschien muziek, liedjes of spelletjes uit andere culturen gebruiken?

VN-verdrag van de Rechten van het Kind

Artikel 2: Elk kind heeft het recht zich te ontplooien in een omgeving die gekenmerkt wordt door gelijkwaardigheid en respect voor diversiteit.

Artikel 12: Elk kind heeft het recht om haar of zijn mening kenbaar te maken over zaken die hem of haar aangaan. De visie van elke kind moet erkend en gewaardeerd worden.

Onbewust

Je denkt misschien ‘discriminatie speelt bij ons niet’. Of we kinderen de ruimte geven om te zijn wie ze zijn, zit echter verborgen in onze

uitspraken, reacties en ons handelen. En die verborgen boodschappen zijn vaak heel subtiel en onbewust. Denk maar eens aan pleisters. Die zijn vaak alleen maar verkrijgbaar in zalmroze. Ook op kleurpotloden staat er ‘huidskleur’ op het zalmroze potlood. ‘Er zijn toch heel veel huidskleuren? Waarom zou dat de standaard zijn?’ merkte kunstenares Gerjanne van Zuilen op. Het geeft de onbewuste boodschap aan kinderen met een andere huidskleur dat hun huidskleur er niet bij hoort.

Tip: Breng wat diversiteit in je materiaal en inrichting. Bijvoorbeeld poppen met verschillende etnische uitstraling, pleisters in verschillende tinten, alledaagse spullen uit verschillende culturen, kleurpotloden of krijtjes in alle huidskleuren (bijvoorbeeld van Lyra) en prentenboeken die diversiteit uitstralen.

Ook in onze uitspraken en vragen komt ons eigen beeld van de wereld terug en dat kan een kind het gevoel van uitsluiting geven. Bijvoorbeeld wanneer er na de zomer in de kring aan alle kinderen wordt gevraagd waar ze naartoe zijn geweest. Een kind dat uit een gezin komt waar op vakantie gaan niet mogelijk is, kan zich buitengesloten voelen.

Je kunt er ook niet van uitgaan dat wanneer een gezin naar het buitenland gaat, dat zij op vakantie gaan. Zoals dit voorbeeld laat zien: ‘Oh jullie gaan familie bezoeken in het buitenland tijdens de vakantie’, zei de pm’er. ‘No we go home’, antwoordde de ouder. Dit gezin gebruikt de vakantieperiode om naar hun geboorteland te reizen en daar in hun eigen huis op te laden voor de periode na de vakantie.

Wat een mooie naam!

De volgende voorbeelden laten verschillende reacties zien van een professional op de naam van een kind.

Hallo. Hoe heet jij? vraagt de pedagogisch medewerker aan het meisje.

Parvaneh, zegt ze verlegen. Hoe zeg je? Par…?

Parvaneh, herhaalt de moeder. Oké.Wat een moeilijke naam. Dat ga ik niet in één keer onthouden hoor.

Het meisje gaat stilletjes zitten.

Hallo. Hoe heet je?

Parvaneh, zegt het meisje verlegen.

Wat een mooie naam! Die naam ken ik nog niet.Wat betekent die naam?

Vlinder.

18 4 • 2021

Wat mooi. Parvaneh. Zeg ik het zo goed?

Ja.

Echt een mooie naam. Parvaneh straalt en haar moeder ook.

In het tweede voorbeeld mag Parvaneh trots zijn op haar naam en mag ze vertellen over haar naam.

In het eerste voorbeeld krijgt zij die kans niet. De pedagogisch medewerker reageert wat onzeker op de naam. Het meisje kan zich hierdoor ongemakkelijk voelen en het gevoel krijgen dat haar naam niet mooi is. Ieder kind mag trots zijn op zijn afkomst. Waarom zouden we dan niet met enthousiasme en interesse reageren op buitenlandse namen?

Onbewuste vooroordelen

Kinderen ervaren al op jonge leeftijd vooroordelen. Door alle subtiele en soms minder subtiele boodschappen hebben ze een beeld van wie er ‘succesvol en geliefd’ is in onze samenleving. Het bekende poppenexperiment, uit de jaren ’40 en ’50 en recent herhaald, laat

Tip: De familiemuur is een mooie manier om met ouders en kinderen in gesprek te gaan over thuis en geeft ouders en kinderen het gevoel dat zij als familie gewaardeerd worden. Op kaart 2.4 van de Diversiteitskaarten staat uitgelegd hoe je de familiemuur vormgeeft. Je kan met kinderen samen op zoek naar overeenkomsten tussen families. Bijvoorbeeld: ‘Hé. Jullie hebben allebei een broertje’. Let niet alleen op uiterlijke overeenkomsten, maar vooral op gedeelde kwaliteiten en interesses.

dit zien. Alle kinderen, ongeacht hun huidskleur, vonden witte poppen mooier en liever dan zwarte poppen. Wanneer gevraagd werd op welke pop ze zelf het meest leken, hadden kinderen met een andere huidskleur het zichtbaar moeilijk. Ze kozen de zwarte pop – de pop waarvan ze net hadden gezegd dat hij lelijk en stout was. Discriminatie beïnvloedt kinderen in hun identiteitsontwikkeling, in hun zelfbeeld, in hun welbevinden, in hun motivatie tot leren. Wil je eens onderzoeken hoe dat bij jou werkt? Dan is deze test interessant om eens te doen om te kijken welke verborgen voorkeur voor huidskleur of etnische achtergrond je hebt: www.onderhuids.nl/ test-jezelf/.

Kaartenset We zijn samen verschillend

2.4. Ouders ontmoeten met de familiemuur

Een familiemuur is een muur op school of in het kindercentrum waarop foto’s hangen van alle gezinnen. Deze muur geeft kinderen en ouders het gevoel dat zij als familie gewaardeerd worden en biedt een aanleiding voor gesprekken met ouders. Een kindercentrum is bij uitstek geschikt als ontmoetingsplaats, waar alle verschillende kinderen, ouders, pedagogisch medewerkers en leidinggevenden elkaar tegenkomen, en samen dingen kunnen doen. Een familiemuur is een ideale methodiek om zo’n ontmoetingsplaats vorm te geven.

Kaartenset We zijn samen verschillend

foto’s ze willen ophangen en wat ze willen vertellen over hun privéleven

Hoe maak je een familiemuur?

› Maak eerst met je team van ieder teamlid een familiemuur en bespreek dat samen.

› Leg ouders uit waarom je een familiemuur gaat maken en vraag hen om familiefoto’s mee te nemen. Maak een fotocollage per kind en hang ze op in de groep of in de hal.

› Nodig ouders uit om de familiemuur te bekijken. Betrek de kinderen hierbij; zij vinden het leuk om elkaars familie te zien en om hun eigen familie te laten zien. Let erop dat er van alle families foto’s aan de muur hangen.

Reflectievragen

 Wat zijn voor jouw team redenen om met een familiemuur te werken?

 Sommige ouders zijn beducht om hun (privé) foto’s te geven. Wat doe je dan?

 Een moeder bekijkt de familiemuur en zegt: ‘wat zielig dat kind heeft twee moeders’. Wat is jouw reactie?

Tip: Zie ook kaart: 2.1.

Waarom een familiemuur?

Met een familiemuur werk je als kindercentrum inclusief en sluit je niemand uit. Als pedagogisch medewerker neem jij het initiatief tot gesprekken bij de familiemuur, dit hoort bij je professionele rol. De ouders en de kinderen bepalen welke

www.anadelbarrio.nl – www.mutant.nl

En Doeleman (2006). Een handleiding over deze methodiek (Families in beeld) is gratis te downloaden op http://www.epub.nl/ boeken/595/families-in-beeld; kijk bij ebooks.

www.anadelbarrio.nl – www.mutant.nl
19 4 • 2021
>

Tip: Bespreek met ouders dat je graag aandacht wilt besteden aan de thuiscultuur. Geef aan dat je interesse hebt in de cultuur van de kinderen en hier een plek voor wilt creëren op de groep. Hebben ouders daar misschien ideeën voor?

Aandachtspunten

Hoe ga je zo’n leerproces over diversiteit aan? Uit het praktijkonderzoek ‘Diversiteit en Verbinding’ van Elly Singer en Anke van Keulen, dat tussen 2020-2021 in samenwerking met drie kinderopvangorganisaties plaats vond, komen de volgende aandachtspunten naar voren:

• Bewustwording: dit is nodig bij alle betrokken professionals (pedagogisch medewerkers, managers, coaches, de hele organisatie): kinderen en ouders kunnen talenten, ervaringen, verwachtingen hebben die niet onderkend worden. Kinderen en volwassenen kunnen het gevoel hebben er niet bij te horen, niet welkom te zijn.

• Respectvol gedrag stimuleren: hieruit spreekt dat iedereen er mag zijn, en het recht heeft om naar eigen vermogen te participeren.

• Reflectie op gang brengen: aansluiten bij wat in de samenleving leeft; er zijn grote maatschappelijke gevolgen van uitsluiting en discriminatie voor sommige groepen, zoals minder inkomen, minder kansen op werk, carrière en goede gezondheid.

De diversiteitskaarten bieden een praktisch handvat voor deze aandachtspunten. De kaarten bevorderen bewustwording over het thema diversiteit, ze vergroten de kennis en geven concrete voorbeelden van pedagogische activiteiten die inclusie bevorderen. Zo bouwen we samen aan een wereld waarin alle kinderen zich gezien en gewaardeerd voelen! <

Over de auteur

Mehrnaz Tajik is adviseur Jonge Kind bij de CEDGroep. Zij geeft trainingen, lezingen en coaching over spelontwikkeling en spelbegeleiding, ontdekkend leren en omgaan met diversiteit. Daarnaast geeft zij les aan de opleiding Spelagogiek aan de Hogeschool Utrecht.

Bronnen

• Eva Dierickx en Eva Faes (2020). Gesprekken over etniciteit, HJK, nr. 3, p. 22-24.

• Sanne K. Huijbregts (2009). Cultural diversity in centre-based child care: Differences and similarities in caregiveres’ cultural beliefs. In A. Keulen en E. Singer (red.). Samen Verschillend. Pedagogisch kader Diversiteit in kindercentra 0-13 jaar. Maarssen: Reed Business.

• EarlyYearsBlog Pauline Slot, 8/10/2018, Culturele diversiteit en vooroordelen, https://earlyyearsblog.nl/2018/10/08/culturele-diversiteit-en-belang-rolmodellen/ en 08/06/2020 Discriminatie: samen kunnen we hier iets aan doen, https://earlyyearsblog.nl/2020/06/08/discriminatie-samenkunnen-we-hier-iets-aan-doen/

• Wilma Schepers (2021). Werken aan diversiteit, BBMP, p 15-17.

• Pauline Slot, 08/06/2020. Discriminatie: samen kunnen we hier iets aan doen, earlyyearsblog. nl/2020/06/08/discriminatie-samen-kunnenwe-hier-iets-aan-doen/

20 4 • 2021

Stiekem laten winnen?

Laat jij kinderen soms ook stiekem winnen omdat je weet dat ze niet zo goed tegen hun verlies kunnen en het anders ineens niet meer zo gezellig is? Dat kan natuurlijk prima. Immers, kinderen kunnen door te winnen ervaren dat ze iets goed kunnen en dat geeft zelfvertrouwen. Maar bij winnen hoort ook verliezen en dat is voor sommige kinderen lastig te accepteren.

Dat kinderen het accepteren van verlies lastig vinden hoor je vaak in de gesprekken tussen kinderen op het moment waarop ze dreigen te verliezen en ineens zeggen: ‘Ik doe niet meer mee’ of ‘Jij speelt vals’ of ‘Zo gaat het spelletje niet’ en ze verzinnen dan andere regels die beter voor zichzelf uitpakken. Erg vindingrijk. In sommige gevallen blijft het niet bij woorden maar komen alle frustraties eruit door gooi- en smijtwerk van bijvoorbeeld memorykaartjes. Tja, dat was natuurlijk niet de bedoeling. Hoe leer je deze kinderen nu om te gaan met het verlies? Dit staat natuurlijk los van het feit dat niet tegen je verlies kunnen ook een goede eigenschap kan zijn. Het zijn vaak kinderen die niet snel opgeven, doorzetten en gemotiveerd zijn. Veel topsporters kennen deze eigenschap maar al te goed. Maar met name het gedrag dat een kind dat verliest laat zien - zoals boos worden, weglopen, verdrietig zijn - kan soms lastig zijn voor het kind en daar wil je het kind zo goed mogelijk mee leren omgaan. Vanuit de ontwikkeling van kinderen zie je dat kinderen vanaf ongeveer 4 jaar kunnen leren omgaan met simpele spelregels. Vanaf 6 jaar vinden kinderen het wedstrijdelement interessant. Dit is ook vaak een leeftijd waarop kinderen zich gaan opgeven voor een sport. Sporten geeft volop ervaringen om om te leren gaan met winst en verlies. Deze tijd en ervaring hebben kinderen ook nodig.

Blijft het voor een kind lastig om met verliezen om te gaan?

Hieronder een aantal tips:

• Naast spelletjes met een wedstrijdelement kun je ook een spel kiezen waarbij winnen of verliezen niet aan de orde is maar waarbij je goed moet samenwerken. Zo zijn er op de meeste bso’s spellen zonder winst. Een leuk voorbeeld is Max de Kat, een coöperatief strategiespel voor kinderen vanaf 4 jaar.

• Leg het accent op het spelen van een spel, op hoe leuk het is en dat iedereen zo enthousiast meedoet.

• Heb begrip voor een kind als het verliest. Zeg: ‘Ik zie dat je het niet leuk vindt om te verliezen, dat begrijp ik wel, ik wil ook graag winnen.’ Of: ‘Ik vond het wel gezellig om dit spel met jou te doen.’ Help daarbij het kind zich bewust te worden van zijn emoties en gedrag door erover te praten. Geef hierbij aan dat er niets mis is met willen winnen, maar dat boos worden

als je verliest niet nodig is. Denk er ook aan dat je zelf het goede voorbeeld geeft als je verliest, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Gefeliciteerd, jammer dat ik heb verloren, maar ik vond het wel leuk om dit met jou te doen.’

• Ga kinderen niet met elkaar vergelijken. Vaak werkt dit averechts en kan het kind er onzeker van worden of levert het meer strijd op.

• Blijf kinderen die niet tegen hun verlies kunnen prijzen. Niet direct over prestaties maar vooral over hun inspanning. Een kind dat een puzzel heeft gemaakt kun je prijzen door te zeggen: ‘Wat heb jij goed je best gedaan met die puzzel’, in plaats van ‘Wat knap dat je de puzzel helemaal goed hebt gemaakt.’ Zo help je het kind om zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld te krijgen, waardoor het beter tegen zijn verlies kan!

Deze column is eerder gepubliceerd op de site van Stichting Kinderopvang Stad Groningen, www.sksg.nl

21 4 • 2021
column
Tekst: Anne van der Veen • Foto’s: Bigstock

De mogelijkheden en voordelen van sensorisch spelen

Spelen in de zandbak, in een bad liggen vol met schuim, een regenboog maken met verf en scheerschuim, brooddeeg kneden of plantjes in de aarde zetten, al deze activiteiten hebben één ding met elkaar gemeen: ze prikkelen het tastzintuig. Het spelen met materialen en speelgoed die het tastzintuig prikkelen wordt ook wel sensorisch spelen genoemd. Het is niet alleen ontzettend leuk voor kinderen, maar het is ook heel goed voor hen.

De belangrijkste redenen waarom sensorisch spelen goed is voor kinderen: het stimuleert de zintuigen, stimuleert de fantasie en het ontprikkelt. Zeker in de huidige drukke maatschappij is dat geen overbodige luxe. Dus zet even al het speelgoed dat geluid maakt aan de kant en laat je kind lekker zelf spelen en ontdekken! Het hoeft helemaal niet ingewikkeld of duur te zijn en als je een kleedje of bakfolie eronder legt, heb je het ook zo weer opgeruimd.

Wat is sensorisch spelen?

Onder sensorisch spelen valt eigenlijk alles wat de zintuigen (meestal het tastzintuig) extra prikkelt tijdens het spelen. Dit kan heel eenvoudig het spelen met water zijn of het spelen met zand of klei. Dit zijn allemaal materialen die geen vaste bedoeling hebben en dus de fantasie stimuleren om zelf te bedenken wat je ermee kunt doen. Onder sensorische materialen vallen onder andere water, zand, klei, zoutdeeg, scheerschuim, waterparels

22 4 • 2021

en speelgoedslijm. Je kunt ook zelf sensorische materialen maken zoals gekleurde rijst, pasta, spaghetti, kikkererwten, lettervermicelli, havermoutvlokken en gedroogde bonen. Ook kun je zelf sensorisch speelgoed maken zoals natte of droge sensorische flessen of een stressbal. Sensorische flessen zijn plastic flesjes gevuld met kleurrijke en interessante materialen die het zintuiglijke orgaan - de ogenprikkelen. Het is leuk om naar te kijken. Een stressbal of boze bal maak je eenvoudig van twee ballonnen. Knip de bovenkant van de ballonnen af. Vul een plastic boterhamzakje met rijst of zand en knoop het dicht met zo min mogelijk lucht of loze ruimte. Stop het zakje in de afgeknipte ballon. Doe daarna de andere ballon in de tegengestelde richting over het zakje met de ballon eromheen. Teken nu met watervaste stift een gezichtje op de binnenste ballon. Nu heb je een bal waarin je kunt knijpen als je gespannen bent, maar hij is ook erg fijn om te gebruiken als je boos bent. Slaan en schoppen mag natuurlijk niet, maar gooien op de grond en knijpen in deze bal wel!

Waarom is het spelen met sensorische materialen goed?

Naast dat sensorisch spelen dus de zintuigen stimuleert, werkt dit soort spel ook ontprikkelend: het maakt geen geluid, het nodigt uit om rustig op een plek mee te spelen en het vergt concentratie om ermee te spelen. Dit zorgt ervoor dat het kind rustiger wordt en even tot zichzelf kan komen. Hierdoor is het ook goed voor kinderen die moeite hebben met de prikkelverwerking zoals kinderen met autisme, adhd, add, ppd-nos of hsp (hoogsensitiviteit). Als je het combineert met open einde-materialen of ander speelgoed wordt het kind nog extra gestimuleerd om zijn fantasie te gebruiken en helemaal zijn eigen spel te bedenken. Open einde-materialen zijn materialen die geen vaststaande spelbedoeling hebben en kinderen dus

stimuleren om zelf te verzinnen wat ze ermee kunnen doen. Denk aan lege bakjes en verpakkingen, eierdozen, wc-rollen, keukenrollen, dennenappels, gordijnringen, knoopjes, stenen, stukjes stof, etc. Het spelen met fijne materialen als gekleurde rijst of pasta stimuleert de ontwikkeling van de fijne motoriek. Daarnaast is het natuurlijk ook gewoon ontzettend leuk om te doen. Kinderen kunnen zich hier vaak urenlang mee vermaken. Binnen maar ook buiten op een kleedje bijvoorbeeld.

Voor wie is het geschikt?

Sensorisch spel is voor elk kind geschikt. Let alleen bij kinderen onder de drie jaar oud wel op je materiaalkeuze wegens verstikkingsgevaar. Het spelen met spaghetti die geverfd is met voedingskleurstof is ook voor jonge baby’tjes al superleuk, maar een harde kikkererwt geverfd met plakkaatverf die in het mondje verdwijnt, is natuurlijk niet zo handig. Blijf er dan ook altijd bij!

Spelen met gekleurde rijst en pasta

Het spelen met gekleurde rijst en pasta is een activiteit waar kinderen zich vaak urenlang mee kunnen vermaken. Je hebt er eigenlijk bijna niks voor nodig en het zelf verven is echt supermakkelijk. Koop een zak rijst of pasta (bijvoorbeeld elleboogjes, vlindertjes of penne) en doe wat in een hersluitbaar zakje. Doe in het zakje een klodder plakkaatverf en kneed dit goed door. Als de kleur goed verdeeld is over de inhoud van het zakje, haal je de inhoud eruit en leg je het op een stuk bakpapier om te drogen. Een paar uur later is je zelfgekleurde rijst of pasta klaar om mee te spelen. Als je meerdere kleuren wilt maken verdeel je de rijst of pasta over meerdere zakjes en geef je ieder zakje een andere kleur. Plakkaatverf is natuurlijk niet eetbaar dus je kunt er ook voor kiezen om in plaats daarvan wat voedingskleurstof en een scheutje azijn in het zakje te doen. Kik-

23 4 • 2021
Tekst & beeld: Nienke Vrolijk >

kererwten, lettervermicelli en havermoutvlokken verf je op dezelfde manier. Spaghetti ook, alleen moet je die eerst koken en even laten afkoelen voordat je die verft. De spaghetti moet je wel meteen gebruiken om mee te spelen anders gaat deze aan elkaar plakken. De gekleurde rijst en pasta kun je heel lang bewaren en hergebruiken om mee te spelen.

Combineren met open einde-materialen en speelgoed

Gekleurde rijst en pasta zijn leuk om te combineren met open einde-materialen zoals eierdozen, lege bakjes, wc-rolletjes, lege keukenrollen en een lepel. Maar je kunt ze ook combineren met ander speelgoed. Maak een toren van duplo en vul die met gekleurde regenboogrijst, geef je pop te eten met regenboogrijst in een speelgoedserviesje, leg wat gekleurde rijst in een pannetje met wat speelgoedetenswaren erin en maak er een soepje van. Je kunt het voor zowel fantasiespel als rollenspellen gebruiken. Je kunt ook kiezen voor een bepaald thema: verf rijst blauw en leg er speelgoedzeedieren in, verf rijst in herfstkleuren en leg het in een bak met herfstblaadjes, kastanjes, dennenappels en speelgoedkaboutertjes, leg paasdecoraties in een bak met geelgeverfde rijst of combineer zwartgeverfde rijst met plastic glow-in-the-dark sterren en planeten (zelfgemaakte ballen van aluminiumfolie). Of leg met Halloween wat gekleurde pasta met spinnen en andere plastic griezelbeestjes in een heksenketel en maak heksensoep. Je kunt er ook werkbladen mee versieren of er het kleurmonster-sorteerspel mee doen en de kinderen bekender maken met verschillende basisemoties (zie www. vrolijkekoters.nl). Er zijn echt superveel mogelijkheden! Om met gekleurde spaghettisliertjes te spelen hebben kinderen vaak niks

nodig. Het voelen van die gek uitziende glibberige sliertjes is vaak al voldoende om zich mee te vermaken. Laat de kinderen ze voelen met hun handjes, begraaf hun voetjes ermee, leg het op hun buikje of zelfs in hun gezicht. Gek voelt dat hè? Door te praten over hoe het aanvoelt leren de kinderen meteen bepaalde begrippen kennen als nat, koud, zacht, hard, glad, glibberig, etc.

Een regenboog van scheerschuim

Scheerschuim is een erg leuk materiaal om sensorisch mee te spelen. Je kunt er van alles mee doen, zoals het oefenen van letters en cijfers, verstoppertje spelen met speelgoeddieren, een sneeuwpop maken. Maar je kunt er ook een mooie regenboog mee maken. Leg een stuk bakpapier op tafel. Doe er plakkaatverf of vingerverf in alle kleuren van de regenboog op. Spuit er een flinke klodder scheerschuim op en laat je kindje lekker kliederen en voelen. In het begin moeten kinderen soms even wennen aan het glibberige gevoel van scheerschuim aan hun handen, maar vaak vinden ze het daarna juist heel leuk. Scheerschuim is natuurlijk eigenlijk niet bedoeld om mee te spelen voor kinderen dus als je wilt kun je ook kwark of slagroom gebruiken. Dan kun je wel beter voor voedingskleurstof kiezen, want er verdwijnt vast ook wat in het mondje.

Sensorische schudflesjes

Jonge kinderen vinden het erg leuk om te kijken naar sensorische flesjes. Je kunt natte flesjes maken door flink wat vloeibare zeep of olie, wat water en een heleboel glitters en pailletjes in een lege schone plastic fles te doen. De olie of vloeibare zeep in de fles zorgt ervoor dat de glitters en pailletjes minder snel naar beneden vallen, wat interessant is om naar te kijken. Je kunt ook droge sensorische

24 4 • 2021

flesjes ofwel schudflesjes maken. Oudere kinderen kunnen ze zelf maken, maar je kunt ze als volwassene ook maken voor een baby’tje of dreumes om mee te spelen en muziek mee te maken. Zorg voor schone droge plastic flesjes. Zet een heleboel verschillende materialen in bakjes op tafel en laat de oudere kinderen zelf kiezen wat er in het schudflesje mag. Sommige materialen geven kleur en andere maken geluid. Voor de kleur kun je onder andere gebruiken: stukjes chenilledraad, veertjes, stof, wol, lintjes, glitters en pailletjes. Materialen die geluid maken zijn bijvoorbeeld: strijkkralen, houten kralen, knoopjes, belletjes, stukjes rietjes, legoblokjes etc. Let op: lijm de dop wel stevig vast als je kleine kinderen ermee wilt laten spelen.

Oneindig veel mogelijkheden

Er zijn oneindig veel mogelijkheden om sensorisch te spelen. Op de website van Vrolijke Koters vind je nog een heleboel meer speeltips en ideetjes. Versier de gratis te downloaden werkbladen met gekleurde pasta, speel het kleurenmonster-sorteerspel en praat over emoties, gebruik de 15 speeltips om te spelen met Orbeez ofwel waterparels, maak mooie bloemen van klei en andere knutselmaterialen, maak je eigen stressbal of een sensorisch zakje of een hartje van zoutdeeg. Je kunt het allemaal vinden op www.vrolijkekoters.nl. Welk sensorisch materiaal of speelgoed je ook kiest: het is allemaal superleuk en goed voor de ontwikkeling van kinderen. Dus probeer vooral van alles uit! Het kost vrijwel niks, je kunt een heleboel gemakkelijk zelf maken en met wat handige tips heb je het ook zo weer opgeruimd. Dus ga er lekker zelf mee aan de slag, want het is eigenlijk heel simpel en leuk voor kinderen! Veel speelplezier! <

Over de auteur

Nienke Vrolijk (40) is moeder van twee kinderen (6 en 3 jaar).

Na haar hbo-opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening werkte ze ruim 22 jaar met kinderen onder andere in de kinderopvang, kinder- en jeugdpsychiatrie en als kinderwerker bij een buurtcentrum. Nu ze door omstandigheden niet meer kan werken, deelt ze online haar passies zingen, spelen en knutselen met kinderen.

25 4 • 2021

De R van SPELEN

In het woord spelen zit toch geen R? Dat klopt! We bedoelen hier: het spelenderwijs werken met de drie R’s. En dan niet de traditionele drie R’s van Rust, Reinheid, Regelmaat. Maar de nieuwe drie R’s: Regulatie, Relatie, Redenatie. Die hebben alles met spelen te maken!

De drie R’s waren vooral populair in de 19e eeuw. Het was een geheugensteuntje voor opvoeders: zorg voor voldoende rust, goede hygiëne en regelmaat in je dag. Stoffig? Helemaal niet! Iedereen die met kinderen werkt, weet dat deze drie R’s inderdaad belangrijk zijn. Hoe zit het dan met die drie nieuwe R’s?

