DNG - Boon voor literatuur

Page 14

PB- PP BELGIE(N) - BELGIQUE De Nieuwe Gemeenschap – driemaandelijks tijdschrift van het August Vermeylenfonds 03-06/2023 – AFGIFTEKANTOOR GENT X erkenningsnummer P 309 575 – vu: Willem Debeuckelaere - p/a V.F. Tolhuislaan 88, 9000 Gent

We laten het boek niet los...

Je kunt maar beter de trein nemen die voorbijkomt… en dat hebben we dan ook gedaan door op de kar van de Boon voor Literatuur te springen. Zo’n kans krijg je niet om de haverklap. Als sociaal-culturele vereniging die wil inzetten op de kracht van taal dan mogen we het “boek” zeker ook niet veronachtzamen.

Met die literaire prijs heeft de Vlaamse Gemeenschap een duidelijk signaal. We laten het “boek” als belangrijk cultuurproduct niet los. Aan die aandacht voor het geschreven woord willen we ook onze bijdrage leveren. Het Vermeylenfonds wil de niet aflatende inzet voor de kracht van taal en emancipatie beklemtonen en deelt de publieksprijs uit voor fictie/non-fictie voor volwassenen. We maken er dan ook meteen een feest van.

Op dit moment zijn er vijftien leesgroepen actief die de boeken van de shortlist onder handen nemen, bespreken, keuren en uiteindelijk kiezen wie de publieksprijs zal krijgen. De winnaar wordt door lezend Vlaanderen gekozen, door éénieder die tot en met 26 maart, op www.deboon.be aan-

geeft wie voor u de uitverkorene is de van vijf geselecteerden die door de vakjury voor dit jaar 2023 worden voorgesteld. We werken ook samen met het Davidsfonds dat instaat voor de jeugd-en kinderliteratuur. Belangrijk signaal van Literatuur Vlaanderen die daarmee aangeeft dat dit segment van de cultuurproductie evenwaardig is en het ondersteunen meer dan waard is.

Dit nummer van De Nieuwe Gemeenschap DNG is dan ook gefocust op de prijs, de auteurs, de organisatie. Dit is ook ons gebeuren en we willen er dan ook ten volle aan meewerken.

Verder werken aan de taak, waarmaken wat we poneren op onze website: Met de kracht van taal bereik je iedereen. De wereld lezen, je wereld uitdrukken, deel van de wereld worden. Daarbij helpen wij. Verenigen, verbinden, verbreden, verdiepen en versterken, kortom Vermeylen.

Willem Debeuckelaere

Voorzitter Vermeylenfonds

COLOFON

DE NIEUWE GEMEENSCHAP driemaandelijks ledenblad van het August Vermeylenfonds vzw; verschijnt op 15 maart, 15 juni, 15 september en 15 december.

REDACTIE Peter Benoy, Tom Cools, Willem Debeuckelaere, Chantal De Cock, Sarah Mistiaen, Johan Notte, Kristel Gijbels, Nico Pattyn, Philippe Rombouts, Tinus Sioen, Paul Teerlinck, Eliane Van Alboom, Judy Vanden Thoren, Hans Vandevoorde, Anita Van Huffel , Arne Vlaeminck, en Anne Van De Genachte (+ vormgeving)

ALGEMEEN SECRETARIAAT Tolhuislaan 88, 9000 Gent, t. 09 223 02 88 - e-mail: info@vermeylenfonds.be - website: www. vermeylenfonds. be - openingsuren: 9u - 12u en van 13u tot 17u

ABONNEMENT 15 euro (4 nummers)

LIDMAATSCHAPSBIJDRAGE 15 euro per individu. U kunt lid worden door aan te sluiten bij een plaatselijke afdeling of door overschrijving op rek.nr. BE50 0011 2745 2218 van het Vermeylenfonds vzw, Tolhuislaan 88, 9000 Gent. Leden ontvangen gratis De Nieuwe Gemeenschap.

COVER Campagnebeeld ‘Boon voor literatuur’

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Willem Debeuckelaere, p/a Tolhuislaan 88, 9000 Gent

Auteursrechten personen die we niet hebben kunnen bereiken i.v.m. eventuele auteursrechten kunnen de redactie contacteren.

STEUN HET VERMEYLENFONDS Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar. Reknr. BE50 0011 2745 2218, Vermeylenfonds, Tolhuislaan 88, 9000 Gent.

Om reden van milieuvriendelijkheid wordt dit tijdschrift op chloorvrij recycleerbaar papier gedrukt.

INHOUD maart-juni /2023

03 Eyecatcher

04 Standpunten

Bart Moeayert over Morris 04-07

Tülin Erkan over Honingeter 08-10

Geert Buelens over Wat we toen al wisten 10-12

Jos Gheysels over Een Boon voor Literatuur 12-13

Nog meer genomineerden

Boon van Literatuur 14-15

Lezers maak je samen 18-20

17 Mot en de Metaalvissers

21 Goed Nieuws

22 Recensent

24 Agenda - Verslag

24 BV

¬ André Van Dorpe

28 Column

¬ Peter Benoy

30 Gedicht

Deze pagina is een coproductie tussen het Vermeylenfonds en Creatief Schrijven vzw. De tekst werd geoogst op het platform Azertyfactor, een vrijhaven waar pennenvoerders hun vruchten publiceren. Wil je kans maken op publicatie in het volgende nummer? Post je tekst op azertyfactor.be/ kansen.'

De plank

‘Je moet dit boek lezen’ alsof het op de plank staat naast ‘ik moet de was nog ophangen’

‘ik moet het afwasmachine nog uitladen’

‘ik moet het afval nog buitenzetten’ die plank lopen wordt een rechtsomkeer naar titels die zichzelf verkopen als parfum een knap staaltje van show, don’t tell tot een zilte geur een boek aanprijst dat je bekend in de oren klinkt je springt.

3 EYECATCHER
©Jean Pierre Drubbels

Bart Moeyaert over

Mor r is

“Voor welke leeftijd is dit?”, hoor ik de blonde dame aan de boekhandelaar vragen. In haar handen houdt ze een kleinood met de titel Morris. Naast haar staat een jongentje, een jaar of acht schat ik hem, met springerig haar. Voor ik het goed en wel besef, heb ik het er al uit geflapt: “Voor alle leeftijden!”

“Denk je dat hij het zal begrijpen?” vraagt ze nog.

Ik knik. “Lees het hem voor. Dan is het ook een kadootje voor jezelf.”

Glimlachend zie ik hoe ze het boek in haar tas steekt en afrekent.

Morris is het nieuwste boek van Bart Moeyaert. De prachtige illustraties op de cover en binnenin het boek zijn van de hand van illustrator Sebastiaan van Doninck. Voor beide heren was het een eerste samenwerking en een raak schot in de roos. Met dit ‘hartroerend’ wintersprookje staat Bart Moeyaert met vier andere genomineerden op de shortlist van de Boon voor Kinder-en Jeugdliteratuur. Die prijs wordt over twee weken in kunstencentrum VIERNULVIER uitgereikt. Spannende tijden, zelfs voor een literair grootgewicht als Bart Moeyaert, die al heel wat prijzen op zijn naam heeft staan.

Met Morris brengt hij een tienjarig jongentje tot leven, die bij zijn oma logeert ‘omdat er verdrietige dingen gebeurd zijn’. Op een dag gaat Morris in de sneeuw op zoek naar de hond van zijn oma. Dat beest heet Houdini en is net als de grote Houdini himself een meester in ontsnappen. Voor Morris groef Bart ook diep in zichzelf, want ook hij stond een tijdlang ‘enkeldiep’ in de sneeuw. Hij zag zijn beide ouders

STANDPUNTEN
© Natalie Samain
4
“Ik heb nooit de ambitie gehad om bovenaan een trap te staan, ik wil gewoon steeds onderweg zijn”

door dementie ‘van het blad vallen’ en toen ze beiden kort na elkaar stierven, was hij net als Morris het spoor bijster. Ik zocht de schrijver op in zijn prachtige woning in het groene Kalmthout. Terwijl manlief Jonathan in de tuin bomen bleef aanslepen, keuvelden wij met de geur van een kopje koffie over de Boonprijs, 40 jaar schrijverschap, het kind in jezelf levend houden en de kracht van literatuur.

2023 wordt een echt feestjaar voor jou. Je viert maar liefst 40 jaar schrijverschap. Er was vorige maand in de Minard al een heus verjaardagsfeest, jouw debuutroman ‘Duet met valse noten’ wordt heruitgegeven, er komt een bloemlezing van jouw gedichten en later dit najaar verschijnt er nog nieuw werk. Wat doet 40 jaar schrijverschap met een mens?

Bart Moeyaert: “Eerlijk gezegd ben ik daar niet zo mee bezig. Toen de uitgeverij vond dat we allerlei publicaties moesten bedenken, ging ik zelfs een beetje op de rem staan. Liefst van al wou ik een simpel dansfeest, muziek, fijn gezelschap, een drankje, niet te veel speeches, maar toen kwam het idee van een verrassingsfeest in de Minard. Omdat ik wel van verrassingen hou, heb ik daar volmondig ja op gezegd. Tegelijk wou ik ook zelf graag iets aan mijn lezers geven. In de literaire wereld wordt het soms als vreemd beschouwd je lezers dicht bij jou te hebben, maar zelf heb ik dat nooit gek gevonden. Leven en schrijven lopen bij mij nu eenmaal door elkaar. Als ik bijvoorbeeld schrijf over de dementie van mijn ouders, dan voelt dat heel persoonlijk aan en tegelijkertijd ook weer niet. Toen Esther Naomi Perquin, een bevriende Nederlandse dichteres, een bloemlezing uit mijn gedichten samenstelde, met de titel Alles over liefde, heb ik de Schotse illustrator Shonagh Rae gevraagd om de cover voor dat boek te maken. Ik ben een groot bewonderaar van haar werk, volg haar al jaren, ze heeft een paar iconische bookcovers gemaakt, o.a. voor Jonathan Saffran Foer. Toen zij dus inging op mijn vraag, werd ik blij als een kind.

Aan de andere kant hoor ik ook wel eens van collega-schrijvers dat ik toch ook oud aan het worden ben, dat ik al een hele tijd in

het vak zit. Zo’n reacties doen even pijn, dat is waar, maar tegelijkertijd blik ik wel terug op 40 jaar schrijverschap, iets wat weinig schrijvers vandaag kunnen zeggen. En ik ben best trots op het traject dat ik heb afgelegd, met die nuance dat ik mezelf niet op de borst ga kloppen, zo van, kijk eens hoeveel meter mijn oeuvre in beslag neemt, dat helemaal niet, maar ik kijk wel tevreden terug op het hele proces. Ik heb nooit de ambitie gehad om bovenaan een trap te staan, ik wil gewoon steeds onderweg zijn.”

Op 30 maart worden in Gent de Boonprijzen uitgereikt voor fictie, non-fictie en voor kinder-en jeugdliteratuur. Jij bent met Morris een van de vijf kanshebbers in die laatste categorie. Wie jouw palmares erop naslaat, duizelt. Jouw prijzenkast (Zilveren Griffel, Gouden Uil, Boekenleeuw, …) is ronduit indrukwekkend te noemen, maar in 2019 ontving je bovenop dat alles ook de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA), zowat ‘de Nobelprijs voor jeugdliteratuur’. Hoe belangrijk is zo’n Boonprijs nog voor jou?

“Er heerst een rare misvatting dat prijzen winnen iets is dat je gewoon wordt. Ik zou wel

een ongelooflijk omhooggevallen sujet moeten zijn als ik een prijs niet meer bijzonder zou vinden. Bij elk boek wil je toch gezien worden als schrijver. Het is fijn als mensen iets zien in jouw boek dat je er misschien zelf niet in gelegd hebt. Een prijs is het schouderklopje dat elke mens graag heeft, het doet deugd als een vijfkoppige jury waardering uitspreekt voor jouw werk. Tegelijkertijd ben ik me heel sterk bewust van de betrekkelijkheid van de prijs, want het gaat om dit jaar, met dit aanbod en deze jury. In het geval van Morris was de nominatie voor mij al meer dan hartverwarmend. Dit verhaal ontstond immers in opdracht van muziekensemble Oxalys, met Martine Tanghe als verteller

STANDPUNTEN
“Er leeft toch nog sterk het idee dat ‘echte’ boeken volwassenenboeken zijn”
5

in het achterhoofd. Toen ik een eerste keer samenzat met alle betrokken partijen, merkte ik dat iedereen bepaalde verwachtingen had over hoe kinderverhalen er precies moeten uitzien: niet te moeilijk, niet te donker, vooral spannend, … Dat werkte in het begin echt verlammend op mijn schrijfproces, ik heb dat echt moeten loslaten en tegen mezelf zeggen: Bart, schrijf vooral het verhaal dat jij wil vertellen. Pas achteraf, nadat het laatste punt gezet was, zag ik dat ik dat jongentje Morris was, dat ik net als hij helemaal alleen in de sneeuw stond, elk gevoel voor richting kwijt, en dat ik net als hij aan het rouwen was, in dit geval om de dood van mijn ouders. Ik kan onmogelijk een verhaal over strand, zee, blauwe lucht schrijven, ik zou daar diep ongelukkig van worden. En ergens maakt me dat wel blij dat ik zo’n schrijver ben.”

Je had het daarnet over het fijne van steeds ‘onderweg’ te zijn en je proces te omarmen. Welk advies zou jij hebben voor jonge schrijvers die nog helemaal aan het begin van dat traject staan?

“De raad die ik meestal geef aan jonge schrijvers is: stel jezelf geen doelen, ga niet denken aan die bergtop, denk gewoon aan vandaag. Verder hou op met over dat witte vel papier na te denken, zet je gewoon aan het werk, want als je niets doet, gebeurt er ook niets. Zet gewoon je pen op papier en doe iets, al is het maar wat gekrabbel. Wie weet schrijf je juist dan de tekst of het gedicht dat je niet had verwacht. En zorg vooral dat je plezier hebt. Het klinkt een beetje als een dooddoener, maar het is wel zo. Als er niets gebeurt met jouw tekst of gedicht, dan heb je tenminste wel plezier gehad. Ontdoe jezelf van de drukkende last dat er iets mee moet gebeuren. Dan

BIO Bart Moeyaert (1964) schrijft proza en poëzie voor kinderen en volwassenen. Zijn werk werd bekroond met onder meer de Zilveren Griffel, de Vlaamse Cultuurprijs voor Jeugdliteratuur, de Deutscher Jugendliteraturpreis, de Noorse Oversetterpremien en De Gouden Uil.

Voor zijn hele oeuvre ontving hij de meest prestigieuze prijs voor kinder- en jeugdliteratuur ter wereld: de Astrid Lindgren Memorial Award. In 2002, 2012 en 2020 haalde hij de shortlist voor de internationale Hans Christian Andersen Award.

