MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel, augustus-september 2011

Page 1

MIJN

MIJN

110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:27 Pagina 1

STAD DORP

HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL JAARGANG 2 | NUMMER 4 | AUGUSTUS/SEPTEMBER 2011 | €5,95

EXTRA:

Nieuw gebruik oud gebouw Borden uit Twente Van gevangenis naar hotel: De Librije


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:27 Pagina 2

2 inhoud

14 10 In dit nummer 10 12 14 17

20 22 24

De laatste drenkeling van Schokland Op het voetbalveld en in de rechtszaal ‘Het Zwolsche incident’ Zeven borden bij een blinde vlek Een Twentse fabrikantenfamilie op het Sallandse platteland Van Wulfften Palthe op de Sprengenberg De afbraak van Bloem in Overijssel Molenaar in de fout ‘Juf, ik zei zdrávsvoejtje…’ Russisch op school in Deventer

26 28 30 38

‘Een station moet een station zijn’ Van cachot naar cachet Gevangenis wordt hotel Essenstoven in Steenwijkerwold: levende landschapselementen Verhalenwedstrijd Historisch kippenvel

EXTRA:

Nieuw gebruik oud gebouw

17


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:27 Pagina 3

Jaargang 2, nummer 4, augustus-september 2011

Wim Coster, hoofdredacteur

Oud en nieuw

‘N

26 Rubrieken 5

Naar de plek van Een landkruis om vrede mee te stichten

6

In de werkplaats van de geschiedenis Cremer Museum en meer

8

Uit de beeldbank De feilbaarheid van het geheugen

10

Column van Ad van Liempt De beslissende rol van een telefoniste

32

Wat staat daar eigenlijk? Een pachtboek met verhalen Gesignaleerd Agenda IJsselacademie VORG Colofon Van wie ben jij er een? De Manuels verleggen grenzen

34 35 36 37 39 40

ieuw gebruik – oud gebouw’ is het thema van de 25ste Open Monumentendag. Deze aflevering van MijnStadMijnDorp biedt daarvan enkele voorbeelden. Bijzonder in het oog vallend is het voormalige Tuchthuis, Huis van Bewaring ofwel de gevangenis in Zwolle. Tegenwoordig een hotel waar de gasten zich in ruil voor enige pecunia uitgebreid kunnen laten verwennen. Duizenden onvrijwillige bewoners kende dit pand in de loop der eeuwen, waarbij mannen, vrouwen en kinderen aanvankelijk nauwelijks van elkaar waren gescheiden. Na het midden van de negentiende eeuw deden de cellen hun intrede. Maar daarmee was aan de wantoestanden binnen het ‘cachot’ nog geen einde gekomen, zoals blijkt uit het artikel op de pagina’s 28 en 29. Nog een voorbeeld van nieuw gebruik is het ‘balengebouw’ in Enschede, ooit onderdeel van katoenspinnerij De Bamshoeve. Het werd zelfs doormidden gezaagd om meer ruimte te kunnen bieden aan het ‘Cremer’, een nieuw kunstmuseum met werk van Jan Cremer en ruimte voor horeca, gastateliers en wisselende exposities. Soms kan een oud gebouw ook ‘gewoon’ worden gerestaureerd en zijn oude functie terugkrijgen, zoals het artikel over het huis De Sprengenberg laat zien. De bijna duizend hectare grond rond dit voormalige woonhuis werd in 1984 verkocht aan Natuurmonumenten. Het huis wordt tegenwoordig bewoond en onderhouden door een familievereniging. Nazaten van de stichter, de Almelose fabrikant A.A.W. van Wulfften Palthe, bewonen en onderhouden het markante pand, waarvan de toren nu weer ‘prijkt als een wit baken in het landschap’.

Conflict Toevalligerwijze staat in enkele andere artikelen het thema van Open Monumentendag in Vlaanderen - ‘conflict’ - centraal. Van een kleine sportieve botsing met gevolgen tot in de rechtszaal, de column van Ad van Liempt over de aprilmeistaking van 1943 en de dichter Bloem en zijn eeuwige problemen met het gewone leven. Het verhaal over de ingewikkelde huwelijksperikelen van een Overijsselse edelman uit de zeventiende eeuw werd ontleend aan het Pachtboek van Herman Goossen Grubben tot Herinckhave. Zijn rechtstreekse nazaat Frans Herman Grobbe maakte op basis van dit pachtboek een prachtboek en leverde met zijn transcriptie en verdere bewerking een geweldige prestatie. Deze auteur en samensteller vertelt niet alleen over inkomsten en uitgaven, maar ook over de persoonlijke omstandigheden van een edelman en zijn omgeving en brengt zo een wereld van weleer tot leven. Dat conflicten ook heel anders kunnen worden benaderd blijkt in de rubriek ‘Naar de plek van’. Je kunt een landkruis plaatsen om vrede mee te stichten. Of gewoon samen op een bankje gaan zitten, volgens het advies van Jan Oude Kotte uit Geesteren, en maar eens gewoon nadenken over waar we mee bezig zijn. Een oud gebruik misschien, maar altijd waard om opnieuw in praktijk te brengen; al dan niet vóór een oud gebouw. I

www.mijnstadmijndorp.nl

msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl

3


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 4

ADVERTENTIE

MIJN

MIJN

Neem nu een STAD DORP abonnement!

HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL

Neem nu een abonnement op MijnStadMijnDorp Overijssel en ontvang gratis Het Overijsselse Geschiedenis Boek of profiteer van de introductiekorting. VERSCHIJNT 6 X PER JAAR • Voor iedereen die geïnteresseerd is in het verleden van zijn stad en zijn dorp in Overijssel • Gevarieerde artikelen, interessante rubrieken, prachtige oude illustraties • Kortom voor iedere ‘historisch nieuwsgierige’ in Overijssel!

GRATIS! Gebonden 360 Afbeeldingen 384 Pagina's TER WAARDE VAN

€ 14,95

Haal de antwoordkaart uit het blad, vul hem in en stuur hem op. U kunt zich ook aanmelden via

www.mijnstadmijndorpoverijssel.nl


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 5

Boink, Hennie (red.), Mariakapellen en Landkruisen in Twente, Haaksbergen 2007.

door Dick Schlüter

naar de plek van 5

Salomonsoordeel

Een landkruis om vrede mee te stichten Aan de Bothofweg bij Geesteren staat een landkruis, opgericht naar aanleiding van een slepend conflict over een stukje grond. Vlakbij woont Jan Oude Kotte. Van zijn vader hoorde hij het verhaal over dit ‘vredeskruis’ uit 1938 en de rol die ‘Bloks Bernard’ speelde bij de oprichting ervan.

Hennie Masselink (links) en Jan Oude Kotte samen op een bankje bij het landkruis aan de Bothofweg bij Geesteren, nabij Tubbergen.

n

en vredes- of gedachteniskruis is een van de vormen van een landkruis – naast het rechtskruis, het hagelkruis, het vroomheidskruis of het kerkhofskruis – die in Overijssel voorkomen. Dergelijke kruisen staan, net als de Mariakapellen, met name in het katholieke oostelijk deel van Twente. Allemaal hebben ze hun boodschap of motief waarom ze zijn opgericht. Een rechtskruis, zoals dat in de woonwijk De Thij in Oldenzaal, staat bijvoorbeeld op een plek – een t(h)ij of tie – waar in de Middeleeuwen recht werd gesproken. Ook dit landkruis dateert uit de twintigste eeuw, omdat ‘de paapse leer’ eeuwenlang verboden was. Na de opheffing van dit verbod duurde het namelijk toch nog ruim honderd jaar voordat in Overijssel het eerste landkruis werd (her)opgericht. Het kruis aan de Bothofweg in Geesteren, vertelt Jan Oude Kotte, werd opgericht om een conflict tussen twee buren definitief af te sluiten.

E

In de jaren dertig van de vorige eeuw hadden de families Waaijer en Blokhuis in de buurt van Geesteren ruzie over een stuk grond met een oppervlak van ongeveer 25 vierkante meter. Het lukte de beide gezinshoofden niet om met de jeneverfles op tafel het geschil te regelen. Volgens Jan Oude Kotte moest het kantongerecht in Almelo er aan te pas komen. De rechter hoorde de beide partijen, bekeek kadastrale kaarten en velde een salomonsoordeel. Het stuk grond in de vorm van een tip werd door hem in twee stukken van gelijke grootte verdeeld. Een sloot werd de erfscheiding. Blijkbaar had het geschil bij één van de hoofdrolspelers toch een slecht gevoel opgeleverd, want tot verrassing van de hele buurt trok Bernard Blokhuis – ‘Bloks Bernard’ – zijn verworven eigendom niet bij zijn akker, maar richtte hij er in 1938 een landkruis op. Op eigen kosten had hij van hardhout een kruis laten maken compleet met een corpus van gips. Voor het kruis liet hij een zandsteen leggen met de letters IHS (in hoc signo, ‘in dit teken’) en daaronder de initialen van hemzelf en zijn vrouw Mien Stokke: JBB 1938 MCS. De toenmalige kapelaan van Geesteren, S. Miedema, wijdde het landkruis in. Het gebaar werd door zijn opponent gewaardeerd en deze liet zijn stukje grond qua beplanting aansluiten op het deel met het landkruis. Jan Oude Kotte kan zich nog goed herinneren dat ‘Bloks Bernard’ regelmatig naar het landkruis ging om dit te onderhouden en vervolgens bij zijn ouders een kopje koffie ging drinken. Het echtpaar had geen kinderen en verhuisde uiteindelijk naar een bejaardenhuis in Haaksbergen. Op de boerderij van Waaijer kwamen familieleden. De omgeving van het kruis begon te verwilderen en de sloot als eigendomsscheiding begon te verlanden.

Met vereende krachten Leden van de Katholieke Plattelands Jongeren (KPJ) in Geesteren namen de taak van ‘Bloks Bernard’ over. In 2002 nam de locale afdeling van de Katholieke Bond voor Ouderen (KBO) op initiatief van buurtbewoner Hennie Masselink de taak weer over van de KPJ. Met toestemming van de huidige eigenaar B. Oude Nijeweme werd het kruis door een aantal leden gelakt. Het corpus werd grondig schoongemaakt en voorzien van een nieuw opschrift INRI. Kapotte tegels werden vervangen. Ook de beplanting werd onder handen genomen. De gemeente Tubbergen zorgde voor een bankje bij het kruis. Hoewel het conflict al lang historie is, de betrokkenen zijn overleden en de sloot is verdwenen, wordt de plaats van ‘Bloks Bernard’ nog altijd in ere gehouden. Jan Oude Kotte: ‘Aan ruzie heeft niemand wat. Misschien moeten sommige mensen eens naar dit kruis komen en samen op het bankje gaan zitten om rustig na te denken over waar ze mee bezig zijn.’ I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 6

6 in de werkplaats van de geschiedenis

Van katoenopslag naar Cremer Museum p de platen is in reliëf de afbeelding te zien van de in Enschede geboren Jan Cremer. Hij zit op zijn motor, zoals op het kaft van zijn schelmenroman Ik Jan Cremer. De opening van het ‘Cremer’ is ondanks exploitatieperikelen gepland voor het eind van dit jaar. Oorspronkelijk was het uit de jaren vijftig stammende Balengebouw een katoenopslag, onderdeel van katoenspinnerij De Bamshoeve. Deze spinnerij was vanaf 1896 in de wijk Roombeek gevestigd en ging als onderdeel van de KNTU (Koninklijke Nederlandse Textiel Unie) in 1973 failliet. Na een doorstart met enkele andere spinnerijen viel een aantal jaren later definitief het doek. Het gebouwencomplex was sindsdien gedeeltelijk in gebruik bij kunstenaars, tot het door de vuurwerkramp in mei 2000 zwaar werd beschadigd. In 2003 bood schrijver en schilder Jan Cremer (1940) zijn medewerking aan voor de vestiging van een Cremer Museum in zijn geboortestad. Dit was reden voor het toenmalige College van B & W van Enschede om een onderzoek te starten naar de oprichting van zo’n museum. De keuze viel in eerste instantie op Het Rozendaal, ook een voorbeeld van industrieel erfgoed in de wijk Roombeek. Qua indeling en aantal vierkante meters was het echter beter geschikt voor de vestiging van het museum TwentseWelle. Uiteindelijk werd het Balengebouw als locatie gekozen.

O

Door midden gezaagd

De transformatie van een voormalige katoenopslag, het Balengebouw, in de wijk Roombeek in Enschede tot het Cremer Museum begint vorm te krijgen. Spectaculair was het opvijzelen van een complete verdieping, zodat er meer ruimte ontstond. Ook spectaculair was de plaatsing van een groot aantal twintig ton zware betonplaten.

Om het geschikt te maken als kunstruimte moest het bakstenen gebouw op de middenverdieping horizontaal door midden worden gezaagd en van 2.20 m naar 4.70 hoogte worden opgevijzeld. Ook de markante watertoren ging omhoog. Het spraakmakende ontwerp werd gemaakt door de internationaal bekende architecten Bjarne Mastenbroek (SeARCH Architecten) terwijl Rem Koolhaas als adviseur optrad. De verbouwingskosten bedragen 6,2 miljoen euro en worden gedragen door de woningcorporatie De Woonplaats. Deze kocht namelijk onder verschillende voorwaarden het gebouw van de gemeente Enschede. Onder de hoede van de speciaal opgerichte Stichting Cremer Museum komt in het ‘Cremer’ ruimte voor een museum met werk van de kunstenaar, horeca, gastateliers en wisselende exposities. Het wordt onderdeel van de ‘Cultuurmijl’ in Enschede, die begint bij het nieuwe Muziekcentrum vlakbij het station en eindigt in de wijk Roombeek. Behalve moderne architectuur, met name in de villawijk op het voormalige Bamshoeveterrein, is er ook het nodige industrieel erfgoed te zien. Een deel – zoals het Rozendaalcomplex en een transformatorhuis – heeft al een compleet nieuwe bestemming gekregen. Een ander deel – zoals het Balengebouw, het Menko- en het Tetemcomplex – gaat dit nog krijgen. De wijk Roombeek is ondertussen een toeristische attractie geworden waar bijna dagelijks rondleidingen plaatsvinden. I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 7

7

Noeste arbeid vormde het Vechtdal e Cultuurhistorische Atlas van de Vecht vertelt het samenhangende verhaal van de unieke en rijke geschiedenis van het Vechtdal en zijn bewoners. Het is rijk geïllustreerd en wordt afgewisseld met nieuwe en historische kaarten, foto's van het huidige landschap en beelden van vroeger. Deze atlas, een standaardwerk voor iedereen langs de Vecht en voor iedereen die in de Vecht is geïnteresseerd, kwam tot stand in nauwe samenwerking met de Provincie Overijssel. Wim van der Griendt (redactie en coördinatie), Otto Brinkkemper (beeldredactie) en Jan Neefjes (tekstredactie). 320 pp. Verschijnt in september bij Uitgeverij Waanders. Actieprijs € 24,95, daarna € 34,95. I

D

Zwolle en de Moderne Devotie wolle staat dit najaar en de eerste maand van 2012 in het teken van de Moderne Devotie. Museum de Fundatie, Historisch Centrum Overijssel en het Stedelijk Museum Zwolle presenteren drie tentoonstellingen over deze middeleeuwse religieuze hervormings-beweging, die streefde naar zuiverheid in de Kerk, innerlijke vroomheid en een sobere levenswijze. Prachtig versierde Sarijs-handschriften, werk van onder anderen Albrecht Dürer en Quinten Matsys en hedendaagse kunst van Marc Mulders, Henk Heideveld en anderen brengen de beweging vanaf 15 oktober uitvoerig in beeld. De tentoonstellingen zullen met een combiticket te bezoeken zijn. Ook verschijnt hierbij een boek. Verder gaan de tentoonstellingen vergezeld van een uitgebreid educatief programma en zijn er komend najaar in Zwolle diverse activiteiten rond de Moderne Devotie. Aanvullende informatie op de websites van de instellingen. I www.museumdefundatie.nl, www.stedelijkmuseumzwolle.nl www.historischcentrumoverijssel.nl www.mijnstadmijndorp.nl

Z

Ondanks de komst van de dorsmachine waren er nog vele handen nodig toen in 1910 bij Jans Schurink in Zeesse werd gedorst.

Symposium ‘Geschiedenis en identiteit’

Workshopdag MijnStadMijnDorp

ymposium met keynotelezingen door Herman Pleij, Gerard Rooijakkers en Bas Blokker. Workshops door Bas van der Meijden, Kees Ribbens en Bert de Vries. Bestemd voor onder anderen docenten geschiedenis vo, hbo en wo, medewerkers van historische en educatieve instellingen, musea, organisaties op het gebied van cultureel erfoed. Tijd en locatie: 2 november 2011 van 9.30-16.30 uur in het Historisch Centrum Overijssel. Prijs € 115 per persoon. Inschrijving sluit op 26 oktober. Informatie: Yvonne Kompanje-Doorn, telefoon 088-4696090 / y.doorn@windesheim.nl I

p 14 oktober organiseert het Historisch Centrum Overijssel een dag voor historische verenigingen over het digitale platform MijnStadMijnDorp. Tijdens deze dag zullen er diverse workshops plaatsvinden over digitalisering van archieven en social media. Momenteel wordt er hard gewerkt aan de afronding van de definitieve versie van het platform. I

S

Handleiding Historische Verenigingen ls een uitgave van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur verscheen Beleid en praktijk. Handleiding voor historische verenigingen. Daarin is onder andere informatie te vinden over het oprichten en besturen van een vereniging of stichting, het werken met vrijwilligers, de omgang met de media, het beheer van de financiën, digitalisering, collectievorming, educatie en optreden als uitgever. Prijs € 17,50. ISBN 978-90-71840-79-1. www.volkscultuur.nl ncv@volkscultuur.nl I

A

O

Herinnering Kamp Conrad n Rouveen (Gemeente Staphorst) wordt op 24 september 2011 herdacht dat zestig jaar geleden de eerste groep Molukse Knil-soldaten en hun gezinnen arriveerden in Nederland. Een stichting met vier Molukse en vijf Rouveense leden stelde zich ten doel een monument te realiseren als eerbetoon aan de eerste generatie Molukkers in Rouveen. Ook een boek, lesbrieven, een foto-expositie en een documentaire staan op het programma. Financiële steun aan de stichting is mogelijk door storting van een bedrag op rek.nr. 116904216 van de Rabobank tnv Stichting Kamp Conrad. In aflevering 5 van MijnStadMijnDorp zal een artikel verschijnen over de geschiedenis van de Molukkers in Overijssel. I

I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 8

8 uit de beeldbank

De oorspronkelijke kleurendia werd gemaakt door wijlen predikant E.J. Loor uit Heemse en bevindt zich in de collectie van het Gemeentearchief Hardenberg.

De feilbaarheid van het geheugen

door Wouter Geerling

muziekkorpsen. De samenstellers van het boek hielden het op 1962, toen het 600-jarig bestaan van Hardenberg werd gevierd. Gezien het politie-uniform dat in 1961 in gebruik werd genomen, moet inderdaad worden gedacht aan de jaren zestig. Zeker in combinatie met de bouwjaren 1955-1969 van de BMW R50. De motor werd die dag waarschijnlijk ingezet bij gebrek aan voldoende politiemotoren.