Regulatie, Relatie, Redenatie

Door onderzoek weten we steeds meer over hoe de hersenen van kinderen werken. Bruce Perry, een Amerikaanse kinderpsychiater en neurowetenschapper, wees als eerste op het belang van deze drie R’s. Uit onderzoek is gebleken dat hersenen het beste leren én kunnen reageren als het brein ‘kalm’ is. Een kalm brein betekent dat de hersenen niet met stress bezig zijn. Daarom, zegt Bruce Perry, moeten we het kind altijd eerst ‘Reguleren’. Regulatie betekent: het kind helpen rustig te worden en emoties te verwerken. Het tweede belangrijke is: de Relatie. Het kind wil pas naar je luisteren en van je leren als er sprake is van verbinding en vertrouwen. Uit hersenonder-

zoek blijkt zelfs dat je hersenen het allerbeste informatie verwerken, als je iets samendoet met iemand die je fijn vindt. Als er sprake is van Regulatie (kalm brein) en Relatie (verbinding en vertrouwen), dan kan er geleerd, geluisterd en nagedacht worden: Redenatie.

Het belang van spelen

Spelen is een ingang om te werken aan zowel Regulatie, Relatie als Redenatie. Spelen helpt de hersenen bij het leren van nieuwe dingen. Spelenderwijs leren de hersenen sneller. Men zegt wel dat de hersenen vierhonderd herhalingen nodig hebben om iets nieuws in te slijten. Behalve als het via spel gebeurt, dan zijn slechts tien tot twintig herhalingen nodig. Geweldig toch?!

De nieuwe drie R’s in de praktijk

Hoe kun je nu gebruikmaken van de drie R’s in de omgang met kinderen? Een voorbeeld: Norah (3) heeft op de opvang mooie zandtaartjes gemaakt in de zandbak. Een ander kindje loopt er per ongeluk overheen. Norah is

26 4 • 2021

erg overstuur en gooit met zand naar het andere kindje. De leidster kent de drie R’s en weet dat het geen zin heeft om Norah nu te corrigeren. Norahs hersenen staan op ‘alarm’ en ze kan nu niet denken of leren. Eerst helpt de leidster Norah daarom om te reguleren. Ze benoemt de gevoelens van Norah: ‘Je bent heel boos en verdrietig dat je zandtaartjes kapot zijn.’ De leidster heeft gezien dat Norah in de vechtstand staat: ze wil met zand gooien. Ze geeft Norah andere ideeën waardoor haar lijfje kan ontladen; ze zegt: ‘Laat het zand maar liggen… Laten we samen even heel hard op het zand trommelen en erin graaien met onze handen!’ Als Norah wat rustiger is, neemt de leidster haar op schoot. De leidster werkt zo aan regulatie, maar ook aan de relatie. Ze laat zien dat ze Norah begrijpt en haar wil helpen. Als Norah rustig is, weet de leidster dat Norahs denkhersenen als het ware weer ‘aan’ gaan. Ze kan nu aan Norah uitleggen dat het andere kindje het niet expres deed (redenatie). Ze kan nu ook met Norah nadenken over een oplossing: ‘Zullen we samen nieuwe taartjes maken of wil je liever daar gaan spelen?’ De leidster wijst naar Norahs vriendinnetjes die aan het steppen zijn. Nu Norahs hersenen rustig zijn, kan ze weer goed nadenken en ze huppelt naar haar vriendinnen toe.

Spelenderwijs werken aan Regulatie, Relatie en Redenatie kan op elk moment. Hoor je jezelf steeds het kind corrigeren? Werk je met groepen en zijn de kinderen onrustig? Ook dan kun je met een eenvoudig regulatie- of relatiespelletje de negatieve cirkel doorbreken.

Spelenderwijs verbinden en hechten

Het boek Spelenderwijs verbinden en hechten van Micheline Mets is gebaseerd op deze, en nog vele andere inzichten. In het boek staan meer dan honderd spelletjes om met kinderen te doen. De kracht van de spellen is dat er weinig spelmateriaal wordt gebruikt, het gaat echt om het contact tussen opvoeder en kind. Hieronder vind je een paar voorbeelden van spelletjes om rustig van te worden en het contact te versterken (werken aan Regulatie en Relatie).

Veertje blazen

Ga tegenover elkaar zitten en maak van je handen een kommetje. Leg een veertje in het kommetje van je handen, en probeer het in het

27 4 • 2021
>
Tekst en foto’s: Stefanie van Ruijven & Lonneke van Elburg

handenkommetje van het kind te blazen. Daarna mag het kind het veertje in jouw kommetje terugblazen.

Een tunnel en een brug

Ga op je handen en knieën zitten. Je bent nu veranderd in een tunnel. Nodig het kind uit om onder je door te kruipen. Dit mag op allerlei manieren: schuivend, glijdend, kruipend, tijgerend. Misschien vindt het kind nog wel nieuwe poortjes, bijvoorbeeld tussen je armen door. Als je het aandurft, laat je het kind ook over je heen klimmen. Je bent nu in een brug veranderd. Met een groep kinderen kunnen meerdere volwassenen en kinderen tunnels zijn waar de rest onderdoor kan. Je kunt ook van houding veranderen.

Raketlancering

Het kind mag op de grond gaan liggen en trekt de knieën naar zich toe (zorg voor een zachte ondergrond). De onderbenen zijn naar boven gericht, met de voeten plat, zodat jij er een kussen op kan leggen. Hou het kussen zacht op z’n plaats en tel af: 3-2-1-GO! Trek bij ‘GO’ je hand snel weg, en het kind lanceert met z’n benen het kussen met volle kracht het heelal in.

Weerbericht

Laat het kind voor je zitten, zijn/haar rug wordt het weerbord. Maak duidelijke, rustige en goed voelbare figuren op de rug van het kind. Doe het stevig en met vlakke hand, zodat het niet gaat kietelen. Vertel er een verhaal bij alsof je de weerman/vrouw bent. Bijvoorbeeld: morgen begint de dag met een zonnetje (cirkel op de rug), hierna komen er wolken tevoorschijn (plat met de handen drukken), waaruit een beetje regen valt (zacht met vingers op de rug tikken), etc. Vraag aan het einde wat het kind het lekkerste vond, en sluit daarmee af. <

In het kort

Naast de klassieke drie R’s: Rust, Reinheid en Regelmaat, kun je als opvoeder werken met de nieuwe drie R’s: Regulatie, Relatie en Redenatie. Deze drie R’s kunnen je helpen om dagelijkse situaties met kinderen in goede banen te leiden. Je brein kan alleen maar nadenken als je kalm bent, en als je je veilig voelt bij iemand. In elke situatie kun je jezelf daarom deze vragen stellen:

• Wat kan ik nu doen om het kind te helpen rustig te worden?

• Wat kan ik nu doen om verbinding te maken met dit kind en te zorgen dat hij/zij mij vertrouwt?

Is het kind kalm en hebben jullie contact? Dan kan het leren beginnen en kun je uitleg en instructie geven, of samenwerken aan vaardigheden en oplossingen.

Alle drie R’s kun je spelenderwijs inzetten. Al spelend leert het kinderbrein het snelst.

Nascholing voor professionele opvoeders

Omdat Micheline Mets inmiddels met pensioen is, zetten Stefanie van Ruijven en Lonneke van Elburg van Hechter! Trainingen voor Zorg en Onderwijs haar activiteiten rondom het boek voort. Regelmatig zijn er workshops geïnspireerd op het boek. De eerstvolgende masterclass is op 12 november 2021. Micheline Mets zal hier nog een keer spreken, en natuurlijk zit de dag boordevol spelinspiratie! Je kunt je hiervoor opgeven via www.hechter.nu

28 4 • 2021

Meedoen in doen-alsof-spel?

Kinderopvang en onderwijs hebben naast een opvoedkundige ook een educatieve opdracht. Begeleiden van spelontwikkeling voldoet aan die opdracht. Daarbij hoort het scheppen van een veilige en rijke leeromgeving. Waarom is meedoen in spel belangrijk? In dit artikel wordt het uitgelegd aan de hand van het voorbeeld van taalontwikkeling in doen-alsof-spel.

Spelen is voor kinderen een natuurlijke manier van doen. Doen-alsof-spel is spannend. Jonge kinderen gaan er helemaal in op. Het geeft een gevoel van plezier en gezamenlijkheid. Spel is waardevol in zichzelf, voor het welbevinden van kinderen, en dat geldt ook voor volwassenen. Voor kinderen is het ook een manier om te leren, juist omdat spel al deze emoties in zich heeft. Immers, je leert het beste als je emotioneel betrokken bent.

Zequel (2 jaar, 5 maanden) en Sedej (2 jaar, 10 maanden) hebben hun stoeltjes achter elkaar geschoven. Zequel heeft een stuurwiel en is chauffeur, Sedej passagier met een baby in een maxi-cosi. Ze spelen zonder woorden samen. De pm’er vraagt waar ze naartoe gaan. Jarsin (3 jaar, 3 maanden) kijkt het even aan.

Jarsin: ‘Ik wil ook mee.’

Pm’er: ‘Ja hoor, dan moet je een stoel pakken.’

Jarsin pakt een stoeltje en gaat achter Sedej zitten.

Pm’er: ‘Mag ik ook mee?’

Jarsin: ‘Ja, dan moet je een stoel pakken.’

Pm’er gaat, op aanwijzing van Jarsin, met een stoeltje achter hem zitten, vraagt waar de bus naartoe gaat. Naar Amsterdam volgens Jarsin, om broodjes en patatjes te kopen. Dan schuiven meer kinderen aan met een stoeltje. Sedej stapt even uit, maar komt weer terug. Zequel draait aan zijn stuur, geniet van de beweging, kijkt af en toe om. De pm’er start een gesprekje met Sedej over de baby. Er komen nog twee kinderen bij. De pm’er helpt ze met stoelen en een plek in de rij.

Pm’er: ‘Het wordt druk in de bus.’

Jarsin: ‘Druk in de bus.’

Jarsin wil nu naar de peuterschool.

Pm’er: ‘Naar de peuterschool. Ja, ga maar vragen. Aan de chauffeur hè?’

Jarsin loopt naar Zequel, klopt op zijn been. Jarsin gaat naast de pm’er zitten. Een kind staat op en loopt weg.

Pm’er: ‘Druk maar op het knopje als je eruit wilt hoor. (Wijst in de lucht naar een denkbeeldig knopje). ‘Het zit daar.’ (Wijst naar

boven). ‘Druk maar.’

Jarsin drukt op het knopje.

Pm’er: ‘Eh, buschauffeur wilt u stoppen, we willen eruit.’

Pm’er: ‘Ik ga d’r uit.’

Jarsin: ‘Ik ga d’r uit.’

De andere kinderen stappen ook uit de bus. Zequel blijft achter het stuur zitten.

29 4 • 2021
>
Tekst: Dorian de Haan • foto’s: Elly Singer & Hanneke Verkleij

Doen-alsof-spel

Bij doen-alsof-spel gaat het om spelen in een denkbeeldige wereld naast de reële werkelijkheid. Voor jonge kinderen is het een eerste vorm van abstract denken: hun hoofd op een doekje leggen met ogen dicht betekent: ‘ik slaap’. In hun doen-alsof-spel handelen ze op basis van hun denken, hun voorstelling van de echte wereld. Ze hebben aanvankelijk de dingen uit de echte wereld nodig. Later kunnen ze een verhaaltje bij hun handelingen bedenken en op het laatst zijn echte dingen zelfs niet meer nodig. Je kunt dit zien als een uitstijgen boven zichzelf: kinderen scheppen in hun spel voor zichzelf een zone om zich te ontwikkelen. Daarom is doen-alsof-spel zo belangrijk voor hun ontwikkeling.

Taal in doen-alsof-spel

Doen-alsof-spel kan met en zonder taal. Het eerste spel van jonge kinderen is zonder woorden, gericht op zichzelf: het drinken uit een leeg bekertje bijvoorbeeld. Volwassenen en andere kinderen kunnen het spel tot sociaal spel maken, waarbij taal een belangrijke rol speelt.

In sociaal doen-alsof-spel maken kinderen samen een verhaal. Dat doen ze op twee manieren. Ze spelen het uit: ‘Red me!’ en bevinden zich zo in de speelwereld. Maar vanaf ongeveer 3 jaar gaan ze voorafgaande aan en tijdens het spel elkaar ook zeggen hoe het verhaal eruit moet zien. Daarmee zetten ze (even) een stap buiten de speelwereld zelf. Ze stellen de rollen vast ‘Jij was het kind’, de situatie ‘Ik ben ziek’, de actie ‘Nu moet je slapen’, de objecten ‘Dit is een drankje’, en de plaats ‘Is dit een ziekenhuis?’ Dat uitspelen is voor kinderen het hart van het spel, maar dit soort kleine en soms

grotere onderhandelingen buiten de speelwereld zijn nodig als ze willen samen spelen maar ook het spel willen sturen. Daarom moeten ze communiceren over het verhaal; metacommunicatie.

Onderzoek laat zien dat het doen-alsof-spel met volwassenen gevarieerder en uitgebreider kan zijn en dat de taal rijker is dan in andere vormen van spel. Kinderen praten meer, hun zinnen zijn langer, er is meer variatie: vragen, informatie geven, uitroepen, benoemen. Tussen volwassene en kind is er meer uitwisseling, ze luisteren beter naar elkaar, herhalen meer, passen hun taal aan om begrepen te worden.

Door metacommunicatie leren kinderen elkaar wat de kenmerken van een verhaal zijn – de structuur met rollen, spelsituatie en handelingen. Dat bevordert verhaalbegrip en het kunnen vertellen van verhalen. Het stimuleert een vorm van bewustzijn van de structuur van taal, belangrijk voor het latere lezen.

Het begeleiden van doen-alsof-spel voor de taal is daarom belangrijk. Maar hoe kom je, als volwassene, in die zone van kinderen waarin begeleiding het meest effectief is?

Begeleiden van doen-alsof-spel

Jonge kinderen beleven de meeste lol aan het uitspelen in de speelwereld. Ze willen het liefst doen alsof. Daarom is het zo belangrijk dat pedagogisch medewerkers beseffen dat doen-alsof-spel een handelingsgerichte vorm van denken en communicatie is. Spelbegeleiding zou dus bij dat doen moeten aansluiten, en soms betekent dat meespelen. Dat is afhankelijk van de leeftijd van kinderen en hun spelontwikkeling.

30 4 • 2021

Veel pedagogisch medewerkers en leerkrachten zijn geneigd zich niet te veel met het spel van jonge kinderen te (willen) bemoeien. Hun bemoeienis bestaat vooral uit van buiten het spel suggesties geven en vragen stellen, door gesprekjes vooraf of van de zijkant. Soms hebben kinderen niet meer nodig. Het startpunt van begeleiden is altijd het observeren.

In veel praktijken van de voor- en vroegschoolse educatie heeft de didactiek van de drie V’s (Verkennen, Verbinden, Verrijken), een vaste plek gekregen. Deze didactiek kan worden ingezet bij zowel de planning van een activiteit als in de interactie met de kinderen. Verkenningsvragen bij de planning zijn: wat is een goede activiteit voor deze groep kinderen, voor dit individuele kind? Voor de interactie is verkenning belangrijk om te zien of, en in welke mate, je als volwassene mee kunt doen. Kun je wel meedoen? Volg je de kinderen in het spel? Neem je zelf initiatief? Voorwaarde voor goed spel is dat de pm’er zich verbindt met de speelwereld van de kinderen, ruimte geeft en aansluit. Op basis van die verkenning en verbinding is het mogelijk om het spel van de kinderen te verrijken (Singer & De Haan, 2013). Afhankelijk van het spelniveau van de kinderen zijn er vijf verschillende vormen van begeleiding:

1. Niet meedoen

Soms gaan kinderen zo op in hun spel dat meedoen dat spel alleen maar kan verstoren. De kinderen spelen ‘in een flow’, ‘een magische cirkel’ en de inhoud van het spel is zo eigen aan het kind-zijn, dat er voor een volwassene geen plaats is. Heksensoep maken, elkaar achterna zitten als monsters, met auto’s een wedstrijdje doen, voor volwassenen onnavolgbare verhalen opbouwen: meestal verboden terrein voor de pm’er.

2. In de buurt en beschikbaar zijn

Een eerste vorm van begeleiden is rustig bij de kinderen zitten, zich eventueel laten uitnodigen. Josey zegt tegen de pm’er: ‘Ik ga strijken.’ Pm’er: ‘O dat is een goed idee.’ Even later: ‘Wat netjes. Ziet er mooi uit. Je kan het goed hoor.’ Vaak lopen pm’ers rond om alles te overzien en her en der even aandacht te geven. Maar dat maakt jonge kinderen vaak onrustig en is niet goed voor geconcentreerd spel. Rustig bij de kinderen zitten, ze volgen als een soort toeschouwer kan de spelbetrokkenheid van jonge kinderen versterken.

3. Actief meedoen buiten het spel

De pm’er kan jonge kinderen die nog weinig spelen, verleiden naar een denkbeeldige wereld die heel dichtbij is. In de huishoek, het keukentje, bijzondere hoeken zoals een slaapkamer of de zandbak, kan ze met heel jonge kinderen allerlei handelingen laten zien als voorbeeld wat je er kunt doen. In het keukentje aan de gootsteen: ‘Die kan je afwassen. Doe je de kraan open, dan komt er water uit. Beetje afwasmiddel.’ Al doende geeft de pm’er het kind een rol: hij krijgt een theedoek en zij laat zien hoe hij kan afdrogen. Uitspelen en praten over het spel tegelijk. De pm’er kan ook van buitenaf met het spel meedenken. Met iets meer ervaren peuters kan ze in een gesprekje vooraf suggesties doen over rollen, handelingen en attributen, als een soort toneelmeester die het speelveld met de kinderen overziet. Een goede voorbereiding en inrichting van de hoek met allerlei voorwerpen biedt een situatie waarin op een natuurlijke manier allerlei woorden kunnen worden ingebracht en handelingen benoemd die met die voorwerpen kunnen worden uitgevoerd. De pm’er kan aan de zijlijn betrokken blijven en suggesties doen tijdens het spel van kinderen: ‘Moeten jullie niet >

31 4 • 2021

een mes hebben om te smeren?’ En af en toe instappen: ze eet mee. ‘Zo, beetje boter erop smeren. Een beetje pindakaas.’ Geeft de pot door. ‘Ook een beetje pindakaas?’

4 Echt meespelen door als speelmaatje een rol aan te nemen

Voor de taalontwikkeling is samenspel essentieel. Kinderen kunnen voor elkaar veel betekenen, en de pm’er kan extra impulsen geven, vanaf de zijlijn of door een rol in het spel aan te nemen. Vaak wisselen uitspelen in een rol en suggesties doen elkaar af als de pm’er even uit het spel stapt en dan weer meespeelt.

In het project ‘Taal-in-spel’ (https://www.taal-in-spel.nl) is deze vorm van meedoen onderzocht met pm’ers, coaches en onderzoekers. Tien kenmerken van begeleiding bleken de basis: samen plezier beleven, speelsituaties bedenken waarin taal nodig is, alle kinderen betrekken, goed observeren voor je meedoet, in het spel van de kinderen meegaan, kinderen samen laten spelen, ruimte voor bijdrage van de kinderen, het spel verdiepen en uitbreiden, kinderen tot denktaal uitdagen door een probleem op te werpen.

Als speelmaatje kun je volgend meespelen, zoals de pm’er met Jarsin in het voorbeeld van de bus, of wat meer sturend. Dat hangt af van de kinderen met wie je speelt. Als kinderen zelf initiatief nemen, wat langer achter elkaar kunnen spelen, op elkaar betrokken zijn, dan is de kind-volgende, ondergeschikte rol het beste: het kind bij vadertje/ moedertje, de patiënt, mee-eten in de huishoek, de winkelbediende. De spelende kinderen nemen dan het voortouw. Je bent dan vooral speelmaatje.

Spelen kinderen uit zichzelf weinig, zie je vooral herhaling in het spel, veel van hetzelfde, dan kan een initiërende rol van de pm’er

binnen de speelwereld van de kinderen het spel naar een hoger niveau tillen. Je bent dan in de speelwereld meer een spelleider, bijvoorbeeld in de rol van dokter die vraagt wat de patiënt mankeert en de handelingen benoemt, of de klant in de winkel die de kinderen laat wegen, het bedrag laat uitrekenen, het cadeautje laat inpakken. De kern is ook hier: samen gericht op plezier, op vooral uitspelen, maar ook door suggesties te geven. Als spelleider kun je het spannend maken, bijvoorbeeld door kinderen uit te dagen. In de auto: ‘Misschien kunnen we even stoppen bij het restaurant, om wat te eten. En ik moet ook een beetje plassen, maar dat kan niet in de auto. Waar kan ik plassen?’

5. Geleid spel

De pm’er kan doen-alsof-spel ook organiseren door zelf het initiatief te nemen en bijvoorbeeld met een pruik, hoed of pet (‘Ik ben de kapitein!’) kinderen in een fantasie mee te nemen. In Finland wordt in kindercentra de methodiek van de speelwereld gebruikt, waarbij pm’ers in de voorscholen samen met de kinderen een fantasie of verhaal bedenken die ze uitspelen in de groep. In Nederland heeft dat nog niet echt een plaats veroverd in de kindercentra, in Finland zijn er prachtige voorbeelden.

Meedoen moet je leren

Veel volwassenen zijn doen-alsof-spelen een beetje kwijtgeraakt. Maar het is te leren. Uit de coaching in de nascholingspraktijk van bijvoorbeeld Startblokken blijken pm’ers en leerkrachten meedenken en meedoen met de kinderen in de vingers te kunnen krijgen (Vingerhoeds, 2005). Onderzoekers (Boogaard e.a., 2021) interviewden pm’ers na afloop van een samenwerkingstraject van pm’er, coaches

32 4 • 2021

en experts rond de kenmerken van ‘Taal-in-spel’ (https://www.taalin-spel.nl). Ook bekeken ze de filmpjes die de pm’ers hadden gemaakt van hun eigen doen-alsof-spel met de kinderen en gebruikten observatieschalen om de voortgang te meten. Op de vraag wat een pm’er moet doen om goed doen-alsof-spel te bereiken, noemden de pm’ers het meest meer observeren, mee kunnen gaan in het spel en meer ruimte scheppen voor inbreng van de kinderen.

Uit de interviews en metingen kwam naar voren dat de pm’ers zich na afloop bewuster waren geworden van de spelvaardigheden van de kinderen. Ze waren meer eerst gaan kijken voordat ze zelf iets inbrengen, gedetailleerder en professioneler gaan observeren tijdens het spel. Ze letten meer op niet-talige reacties van kinderen, gaven kinderen meer het voortouw. Ze konden meer tussen de kinderen zitten en meegaan in hun spel: ‘Ik vond het heel fijn om weer eens te ontdekken dat je ook gewoon mag spelen.’ Ze kregen meer contact met kinderen bijvoorbeeld door te spiegelen bij kinderen met weinig taalvaardigheid. Ook zeiden ze meer speeltijd in te zijn gaan ruimen. Uit de metingen van de video’s aan het begin, midden en eind van het project bleek dat de pm’ers minder van buitenaf en meer als spelmaatje waren gaan spelen. De kinderen kregen meer spreekruimte. Aan het eind gaven ze vaker passende impulsen om het spel te verrijken. Maar de videobeelden lieten ook zien dat het moeilijk was om kinderen op elkaar in een spel te betrekken. Ook het uitdagen tot het gebruik van complexere taal bleek lastig. De pm’ers zeiden het meest te leren van coaching in de praktijk en feedback op de videobeelden van hun eigen handelen. In Finland krijgen studenten in de opleiding onderwijs in meespelen met de kinderen in geleid spel. Uit het onderzoek naar hun praktijk bleek dat het niet iedereen even goed lukte. De verschillen waren het grootst met de oudere kinderen van drie tot zes jaar.

Speelsheid van de pm’er

Bij alle vormen van spelbegeleiding gaat het erom de speelwereld van de kinderen te ondersteunen en uitbreiden. Belangrijk voor de taalontwikkeling is allereerst dat de kinderen alle ruimte hebben om zelf aan het woord te zijn. Educatieve doelen zoals taalontwikkeling stimuleren zijn belangrijk, maar ondergeschikt aan de emoties van plezier, aan initiatieven van de kinderen, hun gevoel voor spanning. Contact op dat emotionele niveau is de basis voor begeleiden van ontwikkeling. Planning is belangrijk, maar je moet die structuur los durven laten als de speelwereld van kinderen daarom vraagt. Meedoen in doen-alsof-spel is improvisatie, ontdekken en ontlokken van verbeeldingskracht. De taal in spel is het meest gebaat bij speelsheid van de pedagogisch medewerker. <

Verder lezen

Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek Speels, liefdevol en vakkundig. Theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen van Elly Singer en Dorian de Haan (Uitgeverij SWP, 2013).

Bronnen

• Boogaard, M van de, Boland, A., Damhuis, R., Veen, A. & Zalm, E. van der. (2021). Taaldenken in spel – een professionaliseringstraject. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

• Singer, E. & Haan, D. de (2013). Speels, liefdevol en vakkundig. Theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen. Amsterdam: SWP.

• Vingerhoeds, I. (2005). Huis te koop! Een leerkracht leert begeleiden. Zone, jrg. 4, 1, p. 11-14.

33 4 • 2021
‘Doen-alsof-spel is heel belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen’

‘Waarom liggen er allemaal handen en voeten op de grond vastgeplakt?’ vraagt Tessa wanneer ze binnenkomt bij SDK Kraaiennest. ‘Dat vroeg ik me ook al af’, antwoordt Mila.

‘Dat ga ik nog niet verklappen’, zegt Lauren, de pedagogisch medewerkster, met een knipoog. ‘Dat horen jullie straks!’

Op handen en voeten

Dat is echt een makkie!

Wanneer alle kinderen binnen zijn en ze wat gegeten en gedronken hebben, legt Lauren de activiteit van vandaag uit. ‘Zoals jullie wel hebben gezien, liggen er allemaal handafdrukken en voetstappen op de grond. Wie heeft er een idee wat we daarmee gaan doen?’ Niyella roept als eerste dat zij denkt dat ze het parcours moeten lopen met hun handen en voeten. ‘Jaaaa, dat denk ik ook’, roept Jaira, ‘Dat is echt een makkie!’ ‘Laten we dan maar eens gaan starten’, reageert Lauren lachend. ‘Dan gaan we eens zien of het parcours een makkie is!’

Voet in de lucht

‘Ik wil wel beginnen’, oppert Jaira. De andere kinderen vinden het prima en gaan zo staan dat ze allemaal goed kunnen zien hoe ze aan het parcours begint. Als ze op de eerste vellen staat, kijkt ze naar haar handen en voeten en vraagt: ‘Zo, van wie zijn deze handen en voeten, ze zijn veel groter dan die van mij!’ Ravi kijkt ook naar de handen en voeten van Jaira en begint dan

zachtjes te lachen. Ook de andere kinderen beginnen te lachen. Het lijkt alsof dit Jaira sterkt om verder te gaan, ze gaat gelijk door naar de tweede rij. Ze zet haar twee handen neer en een voet, maar weet dan niet waar ze haar andere voet moet laten. Lauren ziet dit en vraagt de andere kinderen: ‘Wat zou je kunnen doen met de voet die niet op een plaatje past?’ Mila weet wel wat: ’Die kan je in de lucht doen!’ ‘Dat vind ik een goed idee van jou, wat jullie?’ antwoordt Lauren. De andere kinderen vinden het een prima plan, ook Olivia staat enthousiast te knikken. Wanneer Jaira aan het einde is gekomen met wat aanwijzingen tussendoor, zucht ze eens diep. ‘Het was toch niet zo makkelijk als ik dacht. Fijn dat jullie mij hebben geholpen.’ ‘Je hebt het supergoed gedaan. En wat lief dat je dat tegen de anderen zegt!’ benoemt Lauren.