Zijn werk verscheen tot hiertoe in zesentwintig talen.

is het des te fijner als er wel iets mee gebeurt. En misschien nog een ding. Zorg dat je op elk moment overeind blijft staan. Toen ik zelf nog Creatief Schrijven gaf, stond ik bij mijn studenten, vrees ik, bekend als streng en veeleisend. Ik bedoelde dat niet zo, maar ik porde hen wel graag, ergens vanuit een vaderlijke bezorgdheid, tussen de ribben. Waarom is dat je beginzin? Of je tweede zin? Waarom heb je dat zo opgebouwd? Ik vind het belangrijk dat je als schrijver op elk moment kunt overeind blijven. Je hoeft me helemaal niet goed te vinden als schrijver, er zijn nog tal van andere schrijvers die je kan lezen, maar ik moet wel voor mezelf het beste schrijven dat ik kan schrijven.”

Als we je hele oeuvre bekijken, dan was er enkel met Graz een uitstapje naar volwassenliteratuur. Je bent in de eerste plaats toch vooral een schrijver van kinder- en jeugdliteratuur. Was dat een bewuste keuze of is dat eerder spontaan gekomen? “Ik denk dat ik nooit echt het kind in mezelf ben verloren. In wezen ben ik nog steeds dat nieuwsgierig jongentje van vroeger dat in de tuin gaat kijken of de kikkers al wakker zijn. In mijn schrijven is dat niet anders. Het zijn altijd kinderstemmen of kinderkarakters die komen aanvliegen, en vaak zijn ze delen wan wie ik zelf ben. Toch moet ik ook diep graven. Zo ben ik nu bezig met een boek over een elfjarig meisje. Nog al te vaak sluipen er in mijn tekst woorden die dat elfjarig meisje niet zou uitspreken. Dan moet ik dieper in die meisjesstem kruipen totdat ik helemaal bij dat meisje zelf uitkom. Ik kan soms bladzijden lang aan iets gewerkt hebben om ze daarna allemaal in de prullenbak te kieperen, omdat ik denk: nee, dat was het kind niet, dat was jij. Het is een kwestie van me in te leven, van dieper te graven, van schrapen als het ware.”

In de canon van de Nederlandstalige literatuur is er geen enkel kinder-of jeugdboek opgenomen. Zit de kinder-en jeugdliteratuur in het verdomhoekje?

“Er gaat inderdaad betrekkelijk weinig aandacht naar kinder- en jeugdboeken. Recensies zijn al helemaal schaars goed, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Meestal wordt het met een halve pagina afgehandeld, als je een beetje geluk hebt, krijg je een hele pagina. Maar er is beterschap op komst. Onlangs kwam er toch tegenwind op een redactie toen de kinderboekenbijlage dreigde afgeschaft te worden. Maar alles hangt natuurlijk af van de mensen die op die plek zitten en hun liefde voor kinder- en jeugdliteratuur. Tegelijk maak ik me geen illusies. Er zijn nog altijd mensen die nog nooit van Bart Moeyaert hebben ge-

hoord en die mensen hebben ook niet onder een steen geleefd. Er leeft toch nog sterk het idee dat ‘echte’ boeken volwassenenboeken zijn. Ik kan dat verschrikkelijk vinden, maar dat is wel de heersende perceptie. Soms begrijp ik die cesuur zelf ook niet zo goed. Zo staat Broere in sommige landen geboekstaafd als volwassenenliteratuur en gaat het in Korea door voor een kinderboek.”

Om het even over die kinderen en jongeren te hebben: volgens wetenschappelijke PIRLS-onderzoeken (Progress in International Reading Literacy Study) is het alarmerend slecht gesteld met hun leesvaardigheid, om van hun leesgoesting nog maar te zwijgen. Pubers lezen amper, en het liefst van al dan nog phantasy of thrillers, en brengen het grootste deel van hun wakkere en niet-wakkere leven scrollend en streamend door. Heeft deze ‘ontlezing’ enige invloed op jouw manier van schrijven of keuze van onderwerpen? En hoe krijgen we volgens jou jongeren (terug) aan het lezen?

“Ik vind niet dat ik als schrijver anders moet gaan schrijven om ‘geschikt’ te zijn voor kinderen en jongeren. Elke schrijver heeft zijn unieke stem en moet die vooral blijven volgen. Veel kinder- en jeugdliteratuur schuift vandaag inderdaad richting phantasy en thriller op, en dat is helemaal ok, maar zelf ga ik niet plots helemaal van koers wijzigen. Ik vergelijk het graag met een rij stoelen. We hoeven niet allemaal naar het midden op te schuiven omdat daar nu eenmaal de meeste vraag naar is. Ik hoop gewoon dat een aantal kinderen of jongeren mij misschien een ontdekking vinden of van mijn stem houden. Misschien ben ik daar naïef in of vinden die zestienjarigen mij een oude opa, maar ik spiegel me graag aan mijn eigen leerkrachten. Degenen die me zijn bijgebleven, waren anders, echt, ook al wrikte het soms of waren ze wat moeilijker. Wat dat andere betreft, hoe krijg je jongeren terug aan het lezen, ja, dan kijk ik toch vooral de richting uit van ouders, leerkrachten en leescoaches. Volgens mij is dat voer voor specialisten, maar of zij nog het tij kunnen keren, daar heb ik geen idee van. Alles begint volgens mij wel bij voorlezen. Voorlezen is iemand een sleutel tot een andere wereld aanreiken, zeker als je met hart en ziel voorleest. Verder denk ik dat zien lezen doet lezen, net zoals een aanwezige boekenkast ook een uitnodiging vormt. Vandaag de dag omarm ik resoluut alle initiatieven die de leeshonger kunnen aanwakkeren. BookTok, phantasy, doe maar. Vroeger had ik daar meer uitgesproken standpunten over, maar nu ben ik helemaal mee. Lezen is lezen. Punt.

STANDPUNTEN
6

Wat volgens mij wel een cruciale rol speelt, is hoe studenten binnen de lerarenopleiding hierin opgeleid worden. Zij staan aan het begin van de verbeeldingswereld van kinderen en jongeren, dus zij zouden in de eerste plaats al de goesting voor lezen moeten meekrijgen om die op hun beurt aan te wakkeren bij de nog jongere generaties.”

Een aantal maanden geleden interviewde ik Cleo Klapholz van Proza-K, een van de vijf Antwerpse stadsdichters die collectief hun ontslag indienden nadat de samenwerking met het stadsbestuur en vooral de schepen van cultuur onmogelijk was geworden. Zelf ben je ook een jaar stadsdichter geweest van Antwerpen. Vind je dat een schrijver een soort maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en geloof je dat literatuur impact kan hebben?

“Ik vind dat een schrijver de keuze heeft. Wil hij maatschappelijk betrokken zijn, goed voor mij. Maar als een schrijver vindt dat hij tussen zijn vier muren wil blijven, dan moet hij dat

vooral doen. Er is niet één juiste weg. Toen ik zelf stadsdichter was, ontdekte ik dat ik toch geëngageerder was dan ik oorspronkelijk dacht. Maar je moet te allen tijde genuanceerd blijven, ook als je je mening uitspreekt. In 2006-2007, het jaar van mijn stadsdichterschap, was de wereld sterk gepolariseerd. Ik herinner me hoe ik in een interview in die tijd bijna een klein referaat aan het houden was over het belang van nuance in de politiek. Ik sprak over poëzie en over het belang van grijstinten in een zwart-witte wereld en ik besefte dat ik mezelf aan het verdedigen was. Maar een genuanceerde visie is volgens mij even geëngageerd als de visie van elke persoon die op de barricaden springt. Het stadsdichterschap heeft me geleerd dat poëzie, en literatuur in het algemeen, meer impact heeft dan je denkt. Soms kwamen mensen me uit het niets bedanken omdat ik troostende woorden vond voor hun verdriet, andere keren werd ik dan weer uitgescholden voor linkse rakker, … Ja, literatuur zet toch dingen in beweging, kan stilletjes werelden binnensluipen, openen of veranderen, en daarin schuilt toch

haar grootste kracht. Daarom moeten jonge kunstenaars alle steun krijgen, ook financieel, want zij zullen door hun verbeelding de wereld mooier, beter en sterker maken. Ook al stellen ze lastige vragen of stroken hun ideeën niet met de status-quo, de wereld is aan hen. Daar ben ik rotsvast van overtuigd.”

Hartelijk dank voor het gesprek.

Interview: Kristel Gijbels

Laat je verwonderen door De Bijloke

Ontdek de vele concerten van seizoen 22 | 23 op bijloke.be

Ledenvoordelen Vermeylenfonds

20% korting op een selectie van concerten.

Info & tickets via vermeylenfonds.be

Gebouwd in 1251 als hospitaal Heropend in 1988 als concertzaal

Verrezen in 2020 als akoestische mijlpaal

Seizoen 22 | 23 beleef je in Muziekcentrum De Bijloke

“Alles begint volgens mij wel bij voorlezen.
7 STANDPUNTEN
Voorlezen is iemand een sleutel tot een andere wereld aanreiken, zeker als je met hart en ziel voorleest ”

Tülin Erkan over

Honingeter

In november 2021 kwam de debuutroman Honingeter uit van Tülin Erkan, Het boek maakte meteen indruk. Het werd genomineerd voor de Boekenbon Literatuurprijs, De Bronzen Uil en de Boon Literatuurprijs.

Wie is Tülin Erkan en hoe kwam dit heerlijke boek tot stand?

Tülin Erkan: “Ik ben geboren in Oostende, in 1988. Ik ben opgegroeid bij mijn moeder en mijn Britse grootmoeder. Mijn vader leefde in Turkije. Mijn zus en ik zagen hem enkel in de zomervakanties. Het was een atypische situatie die me erg heeft gevormd.

Het boek is ontstaan omdat ik de herinneringen die ik had aan o.a. Turkije niet wou verliezen. Ik schreef stukjes en brokjes neer om ze te bewaren, ze op een of andere manier te vereeuwigen. Het was bij het neerpennen van die herinneringen aanvankelijk niet mijn intentie om een boek te schrijven.

Het opgroeien in een meertalig gezin – mijn moeder is Franstalig, mijn grootmoeder Engelstalig –heeft ervoor gezorgd dat mijn relatie met taal ietwat ingewikkeld is. Ik had een soort taalhonger, taalverwarring, maar ervaarde ook taalverlies. Dat gevoel resoneert bij veel mensen. Vanuit dat besef, dat die kleine stukjes een universaliteit in zich dragen, is het boek er gekomen.”

Kan je dat even toelichten?

“Ik ben ervan overtuigd dat taalverwarring overal zit. De onkunde om te communiceren leidt tot een ongelooflijk gevoel van verlies. In mijn geval was dat heel tastbaar en concreet. Ik sprak de taal van mijn vader niet, of heel beperkt, waardoor ik een groot gemis voelde. We spraken Frans met elkaar, nu spreken we Engels. Ik kon niet of moeilijk met mijn Turkse grootouders communiceren, met een kinderlijke en beperkte woordenschat, en vooral non-verbaal.

Anderzijds heb ik een Turkse naam, dus wordt er verwacht dat ik Turks spreek. Dat maakt dat ik mezelf moeilijk kan plaatsen

en moeilijk te plaatsen ben. En het is net die verwarring, ook de identitaire verwarring die communicatie soms vertroebelt, die zo universeel is.

Sinds het boek uit is, krijg ik vaak de twijfels te horen van moeders die kinderen in een gemengde taalcontext opvoeden. Er is, denk ik, geen juist antwoord of één juiste manier om met die meertaligheid om te gaan. Elke moeder, ouder doet wat hij of zij kan. Ik had de Turkse taal nodig om deel uit te maken van die gemeenschap, om de wereld door die bril te begrijpen en te zien. Dat gemis, die verwarring, is hetgene wat mensen raakt, denk ik.

Het boek is geschreven vanuit liefde. Liefde voor Turkije, liefde voor die herinneringen, die per definitie ook pijnlijk zijn. Er zit een zekere wrangheid in. En dat kan uiteraard naast elkaar bestaan. In het boek zoeken de personages naar manieren om met elkaar te communiceren. Eén personage heeft afasie, verliest dus letterlijk zijn taal, het andere personage heeft praatangst. Als communicerende vaten vullen ze elkaar aan. Hoe minder de ene kan praten, hoe meer de andere praat. En ze worden er steeds creatiever in. Naast onkunde om te communiceren, is er ook spitsvondigheid. We zullen altijd manieren zoeken om contact te leggen met de ander. Daar moeten we van uit gaan: dat we anders

STANDPUNTEN
8

©

zijn maar elkaar kunnen aanvullen. Nu wordt meertaligheid bijvoorbeeld vanuit het beleid vaak nog als een soort deficit gezien; alsof je niet even veel van meerdere talen tegelijk kunt houden. Zo werkt het uiteraard niet.

Toch had ik als kind ook wel erg het gevoel dat ik me aan één taal moest houden. Ik voelde weerstand tegen het Frans dat mijn moeder met mij wou spreken. Ik wou net als alle kinderen in mijn omgeving eentalig zijn en verzette me tegen het meervoudig zijn.

Ik heb het gevoel dat dit nu anders is. Ik woon in Antwerpen, je ziet veel meer diversiteit. Hopelijk groeien we net als de personages wat

meer naar elkaar toe zonder dat we delen van onze identiteit moeten verliezen.”

Je koos de luchthaven als achtergrond voor je verhaal. Is dat omdat het een plek is waar je de wereld in het klein tegenkomt?

“De luchthaven was een logische keuze. Ik heb dat altijd een magische plek gevonden. Wij reisden veel, niet enkel naar Turkije. Ik heb heel veel luchthavens gezien, we hebben daar ongelooflijk veel tijd doorgebracht. Ik ben er graag. Ik kijk met plezier en verwondering naar wat er gebeurt, wie er passeert. Alle emoties zijn er aanwezig. Het is een kunstmatige transitzone en het leverde me een mooi skelet om mijn verhaal aan op te hangen.”

Als ik praat met mensen van gemengde afkomst, zoals ik er ook één ben, komt het thema beweeglijkheid en transit, grijze zone, altijd terug. In verschillende vormen. Het lijkt alsof deze ondefinieerbare plekken onze thuis zijn.

“Ik zeg altijd dat ik heel oppervlakkige wortels heb, of beter, geworteld aan mensen (op een nuchtere manier) eerder dan aan plekken. Ik woon nu in Antwerpen, maar voel me geen Antwerpenaar, net zoals ik me in Oostende geen Oostendenaar voelde. Ik heb heel veel afscheid moeten nemen, ben ook heel vaak ergens “aangekomen” om terug te moeten vertrekken. Dat is hartverscheurend en erg verwarrend als kind. Dat maakt dat ik een soort verlatingsdrang heb, geen bindingsangst (lacht). Nu voel ik dat die houding ervoor zorgt dat ik mezelf veel bewegingsruimte toe-eigen, ik heb een open blik naar de wereld.”

Denk je dat een achtergrond als de onze, waarbij wortels op een andere manier

vorm krijgen, ons meer dan anderen klaarmaakt voor de wereld van nu, die heel beweeglijk en constant in verandering is?

“Eerlijk gezegd weet ik niet wat de toekomst brengt. Ik kijk graag terug naar wat is geweest maar heb geen idee hoe alles gaat evolueren. Ik hoop dat het allemaal een beetje menselijk blijft, soms boezemt me het wel angst in. Ik heb geen kinderen, ik weet niet hoe zij de toekomst zien. Het zijn geen eenvoudige tijden om in op te groeien.”