Twee meningen bij één foto Inwoners van Hardenberg zorgden voor achtergrondinformatie bij de foto’s van het boek. De weduwe van Hendrik Hadders gaf aan dat de motoragent op de foto haar man was. Ze liet de samenstellers familiefoto’s zien als bewijs en dus werd de naam van Hadders opgenomen in het boek. Maar daarop kwamen reacties van lezers. Het zou niet gaan om Hendrik Hadders, maar om Bert Bakhuis. Ook Bakhuis’ zoon liet weten dat zijn overleden vader op de foto stond. In het tweede deel verscheen een rectificatie, met vermelding van de naam van Bakhuis en de nieuwe locatie. Mevrouw Hadders bleef ondertussen overtuigd van haar gelijk. Zij werd daarin gesteund door de wetenschap dat ook op het politiebureau van Hardenberg werd gedacht dat het om Hadders ging.

Nog meer meningen Recente navraag bij drie bejaarde oud-agenten bracht nog weer nieuwe meningen naar voren. Volgens deze mannen had Hadders nooit motor gereden en was hij bovendien gestationeerd in Slagharen. Volgens een van hen zou het gaan om agent Stegeman. Volgens Stegeman zelf, die samen met Bakhuis op beide BMW’s surveilleerde, is er geen twijfel mogelijk dat het Bakhuis betreft. Een andere oud-agent dacht echter aan nog weer een andere collega, Lunshof, een fanatiek motorrijder. Bakhuis zou het zeker niet zijn, omdat die dikker was dan de man op de foto… Een definitief antwoord is er nog steeds niet. De meningen in Hardenberg en omgeving blijven over elkaar heen buitelen.

In zijn Vergeetboek bestrijdt Douwe Draaisma het idee dat foto’s het geheugen kunnen opfrissen. Ze kunnen, aldus deze Groninger hoogleraar geschiedenis van de psychologie, juist ook over een bestaand beeld heen schuiven en dit verstoren. @ E. Wolbink en A.C.A. Pullen, Toen geluk nog heel gewoon was… (1) en (2), Hardenberg 2009 en 2010. www.hardenberg.nu www.historischeprojecten.nl www.politiemuseum.nl

at foto’s ook heel verschillende en zelfs tegenstrijdige herinneringen aan dezelfde gebeurtenis kunnen oproepen, laten de verhalen over de bovenstaande foto zien. Een motoragent houdt een parcours vrij en begeleidt een optocht. Langs de weg staan toeschouwers. De dia, met op de achtergrond muziekvereniging ‘Kunst na Arbeid’, werd in 2009 gepubliceerd in het fotoboek Toen geluk nog heel gewoon was. Al snel riep het bijschrift vragen op. De locatie bleek niet het Rustenbergherplein in Heemse, maar de Markt in Hardenberg te zijn. De groene loods van gemeentewerken was foutief aangezien voor het voormalige remisegebouw van de DSM in Heemse. Verder was onduidelijk wanneer de dia werd genomen, want er waren regelmatig optredens van

D

‘Vergeten dient ergens toe’, aldus Draaisma in zijn Vergeetboek, ‘het is niet een mankement aan ons geheugen, het is er een van de belangrijkste vermogens van. Vergeten is door onze herinneringen gemengd, als gist door deeg.’ Een hele troost! I

Draaisma en zijn uitgeverij zetten ook een site op, waarin ‘masters of memory’ vragen beantwoorden over herinneringen. @ www.historischeuitgeverij.nl/vergeetboek


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 9

door Ad van Liempt

Er is een Polygoon-filmpje van 1 minuut en 21 seconden. We zien daarin Arthur Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris, plaatsvervanger van Adolf Hitler in Nederland, bezig aan een toespraak in Hengelo. In de Stork-fabriek, om precies te zijn. In de stelplaats van Stork-Hijsch, om nóg preciezer te zijn. et is 19 mei 1943, Seyss-Inquart is op een dieselmotor geklommen om de werknemers van Stork toe te spreken, precies op de plek waar drie weken eerder de grootste en meest indrukwekkende staking uit deTweede Wereldoorlog begon. Er kloppen een paar dingen niet aan het filmpje. De beeldvoering moet de indruk wekken dat het stampvol is in de hal, dat de Stork-werknemers overal op geklommen zijn om het optreden van de machtigste man van het land maar niet te missen. Maar in werkelijkheid is het helemaal niet vol, er zijn bijna geen Stork-werknemers, die hebben hun snor gedrukt. Wat we zien zijn in allerijl aangevoerde arbeiders uit het Duitse Gronau, aangevuld met leden van het Nederlandse Arbeids Front en een stelletje Landwachters, NSB’ers in uniform. Toch is het een bijzondere gebeurtenis: Seyss-Inquart is naar het hol van de leeuw gekomen om het Nederlandse volk duidelijk te maken dat zijn regime geen stakingen accepteert. Dat was inmiddels wel duidelijk. De nazi’s hebben de staking met grof geweld neergeslagen. Daarbij zijn 175 mensen doodgeschoten, op straat omdat ze samenscholingsverboden hadden overtreden, of door executiepelotons. Er zijn ook nog 400 gewonden gevallen. Zo hebben de nazi’s dit conflict beslecht, met extreem geweld. Het is zeer de vraag of Seyss-Inquart met die afloop zo gelukkig is geweest. Hij was weliswaar een échte nazi en een evidente antisemiet, maar hij had toch gematigde trekjes. Maar als het er in de bezettingsperiode werkelijk om spande, dan was hij er niet. Dus ook niet op 29 april 1943, toen generaal Christian-

Bij Stork: 19 mei 1943.

column 9

De beslissende rol van een telefoniste

H

sen per decreet een paar honderdduizend gedemobiliseerde Nederlandse mannen terugriep in krijgsgevangenschap. Ze moesten in Duitsland gaan werken. Daar hadden ze geen zin in, er brak een grootscheepse staking uit. Seyss-Inquart zat op dat moment in Beieren, hij ging op audiëntie bij de Führer in Berchtesgaden. SSchef Rauter nam de honneurs waar en koos, zoals altijd, voor de bikkelharde lijn. Hij wilde het standrecht afkondigen, maar dat mocht hij helemaal niet zonder toestemming van Seyss-Inquart. Die was niet te bereiken, communicatie was iets ingewikkelder dan tegenwoordig. Maar Rauter zette door en sloeg de staking bloedig neer. Met de bovengenoemde gevolgen. Seyss-Inquart kon niet anders dan dat beleid achteraf goedkeuren: had hij maar aanwezig moeten zijn. De staking was bij Stork begonnen. Daar hadden ze van werknemers van de nabijgelegen drukkerij, waar de Nieuwe Hengelosche Courant werd gedrukt, gehoord dat de proclamatie van Christiansen op de voorpagina stond. Alle voormalige gemobiliseerde dienstplichtigen naar Duitsland om te werken? Dat nooit. Ze besloten te staken, en liepen bij Stork de poort uit. En toen was daar mevrouw Femke HoogenboomEftink. Ze was telefoniste bij Stork. Ze hoorde van de staking en bleef op haar post: om alle bedrijven in de omgeving die ze zonder tussenkomst van de centrale kon bereiken op de hoogte te stellen. Dankzij haar

ging het stakingsparool razendsnel rond. Ik heb haar in 1993 gesproken, in een flat in Arnhem. Ze vond het heel gewoon wat ze had gedaan, ze had geen moment geaarzeld. Ze had zich ook nooit gerealiseerd hoe cruciaal haar rol was geweest – ze dééd het gewoon. Ik mocht haar uitnodigen om mee te doen aan een tv-uitzending over de staking, precies vijftig jaar na dato. Opgenomen in de hal van StorkHijsch, de stelplaats. Uitgezonden op 4 mei 1993. Er zaten drie stakers uit andere windstreken aan tafel en Maartje van Weegen leidde het gesprek. Mevrouw Femke Hoogenboom-Eftink vertelde haar verhaal. Op de plek waar het allemaal was gebeurd, en waar drie weken na het begin van de staking Arthur SeyssInquart op een dieselmotor was geklommen om de Stork-werknemers eens flink de les te lezen. Zijn toespraak schijnt anderhalf uur geduurd te hebben. Dat was zelfs voor fanatieke nazi’s nauwelijks vol te houden, want een begeesterd spreker was de Oostenrijkse advocaat niet bepaald. De speech van Seyss-Inquart heeft geen enkel effect gehad. De april-meistaking des te meer, ze wordt tegenwoordig alom beschouwd als de ommekeer in de oorlog in Nederland. Vanaf die staking kreeg het verzet steeds meer steun en kozen vele weifelaars definitief partij tegen de Duitse overheerser. Dát is de verdienste van de Stork-werknemers en vooral ook van Femke Hoogenboom-Eftink, mijn persoonlijke heldin. I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 10

10

De laatste drenkeling van Schokland Het vliegtuig van Bill Tudhope in 1939.

Op 27 augustus 1940 werd op het kerkhof van Kampen, in aanwezigheid van burgemeester Oldenhof, onder grote publieke belangstelling een Canadese vliegenier begraven. Bij de teraardebestelling van de 21-jarige tweede luitenant William Tudhope vuurde een peloton Duitse militairen van de Luftwaffe saluutschoten af.

Tudhope en zijn verloofde Molly Christopher, samen met een tante. Molly emigreerde na de oorlog naar Canada om daar bij haar ooit aanstaande schoonfamilie te kunnen zijn. Zij bleef ongetrouwd en overleed omstreeks 1993.

>


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 11

Met dank aan Mannus Koers uit Kampen voor het beschikbaar stellen van zijn persoonlijke archief, dat inmiddels is overgedragen aan Museum Schokland.

door Hans Hollestelle

Het 144e Squadron van de Royal Air Force. Op de voorste rij, derde van links, Bill Tudhope.

was vanuit het IJsselmeer naar dit eiland gedreven, dankzij de in augustus 1940 overheersende zuidwestenwind. Het vliegtuig is waarschijnlijk diep in de bodem ingeslagen, nadat Tudhope – vrijwel zeker als enige – de cockpit via het schuifdak nog tijdig had kunnen verlaten. Een parachute werd op zijn lichaam niet gevonden. Van het vliegtuig ontbreekt tot op de dag van vandaag elk spoor. In december 1940 werd de ringdijk van de Noordoostpolder, een kilometer ten westen van Schokkerhaven, gesloten. De laatste drenkeling van Schokland was geen visser, maar een vlieger!

In Canada Foto die in 2005 opdook uit de archieven van de Kamper begrafenisondernemer die in 1940 de teraardebestelling van Bill Tudhope verzorgde.

ill Tudhope had op 10 augustus 1940 met drie bemanningsleden namens de Britse Royal Air Force een bombardementsvlucht boven Duitsland uitgevoerd. In weerwil van wat veelal wordt gedacht, gingen de geallieerden al vroeg in de oorlog over tot bombardementen op Duitse steden. Tudhope was met zijn Handley Page Hampden I P 4368 naar Homberg gevlogen, een plaats in het Ruhrgebied. Ondanks zijn nog jeugdige leeftijd had hij al de nodige ervaring opgedaan en nog in juli van dat jaar het Distinguished Flying Cross (D.F.C.) ontvangen. Deze vliegeniersonderscheiding was hem toegekend wegens opvallende dapperheid en toewijding tijdens eerdere missies.

B

Vermist De terugweg vanuit Duitsland verliep in de nacht van 10 op 11 augustus 1940 moeilijk, mogelijk omdat het vliegtuig boven Duitsland was aangeschoten. Wat er precies is gebeurd blijft een raadsel. Nergens rond het IJsselmeer is die nacht een reddingsboot uitgevaren, omdat er een vliegtuig zou zijn neergestort. Ook de Duitsers hadden niet geclaimd dat een van hun nachtjagers of de kustbatterij een geallieerd vliegtuig had neergeschoten. Op de thuisbasis in Engeland werd het vliegtuig uiteraard al snel vermist, maar het duurde nog tot 20 augustus alvorens het lichaam van een van de bemanningsleden, Tudhope, aanspoelde op Schokland. Het

In het Canadese nieuwsblad The Montreal Star werd al op 12 augustus 1940 in een artikel met portretfoto gewag gemaakt van de vermissing van piloot officier William Frank Tudhope, zoon van de beroemde squadron-leader J.H. ‘Tuddy’ Tudhope. Het gezin werd binnen enkele jaren door veel leed getroffen, want twee jongere broers van Bill waren een paar jaar eerder bij een bootongeluk verdronken en ook moeder Tudhope was intussen overleden. Van het gezin van zes bleven zo alleen de jongste dochter Nesta en vader Tuddy over. Bills verloofde Molly Christopher bleef vertwijfeld achter in Engeland. Toen er in april 1941 nog geen verder bericht was ontvangen, verschenen in de Canadese krant bij de lijst van omgekomen militairen ook de namen van piloot W.F. Tudhope, van navigator-bommenrichter S.L.S.

Belton en van de boordschutters M. Griffiths en D. MacKay, de laatste drie allen sergeant. Ze waren eerder al als vermist opgegeven, maar nu kon definitief worden aangenomen dat ze waren gesneuveld. Pas in oktober 1941 echter, meer dan een jaar na zijn dood, bereikte Tudhopes familie het bericht dat hij was omgekomen in Nederland en dat hij begraven lag in Kampen.

Naar het graf In 1952 kwam vader Tudhope, samen met zijn tweede echtgenote, naar Kampen. Hij meldde zich toen bij de politie voor inlichtingen over de plaats van het graf van zijn zoon. Politie-inspecteur Mannus Koers begeleidde hem naar het graf op de algemene begraafplaats van Kampen in IJsselmuiden. De vader van Bill vernam toen pas dat zijn zoon in 1940 met Duitse militaire eer was begraven. Ook het inmiddels drooggevallen eiland Schokland werd bezocht, om de plek te bezoeken waar ooit het lichaam van Tudhope jr. was aangespoeld. Het contact van Mannus Koers met de familie bleef bestaan, ook nadat vader Tudhope in 1956 was overleden. Toen in juni 1996 in Grafhorst een monument werd onthuld voor de omgekomen bemanningsleden van een Lancaster die daar in 1943 brandend was neergestort, waren daarbij ook twee nabestaanden van de familie Tudhope aanwezig. I De begrafenis van Bill Tudhope in 1940.

11


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 12

Wachtmeester Jan Vos te Zwolle

12

Op het voetbalveld en in de rechtszaal ‘Het Zwolsche incident’ Het was een grijze, maar droge en vrijwel windstille dag met een temperatuur van zo'n vijf graden boven nul. Prima voetbalweer. Hoewel beide ploegen tot de middenmoot behoorden, hadden enkele duizenden toeschouwers de weg naar het sportpark in Spoolde, nabij Zwolle, weten te vinden.

De eerste helft

In 2008 bevestigde de Hoge Raad de uitspraak tegen een voetballer van het Rotterdamse Sparta. Deze speler kreeg zes maanden voorwaardelijke celstraf zonder taakstraf opgelegd. In 2005 had hij een tegenstander van Go Ahead tijdens een wedstrijd in de Eerste Divisie een dubbele beenbreuk bezorgd. Het was niet voor het eerst dat een speler van de tegenpartij van de club uit Deventer voor het gerecht werd gedaagd. Een geval van heel andere orde, en met heel andere gevolgen voor de speler in kwestie, deed zich bijna tachtig jaar eerder voor in Zwolle. Op 2 januari 1927 zouden de eerste elftallen van de Zwolsche Athletische Club (Z.A.C.) en het Deventer Go Ahead elkaar treffen. Beide ploegen liepen achter op het wedstrijdschema van de Eerste Klasse Oost, het hoogste niveau in de toenmalige voetbalwereld.

Om precies 14.00 uur floot scheidsrechter Rijk de Vries uit Enschede voor het begin van de wedstrijd. De eerste helft speelde Z.A.C. naar het doel aan de stadskant. Aanvankelijk waren beide ploegen aan elkaar gewaagd en golfde het spel op en neer. Er werd pittig maar fair gespeeld. De scheidsrechter hoefde slechts twee keer te fluiten voor een vrije trap. Naarmate de wedstrijd vorderde, grepen de Zwollenaren, in witte shirts en zwarte broeken, het initiatief. De druk op het doel van keeper Leo Halle nam toe. Na een half uur spelen werd het betere Zwolse spel beloond. Vanaf rechts kwam een perfecte voorzet, die door de pas zeventienjarige Beb Bakhuijs in één keer prachtig op de pantoffel werd genomen: 1-0. Direct na de aftrap gingen de rood-gelen van Go Ahead op zoek naar de gelijkmaker. Acht minuten voor rust kreeg rechtsbuiten Jan Stenvert de bal en stormde in volle vaart in de richting van het Zwolse doel. De jonge linkshalf Piet Bakker wist hem echter de bal afhandig te maken. Voor de gefrustreerde Stenvert aanleiding om zijn opponent getergd in de rug te lopen. De scheidsrechter floot voor een vrije trap en toen gebeurde er plotseling iets waarop niemand had gerekend.

Gestaakt Met martiale tred en in vol ornaat betrad wachtmeester Jan Vos het speelveld. Hij greep Stenvert bij de schouder, maar die was daar niet van gediend en schudde de sterke arm der wet van zich af. Toen vervolgens enkele toeschouwers zich ermee wilden bemoeien, schoot een collega de wachtmeester te

hulp. De wapenstokken zwiepten door de lucht en even later werd Stenvert door beide marechaussees afgevoerd naar de kleedkamer van Go Ahead. Daar, onder de houten hoofdtribune, maakte Vos vervolgens tegen Stenvert proces-verbaal op wegens ‘poging tot mishandeling’. Bepaald niet tot genoegen van de laatste. Nog maar nauwelijks had de wachtmeester zijn bonnenboekje opgeborgen of het voltallige bestuur van Go Ahead stormde naar binnen. Woedend! Niet in het minst secretaris Toon Denkers die een klap met de wapenstok op zijn hoofd had gekregen. De heren werden op de voet gevolgd door de scheidsrechter en door een officier van Justitie, verantwoordelijk voor de ordehandhaving. Ten slotte voegden de heren Warner, directeur van het sportpark, en Hulsebos, districtssecretaris van de Nederlandse Voetbalbond, zich bij het gezelschap. Vos verklaarde dat Stenvert wat hem betrof verder kon spelen en beloofde aan de scheidsrechter dat hij niet zonder overleg zou ingrijpen. Het bestuur van Go Ahead eiste vervolgens dat de marechaussee en de politie het sportpark zouden verlaten. De officier van Justitie kon dit uiteraard niet voor zijn rekening nemen. Interim-voorzitter Koopman van Go Ahead gaf te kennen dat er zo absoluut niet verder kon worden gespeeld. Scheidsrechter De Vries besloot daarop de wedstrijd officieel te staken. Het publiek begon te morren, maar verliet uiteindelijk het sportpark. Daarmee was echter nog lang niet alles gezegd.

