Een spiegel die weerkaatst Ik heb niets te zeggen over wat dan ook. Ik weet ook niets. Wat er ook uit moge komen, dat is er tevoren ingestopt. Ik ben als een poepdoos: alles wat erin gestopt is, is de poep en wat er ook uit me komt is nog meer poep.
Interview met U.G. door Jan Kersschot
JK
: Er wordt soms gezegd dat een van de kenmerken van uw onderricht – als ik het zo kan noemen – is dat u niets voor uzelf opeist. Klopt dat? U.G.: Dat klopt. Maar onderricht is eigenlijk niet het juiste woord. Onderricht is iets wat je gebruikt om een verandering teweeg te brengen. Maar ik zie geen enkele noodzaak om wat dan ook te veranderen. Filosofen en hoogleraren zeggen me: “We zijn er tot nu toe niet in geslaagd een denksysteem te creëren op grond van wat u zegt.” Ze zeggen ook: “We kunnen welk boek dan ook schrijven over een filosoof uit het verleden of heden, maar wat u zegt kan in geen enkel kader worden ingepast. We zijn niet in staat een denkkader rond U.G. te creëren.” Ik beweer de hele tijd, steeds maar weer, dat er niets is wat veranderd dient te worden. Dus hoe zou men dat wat ik zeg kunnen gebruiken om een verandering te bewerkstelligen? Ik ben er niet in geïnteresseerd om wie dan ook van wat dan ook te bevrijden. Dat is mijn benadering. Van meet af aan is het al onjuist te suggereren dat men iemand kan redden.
JK: Er is dus geen sprake van bepaalde bedoelingen. Geen spiritueel doel. Geen spirituele ambities. U.G.: Bijvoorbeeld de opdracht: ‘Laat egoïsme varen.’ Waarom zou iemand vrij van egoïsme moeten zijn? Een bepaalde hoeveelheid egoïsme hebben we nodig om in deze wereld te overleven. Het is juist die eis om onzelfzuchtig te zijn die egoïsme creëert. Ik ben met deze samenleving niet in conflict, omdat die niet anders kan zijn dan ze is. Ik houd er geen enkel waardesysteem op na en ik wens ook in geen enkel systeem te passen. Zolang mensen een oorlog vanbinnen hebben, zal er buiten hen ook oorlog zijn. NIETS TE ZEGGEN
JK: Wat drijft u er dan toe om over de hele wereld lezingen te houden? U.G.: Ik ben hier gewoon als een hond, een blaffende hond. U komt hier en maakt dat de hond gaat blaffen. U komt hier en stelt vragen, en ik ben net als een computer. Wat er uit me komt is iets wat ik niet weet. Er is natuurlijk bewustzijn hier [wijst op zijn lichaam]. Ik ben me bewust van wat er om me heen gebeurt, bewust ook van wat er in mijn lichaam aan de hand is. Maar in feite is er geen binnen en geen w
45