Welke verantwoordelijkheid dragen schrijvers/ draagt literatuur/ draag jij zelf hierin?

“Ik voel zelf geen verantwoordelijkheid. Literatuur en taal scherpt empathisch vermogen aan, dat wel. Het kan troost bieden. Zelf ben ik geen schrijver die op de barricaden staat. Ik heb dit boek vanuit mezelf geschreven, niet per se met een lezer voor ogen. Het is puur en authentiek. Ik beschouw het als een vorm van vrijgevigheid. Het boek heeft een bestaansrecht. Ik geloofde in het verhaal, niet per se in mezelf. Ik heb het gevoel dat ik lang monddood ben gemaakt, dat mijn stem geen plaats had, zeker ook door een vorm van geïnternaliseerd racisme en seksime. Tijdens mijn studies bestond mijn leeslijst hoofdzakelijk uit boeken van overleden, witte mannen. Er waren geen vrouwelijke rolmodellen, en al helemaal niet van kleur. Op dat moment stel je je er geen vragen bij. Maar je internaliseert het wel.

Na mijn studies veranderde dat. Er is enerzijds meer aanbod, maar anderzijds is er ook een zekere vorm van onthechting – ik studeer niet meer, dus ik moet ook geen oude witte mannen lezen als ik daar geen zin in heb.

Sebastian Steveniers
“Tijdens mijn studies bestond mijn leeslijst hoofdzakelijk uit boeken van overleden, witte mannen”
9 STANDPUNTEN
“Ik denk dat het een misvatting is dat jongeren niet lezen”

Ik hoop alleszins dat dat nu anders is, dat er ook meer diversiteit in de leeslijsten is. Zodat meer mensen de relevantie van hun verhaal inzien en het bestaansrecht van hun verhaal ook durven op te eisen. Ik heb het

geluk gehad dat ik een omgeving had die heel hard in mijn verhaal geloofde, die ook meer in mij geloofde dan dat ik in mezelf geloofde. Die omgeving heeft ervoor gezorgd dat ik niet heb opgegeven. Ik ben ervan overtuigd dat er veel onafgewerkte manuscripten met boeiende verhalen zijn.”

Zou een grotere diversiteit aan verhalen meer jongeren aanzetten tot lezen en tot schrijven?

“Ik denk dat het een misvatting is dat jongeren niet lezen. Ze lezen anders maar ook zij consumeren veel informatie. We moeten af van het “moeten” waar lezen vaak mee gepaard gaat. We zijn verhalende wezens. De nood aan fictie, verhalen en verbeelding zal er altijd zijn. Als jongeren zich niet herkennen in het aanbod, zullen zij zich niet geroepen voelen om uit plezier of ter ontspanning een boek vast te nemen.

Als ik zie wat voor inspanningen een organisatie als Literatuur Vlaanderen doet om het lezen te stimuleren, ben ik hoopvol. Ze zetten echt in op die herkenbaarheid door

auteurslezingen te faciliteren. Het overbruggen van de afstand tussen de auteur en de lezer, helpt ook om die empathie te verhogen. Als die poule van schrijvers diverser wordt, zullen ook meer lezers en zeker jonge lezers zich aangesproken voelen. Het is een kwestie van representatie en rolmodellen.”

En laat dat dan jouw bijdrage zijn. Bedankt voor het gesprek.

Interview: Judy Vanden Thoren

BIO Tülin Erkan (1988) groeide op in Oostende bij een Franstalige moeder en een Engelstalige grootmoeder. Haar zomers bracht ze door bij haar vader in Turkije.

Wanneer mensen haar als half omschrijven, voelt ze zich vooral dubbel. In haar debuut Honingeter rijgt ze taal en herinnering virtuoos aan elkaar tot een gecondenseerd geheel.

“Ik had een soort taalhonger, taalverwarring, maar ervaarde ook taalverlies”
“Nu wordt meertaligheid vaak nog als een soort deficit gezien”
10 STANDPUNTEN

Geert Buelens over Wat we toen al wisten de vergeten groene geschiedenis van 1972

Voor een essay wordt niet meteen een rode loper uitgerold naar de BOON voor literatuur. Officieel komt dit genre in aanmerking maar in de eerste editie was er niet één die de shortlist haalde. En dat terwijl in de longlist toch zeven op vijftien essays waren opgenomen met kleppers zoals “Erasmus”, “Revolusi” of “Nieuw België”. Dat Geert Buelens met “Wat we toen al wisten – de vergeten groene geschiedenis van 1972”nu wel de shortlist haalde is op zich al een mooi succes.

We hebben Geert online geïnterviewd en het werd een interessant gesprek tussen Patrick Van Damme, Willem Debeuckelaere en Geert Buelens waarvan we u hier enkele elementen meegeven.

Dag mijnheer Buelens, en vooreerst “proficiat” met jouw nominatie; wat doet zoiets met de mens, met de schrijver?

Geert Buelens: “De mens is heel blij. En de schrijver zo mogelijk nog blijer. Het boek heeft best veel aandacht gekregen, maar deze nominatie voor een grote literaire prijs ervaar ik ook als een erkenning van het literaire karakter van mijn boek. Aangezien ik zelf (als dichter en hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde) uit de wereld van de literatuur kom, doet dat extra deugd.”

Hoe pak je zoiets aan?

“Zo’n boek maken, bedoel je? Heel veel lezen. Heel veel puzzelen. Heel veel studeren deze keer ook. Ik kwam op het idee tijdens de voorbereiding van een cursus over de klimaatcrisis in de hedendaagse Nederlandse literatuur. Ik zat te lezen over de geschiedenis van het denken over milieu en duurzaamheid en toen kwam ik zo vaak 1972 tegen dat ik dacht: hier zit een boek in. Toen ik er dan dieper in dook bleek het nog veel extremer dan ik eerst dacht. Vandaar de titel: wat we toen al wisten!

Ik wilde heel graag een boek schrijven voor een ruim publiek. We hebben boeken over veel onderdelen van onze (politieke, koloniale, culturele) geschiedenis, maar over milieu

en klimaat is er op dat vlak niet zo veel. Er gebeurt natuurlijk heel veel gespecialiseerd academisch onderzoek. Dat probeer ik met dit boek een beetje breder bekend te maken.

Daarnaast gebruikte ik persoonlijke anekdotes, films, boeken, stripverhalen en tvprogramma’s uit dat jaar om te illustreren hoe diepgeworteld de milieudiscussie in de vroege jaren zeventig al was. Het boek is niet in één stijl geschreven, ritme en toon veranderen, afhankelijk van het onderwerp.”

Met de beschrijving van de ‘issue-attention cycle’ van Anthony Downs (ook 1972) verklaar je toch heel veel; het milieu was dan wel alomtegenwoordig in 1972 maar misschien was het momentum al voorbij. Dat verklaart hoe consumenten, politici, nauwelijks consistent reageerden. En het geeft inzicht in het socio-psychologische aspect.

“Het zegt veel over de “steekvlamsamenleving”. Het komt er nu op aan die steekvlam altijd gaande te houden, want de klimaatcrisis gaat nooit meer weg. In 1972 werd de discussie heel breed gevoerd, maar het was natuurlijk niet zo dat er toen een consensus bestond. Veel van de discussiepunten van toen (over economische groei of kernenergie, bv) bestaan vandaag nog altijd.”

Waar situeer je jezelf?

“Goede vraag, ik ben geen eco-modernist. Technologie zal uiteraard een belangrijk deel van de oplossing zijn, maar ze is zo vaak ook een deel van het probleem, dat ik denk dat we er met innovatie alleen niet zullen

STANDPUNTEN
11
“We hebben boeken over veel onderdelen van onze geschiedenis, maar over milieu en klimaat is er op dat vlak niet zo veel”

komen. Mijn visie is toch eerder die van de eco-feminist of -socialist: de planeet wordt geëxploiteerd zoals mensen worden uitgebuit. Het gaat over macht en onderwerping.”

Is het Monbiot of Boudry?

“Geef mij maar Bill McKibben. De strategieën die hij uitwerkt, campagnes tegen banken, universiteiten, het desinvesteren weg van de fossiele sector, massale promotie voor warmtepompen en de aandacht voor de noord-zuidproblematiek, zouden kunnen leiden tot een bijna negentiende-eeuwse massabeweging die wel effectieve veranderingen zouden kunnen teweegbrengen. Geïnspireerd door zijn werk hebben Nederlandse activisten het grootste pensioenfonds, ABP, zo ver gekregen niet langer te investeren in fossiel.

Scheelt nu al meer dan 9 miljard euro aan investeringen.”

Dat zien we ook in de bankwereld hier maar bijvoorbeeld de KBC in Tsjechië heeft door de oorlog in Oekraïne toch moeten terugkrabbelen. Er is de economische realiteit.

“Mijn volgende project? Ik wil proberen een literatuurgeschiedenis te schrijven, tenslotte de kern van mijn vak, over de periode van het antropoceen: over uitbuiting en exploitatie van mens en planeet. Hoe bijvoorbeeld een bedrijf als Shell het eiland Curaçao volkomen in haar greep heeft…Maar ik ben nog maar pas begonnen, hoor.”

Het gesprek loopt verder, de klimaatzaak, erkenning van eco-cide, rechtspersoonlijkheid voor bossen, meren, bomen, technieken van greenwashing, Ineos en Natuurpunt, of Eternit en het voorbeeld van het Japanse Minamata, de rol van de vakbonden, Tessenderlo Chemie, de oorlog als versneller van de energietransitie, enz.

‘Wat we toen al wisten’ blijkt een bodemloos vat voor een boeiend gesprek te zijn. Nu nog te lezen.

BIO Prof. dr. Geert Buelens (°1971) is als professor Moderne Nederlandse Letterkunde verbonden aan de Universiteit Utrecht en als gasthoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Stellenbosch (Zuid-Afrika).

In 2018 verscheen De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis.

Geert Buelens publiceerde ook vier dichtbundels (laatste: Ofwa, 2020) en schrijft onder meer voor De Standaard.

Flagey ontvangt u in een prachtig art-decogebouw, naast de vijvers van Elsene, met een rijk programma van klassieke muziek, jazz en cinema.

“De planeet wordt geëxploiteerd zoals mensen worden uitgebuit. Het gaat over macht en onderwerping”
© MARCEL VELDMAN | NDUDUZO MAKHATHINI | JOHAN JACOBS | MAT HENNEK | MARCEL HARTMANN | MARCO BORGGREVE
“De klimaatcrisis gaat nooit meer weg”
LISTEN FESTIVAL
Commander Spoon + Jameszoo’s Blind Group Hamilton de Holanda, Nduduzo Makhathini SOUTH-AFRICAN JAZZ Chelsea Carmichael album release : The River Doesn’t Like Strangers (Native Rebel Recordings, 2021) Hélène Grimaud Nicolas Fiszman album release: Nicolas Fiszman (Cristal Records, 2023)
29.03 12.05 11.05 10.06 21.04 27.05
Arcadi Volodos World Master Pianists
-25% korting voor leden van het
12

Jos Geysels over

De Boon voor literatuur

Hoe is de ‘Boon voor literatuur’ tot stand gekomen? Is het de betrachting van de Vlaamse Gemeenschap om ook over een considerabele literatuurprijs te beschikken?

Jos Geysels: “Het is eigenlijk een vrij eenvoudig verhaal dat te maken heeft met mijn voorgeschiedenis in het boekenvak. Ik ben voorzitter geweest van de Raad van bestuur van boek.be. Gedurende acht jaar ben ik, met veel arbeidsvreugde, ook voorzitter geweest van het Fonds voor de Letteren, nu Literatuur Vlaanderen. Buiten de belangrijke literaire prijzen zoals voor poëzie (Herman de Coninckprijs) en voor debutanten (De Bronzen Uil) hebben we geen grote algemene literaire prijs meer in Vlaanderen. Vroeger hadden we nog De Gouden Uil, De Gouden Boekenuil en later de Fintro, maar die verdween in 2017. Jeroen Olyslaegers was met ‘Wil’ de laatste winnaar. Sindsdien hebben we met het ‘BoekenOverleg’, het overlegplatform van de hele boekensector, geijverd bij de overheden voor een belangrijke Vlaamse literaire prijs.

Ondertussen waren we ook op zoek naar privésponsors. Waarom, wel, in Nederland zijn de twee grote prijzen, de Libris en De Boekenbon, verbonden met private spelers. Dat lukte niet, blijkbaar was er daarvoor te weinig enthousiasme bij de Vlaamse kapitaalkrachtige burgers en bedrijven. Uiteindelijk hebben we van de huidige minister-president Jan Jambon, ook minister van cultuur, de financiële steun en een meerjarig engagement gekregen om met een (politiek) onafhankelijke, door de hele sector gedragen, vzw een jaarlijkse prijs te organiseren zowel voor volwassenen als voor kinder- en jeugdliteratuur. Zo is de Boon er gekomen. Een literaire prijs die op dezelfde hoogte (50.000-euro) staat als de bekende Nederlandse prijzen, de Libris en De Boekenbon en voor de kinder- en jeugdliteratuur de belangrijkste prijs is in de Lage Landen.”

Nu zijn we aan de tweede editie toe en die eerste editie was een succes. “Inderdaad, maar het kan altijd beter. In Nederland moeten we nog meer kunnen doordringen zodat De Boon ook daar een literair referentiepunt wordt. Bovendien willen met

de uitreiking van De Boon ons niet beperken tot het moment zelf van de uitreiking maar ook door de organisatie van een voor- en na-traject en met de brede medewerking van onze mediapartners nog meer belangstelling en aandacht te creëren voor de Nederlandstalige literatuur en het lezen. Je begrijpt dat wel: democratische cultuurspreiding en de ontwikkeling van het leesplezier.”

En dat werkt; we hebben in m’n buurt een leesgroep opgericht. Op de dag van onze eerste bijeenkomst zaten we met vijftien rond de tafel. Stuk voor stuk geïnteresseerden. Er is meteen ook een WhatsApp groepje gevormd die druk wordt gevolgd met tal van commentaren. Die leesclubs zijn een merkwaardig fenomeen: mensen zijn op zoek naar ‘ouderwetse’ ontmoetingen; wat vroeger het verenigingsleven deed, toen nog zuilgebonden, maar nu deels is verdwenen. Mensen zoeken ook naar zingeving. Dat kan je ook vinden

door samen met anderen over boeken te praten. Maar nu terug naar de Boon. Wie is wie in de Boon?

“We hebben de VZW Vlaamse Literatuurprijs opgericht. We wilden iedereen die met ‘het boek’ te maken heeft in Vlaanderen erbij betrekken: de Vlaamse Auteursvereniging, Groep Algemene Uitgevers, Boekhandels Vlaanderen, Iedereen leest, Overleg Literaire Organisatoren en Literatuur Vlaanderen. En dat is gelukt. De Boon is dus de emanatie van de sector, zoals die ook verenigd is in het BoekenOverleg.

We krijgen jaarlijks een budget van de Vlaamse Gemeenschap waarmee we prijswinnaars, de jury’s, enz. kunnen honoreren. We hebben ook een goeie samenwerking met de VRT en De Standaard waardoor we substantieel meer weerklank krijgen.