Samen oplossen

Niyella wil wel als tweede. ‘Ik heb stiekem al een beetje kunnen afkijken, dus dit moet lukken!’ Ze begint vol goede moed aan

34 4 • 2021

het parcours. Maar terwijl ze bezig is, merkt ze dat het toch best lastig is als je maar op één voet mag staan. ‘Het is moeilijk om je hand precies in de hand op het plaatje te krijgen!’ ‘Hebben jullie een idee voor Niyella?’ vraagt Lauren aan de andere kinderen. Het is even stil en dan oppert Olivia: ‘Misschien lukt het als ze een beetje draait?’ ‘Je bedoelt als ze haar hele lijf een beetje draait?’ verduidelijkt Lauren. Olivia knikt, waarop Lauren vraagt aan Niyella of dat misschien helpt. Niyella probeert het uit: ‘Jaaaa, het past al beter!’ Meteen verschijnt er een grote glimlach op het gezicht van Olivia.

Trots

Ook Tessa, Ravi, Olivia en Mila doen het parcours een keer. Wat zijn ze trots als het ze lukt en ze enthousiaste reacties krijgen van de andere kinderen. Lauren zegt dat ze het supermooi vindt om te zien dat ze elkaar zo aanmoedigen en helpen waar dat nodig is. ‘Leuk dat jullie allemaal zo enthousiast meededen en jullie het allemaal geprobeerd hebben’, benadrukt Lauren. Ravi en Tessa kijken elkaar glimlachend aan, ze lijken elkaar te zeggen: ‘Zo, wij hebben het ook maar mooi gedaan!’ <

Leeftijd: 4 tot 6 jaar

Doel: Samenwerken en het versterken van de groepsdynamiek

Materialen:

• Gelamineerde vellen met handen en voeten erop

• Tape

Samen voor de sfeer

De kinderen doen dit parcours één voor één, maar ze kunnen het niet zonder elkaar. Een goede samenwerking is hierbij erg belangrijk. En daarvoor wordt een beroep gedaan op de sociale vaardigheden. De kinderen moeten elkaar om hulp vragen en helpen, duidelijk communiceren en naar elkaar luisteren. Nadat het een van de kinderen is gelukt om aan de overkant te komen, kijken ze met elkaar terug: wat ging er goed, en wat kan de volgende ronde nog beter? Ze oefenen hiermee met reflecteren op hun eigen handelen.

Wat deze activiteit nog verder kan verrijken, is het toevoegen van een gezamenlijk doel. Laat elk kind bijvoorbeeld een puzzelstukje naar de andere kant van het parcours brengen. En als alle stukjes zijn verzameld, leidt dit tot bijvoorbeeld een codewoord dat toegang geeft tot een volgende activiteit of iets lekkers. Zo merken de kinderen dat hun successen met elkaar verbonden zijn: ze hebben elkaar nodig om hun gezamenlijke doel te behalen. Samenwerken heeft zo een positief effect op de interactie tussen kinderen.

Een parcours lijkt in eerste instantie dus misschien vooral een motorische activiteit. Maar tegelijkertijd is het ook een rijke oefenplaats voor het trainen van sociale vaardigheden en het bevorderen van de groepsdynamiek.

Meer activiteiten Nog meer originele activiteiten vind je op www.kiddo.net/activiteiten Het wachtwoord staat op pagina 3 van deze editie.

35 4 • 2021
Tekst: Leontien Noorlander (SDK Kinderopvang), Tamara Wally (CED-Groep) • Foto's: Kraaiennest (SDK Kinderopvang)
■ OKIDDO 0 t/m 4 jaar
We gaan zien of het parcours echt een makkie is!

Tijd om op te staan!

Spelenderwijs met muziek de taalontwikkeling stimuleren

Een kinderliedje is een combinatie van taal, muziek en meestal ook van bewegingen en/of gebaren. Dit is dé ideale combinatie om ontwikkeling te stimuleren! Ontwikkeling vindt zo op allerlei gebieden tegelijkertijd plaats: interactie, motorisch, zintuiglijk, sociaal, emotioneel, cognitief, muzikaal en spraak en taal.

In dit artikel delen Saskia Koning (logopedist, Muziek op Schoot-docent en voormalig Hanen-instructor) en Wouter Verhage (dirigent, zanger en muziekpedagoog) een liedje uit hun liedbundel Kijk! Ik ben een kikker. In deze bundel ligt het accent op de spraak- en taalontwikkeling. Uniek is dat voor kinderen met TOS bij alle liedjes, naast spelactiviteiten en tips, passende gebaren uit de Nederlandse Gebarentaal zijn opgenomen.

Wie wil er niet toegezongen worden bij het wakker worden? Ook poppen en knuffels houden ervan. En als je daarbij dan ook nog lekker mag bewegen, kan de dag niet meer stuk!

Tijd om op te staan! Saskia Koning

Materiaal

• Pop(pen)

• Knuffel(s)

• Een deken en eventueel ook een kindermatras en kussen

• Poppenbedje

Tekstvariaties

‘Klap in je handen’ kan vervangen worden door allerlei andere acties.

Stamp met je voeten. Schud met je billen. Draai nu een rondje. Rek je maar uit nu.

36 4 • 2021

of als je even goed wakker wilt worden? Zonder knuffel of pop De kinderen mogen om de beurt doen alsof zij onder de deken liggen te slapen en genieten van het wakker gezongen worden.

VARIATIES Actief meezingen is voor de kinderen nog lastig, maar actief gebaren maken lukt vaak wel. Deze goed timen stimuleert ook muzikale vaardigheden. Welke wekkergeluiden kun je met je stem maken? Het lied kan ook in canon gezongen worden, maar uiteraard nog niet door de kinderen. Die kunnen dat pas rond de leeftijd van negen jaar. Zing je dit lied samen met je collega in canon dan zullen de kinderen wél muzikaal verrast worden! Per zin kun je de kinderen van positie laten veranderen. Dit stimuleert het gevoel voor zinstructuren. Laat ze bijvoorbeeld gedurende vier maten liggen, dan vier maten zitten, dan vier maten staan en uitrekken en daarna vier maten klappen in de maat. TIP De groepsruimte donker maken geeft een extra dimensie aan de activiteit.

SWP 181115 Liedjesboek-12.indd 49

TE COMBINEREN MET… ‘Stap, stap,

Spelvariaties

Zonder materiaal

Als kinderen eenmaal bekend zijn met het liedje, vinden ze het ook leuk dit als bewegings- en/of gebarenliedje te zingen. Juist dan zijn ook de variaties leuk om toe te voegen.

Met materiaal

Gebruik een knuffel of pop die in een dekentje is verstopt.

Introductie

‘Sssshhhht, er ligt een vriendje te slapen!’ Nodig de kinderen uit om allemaal het sssshhhht-geluid en -gebaar te maken. Zing de knuffel wakker met het liedje en rek je daarna samen met de knuffel goed uit. Nodig uit om te spelen met stemgeluid: welke geluiden kun je allemaal maken als je je gaat uitrekken, of als je even goed wakker wilt worden?

Zonder knuffel of pop

De kinderen mogen om de beurt doen alsof zij onder de deken liggen te slapen en genieten van het wakker gezongen worden.

Muzikale variaties

• Actief meezingen is voor de kinderen nog lastig, maar actief gebaren maken lukt vaak wel. Deze goed timen stimuleert ook muzikale vaardigheden.

• Welke wekkergeluiden kun je met je stem maken?

• Het lied kan ook in canon gezongen worden, maar uiteraard nog niet door de kinderen. Die kunnen dat pas rond de leeftijd van negen jaar. Zing je dit lied samen met je collega in canon dan zullen de kinderen wél muzikaal verrast worden!

• Per zin kun je de kinderen van positie laten veranderen. Dit stimuleert het gevoel voor zinsstructuren. Laat ze bijvoorbeeld gedurende vier maten liggen, dan vier maten zitten, dan vier maten staan en uitrekken en daarna vier maten klappen in de maat. >

48 Wie wil er niet toegezongen worden bij het wakker worden? Ook poppen en knuffels houden ervan. En als je daarbij dan ook nog lekker mag bewegen, kan de dag niet meer stuk!
SASKIA KONING MATERIAAL Pop(pen). Knuffel(s). Een deken en eventueel ook een kindermatras en kussen. Poppenbedje. TEKSTVARIATIES ‘Klap in je handen’ kan vervangen worden door allerlei andere acties. Stamp met je voeten. Schud met je billen. Draai nu een rondje. Rek je maar uit nu.” SPELVARIATIES Zonder materiaal Als kinderen eenmaal bekend zijn met het liedje, vinden ze het ook leuk dit als bewegings- en/of gebarenliedje te zingen. Juist dan zijn ook de variaties leuk om toe te voegen. Met materiaal Gebruik een knuffel of pop die in dekentje is verstopt. SWP 181115 Liedjesboek-12.indd 48 49 Introductie “Sssshhhht, er ligt een vriendje te slapen!” Nodig de kinderen uit om allemaal het sssshhhht-geluid en -gebaar te maken. Zing de knuffel wakker met het liedje en rek je daarna samen met de knuffel goed uit. Nodig uit om te spelen met stemgeluid: welke geluiden kun je allemaal maken als je je gaat uitrekken,
MUZIKALE
11 Tijd om op te staan!
stap’(blz. 40). Zing dit met de tekstvariatie “lopen met mijn knuffel”. ‘Piep piep’ (blz. 106). Dit is extra leuk als de knuffel een muis is. ‘Ga maar lekker slapen’ (blz. 78) WEETJES Uit diverse studies blijkt dat luisteren naar muziek niet alleen gebieden in de hersenstam activeert, maar tevens motorische gebieden in de hersenschors. Daarvandaan gaan er signalen naar armen en benen, die beginnen te bewegen zodra je muziek hoort (Scherder, 2017). Wakker worden en opstaan zijn gebaren die kinderen direct aanspreken. De betekenis wordt namelijk meteen duidelijk. GEBAREN OPSTAAN TIJD (HEBBEN) KOM-MAAR! BEGINNEN ZINGEN SWP 181115 Liedjesboek-12.indd 50 21-10-19 21:44 SWP 181115 Liedjesboek-12.indd 51 37 4 • 2021 Tekst:
Koning & Wouter Verhage • Foto's:
Schutte
Saskia
Barbara
Bed Dag
Tijd hebben

Weetjes

• Uit diverse studies blijkt dat luisteren naar muziek niet alleen gebieden in de hersenstam activeert, maar tevens motorische gebieden in de hersenschors. Daarvandaan gaan er signalen naar armen en benen, die beginnen te bewegen zodra je muziek hoort (Scherder, 2017).

• Wakker worden en opstaan zijn gebaren die kinderen direct aanspreken. De betekenis wordt namelijk meteen duidelijk. <

Kijk! Ik ben een kikker

Meer met muziek bij taalontwikkeling van jonge kinderen

Het luisteren naar liedjes en zelf muziek maken is niet alleen een leuke activiteit, maar ook goed voor de taalontwikkeling. De liedjes in Kijk! ik ben een kikker zijn door hun opbouw en de thema’s die dicht bij het dagelijks leven staan zeer geschikt voor kinderen met een TOS. In de keuze van de liedjes is gekeken naar wat ze bijdragen aan diverse ontwikkelingsgebieden. De vele foto's van Barbara Schutte laten in het boek treffend het plezier van kinderen en begeleiders zien bij spel en zang. Meer informatie op www.kijkikbeneenkikker.nl.

38 4 • 2021
Tip: De groepsruimte donker maken geeft een extra dimensie aan de activiteit. Zingen Beginnen
Wakker Kom maar Mee(doen)

Wil je met me spelen?

Meespeeltips voor ouders

Spel is essentieel bij de ontwikkeling van kinderen. Door te spelen worden de motoriek, zintuigen, taal, cognitie en sociale omgang bevorderd. Spelen is dus ontzettend belangrijk voor kinderen!

Je kent dat wel: je zit nét lekker op de bank met een kop koffie, wil je kind heel graag met jou samen spelen. Je hebt eigenlijk niet echt zin, en als je zin maakt weet je niet zo goed hoe je dan het beste mee kunt spelen. Je hebt toch wel te maken met een andere belevingswereld dan je kind en qua fantasie zitten jullie eigenlijk ook niet echt op hetzelfde niveau. Hoe ga je hiermee om? En hoe kun jij tóch leuk spelen met je kind?

Hoe zit het ook alweer met meespelen en hoe makkelijk is het? Spel is essentieel bij de ontwikkeling van kinderen. Kinderen gebruiken spel om de wereld om zich heen te leren kennen, en nog veel meer dan dat. Kinderen verwerken door spel hun dagelijkse ervaringen en ontwikkelen er zelfvertrouwen door. Het is onderzocht: kinderen die goed kunnen spelen, reageren beter op wat er om hun heen gebeurt en ontwikkelen zich beter en gemakkelijker. Door te spelen worden de motoriek, zintuigen, taal, cognitie en sociale omgang bevorderd. Spelen is dus ontzettend belangrijk voor kinderen!

Alleen nu jijzelf nog. Wat kun je heel gemakkelijk doen (ook al heb je eigenlijk geen zin/tijd)?

• Probeer elke dag (al is het maar even) te spelen met je kind.

• Kies iets dat je allebei leuk vindt (met tegenzin spelen is al helemaal niet gezellig).

• Probeer aan te sluiten bij wat je kind doet.

• Je kunt je kind ‘spiegelen’. Dat wil zeggen dat je precies doet wat het kind ook doet (doet je kind een autootje in de garage? Jij doet ook een autootje in de garage).

• Neem het spel niet over. Je kind blijft de baas over jullie spel.

• Je kunt weleens een ideetje opperen: ‘Past de vrachtwagen ook in de garage?’

• Laat het kind in jezelf los en wees even geen ouder (voelt ook weleens fijn!). Je hebt zelf vroeger ook veel gespeeld en dus kun je het wel!

Een belangrijke functie van spelen is ook om te leren omgaan met angsten en onzekerheden. Kinderen kunnen situaties in een veilige situatie naspelen en ermee experimenteren. Het is dan niet echt en alles wat ze doen en meemaken, vindt plaats in hun veilige fantasiewereld. Samen spelen met je kind is ook hartstikke leuk. Door samen te spelen versterk je de band met je kind en je hebt hele waardevolle ‘kwaliteitstijd’ door samen te voetballen, kleipoppetjes te maken, te bouwen met LEGO of wat je ook maar samen wilt doen!

39 4 • 2021
column
Tekst: Henriët Bathoorn, pedagogisch beleidsmedewerker/coach SKSG • Foto’s: Bigstock

Ben jij KIDDO-abonnee?

D an heb je vanaf nu toegang tot meer dan 400 artikelen! Vanaf september krijg je als KIDDO-abonnee toegang tot het complete archief v an KIDDO. Via Kinderopvangkennis.nl vind je meer dan 400 artikelen uit het o mvangrijke archief van 21 jaar KIDDO. Ook kan je gratis diverse beleidsdocumenten inzien en (digitale) boeken met een flinke korting aanschaffen.

Hoe kan ik de honderden artikelen lezen?

Per mail krijg je alle informatie.

Ik heb geen e-mail gehad. Wat nu?

Via de abonnementenservice kun je jouw e-mailadres doorgeven.

Surf naar Aboland.nl/bladen/vakbladen/kiddo

1. Kli k op ‘Ik wil mijn adres wijzigen’.

2. Vul je abonnementsnummer en postcode in. Weet je die niet? Kijk dan o p het adreslabel van KIDDO. Bij NL staat het nummer aan de kopse kant van het label Bijv: Kiddo 152293 ZREL 2021-3 en BE staat het boven het adres.

3. Vul je e-mailadres in bij het veld ‘e-mail’.

4. Klik op ‘volgende’ Klik vervolgens op ‘verzenden’.

Iedere maand zijn er nieuwe documenten beschikbaar.

De kennisbank staat nooit stil!

www. kinderopvang kennis .nl

Modderdag

We gaan toch geen schooltje spelen!

In spel en spelen ontwikkelen kinderen zich, en komen hun talenten bovendrijven. Hoe zorg je ervoor dat je speelaanbod aansluit bij de interesses en behoeften van de kinderen en dus kindgericht is?

Lees verder!

Met vallen en opstaan

Risicovol spel, wat is dat? En is dat nu echt nodig? Als je goed zicht krijgt o p alle factoren die bij risicovol spel meespelen, kun je voor jezelf beter inschatten hoe jij risicovol spel bij jo nge kinderen wil t en kan ondersteunen.

Lees verder!

Avontuurlijk spelen

Of je nu vier of twaalf jaar bent, spelen in een uitdagende omgeving en zelf op ontdekking gaan met de buitenschoolse opvang is superleuk. Volwassenen zijn soms minder enthousiast, omdat ze bang zijn dat er iets kan gebeuren.

Lees verder!

www. kinderopvang kennis .nl Vrijheid, blijheid, viezigheid Avontuurlijk spelen Dat wat je ervaart, hoef je niet meer te leren ‘Daag kinderen uit hun techniektalent te ontwikkelen’ En ook: Elkaar ontmoeten, juist in de kinderopvang! Rudolf Steiner De pedagogische visie van… KIDDO HÉT PEDAGOGISCH VAKBLAD VOOR DE KINDEROPVANG 0-12 .net Jaargang 15 nr 2014 KIDDO 15 JAAR De wereld ontdekken met wetenschap en techniek
Ga di rec t z elf aa n d e slag met het thema ' spelen ' e n ne em een kijkje op Kinderopvang Kenni s!

Kindkracht

Out-of-the-box? Vraag het de kinderraad

Bij Humankind denken, doen en beslissen kinderen mee. Over grote en kleine zaken. Verspreid over het land zijn op de bso’s van Humankind tientallen kinderen actief in kinderraden. Zij buigen zich over het al dan niet verplicht eten van fruit op de bso tot thema’s van wereldschaal, zoals de plastic soep. Of ze met bruikbare ideeën komen? Zeker weten. Kinderen zijn vindingrijk en enthousiast en hebben het lef om werk te maken van hun missie. De praktijkverhalen zijn overtuigend: een kinderraad is kindkracht ten top.

Een kinderraad is leuk, leerzaam en haalt het beste in kinderen naar boven. Hoewel er best wat geregel bij komt kijken, is het eigenlijk heel eenvoudig. Je kunt op ieder moment met een kinderraad starten. Het enige dat je nodig hebt, zijn een paar enthousiastelingen die graag meedenken, met ideeën komen en deze willen waarmaken. Voor hun eigen bso, zijn zij de vertolkers van wat speelt en onderzoeken zij waaraan behoefte is. Zo bouwen alle kinderen mee aan hun eigen bso.

Vergaderen? Echt niet!

Over grotere onderwerpen beleg je samen een vergadering. Dat klinkt saai. En dat is het ook, als je vergadert zoals volwassenen dat doen. Dus regel je de vergadering bijvoorbeeld op een brandweerboot in de Rotterdamse haven, voor een project over het besparen van water. Een praktijkvoorbeeld van Pepijn Djelân, regiodirecteur Zuid-Holland bij Humankind

en vraagbaak voor alles wat te maken heeft met de kinderraad. ‘Zoek naar leuke spelvormen en uitdagingen. Zodat de energie en het enthousiasme erin blijven.’

Niet sturen maar faciliteren

Vanaf het eerste uur is Pepijn betrokken bij het organiseren van de regionale kinderraad in Zuid-Holland. Hij ziet zijn rol als faciliterend, niet sturend. Hoewel het essentieel is de vertaalslag te maken van wat de kinderen inbrengen naar het uitvoeren ervan, help je als volwassene door ideeën handen en voeten te geven. Verder geef je vooral de kinderen zelf volop kansen door een vragende instelling te hebben, in plaats van te ja-maren. Dan komen de oplossingen vanzelf. Pepijn: ‘Een kinderraad staat of valt bij de betrokkenheid van de kinderen. We proberen thema’s tot leven te wekken, kinderen te laten ervaren waarover het gaat. Dit maakt ze enthousiast om mee te denken en in actie te komen.’

42 4 • 2021

Zwerfafval

Als Joost 7 is, start hij bij de kinderraad van buitenschoolse opvang De Driehoek in Oostvoorne. Het (strand)afval, daar hebben ze in Oostvoorne grote moeite mee. Al die plastic dopjes, flesjes, blikjes en chipszakken zijn strandvervuilers van formaat. ‘Als je zwerfafval laat slingeren, komt het uiteindelijk vanzelf in de zee terecht’, zegt Joost. Aanpakken dus. Hoe? Gewoon, door te beginnen met opruimen. Onbegonnen werk? Onzin! Samen verzamelen ze tientallen vuilniszakken vol. Het wordt een gewoonte om sowieso een vuilniszak mee te nemen als je naar buiten gaat. Ze maken vogelhuisjes van strandafval. En, wat ze overhouden bieden ze aan de burgemeester aan. Met een vraag, gesteund door een solide onderbouwd betoog. Het antwoord zijn twintig extra vuilnisbakken op het strand.

Vraag. Luister. En verbaas je.

Een kinderraad is niet een eenmalig iets. De raad buigt zich steeds over nieuwe thema’s die raken. Pepijn: ‘Het nieuwste project is een mobiele plastic-recycling-fabriek. Dit is een rondreizende bus, waar kinderen van alles leren en ervaren over plastic en duurzaamheid. Van het verzamelen, versnipperen in de shredder, tot aan het zelf ontwikkelen van een nieuw product. De bus biedt plaats aan dertig kinderen. Samen met de kinderraad zien we allerlei mogelijkheden, zoals landelijke uitrol van dit educatieve recycleproject.’ Kinderen denken onbegrensd. Voor hen is the sky the limit. Hoewel,

zelfs dat niet. Met hun creativiteit komen zij met dingen waar wij als volwassenen nooit opgekomen waren. Verfrissend. Vernieuwend. Daar worden niet alleen de kinderen, maar ook wij als volwassenen wijzer van.

Beweegarmoede

De regiodirectie van Zuid-Holland vraagt input aan de regionale kinderraad voor het jaarplan. Hun antwoord: ‘We bewegen veel te weinig en daar moeten we wat aan doen!’ Ze besluiten een design-challenge aan te gaan met de opdracht: wie heeft het beste idee om kinderen meer te laten bewegen? Acht bso-teams nemen deel. Het winnende idee is het ontwikkelen van een coole buitenspeel-app. Een app die buiten afspreken, samen spelen en bewegen nóg leuker maakt. Met extra tools voor toffe buitenactiviteiten. Het resultaat is de app Ziejezo!, gemaakt vóór en dóór kinderen. In samenwerking met professionals. Begin 2022 is Ziejezo! beschikbaar in Playstore en Appstore.

Ervaringsgericht leren, spelenderwijs. Dat doe je in de kinderraad. Stap voor stap leren kinderen de wereld kennen en beter begrijpen. En dus het leven. Spelenderwijs leren ze onderhandelen, informatie verzamelen, afspraken maken, de juiste personen betrekken én misschien nog wel het belangrijkste: ze merken dat ze echt invloed kunnen hebben en geweldige plannen kunnen realiseren. Dat is winst voor onze samenleving, de wereld. <

43 4 • 2021 Tekst: Jessica Menheere • Beeld: Shutterstock
44 4 • 2021

Spelen is creëren

Hoe ontwikkel je een speelse en avontuurlijke houding?

Het belang van vrij spelen voor de fysieke, emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen van 0 tot 12 jaar is groot. De professional, de pedagogisch medewerker heeft de belangrijke taak kinderen hierin te begeleiden. Waar moet je op letten als je meer ruimte

wilt geven aan verbeeldend spel en risicovol spel?

Als je kinderen goed wilt laten spelen, is het natuurlijk van belang om te weten hoe spelen bijdraagt aan ontwikkeling en hoe je het kunt bevorderen. Minstens zo belangrijk is het ontwikkelen van een speelse houding bij jezelf. Hoe doe je dat?

Speelse houding ontwikkelen

Om te beginnen kun je stilstaan bij jouw eigen ervaringen met spelen. Je kunt je afvragen wat je vroeger graag zelf speelde. Lag je voorkeur bij rustig bouwen met LEGO of bij wilde spelletjes? Hield je van uitdaging en avontuur of speelde je liever een rollenspel?

Speelde je graag met een heleboel andere kinderen of hield je het bij een vast vriendengroepje? Als je je eigen ervaringen een beetje in

kaart gebracht hebt, kun je je afvragen wat het je gebracht heeft en hoe het doorwerkt in het begeleiden van de kinderen in de opvang. Ontwikkel je daarbij nieuwe perspectieven en vaardigheden? En hoe ontwikkel je eigenlijk een speelse houding? Merlijn Twaalfhoven, componist en ontwikkelaar van creatieve projecten, spreekt over het ontwikkelen van een ‘kunstenaarsmindset’. Meer hierover lees je in zijn boek Het is aan ons

• Openheid oefenen

Om openheid te oefenen, kun je een voorbeeld nemen aan jonge kinderen. Zij kunnen met onbevangenheid ergens naar kijken en zich erover verwonderen. Voor hen is een eendje in de vijver net zo interessant als een paradijsvogel in de dierentuin. Ze hebben nog

45 4 • 2021
>
Tekst: Louise Berkhout • Foto's: Hadewijch Bakkers, Louise Berkhout & Else Langbroek

geen oordeel. Dat komt ook omdat de wereld voor hen nog nieuw is terwijl wij als volwassenen al zoveel weten en gezien hebben.

• Zintuigen gebruiken

Te midden van andere mensen of in de hectiek van je werk is het moeilijk om echt te luisteren en te kijken zonder direct een mening te hebben. Bij een wandeling in het bos is het gemakkelijker om echt te luisteren naar de vogels en naar het ruisen van de wind in de takken, de geur van de natte aarde op te snuiven en te voelen hoe koel het is. De openheid komt je nu van pas. Zintuigen gebruiken gaat ook over aanraken, voelen van materialen, iets maken met je handen.

• Verbeeldingskracht activeren

Spelen is voor een belangrijk deel je iets voorstellen wat er niet is. Je kunt spelen dat je op een boot zit, dat je de stuurman bent en met je bemanning in een zware storm terechtkomt. Ook als volwassene kun je van alles bedenken en je fantasie gebruiken. Het helpt als je uitgaat van een zin zoals: stel je voor dat... Verbeeldingskracht gebruiken gaat ook over flexibel denken, situaties vanuit meerdere perspectieven bekijken. Als kinderen met ideeën komen, kun je het aan hen overlaten om ze uit te voeren. Ze willen bijvoorbeeld buiten een ingewikkeld parcours maken om overheen

en onderdoor te klauteren. Daar hebben ze van alles voor nodig wat niet direct voorhanden is. Denk met ze mee in het vinden van oplossingen, ook al zie je allerlei beren op de weg.

• Omgaan met chaos en onzekerheid

Als eenmaal de bron van je fantasie gaat borrelen en je met de kinderen samen in een proces stapt waarvan je de uitkomst niet weet, kan dat onzekerheid meebrengen. En chaos. En projecten kunnen ook mislukken. Daar moet je dus wel rekening mee houden. Maar als je voor ogen houdt dat het om het proces gaat en niet om het eindproduct, kan het je heel veel opleveren.

• Tijd en ruimte creëren voor het proces

Om écht in het spel te komen, en dat geldt voor alle leeftijden en oók voor volwassenen, is tijd nodig. Bij rollenspel is dat het meest duidelijk omdat je met elkaar de rollen verdeelt, de spullen bij elkaar zoekt die je nodig hebt of de verkleedkleren. Het kan dus even duren voordat er spel ontstaat. Eén van de kenmerken van het vrije spel is dat het geen doel heeft, het gaat om het spelen zélf dat plezier geeft. Het is een proces waarvan ook de medespelers niet weten wat de uitkomst is. Vergelijkbaar met improviseren, waarbij je meestal een uitgangssituatie hebt maar er verder niets vastligt.