Reacties De eerste twee weekeinden na het incident werden door de voetbalbond alle Zwolse wedstrijden afgelast. Nog wekenlang bleef ‘Het Zwolsche incident’ de gemoederen flink bezig houden. Over één ding waren de kranten het echter unaniem eens: de overtreding van Stenvert had niet veel om het lijf gehad. Het ingrijpen van wachtmeester Vos was daarom overdreven en ongewenst geweest. In het Deventer Dagblad en de Zwolsche Courant vlogen de verdachtmakingen over en weer. In de landelijke krant Het Vaderland


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 13

door Hans Warnar kreeg een anonieme bron uit Enschede alle ruimte. Volgens deze bron legden Zwolse marechaussees al tenminste sinds januari 1925 een ongezonde belangstelling voor de voetbalsport aan de dag. Een speler van de Enschedese Boys had ook al eens bijna een proces-verbaal gekregen en een bestuurslid was al eens zonder opgaaf van redenen van een Zwols voetbalterrein verwijderd. In Het Sportblad meende C.J. Groothoff, ‘de meest deskundige voetbaldeskundige van ons land’, dat het om een ‘proefneming’ ging, om te bezien tot hoever de bevoegdheden van de politie zich uitstrekten. Op verzoek van de Haarlemsche Courant liet Jasper Warner – niet alleen directeur van het sportterrein in Spoolde, maar ook oud-voorzitter van de N.V.B. – zijn licht over de kwestie schijnen. Hij had geen goed woord over voor het bestuur van Go Ahead, dat maar had lopen schreeuwen dat het niet verder wilde spelen. Warner vond het allesbehalve chique. De wachtmeester kende hij als ‘een prima kerel en een goed politieman’. Aangezien Vos zelf voetbalde was hij ‘tot oordelen bevoegd’. Desondanks vond Warner het een ‘gevaarlijk principe’ wanneer de marechaussees ook de sportvelden tot hun werkterrein gingen rekenen. Het bestuur van Go Ahead vond dat Warner als oud-voorzitter en tevens erelid van de N.V.B. had moeten zwijgen, omdat ‘het hooghouden der sportiviteit voor persoonlijke belangen gaat’. Dit kon Warner natuurlijk weer niet over zijn kant laten gaan. Hij reageerde op deze ‘insinuatie’ door te melden dat hij zijn werkzaamheden voor het sportterrein geheel ‘con amore’ verrichtte. Hij nam niets terug van wat hij eerder had gezegd. Het populaire geïllustreerde tijdschrift Het Leven wist Stenvert te verleiden tot het ‘naspelen’ van zijn actie tegen Bakker. Of de amateurbepalingen daarbij werden overtreden, is niet bekend. ‘De Sjekker’, de opschepper zoals hij werd genoemd, verwierf er in elk geval landelijke bekendheid mee. Nadat oprichter en erevoorzitter W.J.H. (Pim) Mulier de N.V.B. had geadviseerd om bij de overheid aan te dringen op een instructie voor de politie, kwam de Bond in actie. Nog in januari volgden er gesprekken met de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. La Vie Sportive, het orgaan van de Belgische voetbalbond, meldde dat er in België na een vergelijkbaar incident inmiddels een regeling met de overheid was getroffen. De Nederlandse politiek liet op 22 februari echter weten voor een dergelijke instructie geen aanleiding te zien.

Rechtszaak Op 31 maart 1927 moest Stenvert zich voor de rechtbank in Zwolle verantwoorden wegens de opzettelijke mishandeling van de speler P.J.M. Bakker van Z.A.C. Voor zijn verdediging mocht hij gebruik maken van de diensten van oud-international J.H. Welcker, de huisjurist van de N.V.B. en ooit een begenadigd aanvaller van Quick Den Haag. Het was die dag al vroeg een drukte van belang op de Zwolse Blijmarkt. Toen om half tien de deuren van het Gerechtsgebouw openzwaaiden, ontstond een geweldig gedrang. Binnen de kortste keren puilde de

Jan Stenvert, voetballer van Go Ahead, bijgenaamd ‘de Sjekkerd’, de Opschepper, bij een reconstructie van de gebeurtenis voor het blad Het Leven.

publieke tribune uit met vooral Go Ahead supporters. Ook op de perstribune was geen plekje meer vrij. Eerst werd beklaagde Stenvert verhoord. Vervolgens werden opgeroepen getuigen à charge gehoord. Eerst Bakker, daarna wachtmeester Vos. Bakker kon zich niet herinneren dat Stenvert hem zou hebben gestompt. Ook was hij niet gevallen. Ondanks de waarschuwing dat hij Stenvert niet moest beschermen, bleef Bakker bij zijn verklaring. Vos deed dat, minder verwonderlijk, eveneens. Ten slotte was het de beurt aan de getuigen à décharge: scheidsrechter de Vries, interim-voorzitter Koopman van Go Ahead, districtssecretaris Hulsebos van de N.V.B. en H. Altena, klerk ter griffie, die op het laatste moment was opgeroepen wegens verhindering van getuige Denkers. De officier van Justitie eiste tien gulden boete of tien dagen hechtenis. De oud-voetballer mr. Welcker bleek als verdediger in de rechtszaal al even handig als als aanvaller op het veld. Stenvert, zo pleitte hij, had nu eenmaal een typische manier van voortbewegen en van enige opzet was geen sprake geweest. Ook vestigde hij de aandacht op het grote belang van deze zaak voor de sport in het algemeen. Kranten in binnen en buitenland hadden er niet voor niets vol mee gestaan. Wachtmeester Vos was zo ‘geworden een Europeesche vermaardheid, of liever beruchtheid’. Waar het volgens Welcker om ging was, dat de sport baas kon blijven in eigen huis. Op 13 april volgde de uitspraak. De rechtbank besloot tot vrijspraak: ‘overwegende dat zij niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft geput dat de verdachte het feit heeft begaan, zooals hem dit ten laste is gelegd.’

De tweede helft Op zondag 29 mei 1927 was er dan eindelijk ruimte voor het resterende deel van de wedstrijd Z.A.C. - Go Ahead. Onder leiding van scheidsrechter M. Israëls uit Rotterdam werd na zeven minuten, waarin niets opzienbarends gebeurde, onmiddellijk van speelhelft gewisseld. Ook tijdens de tweede helft hing er een zekere lusteloosheid over het spel van beide ploegen. Stenvert stond midvoor omdat Go Ahead met vier invallers speelde. Hij kwam niet uit de verf op deze voor hem vreemde positie. Ook zijn ploeggenoten en de spelers van Z.A.C. bakten er weinig van. Zelfs een strafschop wegens hands van Go Ahead bleek te moeilijk. De penalty werd door Bakhuijs hard, maar onzuiver, genomen. Halle wist de bal met de voet te keren. Veel toeschouwers verlieten voortijdig het terrein. De stand bleef dus ongewijzigd en de uitslag van 1-0, zoals die reeds tijdens de eerste 38 minuten was bereikt, ging definitief de boeken in.

Na afloop Stenvert werd in 1930 met Go Ahead landskampioen, wat de club in 1933 zonder Stenvert nog een keer gelukte. Wachtmeester Vos was toen al overgeplaatst. Nog vele jaren later was zijn naam synoniem aan die van ‘de bemoeizuchtige dienstklopper’. Z.A.C. zakte in de jaren dertig weg ten faveure van andere clubs in de Overijsselse hoofdstad, Zwolsche Boys en PEC. I

13


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 14

Zie ook: Henk van Baaren, in: n Sliepsteen, kwartaalblad van de Historische Sociëteit Enschede-Lonneker, nummer 42 (zomer 1995) en nummer 45 (voorjaar 1996).

14

Zeven borden bij een blinde vlek

1


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 15

door Ab Gellekink

Onder: De muziekwinkel annex galanteriezaak in de Burgemeesterstraat, de latere Haverstraatpassage.

De Eerste Wereldoorlog is een blinde vlek in het historisch bewustzijn van Nederland. De bloedige ‘Great War’, zoals hij buiten ons land doorgaans wordt genoemd, ging aan ons grondgebied voorbij. Toch ontkwam het neutrale Nederland niet aan het eerste mondiale conflict in de twintigste eeuw: oplopende schaarste, grote aantallen vluchtelingen, smokkelende landgenoten, sociale onrust over onze toekomst. Het leger was vier jaar lang gemobiliseerd; honderdduizenden landgenoten stonden paraat aan de landsgrenzen. In Glanerbrug bewaakten marechaussees een gebarricadeerde grensovergang.

2

3

a november 1918 maakte Europa de balans op van ruim vier jaar oorlog: dertig miljoen gesneuvelde en gewonde soldaten, complete landstreken verwoest, het continent uitgeput, de oorlogvoerende landen bankroet. De traumata kregen een plaats in literatuur en kunst. Naast de vele slachtoffers door de Spaanse griep had Nederland slechts enkele morele deuken opgelopen. Het land haalde opgelucht adem. Een van de mensen die hun herinneringen aan het Nederland van die vier jaar uitbeeldden, was H.F. van Baaren (1876-1965). In Utrecht had hij ervaring opgedaan met glas, aardewerk en porselein. Dat kwam goed van pas bij het ontwerpen van zes originele herinneringswandborden over de jaren 1914-1918. Of eigenlijk waren het er zeven…

N

In de muziek In 1899 was Van Baaren met zijn kersverse echtgenote Maria Magdalena Kok van de domstad naar Enschede verhuisd, waar hij werk had gevonden als magazijnmeester bij de machinefabriek Tattersall & Holdsworth. Via Richard Tattersall, zoon van de directeur, kwam hij in aanraking met een nieuwe uitvinding: de spreekmachine, zoals de grammofoon aanvankelijk werd genoemd. Van Baaren zag er letterlijk en figuurlijk muziek in. Het zou nog even duren voordat hij er ook voldoende brood in zag. Op zondagen ging hij met grammofoons en platen de boer op om bij caféhouders demonstraties te geven. De verkoop nam zodanige vormen aan dat hij in 1907 een muziekwinkeltje H.F. van Baaren (1876-1965).

begon aan de Oldenzaalsestraat. Drie jaar later waagde hij de sprong om zich als zelfstandig winkelier te vestigen in de Enschedese binnenstad. In de Burgemeesterstraat, de latere Haverstraatpassage, opende hij een muziekwinkel annex galanteriezaak. Behalve grammofoons en platen omvatte het assortiment ook muziekinstrumenten en allerlei toebehoren. Na verloop van tijd kon hij zijn baan in de fabriek opzeggen. Filialen van H.F. van Baaren Muziekhandel zouden vanaf 1923 volgen in Hengelo, Borculo, Almelo en Nordhorn.

4

Nevenactiviteiten Van Baaren was ook op andere terreinen actief. In Utrecht was hij met de bijbel grootgebracht en in zijn jonge jaren in Enschede sloot hij zich aan bij de SDAP. Hij werd er bestuurslid van de coöperatie Tot steun in den strijd, een bakkerscollectief. Toen zijn eigen zaken tot ontwikkeling kwamen, had hij inmiddels zowel van de kerk als de politiek afstand genomen. Hij werd medeoprichter van de Enschedese Middenstands Vereniging en bracht het tot bestuurslid van de Nederlandse Middenstandsbond. Ook was hij oprichter en voorzitter

15


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 16

16 van een bond van Nederlandse muziekhandelaren. Hij zou uiteindelijk vicevoorzitter worden van de Kamer van Koophandel voor Twente en Salland. In 1925 verplaatste Van Baaren zijn inmiddels vermaarde Enschedese vestiging naar de toplocatie Markt 6, tegenover de Hervormde Kerk. Acht jaar later kon hij het zich veroorloven zijn muziekwinkel eraan te geven inclusief leegverkoop van de galanteriezaak. Aan de Gronausestraat liet hij twee huizen bouwen; op nummer 153 bleven zijn vrouw en hij tot aan hun dood wonen. Na zijn werkzame leven was hij in Enschede nog volop actief in maatschappelijke organisaties, waaronder Kleding en Dekking, een gemeentelijke instelling tot steun aan armen en behoeftigen. Zijn expertise op muziekgebied gaf hij door aan zijn nakomelingen, maar de muzikaliteit kregen ze van zijn vrouw. Zoon Kees was een landelijk bekend componist en muziekpedagoog, kleinzoon Freek was enkele decennia actief als jazzmusicus, onder andere als leider van de Hodge Podge Stompers.

5 ik in behoeftige omstandigheden, nood, ontbering. (Firma De Distel in Amsterdam, 750 stuks.)

Bord 2: Distributie Eigen wandborden Van Baarens kennis van porselein en aardewerk leidde ertoe dat hij een verwoed verzamelaar werd van wandborden, vooral herinneringsborden. Zijn nazaten herinneren zich dat in het grootouderlijk huis alle muren ‘behangen’ waren met wandborden. Met het opzetten van die collectie was hij op vrij jonge leeftijd begonnen. Die belangstelling had tot gevolg dat hij direct na de Eerste Wereldoorlog zelf een serie wandborden ontwierp en op de markt bracht, samen met zijn vriend boekhandelaar C.G. Campagne, die net als Van Baaren een winkel had aan de Oldenzaalsestraat, later De Heurne. Op de zes borden – in verschillende oplages – is aan de achterzijde vermeld ‘Uitgevers en ontwerpers H.F. van Baaren en C.G. Campagne Enschede’, daaronder een ruitvormig logo met BACA en het volgnummer van het bord. Elk bord geeft een opvallend aspect van het leven in de Eerste Wereldoorlog weer, thema’s die kennelijk op de makers indruk hadden gemaakt. Over elk van die uitgebeelde thema’s valt – naast de oplage en de naam van de producent – wel iets te vertellen.

Naarmate de oorlog duurde kromp de productie van veel artikelen zienderogen in. Schaarste leidde vanzelfsprekend tot duurte en dus gingen veel eerste levensbehoeften op de bon. Eerlijk verdelen tegen betaalbare prijzen. De bonkaarten lijken hier nog wel uit een hoorn des overvloeds te komen, met lange wachtrijen tot gevolg. Het hoofd boven in de hoorn stelt minister Posthuma van Handel, Nijverheid en Landbouw voor. (Firma Rembrandt in Nijmegen, 175; firma Van der Want in Gouda, 575 stuks.)

Bord 3: Slachtverbod Ingevolge de Distributiewet van 1916 konden voorraden worden gevorderd, waaraan maximumprijzen konden worden verbonden. Veehouders probeerden door illegale slacht de omvang van hun eventueel te vorderen veestapel te beperken en het vlees tegen zwarte marktprijzen te verhandelen. De dieren op dit bord zijn tot dan toe de dans ontsprongen en roepen ‘Hoera wij leven nog.’ Dit bord kent ook een aantal misdrukken, waarbij het gras onder de dierenpoten ontbreekt. (Firma Rembrandt in Nijmegen; 500 stuks.)

Bord 1: O.W.-ers en smokkelaars

Bord 4: Mislukte revolutie

O.W.-ers waren oorlogswinstmakers. Aan oorlogen werd ook toen al goud verdiend en dat niet alleen door wapenhandelaars. Rond de grens stond met name Glanerbrug in een kwade reuk als centrum van smokkelaars en zwarthandelaren. Kleinkunstenaar Koos Speenhoff zong in het Interbellum – op de melodie van Wien Neerlands bloed – de volgende ‘ode’ aan de smokkelaars:

In de week van 9 tot 14 november 1918 deed SDAPvoorman Troelstra een vergeefse oproep tot een socialistische revolutie, in navolging van de omwentelingen in Rusland en Duitsland. De tijd bleek bepaald niet rijp. Op 18 november, op het bord staat abusievelijk 17, vond op het Haagse Malieveld een grote demonstratie plaats, waarbij de deelnemers hun aanhankelijkheid betuigden aan het koningshuis. Koningin Wilhelmina en de tienjarige prinses Juliana maakten die middag een ‘spontane’ rondrit door Den Haag. Toen zij het Malieveld bereikten, spanden enthousiaste burgers en militairen de paarden uit en trokken zelf het rijtuig een eind voort. Dit tafereel staat op het bord uitgebeeld, waarbij de indruk wordt gewekt alsof koningin en prinses rondreden in de in 1903 in gebruik genomen Gouden Koets. Dat was vrijwel zeker niet

Wien Neerlands geld in ’t laadje vloeit, Door reuzen-knoeierij, Wiens hart voor contrabande gloeit, Is goochemer dan wij. Met de spreuk ‘Vroeger had ik ’n Dalles, nu heb ik Alles’ wordt vermoedelijk bedoeld: vroeger verkeerde

6 het geval. In en na de Eerste Wereldoorlog werd, zeker bij minder officiële gelegenheden, een eenvoudiger rijtuig gebruikt omdat de acht ‘vaste’ paarden van de Gouden Koets met delen van de cavalerie nog waren ingekwartierd op hun mobilisatiebestemming. (Firma De Distel in Amsterdam, 850 stuks.)

Bord 5: Melknood Naast illegale slacht van koeien nam de veestapel ook af door bemoeilijking van de import. Door de duikbotenoorlog op de Atlantische Oceaan was onze handelsvloot namelijk feitelijk vogelvrij verklaard, waardoor de aanvoer van veevoeder en meststoffen werd belemmerd. Deze schaarste deed zich ook na het einde van de Eerste Wereldoorlog nog voelen, vandaar het jaartal 1919 op het bord. (Firma Van der Want in Gouda, 625 stuks.)

Bord 6: Kolennood Bij gebrek aan brandstoffen werden namaakkolen vervaardigd. Natgemaakt papier werd tot een vrij harde en massieve bal gekneed en vervolgens werd het water zoveel mogelijk uit de aldus gevormde ‘kolen’ geperst. Ze brandden als fakkels, al waren levensduur en afgegeven warmte aanzienlijk lager dan bij echte kolen. Deze papierballen-methode werd ook in huize Van Baaren toegepast: voor dit tafereel heeft een foto van twee familieleden, bezig met de productie, model gestaan. (Plateelbakkerij De Distel in Amsterdam, 850 stuks.)

Het zevende bord Het duo Van Baaren / Campagne bracht in de jaren na de oorlog ook nog een zevende bord op de markt, onder de naam BACA-vredesbord. De uitvoering week af van de andere zes borden en de oplage bleef beperkt tot tachtig exemplaren. Voor zover bekend is er binnen de familie geen exemplaar van dit bord bewaard gebleven. Daardoor bestaat ook geen duidelijkheid over formaat, kleur en afbeelding. Maar wellicht is bij lezers van MijnStadMijnDorp bekend waar zich een exemplaar van dit ontbrekende wandbord bevindt! I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 17

door Robert Kemper Alferink

Familie Van Wulfften Palthe, ca. 1920.

EXTRA:

Nieuw gebruik - oud gebouw 17

Een Twentse fabrikantenfamilie op het Sallandse platteland Aan het einde van de negentiende eeuw begonnen Twentse fabrikantenfamilies in de ruime omtrek van de stuwwal tussen Oldenzaal en Enschede met het opkopen van honderden hectares woeste grond. Tot circa 1920 verrezen er tientallen fabrikantenvilla’s, waarmee architecten als Karel Müller en Gerhard Beltman een sterk stempel drukten op het Twentse buitengebied. Eén van de weinige fabrikanten die in Twente geen geschikte locatie vond, was de Almeloër A.A.W. van Wulfften Palthe. Hij bouwde een bijzonder huis op de Sprengenberg, twee kilometer ten zuiden van het Sallandse dorp Haarle. Een grote opknapbeurt begin 2011 heeft er voor gezorgd dat de toren weer – als vanouds – prijkt als een wit baken in het landschap. Familie van Wulfften Palthe Arnold Albert Willem (Arnold) van Wulfften Palthe werd in 1851 geboren aan de Markt in Oldenzaal. Vader A.A.W. van Wulfften Palthe (1816-1900) was kantonrechter in Oldenzaal en Statenlid in de provincie Overijssel. Hij stamde uit een oud Twents patriciërsgeslacht, de Palthe’s, waarvan in de achttiende eeuw de families Racer Palthe en Van Wulfften Palthe afgesplitst waren. Arnolds moeder, Johanna Henriëtta Stork, was een zuster van de bekende C.T. Stork, oprichter van de Hengelose machinefabriek Gebr. Stork & Co. In 1873 had Arnold samen met zijn broers Derk Willem en Jan Richard in Almelo de firma Gebr. A.A.W. van Wulfften Palthe, ca. 1920.