En nu sinds dit jaar ook het Davidsfonds en het Vermeylenfonds hun schouders zetten

© Paul Teerlinck
STANDPUNTEN 13

BIO Van 1987 tot 2004 was hij parlementslid voor Agalev (nu Groen).

In 2002 werd hij minister van staat. Na zijn afscheid van de partijpolitiek werd hij terug actief in het middenveld, onder andere als voorzitter van 11.11.11., het Vlaams Fonds voor de Letteren en van Decenniumdoelen, het netwerk van armoede- en sociale organisaties in Vlaanderen rond het thema armoede.

Op dit moment is Geysels voorzitter van het Boekenoverleg en bestuurslid van Theater aan Zee en de progressieve denktank Minerva.

Nog meer genomineerden

BOON LITERATUURPRIJS

onder De Boon, vergroten we zowel onze organisatorische slagkracht als ons maatschappelijk draagvlak. Belangrijk is ook de gaststad Gent die de organisatie van de prijsuitreiking voor haar rekening neemt. Zonder hun gastvrijheid en hun financiële input zouden we dit niet kunnen organiseren. Daarom waren we zowel onder de indruk als verheugd dat bij de eerste oproep die we uitstuurden 14 steden zich kandidaat stelden. Steden die bereid waren om ons materieel te ondersteunen en de prijsuitreiking mogelijk te maken. Vorig jaar was dat Oostende, dit jaar Gent. Je merkt het, hier zit een tevreden voorzitter.”

Interview: Willem Debeuckelaere

Tom Lanoye > DE DRAAISCHIJF

In De draaischijf raken drie innig verbonden levens vermalen. Door kunst en collaboratie, lafheid en nietsontziende ambitie.

‘Ik had me de dag waarop ik word begraven heel anders voorgesteld.’ Aan het woord is Alex Desmedt, bezeten door toneel. In Antwerpen werkt hij zich vlak voor de Tweede Wereldoorlog op tot directeur van het grootste stadstheater. Hij viert triomf na triomf, mede dankzij zijn vrouw, de in Utrecht geboren sterspeelster Lea Liebermann. Hij introduceert ook technische hoogstandjes, zoals een reusachtige schijf als extra bühne óp de bühne.

Tijdens de bezetting wordt Alex benoemd tot directeur-generaal van meerdere Antwerpse theaters, maar de beperkingen zijn zwaar. Zijn broer, componist en dirigent Rik Desmedt, kiest voluit voor collaboratie, terwijl Lea, die niet meer mag acteren, wegkwijnt en ronddwaalt in een stad waar razzia’s het leven kosten aan duizenden.

Kort voor de bevrijding wordt Alex uitgenodigd voor een delicate opdracht in Den Haag. Twee beroemde partijgenoten van Adolf Hitler zullen in de stadsschouwburg de opening bijwonen van het pas opgerichte Deutsches Theater in den Niederlanden. In de bevrijde thuishaven belooft de afrekening bijzonder bloedig te worden.

Tom Lanoye (1958) is een van de meest gelezen en gelauwerde auteurs van ons taalgebied. Hij ontving voor zijn oeuvre zowel de Gouden Ganzenveer als de Constantijn Huygensprijs.

Er is werk van hem vertaald en gespeeld in meer dan vijftien talen. Hij leeft en werkt in Antwerpen en Kaapstad.

Anoush Elman, Edward van de Vendel > MISJKA

Als Roya met haar ouders en broers eindelijk een huis krijgt in Nederland, vindt ze dat daar ook een huisdier bij hoort. Het wordt een schattig dwergkonijntje, en ze noemt het Misjka. De hele familie is dol op hem. Roya begint aan Misjka te vertellen over de vlucht uit haar land. Maar ze beseft dat ze daar zelf lang niet alles meer van weet. En dan, op een dag, is Misjka opeens verdwenen.

Dit ontroerende verhaal over de liefde voor een huisdier en de vlucht van een gezin uit een oorlogsgebied is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Het is geschikt om voor te lezen en om zelf te lezen vanaf 8 jaar. Annet Schaap maakte er prachtige illustraties bij in kleur.

Edward van de Vendel (1964) heeft een omvangrijk oeuvre bestaande uit meer dan tachtig kinder- en jeugdboeken: fictie, nonfictie, poëzie en prentenboeken. Zijn werk is met verschillende prijzen bekroond, waaronder twee keer de Woutertje Pieterse Prijs en vele Zilveren Griffels, als laatste voor Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt en Vosje.

Zijn drie YA boeken over Tycho & Oliver (De dagen van de bluegrassliefde, Ons derde lichaam en Oliver) werden alle drie bekroond met de prijs voor het beste jeugdboek. Ook werd hij genomineerd voor internationale kinderboekprijzen als de Hans Christian Andersenprijs en de Astrid Lindgren Memorial Award en kreeg hij de Deutscher Jugendliteraturpreis.

14 STANDPUNTEN

Marco Kunst > PATROON

‘Patroon’ is een indringend boek voor jongeren vanaf 13 jaar, over een heftige gebeurtenis tussen twee beste vrienden en mysterieus familiegeheim. Marco Kunst (bekend van ‘Het verlangen van de prins’ en ‘Offline’) toont zich een veelzijdig auteur met dit diepgaande verhaal.

In een melige bui besluiten Mylo en zijn beste vriend Mees tot een experiment: met niets anders dan een hamer en een tang vuren ze een kogel af. Het gaat gruwelijk mis, Mees krijgt de kogel in zijn hoofd en sterft. Mylo moet verder leven zonder zijn vriend en mét een enorm schuldgevoel. Mylo’s opa blijft hem steunen en samen gaan ze op reis. Naar Amerika, het land waar opa’s roots liggen en waar Mylo’s vader woont, die hij nooit eerder heeft ontmoet. Maar een reis die bevrijdend zou moeten zijn na de onvoorstelbare gebeurtenissen thuis, legt juist een gruwelijk geheim bloot. Een geheim waarin opa al zijn hele leven gevangen zit en dat alles te maken blijkt te hebben met de dood van Mees. Lukt het Mylo om te ontsnappen aan het patroon dat zijn familie al drie generaties in zijn greep houdt?

Frankrijk, Noorwegen, Denemarken, Finland, Engeland, Spanje, Verenigde Staten, Japan, Korea, China, Rusland, Vietnam, Palestina, Turkije en Iran en op vele plaatsen over de hele wereld tentoongesteld.

In 2006 ontving Marit voor het boek Pikkuhenki, geschreven door Toon Tellegen, het Gouden Penseel. Marit is sinds 2009 al twaalf keer voorgedragen voor de Astrid Lindgren memorial Award. Ze stond op de shortlist van de Hans Christian Andersen Award 2016.

hoeverre we dat willen. Scherp, spannend, intiem en prachtig geschreven. Een boek om heel dicht tegen je aan te drukken. Emy Koopman (1985) is schrijver, onderzoeker en journalist. Ze publiceerde onder meer in De Groene Amsterdammer, De Gids en de Volkskrant. Ook presenteerde ze de VPROreisserie Paradijs Canada. Haar debuutroman Orewoet (2016) werd genomineerd voor verschillende literaire prijzen. Haar tweede roman, het beklemmende Het boek van alle angsten, haalde de top 10 van de nieuwe leeslijst Nederlands. Tekenen van het universum is haar eerste autobiografische boek.

Nina Weijers > ZELF DOEN

Marit Törnqvist > SCHILDPAD EN IK

In Marit Törnqvists wondermooie prentenboek sluit een kleine jongen vriendschap met een schildpad die zijn opa uit een ver land voor hem heeft meegenomen. Hij is er heel blij mee, want nu heeft hij een vriend die er altijd voor hem is!

Maar Schildpad blijft groeien en groeien. En hij blijkt wel honderd jaar te kunnen worden. In de jaren die volgen wordt Schildpad langzaam een blok aan het been. Er is maar één oplossing: Schildpad moet weg. Maar kunnen de twee wel zonder elkaar?

Marit Törnqvist (1964) schrijft en illustreert voor kinderen. In 1995 verscheen haar eerste zelfgeschreven boek, Klein verhaal over liefde, dat met een Zilveren Griffel bekroond werd. Marit’s werk is vanuit Zweeds of Nederlands vertaald en verschenen in Duitsland,

Emy Koopman > TEKENEN VAN HET UNIVERSUM

Tijdens de opnames voor een televisieserie vindt er een sneeuwstorm plaats waardoor Emy en haar Frans-Canadese fixer in dezelfde hotelkamer belanden. Er is een wederzijdse aantrekking, maar omdat beiden al een relatie hebben houden ze zich in. Als ze besluiten met elkaar in contact te blijven, raken ze verstrikt in een emotionele affaire die steeds verder ontspoort.

Dat is het uitgangspunt van Tekenen van het universum, maar de reis waarop Emy Koopman je meeneemt voert veel dieper dan het verhaal van deze willekeurige onmogelijke liefde. Dit is een boek over hoe we onszelf verliezen in romantische relaties, over hoe grenzen overschreden worden en over hoe we die laten overschrijden. Een boek dat de vraag stelt hoe we kunnen losbreken uit patronen die voor ons lijken te zijn uitgetekend en in

In ‘Zelf doen’ probeert Niña Weijers al lezend en schrijvend een route door het leven te vinden. Ze voedt een hond op, leert levenslessen van haar rij-instructeur, verlangt naar de eenvoud van een Ikea-handleiding, ziet hoe alles verwordt tot zelfhulp, wordt dertiger, verhuist, vraagt zich af wat het betekent om, als vrouw, de huur te delen met een man. Met een even scherpe als zoekende blik bekijkt ze de dingen en zichzelf.

Niña Weijers (1987) is schrijver van de romans ‘De consequenties’ (2014) en ‘Kamers antikamers’ (2019, genomineerd voor de bng Bank Literatuurprijs). Haar debuut werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2015, en bekroond met de Anton Wachterprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Opzij Literatuurprijs en de publieksprijs van de Gouden Boekenuil. Vertalingen van haar romans verschenen in Duitsland, Frankrijk, Montenegro, Tsjechie en de Verenigde Staten. Ze schrijft sinds 2014 voor De Groene Amsterdammer en is redacteur bij De Gids. Haar nieuwste boek ‘Zelf doen’ is in maart 2022 verschenen.

15 STANDPUNTEN

De week waarin Mot een duikboot vond, begon redelijk normaal. Saai zelfs. Dat was niet zo gek. Er moest heel wat gebeuren voordat ze haar grote vondst zou doen. Ze had nog niet eens een magneet. Mot heet eigenlijk Vlinder. Maar zo noemt alleen haar moeder haar nog. Die wil het liefst een opgeruimd, luchtig kind in een jurkje. Mot is zo niet. Mot houdt van zwarte kleren en van de oude, rommelige stad waarin ze opgroeit. Uit opstandigheid koopt ze van haar spaargeld een magneet om mee te vissen in het oude kanaal. Ze vindt een kleine, roestige duikboot. Die duikboot is het

begin van een groots avontuur, waarbij Mot de punk-acrobaten van De Werf ontmoet, ze het tegen een machtige miljardair opneemt en ze haar moeder beter leert kennen.

Mot en de metaalvissers is een origineel en betoverend verhaal, dat zich nét niet in onze wereld afspeelt. Over de rafelrandjes van een stad, over jezelf kunnen zijn en over roest. Heel veel roest.

Sanne Rooseboom (1979) studeerde internationale betrekkingen en ging daarna aan het werk als journalist in Nederland en

Groot-Brittannië. In 2016 debuteerde ze als kinderboekenschrijver met haar boek Jippie! Een humeurig sprookje. Daarna volgde Het Ministerie van Oplossingen waarvan inmiddels meerdere delen verschenen zijn. Het vijfde deel, Het spook van de Haviksburcht, komt volgende maand uit. In 2022 verscheen haar lovend onthaalde jeugdroman Mot en de metaalvissers, die op de shortlist van de literatuurprijs De Boon staat.

Sanne schrijft het Kinderboekenweekgeschenk 2023.

Sophie Pluim komt uit Utrecht en is illustrator. Ze is afgestudeerd aan de Hogeschool voor de kunsten in Utrecht en heeft van haar passie inmiddels haar beroep gemaakt. Ze werkt voor verschillende uitgeverijen en particuliere projecten, en tekent daarnaast ook nog voor zichzelf.

Sophie houdt van de natuur en combineert dat graag met historische en fantasy-elementen.

Illustrator Sophie Pluim Sophie Pluim en Sanne Rooseboom, Radio 1 © Bob Van Mol

Recente onrustbarende studies over lees- en taalvaardigheid bij kinderen en jongeren doen alarmbellen afgaan in het onderwijs en in de politiek. Wat kan er concreet gedaan worden om het tij te keren en de volgende generaties aan het lezen te krijgen? Met Iris Vansteelandt en Jona Hebbrecht, de auteurs van Van leerlingen lezers maken, hadden we er een verhelderend gesprek over.

maak je samen Lezers

Er gaat geen week voorbij of er wordt wel ergens in de media melding gemaakt van de dalende lees- en taalvaardigheid. De laatsten in rij om dit aan te kaarten waren een aantal academici die zich beklaagden over de taalvaardigheid bij hun studenten. Wat is jullie ervaring?

Iris: “Hoewel jongeren dag in dag uit taal inzetten, merken we op dat ze soms de vaardigheden ontbreken om diep te kunnen lezen of om argumentatief sterk te kunnen schrijven en hun gedachten op te bouwen. Natuurlijk is er ook de nodige nuance nodig om de complexiteit van het taalproces te duiden. We gaan er soms te snel aan voorbij hoe complex het is om een sterk taalvaardig iemand -in de breedte en diepte- te worden en te blijven. Dus ja, er is werk aan de winkel op vlak van lees- en taalvaardigheid, en we moeten daar zo vroeg mogelijk op inzetten. Belangrijk is dat we delen welke kennis we al hebben, welke inspanningen al geleverd worden en wat al dan niet werkt. Dat we niet blijven hangen in een negatief discours. Als je wil bewerkstelligen dat je mensen gemotiveerd krijgt, is het belangrijk dat je ze op een positieve manier betrekt.”

Jona: “Door die negatieve berichtgeving is er

gelukkig al veel in gang gezet. Er zijn vanuit de overheid middelen vrijgemaakt. Er zijn bijvoorbeeld prioritaire nascholingstrajecten opgebouwd met focus op taal en op lezen. Die alarmbellen moeten er zijn om middelen vrij te maken, om ruimte te maken voor professionalisering van leerkrachten en schoolteams. Wij zijn zelf heel intensief bezig met het wegwijs maken van leerkrachten in die effectieve didactische principes waar je wel goede resultaten mee kan behalen. Maar het neemt niet weg dat de context waarin leerkrachten vandaag werken heel uitdagend is. Er is uitval van leerkrachten, vacatures geraken niet ingevuld, zorguren vallen weg, er zijn hele grote uitdagende klassen. Dat is een realiteit waar we mee moeten leren omgaan.”

