SLIMME JOURNALISTIEK
JOURNALISTEN KUNNEN EEN DIGITALE UPDATE GEBRUIKEN
In de digitaliserende wereld zijn we steeds meer onderhevig aan, en afhankelijk van platforms die data verzamelen, verwerken en op basis hiervan beslissingen nemen. Ook het medialandschap, onze informatievoorziening en het publieke gesprek zijn steeds verder gedigitaliseerd, gepersonaliseerd en geprivatiseerd. Welke vaardigheden vereist dit veranderende medialandschap?
1042 WOORDEN VAN JEROEN DE VOS
Veel journalisten, ook onderzoeksjournalisten weten relatief weinig van online data, en onderzoek naar sociale media wordt door hen vaak als ontoegankelijk gezien, terwijl juist dit domein kwalitatieve onderzoeksjournalistiek nodig heeft. Dit is een van de belangrijkste inzichten uit een serie gesprekken die ik voerde met journalisten van diverse Europese kranten als onderdeel van mijn rol als onderzoeker bij Algorithms Exposed, een onderzoeksgroep aan de Universiteit van Amsterdam die gereedschappen ontwikkelt voor kritisch onderzoek naar online gepersonaliseerde publieke ruimtes die vaak als ontoegankelijk worden ervaren. In de afgelopen jaren is er, om veel (goede) redenen, een transitie gaande waarin sociale-mediaplatforms bewegen van ‘open’ naar ‘gesloten’. Zo wordt data steeds minder toegankelijk voor onderzoeker en publiek, en is het moeilijker te zien wat er precies op deze platforms gebeurt. Na controverses rond bijvoorbeeld Cambridge Analytica is het begrijpelijk dat platforms kritisch zijn over het beschikbaar stellen van data aan derde partijen. Tegelijkertijd is het ontzettend belangrijk dat we als onderzoekers en journalisten wel de mogelijkheid hebben het functioneren van deze online publieke ruimtes te bevragen – juist nu deze verder personaliseren én verder verdwijnen achter bedrijfseigendom en rechten genoemd in de terms of services. Algoritmen en artificial intelligence spelen een steeds grotere rol in de vormgeving, de spelregels en de dynamiek van het maatschappelijke debat, of deze nu plaats vindt in comments onder NU.nl, in Facebook-groepen van Nederlandse (ex-)coronapatiënten, zelfhulpgroepen rondom eetstoornissen op Instagram of in de politieke advertenties op je Facebook-timeline. Het is dus belangrijk dat deze platforms, onder de juiste voorwaarden, ‘open’ blijven, zodat onderzoekers en journalisten de ontwikkeling van sociale-mediaplatforms kunnen blijven agenderen, volgen en bijstellen. Maar de vraag is of de journalistiek klaar is voor het kritisch bevragen van deze platformmechanismen. Er valt nog veel te winnen als het gaat om de digitale geletterdheid van journalisten, het durven aangaan van de worsteling met data, het verkennen, creëren, visualiseren, interpreteren en vertellen. Natuurlijk zijn er inspirerende voorbeelden: Belling-
10
cat en Syrian Archive op het gebied van het valideren en archiveren van oorlogsmisdaden, of Follow the Money waar het economisch onderzoek betreft. Maar hoe kom je hier nu zelf als journalist? Begin met een eerste stap – het hoeft niet meteen te gaan over grote MySQL databases, geavanceerde statistieken of geannoteerde geodata. Het gaat hier om een eerste stap in de transitie waarin journalisten zich meer bewust worden van en beter weten te bewegen in het digitaliserende medialandschap – en dit kan dichtbij huis. In het afgelopen jaar ben ik binnen Fontys Hogeschool Journalistiek (FHJ) bezig geweest met het ontwerpen van onderzoek naar invasieve webtrackers. Deze trackers volgen gebruikers op en tussen pagina’s en spelen passief en actief afgegeven data van de bezoeker door aan een complex netwerk van derde partijen, die dit op hun beurt weer verhandelen op geautomatiseerde marktplaatsen. Zo kan het zijn dat jouw data bij een bezoek aan Volkskrant.nl zomaar met meer dan 30 zogenaamde third parties gedeeld worden, om zodoende de advertentieruimte in je browser zo duur mogelijk te verkopen middels een vaak ondoorzichtig netwerk van partijen. Wat je je vervolgens af moet vragen is: wat zijn de belangrijke vraagstukken, maatschappelijke discussies en juridische wet- en regelgeving rondom trackers, en wat zijn de goede journalistieke vragen om een casestudy aan op te hangen? In twee verschillende pilotonderzoeken ben ik met studenten van de FHJ aan de slag gegaan met trackeronderzoek. In het eerste onderzoek keken we naar trackers op de websites van Nederlandse gemeenten (de Volkskrant, 3 februari 2020). Als het over de digitale infrastructuur gaat heeft de overheid een belangrijke rol; net als dat zij verantwoordelijk is voor een goed functionerend systeem voor haar weggebruikers, heeft zij ook een voorbeeldfunctie waar het gaat over de digitale infrastructuur. Maar houden de websites van de gemeenten zich wel aan de regels? Of verzamelen zij onnodige data? Zijn ze hier wel transparant over? Na een kritische duik in de 355 websites van Nederlandse gemeenten, vonden we dat een aantal van de gemeentewebsites data van haar bezoekers deelde met Doubleclick, het advertentienetwerk van