Palthe opgericht, die zich richtte op het verven en wassen van textielproducten. Hij bewoonde een villa dicht bij het station in Almelo, waar hij als amateurastronoom een klein sterrenobservatorium op het dak had gebouwd.

Komst naar Haarle In 1898 vond in Raalte een veiling plaats van een boerderij, enkele percelen heide en een bos gelegen op de vijfendertig meter hoge Sprengenberg bij het dorp Haarle in de gemeente Hellendoorn. Koper van de grond was Van Wulfften Palthe. Hij was op zoek geweest naar droge zandgronden, waarop zijn vrouw Maria Aurelia Engberts beter kon vertoeven. De natte, leemhoudende gronden, die de familie tot dan toe in De Lutte en Oldenzaal in bezit had, waren voor zijn reumatische vrouw niet geschikt om langdurig te verblijven. Kort daarna werd bovenop de Sprengenberg een achtkantige koepel gebouwd, waar de familie – met inmiddels zeven kinderen – in de weekeinden verbleef en jachtpartijen organiseerde. Al snel ontstond de behoefte aan een groter huis. De bekende architect Karel Müller spoorde Van Wulfften Palthe aan om iets bijzonders te doen boven op de kale heide: ‘Hier moet je geen gewoon huis bouwen, hier moet iets speciaals staan!’ Müller had vanaf circa 1900 al verschillende fabrikantenvilla’s in Twente ontworpen, maar het ontwerp van de Sprengenberg betekende zijn definitieve doorbraak. Nadien tekende hij voor het ontwerp van het landgoed Bellinckhof in Almelo en Egheria in De Lutte (beide van Ten Cate),


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 18

18

EXTRA:

Nieuw gebruik - oud gebouw

Huize De Sprengenberg met windmolen, ca. 1908.

Huize De Sprengenberg, 2008.

Leven op De Sprengenberg Haarle was aan het begin van de twintigste eeuw een kleine agrarische gemeenschap. Met nog geen duizend inwoners, een kerkje, enkele cafés en wat nijverheid was het een kleine enclave op het Sallandse platteland. Als enige dorp van de gemeente Hellendoorn bleef het geheel katholiek. De bevolking keek dan ook vreemd op toen aan het begin van de twintigste eeuw een hervormde, welgestelde, Twentse familie in het dorp kwam wonen. De verhouding tussen Van Wulfften Palthe en de toenmalige dorpspastoor, Ferdinand Ellerbeck, was ondertussen uitstekend. De familie kwam geregeld bij de pastoor over de vloer, zoals Palthe’s dochter Thalie in haar memoires aantekent: ‘Veel van Haarle en zijn omgeving heeft ons de oude Pastoor Ellerbeck verteld.’ Hij vertelde hen over de oude buurtschap, de boerderijen, en zijn grootste passie. ‘Pastoor Ellerbeck had groote liefhebberij in het verzamelen van steenen

Pastoor Ferdinand Ellerbeck, 1906.

de Borg in Beuningen (van Van Wulfften Palthe’s broer D.W.), De Wigwam in Enschede (Van Heek) en Het Welna in Lonneker (Ter Kuile). Daarnaast ontwierp hij de Wilhelminaschool in Hengelo (eveneens van Stork), het directiekantoor van Gelderman in Oldenzaal en het Rijksmuseum Twenthe in Enschede. De Haarlese villa, gebouwd in 1903, bestond uit een dertig meter hoge toren en een tweetal bijgebouwen in vakwerkstijl. Bovenop de toren werd een open uitzichtplatform gerealiseerd, evenals een torenkamer waar Van Wulfften Palthe zijn nieuwe observatorium vestigde. In 1906 werd het huis nogmaals uitgebreid met een tweetal galerijen in L-vorm, een studeerkamer, een biljartkamer en een autogarage. De familie verhuisde definitief van Almelo naar Haarle. Bospersoneel, ca. 1930.

en fossielen. Zijn familie noemde hem daarom “steenen Doris”’. Van Wulfften Palthe was van harte welkom bij de in 1916 gereedgekomen nieuwe kerk. ‘Daar Vader ook bijgedragen had voor de bouw, werden we uitgenodigd om de inwijding bij te wonen. De Bisschop van Utrecht, Monseigneur van de Wetering, droeg de mis op. Na afloop ontmoetten we hem op de receptie in de Pastorie. Onze auto bracht hem daarna naar de trein in Deventer.’

Vertier Op ’n barg, zoals de dorpsgemeenschap de Sprengenberg noemde, werd weelderig geleefd. Het najaar stond veelal in het teken van de jacht. Van Wulfften Palthe nodigde zijn jachtvrienden uit, die – volgens dochter Thalie – ‘dikwijls de avond tevoren, soms met hun dames, bij ons [op het huis] kwamen. Na een ontbijt met gebakken leverworst, waar Vader op gesteld was zijn gasten voor te zetten, vertrokken


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 19

19 de jagers het veld in.’ ’s Avonds werd er, in de grote zaal onder de toren, een jachtdiner gehouden. ‘Na de maaltijd zaten de heeren voor de haard, waar een groot vuur brandde, hetgeen een der jagers uitlokte om te zeggen: “Arnold, je verstookt hier wel een schoolmeesters tractementje!” Gelukkig dat het hout en de takkebossen uit eigen bosschen kwamen.’ Het huis had al vroeg elektriciteit, die met behulp van een windmolen werd opgewekt. De familie bezat een auto en er werd volop muziek gemaakt. Net ten oosten van het huis werd een tennisbaan aangelegd, waar veel gespeeld werd. Het thee-uurtje werd dikwijls verplaatst van het terras bij de koepel naar het tennisveld. Overigens heeft dit nog tot internationaal succes geleid. Van Wulfften Palthe’s kleindochter, Kea Bouman, won in 1927 het Franse tenniskampioenschap Roland Garros. Ze was daarmee de eerste Nederlandse winna(a)r(es) van een Grand Slam-toernooi, en zou de enige blijven tot Richard Krajicek in 1996 Wimbledon won. Ongeveer anderhalve kilometer ten zuiden van het huis werd een noodlandingsplaats voor vliegtuigen aangelegd. Neef Pieter Matthijs van Wulfften Palthe was opgeleid als vliegenier. Van Wulfften Palthe kreeg in 1913 de gelegenheid om een rondje mee te vliegen. De noodlandingsplaats bij De Sprengenberg bestond uit een geëgaliseerd stuk heide. Vier hoeken werden met wit zand gemerkt en in het midden van het perceel werd een kruis aangebracht. Twee keer is er, door Piet van Wulfften Palthe, een landing gemaakt.

Leven op het platteland De dorpsgemeenschap zelf profiteerde sterk van de familie Van Wulfften Palthe. De boer bij het landgoed leverde dagelijks melk, de bakker brood en dan was er nog Marie Oude Nijhuis: ‘Een vriendelijk klein menschje, dat vele malen smakelijk voor ons kookte, als we met vacantie in “ ’t kleine huisje” waren.’ Haar broer Hein Oude Nijhuis werd naar verloop van tijd chauffeur voor de familie, zodat hij de eerste Haarlenaar met een rijbewijs werd. Naast het huis

werd al snel een woning gebouwd voor een jachtopziener die van elders werd betrokken. De woeste heidegronden, vele honderden hectares, werden vanaf begin twintigste eeuw ontgonnen. Tientallen boerenzonen uit Haarle vonden hun werk als bosarbeider op de Sprengenberg. Het hout werd gebruikt voor de mijnbouw in Limburg.

Vijf dochters Arnold Albert Willem van Wulfften Palthe overleed in 1929, 78 jaar oud. Het landgoed kwam nadien onder beheer van zijn erfgenamen. De laatste vaste bewoner van het huis op de Sprengenberg, Van Wulfften Palthe’s ongehuwde dochter Mieke, overleed in 1962. De overige kinderen van Van Wulfften Palthe hadden Haarle al decennia daarvoor verlaten. De oudste dochter, Jet, trouwde met de uit Den Bosch afkomstige Wouter Bouwman. Hij trad toe tot de firma Gebr. Palthe, die later tot N.V. werd omgevormd. Datzelfde gold voor de enige zoon van Van Wulfften Palthe, Jan Jacob. Hij kwam te wonen op de buitenplaats Wendelgoor bij Almelo. Coba overleed in Düsseldorf, na getrouwd te zijn geweest met de Duitse koopman Hans Marioth. De al aangehaalde dochter Thalie, die haar memoires schreef, woonde op latere leeftijd met haar man J.U. de Kempenaer in ’t Joppe bij Gorssel. Beiden hebben zich ingezet voor de geschiedschrijving van Haarle. J.U. de Kempenaer zorgde voor het behoud van een van de Haarler markeboeken en schreef in 1946 het bekende boek Haarle (O.) in de oorlogsjaren. Het boek bevat oorlogsbeschrijvingen van vele tientallen Haarlenaren, waarmee het tot aan de dag van vandaag een bruikbaar egodocument is. Enkele jaren later schreef De Kempenaer nog een ongepubliceerd werk over de geschiedenis van het dorp. Zijn zoon, W.J.A.E. de Kempenaer (1919), is de enige die ooit in het huis de Sprengenberg geboren is. Zijn doopnaam Ericus (heide) getuigd daarvan. De meest bekende dochter uit het gezin is echter wel dochter Annetje. Zij was in 1913 getrouwd met de bijna twintig jaar oude-

Huize De Sprengenberg, juni 2011.

re textielfabrikant Jan Herman van Heek. Een jaar daarvoor had Van Heek Huis Bergh in ’s Heerenberg gekocht, waaraan zij daarna hun leven hebben gewijd.

Exploitatie van het landgoed Vanaf de jaren zestig werd ten oosten van de villa een rododendronkwekerij gestart. De lanenstructuur die op het landgoed was ontstaan, evenals de directe omgeving van het bovenop de berg gebouwde badhuisje werden ingericht als siertuin, om als verkoopcatalogus in natura te kunnen dienen. Het totale goederencomplex van Van Wulfften Palthe bedroeg circa 950 hectare. Het overgrote deel van de gronden werd in 1984 verkocht aan Natuurmonumenten. Het huis De Sprengenberg kwam formeel in eigendom bij de Stichting Huis Bergh, die ook de exploitatie van het Huis Bergh verzorgt. De Sprengenberg, bestaande uit het huis en de directe omgeving, wordt tegenwoordig bewoond en onderhouden door een familievereniging waarin de nazaten van A.A.W. van Wulfften Palthe verenigd zijn. Sindsdien is er gewerkt aan het herstel van het huis en ook van de tuinen. De laatste werden teruggebracht in de stijl van Leonard Springer en Pieter Wattez, die ze rond 1910 aanlegden. In de eerste helft van 2011 is de toren opnieuw geschilderd. Zoals familielid Rob van Oijen op 12 maart 2011 schreef in De Stentor: ‘Met de huidige opknapbeurt krijgt de toren haar oude uitstraling terug. De toren is lang niet gebruikt. Sinds drie jaar is er weer elektriciteit in de toren zodat er ’s avonds licht door de ruiten straalt. Dat geeft een sprookjesachtig beeld. Omwonenden reageren hier positief op en daar zijn wij blij mee. Wij voelen ons namelijk betrokken bij de omgeving. Daarom kiezen wij er bewust voor om tijdens de opknapbeurt te werken met ondernemers uit de buurt.’ I

Huize De Sprengenberg, 1904.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 20

20

Zie voor en van Bloem onder andere: J.C. Bloem, Verzamelde Gedichten, Amsterdam 2002. Clara Eggink, Leven met J.C. Bloem, Amsterdam 1976. Bart Slijper, Van alle dingen los. Het leven van J.C. Bloem. Amsterdam 2007.

door Marion Groenewoud

De afbraak van Bloem in Overijssel De dichter J.C. Bloem staat 45 jaar na zijn dood volop in de belangstelling: de uitreiking van de naar hem genoemde poëzieprijs, een bundel met artikelen, geïllustreerd met werk van beeldend kunstenaars die zich door hem lieten inspireren, een hoofdstuk in het boek Overijssel Plaatsen van herinnering, tentoonstellingen.

Rechts: J.C. Bloem met Clara Eggink en zoon Wim. J.C. Bloem en zijn zusje Ini, omstreeks 1895.

‘H

ier ligt de dichter Mr. J.C Bloem begraven’, meldt een bord op de kerk uit 1336. Een van de bekendste Nederlandse dichters uit de twintigste eeuw, geboren in 1887, overleed in 1966 in Kalenberg en werd in het nabijgelegen Paasloo begraven. Op zijn graf staan de veel geciteerde woorden: ‘Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij’. Slotwoorden van het gedicht ‘Herinnering’. Naast de steen in vak D, op de eerste rij, staat een gelijksoortig exemplaar van wit marmer. Deze begint te verzakken en helt licht over naar de steen van Jacques Bloem. Het is de herdenkplek van zijn ex-vrouw, Clara Eggink. Voordat zij besloot in Kalenberg te gaan wonen, informeerde Eggink eerst of de bevolking hier niet erg gereformeerd was, want dan zouden zij en Bloem er zich niet thuis voelen. Later concludeerde zij over de Kalenbergers in haar

Bloem-biografie: ‘Het is hier een uitzonderlijk volk (…) Ze bezitten een groot gevoel voor vrijheid.’

Huis met woonboot In 1958 kocht Eggink het huis met omliggende grond aan de Kalenbergergracht en legde in een inham haar woonboot. Met J.C. Bloem trouwde Eggink in 1926. Ze kregen samen een zoon en scheidden zes jaar later. In 1942 hertrouwden ze en gingen daarna opnieuw uit elkaar om zestien jaar later weer samen te komen in Kalenberg. De woning aan de Kalenbergergracht oogt veelal verlaten. Een Duits echtpaar gebruikte het jaren als vakantieverblijf. Kalenberg Noord nummer 6 is nauwelijks verbouwd. De inham waar de boot van Clara lag, is leeg. De voormalige koeienstal waar de boeken van Bloem stonden, eveneens. ‘Een miniaturen wolkenkrabberstad van boeken’, schrijft Eggink in haar Bloem-biografie. Er is een kleine slaapkamer in het tussenkamertje waar Bloem vaak lag met een bed en een authentiek keukentje. De buurfamilie Muis herinnert zich de komst van Bloem, eind 1958, later nog goed. ‘Hij liep moeilijk over het zandpad. Uit de boot van Clara kwamen stapels boeken waar Clara eerst het stof van afblies voor ze het huis ingingen.’ In Kalenberg, een dorp in natuurgebied De Weerribben, hoefde het stel niet bang te zijn voor pottenkijkers. Bloem en Eggink waren voor de Kalenbergers geen attractie. ‘Ieder had z’n eigen’, zei buurvrouw Jantje Muis. Ook de dichter zelf had geen belangstelling voor de mensen om hem heen. De laatste zes jaar van zijn leven was Bloem ziekelijk en leidde hij een teruggetrokken bestaan.

In Hardenberg, Almelo, Ommen en Zwolle Bloem woonde al eerder in Overijssel. Zijn vader was vanaf 1914 tot 1922 eerste burger van de Sallandse gemeente Stad-Hardenberg, die toen ruim 2000 inwoners telde. De familie Bloem vestigde zich deze jaren in 1915 in Almelo aan de Ootmarsumsestraat 86. Jacques velde een kernachtig en dodelijk oordeel over Almelo: ‘der gaten gatst’. Onlangs werd het villaatje als gemeentelijk monument volledig gerestaureerd. Het is nu onbewoond en in handen van een stichting. Later, tijdens en na de oorlog, logeerde de dichter regelmatig bij een vriendin in Ommen en bij de familie Bouman in Zwolle. Vanuit de Overijsselse hoofdstad schreef hij Clara een brief, een expliciete liefdes-


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 21

Literaire vrienden. Van links naar rechts: A. Roland Holst, J.C. Bloem, Menno ter Braak en E. du Perron.

verklaring, die zij ontving op 22 april 1957. Twee jaar voor hun vertrek naar Kalenberg. ‘Nu zit ik hier ontzettend gedeprimeerd en nerveus en ik heb maar een verlangen weer bij je te zijn en nooit meer van je weg te gaan, zij het dan ook in het zelfde verblijf (…) Wat ik dertig jaar geleden had moeten voelen, gevoel ik nu. Te laat misschien? Maar is het voor zooiets ooit te laat? Ik ben daarom blij dat ik besloten heb om (…) daarna niet meer naar Zwolle of Ommen terug te keren. Dat heeft ook een andere reden. Ik heb echt de overtuiging dat bij mij de afbraak begonnen is.’

Oppassen en schoonmaken De Kalenbergers weten niet veel over het echtpaar. Buurvrouw Muis: ‘Ach wat moet je erover vertellen. Ik heb hem een keer zien vallen languit in het gras.’ Vijf jaar lang werkte Jans Smit-Poepjes als schoonmaakster bij het echtpaar. Vooral de grote hoeveelheid boeken die ze moest afstoffen in de voormalige koestal bleven haar voor de geest staan. ‘Het was een werkzaam huis, met die tuin en boot erbij.’ Met enige afschuw denkt ze terug aan de nachten die zij noodgedwongen alleen met de dichter moest doorbrengen in De Kale Berg, omdat Clara naar Amsterdam was voor vriendenbezoek, kapper of tandarts. ‘Meestal was ik zenuwachtig als ik er naar toe moest. Bloem zei soms: “Is Jansje er wel, want ik hoor haar helemaal niet.” Maar ik was een stille werker. In de winter, tegen de avond, als het koud en donker was, moest ik gaten spitten in de kragge. Om het afval weg te werken. Verschrikkelijk zwaar rotwerk. Dan had ik de hele dag De boerderij in Kalenberg, met de woonboot van Clara Eggink.

J.C. Bloem met literaire vrienden en vriendin.

Zie agenda op pagina 35.

hard gewerkt. En die afwas, niet om door te komen… Bij mevrouw Eggink deed je het nooit goed. Toch vond ze het vreselijk dat ik wegging, na vijf jaar. Ze omhelsde me.’ Ook buurvrouw Muis heeft een middag op Bloem gepast. Zij memoreert dat de dichter nauwelijks meer kon praten. Dit was het gevolg van een beroerte die Bloem overviel in de auto in Meppel, op het moment dat Clara even boodschappen deed. Zijn vriend Jan d’ Hont, de toenmalige directeur van het Zwolse ziekenhuis De Weezenlanden, behandelde hem maar het ging bergafwaarts met de dichter. Schrijfster Aya Zikken heeft haar ervaringen in Kalenberg gedetailleerd beschreven. ‘Een Paasochtend in Kalenberg… Er was zonnig en winderig weer voorspeld en Clara en ik liepen de dag ervoor nog naar Oldemarkt om een gestreept windscherm te kopen. Op die Paasdag zaten we beschut achter dat scherm in de tuin met uitzicht op de Kalenbergergracht… Op die gracht keek Jacques jaren later iedere dag uit. Meestal stond zijn bed voor het raam zodat hij de toppen van de zeilen van de plezierboten kon zien langsgaan.’