46 4 • 2021

Spelen en de bijdrage aan ontwikkeling

Natuurlijk ziet het spelen er op elke leeftijd anders uit. Want spelen houdt gelijke tred met de ontwikkeling op fysiek, emotioneel, sociaal en cognitief gebied. Bij jonge kinderen gaat deze ontwikkeling heel snel (Brouwers, 2020) en wordt de basis gelegd. De fysieke ontwikkeling van de zintuigen en de motoriek is aanleiding voor sensomotorisch spel. De emotionele ontwikkeling is zichtbaar in de mate waarin kinderen gevoelens kunnen uiten in spel, empathie tonen en omgaan met frustratie en boosheid. Het sociale aspect van spel is zichtbaar in het imiteren, het naast elkaar spelen en het met elkaar spelen. In de cognitieve ontwikkeling is het gebruik van taal bij het spelen een belangrijke aanwijzing voor de manier waarop kinderen denken. Dit komt vooral tot uitdrukking in het samenspel maar ook in het probleemoplossend vermogen (waarbij je eigenlijk gebruikmaakt van innerlijke taal). Alle vroege spelvormen blijven bestaan en daarnaast zie je bij oudere kinderen een toename in vaardigheden maar helaas ook een grotere eenzijdigheid. En dat is jammer, want gevarieerd spelen bevordert de veerkracht (Berkhout, 2012). Veerkracht is het vermogen om je ondanks moeilijke omstandigheden staande te houden.

Verbeeldend spel

Verbeeldend spel is een spelvorm waarbij je doet-alsof. Om verbeeldend spel te stimuleren heb je als pedagogisch medewerker een speelse houding nodig. En soms moet je ook even afwachten tot kinderen je uitnodigen om mee te doen. Dat vraagt een andere houding dan het aanbieden van een bepaald spelconcept of thema. Hoewel een thema of verhaal ook uitgangspunt kan zijn voor een spelsituatie. En soms is een spelimpuls nodig. Hajer beschrijft dat de bemoeienis van begeleiders kan variëren: van spel geheel zonder volwassenen, spel waarbij volwassenen toezicht houden en op de achtergrond aanwezig zijn, mix van vrij spel en activiteiten begeleid door volwassenen tot een vastgesteld programma-aanbod. Verbeeldend spel is voor jonge kinderen heel gewoon, oudere kinderen lijken er steeds meer moeite mee te hebben. Vanaf een jaar of negen kunnen kinderen zich gaan schamen om zich te laten zien in het doen-alsof-spel. Maar als je een veilige omgeving kunt creëren

47 4 • 2021
>
‘Het is voor een pedagogisch medewerker belangrijk een speelse houding bij zichzelf te ontwikkelen’

en vooral als spelen deel uitmaakt van het programma-aanbod, kan deze schroom overwonnen worden. Juist als een kind in de huid van een ander kan kruipen, bijvoorbeeld in improvisatie of drama, kan het gevoelens uiten en sociale vaardigheden oefenen. Er zijn verschillende bso-centra die drama en improvisatie aanbieden. En het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA.nl) kan advies geven en hulp bieden bij het aanvragen van subsidie. Een onderbelichte activiteit om verbeelding te stimuleren is muziek. Mieras, gespecialiseerd in muziek en hersenontwikkeling, stelt dat het samen musiceren de empathie, samenwerking en zelfregulatie bevordert. Ook Twaalfhoven wijst op het verbindende karakter van het zelf muziek maken. Je hoeft er geen instrument voor te kunnen bespelen. Sterker nog, je kunt instrumenten zelf maken. ‘Geluiden vangen’ op straat en een hoorspel maken of een verhaal verzinnen bij het luisteren naar muziek zijn allemaal mogelijkheden die ruimte laten voor eigen invulling.

Buitenspelen en risicovol spel

De natuur is een optimale plek om echte ervaringen op te doen met je hele lijf en al je zintuigen. Spelen in de modder is helaas beperkt tot één keer per jaar. Diverse deskundigen (Van den Breemer, Van Veluwen) wijzen erop hoe belangrijk het is dat kinderen echte

ervaringen opdoen. Modder is ongevormd dus kun je er van alles van maken. Net als van takken, bladeren, stenen, water en alles wat de natuur biedt.

Maar niet elke opvang beschikt over een natuurspeelplek, dus moet je naar andere oplossingen zoeken. Of aankloppen bij instanties zoals gezonde school (gezondeschool.nl), een initiatief in het leven geroepen door het ministerie van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), om kinderopvangorganisaties van advies en hulp te voorzien. Interessant is dat er de laatste jaren veel aandacht uitgaat naar risicovol spel omdat kinderen te weinig bewegen, niet weten hoe ze moeten vallen en ouders te beschermend zijn. Veiligheid.nl roept op tot meer fysieke uitdaging en laat kinderen hierover aan het woord.

De hele dag buiten zijn in de kinderopvang is in Scandinavië heel gewoon; kinderen zijn erop gekleed en ook als het regent of sneeuwt, deert het de kinderen niet. Vrij spel en ervaringen opdoen is het uitgangspunt. De Noorse onderzoekster Sandseter vroeg aan vier- en vijfjarigen wat zij van risicovol spel vonden. Het antwoord: ‘It tickles in my tummy.’ De combinatie van spannend en de kans dat je je bezeert, maakt risicovol spel aantrekkelijk. Het levert zelfvertrouwen op als je moeilijkheden overwint en merkt waar je grenzen liggen. Sandseter onderscheidt zes categorieën van risicovol spel:

48 4 • 2021

• Grote hoogte - klimmen, balanceren, etc.

• Hoge snelheid – fietsen, skaten, schommelen, etc.

• Gevaarlijk gereedschap – zakmes, zaag, bijl, etc.

• Gevaarlijke natuur – kliffen, koud/diep water

• Stoeien – worstelen, stok vechten etc.

• Verdwalen – exploreren

Deze vormen van risicovol spel zijn wellicht niet voor elke Nederlandse kinderopvang weggelegd, maar bieden wel aanknopingspunten voor activiteiten.

Avontuurlijke houding ontwikkelen

Een pedagogisch medewerker moet van alle markten thuis zijn, maar je hoeft niet alles te kunnen. Toch is een avontuurlijke houding onmisbaar als je risicovol spel wilt bevorderen. Samen met de kinderen met een zakmes aan de slag gaan, zagen of houthakken zijn uitdagende activiteiten die goed mogelijk zijn. En eropuit trekken met fiets, skateboard of skates moet je zelf ook zien zitten. Een parcours bouwen kan een project zijn voor een langere tijd. Kinderen kunnen zelf met ideeën komen en materialen aandragen. Misschien wordt er wel een straat opengebroken in de buurt en mag de bso met overgebleven stenen aan de slag gaan. Een stukje grond ontginnen, een buurttuin maken of boomspiegels beplanten. Er is veel mogelijk als je zelf ook van buiten zijn houdt.

Aandachtspunten voor het bevorderen van verbeeldend en risicovol spel

Voor verbeeldend spel is het creëren van ruimte en tijd een belangrijke voorwaarde. Evenals het ontwikkelen van een speelse houding. Je kunt mogelijkheden onderzoeken van de inzet van een drama- of muziekdocent, subsidie aanvragen bij de gemeente of een van de pm’ers scholen in muziek of drama.

Voor risicovol spel kan de verantwoordelijkheid zwaar wegen. Want kinderen kunnen zich bezeren. Al gebeuren er minder ongelukken als kinderen gewend zijn om te klimmen en met gereedschap te werken. Daarom is het van belang dat de keuze voor risicovol spel gedragen wordt door de pedagogisch medewerkers, opgenomen is in het pedagogisch beleidsplan en besproken wordt met aspirant-ouders. <

Bronnen

Berkhout, L. (2012). Play and Psychosocial Health of Boys and Girls aged four to six [proefschrift]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Brouwers, H. (2020). Kiezen voor het jonge kind Bussum: Coutinho.

Gezonde kinderopvang (8 juni, 2021). Risicoach, elke kinderopvang aan de slag met risicovolspelen Geraadpleegd 30 juli 2021, van www.gezondekinderopvang.nl/nieuws/nieuw-risicoach

Hajer, F. (2017). Werk maken van spelen. Oproep voor spelbeleid. Amsterdam: Kind, Spel en Ruimte.

LKCA.nl (z.d.). Cultureel vermogen. Een nieuwe kijk op cultuureducatie en cultuurparticipatie. Geraadpleegd op 30 juli 2021, van www.lkca.nl/categorie/thema/cultureelvermogen

Mieras, M. (7 juni, 2021). Besteed coronageld aan muziek en meer beweging in de klas [krantenartikel]. NRC.

Sandseter, E.B. (2010). It Tickles in my tummy. Journal of early childhood research, 8, 67-88.

Twaalfhoven, M. (2020). Het is aan ons. Waarom we de kunstenaar in onszelf nodig hebben om de wereld te redden. Amsterdam: Atlas Contact.

Van der Breemer, A. (29 juni, 2021). Opvoedvraag: ja, het is belangrijk dat je kinderen af en toe lekker vies worden. [krantenartikel]. NRC.

Van Veluwen, R. (29 juni, 2021). Landelijke Modderdag was weer heerlijk vies: ‘Als een kind niks te doen heeft, geef ’m gewoon wat modder [krantenartikel]. Trouw.

Veiligheid.nl (z.d.). Met een beetje risico komen ze er wel. Geraadpleegd op 18 maart 2019, van www.veiligheid.nl/risicovolspelen/kinderenaan-het-woord

VPRO Mondo (25 april 2020). Merlijn Twaalfhoven en Marjolijn van Heemstra geven les in onzekerheid [video]. Geraadpleegd op 30 juli 2021, van www.youtube.com/ watch?v=24t8OZWLmqo

49 4 • 2021
‘Een pedagogisch medewerker moet van alle markten thuis zijn, maar je hoeft niet alles te kunnen’

Spel als ruimte voor ontwikkelen en leren

De speltheorie van Van Oers gaat ervanuit dat jonge kinderen het best leren in spel (Van Oers, 2018). De spelactiviteiten bieden ontwikkelingsruimte met kansen voor belangrijke leerprocessen in de volle breedte. Hoe kun je dit soort spelmomenten als professional het best begeleiden?

Finn is 4 jaar en zit net in de kleutergroep. Hij speelt met Mariska die wat ouder is, in het winkeltje. Finn moet als klant afrekenen en Mariska bepaalt dat hij 3 euro moet betalen. Finn snapt wat er moet gebeuren, pakt de portemonnee met speelgoedgeld en betaalt met een 1- en een 2-euromunt. ‘Dat is niet goed, je moet 3 geven.’ ‘3 bestaat niet’, reageert Finn, ‘dit is wel goed.’ Mariska: ‘Nee, je moet 3 geven.’ Finn kijkt haar aan en zegt nogmaals dat een 3-euromunt niet bestaat. Het spel stopt en Finn loopt weg.

Lerend spel

Dit spontane spel laat zien dat jonge kinderen heel wat ervaringen kunnen opdoen, bijvoorbeeld over hoe winkelen gaat, hoe je fijn samen speelt en dat je elkaar soms ook niet snapt en dat je een probleem soms niet kunt oplossen.

Leerkracht Ingrid heeft gezien dat Mariska en Finn het afrekenen niet tot een goed einde konden brengen. Zij zoekt Finn op en vraagt of hij met haar naar de winkel wil om een cadeautje voor haar jarige neefje te kopen. Samen gaan zij naar de winkel

50 4 • 2021

en Ingrid laat tijdens het afrekenen zien dat je op verschillende manieren kunt afrekenen.

Van Oers (2018) noemt dit lerend spel. Het gaat om spel waarbinnen geleerd kan worden waarbij het spelen voorop blijft staan. In spel met ondersteuning gaan kinderen kunnen wat ze al wel willen. Spel als een zone van naaste ontwikkeling.

Winkeltje spelen is geen rekenles

Deze betekenisvolle leerprocessen komen alleen tot stand als het spelkarakter van de activiteit niet verloren gaat. Winkeltje spelen mag geen rekenlesje worden.

Lerend spel blijft dus in de eerste plaats spel en dat betekent dat de kinderen:

• Hoge betrokkenheid tonen, met plezier en aandacht meedoen, enthousiasme tonen, een rol nemen

• Zich houden aan de regels die horen bij de spelhandelingen in het winkelspel, regels over hoe de klant en de winkelier met elkaar omgaan (sociale regels), technische regels, bijvoorbeeld hoe om te gaan met de kassa en ook conceptuele regels; hoeveel moet ik betalen of teruggeven.

• Vrijheidsgraden ervaren met betrekking tot het inrichten van de activiteit. Eigen ideeën toepassen en het spel veranderen zoals jij het wilt.

Een voorbeeld: haren wassen (Van der Meer, 2018)

Tijd om naar buiten te gaan waar van alles te vinden is om mee te spelen: een waterwand met buizen, slangen en trechters, een keukentje met een bak met water en keukenspullen, een bak met schoonmaakspullen, veel verschillende bakjes en maatbekers, een grote watertafel en poppen.

Pedagogisch medewerker Linda heeft gezorgd voor deze rijke speelomgeving. Nu is ze in de buurt en kan ze aansluiten bij het spel van de kinderen.

Bram heeft een kwast gevonden en begint daarmee een pop nat te maken. Vol overgave gaat hij met de kwast over de buik, de benen en het gezicht. De ‘baby’ is helemaal nat. Andere kinderen kijken en gaan ook poppen in bad doen of wassen met een kwast. Elk kind op zijn eigen manier.

Als Bram ook nog de haren van de pop gewassen heeft, geeft Linda hem een handdoek en vraagt: ‘Zullen we de baby goed afdrogen?’ Bram stemt direct in. Samen leggen ze de pop op tafel en wordt alles goed afgedroogd. Linda verwoordt de handelingen en zo wordt het spel afgerond.

Dit is spel met ontwikkelingswaarde. Bram speelt intensief met hoge betrokkenheid, mag dat invullen op zijn eigen wijze, de baby wordt keer op keer kletsnat gemaakt met een behangkwast, maar als Linda voorstelt de baby af te drogen zoals ‘het moet’ (‘Let op Bram, voorzichtig de oortjes doen hoor!’) blijft hij volop spelen volgens de regels en leert hij nieuwe handelingen en nieuwe taal.

Spelbegeleiding: de drie V’s

Om spel goed te begeleiden en niet te verstoren is het van belang aan te sluiten bij de spelhandelingen van de kinderen. Zij houden het initiatief, de professional volgt. Begeleiden begint met goed kijken en luisteren, tijd nemen om bij het spelende kind te blijven en eerst goed te verkennen wat en hoe er gespeeld wordt. En natuurlijk waar de betrokkenheid van de kinderen ligt. Na verkennen volgt het verbinden. De professional verbindt zich aan het spelidee van de kinderen en verbindt ook de kinderen aan elkaar. Dan kan het spel ook verdiept worden. Hierbij gaat het om uitdagen. De pm’er/leerkracht voegt elementen toe waardoor het spel rijker wordt. Nieuwe taal, nieuwe handelingen of nieuwe culturele denkwijzen die passen bij het gezamenlijke spel.

Een voorbeeld: ballen en buizen (Singer & De Haan, 2013)

In de zandbak zijn aan de scheppen verschillende maten ballen en pvc-buizen toegevoegd. De kinderen (2- en 3-jarigen) scheppen zandhopen, laten de ballen eraf rollen, laten ballen snel of langzaam door de buizen rollen en vullen buizen. De pm’er speelt mee, kijkt en stelt vragen, geeft aandacht aan wat de kinderen ontdekken. Zij onderneemt ook specifieke acties om het spel te verdiepen en kinderen ervaringen op te laten doen met het begrip helling. Ze speelt samen met Jan met een buis en een bal. ‘Kijk,’ zegt ze, ‘ik geef jou de bal, Jan.’ Omdat de buis met het laagste deel bij haar staat, komt de bal niet bij Jan. Jan blijft aandachtig kijken als de pm’er de handeling

51 4 • 2021 >
Tekst: Bea Pompert • Foto's: Inge Haarsma & Levineke van der Meer

herhaalt. Dan vraagt zij: ‘Hé Jan, hoe komt die toch steeds niet bij jou?’ Dan pakt Jan de buis en kantelt hem waardoor hij de bal krijgt.

In dit voorbeeld zien wij ook hoe belangrijk het inrichten van een speelomgeving is, de keuze van materialen en het aanbod van verschillende spelactiviteiten. De pm’er heeft er van tevoren over nagedacht dat zij haar kinderen ervaringen wil laten opdoen tijdens het buitenspel met natuurkundige begrippen als snelheid en helling.

Ze kiest ervoor buizen en ballen toe te voegen aan de zandbak. De speelomgeving wordt zo een speelleeromgeving waarbinnen kinderen en professionals spelactiviteiten als rijke leersituaties kunnen gebruiken.

Spelkansen bieden

Alle kinderen moeten altijd vanzelfsprekend kunnen spelen. Dat vraagt om echt vakmanschap om alle kinderen volop spelkansen te bieden. De professional moet de behoeften van de kinderen zien en deze afstemmen op de educatieve doelen die zij heeft en de speelleeromgevingen daarop inrichten.

Ze zorgt ervoor dat alle kinderen:

• Veilig kunnen exploreren

• Actief kunnen handelen op verschillende niveaus

• Samen kunnen spelen en zelf problemen oplossen

• Uitdaging ervaren, cognitief uitgedaagd worden; je bent met hulp nergens te klein voor.

• In kleine groepjes kunnen communiceren met elkaar en de volwassenen in de groep

• Zichzelf en hun sociaal-culturele omgeving herkennen in de groep, de inrichting en de spullen en materialen

Spullen en materialen

Spullen kiezen om mee te spelen doet ertoe. Jonge kinderen hebben de drang om ‘aan objecten te handelen’. Er gebeuren dan twee dingen: kinderen leren de immanente betekenis kennen (of een deel daarvan) en ze gaan hun eigen betekenissen geven aan objecten. Dat zie je bijvoorbeeld in hoe een krant ‘gelezen’ kan worden door driejarige Isa en op een volgend moment gebruikt wordt als dekentje voor haar pop. De krant wordt door haar vader en oudere broertje gebruikt om pijltjes van te rollen voor hun blaaspijp. Het met anderen handelen aan de spullen maakt de ontwikkeling van manipulerend spel naar rollenspel en vervolgens de leeractiviteit waarbij de objecten echt gekend gaan worden, je de krant leert lezen en gebruiken (Karpov, 2005).

In groepsruimtes is het dus zaak een verscheidenheid aan materialen en spullen beschikbaar te stellen (Haarsma, 2021). Denk aan: ongevormde materialen: zand, water, loose parts, materialen om verhalen te spelen, te verbeelden, spullen om mee te rekenen, te bouwen, te construeren, rollenspel te spelen. Ook wereldspelmaterialen, speelgoed en spullen om kunstzinnige ervaringen mee op te doen en materialen voor bewegingsspel en buitenspel behoren er altijd te zijn.

Spel krijgt zo letterlijk alle ruimte die nodig is om jonge kinderen volop kansen te geven te leren in voor hen betekenisvolle activiteiten. Leren dat de ontwikkeling daadwerkelijk stimuleert, niet uit een boekje of door het lesje, maar doordat nieuwe kennis en handelingen als zinvol worden ervaren. <

Literatuur:

• De Haan, D., Pals. J. & Schut, J. (2008) Participatie in symbolisch spel. In: de Haan en Kuiper (red) Leerkracht in beeld. Assen: Van Gorcum.

• Haarsma, I. (red.). 2021. Het spullenboek

Assen: Van Gorcum

• Karpov, Y.V. (2005) The neo-vygotskian approach to child development. New York: Cambridge University Press.

• Singer, S & Haan, D. de (2013) Speels, liefdevol en vakkundig Theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen

Amsterdam: SWP.

• Van Oers, B. (2018). Leren door te spelen. In: Dobber en Van Oers Spelen en leren op school Assen: Van Gorcum.

• Van der Meer, L. (2018). Haren wassen voeten drogen in waterspel. In: Zone, Voor spelend en onderzoekend leren, 17 (4) ;12-13

52 4 • 2021

Rekenen, dat is toch wel het laatste wat je zou verwachten in de kinderopvang. Toch is dit precies waar dit artikel over gaat. Maar dan wel onherkenbaar, als vrij spel zonder druk of competitie. Niet gericht op leeftijd, maar spelend met elkaar. De kunst afkijken is tenslotte ook spel!

Magische cirkels

Spelen kan met alles, zelfs met sommen!

Spelen is een onmisbaar element in de ontwikkeling, sterker nog: spelen moet! Alle zoogdieren spelen, alle grote uitvinders spelen ook. Geen wonder: spelenderwijs doe je ontdekkingen, het is veilig, je kunt bij elkaar afkijken en van alles uitproberen. Spelen is een biologische noodzaak. Het is dé manier om een onbekende situatie te verkennen en je vaardigheden te oefenen zonder dat je erop wordt afgerekend. Eigenlijk is het gek dat we dat principe niet op rekenen toepassen. Want je kan met alles spelen, ook met je sommen!

De volgende drie spellen passen prima binnen de kinderopvang en kunnen ook thuis gespeeld worden omdat ze zo gemakkelijk zijn.

Voor de eerste heb je stoepkrijt, een tak en een touw nodig. Doe een lus aan een kant van het touw zodat die los om de tak kan draaien. Aan de andere kant doe je een stokje dat

lekker in de hand ligt. Het tweede en het derde spel kun je binnen spelen, met kleurpotloden en papier.

Spel 1: Magische cirkels op de stoep Teken een cirkel met een touw en een passer en verdeel die met handen en voeten in tien gelijke stukken. Teken in elke taartpunt eenzelfde hoeveelheid dingen. Bedenk er een gemakkelijke droedel voor zodat het er in snel tempo staat: beren, bloemen, sterren, ballen... Ieder telt nu eerst vanuit het eigen vak. Met de ogen, of stappend van droedel naar droedel. Nu gaan we de tafels erbij schrijven. Dat kan alleen als we weten waar start is. Spreek af en markeer met een startteken. Laat het eerste kind in de punt 1 schrijven, het tweede kind 2 en zo verder. Teken dan een extra rand rondom de cirkel (door het touw te verlengen of met boogjes) en schrijf daarin de tafelsommen zónder de uitkomst. Nu kun je ermee spelen.

53 4 • 2021
Tekst: Marijke Sluijter • Foto's: Patsy Bonneville, Arno Kerkdijk, Rilana Punt & Marijke Sluijter

Telspel

Spring in je eigen vak en hinkel tellend over alle bollen in je vak. Spring met twee voeten in de laatste bol en roep hardop de uitkomst. Spring dan terug. De volgende springt in, telt verder, en roept het laatste cijfer weer hardop. Spring er weer uit. Ga zo door tot elk kind gesprongen en geteld heeft en de tafel rond is.

Hinkelspel

Gooi vanaf het eerste vak een steen en hinkel er via de bollen naartoe, pak hem op en gooi hem verder. Als je op een uitkomst staat mag je die hardop roepen. Bij een fout mag de volgende. Wie hinkelt de hele tafel uit?

Kringspellen

Bij de tafel van vier past In Holland staat een Huis, bij de tafel van zeven De zevensprong en bij de tafel van negen zingt iedereen zijn eigen lied.

54 4 • 2021

Spel 2: Rekenen met je ogen

Is het buiten nat en guur? Dan gaan we binnen spelen en nodigen we Heksje Circonflex uit. Maak een vuist, zet op het onderste kootje van je wijs- en ringvinger een stip en hang er een sjaal over: daar is ze!

Zeg: ‘Dit is Heksje Circonflex, haar moeder was een heks. Je zult het misschien niet geloven, maar ze kan rekenen met haar ogen! Soms komt ze met haar heksenpan en maakt er mooie sterren van’. Geef ieder kind een heksenpan (zie kader voor de download-link): een cirkel met 10 stippen verdeeld over de cirkelrand met de cijfers van 1 tot en met 10. Dit zijn de uitkomsten. Ons heksje kijkt alleen naar de uitkomsten en slaat de andere cijfers over. Kijk maar wat er gebeurt als ze de tafel van 3 opzegt: haar ogen gaan van 3, naar 6, naar 12... oeps! Die staat er niet. Wel een 2. Dat klopt, de volgende ronde verandert de 2 in 12, 22, 32 en zo verder. Niet te veel over nadenken, gewoon doorgaan. Zie je de ster? Dat is toch magisch? Dan is het tijd om te ontspannen. Handig: de ster kan ook als kleurplaat dienen.

Met dit spel ontdekken kinderen zonder enige stress de tafelsommen. Zonder sommen te maken krijgen ze op een verrassende manier inzicht in getalstructuren. Zonder nadenken gaan ze telkens weer over het tiental. Zonder ook maar uit te leggen gaan ze het verschil begrijpen tussen de cijfers in een tafelsom: kijk maar: 3 x 7 = 21. De 3 is beweging, de 7 is hoeveelheid en 21 is de uitkomst. Als je dit niet doorhebt, krijg je geheid verwarring. Er valt aan dit spel veel te ontdekken:

• Hoe kan het dat die patronen ontstaan?

• Hé! Ik zie meteen dat ik een fout maak. (Omdat er geen logisch patroon ontstaat.)

• Hoe kan het dat je bij sommige tafels dezelfde patronen krijgt?

• Wat gebeurt er bij de tafel van vijf? En tien? Lachen!

Laat de kinderen met de heksenpot spelen zolang er belangstelling is. Je kunt een stapeltje heksenpotten op een plekje leggen waar ze het zelf kunnen pakken.

Tafelkleedjes ontwerpen

Geef als variatie eens een honderdveld. Dat is een groot vierkant met daarin honderd kleine vierkantjes. Je doet nu hetzelfde als in de heksenpot, maar nu in een vierkant. Ook nu ontstaan er verrassende

patronen. Nu heb je een tafelkleed! Heksje Circonflex is er dol op. Ze verzamelt graag alle tafels, dus misschien wil jij haar helpen?

Nu rijzen er misschien allerlei vragen op:

• Welke tafels lijken op elkaar?

• Welke zijn anders?

• Hoe zou dat komen?

Welke tafels ontmoeten elkaar?

Ook een leuk experiment: kleur op één honderdvel de uitkomsten van elke tafel in, gebruik voor elke tafel een andere kleur.

Zelf onderzoeken:

• Welke vakjes worden het meest bezocht? Hoe kan dat?

• Welk getal krijgt nooit bezoek? Dat zijn priemgetallen.

Spel

3: Eerste hulp bij inzicht in getallen

Om echt vanuit getalbegrip te kunnen rekenen, heb je inzicht in de structuur van elk getal nodig. In tien mandala’s, voor elk getal één, ontdekken kinderen in alle rust de koppeling tussen getal en vorm.

Meestal gaat rekenen voor kinderen die nog onvoldoende beeld van de hoeveelheden en hun getallen hebben veel te snel. Daardoor is hun besef van wat ze aan het doen zijn te oppervlakkig. Er zitten vaak gaten in hun systeem waardoor de koppeling tussen wat ze doen en wat ze denken niet klopt. Inzicht in de getallen moet rustig en aandachtig worden opgebouwd. Doorgaans leren kinderen dat vanaf het eerste moment dat ze de afstand naar moeders borst inschatten. Uiteindelijk overzien ze hoeveel ballen ze tekortkomen, zien ze meteen dat drie minder is dan vier en weten ze dat je

55 4 • 2021 >

zeven snoepjes niet eerlijk kunt verdelen tussen twee kinderen.