Iris: “Er is van alles in gang gezet en het gaat even duren vooraleer we daar de vruchten van kunnen plukken. Het is ontzettend belangrijk dat we een eensgezind verhaal brengen. Samen met leerkrachten, begeleiders, onderwijsondersteuners, onderzoekers. Samen met de ouders, de leerlingen en met studenten. Samenwerken om de lees- en taalvaardigheid weer op peil te krijgen. Maar evident is dat zeker niet, omwille van de complexiteit van taal. Lezen en luisteren, spreken en schrijven,

BIO Jona Hebbrecht

• Lerarenopleider aan hogeschool Odisee

• Coördinator van het onderzoeksproject De leesscan

• Ondersteunt scholen op de werkvloer om hun lees- en taalonderwijs te versterken.

• Docent in het postgraduaat Leescoach.

• Leesonderwijsexpert voor Iedereen Leest.

lijken eenvoudig wanneer je het goed kan, maar dat is niet zo. Het zijn uitdagende vaardigheden die vaak vele jaren vergen om er sterk in te worden.”

Wat dat betreft, Conner Rousseau wil al langer dat alle kinderen verplicht naar de crèche gaan om er zo voor te zorgen dat er bij de start van het kleuteronderwijs geen al te grote taalachterstand is. Een goed idee volgens jullie?

18 STANDPUNTEN
De autonomie van de leerkrachten is naar de achtergrond verdwenen terwijl de leerkracht toch de eigenaar is van zijn leerproces.

Iris: “Ik hou niet zoveel van slogans. Laten we er met zijn allen vooral proberen voor te zorgen dat iedereen zo sterk mogelijk kan starten. Of dat gebeurt door mensen te verplichten is nog maar de vraag. Was het maar zo eenvoudig dat je deze uitdaging kan oplossen met één actie. Streven naar betrokkenheid van ouders en zo sterk mogelijk proberen te werken op de verschillende opvoedingsniveaus gaat verder dan het invoeren van een verplichting.”

Jona: “In ons boek, waar we vooral focussen op lezen, trekken wij sterk de kaart van het inspelen op autonome motivatie. Je zorgt daar niet alleen voor door leerlingen een stukje autonomie te geven, maar ook door te zorgen voor verbondenheid en door in te zetten op competentieontwikkeling. Dat geldt ook voor de betrokkenheid bij ouders. Ouders moet je informeren, je moet hen competent maken om van hun thuisomgeving een geletterde omgeving te maken. Je moet ook inzetten op de ondersteuning van personen die werken in kinderdagverblijven om die context nog taalrijker te maken. Die initiatieven beginnen stilaan vorm te krijgen. Het is niet langer louter een onderwijsverhaal. We kunnen al van in de kinderdagverblijven waardevolle inspanningen leveren. ‘Iedereen leest’ heeft bijvoorbeeld het traject Boekstart waarbij ouders via de consultatiebureaus, de bibliotheek en de kleuterschool in contact komen met kinderboeken. Ouders krijgen er informatie hoe belangrijk voorlezen is in functie van taalstimulering. Ze krijgen handvaten om thuis een rijke taalomgeving te creëren. Dat gaat over voorlezen, maar ook over liedjes zingen, rijke gesprekken voeren, … Ouders hebben vaak ook zelf veel vragen rond taalontwikkeling. Je ziet soms absurde situaties ontstaan waarbij ouders geen thuistaal meer gebruiken met hun kinderen, maar een soort verbrokkeld Nederlands, wat niet goed is voor de taalontwikkeling. We moeten vooral sterk inzetten op een positieve houding ten opzichte van taal en taalontwikkeling en op wetenschappelijk onderbouwde informatievergaring. We moeten ouders op een positieve manier stimuleren om zo veel mogelijk met Nederlands in contact te komen. Ik denk dat daar de kracht ligt.”

Iris: “Je kan kinderen verplichten om naar de crèche te gaan, maar dat verandert niets aan hun thuissituatie. Kinderen groeien nu eenmaal op in een bepaalde situatie. Alles meer op elkaar afstemmen en samen ouders ondersteunen is belangrijk. Die uitdaging geldt trouwens net zo goed voor scholen. Hoe kunnen we ook op school zoveel mogelijk ouders aan boord krijgen? Niet dat ouders thuis leraar moeten worden, maar wel dat ze

op een laagdrempelige manier inzicht krijgen in taalgebruik, in taal- en leesontwikkeling. Dat is heel uitdagend, want voor sommige ouders is het aangereikt krijgen van leestips al iets groots, terwijl andere ouders hun weg naar de bibliotheek reeds lang kennen. Als taalverwerving alleen maar in de crèche gebeurt en je doet geen inspanningen om ook de brug met de thuissituatie te maken, dan houd je onvoldoende rekening met de complexiteit van een taalverwervingsproces.”

Jona: “Je moet zoeken met welke organisaties en partners ouders sowieso in contact komen en hoe je die partners kunt inzetten om nog sterker samen te werken in functie van de brede ontwikkeling van hun kinderen.”

Welke onderzoeken zijn relevant om de lees- en taalvaardigheid bij kinderen en jongeren in kaart te brengen en wat tonen de resultaten aan?

Iris: “Het PISA-onderzoek, het PIRLS-onderzoek, het peilingsonderzoek en de eindtoetsen van de onderwijskoepels brachten enkele pijnpunten naar boven. Daarnaast is er heel wat relevant onderzoek over taalontwikkeling, maar ook over effectieve kenmerken van leesen taalonderwijs. Op initiatief van de Vlaamse Onderwijsraad werd een review uitgevoerd om te bepalen wat werkt in begrijpend leesonderwijs. Dat leidde tot ‘vijf sleutels’ voor begrijpend lezen die stilaan hun plek krijgen in het Vlaamse onderwijslandschap.”

Jona: “Telkens worden we met onze neus op de feiten gedrukt dat we in een neerwaartse spiraal zitten. Die alarmbellen geven aan dat taal- en leesvaardigheid echt wel prioritair op de agenda moeten blijven staan. Onderzoekers van KULeuven zijn bijvoorbeeld naar aanleiding van PIRLS 2016 op zoek gegaan naar mogelijke oorzaken van de dalende leesvaardigheid. Onderzoekers van Universiteit Gent deden hetzelfde voor de PISA-resultaten. Dan stellen we bijvoorbeeld vast dat doorheen de jaren het aantal uren leestijd dat kinderen hebben in de klas verminderd is. Daar moeten we bij stilstaan. Want er zijn zoveel zaken die erbij komen in het curriculum van het onderwijs. Bij elke maatschappelijke uitdaging is het de taak van het onderwijs om dit op te lossen. Maar er zijn maar zoveel uren in één dag. We moeten dus goed kijken hoe we die uren zo functioneel mogelijk kunnen inzetten, hoe we geïntegreerd kunnen werken en we meer verbanden leggen tussen verschillende vakken, tussen lezen en taal en de zogenaamde ‘zaakvakken’. We moeten scholen daarbij begeleiden om gefundeerde keuzes te maken in functie van hun lesprogramma, de beschikbare leestijd, enzovoort.”

BIO Iris Vansteelandt

• Lerarenopleider en onderzoeker aan AP Hogeschool

• Postdoctoraal medewerker aan de onderzoeksgroep Taal, Leren, Innoveren van Universiteit Gent.

• Ondersteunt scholen op de werkvloer met lees- en taalonderwijs

• Werkt ook als leesonderwijsexpert voor Iedereen Leest.

Iris: “Dat is best uitdagend want er komt ontzettend veel af op een leerkrachtenteam. Je moet sterk in je schoenen staan om gedegen keuzes te kunnen maken. Soms wordt er bijvoorbeeld wel leestijd vrijgemaakt, maar de vraag is of dat dan wel op een kwaliteitsvolle manier gebeurt. We weten uit onderzoek dat een aantal keer per week ‘vrije’ leestijd voorzien zonder dat leerlingen op dat moment ook écht diepgaand en betrokken lezen, niet voor élke leerling het gewenste effect heeft.

19 STANDPUNTEN
Ik denk dat we er soms te snel aan voorbij gaan hoe complex het is om een taalvaardig iemand te worden en te blijven.

Leerkrachtenteams dienen goed ondersteund te worden zodat de beschikbare kennis over effectief leesonderwijs en het voortschrijdend inzicht hierrond ook echt op de klasvloer geraakt. De voorbije twee jaar hebben we 24 schoolteams intensief ondersteund binnen het prioritair nascholingstraject binnen PRO lezen. De scholen waren erg enthousiast, omdat we hiermee tegemoet kwamen aan de nood aan ‘samen’ professionaliseren rond leesonderwijs.”

Jona: “Een van de zaken die naar boven kwamen bij het onderzoek naar aanleiding van PIRLS was dat er in Vlaanderen weinig professionalisering was van leerkrachten op de werkvloer ten opzichte van de andere Europese landen. Zeker als het gaat over langdurige professionalisering, waarbij je gedurende een langer traject coaching op de schoolvloer krijgt. Onderzoek toont aan dat dit effectiever kan zijn dan een eenmalige studiedag.”

Iris: “We merken dat er op scholen vaak veel enthousiasme is, veel wil om vooruit te gaan. Maar dat vergt denkwerk én de nodige tijd en ruimte. Wij trekken in ons boek dan ook de kaart van een leesbeleid, een leesbeleidsproces. Je moet goed weten waarom je iets doet, op welke manier, en hoe je dat in een doelgericht actieplan verwerkt.”

Jona: “Als je van lezen een prioriteit wil maken, dan moet je daar tijd en ruimte voor maken. Een proces van maken met je hele team, dat vraagt tijd.

Er zijn veel directies die van lezen echt een prioriteit maken. Maar er zijn andere scholen die erop wijzen dat ze ook een ICT plan moeten hebben of een wiskundeplan. Kiezen is soms een stukje verliezen. Er worden zoveel verwachtingen aan scholen gesteld dat dat geen evidentie is voor directies.

Scholen gaan in hun zoektocht naar houvast soms nog te versnipperd aan de slag gaan. In ons boek pleiten we voor een meer thematische aanpak waarbij je diepgang krijgt, waardoor je ruimte krijgt om langer en diepgaander in teksten te duiken. Nu is het vaak zo dat de les begrijpend lezen 50 minuten duurt. Is de tekst niet helemaal gelezen? Jammer, we moeten nu naar de wiskundeactiviteit. Dat staat haaks op hoe je in het normale leven functioneert en leert. Het schoolse leren is in heel veel verschillende hokjes verdeeld, waardoor leerkrachten voortdurend het gevoel hebben tijd te kort te komen. Vandaar ons pleidooi voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Durf te schrappen. Durf bewust keuzes te maken. Durf te combineren. Bijvoorbeeld, ik kies die tekst uit mijn methode voor wereldoriëntatie en ik koppel daar mijn begrijpende leesactiviteit aan.”

Iris: “Zo kan je veel gerichter bijsturen. Je moet je leercontext zo zien te creëren dat je gerichter en meer op maat kunt werken. Dat lukt niet als je allemaal vakjes naast elkaar hebt, die je dan ook nog eens allemaal naast elkaar moet aanbieden. Het lerarenberoep is een metier dat heel veel competentie vergt.”

Jona, jij hebt het idee van een leesscan ontwikkeld, een manier om het leesonderwijs van een school in kaart te brengen. Kan je me daar iets meer over vertellen?

Jona: “De leesscan is een onderzoeksproject waar wij 3 jaar geleden mee gestart zijn vanuit Odisee en in samenwerking met AP Hogeschool, Iedereen leest, de Taalunie en UGent. Bedoeling was scholen te ondersteunen om hun leesonderwijs te versterken. We hebben een reflectietool gemaakt, een vragenlijst waarmee een schoolteam kan nagaan waar hun sterktes liggen en welke uitdagingen voor hen liggen op vlak van leesonderwijs.”

Iris: “De leesscan baseert zich op een wetenschappelijk onderbouwd kader met verschillende pijlers van sterk leesonderwijs. Hierbij zien we een leesbeleid als ‘motor’ van het leesonderwijs, niet als een document dat ergens op een computer staat te vegeteren. Sterk leesonderwijs wordt bepaald door een bewuste didactische aanpak. Daarnaast is het ook belangrijk dat je nadenkt over hoe je je leer- en leesomgeving inricht. Tot slot moet je ook gericht monitoren wat je doet, zodat je je didactiek en leesomgeving kunt aanpassen waar nodig. Als een rode draad tussen al die pijlers van sterk leesonderwijs loopt je leesnetwerk, leerlingen, ouders, bibliotheek, pedagogische begeleiders, ondersteuners, lerarenopleidingen & onderzoekers. Die zijn belangrijk om samen de leesvaardigheid, de leesmotivatie en het leesgedrag van de leerlingen mee te bevorderen.

Aan de hand van de leesscan kan een schoolteam dus die pijlers in kaart brengen als startpunt om een doelgericht leesbeleidsproces op gang te brengen.”

Jona: “Wat we vaak zien wanneer scholen merken dat hun leesresultaten achteruitgaan, is dat ze snel acties ondernemen. Wij willen bewust dat proces een beetje vertragen. We zetten schoolteams aan om te kijken naar alle facetten van het lezen. Lezen gaat verder dan technisch of begrijpend lezen. Lezen gaat over leesmotivatie, leesgedrag, interesses, taalbagage, kennis van de wereld... De elementen ‘leesvaardigheid, leesmotivatie en leesgedrag’ vormen een soort ‘leesdriehoek’ , waarbij ze elkaar voortdurend beïnvloeden. Door de leesscan kunnen schoolteams breed reflecteren over hun leesbeleid, hun leesomgeving, de didactiek die ze inzetten tijdens

leesactiviteiten en hoe ze het lezen monitoren. We proberen lezen op school breed open te trekken en in te vullen, zodat ze bewust keuzes maken op basis van hun schoolspecifieke situatie.

Daarnaast bieden we schoolteams een aantal verdiepende kijkwijzers aan om concreet aan de slag te gaan. Op de website www. leesscan.be staan ook heel veel bronnen en inspirerende praktijkvoorbeelden. Wij willen schoolteams de weg wijzen naar kwalitatieve bronnen. Warm water hoeven we niet opnieuw uit te vinden.”

Iris: “Het vernieuwende van ons boek is dat dat we de puzzelstukken van leesonderwijs proberen samen te brengen en die samenhang zichtbaar maken. Wij leggen uit hoe je met de verschillende pijlers van je leesonderwijs aan de slag kunt gaan. In onze praktijk zien we dat scholen daar net nood aan hebben, dat ze ondersteuning vragen om tot samenhang in hun (lees)onderwijs te komen.

Kinderen kunnen best wel wat aan. Wij komen in scholen waar kinderen opgroeien in een meertalige context waar Nederlands niet de moedertaal is, waar kansarmoede heerst. En toch zien we dat als daar gedurende langere tijd op een doordachte manier verdiepend wordt gewerkt, er vooruitgang wordt geboekt. Dat is het effect van de keuzes die je maakt als leerkracht en als schoolteam. We pleiten ervoor dat schoolteams durven kiezen voor verdieping en hiervoor tijd en ruimte nemen.”