Niet onbesproken De dichter was beslist geen mens van onbesproken gedrag, zo blijkt uit het onderzoek van juriste en neerlandica Gretha Donker. Bloem maakte in 1920 grote kans op de functie van griffier van het kantongerecht in Veghel, totdat de minister van Justitie een belastend telegram kreeg waarin duidelijk stond dat mr. J.C. Bloem zich schuldig had gemaakt aan een zedenmisdrijf. De rechtszaak betrof ‘betastingen’ van een jongeman in Blaricum. Hij werd hiervoor veroordeeld tot drie weken cel. Zijn vader was op dat moment burgemeester van Hardenberg. Een ander onderbelicht aspect van de dichter is zijn lidmaatschap van de NSB in 1933. In een brief aan een vriend stelde hij: ‘Zelfs een baantje waarvoor gewerkt moet worden krijg ik niet. Dat gaat naar de Joden. Maar daar mag je als intellectueel in dit pestland niets van zeggen.’ Het is niet duidelijk wanneer hij zijn NSBlidmaatschap opzegde. Bloem werd ook lid van de Kultuurkamer. Tijdens de oorlog gaf de dichter lezingen door het land waarmee hij geld kon verdienen zonder ‘fout’ te zijn. Onder meer in Hattem, Deventer en in Zwolle bij advocaat Harro Bouman waar de joodse dichter Victor van Vriesland zat ondergedo-

J.C. Bloem met zijn op 8 september 1927 geboren zoon Wim.

ken. Na de oorlog logeerde Bloem regelmatig bij de familie Bouman in Zwolle.

Werk, afscheid Samen met Johan Polak heeft Bloem in 1965, vlak voor zijn dood, opnieuw zijn Verzamelde Gedichten uitgegeven. Een productief dichter is hij nooit geweest. Buiten de gebundelde verzen heeft hij er na 1910 maar weinig geschreven. In 1965 ontving de dichter, een jaar voor zijn dood, de Grote Prijs der Nederlandse Letteren, maar hij was toen al niet meer in staat deze zelf in ontvangst te nemen. Toen hij op 10 augustus 1966 overleed kwamen honderden vrienden en bekenden naar de Kop van Overijssel om afscheid te nemen van Bloem. Clara overleed 25 jaar later, op 3 maart 1991. I

21


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 22

22

Molenaar in de fout De wallen van een stad waren vroeger een geliefde vestigingsplaats voor molens. Op de hooggelegen verdedigingswerken hadden ze een vrije windvang, terwijl een goede aan- en afvoer van graan, meel en andere producten verzekerd was. Als er een belegering dreigde konden de houten bouwwerken snel worden afgebroken. Ook in Zwolle telden de bastions in de zeventiende en achttiende eeuw tal van molens, die voor bezoekers al van veraf de eerste zichtbare tekenen van de stedelijke bedrijvigheid vormden.

p het bolwerk tussen de Kamperpoort en de Rodetoren verrees in 1620, kort na de aanleg, een korenmolen. Dit bastion, dat deel uitmaakte van een nieuwe stedelijke verdedigingslinie, kreeg in de volksmond al snel een opvallende naam toebedeeld. Het aarden vestingwerk werd in de eerste decennia van zijn bestaan aangeduid als de Kutgies-, Kutties-, Kuthgens- of Kuttenwal. Deze benaming was ontgetwijfeld ontleend aan het gegeven dat de Zwolse prostituees in dit afgelegen en met gras begroeide oord hun klanten bedienden. Dat de in onze oren enigszins scabreus klinkende naam gewoon in officiële documenten werd gebruikt, lijkt aan te geven dat ook de hogere kringen er aanvankelijk geen aanstoot aan namen. Na verloop van tijd werd, wellicht onder invloed van een ‘beschavingsoffensief’ van de calvinistische predikanten, toch anders over de schunnige aanduiding gedacht. Een eerste teken aan de wand is dat het bastion na het midden van de zeventiende eeuw in raadsnotulen en transportakten soms discreet werd vermeld als de ‘K-wal’. Later kwam een geheel nieuwe naam in zwang: de Jufferenof Juffertjeswal. Deze term, die op een meer bedekte wijze aan de lokale straatmadeliefjes refereert, duikt in 1665 voor het eerst in een archiefstuk op. Het gebied staat tegenwoordig bekend als het Maagjesbolwerk.

O

De Jufferenmolen heeft eeuwenlang zijn wieken laten draaien. De oorspronkelijke houten standerdmolen werd omstreeks 1830, nadat het bastion zijn militaire functie had verloren, vervangen door een moderne achtkantige stellingmolen met een stenen onderbouw en een met riet gedekte bovenbouw.

De Molen van Kok Aan het einde van de negentiende eeuw ging de Jufferenmolen ook wel als de Molen van Kok door het leven. Deze naam verwees naar molenaar Harm Kok, die het gebouw in oktober 1875 voor 6.000 gulden had gekocht. Evenals verschillende van zijn voorgangers stamde de in Almelo geboren Kok uit een echte molenaarsfamilie, met leden die op diverse plaatsen in Overijssel en daarbuiten werkzaam waren. Zijn loopbaan als molenaar kende echter een dramatisch einde. Op 18 maart 1900 werd de 59-jarige Kok door de politie gearresteerd op verdenking van ‘het door beloften opzettelijk uitlokken van diefstal’. De zaak was zo’n drie weken eerder door een anonieme brief aan graanhandelaar Van Assen in gang gezet. De schrijver beweerde dat de koopman door zijn knechten bestolen werd, aangezien zij geleverde zakken graan niet altijd in rekening brachten. Volgens de klikspaan was ‘molenaar K.. hier ter stede’ bij deze fraude

betrokken. De geschrokken Van Assen besloot Kok bij zijn volgende bezoek aan zijn graanpakhuis scherp in de gaten te houden. Enkele dagen later kwam de molenaar zoals gebruikelijk met paard en wagen een nieuwe voorraad ophalen. Nadat hij weer met zijn vracht was vertrokken, wachtte de graanhandelaar hem een eindje verder op. Bij de daaropvolgende controle bleek inderdaad dat Kok in plaats van de bestelde en betaalde vijftien zakken rogge er zestien op zijn wagen had liggen. De betrokken pakhuisknechten gaven het bedrog al snel toe. Ze vertelden dat ze door Kok met de belofte van een fooi waren verleid om hem geregeld een extra zak graan mee te geven. Van Assen haalde de politie er niet bij, omdat, zoals hij later verklaarde, ‘indertijd een bediende van mij, die mij bestolen had, en waarvan ik aangifte wilde doen, zich verdronken heeft. De gedachte daaraan maakte mij huiverig om de politie met de zaak in kennis te stellen.’ In plaats daarvan liet hij Kok een contract ondertekenen, waarin de molenaar beloofde de op staande voet ontslagen knechten voortaan uit eigen zak drie gulden per week te betalen. De kwestie leek dus met een sisser af te lopen. Maar al vlot deden allerhande geruchten de ronde in Zwolle en kreeg ook de politie lucht van de zaak. Kok

De Jufferenwal en -molen vanaf de Kamperpoortenbrug. Prentbriefkaart uit circa 1900.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 23

23

door Jan ten Hove

werd alsnog opgepakt en opgesloten in het Huis van Bewaring. Een verklaring van zijn twee jaar jongere broer Gerrit, die als knecht bij hem in dienst was en die kennelijk nog een appeltje met hem had te schillen, bracht de molenaar verder in de problemen. Gerrit vertelde aan de politie dat het geknoei – ook bij andere graanhandelaren – al jaren speelde. Harm zelf hield zijn onschuld bij hoog en laag vol. Zo zou hij het onderhoudscontract voor de ontslagen knechten, dat werd beschouwd als een schuldbekentenis, alleen hebben getekend ‘uit zenuwachtigheid, omdat zij mij op dat kantoor voor een dief uitmaakten.’ De rechter vond de bewijslast echter overtuigend en veroordeelde Kok op 10 mei 1900 tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Tijdens zijn verblijf in de cel moest zijn gezin de korenmolen verkopen.

Het einde voor de molen Na het gedwongen vertrek van Kok waren ook de dagen van de Jufferenmolen geteld. Een windmolen was inmiddels door de komst van nieuwe energiebronnen als de stoommachine en verbrandings- en elektromotoren economisch veel minder rendabel. De Molen van Kok was net als de meeste andere Zwolse molens ten dode opgeschreven. Om niet langer van de wind afhankelijk te zijn, werd tijdens de Eerste Wereldoorlog een elektrische motor in het gebouw geïnstalleerd. Niet lang daarna gingen de bovenbouw en het interieur in vlammen op, nadat een paar jongens bij een kippengat onderin de al van zijn wieken ontdane molen een vuurtje hadden gestookt. De elektrische malerij werd niet meer opgelapt, hoewel de stenen onderbouw wel bleef staan. De lege huls werd voortaan als pakhuis gebruikt.

Uiteindelijk ging de molenstomp omstreeks 1999 samen met alle andere gebouwen op het Maagjesbolwerk tegen de vlakte. Op het terrein verrees een groot winkel- en wooncomplex, waarbij onder het motto ‘verbond tussen verleden en toekomst’ de contouren van het voormalige bastion in ere werden hersteld. I

Deze plattegrond van Zwolle uit 1649, vervaardigd door Joan Blaeu, geeft een mooi overzicht van de in het begin van de zeventiende eeuw aangelegde verdedigingsgordel rond de stad. Op diverse bastions staan windmolens. Het Jufferen- of Maagjesbolwerk ligt midden onderin.

Het Maagjesbolwerk anno 2011.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 24

24

Zie ook: Herman Starink (red. Sybrand Buve), Russisch aan de IJssel: of de Oost-Europese ervaringen van een Deventer school als tijdsdocument: 1971 – 2007. Deventer, 2010.

Spandoek met portret van Lenin, opgehangen in Moskou, aan de vooravond van de dag waarop de communistische jongerenorganisatie Komsomol haar zestigjarig bestaan zou vieren (29 oktober 1978).

‘Juf, ik zei zdrávstvoejtje en Bij Olst en Wijhe lag sinds het begin van de jaren vijftig de IJssellinie. Als ‘de Russen’ kwamen, zouden grote gebieden langs de IJssel binnen zeer korte tijd onder water gezet kunnen worden. Zo was althans de bedoeling van dit verdedigingssysteem uit de tijd van de Koude Oorlog. Ook al zou dat ten koste gaan van vele tienduizenden mensenlevens. De Russen kwamen wel, maar niet om het land te bezetten. Ze werden zelfs uitgenodigd, en gastvrij ontvangen door gezinnen in en om Deventer. Maar toen was de IJssellinie al geschiedenis. Niet omdat de Koude Oorlog voorbij was, maar omdat de strategische inzichten waren veranderd. Op 15 april 1974 vertrokken de leerlingen vanaf hun school aan de Nieuwe Markt in Deventer voor de allereerste Ruslandreis. In het midden vooraan docente Margreet van Brink.

Russisch op school in Deventer n 1968 werd de liquidatie van de IJssellinie voltooid. In datzelfde jaar trad ook de Mammoetwet in werking. De invoering van deze onderwijswet maakte het mogelijk nieuwe schoolvakken in het voortgezet onderwijs in te voeren, waaronder Russisch. In Deventer gebeurde het.

I

en haar indringende vragen stelde over haar bezoeken aan de Sovjet-Unie. Toen de Mammoetwet de mogelijkheid schiep, legden anderen binnen de school de link. ‘Kun jij niet iets met je Russisch doen?’, was de vraag vanuit de schoolleiding.

‘Zdrávstvoejtje’ Margreet van Brink De invoering van het vak Russisch op een Deventer school – op het eerste gezicht tegen de tijdgeest van de Koude Oorlog in – had alles te maken met de belangstelling van Margreet van Brink, in 1926 geboren in Rotterdam. Sinds 1955 gaf zij geschiedenis en Nederlands aan de HBS in Deventer. Al sinds de oorlog had zij zich beziggehouden met de Russische taal, waarvan ze de eerste beginselen leerde van een oude emigrant. De belangstelling voor de Sovjet-Unie had ze ook meegekregen van haar vader. Die hield tijdens de oorlog op een kaart keurig bij hoe de Duitsers daar na de slag om Stalingrad in 1942-1943 werden teruggedreven. Ze slaagde erin een paar woordenboeken op de kop te tikken en was voor altijd gegrepen door de taal én door het land. In 1963 bezocht ze voor het eerst de Sovjet-Unie en die reis naar Moskou en Leningrad maakte op haar diepe indruk. Haar belangstelling bleef ook bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst niet onopgemerkt. Zo kreeg ze in 1965 bezoek van iemand die zich bekend maakte als een medewerker van Binnenlandse Zaken

Russisch mocht dan wel de ‘taal van de vijand’ zijn, de Sovjet-Unie, kon zij aanvoeren, was tegelijkertijd óók een wereldmacht. En Russisch was de moedertaal van liefst 130 miljoen mensen en de tweede taal van nog veel meer Sovjet-burgers en andere OostEuropeanen. Verder had het een rijke literatuur en verschenen er in deze taal zeer veel wetenschappelijke publicaties op talloze vakgebieden. De argumenten bleven niet ongehoord. In 1971, het jaar waarin de hbs in Deventer opging in de Alexander Hegius Scholengemeenschap (AHS), kon Margreet van Brink met veertien leerlingen in klas 2 beginnen met het nieuwe vak. Daarmee was de AHS, samen met een school in Zeist, de eerste in Nederland die Russisch als regulier schoolvak in het lesprogramma van het vwo opnam. De leerlingen konden er ook eindexamen in doen. Meer scholen in Nederland zouden volgen, maar het zijn er nooit meer dan vijf geworden; een daarvan was het Thijcollege in Oldenzaal. Paul Leerink, Herman Starink, Jan Jaap Lems, Hans de Koning en Charlotte de Lange voor de Basilius-kathedraal op het Rode Plein in Moskou, tijdens de reis van 1978.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:28 Pagina 25

door Herman Starink

De gouden medaille van de Olympiade van 1984 van AHS-leerlinge Sonja Eijsvogel.

25

en hij zei het net zo terug!’ pupillen verspreid over verschillende adressen bij ‘gewone’ particulieren in huis logeerden maakte hen zenuwachtig. Het was een van de gevallen waarin de kloof tussen Oost en West zich deed voelen. Van Brink reed naar eigen zeggen wel eens op een avond met de Russische bobo’s alle adressen af ‘om te laten zien dat hun pupillen allemaal veilig binnen zaten.’

Reizen en Olympiades

Margreet van Brink en haar opvolgster Eva den Hartog bij de ‘wisseling van de wacht’ in 1987.

Een nog betere vorm van kennismaking met een in vele opzichten ‘vreemd’ land vormden de Ruslandreizen. Elke twee jaar kregen de leerlingen van de klassen 4 en 5 de kans een reis naar de Sovjet-Unie te maken, meestal naar Moskou en Leningrad. Daar plande Van Brink ook altijd een bezoek aan een Sovjet-school of een bijeenkomst met Pioniers, de communistische jeugdorganisatie voor kinderen van

Blijvend Ruim 700 leerlingen hebben zich in 36 jaar tijd op het Hegius of het Hillesum met Russisch beziggehouden. Bijna 300 daarvan volgden het vak minimaal drie jaar, ongeveer 200 kozen de taal ook daadwerkelijk als eindexamenvak. Op het eerste gezicht geen al te indrukwekkende getallen. Een enquête liet eind 2010 echter zien dat opvallend veel ‘oud-Russen’ in werk, hobby, vrijwilligerswerk of op vakantie gebruik zijn blijven maken van hun Russische lessen in Deventer. Met als klap op de vuurpijl enkele (ook gemengde) huwelijken die zonder het Russisch op het Hegius niet gesloten zouden zijn.

Russisch was inmiddels didactisch een volwassen en ‘gewoon’ vak geworden; sinds het begin van de jaren tachtig ook op de havo.

Na de val van de Muur

Leerlingen Roel ter Horst (achteraan links), Albert-Jan Vosmeijer (rechts naast hem) en Joris Verdaasdonk (rechts vooraan) met een aantal Sovjet-zwemmers bij een zwemtweekamp Moskou-Deventer in december 1978.

Hegius-leerlingen brachten een Russisch alfabetgedicht ten gehore tijdens de manifestatie Oost-Europa in Deventer in 1993.

Van Brink greep elke gelegenheid aan om haar leerlingen met ‘echte Russen’ in contact te brengen. Dat gebeurde via bezoeken aan Russische gezelschappen die in de schouwburg optraden en via ontmoetingen op school met zwemmers en schaatsers die voor wedstrijden naar Deventer kwamen. De allereerste keer was, direct al in september 1971, bij een zweminterland Nederland-Rusland. Voor de leerlingen was het een unieke praktijkervaring. ‘Juf, ik zei zdrávstvoejtje’ (‘goedendag’), kon een van hen enthousiast melden, ‘en hij zei het net zo terug!’ Vooral de contacten met de jeugdschaatsers bleven intensief, omdat er jaarlijks Sovjet-junioren meededen aan een toernooi van de Deventer IJsclub. Die verbleven dan een kleine week in gezinnen waarvan de kinderen op het Hegius Russisch volgden. Vooral voor de begeleiders was het erg wennen: de gedachte dat hun

ongeveer tien tot vijftien jaar. Maar tot een echte ontmoeting, laat staan een gesprek, met leeftijdgenoten kwam het eigenlijk nooit. De Sovjet-jeugd werd afgeschermd voor de ‘verderfelijke’ westerse invloeden. Na de reis van 1984 tekende het Deventer Dagblad uit de mond van een leerlinge op: ‘We hebben een school bezocht, maar de kinderen die we gesproken hebben waren daar wel speciaal voor uitgezocht. Ze wisten precies wat ze wel en niet moesten zeggen. Ze hadden op niets in hun land kritiek.’ Ook aan de zogenaamde Olympiades voor Russische taal en literatuur voor buitenlandse scholieren, die om de drie jaar in Moskou werden gehouden, namen Nederlandse leerlingen deel. Vanuit Deventer werd eerst één leerling afgevaardigd, later soms ook twee of drie. Tot 1987 organiseerde en begeleidde Margreet van Brink zeven reizen. In dat jaar ging ze met de vut.

Van Brink werd opgevolgd door Eva den Hartog. Haar aantreden viel min of meer samen met een drastische verandering in de OostWest-verhoudingen. Nadat Michail Gorbatsjov in 1985 secretaris-generaal van de Communistische Partij was geworden, vielen Oost-Europa en de Sovjet-Unie binnen nauwelijks meer dan vijf jaar uiteen en was de Koude Oorlog de facto ten einde. De tijden veranderden daarmee ook voor de AHS. Het nieuwe Rusland kende veel meer vrijheid, en in plaats van ‘gewone’ reizen waren er nu uitwisselingen mogelijk. De Deventer leerlingen verbleven dan bij Russische scholieren thuis en de Russen brachten een tegenbezoek aan Deventer. Tussen 1993 en 1999 kwam het tot drie uitwisselingen met een school in Moskou en twee met een gymnasium in de WitRussische hoofdstad Minsk.