Dat pad is bij lange na niet door alle kinderen vlekkeloos doorlopen. Niet elke ouder is zich bewust dat rekeninzicht al met de paplepel wordt ingegoten en niet elke omgeving biedt voldoende ervaring. In de kinderopvang wil je natuurlijk niet op de stoel van de leerkracht gaan zitten, maar je kunt wel spelletjes aanbieden waarin dit pad nog eens op een heel andere manier kan worden verkend. Een van die manieren is kinderen laten spelen met geometrische mandala's. Dat zijn mandala's die ze zelf maken, door in een cirkel te experimenteren met vormen. Hier komt heel wat rekenwerk aan te pas zonder maar een cijfer op papier te hoeven zetten. In alle rust dringen de mogelijkheden en verschillen van elk getal door, en dat maakt een soort spoor in het brein. Een spoor dat nodig is om met die getallen sommen te kunnen maken. Voor een kind met een dijk van een weerstand tegen sommen is dit een verademing.

Het tekenen van mandala's ontspant en geeft rust

Elk getal heeft een eigen vorm. Daar kun je kleurplaten mee maken. Met enkele lijnen zet het kind een vorm op en gaat die vorm dan verbouwen en inkleuren. Tot 12 jaar gebruik je geen passers en linialen, dat leidt alleen maar af. Het gehannes is frustrerend en het directe gevoel voor afstand wordt niet ingeschakeld. Het hoeft dus niet perfect! Ongeveer is goed genoeg. Je hoeft ze niet in volgorde te doen. Het is prima om te spelen met waar toevallig interesse voor is. Zoals een punt of een kleine cirkel in een grote cirkel voor de één, het yin-yangteken voor de twee, een driehoek voor de drie. Als kinderen er een of twee gemaakt hebben gaan ze vaak zelf al bedenken welke vorm ze van de andere getallen kunnen maken. En het leuke is: hoewel ze in de basis allemaal hetzelfde zijn zien ze er in de uitvoering allemaal anders uit.

56 4 • 2021

1 2 3

Alle cijfers op een rij: Cirkel met stip; de zon; alles in één heelal; kern of pit in een vrucht.

Op twee benen kun je in beweging komen.Teken een cirkel met in het midden een stip. Start in het midden en waaier uit, naar rechts of linksboven, een lus naar onder en terug naar de stip. Ga door, waaier uit naar de andere kant, duik naar beneden en kom terug naar de stip, ga door... net zo lang tot je er genoeg van hebt.

Dit is een bekende oefening om de beide hersenhelften beter te laten samenwerken. Overactiviteit aan de ene kant leidt tot ondercapaciteit aan de andere kant. Dit kan een oorzaak zijn van leerproblemen.Kleur daarna de cirkel in twee vlakken die over elkaar vallen en zet in beide brede gedeeltes een stip: nu heb je een yin-yangteken.

Experimenten met de driehoek: kleinere driehoekjes erin, hokjes inkleuren: hoeveel driehoekjes heb jij?

Experimenten met het vierkant, kleinere vierkantjes erin, hokjes inkleuren: hoeveel verschillende manieren kunnen jullie bedenken?

5

Zet vijf stippen op de cirkelrand. Probeer nu hoe je ze zo met elkaar kunt verbinden dat het een vijfster wordt. Als je de ster hebt, hoef je niet te stoppen maar mag je rustig doorgaan. Net als bij de lemniscaat kruis je over het midden van je lichaam waardoor je brein aan beide kanten in actie moet komen. Een beetje erbij neuriën helpt om nog meer te ontspannen. Van de vijfster een vijfhoek maken en met de vormen experimenteren.

Een staande driehoek en een driehoek op zijn kop over elkaar. Hier is de moeilijkheid dat de kinderen de afstanden tussen de punten moeten inschatten. Als het gelukt is, zijn alle lijnen even lang. Maak van de ster een zeshoek en experimenteren maar!

Die stervorm kun je niet maken: maar hier is een truc voor! (Zie kader)

Wie kan van twee vierkanten een achtster maken? En hoe maak je hier een achthoek van?

Van drie driehoeken een negenster en daarna een negenhoek maken.

Twee vijfsterren, hoe teken je die in elkaar? (Zet tussen de punten van de ster, precies in het midden, puntjes voor de tweede ster).

Een wereld vol getallen

Dit waren ze. Drie manieren om kinderen spelenderwijs inzicht te geven in getallen. Drie spellen die in de loop der jaren telkens terugkomen, en steeds op een andere manier worden gespeeld, leeftijdsloos, precies op maat van dat moment. Omdat het een spel is, stapt elk kind in met wat het op dat moment aankan. Alles mag, alles is goed.

Door van jongs af aan zonder druk van bovenaf te spelen met tafelsommen bouwen kinderen een beeld op van alle mogelijke interacties tussen getallen. Een innerlijke wereld waar je zomaar in gedachten in kan grasduinen en waarin je steeds weer nieuwe ontdekkingen doet. <

Alles wat je nodig hebt gratis in je inbox

Wil je hiermee aan de slag? Schrijf je in voor de downloads en ontvang gratis alles wat je nodig hebt:

•Filmpje van het droedelen van een beer

•Download van de heksenpot van Heksje Circonflex

•Download van het honderdveld

•Uitleg van de verdeling van de zevenster

Schrijf je in via deze link: zinvoltekenenmetkinderen.nl/ KIDDO-CADEAUTJE

Over de auteur

Marijke Sluijter ontwikkelt (teken)spel voor de ontwikkeling van de emotionele, sociale, cognitieve intelligentie.

Ze schreef Het Grote Droedelboek en Aanraken, een levensbehoefte; aanraakspel in kinderopvang en school. Voor workshops en opleiding zie: www.zinvoltekenenmetkinderen.nl

7 8 9 10 57 4 • 2021

4 6

Als pedagogisch professional blijf je natuurlijk graag op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Deze vakliteratuur helpt je daarbij!

Spelenderwijs verbinden en hechten

Micheline Mets. Spelenderwijs verbinden en hechten. Met meer dan 100 spelletjes. Uitgeverij SWP. ¤ 30,00. www.swpbook.com/2171

Als kinderen in hun eerste levensjaren in een liefdevolle, stabiele omgeving opgroeien, wordt een gezonde basis gelegd voor hun verdere leven. Het stimuleert actief de hersenontwikkeling en vergroot zo hun toekomstperspectief. De stevige band met hun opvoeders zorgt voor vertrouwen in zichzelf, anderen en de wereld. En het mooie is: iedereen, van ouder, verzorger tot leerkracht, pleegouders of therapeut, kan hieraan bijdragen. Spelenderwijs. Elke dag opnieuw. Dit boek is een inspiratiebron met meer dan honderd spelletjes die het hechtingsproces bevorderen en helen.

Nieuwsgierig geworden? Lees dan het artikel (met een spelletje uit het boek) op pagina 26 van dit nummer.

Voorleestips uit de dagelijkse praktijk

Ruimte maken voor spelen

Ed Hoekstra & Ine van Liempd. Ruimten maken voor nul tot vier jaar en Ruimten maken voor vier tot twaalf jaar. Uitgeverij SWP. ¤ 20,00 p.s. www.swpbook.com/1456 en www.swpbook.com/1457

De inrichting en indeling van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling en het welzijn van kinderen. Hoe kun je het kindercentrum nu zo inrichten dat het ook echt een ruimte voor kinderen is, die past bij hun leeftijd en bij de pedagogische visie en werkwijze van de organisatie? Hoe zorg je ervoor dat die ruimte tegelijkertijd functioneel, veilig, uitdagend, vertrouwd en stimulerend is?

Op basis van gedegen onderzoek en jarenlange praktijkervaring verschenen de boeken Ruimten maken voor nul tot vier en Ruimten maken voor vier tot twaalf jaar

Margriet Chorus & Irma van Welzen. Voorlezen gaat zó. Tips en ervaringen uit de praktijk van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, gastoudergezinnen en buitenschoolse opvang. Uitgeverij SWP. ¤ 17,50. www.swpbook. com/2187

Voorlezen is leuk en zeer belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling van de allerkleinsten. Je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen. Maar hoe kun je voorlezen nou het beste aanpakken? Welke boeken zijn geschikt voor jonge kinderen? Hoe houd je hun aandacht vast? Hoe geef je het lezen een vaste plaats in de drukke dagindeling van het kindercentrum? Wat doe je met peuters die nog geen Nederlands spreken? In Voorlezen gaat zó vind je het antwoord op deze en nog veel meer vragen.

Spelen kan met alles!

Marianne de Valck. Speel Wijzer. Spelen kan met alles. Uitgeverij SWP. ¤ 26,00. www.swpbook.com/1031

Speeldeskundige Marianne de Valck nodigt in het handboek Speel Wijzer iedereen uit om veel te doen met alles. Om op een speelse manier om te gaan met heel gewone dingen. Dingen die weinig kosten of afgedankte spullen. Een heerlijk handboek voor de bso voor binnen- én buiten spelen dat nooit ‘uit’ is, maar een creatief proces op gang brengt.

58 4 • 2021

Eerste hulp bij het leuk houden van spelen

Marianne de Valck. Speelboek. Eerste hulp bij het leuk houden van spelen. Uitgeverij SWP. ¤ 24,00. www.swpbook.com/522

Hoe geef je spelen de ruimte? Hoe houd je rekening met de aard van kinderen? Wat kunnen de verschillende pedagogische visies betekenen voor de keuze van speelgoed? Hoe richt je een ruimte in? En hoe begeleid je spelen?

In Speelboek geeft speeldeskundige Marianne de Valck antwoord op deze vragen. Een inspiratieboek om spelen leuk te maken!

Spelenderwijs taalontwikkeling stimuleren

Saskia Koning & Wouter Verhage. Kijk! Ik ben een kikker. Meer met muziek bij taalontwikkeling van jonge kinderen. Uitgeverij SWP. ¤ 29,90. www.swpbook.com/2183

Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) komen vaak voor. Zo’n 7% van de kinderen op de basisschool heeft een TOS. Muziek kan helpen om de taalontwikkeling te stimuleren. Niet alleen het luisteren naar muziek, maar ook het zelf maken van muziek. Kijk! Ik ben een kikker bevat verschillende liedjes die bijdragen aan de taalvaardigheden. De thema’s van de nummers zijn actueel en relevant, en worden ondersteund door spelactiviteiten, muzikale variaties, combinatietips en ideeën. Bij alle liedjes zijn de bijpassende gebaren uit de Nederlandse Gebarentaal te vinden op de website. Nieuwsgierig geworden? Bekijk een liedje uit het boek op pagina 36 van dit nummer.

Een moment van rust op de groep

Marieke Martens. De boodschap van de vogel. Kindermeditaties. Uitgeverij SWP. ¤ 22,00. www.swpbook.com/2322. Ook verkrijgbaar als interactief e-book.

De kracht van spel

Annerieke Boland, Ilse Aerden, Caroline Vancraeyveldt & Jo Van de Weghe. De kracht van spel. Waar leerkrachten en jonge kinderen elkaar ontmoeten. Uitgeverij SWP. Verschijnt binnenkort. www.swpbook.com/2292

Ieder hoofdstuk in dit boek heeft zijn oorsprong in specifieke vragen van leerkrachten en pedagogisch medewerkers in Vlaanderen en Nederland. Deze vragen hebben aanleiding gegeven tot praktijkgerichte onderzoeken waarin leerkrachten, pedagogisch medewerkers en onderzoekers samen hebben uitgezocht hoe we het leren en ontwikkelen in spel beter kunnen begrijpen en ondersteunen. De kracht van spel is voor iedereen die professioneel werkt of wil gaan werken met jonge kinderen (2 tot 7 jaar) in onderwijs of kinderopvang en die nieuwsgierig is naar de kracht van spel voor de ontwikkeling van kinderen. Nieuwsgierig naar dit boek? In dit nummer vind je een voorpublicatie op pagina 60.

Marieke Martens heeft in haar kindercoachpraktijk dagelijks te maken met kinderen met een hulpvraag. Van gedachten die niet stoppen of ergens bij willen horen tot het verwerken van een zwaar verlies. Voor deze kinderen schreef ze verhalen die samen met het kind op een rustig plekje voorgelezen of beluisterd kunnen worden. Op de groep kunnen de verhalen zorgen voor een moment van rust en speciale aandacht voor thema’s als pesten, zelfvertrouwen of ergens bij willen horen. Ieder verhaal uit dit boek kan worden voorgelezen, maar alle verhalen zijn ook te beluisteren met de rustgevende stem van de schrijfster Marieke Martens.

In KIDDO 2, 2021 verscheen een artikel over dit boek. Scan de QR-code om het artikel terug te lezen!

59 4 • 2021
■ VAKLITERATUUR
60 4 • 2021

De kracht van spel

Waar leerkrachten en kinderen elkaar ontmoeten

Spelen, dat is wat jonge kinderen doen. Dat weet iedereen. En de meesten zijn ook wel overtuigd van het belang hiervan. Echter, als leerkracht of pedagogisch medewerker doordacht inzetten op de kracht van spel, dat is iets waar velen nog regelmatig mee worstelen. Hoe kan je het spel van kinderen ten volle waarderen in jouw dagelijkse werking? Wat is jouw rol? Hoe kan je het spel verrijken en meer (leer)rijke spelkansen creëren? En hoe vermijd je dat je het spel niet verstoort? Meespelen als volwassenen ‘in’ het spel van kinderen is belangrijk, maar niet steeds evident. Het vraagt inzicht in spel en spelontwikkeling en in interactiemogelijkheden die je hebt als leerkracht.

Deze uitdagingen vormen de basis van het boek De kracht van spel. Via enkele praktijkonderzoeken werden concrete vragen samen met leerkrachten steeds vanuit een andere focus onderzocht. Hoe kan ik een relatie met alle kleuters opbouwen en positief gedrag stimuleren? Waar zitten mogelijkheden in (rollen-)spel voor meer zelfsturing? En hoe kan ik meer taal- en rekenkansen creëren door mee te spelen? Hoe kan ik thema’s meer spelgeoriënteerd opbouwen samen met alle kinderen, ook de minder taalvaardigen? We leerden door met wetenschappelijke inzichten en kaders in de praktijk aan de slag te gaan, te experimenteren en samen hierover te reflecteren. Dit boek bundelt deze rijke ervaringen tot een inspirerend geheel. Het is een bronnenboek geworden voor professionalisering van ieder die via spel de verbinding met jonge kinderen wil versterken en zo hun ontwikkeling stimuleren.

In dit artikel volgen we één van de leerkrachten in hoofdstuk 3 van het boek: ‘Hoe stimuleer je zelfsturing in vrij spel?’ Juf Hanne is een warme leerkracht die spel heel belangrijk vindt in haar klas. Ze geeft haar 3- en 4-jarige kleuters veel tijd om te

spelen en voorziet een ruim en doordacht aanbod met diverse spelmogelijkheden. De jonge kinderen vinden meestal goed hun weg, maar toch, als we goed kijken, zijn er ook kleuters die enkel vlinderen of eigenlijk steeds in hetzelfde eenvoudig spel blijven steken. Juf Hanne besluit om te gaan meespelen met behulp van een van de centrale tools uit het boek, namelijk de drie V’s van De Haan (2012). In deze tool neem je de volgende steeds terugkerende stappen als leidraad:

(1) Verbinden: je start met rustig aanwezig te zijn, de kleuters te observeren en trachten te begrijpen waar het hen om gaat in het spel

(2) Verbinden: je stapt mee ‘in’ het spel door de kleuters te volgen en gewoon mee te doen; de nadruk ligt op je verbinden met de kleuters en de kleuters onderling

(3) Verrijken: je prikkelt en verdiept het spel door extra inbreng aan te bieden, aansluitend op de spelhandelingen en de belevingswereld van de kleuters

Uit hoofdstuk 3: Hoe stimuleer je zelfsturing in vrij spel? Hanne begeleidt Dario en Milan in hun spel op de automat. >

61 4 • 2021
Tekst: Annerieke Boland, Ilse Aerden, Caroline Vancraeyveldt & Jo Van de Weghe • Beeld: Bigstock

Verkennen

Dario komt als eerste op de automat en neemt de eerste de beste doos die hij ziet. Hij neemt twee auto’s één voor één uit de doos en zet ze netjes achter elkaar op de bank. Zijn focus ligt op ‘doen’: hij laat de auto’s één voor één rijden en zet ze terug. Terwijl hij de auto’s voortduwt, maakt hij bijbehorende geluiden ‘vroem, vroem’. Hij kijkt niet op als Milan in de hoek komt. Milan neemt de garage van de lage kast, zet deze op de grond en gaat dan rommelen in de doos met auto’s. Hij vertelt mij dat hij de rode auto zoekt, maar deze niet kan vinden. Hij vraagt hulp aan mij (juf Hanne). Ik help hem zoeken. Opeens ziet hij de auto helemaal onderaan in de doos liggen. Hij begint een scenario te spelen over een auto die stuk is en naar de garage moet.

Beide kinderen spelen nu op zichzelf en dus naast elkaar. Dat is ook wel eigen aan deze leeftijd, maar het verschil tussen de twee kleuters in spel en zelfsturing is wel duidelijk. Het spel van Dario situeert zich (vanuit de PRoPeLS) eerder op fase 1: hij heeft niet echt een plan in zijn hoofd, maar het doen en handelen overheerst. Het scenario is heel eenvoudig en gericht op het verkennen van het materiaal. Hij speelt wel al enkele minuutjes alleen. Af en toe maakt hij ook autogeluiden, maar hij spreekt weinig. Milans spel vertoont duidelijk signalen van fase 2: hij weet heel goed welke materialen hij nodig heeft om het spel te spelen en werkt al handelend een scenario uit. De autohoek is wat afgegrensd van de andere hoeken. Dario zit ook met zijn rug naar de klas. Dit lijkt wel goed voor hem. Zo is hij niet meteen afgeleid bij elke prikkel, maar blijft hij makkelijker gefocust op zijn eigen spel. Hij blijft een wat langere tijd spelen.

Verbinden

Ik (juf Hanne) ga in de nabijheid en zet mij naast de kleuters

op de grond. Dario kijkt op en lacht. Hij toont mij onmiddellijk zijn groene en rode auto en laat zien wat ze kunnen. Hij laat de auto’s over de bank rijden. Ik zoek twee auto’s en imiteer hem.

Ik verwoord ondertussen wat er gebeurt: ‘De auto viel bijna van de bank, hé! Goed dat je hem nog snel hebt genomen. Je was erg snel.’ Hij kijkt op en lacht. ‘Auto’, zegt hij. Hij lijkt het wel fijn te vinden, dat ik gezien heb dat hij de auto zo snel opgevangen heeft.

Ik probeert Milan erbij te betrekken door te vragen of hij het ook gezien heeft dat Dario zo snel de auto opgevangen heeft. Hij zegt dat hij het niet gezien heeft. Ik vraag of Dario het nog eens kan laten zien, maar dat doet hij niet. Misschien begrijpt hij niet goed wat ik precies bedoel?

Daarna vraag ik of Milan ons kan uitleggen wat hij aan het doen is met de garage en de rode auto. Hij legt uit dat hij wegen maakte en hij doet voor hoe je erover kan rijden naar de garage. Ik vraag of ik ook eens mag proberen. Dario ziet wat Milan en ik aan het doen zijn en hij komt dichterbij. Hij rijdt ook met zijn auto over de wegen die Milan gemaakt heeft.

Verrrijken

Dario ziet nog enkele losse stukken van de weg liggen. Ik laat hem eerst experimenteren en zelf ontdekken hoe hij de weg in elkaar kan puzzelen. Omdat de hoek meer afgelegen is en Dario geconcentreerd bezig is, durf ik hem ook fouten te laten maken. Als hij de stukken niet aan elkaar krijgt vastgemaakt, toont hij verbaasd de twee stukken. Ik had mij voorgenomen dat ik het deze keer niet te snel zou overnemen. Hij kijkt naar mij en verwacht precies dat ik hem help. Ik wacht nog even en dan komt hij naar mij toegelopen en zegt: ’Die?’ ‘Krijg je de puzzelwegen niet in elkaar? Denk je dat ze zo ineen moeten? Probeer maar.’

Omdat het toch nog niet lukt, help ik hem door uit te leggen

62 4 • 2021

hoe hij hiermee aan de slag kan gaan. ‘Zie je dit uiteinde van de puzzel? Die moet je in een ander stukje puzzel duwen. Je legt ze goed op elkaar en dan kan je ze ineen duwen.’ Dario probeert mij na te doen en na een paar pogingen lukt het hem op de puzzelstukken in elkaar te schuiven. ‘Goed Dario, je hebt de puzzelstukken netjes in elkaar geduwd.’ Hij kijkt vrolijk op en lacht.

Ik zie hem even rondkijken in de klas. Ik ben even bang dat hij deze hoek zal verlaten want dat gebeurt anders ook altijd. Ik probeer hem terug te laten focussen op de twee stukjes puzzel die hij net in elkaar heeft gezet door hem aan te spreken. ‘Dario, kijk eens hoe goed jij de puzzel gemaakt hebt. Zouden wij nog andere puzzelstukken aan deze weg kunnen toevoegen?’

Als de puzzels helemaal zijn opgebruikt, merk ik dat Dario's spel stilvalt. Milan neemt wel auto’s en begint terug over de weg te rijden. Hij had duidelijk een beeld in zijn hoofd: hij wilde een weg bouwen voor zijn auto. Dario daarentegen was enkel gericht op het puzzelen.

Ik nodig hem uit om afstand te nemen: ‘Kijk eens naar wat Milan aan het doen is.’ Dario neemt nu ook zijn gekleurde auto’s terug en rijdt over de baan.

Ik imiteer hem en voeg toe door één auto snel te laten rijden en de andere traag. ‘Amai, mijn auto rijdt snel! Rijdt jouw auto ook zo snel, chauffeur?’ Dario doet mij nu ook na en begint met zijn auto tegen de mijne te botsen, waarop ik de auto loslaat en hij deze van de baan afduwt. ‘Oh nee, mijn auto valt en rolt helemaal naar beneden. Zou hij stuk zijn? Wat moet ik nu doen, chauffeur?’ Hij kijkt mij aan en stopt. Milan stelt voor dat ik mijn auto naar zijn garage moet brengen. Hij kan deze wel voor mij maken. Ik vraag of Dario mij kan helpen om mijn auto te takelen naar de garage van Milan. ‘Chauffeur, kan je

mij helpen? Ik moet naar de garage, maar mijn auto is stuk.’ Dario neemt mijn auto en geeft hem aan Milan.

Na de speeltijd zijn er enkele kinderen die komen kijken naar het werk van Milan en Dario. Ze zijn verwonderd over het mooie bouwwerk. Ik laat Dario en Milan vertellen wat ze precies gedaan hebben en wat er met mijn auto is gebeurd.

Juf Hanne blikt tevreden terug op de spelbegeleiding. Ze is vooral blij dat Dario, die anders heel veel vlindert en slechts korte momenten tot spel komt, dit nu zo lang heeft volgehouden. Hij had ook echt veel meer focus. Deels komt dit omdat er ook minder prikkels waren door de afgebakende hoek. Maar ook de spelbegeleiding was hierbij belangrijk.

Juf Hanne zegt hierover het volgende: ‘Normaal gezien zou ik hem een aantal prikkels geven die niet zo erg afgestemd waren op zijn spel. Ik reageerde eerder op zijn drukke vlindergedrag, omdat dat mij stoorde. Maar dit hielp hem niet. Hij deed er ook niets mee. Nu was dit heel anders, omdat ik reageerde vanuit zijn spel. Dat werkt echt. Ook de connectie stimuleren tussen de twee kleuters was belangrijk. Hoewel er een groot verschil is tussen het spel van deze twee kleuters, was hen samenbrengen toch mogelijk. Dit had ik echt niet verwacht…’

Juf Hanne hoopt dat Dario naar de toekomst toe sneller ideeën van andere kleuters opneemt en zo stap voor stap ook zijn spel verruimt. <

Dit artikel is een voorpublicatie uit De kracht van spel:Waar leerkrachten en kinderen elkaar ontmoeten van Annerieke Boland, Ilse Aerden, Caroline Vancraeyveldt & Jo Van de Weghe (Uitgeverij SWP).

63 4 • 2021

Spelen met vriendjes!

Spelen met vriendjes! Daarom gaan kinderen graag naar de opvang. Dat misten ze tijdens de coronalockdown. Volgens ouders is het ontmoeten van andere kinderen een belangrijke toevoeging aan de gezinsopvoeding. Hoe kunnen pedagogisch medewerkers het samenspelen van kinderen steunen en bevorderen?

Het belangrijkst zijn een goede sfeer in de groep en het bieden van een speelomgeving met uitdaging, afwisseling en ruimtes voor binnen- en buitenspel. Hoe dit kan worden waargemaakt, is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. Hoe ziet het samenspelen van kinderen van verschillende leeftijden eruit?

Baby’s ontdekken elkaar

Baby’s zijn al in elkaar geïnteresseerd. Ze hebben een aangeboren gevoeligheid voor de emoties van anderen. Als één baby huilt, nemen anderen dat over en gaan ook huilen. Als één baby grote interesse toont in een speeltje, trekt dat speeltje ook de aandacht van baby’s in de buurt. Zodra kinderen er motorisch toe in staat zijn, wenden ze zich tot elkaar en tonen ze belangstelling. Baby’s vanaf 2 maanden maken geluidjes om elkaars aandacht te trekken, ze kijken elkaar intens aan en lachen. Dit wordt vaak door de andere baby beantwoord. Bijvoorbeeld Merel en Bram:

Merel (5 maanden) heeft interessant speelgoed in haar hand, maar haar grootste aandacht gaat uit naar Bram (5 maanden). Ze raakt zijn arm aan en lacht naar hem. Maar Bram kijkt intens naar het speelgoed van Merel en ziet haar pogingen tot contact niet. Merel blijft volhouden, kijkt hem aan, probeert zijn hand aan te raken en strijkt met haar hand over zijn gezicht. Dan kijkt Bram haar aan en Merel krijgt een stralende lach van hem terug.

Als pedagogisch medewerkers oog hebben voor de interacties tussen heel jonge kinderen, helpen ze hen een handje. Bijvoorbeeld door ze naast elkaar te leggen en door met beide kinderen te praten en ze te betrekken bij een eenvoudig spelletje. En ze passen op dat baby’s in hun enthousiasme elkaar geen pijn doen.

Spelenderwijs leren samenspelen

De eerste vormen van samenspel zien we vanaf 8 of 9 maanden. We zien eenvoudige zich herhalende handelingen, zoals een bal laten

64 4 • 2021

rollen en terug laten rollen; objecten uitwisselen; trommelen met de benen en elkaar nadoen. Is dit samenspel? Als we de normen hanteren, die gelden voor ‘echt’ samenspel, zoals bij volwassenen en oudere kinderen, dan spelen kinderen jonger dan 3 of 4 jaar zelden samen. Ze bespreken niet van tevoren wat ze gaan doen, ze hebben vooraf geen gezamenlijk doel of plan en hun spel kan alle kanten op. Soms alleen, dan weer samen. Ik spreek van samenspelen als kinderen plezier hebben in het op elkaar reageren, elkaars aandacht proberen te trekken en als er een patroon te ontdekken is in hun handelingen.