Jona: “Dat vraagt ook de competentie om overtuigd te zijn van je eigen keuzes, om voldoende inzicht te hebben in wat werkt en wat niet werkt. Leerkrachten geven soms aan dat ze twijfelen. De autonomie van de leerkrachten is naar de achtergrond verdwenen, terwijl de leerkracht toch de eigenaar is van zijn leerproces. Autonomie is dus belangrijk op alle niveaus. Voor leerlingen, maar ook voor leerkrachten, voor ouders, voor het netwerk. Het zorgt ervoor dat iedereen goede gefundeerde keuzes kan maken en het komt de motivatie ten goede. We moeten leerkrachten en schoolteams in hun kracht zetten. En die kracht zit voor ons in het samen-verhaal. Lezers maak je samen!

Hartelijk bedankt

Interview: Tom Cools

www.lannoocampus.be/van-leerlingenlezers-maken

20 STANDPUNTEN

In deze rubriek leggen we nadruk op het positieve in onze kleine en grote wereld. We brengen enkel goed nieuws met veel zwarte en witte humor, cadeautjes, weggeefacties, twitteroptimisten, facebookclowns en nog veel meer… Heeft u ook heugelijk nieuws te melden, mail dan naar sarah@vermeylenfonds.be want “Optimism is a moral duty!”

Joël en Yvette

Dank voor 60 jaar engagement in Oostende!

Eén van de eerste afdelingen die in 1964 bij het Vermeylenfonds werd opgericht, was Oostende. Initiatiefnemers waren een aantal heel jonge mensen waaronder Yvette en Joël. Gedurende bijna 60 jaar waren zij actieve bestuursleden van de afdeling, Joël was vele jaren secretaris en Yvette verzorgde met enthousiasme de public relations. Toen later een regionale provinciale afdeling werd opgericht, die ook nog eens een provinciale werking in West-Vlaanderen ontwikkelde, werd Joël bovendien daarvan penningmeester, een functie die hij ook ettelijke jaren heeft vervuld. Heel veel activiteiten hebben ze samen met andere bestuursleden georganiseerd. De opsomming zou vanzelfsprekend te lang zijn.

Toch wil ik er één vermelden, nl. de nationale beeldhouwwedstrijd. De eerste editie was in 1978, ik was toen pas in dienst van het Vermeylenfonds. De hele organisatie werd gecoördineerd door Joël als secretaris en bij de prijsuitreiking deed Yvette de presentatie. Vele jaren heeft de afdeling Oostende die grootse organisatie vol gehouden. Tientallen beeldhouwers uit het hele land - want het was een nationale wedstrijd - namen eraan deel. Altijd van een erg hoog niveau en vlekkeloos georganiseerd. Zoals alle activiteiten trouwens. Later werden ook nog schilderwedstrijden georganiseerd.

Voor dit jarenlange engagement wil het Vermeylenfonds jullie, Yvette en Joël, van harte danken. Persoonlijk wil ik jullie ook

namens het personeel danken voor de leuke samenwerking, altijd respectvol met veel begrip en aanmoedigingen als het wat minder ging. Want dat is wat mij dan zo diep kon raken: jullie warme menselijkheid.

Ik hoop en velen met mij jullie nog geregeld te mogen ontmoeten op één of andere activiteit of op een reis van het Vermeylenfonds.

58 Jaar bestuurslid van het vermeylenfonds. Hoed af.

“Is het goed voor jullie dat ik een foto kom nemen van jullie? 58 jaar bestuurslid van het Vermeylenfonds, afdeling Oostende, dat verdient een vermelding in ons tijdschrift DNG.”

“Kom maar af, we zien mekaar op 13 februari in de Geuzetorre; we komen dan naar de activiteit met Roland Desnerck, auteur van het Oostends Woordenboek.”

Hun mandaat als bestuurslid hebben Joël Nieuwenhuyse en Yvette De Scheemaeker na 58 jaar neergelegd, maar hun kindje, zoals ze de afdeling noemen, laten ze niet in de steek en dat zullen ze bij leven en welzijn nooit doen.

Ze waren er al bij toen Alfons Laridon, de eerste voorzitter, in 1964 de afdeling Oostende oprichtte. Eerst Yvette en enkele maanden later Joël, zij studente lerares wetenschappen en hij logopedist. Joël vervulde er al die jaren de functies van secretaris-penningmeester en Yvette, begeleidde sprekers, gasten en kunstenaars en nam de rol van Public Relations voor de afdeling Oostende op zich. Vol lof zijn ze over de bezielende voorzitters, waarmee ze al die jaren hebben samen gewerkt: Alfons en Roland Laridon, Jacques Mertens en Pol de Grave.

Bovenal koesteren ze de warme vriendschappen. “Het voelde aan als één grote familie.” Het is voor hen het waardevolste goed. Met veel warmte denken ze aan zij die er niet meer zijn.

Als enige overblijvers van het eerste bestuur kijken zij vol vertrouwen naar de toekomst. Met nieuwe mensen, met vernieuwende ideeën aan het roer is de afdeling in goede handen. Ze zijn er gerust in, en wij ook. Grote dank voor al die jaren van engagement en vriendschap Joël en Yvette, en tot op een volgende activiteit.

GOED NIEUWS
21
© Paul Teerlinck
Goed Nieuws

Lang hoef je niet te zoeken in Vlaanderen of je vindt wel een stuitend bewijs van de verwevenheid tussen projectontwikkelaars en de politiek. Op sommige vlakken voelen onze contreien aan als het land van Cocagne, maar als het op ruimtelijke ordering aankomt, waan je je meer in een maffiafilm van Martin Scorsese. Wie de geschiedenis van de Vlaamse open ruimte bestudeert valt van de ene verbazing in de andere. Zomaar een graai uit de grabbelton: in 2016 werd een betonstop aangekondigd. Sindsdien heeft Vlaanderen er echt alles aan gedaan om eigenaars en bouwpromotoren maximaal te bepamperen. Incroyable mais vrai.

Peter Renard, Tom Coppens en Guy Vloebergh vonden het wel welletjes zo en schreven Met voorbedachten rade, een rake analyse van decennialang wanbeleid. De auteurs hebben tonnen expertise over de materie. Peter Renard was van 2008 tot 2013 directeur van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Tom Coppens is professor ruimtelijke planning (UAntwerpen). Guy Vloebergh tot slot kan buigen over 35 jaar ervaring in ste-

denbouw en ruimtelijke planning, is betrokken als onderzoeker bij de studiegroep Omgeving, en is de stichtende voorzitter van de VRP.

In hun boek focussen de auteurs op de drie aspecten van ruimtelijke ordening: plannen, vergunnen en handhaven. Bij planning worden de richtinggevende plannen opgesteld met als bedoeling de ruimtelijke ordening te sturen. Bouwaanvragen en de toetsing aan plannen en regelgeving zijn onderwerp van het vergunningenbeleid. Het handhavingsbeleid staat dan weer in voor de controle op overtredingen van de regels en in plannen vastgelegde bestemmingen.

Uit hun analyse blijkt dat de leuze dat wat Vlaanderen doet, het ook beter doet, alleszins niet opgaat voor ruimtelijke ordening. Resultaatgericht, planmatig, ruimtelijk beleid stond niet hoog op de agenda in 1980, toen Vlaanderen bevoegd werd voor zijn ruimtelijke ordening, en staat er anno 2023 nog steeds niet hoog op. Het algemeen belang moet de duimen leggen voor het particulier belang. Eigenaars en bouwers krijgen nog steeds carte blanche. Aan plannen en handhaven wordt weinig aandacht besteed, zolang de vergunningen maar maximaal kunnen uitgedeeld worden.

Maar het kan anders. De drie auteurs schetsen de contouren voor een kentering in beleid en regelgeving. Willen we de perfide situatie keren, dan zullen we met een kritische blik het hele ruimtelijke beleid op alle bestuursniveaus moeten evalueren en grondig bijsturen. Juist in het opwaarderen en op elkaar afstemmen van de drie-eenheid van plannen, vergunnen en handhaven ligt de sleutel naar de noodzakelijke transitie.

Dat de bescherming van de open ruimte aan de basis moet liggen van het ruimtelijk beleid

zou als evident moeten beschouwd worden. Maar ook de wildgroei aan uitzonderingsregels in het vergunningenbeleid, die planmatig ruimtelijk beleid alleen maar tegenwerken, moet gesnoeid worden. Het onoverzichtelijke planningskader dient sterk vereenvoudigd te worden. Weg ook met het instrumentarium dat zonevreemde activiteiten in de open ruimte mogelijk maakt.

Op vlak van handhaving is er dan weer nood aan een sterke Vlaamse bouwinspectie, die ernstig werk maakt van het straffen van overtredingen en herstel in de oorspronkelijke staat als belangrijkste uitgangspunt hanteert. Alleen mag er niet meer getalmd worden. De toestand van onze open ruimte is zorgwekkend. Nu is het moment om drama’s zoals de ravage bij de overstromingen in Wallonië in de nabije toekomst te voorkomen.

Met voorbedachten rade is een stuitend verhaal geworden van politiek cliëntelisme en onkunde, van een wildgroei aan regelgeving, grondspeculatie en schaamteloze ego 's met diepe zakken. De omineuze ondertitel, De sluipmoord op de open ruimte, kon niet beter gekozen zijn. De drie aspecten van ruimtelijke ordening; plannen, vergunnen en handhaven, worden historisch gekaderd en bieden zo een inzicht in het waarom van het decennialange wanbeleid. Dat er geen synthetiserende tabellen en schema’s zijn opgenomen in het boek is een gemis. Deze zouden de lezer kunnen helpen het overzicht op de complexe materie te bewaren. Dat doet geen afbreuk aan het feit dat Peter Renard, Tom Coppens en Guy Vloebergh een sterke en verontrustende analyse hebben gemaakt van jarenlang ondermaats beleid en regelgeving inzake ruimtelijke ordening. Bovendien geven ze ons een concreet en haalbaar toekomstperspectief mee. Nu die vijf minuten politieke moed nog.

Tom Cools

Met voorbedachten rade. De sluipmoord op de open ruimte

Peter Renard, Tom Coppens & Guy Vloebergh, Kritak, 2022

22 RECENSENT
De recensent

Op 30 maart 2023 opent

VIERNULVIER in Gent zijn deuren voor de uitreiking van de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur en de Boon voor fictie en non-fictie. De vakjury's beslissen wie deze Vlaamse prijs voor de beste Nederlandstalige boeken wint, maar jij kan meebepalen welke titel de publieksprijs ontvangt.

Stem tot en met 26 maart op jouw favoriete titel uit de shortlist en maak kans op een weekendje

Gent!

Op 30 maart 2023 opent VIERNULVIER in Gent zijn deuren voor de uitreiking van de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur en de Boon voor fictie en non-fictie. De vakjury's beslissen wie deze Vlaamse prijs voor de beste Nederlandstalige boeken wint, maar jij kan meebepalen welke titel de publieksprijs ontvangt.

Ga naar deboon.be en stem voor je favoriete boek

Stem tot en met 26 maart op jouw favoriete titel uit de shortlist en maak kans op een weekendje

Op 30 maart 2023 opent VIERNULVIER in Gent zijn deuren voor de uitreiking van de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur en de Boon voor fictie en non-fictie. De vakjury's beslissen wie deze Vlaamse prijs voor de beste Nederlandstalige boeken wint, maar jij kan meebepalen welke titel de publieksprijs ontvangt.

Fictie en non-fictie

Op 30 maart 2023 opent VIERNULVIER in Gent zijn deuren voor de uitreiking van de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur en de Boon voor fictie en non-fictie. De vakjury's beslissen wie deze Vlaamse prijs voor de beste Nederlandstalige boeken wint, maar jij kan meebepalen welke titel de publieksprijs ontvangt.

Kinder- en jeugdliteratuur

van

Kinder-

Kinder-

Stem tot en met 26 maart op jouw favoriete titel uit de shortlist en maak kans op een weekendje

Mot en de metaalvissers

Stem tot en met 26 maart op jouw favoriete titel uit de shortlist en maak kans op een weekendje

Gent!

Gent!

Ga naar deboon.be en stem voor je favoriete boek

Ga naar deboon.be en stem voor je favoriete boek

Wat we toen al wisten

Kinder- en jeugdliteratuur

23 RECENSENT
Geert Buelens Querido Zelf doen Niña Weijers Atlas Contact Tekenen het universum Emy Koopman Prometheus De draaischijf Tom Lanoye Prometheus Honingeter Tülin Erkan Pelckmans De draaischijf Tom Lanoye Prometheus Misjka Edward van Anoush Elman & Annet Schaap Querido De draaischijf Tom Lanoye Prometheus Misjka Edward van Anoush Elman & Annet Schaap Querido Wat we toen al wisten Geert Buelens Querido Zelf doen Niña Weijers Atlas Contact Patroon Marco Kunst Gottmer Schildpad en ik Marit Törnqvist Querido Sanne Rooseboom & Sophie Pluim Unieboek | Het Spectrum Morris Bart Moeyaert & Sebastiaan Van Doninck Querido Misjka Edward van de Vendel, Anoush Elman & Annet Schaap Querido

Agenda en verslag

Een greep uit het aanbod...zin in méér? Kijk op www.vermeylenfonds.be of facebook.

Ampersand

Ampersand vormt de basis voor een reeks literaire avonden. Deze staan in het teken van connectie, taalonderzoek en het gesproken woord. Ampersand streeft ernaar om zo divers en verscheiden mogelijk te zijn. Leeftijd, cultuur, gender, verschillen qua podiumervaring… ; àlles wordt zo gemengd mogelijk gehouden.

Ampersand zoekt uit wat literatuur overal en voor iedereen kan zijn.

Ampersand is een initiatief van Avansa, Boekhandel Limerick, De Centrale, PEN Vlaanderen, Relaas, Vermeylenfonds, VOEM en Willemsfonds. Met de steun van Stad Gent (Cultuur Gent) en de Vlaamse Overheid. Kijk op onze website of facebookpagina voor meer info over de volgende literaire avonden

Succesvolle en prachtige fototentoonstelling in het Hof Van Ryhove georganiseerd door afdeling Gent ter gelegenheid van hun 40-jarig bestaan. Foto’s Paul Teerlinck en Jean Pierre Drubbels

24
© Paul Teerlinck

Dé dialectkenner van Oostende, Roland Desnerck, heeft steeds een grote interesse voor het verschijnsel taal en voor heemkunde gehad. Zijn levenswerk “Het Oostends Woordenboek”, dat nu al vier drukken achter de rug heeft, wordt geflankeerd door tal van andere werken van zijn hand. Het was een échte Vermeylenfonds avond. >

Het CBK Poetry Slam 2022 werd een regelrechte voltreffer waar we nog van nazinderen! Schitterend ‘geduohost’ (volgend jaar een nieuw woord in Van Dale) door Maxime Deflandre en Britt Mosselmans. Gaélane was bijzonder poëtisch en bracht haar drie slams zowel kwetsbaar als gedecideerd.

Door deze uiterst mooie combinatie - die ook de jury niet ontging - neemt zij als nieuw Belgisch kampioen Poetry Slam 2022, stijlvol én verdiend, de megafoon over van Marie Darah.