Het einde Eva den Hartog hield het Russisch op school in Deventer nog twintig jaar overeind, maar na de grote scholenfusie waaruit in 2000 het huidige Etty Hillesum Lyceum voortkwam, was de strijd eigenlijk niet meer te winnen. De nieuwe directie had minder hart voor het vak en wilde het afschaffen omdat het te duur was en er structureel te weinig leerlingen waren. In 2007 deed de laatste leerlinge eindexamen. In haar eentje. I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 26

26

door Niels Bakker

‘Een station moet een s De geschiedenis van het Hengelose station begint bij C.T. Stork (18221895). Deze legendarische, onvermoeibare industrieel zorgde ervoor dat Hengelo, en eigenlijk heel Twente, door spoorwegverbindingen werd ontsloten.

oor de aanvoer van Duitse steenkool was een spoorlijn voor Twente in de tweede helft van de negentiende eeuw erg belangrijk. Stork had goede contacten met Haagse politici, waaronder Thorbecke, en wist na lang onderhandelen te bewerkstelligen dat Twente via ‘het spoor’ met de rest van de wereld werd verbonden. In 1865 werd de lijn van Almelo naar Salzbergen, nabij Rheine, geopend. Een jaar later had Hengelo een stationsgebouw. Weer drie jaar later vestigde de Machinefabriek Stork zich, komend vanuit Borne, ook in Hengelo en dat was natuurlijk geen toeval. Het eerste station van Hengelo, type Staatsspoor 3e klasse, zou echter niet erg lang dienst doen. Het voormalige dorp groeide zó hard dat het al in 1899 toe was aan een stationsgebouw dat paste bij de status van een behoorlijke industriestad.

V

Van Heukelom

Hieronder: Het eerste Hengelose station daterend van 1866.

De toegenomen status vertaalde zich in de keuze voor de architect die het nieuwe station moest ontwerpen. Het werd ir. G.W. van Heukelom, destijds een ‘coming man’ in de wereld van spoorwegarchitectuur. Hij ontwierp voor Hengelo een majestueus stationsgebouw, dat als een soort kasteel voor het spoor

‘Antieke’ reclame voor treinreizen van en naar Twente.

kwam te staan. De gietijzeren overkapping die in 1900 werd gebouwd, maakte het geheel tot een stationscomplex van allure. De spoorlijnen en het emplacement waren al snel aan verbetering en uitbreiding toe en moesten worden opgehoogd met zand. De afgraving van het zand dat daarvoor nodig was, heeft geleid tot het Lonnekermeer, tegenwoordig een waardevol natuurgebied. Van Heukeloms ontwerp werd alom als een fraaie aanwinst voor Hengelo beschouwd. Het imposante gebouw zou er ongetwijfeld nu nog gestaan hebben als het niet in de Tweede Wereldoorlog was verwoest.

Wederopbouw Hengelo werd op 6 en 7 oktober 1944 vanaf grote hoogte gebombardeerd door meer dan zeventig bommenwerpers van de USA Air Force. De geallieerden wilden het spoorwegemplacement en de fabrieken van Stork en Holland Spoor vernietigen. De precisie liet echter sterk te wensen over. Ook grote delen van de omgeving van het station werden met de grond gelijk gemaakt. Aan Nederlandse zijde vielen 112 dodelijke slechtoffers. Ook een onbekend aantal Duitsers kwam om. Het stationsgebouw, dat door zijn omvang ook haast niet te missen was, lag er na afloop van de luchtaanvallen zwaar gehavend bij. Met name


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 27

‘Een station moet een station zijn’, tentoonstelling in het Historisch Museum Hengelo, tot en met 30 november 2011. www.historischmuseumhengelo.nl

27

station zijn’ Expositie Historisch Museum Hengelo Naar aanleiding van de heropening richtte het Historisch Museum Hengelo de tentoonstelling ‘Een station moet een station zijn’ in. De titel werd ontleend aan het motto van architect Schelling. Er werd samenwerking gezocht met het Spoorwegmuseum in Utrecht. Unieke foto- en filmbeelden laten het stationsverleden zien. Ook de toekomstvisie komt aan bod. Naast de stapels koffers, uniformen, petten van spoorwegpersoneel, affiches, treinlampen verbods- en gebodsborden uit vroeger tijden is er een letterlijk grote blikvanger: de afbeelding van het perron, vrijwel op ware grootte. De bezoeker is bijna geneigd het perron op te lopen. @ www.historischmuseumhengelo.nl

Centraal Station Twente

Hierboven: Van Heukeloms imposante station. Onder: Het wederopbouw-station van Hengelo eind jaren 60.

de bovenverdieping was voor het grootste gedeelte verwoest. De Nederlandse Spoorwegen besloten na de oorlog om het monumentale gebouw geheel te slopen. Achteraf een betreurenswaardige beslissing, want het station had wel degelijk gerestaureerd kunnen worden. De NS was echter bang dat dan de kosten te hoog zouden oplopen en dus kwam er, met de beperkte financiële middelen van die tijd, een nieuw station. Het ontwerp van ir. H.G.J. Schelling was geheel in de geest van de periode van wederopbouw: een combinatie van moderne en traditionele elementen, strakke en abstracte vormen, prefab

betonnen elementen en stalen ramen. De zuilen voor het station moesten het gebouw nog een enigszins klassieke uitstraling geven, maar werden door critici al snel als ‘pseudomonumentaliteit’ gekenschetst. Naast het gebouw plaatste Schelling een uurwerktoren en ook hierop kwam kritiek: ‘Een in aanbouw zijnde schoorsteen.’ Schelling zal het schouderophalend hebben aangehoord: ‘Een station moet een station zijn’, was zijn motto.

Tegenwoordig lijken de ontwerpen van Schelling – ook de stationsgebouwen van Enschede, Zutphen, Leiden en Arnhem dragen zijn signatuur – weer aan waardering te winnen. Een ontwikkeling die overigens geldt voor meer wederopbouwpanden, niet alleen in Hengelo. Het Centraal Station Twente, zoals Hengelo haar station graag afficheert, werd grondig verbouwd naar een ontwerp van architect Harry Abels. Twee jaar is er gewerkt aan een ‘nieuw’ station, waarmee 14 miljoen euro was gemoeid. Er is een nieuwe verbrede perrontunnel gekomen die ‘Hart van Zuid’ met het centrum moet verbinden en de perrons en overkapping zijn gerenoveerd. Op 25 juni 2011 werd het station feestelijk geopend. Een zeer geslaagde verbouwing, oordeelde ‘architectuurpaus’ Herman Haverkate in TC Tubantia. I


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 28

28

Het Huis van Bewaring, omstreeks 1900.

[Zie ook: Jan ten Hove, Meer dan stenen muren: 250 jaar opsluiting in Zwolle 1739 – 1989. Kampen 1989.

Gevangenis wordt hotel

Zwolle kent een hotel dat is gevestigd in een voormalige gevangenis: het Provinciaal Tuchthuis uit 1739 werd in 2008 geopend als Librije’s Hotel. Waar ooit op niet geheel vrijwillige basis gevangenen en arrestanten verbleven onder vaak erbarmelijke omstandigheden, kunnen de gasten van tegenwoordig zich wentelen in luxe. Daar ging wel een uitvoerige verbouwing aan vooraf. Het was niet de eerste.

Van cachot naar cachet H et Provinciaal Tuchthuis dat werd geopend op een bastion op het Noordereiland in Zwolle, was de eerste gevangenis in Overijssel die speciaal voor dat doel werd gebouwd. Voordien zaten de gevangenen opgesloten op allerlei plaatsen waar ze maar veilig konden worden weggestopt. Althans vanuit het oogpunt van degenen die hen opsloten. Mannen, vrouwen en kinderen zaten door elkaar. Pas in 1821 kwam er een regeling die zei dat de verschillende categorieën gevangenen strikt gescheiden van elkaar moesten blijven. Om de kosten te beperken werd het gebouw niet vergroot, alleen de indeling veranderde. Toen het aantal gevangenen begon toe te nemen – van ongeveer dertig in 1825 tot bijna 150, een kleine kwarteeuw later – ontstonden er

problemen. Slechts met moeite konden gevangenen van ‘verschillende trappen van zedelijkheid’ uit elkaar worden gehouden. In 1851 werd het cellulaire systeem ingevoerd, maar de praktijk was weerbarstig. Het gebouw met zijn vele gemeenschappelijke ruimtes was hiervoor namelijk absoluut niet geschikt.

Een alarmerende brief In 1861 kreeg de directeur van het Burgerlijk en Militair Huis van Verzekering of Huis van Bewaring, zoals de naam toen was, een alarmerende brief van een anonieme gevangene. In tamelijk onbeholpen taal vertelde hij of zij over twee dronken bewaarders. Deze hadden zich, blijkbaar met volledige instemming van de ‘slachtoffers’ zelf, vergrepen aan twee vrouwe-

lijke gevangenen. ‘Om negen uur gingen ze de trappen af achter ons hok’, aldus de tekst, ‘en dat heeft zoo de geheele nacht doorgegaan, dan na boven en dan weer na beneeden, dan zijde de een Je moet mij eerst gebruiken, nu ben ik weer aan de beurt.’ De anonymus schaamde zich om het op te schrijven, maar ondertussen lag de brief er wel. Het resultaat ervan was in ieder geval dat de bewaarders Van de Berg en Nieman op staande voet en oneervol werden ontslagen en tijdelijk vervangen door een rijksveldwachter. De positie van vrouwen in de gevangenis werd er evenwel niet direct beter door. De misstanden waren en bleven talrijk. Als vrouwen kinderen hadden, wer-


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 29

door Ger Hof

29

De entree van Librije’s Hotel.

sluiten, maar ook daaraan kwam in 2002 een eind. Het cachot, zoals een gevangenis ook wel wordt genoemd, verloor definitief zijn functie. Het horeca-echtpaar Jonnie en Thérèse Boer kocht het voormalige gebouw van de Gemeente Zwolle en vestigde er een hotel annex kook- en wijnschool, waar cachet hoog in het vaandel staat. I

den hun die ontnomen om in weeshuizen of bedelaars-koloniën te worden geplaatst; met uitzondering van ‘zuigende kinderen’, al was dat vooral omdat die niet drukten op de begroting van het gevang. Zwangere en zogende vrouwen hadden daarentegen wél het voordeel dat ze niet, zoals andere binnenkomende gevangenen, een periode op water en brood werden gezet. Langzamerhand zag ook het ministerie van Justitie in dat de afwezigheid van een bewaarster kon leiden tot ‘verkeerdheden’. Het ministerie van Waterstaat, dat verantwoordelijk was voor het gevangenisgebouw, kreeg daarom in 1863 opdracht een kamer af te timmeren voor een bewaarster. Langzamerhand verbeterde de situatie, vooral nadat tegen het eind van de eeuw het reclasseringswerk op gang begon te komen en vrouwelijke gevangenen op een meer professionele wijze konden worden begeleid.

Nieuwe verbouwingen Na een grote brand in 1863 kreeg het gebouw een nieuwe kap. In 1873 werd een directeurswoning gerealiseerd en een jaar later kwamen er nog eens tien cellen bij. De cellulaire gevangenen moesten hun tijd doorbrengen in absolute afzondering. Als ze de cel uitgingen kregen ze eerst een kap op hun hoofd. Om ze te kunnen luchten werden in 1877 drie aparte luchtplaatsen gebouwd. In 1886 werd het Huis van Bewaring tevens strafgevangenis, maar tot uitbreiding leidde dit niet.

Gesloten, geopend, gesloten, geopend In 1972 werd het Huis van Bewaring, in het kader van een herstructurering van het gevangeniswezen, gesloten en leeggehaald. Tien jaar later werd het vanwege het cellentekort in den lande echter weer in gebruik genomen. Vanaf 1997 werd het pand gebruikt om uitgeprocedeerde asielzoekers met een strafblad op te

De binnenplaats.

‘Bewaarders’ van het cachet: Thérèse en Jonnie Boer.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 30

30

Landschap Overijssel is in 1999 ontstaan uit een fusie tussen Landschapsbeheer Overijssel en Het Overijssels landschap, dat al in 1932 werd opgericht. Anno 2011 beheert Landschap Overijssel ruim 5.000 hectare aan natuurterreinen en landgoederen. @ Zie voor meer informatie: www.landschapoverijssel.nl

@ Zie voor het Kadaster: www.watwaswaar.nl

Steenwijkerwold op de kadasterkaart van 1832. De boerderij van Hoogeman, tweede van rechts. De Heilige Andreaskerk ten zuidwesten van de hoeve van Hoogeman. De steeg loopt noord-zuidwaarts tussen kerk en hoeve.

Essenstoven in Steenwijkerwold: levende landschapselementen Boer Willem Hoogeman moet begin 1800 vele kilometers hebben afgelegd, te voet of met paard en wagen, over de Gelderingensteeg in Steenwijkerwold. Zijn weilanden, hooilanden en veenderijen lagen aan weerszijden van deze toen al eeuwenoude steeg, die de voetstappen telde van kerkgangers en boeren en waarschijnlijk ook wel soldaten. Gezicht op de toren van de Nederlands Hervormde kerk te Steenwijkerwold vanaf de Thijlingerhof in mei 1982.

illem Hoogeman woonde op een hoeve vlak bij de Heilige Andreaskerk, die in 1830 verrees op de plek waar eens het Slot Gelderingen had gestaan. Zijn landerijen strekten zich uit tot aan het Steenwijkerdiep, zo’n anderhalve kilometer zuidwaarts, binnen de tegenwoordige gemeente Steenwijkerland. Het bouwland lag tegen het erf, de veengrond langs de steeg, het weiland en het hooiland lagen wat verder van huis.

W

De Oldemarktseweg in de Kerkbuurt te Steenwijkerwold.

Essenstoven De steeg ligt er nog steeds. Wie er nu door wandelt, treft daar de oudste levende landschapselementen van Nederland: de essenstoven, bomen die wel achthonderd jaar oud kunnen zijn. Willem Hoogeman en zijn buren Andries Tiel, Rijkeld Thomas van Essen en Petrus Wilhelmus Muller hebben de stoven gebruikt om hakhout te oogsten. Het essenhout werd tot op de grond toe afgezaagd. De achtergebleven stronken liepen weer uit en leverden nieuw hakhout. De wortels, die zich steeds verder ontwikkelden, zorgden


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 31

door Jan Braakman, m.m.v. Robert Pater

Rana Berends schilderde speciaal ter illustratie bij dit artikel ‘Essenstoof met bewoners’ Zie voor de wordingsgeschiedenis van haar schilderij @ www.facebook.com/ranaberends. Zie ook www.ranaberends.nl.

Onderhoud De Gemeente Steenwijkerland heeft in samenwerking met Landschap Overijssel en andere gebiedspartijen een projectplan Groene en Blauwe diensten opgesteld. Dit, om essenstoven en andere waardevolle landschapselementen te onderhouden en te herstellen. De afspraken omvatten een periode van in totaal 21 jaar, waarbij de boeren zich contractueel verplichten herstel en onderhoud in fases uit te voeren. Ze krijgen voor dit werk een passende vergoeding. Het onderhoud van de essenstoven vormt een speciaal onderdeel van de afspraken. De Gemeente vindt, samen met de gebiedspartijen dat de essenstoven in Steenwijkerwold op landelijk, en misschien zelfs op Europees niveau een bijzondere waarde vertegenwoordigen. Dit vergt in het beheer extra aandacht en zorgvuldigheid. De stoven mogen niet machinaal worden teruggezet met klepelmaaiers of hydraulische knippers, om de oudere stoven en de wortels niet te beschadigen. Eens per tien jaar moeten ze worden geknot. Deze vorm van landschapbeheer dient niet alleen het historisch erfgoed. Het draagt zeker bij aan een gevarieerd en aantrekkelijk streekeigen landschap. De essenstoven zijn ook van levensbelang voor zeldzame blad- en levermossen en andere planten. Het is niet alleen de flora die er wel bij vaart. Verschillende vogelsoorten bouwen hun nesten in de oude en grillig gevormde stoven, zeker als die wat hoger gelegen zijn.‘s Winters biedt de stoof een rustplek aan bijvoorbeeld de wezel of andere kleine zoogdieren.

bovendien voor stevigheid langs de wanden van de uitgesleten en uitgegraven weg, de ‘holleweg’. Die lag daardoor tussen twee hellingen, maar een nadeel was dat er door uitdijende wortels verder nauwelijks iets wilde groeien. Ook Hoogeman zorgde ervoor dat de stoven, waarvan de oudste een omvang hebben van wel tien meter, intact bleven. Net als generaties voor hem en generaties na hem maakte hij dankbaar gebruik van het fijndradige, taaie essenhout. Het werd niet alleen als stookhout aangewend, of als erfscheiding, er werden ook gebruiksvoorwerpen van gemaakt, zoals gereedschapsstelen en wandelstokken. Rijtuigbouwers gebruikten het flexibele hout voor de koetsen. In de loop der tijd werd er echter steeds minder essenhout gebruikt; nieuwe materialen deden hun intrede. Het leidde ertoe dat het onderhoud van de stoven op een laag pitje kwam te staan. Als het essenhout echter niet wordt gehakt en daardoor uitgroeit, kan dat uiteindelijk het einde van de stoof betekenen. Het doorgeschoten hout scheurt namelijk uit en gaat vervolgens rotten, waarna de stoof ten dode is opgeschreven.

Nieuwe beheerders Willem Hoogeman zal zich op een mooie zomeravond misschien ruggelings geschraagd hebben tegen

Essenstoof met bewoners.

een essenstoof, kijkend over zijn landerijen. Genietend van het mooie Steenwijkerwoldse land, terwijl de zon langzaam langs de horizon zakte en een verstoorde uil door de lucht fladderde. Hij zou het nog steeds kunnen doen, dankzij het werk van Landschap Overijssel, dat samen met de particuliere eigenaren herstel- en beheerplannen opstelt, met bijbehorende beheervergoedingen. Zo krijgt deze vorm van landschapsbeheer weer nieuw leven ingeblazen, met nieuwe economische dragers. Het werk van Willem Hoogeman en zijn buren is overgenomen door de huidige eigenaren. De stoven aan de Gelderingensteeg in Steenwijkerwold zijn tegenwoordig in eigendom en beheer van de Gemeente

Steenwijkerland. Ze worden regelmatig gesnoeid. Zo worden deze unieke levende natuurmonumenten behouden.

Vrijwilligers Verspreid over de hele provincie ondersteunt Landschap Overijssel zo'n 3500 vrijwilligers bij hun werkzaamheden in natuur&landschap. Niet alleen de vrijwilligers die direct verbonden zijn aan de stichting in bijvoorbeeld de eigen natuurterreinen of bezoekerscentra, maar ook de meer autonome vrijwilligersgroepen die actief zijn op het gebied van soortenbescherming en landschapsbeheer. I

31


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 32

32 wat staat daar eigenlijk?