Imitatiespel

Kinderen met weinig taal gebruiken non-verbale ‘contactstrategieën’. Ze benaderen hun speelkameraadje, gaan voor hem of haar staan, brengen hun gezicht dicht bij dat van de ander, lachen, raken licht tappend het lichaam van de ander aan, zingen een liedje of gaan gek doen om aandacht te trekken. Typisch samenspel voor dreumesen is samen springen, klauteren en achter elkaar aan rennen bijvoorbeeld rondom een tafel. Soms rennen ze buiten van de ene boom naar de andere, en wachten ze steeds op elkaar tot iedereen de boom heeft bereikt. Of ze klimmen op een zitbank en laten zich vanaf de rugleuning naar beneden rollen. Hele grote zachte blokken en een grote kartonnen doos zijn ideaal samenspeelmateriaal op deze leeftijd. Hun spel is in wezen gebaseerd op herhalingen van grof motorische bewegingen die de kinderen kennen: wederzijdse imitatie, herhaling, initiëren van variaties en uitnodigen om de variatie over te nemen.

De gymbankjes staan in een rij in de binnenruimte. In plaats van erop te gaan zitten, begint Bente (2 jaar, 4 maanden) erover te lopen. Kim (2 jaar, 2 maanden) ziet dat en begint achter haar aan te lopen. Even later lopen er vijf tweejarige kinderen over de bankjes. Dan zet Bente iets nieuws in. Ze begint heel nadrukkelijk stampend te lopen en kijkt daarbij of de andere kinderen haar zien. Dan bedenkt Janna (2 jaar, 6 maanden) een nieuwe variatie. Ze gaat op haar buik liggen en schuift over de bankjes. Zo spelen ze acht minuten totdat ze geroepen worden voor de lunch.

Zo oefenen kinderen ‘om de beurt’, beurt nemen en beurt geven. En goed kijken wat de ander doet. Imitatie, hetzelfde doen of dezelfde emotie tonen, is een teken dat je de ander ziet en erkent. Imitatie en beurt geven en nemen zijn basisvaardigheden in de menselijke communicatie, zowel voor heel jonge kinderen als voor volwassenen. Deze vaardigheden worden in de vroege jeugd ontwikkeld. Pedagogisch medewerkers kunnen kinderen die hier moeite mee hebben,

helpen door beurt-spelletjes te doen zoals een bal naar elkaar toe rollen, om beurten een blokje op een toren zetten. Of een kindje op schoot nemen en samen kijken naar andere kinderen en vertellen wat ze doen en voelen.

Parallel spel

Jonge kinderen spelen graag in elkaars nabijheid. Dit wordt parallel spel genoemd. Ze spelen samen in de bouw- of huishoudhoek. Ze doen ongeveer hetzelfde, terwijl ieder kind toch zijn of haar eigen spel heeft. In de zandbak schept de één zand in een emmertje en de ander maakt een zandhoop. De kinderen kijken regelmatig naar elkaar en nemen dingen van elkaar over. Hierdoor is spel in aanwezigheid van andere kinderen vaak complexer dan als het kind alleen speelt. Pedagogisch medewerkers kunnen dit stimuleren door ervoor te zorgen dat kinderen in tweetallen of in een klein groepje ongestoord naast elkaar kunnen spelen. Als een kind aandachtig kijkt of even helemaal weg lijkt in de eigen wereld, moeten we het niet storen. Het kind zuigt op wat het ziet en probeert het te begrijpen. Als de pedagogisch medewerker de indruk heeft dat een kind daarin blijft steken, kan zij een handje helpen. Ze vertelt wat het andere kind doet: ‘Kijk, Simon bouwt een toren! Hoog hè? Zullen wij samen ook een toren bouwen?’ Zo kan uit het parallelspel vanzelfsprekend het zogenaamde associatieve spel en coöperatief samenspel ontstaan.

Associatief spel

Als kinderen motorisch sterker worden en hun gedrag beter kunnen sturen, ontstaat rond 2 jaar het associatief spel. Associatief spel noemen we ook wel het ‘samen-wel, niet-samen spel’. Karakteristiek is dat er samenspel ontstaat zonder een vooropgezet plan. De kinderen reageren improviserend op elkaar en vullen elkaar aan. Het spel begint vaak als imitatiespel, waarop het andere kind improviserend reageert met nieuwe initiatieven. Dan trekt iets anders de aandacht en spelen de kinderen even voor zichzelf. Om daarna de draad weer op te pakken. In het associatieve spel wordt gebruikgemaakt van vertrouwde schema’s of scripts. Bijvoorbeeld: baby verzorgen, eten op tafel zetten, een liedje zingen. De speelpartners volgen dan deels een gedeeld script en deels hun eigen spelideeën. Associatief op elkaar reageren is een gave. Jonge kinderen zijn vaak meesters in het improviseren. Ze ontwikkelen allerlei manieren om zonder woorden duidelijk te maken wat ze willen. Heel creatief.

Coöperatief spel

Kinderen van 3 tot 5 jaar maken een grote ontwikkeling door op het gebied van samenspelen. Ze kunnen steeds beter hun handelen ten

65 4 • 2021
Tekst: Elly Singer • Beeld: Hans van den Boogaard, Max Brenman, Aafke Huisman & Elly Singer
>
Het grote voordeel van kinderopvang is dat kinderen andere kinderen ontmoeten

opzichte van elkaar coördineren en zich richten op een gezamenlijk doel. De kinderen kunnen samen een boerderij bouwen met huizen, schuren, dieren, bomen en wegen. Ze verwoorden hun plan en verdelen rollen: ‘Jij bent de baby en ik ben de moeder.’ Kinderen jonger dan 3 jaar hebben zelden conflicten over de inhoud van het spel. Ze spelen zonder conflict naast elkaar elk met hun eigen verhaal. Conflicten ontstaan pas als kinderen bepaalde ideeën en plannen hebben over de rol die de ander moet spelen. Bijvoorbeeld een kind dat weigert baby te spelen. De conflicten worden ook taliger, zoals in het onderstaande voorbeeld.

Cas (3 jaar, 7 maanden) (voorop de tandem):‘Waar wil jij naartoe?’ Vera (3 jaar, 11 maanden) (achterop):‘Naar Duitsland.’ Cas:‘Dat is veel te ver.’ Vera:‘Maar je kan me met een vliegtuig, eerst met de fiets en dan met het vliegtuigveld rijden.’ Cas:‘Ja, maar dat is ook veel te ver.’ Vera:‘Met de taxi dan.’ Cas:‘Nee, dit is geen taxi.’ Vera: ‘Met de? Met de?’ – dan weet ze het niet meer.

Conflicten komen op alle leeftijden voor en in alle vormen van samenspel. Maar tijdens het coöperatieve spel ontwikkelen kinderen vaardigheden om een balans te vinden tussen ‘winnen en hun zin krijgen’ en ‘rekening houden met de wensen van de ander’. Als een kind te veel de baas speelt, loopt het speelkameraadje weg; die heeft er geen zin meer in. De angst om het speelkameraadje te verliezen is een sterke drijfveer om nieuwe conflictstrategieën te leren. Kinderen geven argumenten om hun standpunt te versterken en ze zoeken naar compromissen. Een heel populaire conflictstrategie is het ’om de beurt’, ‘jij mag één rondje op de fiets, en dan ik’. Ze gebruiken regels die ze hebben geleerd van de pedagogisch medewerkers, zoals ‘samen spelen, samen delen’, ‘wie was het eerste, die mag daarmee doorgaan’ en ‘elkaar niet storen’.

Leren van oudere kinderen

Jongere kinderen leren van de oudere kinderen door hun gedrag te imiteren. Ze imiteren bijvoorbeeld een spel – knikkeren, verstoppertje, kaartspelen – zonder de regels te snappen. Piaget, een beroemd ontwikkelingspsycholoog, geeft daarvan mooie voorbeelden. Bijvoorbeeld hoe drie- tot vijfjarige kinderen het knikkerspel van oudere kinderen proberen te imiteren. De jongere kinderen laten tegelijkertijd hun knikkers rollen en snappen niet dat het de bedoeling is dat die in het holletje terechtkomen; het wedstrijdelement ontgaat hen. Toch spelen ze met plezier samen. Piaget geeft een mooie beschrijving van zijn dochter Jacqueline (5 jaar, 7 maanden) die verstoppertje speelt met acht- tot twaalfjarige kinderen:

Gedurende het hele spel (ongeveer drie kwartier) loopt ze rond en verstopt ze zich met zichtbaar veel plezier, zonder dat ze de functie van het ‘afslaan’ snapt. Zodra een kind ‘buut’ zegt, loopt Jacqueline direct naar die plek om ook ‘buut’ te zeggen.Als zij ‘vanger’ is, kijkt ze door haar vingers waar de kinderen zich verstoppen. De oudere kinderen accepteren het door de vingers kijken.

De oudere kinderen in dit voorbeeld accepteren Jacquelines gedrag en proberen haar niet terecht te wijzen. Jacqueline doet op haar manier mee. Op andere momenten ervaren de ouderen haar wel als stoorzender. Dan mag ze niet meespelen. Natuurlijk tot groot verdriet van Jacqueline.

Begeleiden en bevorderen van samenspel

Het grote voordeel van kinderopvang is dat kinderen andere kinderen ontmoeten. Maar dat is ook een nadeel: kinderen kunnen elkaar storen. Daarom denken pedagogisch medewerkers na over hoe ze de kinderen verdelen in de ruimte. Uit onderzoek blijkt dat werken met de hele groep gezellig kan zijn bij een viering, zingen en

66 4 • 2021

een gezamenlijk spel dat door de pedagogisch medewerkers wordt geleid. Maar het vrij samen spelen gaat het beste in kleine groepjes in een speelhoek of ruimte die enigszins afgebakend is.

Rustige aanwezigheid en emotioneel bijtanken

Jonge kinderen hebben een vertrouwde pedagogisch medewerker nodig om zich veilig te voelen. Ze moeten haar nabijheid voelen en kunnen vinden als ze emotioneel moeten bijtanken. Als een pedagogisch medewerker steeds rondloopt, worden de kinderen onrustig. Ze kijken vaak om zich heen: waar is ze? En als de rondlopende pedagogisch medewerker zich richt tot één kind, kijken alle kinderen in de omgeving op: ‘Wat gebeurt daar?’ Die worden uit hun spel gehaald. De rustige aanwezigheid van een pedagogisch medewerker is van essentieel belang. Als de kinderen haar nodig hebben, zoeken zij contact en weten haar te vinden. Ze kijken even naar de pedagogisch medewerker, hebben oogcontact, en dan weten ze zich geborgen. Soms willen ze ook even delen wat ze maken en ontdekken. Of tegen haar aan zitten, op schoot zitten en aanraken. Fysiek contact geeft jonge kinderen een gevoel van veiligheid.

Goedbedoelde aandacht kan storen

Met de beste bedoelingen kunnen pedagogisch medewerkers kinderen in hun spel storen. Dat risico loopt iedere volwassene die contact maakt met een groepje spelende kinderen. Een voorbeeld:

Een paar kinderen zitten rustig aan tafel te tekenen. Dan gaat een pedagogisch medewerker bij hen zitten. Die begint met de kinderen te praten:‘Wat tekenen jullie daar? Ooh, dat is leuk – en welke kleuren gebruik je?’ De kinderen richten onmiddellijk hun aandacht op haar en beginnen te roepen:‘Vind je mijn tekening mooi?’ ‘Kijk, die is van mij, die is mooi, hè!’ De pedagogisch medewerker reageert enthousiast:‘Oooh, wat een mooie kleur heb je gebruikt! En wat is je lievelingskleur?’ Sommige kinderen gaan staan, terwijl ze opgewonden roepen over hun favoriete kleur. In een paar minuten is de geconcentreerde sfeer van aandachtig tekenen helemaal verdwenen.

In dit voorbeeld genoten de kinderen van de aandacht en complimenten van de pedagogisch medewerker. Maar wat leerden de kinderen hiervan? De vragen van de pedagogisch medewerker waren niet denkstimulerend. Uiteindelijk richtte de pedagogisch medewerker de aandacht van de kinderen vooral op zichzelf; ze speelde de rol van ‘leuke juf’. En ze kan de wedijver tussen de kinderen onderling stimuleren. Een pedagogisch medewerker die rustig bij de kinderen zit, heeft een totaal ander effect. Zij is er voor de kinderen en ze straalt rust uit. De pedagogisch medewerkers bepalen in de groep in hoge mate de sfeer door wat ze voorleven.

Pedagogisch medewerkers bepalen in de groep in hoge mate de sfeer door wat ze voorleven

67 4 • 2021
>

Begeleid spel met een educatief doel

Pedagogisch medewerkers kunnen ook activiteiten aanbieden. Begeleid spel met een educatief doel kan een rijke leerervaring zijn. De pedagogisch medewerkers kunnen bijvoorbeeld materialen kiezen om natuurkundige wetten te ontdekken, zoals de werking van de zwaartekracht. Bijvoorbeeld bij het spelen in de zandbak. De kinderen kunnen ballen door pvc-buizen laten rollen en de snelheid variëren door de buis loodrecht of in diverse schuine posities te plaatsen. Ze mogen ook andere dingen doen met de buizen en ballen, zoals een zandberg scheppen en daar ballen vanaf laten rollen, kuilen graven, of wat er maar in hen opkomt. De pedagogisch medewerker speelt met de kinderen mee, doet dingen voor, stelt vragen en geeft aandacht aan wat de kinderen ontdekken.

De pedagogische medewerker houdt een buis vast. Het laagste deel wijst naar haarzelf en het hoogste deel naar Jan. Ze pakt een bal en zegt:‘Kijk die geef ik jou.’ Ze doet de bal voorzichtig in de buis, maar die komt bij haar in plaats van bij Jan. Dit herhaalt ze meerdere malen. Jan staat gefascineerd te kijken. Ze vraagt Jan:‘Waarom heb je de bal nog niet? Waarom komt die niet bij jou?’ Dan pakt Jan de buis en tilt het lage eind van de buis bij de pedagogisch medewerker ophoog. Nu rolt de bal richting Jan. De pedagogisch medewerker reageert enthousiast.

Veelzijdigheid in de begeleiding van samen spelen en leren

Het begeleiden van jonge kinderen vraagt van de pedagogisch medewerker veelzijdigheid en improvisatietalent. Soms moeten pedagogisch medewerkers rust bieden, er zijn, waardoor de kinderen geconcentreerd kunnen spelen. Soms is het beter om openlijk leiding te geven en een gezamenlijk spel aan te bieden. Soms is het beter om het spel van de kinderen te verrijken door mee te spelen. Wanneer wat het beste is, is een van de moeilijkste vragen bij het werken met jonge kinderen. Helemaal zeker kun je het van tevoren nooit weten. Zonder oefenen en fouten, humor en leren ontstaat geen pedagogische kwaliteit. Niet alleen de kinderen moeten kunnen spelen, maar ook de pedagogisch medewerkers en leerkrachten.

Literatuur

• Singer, E., & Haan, D. de (2006). Kijken, kijken, kijken. Samen spelen, bosten en verzoenen bij jonge kinderen. Utrecht: SWP.

• Singer. E., & Haan, D. de (2013). Speels, liefdevol en vakkundig. Theorie en praktijk voor ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen Amsterdam: SWP.

• Singer, E., & Tajik, M. (2014). Verhogen van de spelbetrokkenheid. De wereld van het jonge kind, 42, 4-7.

• Singer, E. (2018). Humor maakt leren leuker. Zone. Voor spelend en onderzoekend leren, 17; 22-24.

• Schijndel, T. van, Singer, E., & Raymakers, M. E. J. (2010). The effect of a science program on young preschool children’s exploratory behavior. European Journal of Developmental Psychology, 7, 603-617.

68 4 • 2021
Het begeleiden van jonge kinderen vraagt van de pedagogisch medewerker veelzijdigheid en improvisatietalent

De visie van Emmi Pikler

Tijd en ruimte voor vrij spel

Dat spelen belangrijk is voor de ontwikkeling van jonge kinderen is algemeen bekend. Maar hoe kun je dat spel het beste begeleiden? Hoe kun je het spel en dus de ontwikkeling van een kind ondersteunen met behulp van geschikte spelmaterialen en een bij de ontwikkelingsfase passende speelomgeving?

Spelen

We hebben ons bij het beantwoorden van deze vragen laten inspireren door de visie van Emmi Pikler. In haar Piklerinstituut is de vrije spelontwikkeling van jonge kinderen jarenlang nauwkeurig geobserveerd en onderzocht. Dat heeft een schat aan heel praktische kennis opgeleverd. ‘Hoe richt je een interessante speelomgeving in voor een baby van 9 maanden, voor een dreumes van 18 maanden en voor een peuter van 30 maanden?’ Als we die vraag stellen tijdens een training op een kinderopvanglocatie, dan schrikken we vaak van het gebrek aan deze praktische kennis. De hoofdlijnen uit de de visie van Emmi Pikler helpen je hopelijk op weg!

‘Spelen is het werk van een kind’: dat is een andere kijk op spel. Observeer een spelend kind en zie welke ontdekkingen het doet. Kijk alleen en zeg niets, realiseer je dat het kind geconcentreerd aan het spelen is. Dat is wellicht moeilijk en tegelijkertijd ook herkenbaar. Stel je voor hoe jij het ervaart als je vaak aanwijzingen krijgt tijdens je werkzaamheden. Natuurlijk met de beste intenties. Met een opmerking, suggestie, aanwijzing haal je het kind echter uit zijn concentratie ofwel zijn (spel)betrokkenheid. Door inmenging richt het kind de aandacht naar buiten, terwijl bij betrokken spel de aandacht naar binnen is gericht. Kinderen zijn vanuit hun innerlijke onbevangen nieuwsgierig- en leergierigheid aan het ontdekken en kunnen zelf kiezen om iets nog een keer te herhalen. Fijn dat ze ruimte krijgen. Zo komt het spelobject in de handen van het kind tot leven.

69 4 • 2021
>
Tekst: Jantine Peters, Jeanine Mulder • Foto’s: Jeanine Mulder

Het spel van de baby

De ontwikkeling van het spel begint bij het ontdekken van de handen. Een baby zal gemiddeld met 3-5 maanden met interesse zijn/haar handen bekijken en er met 4 maanden mee gaan spelen. Pas dan is het tijd voor een eerste speeltje. Een speeltje in de vorm van een boerenzakdoek, die je als een piramide in een punt naast de baby neerzet. Bij een baby gaan spelen en bewegen vloeiend in elkaar over. De bewegingsontwikkeling ondersteunt de spelontwikkeling en andersom: interessante speeltjes binnen handbereik stimuleren de bewegingsontwikkeling. Wanneer de baby enige weken die zakdoek heeft kunnen ontdekken, kun je het materiaal verder uitbreiden. Loslaten van een voorwerp is moeilijker dan vastpakken, leg daarom in eerste instantie lichte en zachte voorwerpen naast de baby neer. Naarmate een baby handiger wordt met vastpakken en weer loslaten, kunnen ook metalen schaaltjes of houten bakjes interessant worden.

‘Het spel komt voort uit de innerlijke behoeften van een kind. De basis van het spel en de bron van vreugde zijn vrije keuze en doen om het doen.’ Anna

Het spel van de dreumes

Als je dreumesen ziet spelen, dan zie je ze bewegen. Er is door de

dag heen steeds die afwisseling van actief bewegend en rustig spel. Hun spelen is bewegen. Hun bewegen is spelen. Wanneer de jonge dreumes zo rond de 12 maanden is, wordt het verzamelen een belangrijk speelthema. In eerste instantie gaat het om het verzamelen van allerlei kleinere voorwerpen (ballen, blokken, boerderijdieren, gehaakte lapjes) in een container als een afwasbak, grote schaal, koker, tas of kist. Dreumesen vinden het heel boeiend om al die voorwerpen in zo’n container te stoppen en ook om ze later over te ‘gieten’ in een andere container of op de vloer. Voor een buitenstaander lijkt het dan alsof het kind ‘rommel’ maakt, toch is het een belangrijk speelthema waar dreumesen veel behoefte aan hebben en dat ze veel voldoening geeft. Gekoppeld aan dit verzamelen zie je bij dreumesen de behoefte om te sjouwen met tassen, kratten en kisten met al deze verzamelde materialen erin. Ook vinden ze het interessant om spulletjes op een rij te zetten of in groepjes bij elkaar. Daarnaast begint het doen-alsof-spel te ontstaan.

Het spel van de peuter

Peuters krijgen plezier in het bouwen van torens en andere constructies. Allerlei constructiemateriaal is volop aanwezig. Hiermee kunnen peuters sorteren, op kleur en grootte leggen, of er vormen en bouwwerken van maken.

Bij peuters ontwikkelt zich het doen-als-of spel tot een vorm van rollenspel. Peuters hebben behoefte aan materialen uit de echte wereld

70 4 • 2021

Observeren

Door goed te observeren weet je wat ieder kind in jouw groep op dit moment interesseert en kun je daarbij aansluiten met je aanbod aan speelmateriaal. Wanneer je een behoefte opmerkt aan duwen (van andere kinderen), bied dan bijvoorbeeld een wasmand aan of een zware jerrycan met zand, dan kan het kind daarmee duwen. Als er meerdere peuters zijn van wie de moeder weer zwanger is, dan kan het spelen met babypoppen of het rondlopen met een kussen onder je trui ineens een speelthema worden in de groep.

waarmee ze kunnen imiteren wat ze hebben gezien bij de volwassenen en kunnen verwerken wat ze hebben meegemaakt.

Open en passieve spelmaterialen

Materialen waar het kind het meest aan kan ontdekken en onderzoeken, zijn ‘open’ materialen. Open materialen zijn materialen die je op verschillende manieren kunt gebruiken, het ligt niet onmiddellijk vast wat je ermee kunt doen. Open materialen ondersteunen de ontwikkeling van creativiteit en fantasie. Daarnaast zijn wat meer ‘gesloten’ materialen ook interessant: een serie auto’s of poppen bijvoorbeeld. ‘Passieve’ materialen zijn het langst boeiend voor een kind. Passief wil zeggen dat de materialen uit zichzelf niets kunnen. Er zit geen batterij in zoals bij ‘actief’ speelgoed. Passief speelgoed komt pas tot leven in de handen van een kind.

Actief speelgoed = passief of overprikkelde kinderen

Passief speelgoed = actief spelende kinderen

Klim- en klautermaterialen

Emmi Pikler was een groot voorstander van een zelfstandige bewegingsontwikkeling voor ieder kind. Zij ontwierp daartoe verschillende klim- en klautermaterialen. Een ‘labyrint’ bijvoorbeeld, om doorheen te kruipen of overheen te klimmen. Of de zogenoemde ‘Pikler® driehoek’, een klimrek met vaak een glijplank daaraan gekoppeld. Als kinderen kunnen klimmen en klauteren, leren ze veel over zichzelf, over hun eigen lichaam, hun evenwicht, over diepte, de zwaartekracht. Zorg dus dat de kinderen makkelijk zittende kleding aan hebben en liefst blote voeten of soepele, stroeve sloffen en dat ze veel kunnen bewegen, zowel buiten als binnen.

Voorbereide speelomgeving

Hoe je je ruimte hebt ingericht, is afhankelijk van je groepssamenstelling. Dat is dus anders bij een verticale groep van 0-4 jaar dan bij horizontale groepen van 0-2 of 2-4 jaar. Basis is dat kinderen in deze

‘Een kind leert voortdurend. Hoe minder we het natuurlijke leerproces verstoren, hoe beter we gaan zien hoe intensief jonge kinderen aldoor leren.’

ruimte vrij kunnen spelen en zelfstandig ontdekken. Zowel buiten als binnen. Dat er in de speelruimte een balans is tussen plekken voor rustig spel en plekken voor actief spel. Deze plekken zijn zo over de ruimte verdeeld dat kinderen tijdens hun actieve spel het rustige spel van de anderen niet storen. Daarnaast kan een grondbox ook fijn zijn, als een afgebakende rustige speelplek op de grond. Zet klim- en klautermeubels voor de grote motoriek in het midden van de ruimte en de speelmaterialen voor de fijne motoriek langs de wanden of in de hoeken van de ruimte. Zorg voor rust in je ruimte: de wanden, ramen en het plafond zijn leeg en neutraal, zodat alle aandacht gaat naar de speelmaterialen op de vloer. De eventuele speelkleden op de vloer zijn effen.

Materialen speelklaar neerzetten

• Baby’s: leg de baby op een stevige ondergrond en leg enkele spelmaterialen (variatie: stof, metaal, hout, rubber) op reikafstand van de baby neer ongeveer zoveel als de baby oud is qua maanden.

• Dreumesen (en baby’s die zich al kunnen voortbewegen): zij hebben nog geen speciaal plan waarmee ze spelen. Zij doen dat wat ze bij toeval tegenkomen. Maak daarom op de grond uitnodigende speeleilandjes. Zet materialen op een mooie en aantrekkelijke manier in een groepje bij elkaar. En herschik en orden de materialen regelmatig.

• Peuters: zet materialen voor peuters in lage open kasten, zodat ze het zelf kunnen pakken en er aan tafel of met een kleedje op de grond mee kunnen spelen. Vanaf 3 jaar vinden veel peuters het ook fijn om het materiaal weer geordend op te ruimen.

71 4 • 2021
>

Het vrije en zelfstandige spel zinvol begeleiden

De groepsruimte is ingedeeld en ingericht, passend bij de speelbehoefte van de kinderen. Je hebt diverse materialen uitnodigend speelklaar neergezet. Wat kun je verder nog doen? Want spelen en bewegen hoef je kinderen niet te leren. Dat kunnen ze heel goed zelf. Het is jouw taak als pedagogisch medewerker om de voorwaarden te scheppen voor het vrije spel en het zelfstandig ontdekken: een goede band met ieder kind, een optimaal voorbereide ruimte en een zinvol dagritme. Een belangrijke rol is ook: observeren en daardoor weten waar ieder kind graag mee speelt. Zet ’s morgens voordat de kinderen komen, of voordat ze weer uit bed komen, het speelmateriaal klaar waar het kind de vorige keer of die ochtend mee speelde. Een kind voelt zich dan gezien en gewaardeerd: ‘Mijn pedagogisch medewerker weet waar ik graag mee speel, ze kent me, ik ben belangrijk voor haar.’

Tijdens het spelen stoor je de kinderen niet. Alleen als kinderen met hun stem of ogen contact met je zoeken kun je reageren en benoemen wat ze aan het doen zijn. Meespelen met de kinderen doe je alleen (even) op initiatief van het kind zelf. Laat de kinderen echt vrij, zelfstandig en uit eigen initiatief spelen! <

Het goede voorbeeld (logo hartje)

Een pedagogisch medewerker vertelt: ‘Tijdens de vakantieperiode waren er minder kinderen, waardoor de groepen en kinderen samengevoegd werden op de babygroep. Aan het einde van de dag vroeg ik aan de peuters of ze mee wilden helpen om de speeleilandjes weer uitnodigend neer te zetten. Er bleek een rubberen aapje weg uit het mandje met rubberen diertjes. Er werd druk gezocht, maar helaas, we konden het aapje nergens vinden. De volgende dag kwam Duuk met een sprintje aanlopen van de peutergroep naar de babygroep.

Hij riep: ‘Babygroep, babygroep!’ Ik keek verbaasd op en vroeg me af wat hij bedoelde. Duuk stak zijn hand uit met daarin een speeltje en zei: ‘Aapje van de babygroep!’

Dat vond ik toch zo mooi! Ik heb respect voor de speelmaterialen, wil graag dat alles compleet is en er netjes en verzorgd uitziet. Het zoeken van het aapje gisteren, was daar een voorbeeld van. En ik zie nu dat ik dat echt heb voorgeleefd voor Duuk, dat hij ook blij is als een verzameling weer compleet is.’

72 4 • 2021

Speltips

20 pagina's met tips voor leuke activiteiten op de groep

73 4 • 2021

Spelletjes maken

Kegelspel

Je hebt voor dit spel negen schoongespoelde plastic melkflessen nodig. Die laat je de kinderen met verschillende kleuren plakkaatverf beschilderen. Maak de flessen van tevoren met schuurpapier een beetje ruw, dan hecht de verf beter.