Graag danken we de vele vele medewerkers, de top jury, de hosts, vrijwilligers, alle deelnemers (niveau lag echt hoog) en álle organisaties die de voorronden voor zich namen. Je weet wie je bent ... Wij wensen iedereen veel succes en goesting om ook 2023 tot een mooi CBK-parcours uit te bouwen.

© Paul Teerlinck
25 VERSLAG
© Ica ¨Pomat

André Vandorpe

Verantwoordelijke Leesfonds

Zoals je elders in dit blad al kon lezen, is het Leesfonds onderdeel van het grote Leesoffensief dat door de Vlaamse Regering werd gelanceerd om de leesvaardigheid bij kinderen en jongeren te stimuleren. Europees onderzoek toont immers aan dat het niet goed gaat met de leesvaardigheid van Vlaamse en Nederlandse kinderen, in vergelijking met hun leeftijdsgenoten in de ons omringende landen. Om deze negatieve trend te keren heeft de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL) het Leesfonds opgericht, dat meteen van start is gegaan met een ambitieus pilootproject onder de slogan ‘Elk kind een boek’. André Vandorpe werd aangesteld als Coördinator.

André Vandorpe is socioloog van opleiding en was jaren werkzaam binnen de SERV (Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen) waar hij, in opdracht van de sociale partners, onderzoek deed naar de invloed van nieuwe technologieën op de arbeidsmarkt. Nadien ging hij aan de slag in de communicatieen marketingsector, onder meer in opdracht van uitgeverijen en drukkerijen, waardoor hij in het vizier kwam van de toenmalige algemeen directeur van Boek.be, Geert Joris. Toen die overstapte naar de Taalunie, volgde André hem op. Boek.be was toen een belangenvereniging die samen met de boekenhandelaars, de uitgevers en de importeurs het boek in Vlaanderen wilde promoten. Naast het uitreiken van literaire prijzen organiseerde Boek.be ook diverse evenementen zoals de Boekenbeurs in Antwerpen.

André Vandorpe: “Ik ben vijf jaar algemeen directeur van Boek. be geweest, tot 2017, en heb dat met hart en ziel gedaan. Zo heb ik het reilen en zeilen van de boekenwereld en de vele literaire middenveldorganisaties van nabij kunnen volgen. Het was geen gemakkelijke opdracht omdat de belangen van de verschillende spelers vaak uit elkaar liepen. Van consensus en eensgezinde strategie was niet altijd sprake. Desondanks stonden voor mij twee doelstellingen centraal: nauwere samenwerking tussen de verschillende belangengroepen en het opwaarderen van de onafhankelijke boekverkopers. In dit verband heeft de invoering van de zgn. ‘vaste boekenprijs’ (2017) beslist bakens verzet voor de boekverkopers.

Tegelijk werd gaandeweg ook duidelijk dat de format van de traditionele Boekenbeurs aan vernieuwing toe was. Helaas werden mijn alternatieve plannen, zoals regionaal gespreide boekenevents voor een ruimer publiek, niet op gejuich onthaald. Integendeel. De hoofdrolspelers binnen het boekenvak bleven – tegen beter weten in – halsstarrig vasthouden aan het oude vertrouwde businessconcept in Antwerp Expo. Vervolgens ben ik een andere professionele richting uitgegaan.”

Je bent nu verantwoordelijke voor het Leesfonds, één van de vele initiatieven in het kader van het grote Leesoffensief. Wat is het doel van het Leesfonds?

Elk kind een boek!

“Er zijn heel wat kleinschalige initiatieven en organisaties actief op het vlak van leesbevordering. Vooral in schoolverband, maar ook binnen jeugdverenigingen, wijkwerkingen, kinderopvang, enz.

We hebben deze organisaties, die hoofdzakelijk steunen op vrijwilligers, in kaart gebracht en aangeschreven met de vraag of ze boeken nodig hadden. Want dat is uiteindelijk het doel van onze actie. Zoals de slogan ‘Elk kind een boek’ het in feite uitdrukt wil het Leesfonds nieuwe boeken ter beschikking stellen van leesbevorderende organisaties die daar nood aan hebben. De respons was enorm.

Meer dan 450 organisaties hebben onze oproep beantwoord. De meeste aanvragen waren ook vergezeld van voorkeurlijstjes met titels die inspelen op actuele thema’s en onderwerpen, afgestemd op de interessesferen van de betrokken kinderen en jongeren.

26 BV
© Luc Monsaert
BV

Is het de bedoeling dat de boeken geschonken worden, eventueel vanuit een eigen verzameling of bibliotheek?

“De bedoeling is wel degelijk om nagelnieuwe boeken te schenken. We ontvingen opvallend veel aanvragen vanuit scholen en klaswerkingen. Door bezuinigingen kunnen vele scholen helaas geen nieuwe boeken aankopen, wat nochtans behoorlijk essentieel lijkt. De samenleving evolueert en de scholen moeten mee evolueren. Het komt er dan ook op aan de betrokken leesbevorderende initiatieven te voorzien van nieuwe boeken over hedendaagse thema’s en onderwerpen”.

Als je een totaal maakt van alle aanvragen, over hoeveel boeken gaat het dan?

“Indien we willen tegemoet komen aan alle gerichte aanvragen, en dus aan de vele voorkeurlijstjes, moeten we ongeveer 30.000 boeken kunnen schenken. Dit is een equivalent van om en bij 450.000 à 500.000 euro.

Vermits onze donatiecampagne pas recent werd opgestart, hebben we dit bedrag nog lang niet ter beschikking. Bijgevolg kunnen we nog geen boeken schenken, ook al wachten verschillende organisaties ongeduldig op hun boeken. Een dergelijk omvangrijk bedrag verzamelen via giften, schenkingen en sponsoring vraagt tijd en een deskundige aanpak.

Verschillende experten inzake fondsenwerving en crowdfunding hebben onze ambitie ook getemperd. Volgens hen vraagt het minstens een jaar om de noodzakelijke fondsen te verzamelen. Het Leesfonds-project loopt in principe af eind april. Aan de Minister van Onderwijs, die de organisatie van het Leesfonds subsidieert, hebben we dan ook met aandrang gevraagd om het project met minstens een jaar te verlengen. Alleen zo kunnen we tegemoet komen aan de urgente vragen van de 100-en leesbevorderende organisaties. In afwachting van een hopelijk positieve beslissing zetten we ons actie- en donatieplan onverminderd verder.

Verschillende individuen en verenigingen hebben ons al betekenisvolle giften bezorgd, en om dit verder aan te zwengelen gaan we binnenkort van start met een doelgerichte sponsor- en sociale mediacampagne. We richten ons hierbij ook naar bedrijfsverantwoordelijken en filantropische organisaties die het maatschappelijk belang van lees- en dus ook taalbevordering bij kinderen en jongeren erkennen, en bijgevolg bereid zijn om onze actie substantieel te ondersteunen..”

Gezien het grote aantal aanvragen is er wel een grote behoefte aan een Leesfonds.

“Absoluut. Kinderen die boeken lezen, verbeteren niet alleen fors hun onderwijs- en latere loopbaankansen maar ook hun woordenschat en hun empathie. Kortom, boeken lezen geeft ze een betere toekomst. Wanneer honderden leesbevorderende initiatieven en organisaties manifest nood hebben aan hedendaagse boeken, zoals blijkt uit de vele aanvragen die we mochten ontvangen, dan moeten we alle zeilen bijzetten en tegemoet komen aan hun pertinente vragen.”

Ik hoop dat je slaagt in je opzet en engagement. In elk geval hartelijk dank voor dit gesprek.

Het Vermeylenfonds en het Leesfonds zijn “Vrienden voor het Lezen”

Naar aanleiding van de alarmerende Vlaamse resultaten voor begrijpend lezen in internationale onderzoeken als PISA en PIRLS, voert de overheid een Leesoffensief met een scala aan acties die het tij moeten doen keren. Zo is onder de noemer “Vrienden voor het Lezen” een publiekscampagne gelanceerd om het belang van lezen onder de aandacht te brengen en is onder de vleugels van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren een Leesfonds ingesteld om bij burgers, bedrijven en verenigingen middelen te werven om boekenpakketten aan te kopen en te schenken aan leesbevorderingsinitiatieven in Vlaanderen en Brussel.

Intussen hebben meer dan 400 initiatieven een aanvraag ingediend en is de wervingscampagne op gang geschoten. Samen met de andere Vlaamse sociaal-culturele fondsen maakt het Vermeylenfonds deel uit van de adviesraad voor het Leesfonds. Hierin wordt de werking besproken en gekeken naar zowel donateurs als begunstigden. Het Vermeylenfonds stuurt erop aan dat lezen breed wordt benaderd en initiatieven multimediaal en inclusief zijn. Hiermee willen we lezen voor zo veel mogelijk kinderen en jongeren, ongeacht hun

achtergrond en interesses, herkenbaar en aantrekkelijk maken om ze mee te krijgen en sterker te maken. Want ook dat blijkt uit internationale onderzoeken: lezen is een basis om het in het leven te maken en die kans willen wij nu eenmaal aan iedereen bieden.

Het engagement van het Vermeylenfonds voor het Leesfonds ligt in lijn met onze missie: we zetten de kracht van taal, geletterdheid en culturele expressie in om de inclusieve samenleving te versterken.

En met het Leesfonds houdt het voor ons ook niet op. Zo hebben we ons onlangs verbonden aan de publieksprijs van de Boon voor literatuur. Hierrond organiseren we eigen activiteiten en die hoeven na de uitreiking op 30 maart zeker niet op te houden. In het kader van het Leesoffensief wordt op 23 april, Wereldboekendag, de eerste Vlaanderenleestdag georganiseerd. Iedereen wordt aangemoedigd met boeken naar buiten te komen en publiekelijk (voor) te lezen. Wij kunnen jullie alleen maar aanraden om massaal mee te doen. Dus, u leest, stemt en doneert toch ook?

Kevin De Coninck, bestuurslid van het Vermeylenfonds en lid van de adviesraad voor het Leesfonds.

27 BV
Word vriend voor het lezen.

Hoe de lezer in mezelf ontwaakte

Eerst was er de ton. Ze stond, ook al voor ik kon lezen, in een aanbouw achter het huis waar vooral afgedankte meubels chaotisch gestapeld lagen. De ton was een intrigerend object: een cylinder in dik karton van ongeveer 1m50 hoog met een doormeter van een meter, bovenaan afgemaakt met een metalen rand ter versterking, zonder deksel. Als nieuwsgierige driejarige vroeg ik me af wat erin zat; ik wist dat ze half gevuld was. Ik vroeg mijn moeder of ze me erin wilde zetten. Neen. Na mijn aanhoudend gezaag en gejank liet ze me erin kijken; de ton was half gevuld met tijdschriften en boeken die zonder enige orde dooreen lagen.

Nog voor ik in 1949 naar de lagere school ging geraakte ik erin, met behulp van een afgedankt nachtkastje. Ik kon me erin verbergen als mijn ouders in de buurt waren; ze dachten dan dat ik in de tuin speelde. Vermits ik op die rommelige gedrukte wereld stond, moest ik stapels maken om de inhoud verder te kunnen ontdekken, maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit tot op de bodem ben geraakt. Om iets te begrijpen was ik aangewezen op de prentjes en foto’s en die waren er in overvloed in de oude nummers van Technique Populaire, Popular Mechanics, Geographical Magazine, Sabena Magazine, diverse damesbladen, Paris Match, enz. Ook stationsromannetjes, boeken over natuur, over radiotelefonie en een over naturisme met in bruin gedrukte foto's. Het was een paradijs waarin ik telkens nieuwe ontdekkingen deed. Mijn analfabetisme zette me soms op een verkeerd been. Wanneer ik bv. futurologische beelden zag van ruimteschepen of van tunnels onder zeeën dacht ik dat ze al bestonden, wat toen, eind jaren ‘40, nog niet het geval was. Ik kreeg een onstuitbaar verlangen om te leren lezen en zo die schat van kennis die in de ton verborgen zat te ontginnen, maar ik maakte een denkfout. In de lagere school leerde ik snel en beter lezen dan mijn klasgenoten. Ook, zij het nogal letterlijk en spellingsgewijs, in het Frans of het Engels, zoals de meeste publicaties in de ton, maar ik besefte te laat dat er een verschil kan zijn tussen woorden lezen en ze begrijpen.

Met poëzie maakte ik al in mijn ongeletterde jaren kennis. o.m. dankzij de boeken van Globi, geschreven in rijmende verzen, die me werden voorgelezen: een oorspronkelijk Zwitserse serie voor heel jonge kinderen over de familie Globi, half mens, half papegaai, die zich tussen zonder enige vorm van discriminatie tussen de gewone mensen bewegen. De superheld Globi is de oudste zoon; hij heeft nog een jonger broertje en een zusje. Ik heb er één exemplaar van teruggevonden: Globi in het Circus. Aan de ene kant stonden zes strofen van telkens vier eenvoudige verzen van J.P.J.H. Clinge Doorenbos; daartegenover voor elke strofe een illustratieve tekening van de Zwitserse kunstenaar Robert Lips. Zijn eerste tekening van Globi dateert uit 1932; het eerste Globi album verscheen drie jaar later. Decennia lang werden ze heruitgegeven. Die Lips w Globi in het Circus as bovendien een uitstekend schermer; hij nam deel aan de Olympische Spelen te Londen.

Meer nog dan de sprookjesfiguren van Andersen is dat Globi personage en zijn avontuurlijk bestaan mij het meest bijgebleven, vooral dan door de tekeningen.

In het officieel lager onderwijs leerde ik lezen met de methode Fons Van Hoof, m.a.w. de boekjes Binnen en Buiten van uitgeverij De Sikkel die werden gebruikt van 1929 tot 1978. Van Binnen en Buiten drie bezit ik nog mijn oud licht gehavend exemplaar uit 1946 (14de druk). Korte, meestal huiselijke tafereeltjes over een koppel met twee kinderen, Rik en Jet. De zwart-wit tekeningen bij de verhaaltjes waren van de hand van de Brugse kunstenaar Jules Fonteyne, die ook boeken van Felix Timmermans en Maurits Sabbe illustreerde. Ik kleurde ze soms in. De kinderen op de vaag art nouveauachtige illustraties hadden opvallend magere armen en benen; de oorlog was nog maar net achter de rug.

Eén prentje intrigeerde ons: het was de illustratie van het hoofdstukje ‘In het Bad’ waarop Jet naakt in een badkuip staat terwijl haar moeder haar haren droogwrijft. Mysterieus en hilarisch in een lagere jongensschool van de jaren ‘40.