Het pachtboek van Herman Goossen Grubbe tot Herinckhave van 1638 tot en met 1679 bestaat uit deel 1 (een leesversie met bewerkingen, 736 pagina’s met een kleurenkatern) en deel 2 (de transcriptie in een non-kritische versie met namenregister, 304 pagina’s). Het geheel met een cd-rom (prijs € 60, toeslag voor verzendkosten € 10) is te bestellen via f.h.grobbe@hetnet.nl

Een pachtboek met verhalen n het pachtboek van Herman Goossen Grubbe tot Herinckhave, dat is beschreven in de jaren 1638-1679, worden pachtovereenkomsten met de bijbehorende afwikkelingen vermeld. Maar het is tegelijkertijd een kasboek en er worden opsommingen, lasten en productie-opbrengsten vermeld. Ook is het gebruikt als een aantekenboek of memorieboek, met niet alleen dagelijkse onderwerpen. Zo staat er bijvoorbeeld een verslag in van de huwelijksproblemen die de katholieke Grubbe had met zijn gereformeerde vrouw Sophia van Besten uit Den Ham in Salland. Op 5 februari 1648 vertrok zij met de kinderen van de havezate Herinckhave in de marke Fleringen bij Tubbergen. Na bemiddeling van de predikanten van Almelo en Wierden kwam zij terug, maar op 5 maart 1651 vertrok zij opnieuw. Het verhaal van Herman Goossen in dit pachtboek gaat in dit geval niet alleen over de strijd tussen man en vrouw, het is ook en vooral het verhaal van een geloofsstrijd. Uiteindelijk raakten zelfs Ridderschap en Steden, de Staten van Overijssel daarbij betrokken, nadat Sophia dit college om steun had gevraagd. Het was juist in de tijd na de Vrede van Munster van 30 januari 1648. Na tachtig jaar had Nederland de katholieke Spanjaarden verdreven en kregen de gereformeerden (de latere hervormden) het hier voor het zeggen. Met deze zaak wilden de Staten aan de bevolking van Overijssel laten zien, dat de gereformeerde machthebbers de religie van de oude machthebbers niet zouden gedogen.

I

Zij steunden Sophia, die tot twee maal toe de kinderen meenam, door dik en dun en maakten Herman Goosen tot zondebok. Dat het allemaal zo ver zou komen, kon deze verlaten echtgenoot, aldus bijgaande tekst uit het pachtboek, in maart 1651 nog niet vermoeden. Vooral zijn sterke wil om moreel en economisch te overleven heeft hem van de ondergang gered. I

In het jaar 1648 op de 5e februari is mijn vrouw met grote wreedheid van huis weggelopen waarbij zij al de kinderen heeft meegenomen en dat onder het voorwendsel dat ik haar in het uitoefenen van haar godsdienst ernstig belemmerd had. Zij is eindelijk met twee predikanten, die van Almelo en van Wierden, weer bij mij teruggekomen, 14 dagen na de Olde Pasen, nadat zij 5 weken van mij weg geweest was. In het jaar 1651 op de 5e maart is mijn vrouw wederom met valse praktijken bij mij weggelopen. Zij deed alsof zij naar de kerk in Weerselo wilde rijden. Deze vlucht had zij lang van te voren beraamd met haar dienstmaagd genaamd Magdalena, geboren in Bentheim, met freule Gladebecke te Weerselo en de predikant Nijhoff te Ootmarsum. De maagd had de kleren van mijn vrouw op de avond te voren naar het huis van onze molenaar gebracht om ze de volgende dag, voordat zij quasi naar Weerselo ter kerke reed, naar het huis van freule Gladebecke te brengen waar onze dochter Bertha Sophia toen ter tijd was. Zij zijn daarop [in het Stift] op een andere wagen gestapt die Gladebecke daartoe had laten komen. Daarmee reden zij naar Ootmarsum om de kinderen te weten Jan Hendrick en Goossen Palick die daar bij de predikant Nijhoff in de kost waren, ook mee te nemen. Daar hebben zij wederom een andere wagen gekregen die hen verder naar Ulsen bracht. Van Ulsen zijn zij de volgende dag naar Hardenberg gegaan en zo reden zij verder naar Zwolle zonder dat ik iets van te voren hiervan gewaar geworden ben. Ik wist niet anders dan dat zij uit devotie naar Weerselo (omdat in Tubbergen op de woensdagen niet gepreekt wordt) ter kerke wilde gaan. Wij hebben geen ruzie met elkaar gehad, maar zij scheidde zo liefelijk van mij dat ik mij niet kan herinneren dat zij ooit vriendelijker afscheid van mij genomen heeft. Mij van geen kwaad bewust, ben ik met haar een eindje opgelopen, omdat de knecht de wagen nog niet geheel klaar gemaakt had. Ik ben met haar door het bos tot midden op De Esch gelopen waar de wagen bij ons kwam en zij met een lieflijke (maar een valse en een Judas) kus, wederom afscheid van mij nam. Ik vroeg haar nog of zij in de middag weer terug zou zijn, waar op zij antwoordde dat zij dat niet wist omdat zij wilde zien of freule Gladebecke haar nodig had. Wie zou nu hieruit enige haat of huwelijksproblemen kunnen veronderstellen. Terwijl ik nergens van wist en in het geheel geen kwaad vermoedde, merkte ik dat de wagen s’ avonds terug kwam en hoorde onze maagd roepen dat mijn vrouw weer terug was en onze Geerlich Daniël (zijnde het jongste kind) riep: mijn moeder komt daar weer aan. Op dat moment stond ik met Jan ten Broeck uit Oldenzaal te praten.

Boven: De havezate Herinckhave in de buurtschap Fleringen bij Tubbergen. Links: In 1663 door Anna Maria Grubbe, de oudere zuster van Herman Goosen Grubbe, gesticht altaar.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 33

door Frans Herman Grobbe

Prof. dr. W.Th. M. Frijhoff (Erasmus Universiteit Rotterdam): ‘Het is zonder twijfel een bron van de eerste rang voor de economische, sociale en culturele geschiedenis van het vroegmoderne Twente in de overgangsdecennia naar een volwaardig Staats regime.’

Het pachtboek bevindt zich in het Huisarchief Herinckhave in het Historisch Centrum Overijssel. Het is ca 42 cm lang, 18 cm breed en 5 cm dik.

1. [16]48 den 5 februarij is mijn vrouw met groote wreetheit van

1

2. hijr geloepen meede nemmende al die kinder en sulks onder

2

dexel... 3. ...es of ick haer in hare Religie gemolesteert hadde is eindelijck 4. mit twe predicanten als van Almelo en Wijrden weederom hijr 5. bij mij gekoemen 14 daegen naer den Olden paeschen nae dat 6. sije 5 weeken van mij geweest was 7. Anno 1651 den 5 martij is mijn vrouw wederom met valsche 8. practiken sich symileerende of sije toe Werselo toe kercken wolde 9. vaeren, van mij geloepen, nae dat sije deesen loep met haere maegt 10. genaempt Magdalena van Benthem van geboerte en met

3 4 5 6 7 8 9 10

11. Juffer Glabecke toe werseloe en den predikant Nijhoff toe Oet

11

12. merschen een tijdt lanck toe voeren gepractiseert hadde welke

12

13. maegt hare kleederen s avonts toe voeren an onse mullers huijs

13

om s an:

14

14. dren daeges voer t eer sije van hijr quantswijs nae werseloe toe

15

15. krecken [kercken] voer an Juffer Glabeckken huijs toe brengen

16 17

alwaer 16. onse dochter Bertha Sophia doemaels was d welke sije van

18

17. daer up eenen andren waegen die haer Glabeckke daer toe 18. bestelt hadde voer t meede nae Oetmerschen om die kinder toe 19. weeten Jan Hendrick, en Goessen pallick die daer bij den pre-

19 20

20. dicant Nijhoff in kost waeren oick meede toe neramen alto alwaer

21

21. sije weederom eenen andren waegen heeft gekregen die haer

22

22. voert nae Ulsen brachte van Ulsen weeder s andren daeges up

23

23. den hardenberg en soe voer t nae Zwolle sonder dat ick in t 24. alderminste toe voeren hijr van gewaer geworden bin of

24

25. anders geweeten hebbe als dat sije uijt devotie toe werselo (alsoe

25

26. toe Tubbergen up woensdaegen niet gepreekt worde) toe kerken

26

27. wolde voeren dan wij niet een twistich woordt met melkande

27 28

28. ren gehadt hadden iae scheide soe lieffelick van mij dat ick niet 29. en weet dat sije oijt vrindelijker haer afscheit van mij genoe 30. men heeft en ick geen quaet denckkende gae met haer of, en 31. also die knecht met den waegen noch niet geheel veerdich 32. was, gae met haer doer den busch tot midden up den Esch 33. alwaer die waegen ons an koemende sije met een liefelick (maer 34. valsch en Judas) kus weederom haer afscheit van mij nimet 35. vrage haer noch of sije toe middach oick weeder quam daer

29 30 31 32 33

36. sije up antwoorde sulks niet toe weeten maer wolde seen hoe

34 35

37. haer Glabeckke noedigede, wij sol nu hijr eenigen haet ofte

36

38. niet uijt konnen prefumeren ick dan nergens van weetende 39. noch in t minste geen quaet vermoede hebbende vernemme

37 38

40. s avonts den waegen weeder en hoere onse maegt roepen mijn 41. vrouw, en onse Geerlich Daniël (sinde het Jongste kint) mijn moeder

39 40

42. kumpt daer weeder an, en alsoe ick met Jan ten Broeck van

41

43. Oldenzael stae en praete

42 43

33


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 34

34 gesignaleerd

door Tonny Peters, Overijsselse Bibliotheekdienst

Wim Coster & Jan ten Hove ([red.]. Overijssel: plaatsen van herinnering. Bert Bakker (Amsterdam), Historisch Centrum Overijssel (Zwolle), 2011. 541 pp. € 39,95 Het Franse begrip ‘lieux de mémoire’ (‘plaatsen van herinnering’) slaat op het vertellen van verhalen aan de hand van historische plekken of gebouwen. In de jaren 2005-2007 zag de vierdelige serie ‘Nederland. Plaatsen van herinnering’ het licht. Overijssel is de eerste provincie met een eigen boek over plaatsen van herinnering. Wim Coster, die samen met Jan ten Hove de redactie verzorgde spreekt over ‘gidsen door de tijd’: plekken of personen zijn heel goede kapstokken om mooie historische verhalen te vertellen. Alle 25 Overijsselse gemeenten zijn met een plek of monument vertegenwoordigd. De redactie heeft gestreefd naar een zo groot mogelijke variatie in periodes en thema’s. Er zijn originele keuzes gemaakt. Voor Tubbergen is bijvoorbeeld niet gekozen voor het Schaepman-monument met een verhaal over de katholieke staatsman maar voor de motorraces. Niet alleen de klassieke onderwerpen – Thorbecke, de Hanze, Moderne Devotie etc. – komen aan bod maar ook verhalen over veenarbeiders, de tribune van Heracles, de ijsbaan van Dalfsen, de Lonneker landbouwcoöperaties. De diversiteit aan onderwerpen maakt het mooi geïllustreerde boek zeer lezenswaardig. I

Marianka Spanjaard & Paul Denekamp. Verweven met Twente: de joodse fabrikantenfamilie Spanjaard (1800-2000). Walburg Pers Zutphen, 2011. 255 pp. € 29,50 Eigenlijk een familieboek uitgegeven ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van Berith Salom, een vereniging van nazaten van Salomon en Sara Spanjaard, inmiddels toe aan de negende generatie. Salomon Spanjaard belandde begin negentiende eeuw als marskramer in Borne en stond aan de wieg van een fabrikeurs- en handelsfirma, die onder leiding van zijn zonen en kleinzonen zou uitgroeien een textielfabriek en werkgever voor meer dan de helft van de Bornse bevolking. Jacob Spanjaard drukte in de eerste decennia van de twintigste eeuw zo’n zwaar stempel op bijna alles wat in Borne gebeurde, dat hij de bijnaam ‘God van Borne’ verwierf. ‘Verweven met Twente’ is meer dan een familieboek. Geschetst wordt hoe een joodse familie weliswaar invloedrijk was, maar toch een beetje werd buitengesloten, waardoor ze ook erg op zichzelf waren. Ook aan bod komen de ontwikkelingen zoals die in de tijd plaatsvonden: ups en downs in de conjunctuur, de sociale kloof tussen fabrikanten en arbeiders, het familisme en natuurlijk de Tweede Wereldoorlog, die tot gevolg had dat de Spanjaards na de oorlog vrijwel uit de directie waren verdwenen. I

Willem Groothuis. Honderd jaar Natura Docet: Meester Bernink en zijn natuurhistorisch museum. Walburg Pers Zutphen, 2011. 286 pp. € 24,50 Museum Natura Docet in Denekamp, het oudste regionale natuurmuseum in Nederland, bestaat dit jaar honderd jaar. Een goede aanleiding om voor het eerst uitgebreid de geschiedenis van dit museum en de mensen die erbij betrokken waren vast te leggen. Veel aandacht is er voor J.B. ‘Meester’ Bernink, stichter van Natura Docet. De Denekamper onderwijzer raakte al op jonge leeftijd ‘gebiologeerd’ door de natuur. Hij werd verzamelaar van planten, vogels, insecten en stenen en struinde als het even kon door het toen nog bijna ongerepte landschap rond Denekamp. Veel dorpsgenoten begrepen hem niet noemden hem Vöggelklaas, maar hij had contacten met natuurliefhebbers uit het hele land. Onder meer met Jac. P. Thijsse en Eli Heimans, die een belangrijke rol speelden bij de totstandkoming van het museum. Bekende wetenschappers, waaronder natuurvorsers en geologen bleven altijd naar Denekamp komen om onderzoek te doen en om elkaar te ontmoeten. In het fraai uitgegeven boek ook ruime aandacht voor de mensen die Bernink tot steun waren, zoals zijn dochter Heleen, Willem Dingeldein, en vele anderen. I

Rien van der Helm. Capitool Reisgidsen. Overijssel. Houten / Antwerpen 2011. 416 pp. Prijs: € 29,99. Verkrijgbaar in de (online) boekhandel. Ook Overijssel heeft nu een Capitool Reisgids. Meer dan 400 pagina’s met ‘streek voor streek’ ruime aandacht voor historie en cultuur, veel nieuwe en historische foto’s en speciaal gemaakte gedetailleerde tekeningen van kerken, boerderijen en andere historische objecten. Een prima, handzame en stevig gebonden binnenkomer voor de toerist, én de Overijsselaar, die de provincie wil leren kennen. I

Een illustratie door Jan Egas van de Onze Lieve Vrouwebasiliek en de toren van de ‘Peperbus’ in Zwolle, pagina’s 60-61, verwijzend naar foto’s met uitleg over onderdelen als de altaren, de triomfbalk en de reliekschrijn van Thomas a Kempis.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 35

agenda 35

door Madelon Schiferli-Maarse, i.s.m Ans Borst (KCO)

De agenda DEVENTER: Geert Groote Dag Activiteiten op 1 september 2011 van 12.45-18.30 uur @ www.geertgrootedagdeventer.nl DEVENTER: Historisch Museum Tentoonstelling: Korteling: Deventer schilders van ambacht naar kunst! Te zien t/m 4 september 2011. @ www.deventermusea.nl DEVENTER: Speelgoedmuseum Tentoonstelling: Speelgoed van Bekende Nederlanders Te zien t/m 22 januari 2012. @ www.deventermusea.nl

OMMEN: Nationaal Tinnen Figuren Museum Tentoonstelling: ‘Toen was geluk nog heel gewoon’: diorama’s gebaseerd op de schilderijen van Carl Spitzweg door Peter Scheuch Te zien t/m 4 december 2011. @ www.tinnenfigurenmuseum.nl STEENWIJK: Stadsmuseum Steenwijk Schoolklas van Toen. Te zien t/m 30 september 2011. @ www.stadsmuseumsteenwijk.nl VOLLENHOVE: Cultuur Historisch Centrum Land van Vollenhove Tentoonstelling: De Vrije Vlucht; luchtvaartonderzoek in de Noordoostpolder. Te zien t/m 5 november 2011. @ www.chcvollenhove.nl

DIEPENHEIM: Kunstvereniging Zomertentoonstelling: ‘Wat zijn mij wolken nog en wegen’ oude tradities- nieuwe vertellingen. Te zien t/m 18 september 2011. @ www.kunstverenigingdiepenheim.nl

ZWARTSLUIS: Schoonewelle Centrum Natuur en Ambacht ‘Voor het digibord’; schoolplaten in Schoonewelle. Te zien t/m 30 september 2011. @ www.schoonewelle.nl

ENSCHEDE: TwentseWelle Tentoonstelling: Onverwacht Klederdracht te zien t/m 5 september 2011 Tentoonstelling: De Kracht van Vlas te zien t/m 15 september 2011. @ www.twentsewelle.nl

ZWOLLE: Stedelijk Museum Tentoonstelling: She Me vrouwen door mannenogen, portretten van vrouwen uit de 17de tot 20ste eeuw. Te zien t/m 18 september 2011. @ www.stedelijkmuseumzwolle.nl

NIEUWLEUSEN: Museum Palthehof Tentoonstelling: ‘Lieve Woordjes en Stoere Helden’ poëziealbums en stripboeken Te zien t/m 29 oktober 2011. @ www.palthehof.nl

ZWOLLE: Historisch Centrum Overijssel Zomeractiviteit: Historische speurtocht door de bekendste winkelstraat van Zwolle: de Diezerstraat. Voor kinderen en volwassenen. Gratis verkrijgbaar t/m 2 september 2011. @ www.historischcentrumoverijssel.nl

OMMEN: Bissinghdag ‘Nostalgisch Ommen’ Activiteiten op 17 augustus 2011. @ www.ommerbissingh.nl

ZWOLLE : Historisch Centrum Overijssel Tentoonstelling: ‘Een ongekleurd namiddaglicht’, Dichter bij JC Bloem. Te zien van 16 september t/m 20 november 2011. @ www.historischcentrumoverijssel.nl

Uitgelicht! EXPOSITIE ‘Een ongekleurd namiddaglicht’ Dichter bij JC Bloem. Van 16 september t/m 20 november 2011.

De Stichting JC Bloem Poëzieprijs geeft sinds 2001 een tweejaarlijkse prijs voor de beste tweede bundel en heeft in 2011 een erebundel ter gelegenheid van de 45ste sterfdag van Bloem uitgegeven. Voor deze bundel is aan 12 kunstenaars gevraagd om een kunstwerk te maken bij een gedicht van Bloem. Ook de vijf dichters/prijswinnaars zijn in de bundel opgenomen.

De expositie in het Historisch Centrum Overijssel laat de kunstwerken zien, maar ook gedichten, foto’s, films, informatie over Bloem en originele uitgaven van de dichter. De erebundel is uitgegeven in een beperkte oplage en wordt verkocht tijdens de expositie van 16 september tot 20 november 2011. De expositie is gratis te bezichtigen tijdens openingsuren.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 36

36 IJsselacademie

OPROEP!

Vrijwilligster Anneke van Dyk voert de gegevens in van de vragenlijst over De Mens.