Laat, met behulp van een trechter, in de flessen een klein beetje zand lopen, anders vallen ze buiten snel om door de wind.

De bedoeling van het spel is, dat met een bal zo veel mogelijk flessen omvergerold worden. Geef met een lijn de plaats aan waar de kinderen achter moeten staan.

Ringwerpspel

Laat op dezelfde manier als hierboven beschreven weer een aantal flessen verven en vul dit keer de flessen helemaal met zand. Sluit ze met een lapje en elastiekje erom af. De kinderen moeten, van een afstandje, proberen ringen om de flessen te gooien. De ringen kun je zelf knippen uit heel stevig karton of vormen van dik touw waar een kern van ijzerdraad in zit. In een handwerk/hobbywinkel kun je ijzeren ringen kopen of ringen gemaakt van polystyreen (wit piepschuim). Je kunt ze ook uit plastic deksels van (ronde) ijsverpakkingen snijden.

Blikgooien

Spaar tien conservenblikken van hetzelfde formaat. Vijl de scherpe bovenranden goed af of bedek ze met linnenplak-

band, zodat de kinderen er hun vingers niet aan kunnen bezeren. De blikken kunnen vervolgens geverfd worden of beplakt met stukjes plakplastic, stickers of papier. Gebruik voor het omvergooien van de blikkentoren pittenzakjes of zelfgemaakte balletjes. Ballen maken is niet zo moeilijk. Knip lapjes van 35 x 35 centimeter uit kleurige, dichtgeweven stof. Ongekookte rijst of zand, eventueel vermengd met stukjes schuimrubber, dienen als opvulling. De lapjes stevig dichtbinden met een stukje vliegertouw of een lintje. Ook oude, opgevulde en dichtgebonden sokken zijn prima als bal te gebruiken. Het voordeel van deze ballen is, dat ze niet weg stuiten. Dat komt vooral goed van pas bij werpspelletjes. Voor spelletjes waarbij de ballen gerold moeten worden, kun je beter kiezen voor bijvoorbeeld tennis- of kaatsballen.

Bliklopen

Hiervoor heb je grote conservenblikken nodig en stevig waslijndraad. Neem liever geen touw, want dat slijt in de scherpe gaatjes snel door. De blikken worden door de kinderen weer versierd. Dan moet je zelf even aan de slag. Keer het lege blik om, zodat de bodem boven is. Onder de rand van de bodem maak je met een hamer en een spijker aan weerskanten een gaatje. De uiteinden van een stuk waslijn doe je door de gaatjes. Binnen in het blik leg je in die uiteinden een knoop, zodat ze niet weer terug kunnen schieten. De lengte van de waslijn is afhankelijk van de grootte van de kinderen. Laat hen bij het lopen de touwtjes goed strak in de handen houden.

74 4 • 2021

Spelletjes met dozen

Geverfde of beplakte hoge, smalle, lage en brede dozen zonder deksels, zet je bij elkaar in een met krijt getekende of met een stuk touw gevormde kring. De kinderen moeten proberen om van buiten de kring ballen in de dozen te gooien.

Van een grote doos kun je de kinderen ook een ballenspuger laten maken. De doos moet twee openingen hebben: één aan de bovenzijde en één aan de voorkant. De kinderen moeten proberen om de ballen in de doos te werpen. Als dat gelukt is, komen ze weer naar buiten rollen... Neem een flinke grote doos en maak in een van de lange kanten een aantal poortjes van verschillend formaat. De kinderen kunnen de doos verven of beplakken met bijvoorbeeld uit tijdschriften gescheurde of geknipte plaatjes, stukjes behang en dergelijke. Het is de bedoeling om ballen door de poortjes in de doos te rollen. Dozen zijn ook heerlijk om mee te sjouwen, stapelen, bouwen, vullen, legen...

Van hele grote dozen (wasmachine, televisie, koelkast) kun je heel simpel een huisje maken. Snij de bodem eruit en gebruik de afgesneden stroken om twee driehoeken van te snijden, zodanig dat je met de dekselstroken die

nog aan de doos zitten een heus dak kunt vormen. Deuren en raampjes kun je uitsnijden, maar nog leuker is het, als ze open en dicht kunnen. Zorg daarom dat je de openingen maar aan drie kanten opensnijdt. De vierde kant kun je dan rillen door met de punt van een schaar langs een liniaal te trekken en zo een vouwlijn te maken, waarlangs deur of raam kan 'scharnieren'. Maak één raam op ooghoogte van de kinderen als ze in het huisje zitten en één of twee op stahoogte.

Een dooshuis kan natuurlijk mooi beschilderd worden door de kinderen. Heb je lapjes stof over, dan zijn gordijntjes gauw gemaakt. Bevestig ze met verpakkingstape aan de bovenkant van de raampjes. De kinderen kunnen de gordijntjes optillen om naar buiten te kijken. Van een stel grote dozen aan elkaar gekoppeld kan ook een tunnel gemaakt worden, waar kinderen doorheen kunnen kruipen. Deksel en bodem worden eruit gehaald. Met vliegertouw en een scherpe, lange naald kunnen de dozen aan elkaar worden geregen.

Uit: Spelerlei. Handboek spelen en knutselen in de kinderopvang. Boudewijn Chorus & Ans Linnenbank.

75 4 • 2021

Verjaardag

Verjaardagstrein

Wie is de eerstvolgende jarige in de groep? Een verjaardagskalender is voor jonge kinderen natuurlijk niet te ontcijferen. Toch is het leuk als ook zij kunnen zien wie het eerst aan de beurt is om het ‘feestvarkentje’ te zijn. Een leuke manier daarvoor is de verjaardagstrein, die de kinderen zelf maken en daarna op een vaste plek kan worden opgehangen.

Het idee is simpel: de trein krijgt net zoveel wagonnetjes als er kinderen en leidsters zijn. Het eerste wagonnetje is van de eerstvolgende jarige en zo verder. Je kunt de trein met knijpers aan een waslijn hangen of met buddies (meermalen te gebruiken bolletjes kleefpasta, verkrijgbaar bij de kantoorboekhandel) aan de wand bevestigen. Zorg wel dat de wagonnetjes steeds verplaatsbaar zijn, want als er iemand jarig is krijgt hij of zij het eigen wagonnetje mee naar huis. Of je hangt het weer achteraan.

Vraag daags voordat je met het werkje begint aan de ouders of ze een duidelijke foto (normale grootte) van hun kind willen meebrengen. Verder teken je van tevoren op

ieder ‘wagon’-papier (liggend A4-formaat dik, lichtgekleurd papier of etalagekarton) met duidelijke kaderlijnen twee ramen in. In één daarvan plak je de foto. Dan schrijf je onder of boven het raam met grote letters de naam van de jarige en de verjaardagsdatum. Voor de jongste kinderen plak je ook twee wielen onder de wagon. Voor de andere kinderen kun je de wielen op een apart vel intekenen (omcirkel een jampotdeksel), zodat ze deze zelf kunnen uitprikken of uitknippen en opplakken.

Laat de jongsten hun wagon versieren naar eigen inzicht, met kleurtjes, vetkrijt, waterverf of kleurige plakvormpjes. Wat oudere kinderen kun je vragen om in het lege raampje zichzelf te tekenen, of iemand die mee mag in de wagon: hun knuffel, zusje of broertje, papa en mama, of iedereen tegelijk. De rest van de wagon moet natuurlijk mooi gekleurd en versierd worden. Terwijl de kinderen bezig zijn, maak je zelf je eigen wagon en niet te vergeten: de locomotief.

Uit: Spelerlei. Handboek spelen en knutselen in de kinderopvang. Boudewijn Chorus & Ans Linnenbank.

76 4 • 2021

Speeldeeg maken

Materiaal

• Bloem

• Zout

• Water

• Olie of glycerine

• Oven of magnetron

Plezier

Wanneer peuters zelf speeldeeg mogen maken, wanen ze zich eventjes meester-kok.

Organisatie

Ofwel maak je meteen genoeg speeldeeg voor iedereen, ofwel laat je alle peuters hun eigen speeldeeg maken. In het laatste geval zet je de potjes met de juiste verhoudingen bloem, water en zout alvast klaar.

Actie

DEEG MAKEN

Een grote hoeveelheid speeldeeg kun je rustig met enkele peuters samen maken. Het afmeten van de bloem, het zout en het water is best gezellig. Gooi alles bij elkaar en laat de kinderen om beurten in de grote pot roeren en kneden tot een soepel deeg gevormd is. Een beetje glycerine of olie toevoegen maakt het nog elastischer. Als het klaar is verdeel je het onder de deelnemers zodat ze aan de slag kunnen gaan. Als iedere peuter daarentegen zijn eigen deeg volledig zelf mag maken, voelt hij het onder zijn vingertjes veranderen. Wanneer het aan de vingers blijft kleven voeg je er beetje bloem aan toe, is het te droog en korrelig dan giet je er een scheutje water bij.

BOETSEREN

Voor peuters ligt het spel eenvoudigweg in het bezig zijn, het verkennen van het vormeloze materiaal en het uitproberen

van de mogelijkheden. Ze kloppen met hun knuistjes op het hoopje speeldeeg of halen er ministukjes uit die ze er daarna weer op kleven. Ze mogen er bovendien allerlei materialen in drukken, maar als je het nadien wilt bakken mag er geen rijst in omdat de korrels te veel zouden opzwellen.

BAKKEN

Speeldeeg kan je zowel in de klassieke oven als in de magnetron bakken. In de magnetron leg je de vormen tussen twee velletjes keukenpapier, zodat het verdampende water opgeslorpt wordt. De baktijd in de magnetron is afhankelijk van de dikte en de grootte van de vormen. Daarom is het aan te raden om het speeldeeg in verschillende stapjes te bakken: per twee minuten op de maximumstand, dan het keukenpapier wisselen en opnieuw twee minuten bakken. Je herhaalt deze handeling tot het speeldeeg heel hard is. Deeg dat aanbrandt in de magnetron zorgt voor veel rook en ruikt onaangenaam. Speeldeeg dat je eerst een dagje hebt laten drogen mag ongeveer 1 uur in de klassieke warmeluchtoven of gasoven op een lage stand (ongeveer 150 graden) bakken. Niet-droog speeldeeg heeft 2 uur nodig.

Resultaat

Gebakken speeldeeg is keihard en kun je lang bewaren. Van zichzelf heeft het een mooie lichtbruine kleur, maar je kunt het ook gemakkelijk schilderen. Peuters knijpen heel vaak kleine stukjes uit het deeg. Die stukjes kan je opnieuw tot een grote bol samenrollen. In een vochtige doek gewikkeld brooddeeg kun je ongeveer twee weken in de koelkast bewaren.

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters. Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP. www.swpbook.com/64

77 4 • 2021

Een gek gezicht

Materiaal

• Twee goede ronde penselen, een dik en een fijn

• Platte kwasten

• Enkele kleuren make-up, toneelschmink, een wenkbrauwpotlood

• Een aantal sponsjes en wattenstaafjes

• Een bekertje water

• Een rol keukenpapier

• Verzorgingsmelk of ontschminker

• Een spiegel

Actie BEESTENBOEL

Kies je onderwerp goed uit. Zoek een dier dat duidelijk herkenbare lijnen, vlekken of ogen heeft en houd er rekening mee dat peuters niet lang kunnen stilzitten. In kinderboeken vind je beslist gestileerde dierenfiguren die je kunt gebruiken als voorbeeld. Als je met een groep werkt, moeten alle kinderen die geschminkt willen worden aan bod kunnen komen. Het schminken moet dus snel gaan: met enkele vegen moet je het karakter of de typische kenmerken van het dier kunnen weergeven. Hier volgen enkele ideetjes en tips voor de beestenboel.

Panda: maak het gelaat met een spons wit en teken daarna grillige zwarte kringen rond ogen en mond.

Panter: het hoofdkenmerk van een panter is een gele huid met bruine vlekken. Schmink het gelaat met een spons geel en breng met een penseel de bruine vlekken aan. Accentueer de ogen met een schminkpotlood en teken de ooghoeken omhoog.

GEZICHTEN

Met enkele lijnen kun je de uitdrukking van een gezicht volledig veranderen. Blader maar eens door een stripverhaal: dan zie je meteen hoe de richting van de wenkbrauwen, de stand of grootte van de mond maar hoeven te veranderen om de stripheld boos, blij, verdrietig of verwonderd te laten kijken. Gewoon door enkele lijntjes op het gezicht bij te werken kun je bij de kinderen hetzelfde doen. Ogen en mond zijn de basiselementen die je moet accentueren. De wenkbrauwen kun je hoger plaatsen of van richting wijzigen door de echte wenkbrauwen weg te schminken. Laat de kinderen in de spiegel nu maar eens gissen naar de emotie die door hun mimiek wordt uitgedrukt.

CLOWN

Om een clown tevoorschijn te toveren heb je vooral felle kleuren én wat fantasie nodig. Felle en levendige kleuren spreken peuters trouwens sowieso al enorm aan. De ogen en de mond zijn opnieuw heel belangrijk. Verdeel het gezicht in vlakken en werk al dan niet symmetrisch. Je kunt met grote oppervlakken werken of met kleinere strepen.

ZON, MAAN EN STERREN

Drie elementen die tot de fantasie van de kinderen spreken. De zon betekent de dag en bezig zijn, de maan en de sterren roepen de nacht, dromen en slapen op. Een gele ster op een donkere gelaatsachtergrond of een oranje Janneke Maan doen wonderen.

BLOEMENKINDEREN

Tover je peuters om tot levende bloemen! Kies daartoe een bloem uit met een eenvoudig bloemblad en een mooie kleur. Laat het puntje van de neus als hartje van de bloem fungeren en teken de bloemblaadjes errond.

Resultaat

Bij al die gegrimeerde peuters hoort natuurlijk een leuk verhaal waarin bloemen tot leven komen, sterren en dieren spreken. Misschien speelt de clown wel de hoofdrol.

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters. Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP. www.swpbook.com/64

78 4 • 2021

Materiaal

• Allerlei vindmateriaal uit het bos: eikels, eikelhoedjes, beukennootjes, bolsters, droge bladeren, twijgjes en schors

• Een hamer

• Een spijker

• Een nijptang

• Een plankje

• Sterk draad of elastisch touw

• Een stompe naald

• Vernis

Herfstsieraden

Plezier

Als een peuter gaten door eikels of kastanjes mag slaan met een echte hamer uit het timmeratelier, dan waant hij zich een groot mens.

ORGANISATIE

Maak samen met de kinderen een herfstwandeling en verzamel ondertussen allerlei materiaal. Hopelijk is er een bos in de buurt, zo niet roep je hulp van de ouders in: misschien kunnen zij met het hele gezin tijdens het weekend een boswandeling maken? Kinderen vinden het hoe dan ook leuker om met zelfgevonden materiaal te werken.

Spoel even de aarde van de kastanjes en de bladeren en laat ze drogen. Stop de bladeren niet tussen boeken, want als je ze los laat drogen, krullen ze mooi op. De bladeren kun je verstevigen door ze een likje vernis te geven, maar het hoeft niet.

ACTIE

Maak eerst samen gaatjes in de kastanjes, eikels, beukennootjes en bolsters van wilde kastanjes. Pak bijvoorbeeld een kastanje met de nijptang beet en duw er de spijker enkele millimeters doorheen. Druk de nijptang met kastanje op een

plankje en laat de peuter met de hamer de spijker door de kastanje slaan. Een gaatje door schors maken is iets moeilijker omdat schors gemakkelijk splijt. Prik daarom zelf eerst met een naald een gaatje door de schors en laat daarna de peuter het gaatje groter maken met een hamer en een dikke spijker.

Met een stompe naald mag de peuter vervolgens de verschillende vindmaterialen op een draad rijgen. Bladeren gaan het gemakkelijkst. Af en toe kun jij een stokje tussen de voorwerpen knopen. Met eikels en schors kun je prachtige oorringen maken.

RESULTAAT

Met hun decoratieve herfstsieraden om zien de peuters er om te stelen uit. Deze gedroogde snoeren kun je heel lang bewaren. Misschien een leuk geschenk voor later?

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters. Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP.

www.swpbook.com/64

79 4 • 2021

Vuile Voeten

Plezier

Peuters kennen allemaal het gevoel van badwater aan hun voeten, maar zo’n koud nat verfsopje is iets helemaal anders. Als je ze daarna op papier laat lopen zijn ze stomverbaasd.

Organisatie

Tijdens deze activiteit moet je ongestoord kunnen werken. Wanneer je de ruimte afsluit met een bank, laat je de peuters die nu niet aan de beurt komen vanaf een afstand toch nog meegenieten. Het papier kleef je liefst op voorhand aan de vloer vast. Laat de peuters schoenen, kousen en eventueel lange broek uittrekken en maak samen een kring of een veelhoek.

Actie

Zet een afwasteiltje met schoon water klaar. Ver-

Materiaal

• Afwasteiltjes

• Dweilen

• Plakkaatverf

• Tekenbladen of een rol behangpapier

• Handdoeken

dun een hoeveelheid verf met water in een viertal andere afwasteiltjes en leg in elk ervan een dweil. Die dweilen fungeren als stempelkussen. Plaats de teiltjes tussen de stroken behangpapier en laat de peuters door de teiltjes en op het papier stappen. Niet allemaal tegelijk, om een verkeersopstopping te voorkomen. Enkele peuters zullen dit vies vinden, maar de meesten zullen heel veel plezier hebben en erg verrast zijn. Als ze er genoeg van hebben, dompelen ze hun voeten in het schone water en drogen ze die af.

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters.

Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP. www.swpbook.com/64

80 4 • 2021

Smeltend krijt

Materiaal

• Wit of gekleurd papier

• Plasticfolie of licht mica-plastic

• Een kaars of een theelichtje

Plezier

Dit is een gezellige, ‘warme’ activiteit, zeker een aanrader tijdens de wintermaanden. Laat enkele kaarsjes branden, doe het kunstlicht uit en je creëert in één klap een aparte sfeer. De peuters vinden die kaarsen bovendien maar wat spannend!

Organisatie

Test eerst uit of jouw wasco’s wel geschikt zijn. Er bestaat namelijk een soort waskrijtjes waarin een ontvlambare stof verwerkt is en die je voor deze activiteit uiteraard niet kunt gebruiken. Laat de peuters op een stoeltje aan tafel zitten en houd de kaars ver genoeg van hen verwijderd.

Actie

De peuter houdt de wasco achteraan stevig vast, houdt hem eventjes in de vlam en tekent daarna op een gekleurd of wit blad. Met dezelfde techniek kun je de kinderen op plasticfolie laten tekenen.

Resultaat

Doordat het krijtje een beetje gesmolten is, heeft de tekening een intense kleur. Wanneer je voor een tekening op plasticfolie een lijstje maakt, lijkt het wel alsof ze achter glas is ingelijst. Bovendien kan je heel mooie effecten bereiken door met de ondergrond te spelen.

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters. Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP. www.swpbook.com/64

81 4 • 2021

Het sneeuwt snippers

Materiaal

• Krantenpapier

• Oude tijdschriften

• Een papiermand

Plezier

Peuters vinden het maar wat leuk om er eens op los te scheuren. Met deze activiteit willen we trouwens een hele hoop snippers maken, want zo’n berg verscheurd papier daagt uit tot nog meer spelen. Papiersnippers in de lucht gooien en er snel onderdoor lopen is helemaal te gek.

Organisatie

Beslis samen met je peutergroep waar de activiteit zal plaatshebben en baken de uitgekozen ruimte duidelijk af, bijvoorbeeld door kussens op een rij te leggen zodat een visueel herkenbare grens ontstaat. Spreek daarna af dat jullie met de snippers in die speelhoek blijven.

Actie

De deelnemers gaan in een kring op de grond zitten rond een stapel losse vellen krantenpapier of losse bladen uit oude tijdschriften. De opdracht luidt: een berg snippers maken. De peuters slaan ijverig aan het scheuren en trekken tot er genoeg snippers zijn voor de volgende spelfase. Nu mogen ze met de snippers experimenteren door er met de handen in te wriemelen, ze weg te blazen, in de lucht te gooien, met de voeten erdoorheen te stappen en te zwaaien.

Je kunt dit spel muzikaal begeleiden, bijvoorbeeld door op een trom te slaan. Telkens wanneer de muziek stopt, laten de kinderen alle papiertjes vallen en kijken ze waar ze neerdwarrelen: op hun hoofd, hun neusje, hun schouders, hun uitgestrekte armen, of gewoon op de grond.

Resultaat

Allen samen gooien jullie de snippers in de papiermand. Wanneer je dat werkje muzikaal begeleidt door bijvoorbeeld om beurten een kleintje op de trom te laten slaan, is het hele hoekje opgeruimd voor de kinderen er erg in hebben.

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters. Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP. www.swpbook.com/64

82 4 • 2021

Moet er nog zand zijn?

Materiaal

• Gekleurd zand

• Knutsellijm of nog beter: een lijmbusje

• Tekenpapier

• Plakband

• Een lepel

• Een schaal

Plezier

Peuters houden van zand en van het geluid dat ontstaat wanneer dat materiaal door een kokertje op hun blad stroomt. Het spel op zichzelf is leuk, en je kunt er zelfs tekeningen mee maken!

Organisatie

Dit is een ongecompliceerde activiteit, maar houd stoffer en blik bij de hand. De papieren trechtertjes die je nodig zult hebben, rol je vooraf uit vellen tekenpapier. Let erop dat het gaatje onderaan niet te groot of te klein is en kleef ieder kokertje met plakband dicht. Het zand kleur je samen met de peuters zoals uitgelegd in het hoofdstuk met de praktische informatie.

Actie

De peuters brengen lijm op hun vel papier aan. Een lijmbusje is daarvoor het meest geschikt, omdat het voorzien is van een puntige tuit met een kleine opening. Heb je dat niet, dan kan een potje knutsellijm met een spatel ook dienstdoen. Daarna scheppen de kinderen met een lepel zand in hun koker, gaan rechtop staan en laten het zand langzaam uit de koker over het vel met lijm stromen. Dat maakt een prachtig geluid! Laat ze dit proces overdoen met andere kleuren. Heeft een deelnemertje nog te veel moeite met zijn kokertje, dan mag het het zand door zijn vingertjes op het blad laten glijden. Ook daarvan zal het genieten.

Resultaat

Wanneer het tekenvel volgestrooid is, giet je het overtollige zand af in een schaaltje. Hocus-pocus: pas nu wordt de lijntekening zichtbaar!

Uit: Gepeuter. Een handboek over creatieve activiteiten met peuters.

Caroline Boudry & Michel Vandenbroeck. Uitgeverij SWP.

www.swpbook.com/64

83 4 • 2021

Spelen met ballonnen

Ballonnen voor de allerjongsten

We kopen alle maal weleens ballonnen. Als er feest gevierd wordt ontbreken ze bijna nooit als versiering. Ballonnen zijn er in allerlei soorten, kleuren en maten. Een ballon- of, beter nog, ballenpomp is een handig hulpmiddel bij het opblazen ervan. Zeker bij de waterballonnetjes kun je niet zonder! Niet alle kinderen zijn dol op ballonnen. Sommige peuters zitten angstig te kijken, omdat ze ieder moment een harde knal verwachten. Koop in een speelgoedwinkel dan eens pretballonnen. Dit zijn lange, smalle ballonnetjes in verschillende kleuren, waar naar hartenlust in geknepen en mee gedraaid kan worden. Ze gaan niet gauw stuk, maar zijn wel duur. Er zit een gebruiksaanwijzing bij waarop staat hoe je van de ballonnen bijvoorbeeld een dier kunt vormen, maar het is natuurlijk veel leuker om met de kinderen te bedenken wat ervan gemaakt gaat worden. Een ballon, opgehangen aan een koord of stuk elastiek boven een babybedje of box, raakt gemakkelijk in beweging en trekt de aandacht. Het kind kan ernaar kijken of, als het koord op de juiste manier is bevestigd, tegen schoppen of slaan. Wanneer je er een paar belletjes aan bevestigt, maakt de ballon bij het aanraken ook nog geluid. Pas wel op met kleine belletjes. Ze mogen niet losraken: het kind zou ze in de mond kunnen stoppen.

De papier-maché-ballon

Zet een opgeblazen ballon met een paar stukjes plakband vast op een verzwaard bekertje, zodat hij niet telkens wegschiet tijdens het plakken. Laat de kinderen hun ballon beplakken met stukjes wc-papier, die eerst door de plaksel gehaald worden. Ze mogen net zo lang plakken tot de ballon niet meer te zien is. Nu moet hij eerst goed drogen (dat duurt wel een tijdje). Dan maak je de ballon los van het bekertje. Bij het verwijderen ‘knapt’ en verschrompelt de ballon: die heeft zijn dienst gedaan. De vele vormen ballonnen die er zijn en die je hiervoor kunt gebruiken, lenen zich

prima als basis voor gezichten, beesten, een cactus of een lantaarn.

Wanneer je de ballon laat beplakken met stukjes gekleurd transparant papier, geeft zo’n lantaarn een mooi schijnsel als er een lichtje in brandt. Je kunt de lantaarn door een waxinelichtje in een aluminium houdertje laten verlichten, op voorwaarde dat de bodem recht is, er een opening voor de wegtrekkende warmte in zit en de lantaarn een dwarsdoorsnede heeft van meer dan twaalf centimeter. Zet het waxinelichtje met tubelijm vast op de bodem. Voor het ophangen van de lantaarn is stevig touw of dun metaaldraad nodig. Om uitscheuren te voorkomen, kun je er ter versteviging kleine stukjes karton in plakken. Maak dan de gaten met een priem.

Ballonnendraad

Je spant een draad van laag naar hoog, waar je met knijpers verschillende kleuren ballonnen aan hangt. Bijvoorbeeld: rode ballonnen aan de laagste kant, gele ballonnen op de middenhoogte en blauwe ballonnen aan de hoogste kant. Ieder kind dat meedoet aan het spel, krijgt een ballon. Het is de bedoeling dat de kinderen hun ballon tegen een ballon aan de draad tikken. Ze beginnen bij de rode ballonnen (de laagste ballonnen). Als dat lukt, mogen ze een kleur opschuiven. Wie kan ook de blauwe ballonnen raken?

Een andere mogelijkheid is, overal kriskras draden met ballonnen op verschillende hoog¬ten te spannen. Je respecteert de kleur van de ballonnen: rood is laag, geel is hoger en blauw is het hoogst. De kinderen mogen overal met hun ballon proberen ballonnen te raken. Voor oudere kinderen kun je nog een grotere verscheidenheid van kleuren gebruiken en de draad (draden) hoger spannen.

Ballonsport en -spel

Verdeel de kinderen in groepjes van drie of vier. Elk groepje krijgt een eigen kleur ballon. De kinderen moeten proberen

84 4 • 2021

hun ballon in de lucht te houden, door beurtelings tegen de ballon te stoten. Komt de ballon op de grond, dan moet de groep gaan zitten. Als een andere groep de ballon ook op de grond heeft laten komen, mag de eerste groep verder spelen en moet de andere groep gaan zitten.

In plaats van met de handen kan de ballon ook met de voeten of met het hoofd in de lucht worden gehouden. Met ballonnen kun je ook ‘hockeyen’. Verdeel de groep in tweetallen. Ieder tweetal krijgt een ballon en ieder kind een krantenstok. Zo'n stok wordt van een opgerolde, dubbele pagi¬na krantenpapier gemaakt. Laat de kinderen de ballon naar elkaar toespelen met de krantenstok. Het voordeel van een ballon is, dat hij traag beweegt en de kinderen hebben dus veel tijd om te kijken waar hij neerkomt.