Eens je kon lezen kon je zelf lectuur kiezen in de richting die jou interesseerde. Vanaf 1951 begonnen de Prisma-pockets in de étalages van de boekhandels te verschijnen. De ongeveer 3000 titels die in de loop van de jaren ‘50 en ‘60 met een grote verscheidenheid van genres verschenen, werden uitgegeven door de progressief katholieke uitgeverij Het Spectrum. Aanvankelijk kostten ze twintig Frank, een prijs die voor mij als veertienjarige haalbaar was. Van de vele titels die ik las heb uitstekende herinneringen aan o.m. Fantastische Vertellingen ( E.A. Poe), Erik of het kleine insectenboek (Godfried Bomans), Kees de jongen (Theo Thijssen), Goudzoeker in Griekenland (Emil Ludwig), De vernederden en vertrapten (Dostojewski), Griekse mythen en sagen (Gustav Schwab), Oliver Twist (Dickens) en De Tijdmachine (H.G. Wells). Ik wisselde die lectuur af met meer ontspannende boeken, zoals de avonturen van Winnetou van Karl May of de dolkomische avonturen van de butler Jeeves en de adellijke nietsnut Bertie Wooster, geschreven door P.G.Wodehouse. Ik las ook boeken uit de bibliotheek van mijn ouders, zoals De Trein der traagheid en De man

28 COLUMN
Hugues C. Pernath COLUMN De onvoltooid verleden tijd – Peter Benoy

die zijn haar kort liet knippen (Johan Daisne), De Vlaschaard en Langs de wegen (Stijn Streuvels), Absolom, Absolom! (William Faulkner), Tijl Uilenspiegel (Charles De Coster) en Boerenpsalm (Felix Timmermans).

In het Antwerpse jongensatheneum omstreeks 1959/60 hadden we een uitstekende leraar Nederlands, Frans Janssens, ‘De Witte’ genoemd omwille van de kleur van zijn haar. Naast het opgelegd leerplan maakte hij ons wegwijs in alle grote vernieuwingsbewegingen, de -ismen, en in de naoorlogse Nederlandstalige literatuur. Zo ging ik op speurtocht naar de romans, het toneel en de gedichten van L.P. Boon, Hugo Claus, Harry Mulisch, Simon Vinkenoog en Remco Campert m.a.w. de vijftigers, die niet tot de lessen cursorisch lezen behoorden, maar het wel hadden over een wereld die mij en mijn vrienden meer aansprak.

Spoedig kwam ook de Beat Generation in beeld, zeker nadat de vertaling van The Subterraneans van Jack Kerouac bij de Bezige Bij verscheen. We lazen ook Tropic of Capricorn van Henry Miller en Howl, gedichten van Allen Ginsberg. Die lectuur zette ons ertoe aan om zelf schrijfpogingen te ondernemen. Uiteindelijk ging dat maar over een tiental leerlingen van de school. We namen de macht over in het schoolblad en zonden gedichten naar de Vlaamse literaire tijdschriften die toen als paddestoelen uit de grond schoten en weer verdwenen. Dat lukte wel, maar de enige die als dichter spoedig tot de kring van de groten zou behoren was Eddy Van Vliet (1942-2002).

Tijdens het schooljaar 1959/60 gaf de Witte ons de opdracht in kernen van vier of vijf een luisterspel te realiseren. Een interessante opdracht: we moesten het buiten de school zelf schrijven, de rollen verdelen en het technisch realiseren. Binnen mijn groepje lag het voor de hand dat ik de schrijver was. Ik schreef een stuk van een 30-tal pagina’s: We wachten Waarop, een tripiek (sic), voor twee stemmen, een man en een vrouw. De inleidende regieaanwijzingen luidden ongeveer als volgt: Een spoorweg in de woestijn. Vanuit de oneindigheid boven hen komt een draad waaraan een lamp hangt. De man en de vrouw ontwaken en weten niet wie en waar ze zijn. Er kwam wel een trein, maar die reed voorbij. Het kan je niet ontgaan: een kruising van En attendant Godot van Samuel Beckett en Huis Clos van J.P. Sartre. Geen van beide stukken had ik gelezen, maar ik had er wel artikels over gelezen. Wie heeft dat geschreven?, vroeg de Witte. Onmiddellijk wezen mijn teamgenoten naar mij, daarmee alle

verantwoordelijkheid afwentelend. ‘De Witte’ keek me ongewoon lang aan, leek te twijfelen of hij iets ging zeggen, keek niet afkeurend of goedkeurend, ook niet meewarig, en zei toen bedachtzaam alsof hij uit een droom ontwaakte: Het is triptiek, niet tripiek.

In 1960 opende in de nabijheid van het atheneum een boekhandel van de uitgeverij Ont-

had doorgebracht organiseerde de Volkshogeschool Emile Vandervelde s’avonds cursussen over uiteenlopende onderwerpen. Hubert Lampo, van wie ik alleen De komst van Joachim Stiller had gelezen, gaf er een cursus over Nederlandstalige literatuur en ik schreef me in. De inleidende lessen waren heel boeiend; een avond over Proust, een over Joyce en wat de poëzie betreft een over T.S. Eliot. Volgens

wikkeling, uitgebaat door de dichter Hugues C. Pernath (zie ook de poëzierubriek). Hij had nog maar een drietal bundels gepubliceerd; verrassende en vernieuwende poëzie die in de literaire wereld indruk had gemaakt. Dankzij zijn aankoopbeleid werd de internationale avant-garde, van the Beat Generation tot Beckett en Adamov ontsloten voor ons, jonge honden van het nabijgelegen atheneum. De onbenaderbare halfgod, die wij bewonderden, kreeg nu als boekhandelaar een menselijk alter ego dat met ‘Hugh’ aanspreekbaar was.

Het jaar nadien verliet ik voortijdig het atheneum. In de klaslokalen waar ik enkele jaren

Lampo lagen zij aan de basis van de 20ste eeuwse literatuur. De volgende lessen gingen vooral over vooroorlogse Vlaamse auteurs waarvan ik, buiten Elsschot en Walschap, hoogstens de naam kende en die wat stijl en inhoud betreft weinig met Joyce of Proust te maken hadden. Na een tijd zei ik thuis dat ik naar de Volkshogeschool ging, maar dan wandelde ik rond in de stad op zoek naar het leven achter de literatuur, want de realiteit is de drijvende kracht achter fictie.

29 COLUMN

Hugues C. Pernath (Borgerhout 1931 - Antwerpen 1975)

Toen in maart 1955 het eerste nummer van het toonaangevende avantgarde tijdschrift gard sivik verscheen, was Hugues C. Pernath (pseud. van Hugo Wouters) een van de redactieleden naast Tone Brulin, Gust Gils, Paul Snoek en Simon Vanloo. Hij had op dat ogenblik nog maar enkele gedichten gepubliceerd in Het Cahier

In Van Ostayen tot heden (2001) stelde Geert Buelens vast dat hij de enige van de gard sivik dichters was die een bijna mythische status heeft verworven. Ik betwijfel of dat vandaag 20 jaar later nog geldt. Wat betekent het oeuvre van deze dichter voor de nieuwe generatie poëzieliefhebbers? Niet veel meer, vrees ik, dan een naam of een gedicht in een bloemlezing, wat zeker betreurenswaardig zou zijn.

Pernath was gedurende 13 jaar beroepsmilitair; in 1960 nam hij ontslag uit het leger. Daarna werkte hij in de boekhandel van de socialistische uitgeverij Ontwikkeling, die hij uitbouwde tot een literaire ontmoetingsplaats met een uniek internationaal aanbod. Nadat aan deze tewerkstelling een einde was gekomen verbleef hij 4 maanden in Ierland, vooral gedreven door zijn bewondering voor James Joyce.

Daarna werkte hij als boekhouder bij een drukkerij.

Pernath’s debuutbundel Het uur Marat verscheen in 1958 en werd snel gevolgd door De adem ik (1959) en Het masker man (1960).

Drie bundels, later opgenomen in Instrumentarium voor een winter, gedichten 1955-1960 (1963), die een eerste fase van zijn werk afsluiten, een fase die meestal wordt omschreven als hermetisch en/ of experimenteel.

Onder die vroege verzen smeult een verscheurdheid en een existentieel pessimisme; een vormelijke baldadigheid die de syntaxis ondergraaft, de normale volgorde van woorden manipuleert, de tekstverbanden ontregelt en zich van een bijna kubistische hoekigheid bedient. Pernath doet ook beroep op een associatieve bereidheid van zijn lezers en stelt bv. ook ongewone woorden samen, zoals lippennacht, parelwoorden, drempeltaal, mozaïekgeur.

Hij kreeg snel erkenning: in 1960 werden zes gedichten van hem opgenomen in de bloemlezing met andere woorden, samengesteld door René Gysen en Hans Sleutelaar, en een jaar later werd hij bekroond met de Arkprijs voor het Vrije Woord. ‘Ge vecht met het woord, tracht te ontsnappen aan het woord, gedurig zit gij in een lijf aan woord gevecht gewikkeld’, met die woorden richtte Karel Jonckheere zich tijdens de uitreiking tot de dichter.

Merkwaardig en nogal denigrerend is daarentegen de uitspraak van dichter Leonard Nolens in een interview met Herman De Coninck (1991): ‘Een jongen die tot zijn vijftiende naar school is geweest (…) in zijn eerste bundels zie je dat hij geen enkele zin aankan met een onderwerp, een werkwoord en een gezegde. Volgens mij was dat gewrongene niet gewild, maar kon hij niet anders dan zo schrijven. Pas later heeft hij het zichzelf geleerd.’ Een jongen met een meer dan gemiddelde intelligentie en een literaire belangstelling die, als hij op zijn 15de de school verlaat, geen normale zin zou kunnen schrijven en tien jaar later nog niet? Een bizarre benadering van de alchemie van Pernath’s poëzie (en dat nog door een in 1980 met de Pernath-prijs bekroonde Nolens).

Voor Buelens is Pernath geen dichter die het woord van God heeft gekregen: ‘Hij moet het zelf lettergreep na lettergreep uit de grond trekken’, en wat verder, en daar raakt hij m.i. een belangrijk aspect: ‘Wat hij wil zeggen, blijkt pas tijdens het schrijven. Vandaar wellicht ook de moeilijkheid en het hermetisme van deze gedichten’.

Mijn gegeven woord (1966) is een verzamelbundel van wat hij tijdens de periode 1961-1965 in kleine uitgaven of in tijdschriften publiceerde; cycli als Bij de dood van een ketter en Mijn getijdenboek. Deze bundel wordt wel eens beschouwd als een overgangsfase waarin hij zijn hermetisme en zijn experimenten ten dele achter zich laat, hoewel die nooit, ook niet in zijn later werk, echt weg zijn. Zijn verzen zijn rijper geworden, transparanter en getuigen van een groeiend meesterschap dat ontegensprekelijk schatplichtig is aan zijn vroege gedichten. Zijn poëzie uit de periode 1966-1973 is opgenomen in opnieuw een verzamelbundel: Mijn tegenstem (1973), bekroond met de Jan Campert-prijs. Een lang verblijf in Polen en een bezoek aan het kamp van Auschwitz maakten grote indruk op de dichter en hebben een belangrijk spoor nagelaten in zijn werk, zoals hier:

Oboz koncentracy jng

Oswiecim

Het licht smaakt naar metaal. Het kinderspeelgoed? Het vrouwenhaar?

Vergeelde foto’s tussen ledige busjes cyanidezuur. Een vlucht in de wanhoop.

Afstanden schattend in de ultieme sekonde van het leven. Ook op andere vlakken, zeker na de Mei-revolte van 1968, getuigt Pernath van meer engagement.

In de laatste jaren van zijn leven trad hij toe tot de Antwerpse Pink Poets die in de privéclub Vecu bijeenkwamen. Op 4 juni 1975 wordt hij totaal onverwacht dood aangetroffen op de trappen van de club waar hij een bijeenkomst van dit dichtersgenootschap had bijgewoond. Pernath’s Nagelaten gedichten (Pink poets, 1976) werd bekroond met de driejaarlijkse Belgische Staatsprijs voor Poëzie.

In Het graf van Pernath (1977), een twintigtal gedichten om zijn dode vriend te eren, schrijft Hugo Claus: ‘Verlies en schaamte waren jouw nauwe jurken/ en eenzaamheid was de vrouwelijke tooi/ binnen in je krakkemikkerige stijlfiguren./Ik lees je en je ergernis, je treurnis,/ weerloos en afzichtelijk adequaat/ omgezet in semantisch verraad/ verbleken tot in de trouweloze uren.’

30 IM

De rechterhand regelmatig in het woord

Met de rechterhand regelmatig in het woord

Werd een heel oud boek geschreven

Verborgen droeg mijn schreeuw zo rot

De koortsreeks van het landschap, achteraf

De nauwelijks bekende persoon van jaren

Die me zonden tot de jaren, in bloedverlies

Onvruchtbaar, ontbrekend bij de vriendschap.

Het scheuren, breder voor morgen en stil

Een oog, na de afdruk voortvluchtig ontvouwen

Onder zoveel geklemde handen. Schimmen

Herhalen mijn vreemde stad, eentonige stad

Van het beeld in mij de wrede troon

De sporen van het staal nooit te vergeten

Het meetkundig nasmaken der boodschap

Van zwavel, de geur van brekend zweet

In de laatste vernedering van de muze weliswaar.

Uit ‘Het masker man’, 1960

Wij zijn er voor jou!

Bij deMens.nu staat de mens centraal. Mensen hebben mensen nodig. En mensen willen verbonden zijn met elkaar. Daarom vind je overal in Vlaanderen en Brussel een huisvandeMens in je buurt.

In een huisvandeMens kan je terecht voor:

Informatie

Bij ons vind je informatie over levensbeschouwelijke onderwerpen, over het vrijzinnig humanisme en zijn waarden, en over ethische en maatschappelijke thema’s zoals euthanasie, abortus, mensenrechten …

Vrijzinnig humanistische plechtigheden

Wil je graag stilstaan bij een belangrijke gebeurtenis in je leven?

Wij helpen je bij de organisatie van een vrijzinnig humanistische plechtigheid bij een geboorte of adoptie, een huwelijk of relatieviering, een overlijden of afscheid …

Gesprekken

Bij ons kan je terecht voor gesprekken omtrent levensvragen en zelfbeschikking, levensbeschouwing en zingeving.

Waardig levenseinde

Wij bieden informatie over euthanasie, patiëntenrechten, palliatieve zorg … en helpen je met het opstellen van een wilsverklaring.

Gemeenschapsvorming

Een huisvandeMens werkt als vrijzinnig humanistische draaischijf en geeft ondersteuning aan onze lidverenigingen. In een huisvandeMens vind je informatie over initiatieven en activiteiten van de lokale vrijzinnig humanistische verenigingen en ontmoetingscentra.

Vrijwilligerswerk

Heb je zin om het vrijzinnig humanistische netwerk te versterken? Vrijwilligers zijn bij ons meer dan welkom. Wij zorgen voor begeleiding en geven je alle kansen. Zo kan je onder meer plechtigheden verzorgen of meewerken aan gemeenschapsvormende activiteiten.

De huizenvandeMens zijn een initiatief van deMens.nu

deMens.nu vertegenwoordigt Nederlandstalige vrijzinnig humanistische verenigingen in Vlaanderen en Brussel

deMens.nu Magazine

Zoomt in op mensen en maatschappelijke tendensen vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief. Verschijnt viermaal per jaar.

Gratis proefnummer of gratis abonnement?

Mail naar info@deMens.nu

Of schrijf naar deMens.nu-UVV vzw Brand Whitlocklaan 87 bus 9

Unie Vrijzinnige Verenigingen vzw

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.