Volleyballen met ballonnen? Aan weerszijden van een touw, dat je bij wijze van net in de ruimte spant, plaats je een groepje kinderen. De ballon wordt met de handen, heen en weer over het touw geslagen. Komt de ballon op de grond, dan is dat een punt voor de partij aan de andere kant van het ‘net’.

Het wordt ballon-tennis, als je twee kinderen, ieder aan een kant van het touw, de ballon naar elkaar toe laat spelen. Dat kun je met krantenstokken laten doen, maar kinderen kunnen hierbij ook hun handen als rackets gebruiken.

Ballon verstoppen

Alle kinderen, op één na, doen hun ogen dicht. Dat kind verstopt een ballon, maar wel zo dat hij nog te zien is en gaat dan zitten. De kinderen mogen hun ogen opendoen en de ballon gaan zoeken. Als ze de ballon zien, mogen ze niets tegen elkaar zeggen. Ze komen bij het kind dat de ballon verstopt heeft en fluisteren hem in het oor, waar ze de ballon gezien hebben. Ze gaan ook zitten. Wie moet het langst zoeken? Peuters begrijpen nog niet veel van zo’n spelletje. Je kunt voor hen beter zelf ergens een ballon (of een paar ballonnen) verstoppen en deze laten zoeken. Gevonden?

Breng de ballon maar mee!

Ergens in het midden van de kring, die de kinderen gemaakt hebben, leg je een ballon neer. De kinderen moeten nu goed kijken waar de ballon ligt ten opzichte van henzelf. Heb¬ben ze allemaal goed gekeken? Blinddoek dan een van de kinderen. Dat kind moet proberen de ballon zo vlug mogelijk te vinden. Je kunt de kinderen ook laten helpen, door samen ‘koud’ of *warm’ te zeggen, afhankelijk of hij ver van de ballon af is (‘ijskoud’), er verder van af gaat (‘kouder’) of juist dichterbij komt (‘warmer’). Tenslotte is het dan ‘warm’ en zelfs ‘heet’.

Je kunt, als variatie, in de kring, onder een doos of was- >

85 4 • 2021

middelton, een ballon verstoppen. Je geeft het kind dat geblinddoekt wordt en de ballon moet zien te vinden, een krantenstok of trommelstokje in zijn hand. Draai het kind een paar keer rond... En dan moet het proberen met het stokje de doos te raken. Rommeldebom... gelukt...! De ballon is voor jou!

Muzikale ballonnen

Dit spel is een variatie op de welbekende stoelendans. Geef ieder kind een ballon en laat deze op de grond neerleggen. Wanneer de muziek gaat spelen, huppelen de kinderen tussen de ballonnen door. Als de muziek stopt, pakt ieder kind snel een ballon vast. Begrijpen ze het spel? Vertel dan, dat je nu iedere keer één of meerdere ballonnen gaat wegpakken, zodat er kinderen zonder ballon over blijven. Laat deze kinderen een volgende ronde weer mee¬doen of vraag ze mee te helpen de ballonnen weg te halen. Haal telkens een verschillend aantal ballonnen weg.

Je kunt bij dit spel muziek gebruiken, maar zorg er dan wel voor, dat de kinderen niet kunnen zien wanneer de muziek ophoudt. Met een handtrom of tamboerijn kan het ook heel goed worden gespeeld: ‘Als de trom stil is, pak je een ballon’. Of: ‘Als ik één keer hard op de trom sla...’

Ballonstaartje

Bind korte touwtjes aan ballonnen vast en stop die, als een staartje, bij ieder kind in de broek of rok. De kinderen gaan in een kring staan en doen hun ogen dicht. Eén kind geef je geen ballonstaartje en dat kind stapt rond de kring. Onverwacht trekt hij een ballon weg bij een van de kinderen in de kring. Net zoals bij ‘zakdoekje leggen', probeert dit kind het kind dat de ballon wegtrok, te tikken, voordat hij de kring rondgelopen is. Als dit niet lukt, wordt er een ander kind gekozen dat mag gaan proberen een staartje weg te pakken. Dit ‘staartje stelen', kan ook in de vrije ruimte gespeeld worden. Geef één of meerdere kinde¬ren een ballonstaart en laat de rest op een afstandje staan. Roep samen ‘Een, twee, drie' en dan mogen de kinderen proberen een ballonstaart te veroveren.

Let erop dat het er niet té wild aan toegaat: de kinderen mogen alleen proberen de ballon te pakken en niet duwen of trekken. Een grote groep verdeel je in kleinere groepjes (vijf, zes kinderen), die om de beurt het spel spelen. Dan blijft het spel overzichtelijker.

'Stop'-ballon

Laat de kinderen in een kring zitten en aan elkaar een ballon doorgeven. In het midden van de kring zit een kind, dat

86 4 • 2021

zijn ogen dicht heeft of geblinddoekt is. Als dat kind ‘Stop’ zegt, moet degene die de ballon op dat moment vast heeft, een opdracht uitvoeren. Bijvoorbeeld een keer rond de kring rennen, iets uit de verkleeddoos pakken en aantrekken, een gek gezicht trekken... Laat de kinderen zelf de opdrachten bedenken.

Veel moeilijker is het om de ballon met de voeten aan elkaar door te geven. En wat dacht je van achter de ruggen om?

Laat het kind midden in de kring dan kijken en raden wie de ballon op het moment van ‘Stop’ vastheeft.

Ballonnendief

De kinderen gaan in een kring zitten. In het midden van de kring staat een stoeltje, met daaronder een ballon. Een van de kinderen, de ballonbewaarder, gaat op de stoel zitten en krijgt een blinddoek voor. Op jouw teken (een tikje op de rug, aanwijzen) probeert een van de kinderen heel zachtjes de ballon te stelen...

Merkt de ballonbewaarder dit, roept hij hard: ‘Stop de dief!’ De dief moet dan weer terug naar zijn plaats in de kring. Lukt het de dief om de ballon ongemerkt weg te halen en is hij weer op zijn eigen plekje in de kring, dan roepen de kinderen: ‘De ballon is gestolen!’ Er wordt een nieuwe ballonbewaarder gekozen en het spel begint opnieuw. Je kunt dit spelletje ook spelen zonder stoel en met meerdere ballonnen. Leg een aantal ballonnen neer achter een kind, dat in het midden van de kring zit en zijn ogen dicht heeft. Laat een aantal ballonnen ‘stelen’. Het kind in de kring probeert te luisteren hoeveel dieven er zijn geweest. Ogen open: hoeveel ballonnen denk je dat er gestolen zijn?

Waterballonnetjes

Vul een flink aantal waterballonnetjes bij de kraan en knoop ze dicht. Verzamel ze in een emmer. Met deze ballonnetjes kunnen de kinderen elkaar bekogelen of gooien in, tegen of naar een speciaal daarvoor bedoeld doel. Echt een spelletje voor een warme, zomerse dag... Daar is het spelletje ‘ballonspuiten’ ook voor bedoeld. Zet een grote ballon op

een beker of emmertje. De kinderen proberen vanaf een afstandje met plantenspuiten of – goed schoongespoelde – afwasmiddelflessen gevuld met water, de ballon van de beker te spuiten.

De toverballon

Een goochelkunstje voor wat oudere kinderen, waarbij wel wat oefening nodig is! Neem twee ballonnen van dezelfde grootte, maar verschillend van kleur. Stop de ene ballon zó in de andere, dat de tuitjes van beide ballonnen gelijk zitten. Pomp of blaas ze samen op en leg een knoop in de tuitjes. Het lijkt nu alsof er maar één ballon is.... Hokus, pokus... Met een speld prikje voorzichtig in de buitenste ballon: Pang!! Kijk nu, de ballon is niet ontploft, maar van kleur veranderd...

Nu een goochelkunstje dat veel makkelijker is. Een van de kinderen is de goochelaar. Hij wrijft met een wollen lapje over een opgeblazen ballon en roept een kind bij zich. Terwijl hij met de ballon over de haren van dat kind strijkt, spreekt hij de spreuk: ‘Abracadabra... haren, ga omhoog!’ En kijk eens, de haren gaan recht overeind staan... De toverballon blijft na dit kunstje ook aan de handen vastplakken... ‘Abracadabra... plak aan mijn hand!' Uitgespeeld met de ballon? Dan laten we hem naar het plafond zweven. Wrijf de ballon een aantal malen over een wollen trui. Laat hem maar los. Daaag ballonnetje!

Uit: Spelerlei. Handboek spelen en knutselen in de kinderopvang. Boudewijn Chorus en Ans Linnenbank.

87 4 • 2021

Ontspanningsoefeningen

OEFENING 1

Muziek in de natuur

Doel: Een mooie ontspannen ervaring.

Nodig: Muziekinstrumenten voor alle leerlingen en een mooie natuurlijke plek in de buurt. Oefening: Laat de leerlingen eerst de magische vioolscène uit Abominable (ook wel De jonge yeti van Dreamworks/Pearl Studio, 2019) zien. Hierin speelt de hoofdpersoon van de film viool in de natuur. Neem de leerlingen vervolgens mee naar een mooie, natuurlijke plek. Geef ze ieder een muziekinstrument en speel met hen een lied/ritme. Om het een rustgevende ervaring te laten worden en geen kakofonie van geluiden, is het aan te raden om van tevoren een simpel lied in te studeren en/ of te kiezen voor muziekinstrumenten die eenvoudig zijn te gebruiken, zoals belletjes en triangels. Wat ook goed werkt, is om alle kinderen een trommel te geven of iets wat als trommel gebruikt kan worden en elke keer een ritme voor te doen dat zij naspelen.

OEFENING 2

Sprookjes in het bos

Doel: Spelen in de natuur.

Nodig: Een bos of andere plek met veel natuur en verkleedkleren of spullen die helpen de kinderen er als sprookjesfiguren uit te laten zien.

Oefening: Veel sprookjes spelen zich af in het bos. Laat de kinderen een bestaand sprookje naspelen of een sprookje zoals ze dat zelf leuk vinden. Doordat je in het bos of de natuur bent, maken de geluiden en geuren het veel echter!

Tip: Je kunt deze opdracht goed combineren met een vakles binnen oriëntatie op jezelf en de wereld (kerndoelen 40-43) nu je eenmaal met de leerlingen in de natuur bent.

88 4 • 2021

met flora en fauna

OEFENING 3 Tuinkers

Doel: Kinderen laten ervaren zelf plantjes te kunnen telen.

Nodig: Tuinkerszaadjes (lepidium sativum), watten, bakje of bordje, plantenspuit. Oefening: Laat de leerlingen watten nat maken en in het bakje of op het bordje leggen. Hierop mogen ze de zaden enigszins uit elkaar strooien. Gebruik ongeveer een theelepel met zaden per vierkante decimeter. Zet de bakjes of bordjes op een plek bij het raam. Laat de leerlingen elke dag met de plantenspuit de zaadjes/plantjes nat maken. Binnen een week zullen ze al een paar centimeter zijn. Je hebt nog meer kans op succes als je de bakjes de eerste twee dagen afdekt met transparante huishoudfolie waarin je enkele gaatjes prikt. Dit komt omdat de zaden goed vochtig blijven onder de folie. De leerlingen kunnen de tuinkers met een schaar afknippen en vervolgens op bijvoorbeeld een cracker eten.

Verdieping: Deze opdracht sluit goed aan bij kerndoelen 41 en 42 (oriëntatie op jezelf en de wereld). Onderbouwleerlingen leren zo hoe een plant ontstaat uit een zaadje. In de middenbouw kun je aandacht besteden aan de onderdelen van de plant (wortels, stengel, blad) en deze eventueel laten tekenen. Zoek ook eens op hoe de volwassen plant eruit- ziet, of laat enkele groeien tot volwassen plant met bloemen (waaruit de zaden kunnen worden gewonnen). Experimenteer samen door enkele bakjes in het donker te plaatsen. Welke verwachtingen hebben de leerlingen? Laat ze die opschrijven en onderzoeken of ze uitkomen. In het donker groeit de tuinkers sneller omdat die naar het licht probeert te groeien, maar blijven de stengels licht en gelig van kleur omdat ze licht nodig hebben om groen te worden.

OEFENING 4

Lok de vogels

Doel: Genieten van vogels op het schoolplein of voor het raam.

Nodig: Vogelvoer (gekocht of kleine stukjes oud brood, havermout, of geweekte rozijnen) en een vogelvoederhuisje of materialen om een voederhuisje van te maken.

Oefening: Zorg dat het vogelvoer op een plek ligt die voor vogels gemakkelijk en veilig te bereiken is. Als je de leerlingen zelf een vogelvoederhuisje laat maken, knip dan een oud melkpak of een wasmiddelfles bijna helemaal open: laat de onderkant met een opstaande rand intact, evenals het bovenste deel. Knip in de voor- en achterkant en de zijden grote rechthoekige gaten (of een beetje met de vorm van de fles mee) waardoor het stevig genoeg blijft en de vogels gemakkelijk in en uit kunnen vliegen. Nu kunnen de leerlingen kijken of er vogels komen en wat zij doen.

89 4 • 2021
>

OEFENING 5 Vang de zon

Doel: Ontspannen met de natuur bezig zijn. Dit is een geschikte opdracht voor beeldende vorming.

Nodig: Een kartonnen wegwerpbordje of stuk stevigkarton, transparante zelfklevend folie. Oefening: Neem de leerlingen mee naar buiten. Het maakt niet zoveel uit waar naartoe, bijvoorbeeld naar een of meerdere tuinen van hun ouders, een wandeling in de buurt, of naar het park. De leerlingen zoeken mooie bloemetjes en blaadjes: natuurlijke en lichte materialen die ze mooi vinden. Vooral als de materialen een beetje lichtdoorlatend zijn, werkt het goed. Naderhand zorg je ervoor dat iedere leerling een cirkel van karton heeft die in het midden open is (bijvoorbeeld door de binnenkant uit een wegwerpbordje te knippen). Daar plak je een stuk van het transparante folie. Laat de leerlingen de natuurlijke materialen erop plakken. Hang de ‘zonnevangers’ daarna voor de ramen zodat de zonnestralen erdoorheen kunnen schijnen.

Uit: Het slimme ontspanningsboek. Help leerlingen om stress te verminderen. Francine Jellesma.

Uitgeverij SWP. www.swpbook. com/2289

90 4 • 2021

Humoristische oefeningen

OEFENING 1 De Clown

Doel: Leerlingen aan het lachen maken. Bijvoorbeeld voor carnaval of een andere speciale dag.

Nodig: Een rode neus en eventuele kleding en andere attributen om er als clown uit te zien.

Oefening: Speel clown voor de leerlingen. Je hoeft helemaal geen supergoede clown te zijn om een leuk moment te maken. Kinderen vinden het heel grappig als jij schrikt van iets wat zij doen. Zeg bijvoorbeeld dat je moe bent en vraag of de leerlingen je wakker willen maken met een belletje of fluitje als je in slaap valt. Vervolgens val je zogenaamd in slaap en zorg je ervoor dat je een leuke schrikreactie geeft als je wakker wordt gemaakt (een kreet, je valt van je stoel). Een dergelijke grap kun je gerust een paar keer herhalen. Een goochelshow waarbij alle trucjes mislukken is vaak een succes. Moppen of raadsels zijn ook leuk. Bijvoorbeeld: wat gaat naar boven en naar beneden, maar beweegt niet? Antwoord: een trap.

Vervolg: Laat de leerlingen om de beurt clown spelen. Neem het als vast moment in de week op. Het hoeft niet lang te duren: vijf minuten zijn al moeilijk op te vullen! Soms blijken kinderen van wie je het niet zou verwachten (bijvoorbeeld omdat ze normaal niet op de voorgrond treden) erg goede clowns te zijn. Geef kinderen de keuze en plan het in zodat ze het kunnen voorbereiden. Met kinderen die wat aarzelen, kun je meedenken over wat ze zouden kunnen doen als clown. Soms kan een mime-act waarbij je uitbeeldt zonder te praten erg prettig zijn.

OEFENING 2

Train je lachspieren

Doel: Lachen.

Nodig: Geen materiaal voor nodig.

Oefening: Laat de leerlingen op verschillende manieren lachen. Lachen werkt aanstekelijk: met een groep zal er vanzelf ook echt gelachen worden.

De apenlach: woe-oe-oe, hahaha.

De hoera-lach: hieperdepiep, hoe-rhahahaha (steek de armen in de lucht).

De cowboylach: doe alsof je een lasso gooit en lach wiiiieeeehahahaha.

De hyenalach: lach zo hysterisch mogelijk, gebruik een wat hogere toon.

Olaflach (van de film Frozen): Olaf heeft een soort kenmerkende giechel. Wie doet hem het beste na?

De sla-op-je-benenlach: een heel royale lach waarbij je op je bovenbenen slaat.

De muizenlach: een hoge en snelle hihihihihi.

De koningslach: een lage wohohoh.

De koninginnenlach: een giechel waarbij je je hand voor je mond houdt.

De ingehouden lach: alsof je je lachen probeert in te houden, maar het steeds toch uitproest.

Vervolg: Laat de leerlingen nog meer verzinnen.

91 4 • 2021
>

OEFENING 3

Lees een grappig verhaal of mop voor

Doel: Ontspannen via humor. Deze oefening kun je goed gebruiken als pauze na een toets of repetitie.

Nodig: Een grappig boek. Voorbeelden zijn de kinderboekjes van Roger Hargreaves of een boek met moppen.

Oefening: Lees samen het boek en geniet ervan. Vervolg: Naar aanleiding van het boek kun je één voor één een mop of grap bedenken of samen een mop verzinnen die je daarna aan iemand anders vertelt.

OEFENING 4

Een grappig verhaal

Doel: Samen een grappig verhaal schrijven.

Nodig: Een vel papier en een pen of potlood.

Oefening: Je schrijft een paar zinnen die het begin van een verhaal vormen. Dan vouw je het papier naar achteren om zodat de zinnen niet meer te lezen zijn. Je schrijft nu nog één zin, die wel zichtbaar blijft. Doe dit goed voor; de leerlingen moeten straks hetzelfde doen. Nu mag de eerste leerling. Die schrijft de volgende twee regels van het verhaal zodat die aansluiten op de laatste zin, maar het kind weet natuurlijk niet wat ervoor stond! Je laat het papier langs alle leerlingen gaan.

Deze opdracht is geschikt om te gebruiken als overgang tussen iets inleveren en iets anders doen als je verwacht dat er redelijk wat verschil zit tussen hoe snel kinderen het werk af hebben. De kinderen kunnen de oefening dan direct na het inleveren doen, waarna jij ze instrueert. Als iedereen het werk heeft ingeleverd en de laatste leerling heeft geschreven, lees je het samen geschreven verhaal voor. Op die manier heb je meteen alle aandacht!

92 4 • 2021

OEFENING 5 Quiz van grappige vergissingen

Doel: Humor gebruiken om de les aantrekkelijk te maken.

Nodig: Pen en papier. Het boek dat je voor het vak gebruikt. Eventueel een klein prijsje voor het winnende groepje.

Oefening: Zet de leerlingen in groepjes. Lees een tekst voor uit een geschiedenis- of aardrijkskundeboek, maar vervang woorden op een grappige manier. Doe dit soms met een dikke hint, zoals: ‘In de Gouden Eeuw brachten de schepen vanuit Amerika coca-cola mee. Mmm, lekker zeg!’ Hier noem je dus cola in plaats van cacao). Andere doe je wat subtieler. ‘Het verbouwen van bloemen heet telen’ wordt ‘Het verbouwen van bloemen heet stelen.’ Hoe grappiger je ‘vergissingen’ hoe beter!

Laat de leerlingen in hun eigen groepje met elkaar bedenken welke fouten je hebt gemaakt. Weten ze ook het goede antwoord? Wissel aan het einde van de ronde de blaadjes uit zodat de groepjes elkaars werk beoordelen. Voor elke opgespoorde fout krijgt het groepje een punt en voor elk goed antwoord ook een punt. Speel het spel op verschillende dagen in verschillende rondes. Het groepje met de meeste punten is de winnaar.

Uit: Het slimme ontspanningsboek. Help leerlingen om stress te verminderen. Francine Jellesma. Uitgeverij SWP. www.swpbook.com/2289

93 4 • 2021

Sportieve kinderopvang?

U vraagt, wij bijten ons vast!

Enkele van de mooiste herinneringen als kind maak je tijdens het buitenspelen. Het is bovendien belangrijk voor de motorische, cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen. Sportdocent wil alle kinderen in Nederland enthousiasmeren voor buitenspelen en de kinderopvang speelt hierin een cruciale rol.

Op de buitenschoolse opvang (BSO) kun je namelijk vaste beweegmomenten creëren. Georganiseerd buitenspelen! Wij zien het als onze taak om kinderen het plezier in buitenspelen te laten (her)vinden. Op de BSO doen we dit bij Sportdocent door allereerst vaste beweegmomenten te creëren, om deze vervolgens optimaal te benutten.

Hoe benutten we die? Onder andere met vernieuwende, uitdagende beweegactiviteiten en -programma’s, evenals te gekke Kinderopvang Events, zoals Expeditie Sportdocent, Spetterpret en de Sportdocent Cup. Daar komt bij dat vanuit Sportdocent sportbegeleiders worden ingezet in de kinderopvang.

...hebben een afgeronde opleiding in de richting van Sport & Bewegen en een recente VOG

...zijn flexibel inzetbaar. Van een uurtje om ziekteverlof op te vangen tot een jaar lang structureel – op gezette dagen en tijden – sportactiviteiten organiseren.

Onze sportbegeleiders... De structurele inzet van sportbegeleiders in de kinderopvang draagt bij aan een veiliger speelklimaat, betere (sport)activiteiten en een uitdagendere BSO. Het wordt een plek waar kinderen graag komen en blijven komen. Waarover ze hun vriendjes, vriendinnetjes en ouders vertellen, omdat ze iedere dag superleuke activiteiten doen! Benieuwd naar de sportbegeleiders van Sportdocent? Of geïnteresseerd in een sportieve workshop, cursus of Kinderopvang Event voor de kinderen van uw BSO?

...hebben ervaring en affiniteit met het organiseren en begeleiden van sportactiviteiten voor kinderen.

...vallen bovendien binnen de ratio, waarmee ze officieel te boek staan als pedagogisch medewerker.

Bel naar (035) 30 30 039 of bezoek www.sportdocent.nu/ kinderopvang.

Geïnteresseerd? Bel (035) 30 30 039 of bezoek www.sportdocent.nu/kinderopvang

THEMA

Het thema van de tweede dubbeldikke KIDDO is: PEDAGOGISCH WERKEN

Deel je ervaring!

KIDDO verschijnt vier keer per jaar in thematische opzet. Wil je op enig pedagogisch onderwerp je ervaringen delen met de lezers van KIDDO, laat het weten aan de redactie. Er is ruimte in de nieuwe opzet om professionals aan het woord te laten. Zet in het kort uiteen wat je wilt delen, wie je bent en waar je werkzaam bent en mail naar redactie@kiddo.net. De redactie neemt dan contact met je op over de mogelijkheden.

De volgende KIDDO verschijnt 7 december 2021

COLOFON KIDDO

Editie 4, oktober 2021

KIDDO is een uitgave van Uitgeverij SWP www.kiddo.net

Uitgever:

Uitgeverij SWP

Postbus 12010, 1100 AA Amsterdam-Zuidoost

Tel.: 020 330 72 00

Online: klantenservice@mailswp.com / www.swpbook.com

Directie

Paul Roosenstein, proosenstein@mailswp.com

Uitgever

Coby Faber, cfaber@mailswp.com

Marketing

Wesley Verboom, wverboom@mailswp.com

Eindredacteur

Esther Smid, redactie@kiddo.net

Redactieraad Nederland

Hester Baars (Kiki, Kansen in Kinderen), Iris Bollen (Kohnstamm Instituut, UvA), Kees Broekhof (Sardes), Meike Emmelkamp (SKSG), Ileen Purperhart (Hestia Kinderopvang), Jacqueline Schoemaker (ROCVA), Su’en Verweij (KindeRdam), Marlouke Walraven (ViaViela), Ardi van Wiechen (Partou)

Medewerkers aan dit nummer

Ilse Aerden, Henriët Bathoorn, Louise Berkhout, Annerieke Boland, Marianne Boogaard, Resi Damhuis, Lonneke van Elburg, Dorian de Haan, Saskia Koning, Karin van der Meulen, Jessica Menheere, Jeanine Mulder, Leontien

Noorlander, Els Oortmann (corrector), Jantine Peters, Bea Pompert, Martin van Rooijen, Stefanie van Ruijven, Elly Singer, Marijke Sluijter, Mehrnaz Tajik, Caroline Vancraeyveldt, Jo Van de Weghe, Anne van der Veen, Wouter Verhage, Nienke Vrolijk, Tamara Wally

Adverteren

Voor advertentiemogelijkheden neemt u contact op met Philippine Herkes van Uitgeverij SWP. philippine@mailswp. com Tel.: 020 369 72 37 (rechtstreeks)

Vormgeving & ontwerp

Susy Cascado, Amsterdam

Drukwerk & verspreiding

Drukkerij Holland, Alphen a/d Rijn

Abonnementstarieven per jaar:

Particulier: € 59,-

Instelling: € 124,-

Student: € 42,-

Gastouder: € 38,-

Informeer voor collectieve tarieven bij de uitgever.

Algemene voorwaarden van Uitgeverij SWP zijn van toepassing. Prijzen gelden vanaf 1 januari 2021 voor een jaarabonnement, inclusief toegang tot kinderopvangkennis.nl.

Een nieuw abonnement gaat in vanaf de eerstvolgende te verschijnen editie en wordt jaarlijks automatisch verlengd.

Opgave en vragen over abonnementen: Abonnementenland NEDERLAND

Postbus 20

1910 AA Uitgeest

Tel. +31(0)251-25 79 24

Fax +31(0)251-31 04 05

Site: www.bladenbox.nl voor abonneren of www.aboland.

Ga naar kinderopvangkennis.nl en bestel het artikel of nummer naar keuze als pdf!

nl voor adreswijzigingen en opzeggingen. Abonnementenland is ook bereikbaar via Twitter. Stuur uw tweet naar: @Aboland_klanten.

Opgave en vragen over abonnementen BELGIE: Abonnementenland BELGIE

Ambachtenlaan 21 Unit 2A

3001 Heverlee Tel. +32 (0)28 08 55 23

Fax +32 (0)28 08 70 05

Site: www.bladenbox.be voor abonneren of www.aboland. be voor adreswijzigingen en opzeggingen. Beëindigen abonnement: Opzeggingen dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn.

Verschijningsdata in 2021: 07-12

© 2021 Uitgeverij SWP, Amsterdam

Alle rechten voorbehouden

ISSN 1568-4598

De Algemene Voorwaarden van Uitgeverij SWP zijn van toepassing.

95 4 • 2021 ■ VOLGENDE KEER
KIDDO VAKINFORMATIE VOOR DE KINDEROPVANG www.KIDDO.net De veelzijdigheid van jouw takenpakket NR. 2021 KIDDO PEDAGOGISCH
THEMA
Een KIDDO gemist of een ouder tijdschrift aanvragen?
WERKEN
pedagogisch werken

d e verbinding tussen kinderopvang en onderwijs

kindcentrum congres

E30,- korting

Beatrixgebouw van de Jaarbeurs Utrecht.

Goed verzorgde lunch

Interessante lezingen

Informatiemarkt Gezellige borrel

Ontmoeten

Interactieve deelsessies

Vakblad naar keuze! Goed bereikbaar Divers programma

Voor informatie en aanmelden: kindcentrumcongres.nl

voor alle
partners
kiddo-abonnees

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.