Doo-j met? Doe-j mit? Doe-j mee? Het Woordenboek van de Overijsselse Dialecten legt de woordenschat vast van alle dialecten in de provincie Overijssel: Twente, Salland en het Land van Vollenhove. Dit project wordt met steun van de provincie Overijssel uitgevoerd aan de IJsselacademie in Kampen. Het is de bedoeling om al het dialectmateriaal uit het woordenboek via internet beschikbaar te stellen. U kunt dan niet alleen alle dialecttermen voor een bepaald begrip vinden, maar bijvoorbeeld ook alle dialectwoorden die voor uw woonplaats zijn verzameld, met één druk op de knop op uw beeldscherm tevoorschijn laten komen. In de afgelopen jaren (1998 tot en met 2007) hebben mensen uit de hele provincie en het aangrenzende Münsterland lijsten ingevuld met vragen over hun eigen, lokale dialect. Die vragenlijsten hadden allerlei onderwerpen zoals ‘eten en drinken’, ‘het huis’, ‘het menselijk lichaam’ of ‘kleding’. Dankzij het enthousi-

asme van vele honderden dialectsprekers is er zo een enorme hoeveelheid Overijssels dialectmateriaal verzameld. Maar voordat dat materiaal via internet beschikbaar komt, moet het wel allemaal vanuit die vragenlijsten in een database worden ingevoerd. Aan die database wordt op dit moment hard gewerkt. Het Woordenboek van de Overijsselse Dialecten is op dit moment al online. Door op de website van de IJsselacademie (www.ijsselacademie.nl) onder het knopje ‘Taal’ te klikken op ‘Overijssels woordenboek’ en vervolgens de instructies te volgen, komt u in het gegevensbestand van het woordenboek. Op het moment zijn daar al zo’n 205.000 dialectwoorden uit allerlei plaatsen in Overijssel te vinden. Als u regelmatig op de website kijkt, zult u zien dat ons werk iedere week wel weer wat gegroeid is. Hoewel er dus al heel veel werk is verzet, ligt er nog een hele berg materiaal te wachten om ingevoerd te worden. En daar hebben wij uw hulp bij nodig! We zijn op zoek naar vrijwilligers, die mee willen helpen om het dialectmateriaal uit de vragenlijsten in de computer in te voeren. Dat kan op de IJsselacademie, maar dat kan ook thuis achter uw eigen computer. U krijgt dan een aantal vragenlijsten thuisbezorgd die u in uw eigen tijd en in uw eigen tempo kunt invoeren. Voor het invoerwerk zijn geen speciale vaardigheden vereist, wel nauwkeurigheid. Uiteraard krijgt u aan het begin duidelijke instructies en kunt u ook tijdens het invoeren steeds hulp krijgen bij eventuele vragen. Wilt u ook meewerken aan het vastleggen van de woordenschat van de Overijsselse dialecten en er zo mee voor zorgen dat die voor de toekomst bewaard blijft? Neem dan contact op met de IJsselacademie, tel. 038-331 52 35 of e-mail tvandewijngaard@ijsselacademie.nl / avissers@ijsselacademie.nl.

Kenniscentrum voor immaterieel erfgoed in Overijssel Onderzoek en publicaties De IJsselacademie is een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel. U kunt er terecht met vragen over dit immaterieel erfgoed in de regio. De Academie stimuleert en begeleidt onderzoek van wetenschappers en van amateurs en organiseert educatieve programma’s en bijeenkomsten. Daarnaast is de IJsselacademie een uitgeverij. Veel onderzoek resulteert in publicatie van boeken, dvd’s, cd’s. Ruim dertig jaar De stichting IJsselacademie is opgericht in 1977. Haar werkzaamheden worden gefinancierd door de provincie Overijssel, door gemeenten in het werkgebied en door de opbrengst van producties. Ook zijn er incidentele subsidies, zoals van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het bedrijfsleven en particulieren die speciaal bij een project betrokken zijn. Het werkgebied spitst zich toe op Salland en het Land van Vollenhove (van Gramsbergen tot Schokland en van Bathmen tot Steenwijk), maar de Academie realiseert op verzoek ook projecten op de Veluwe en in Flevoland.

wateruus wi’j aosemen tuus in spiegelbeelden praoten revierspraok dachten as water in et rietlaand overzomerde de roerdomp achter de òltkachel zat op zien ukies de winter in een stilte die zich niet liet wegen op et getrippel nao van moezen op de zolder de oltwörm kloppen zich een skedelbreuke in et taoie gebint van ons veeruus et dronken gezang van naojöörsstörmen douwen deurposten krange ontzetten de ramen levens verstreken op de zomerdiek zweit gien moederwas meer an de liende allenig de olde vliere wet nog de woonplek de revier pröt dwäs deur mien eimwee ene G ERRIT PLEITER

Gerrit Pleiter draagt voor bij de presentatie van de bundel Verrassend Nedersaksisch, 12 november 2010.

Fondslijst In MijnStadMijnDorp is geen ruimte voor het afdrukken van onze fondslijst. Wilt u toch de titels weten van onze (nu) 221 uitgaven, belt of mailt u ons dan gerust. Op onze site staat overigens een lijst met boeken met daarbij een korte beschrijving: www.ijsselacademie.nl > Uitgeverij > Overzicht leverbare publicaties.

IJsselacademie

Wordt u donateur? Voor minimaal € 20,- per jaar krijgt u 20% korting op onze uitgaven en ontvangt u jaarlijks zes keer MijnStadMijnDorp, Historisch Tijdschrift Overijssel. GRATIS!

@ www.ijsselacademie.nl


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 37

Het Palthe-Huis in Oldenzaal.

VORG 37

Vrijdag 4 november 2011

Wintervergadering van de VORG in Oldenzaal Hoewel begin november de winter hopelijk nog ver weg is, houdt de VORG dan toch al zijn jaarlijkse Wintervergadering. Dit keer zijn wij te gast in het charmante museum Het Palthe-Huis, gelegen in het historische stadje Oldenzaal. Om 10.00 uur worden wij welkom geheten door Wim Heersink en Ruud Olde Dubbelink, respectievelijk voorzitter en conservator van museum Het Palthe-Huis. Het voorlopig programma is als volgt: 10.00 uur Ontvangst met koffie en Twentse krentenwegge 10.30 uur Pi de Bruijn, ‘ Het Masterplan van Oldenzaal’, met bij mooi weer een korte wandeling door de historische binnenstad 11.30 uur Korte huishoudelijke vergadering 11.45 uur Uitreiking van de Bijsterbos-prijs voor jonge, veelbelovende historische onderzoekers 12.00 uur Lunch in Grand Café De Dominee, gelegen aan de Groote Markt 13.30 uur Ruud Olde Dubbelink, ‘Het platteland in de stad’. Een bijdrage tot de studie van het stadslandschap van Oldenzaal. 14.30 uur pauze 14.45 uur Albert Mensema, ‘De grand tour van de Oldenzaler Egbert de Pomerede 15.30 uur Winterborrel, met een korte exposé van Clemens Hogenstijn over de Oldenzaalse patriot Jan Willem Racer 16.00 uur Einde Plaats:

museum Het Palthe-Huis, Markt 13 te Oldenzaal

Museum Het Palthe-Huis is het vroegere woonhuis van de familie Palthe. Sinds 1929 is het een museum, ondergebracht in twee gebouwen. Het hoofdgebouw dateert van omstreeks 1650 en laat binnen een beeld zien van een woonhuis, zoals dat er in de 18e eeuw uitzag. U treft er bijvoorbeeld een eetkamer in Lodewijk XVI-stijl. De sfeervolle keuken, compleet met alle toebehoren voor het bereiden van maaltijden, is eveneens zeer de moeite waard. In de voorkamer is de complete huisapotheek van dokter Landreben Michgorius en diens voorgangers te zien. In de negentiende eeuw woonden en werkten deze medici in het huis tegenover het museum. Ook de instrumenten van de dokter zijn bewaard gebleven, een unieke verzameling. De in Twente geboren architect Pi de Bruijn richtte samen met Frits van Dongen, Carel Weeber en Jan Dirk Peereboom Voller de Architekten Cie. op, waaraan hij sindsdien als partner verbonden is. De Bruijn kreeg internationale bekendheid als architect van de

nieuwbouw Tweede Kamer. Hij heeft brede ervaring als architect en stedenbouwkundige in complexe, langdurige en gevoelige projecten. Ook het plan voor de wederopbouw van de Enschedese wijk Roombeek is van zijn hand. Voor Oldenzaal heeft hij een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden van uitbreiding van het Palthe-Huis. Deze studie – ‘Oldenzaal, stad met pit’– was voor het gemeentebestuur aanleiding om hem te vragen een stedenbouwkundig masterplan voor de binnenstad van Oldenzaal op te stellen. Met dit masterplan is Pi de Bruijn er op een bijzondere wijze in geslaagd de grotendeels verloren gegane historische kenmerken van Oldenzaal opnieuw te accentueren en te combineren met moderne stedenbouwkundige ontwikkelingen.

Ruud Olde Dubbelink is conservator van museum Het Palthe-Huis. Telkens slaagt hij erin om spraakmakende tentoonstellingen te organiseren over de kunst en cultuur van Oldenzaal en Noordoost-Twente. Daarnaast is hij nauw betrokken bij het erfgoedonderwijs in Oldenzaal. Ruud Olde Dubbelink heeft vele publicaties over facetten van het Oldenzaalse verleden het licht laten zien. Hij is afgestudeerd als Mediterraan archeoloog en was 22 jaar verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Albert Mensema en Clemens Hogenstijn zijn beiden bestuurslid van de VORG en kenners van respectievelijk de geschiedenis van de adel en van de patriotten. Leden van de VORG krijgen nog een uitnodiging, maar leg nu deze datum vast in uw agenda!


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 38

Verhalenwedstrijd

Historisch Kippenvel Maak een boeiend, spannend of grappig verhaal over de geschiedenis van je eigen huis, plaats, familie of streek. Kom in de krant en win een prijs! Geschiedenis dichter bij huis

De informatie

Na vele verhalen vol historisch kippenvel in 2009, organiseert het Historisch Centrum Overijssel samen met vier historische organisaties in Overijssel wederom de verhalenwedstrijd ‘Historisch Kippenvel’. Op deze manier heeft het schrijverstalent in Overijssel de mogelijkheid zich te laten zien.

• Iedereen mag meedoen. • Het werk mag uit verschillende disciplines komen: literatuur, beeldende kunst, video/film, muziek, toneel. • Het werk moet betrekking hebben op Overijsselse geschiedenis. • Teksten mogen uit maximaal 1750 woorden bestaan. • Het werk moet origineel zijn, dus niet eerder gepubliceerd. • Bekendmaking prijswinnaars vindt plaats op 29 oktober 2011 tijdens de 'Dag van de regionale geschiedenis en streekcultuur' in de Bovenkerk in Kampen. • Stuur het verhaal vóór 1 oktober 2011 naar: m.noordman@historischcentrumoverijssel.nl of Historisch Centrum Overijssel, t.a.v. M.W.M. Noordman, Eikenstraat 20, 8021 WX Zwolle

Onder het motto ‘In de geschiedenis leeft ook jouw verhaal’ willen de organisatoren geschiedenis dichter bij huis brengen. De jury bestaat dit jaar uit: Alex Engbers, hoofdredacteur van de Stentor, Kees van der Meiden, directeur van de TwentseWelle, Henk Moes directeur van het KCO (Kunst en Cultuur in Overijssel), Jos Mooijweer, directeur van de IJsselacademie en André Vis, hoofdredacteur van Tubantia.

De prijzen Er worden zes verhalen genomineerd en gepubliceerd in de kranten Tubantia en de Stentor. Hieruit kiezen de lezers de winnaar van de publieksprijs. Dit is een verwenweekend op een historische plek in Overijssel. De vakjury kiest de drie beste inzendingen uit. Deze ontvangen €750, €500 en €250.

De verhalenwedstrijd Historisch Kippenvel is een initiatief van het HCO (Historisch Centrum Overijssel), de VORG (Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis), de historische vereniging voor de IJsseldelta ‘Jan van Arkel’en de gemeentearchieven van Kampen en Steenwijkerland.


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 39

MIJN

MIJN

Nummer 5 verschijnt op 18 oktober 2011

STAD DORP

HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL

De vijfde aflevering staat in het teken van het thema ‘Nieuwkomers’. Onder hen de Molukkers die zestig jaar geleden in Nederland kwamen. Voorlopig, zo meenden zij.

colofon Jaargang 2, nr 4, augustus-september 2011 MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel is een uitgave van Uitgeverij Waanders en het Historisch Centrum Overijssel. Hoofd- en eindredactie Wim Coster. Redactie Hans Beerens (Beeld), Herman Broers, Menno van der Laan, Madelon-Schiferli-Maarse, Dick Schlüter Vormgeving Frank de Wit. Columnist Ad van Liempt. Correspondenten Michael Amsman, Niels Bakker (Gemeentearchief Hengelo), Ans Borst (KCO), Girbe Buist (KCO), Wouter Geerling, Ab Gellekink, Jan Taco te Gussinklo, Lamberthe de Jong, Robert Kemper Alferink, Hans Kobes, Marlies Mencke, Tonny Peters (OBD), Ben Siemerink, Vincent Sleebe (VORG), Ester Smit (HCO), Dinand Webbink (SAB), Jook van Zeeland (IJsselacademie). Overige medewerkers aan dit nummer H.F. van Baaren, Rana Berends, Jonnie en Thérèse Boer / Librije Zwolle, Fotostudio Hans Beerens, Gemeentearchief Hengelo, Gemeentearchief Steenwijkerland, Frans Herman Grobbe, Marion Groenewoud, Historisch Centrum Overijssel, Ger Hof, Hans Hollestelle, Jan ten Hove, Marius Koers, Roel Lensen, Jan Oude Kotte, Robert Pater, Clarice Putters, Herman Starink, Studio Beerens Hengelo, Trees Vulto, Hans Warnar. Redactieadres Historisch Centrum Overijssel Postbus 1510, 8001 BM Zwolle T. 038 - 4266300 F. 038 - 4266333 msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl www.mijnstadmijndorp.nl

Rechtgezet In de reportage over Familiebedrijf Bolletje in Almelo in MijnStadMijnDorp van juni/juli 2011 (Jaargang 2, nr.3) is op pagina 15 niet de co-auteur genoemd van het boek Doordouwers en verhalenbouwers. Merken gesterkt in Twente. Naast Goaitsen van der Vliet – die een belangrijke bron was voor de reportage – was dit Bert de Haan. De illustraties bij het artikel werden verkregen via vormgever Gerhard van Dragt uit Enschede. De illustraties van de Bovenkerk op pagina 37 van nummer 3 in het artikel van de VORG waren afkomstig van het Gemeentearchief Kampen.

Advertenties mvdlaan@waanders.nl

39 lopende abonnement worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd. Druk Èpos|Press Zwolle. Illustraties De uitgever heeft zijn uiterste best gedaan de rechten met betrekking tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Auteurswet. Hij die desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. Voor werken van beeldend kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam C/o Pictoright Amsterdam 2011. © 2011 Uitgeverij Waanders b.v. Zwolle www.waanders.nl www.mijnstadmijndorpoverijssel.nl Illustratieverantwoording L = Links, R = Rechts, B = Boven M = Midden, O = Onder Cover: LB en RB Collectie Robert Kemper; RO Librije Zwolle; LO Foto Hans Beerens; RO Librije Zwolle; 5 Fotostudio Hans Beerens; 6 Fotostudio Hans Beerens; 8 Gemeentearchief Hardenberg / E.J. Loor; 9 Spaarnestad Fotoarchief; 10-11 Collectie Hans Hollestelle; 12 Collectie Hans Warnar; 13 Spaarnestad Fotoarchief / Het Leven 14 Fotostudio Hans Beerens; 15 B Fotostudio Hans Beerens, Or Collectie H. van Baaren; 16 Fotostudio Hans Beerens; 17-19 Collectie Robert Kemper; 20-21 Particuliere collectie/Historisch Centrum Overijssel; 22 Historisch Centrum Overijssel; 23 RB Historisch Centrum Overijssel; 24 Foto Frank de Wit; 24-25 Particuliere Collecties / Herman Starink; 26-27 Historisch Museum Hengelo; 28 Librije Zwolle; 29 LB Historisch Centrum Overijssel, RB en RO Librije Zwolle; 30 Gemeentearchief Steenwijkerland / Robert Pater; 31 Rana Berends; 32 Collectie Grobbe; 33 Historisch Centrum Overijssel ; 34 O Uitgeverij Unieboek Het Spectrum / Jan Egas 37 Het Palthehuis Oldenzaal/ Bildspende Wikipedia, 40 Familie Manuel.

Opgave en vragen over abonnementen Abonnementenland Postbus 20 1910 AA Uitgeest Tel. 0900-ABOLAND of 0900-226 52 63 € 0,10 per minuut Fax 0251-310405 Site: www.bladenbox.nl voor abonneren of www.aboland.nl voor adreswijzigingen en opzeggingen. Jaarabonnement (6 nummers): € 29,95. Het abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk twee maanden voor beëindiging van het

Oproep

Omslag achter: Michiel Satink zoekt voor de rubriek ‘Van wie ben jij er een?’ BN-ers met Overijsselse wortels. Suggesties kunnen naar msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl

De redactie van MijnStadMijnDorp nodigt instellingen (archieven, bibliotheken, musea, historische verenigingen enzovoort), maar ook particulieren, in en buiten Overijssel, uit om uitbreiding te geven aan de lijst van vaste correspondenten. Om melding te maken van activiteiten en nieuwe publicaties, maar óók om artikelen en illustratiemateriaal aan te bieden, suggesties te doen of te reageren op de inhoud van het tijdschrift. Tevens roept de redactie auteurs op om met voorstellen te komen voor bijdragen aan een thema, een rubriek of anderszins. Op die manier kan MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel nog beter laten zien hóe en wáár geschiedenis leeft in deze provincie! Belangstellenden kunnen zich melden via:

msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl


110355_MSMD_4_2011_Opmaak 1 29-07-11 10:29 Pagina 40

Van wie ben jij er een?

De pioniersgeest van André Manuel André Manuel verkent in het najaar opnieuw de grenzen van het theater tijdens een tournee met zijn voorstelling ‘Leve de man van de SVP!’ Zijn voorouders verkenden de grenzen bij het zoeken naar werk. Zij vonden het in de textielindustrie in Twente of trokken als kolonist naar het Oost-Groningse veen.

Vaders kant De wortels van vaders kant van André Manuel liggen in het oosten: in Overijssel, Drenthe, Groningen en het toenmalige Pruissen. Vanuit Tecklenburg (bij Osnabrück) trok Christiaen Manuel of Manuels in het begin van de achttiende eeuw naar Veendam. Het is aannemelijk dat hij naar de Oost-Groningse veenkoloniën trok vanwege het werk. In de achttiende eeuw was er rond Veendam een levendige industrie ontstaan die legers aan veenarbeiders trok. Naast de verveners kwamen er schippers om het 'bruine goud' te vervoeren en boeren om het uitgegraven land te bewerken. De nazaten van Christiaen Manuel, tot en met de opa van André, vonden dan ook werk in de landbouw in en rond Veendam. Overgrootvader Harm werkte bijvoorbeeld als boerenarbeider (1896), werkman, arbeider en landbouwer in en rond Wildervank, nabij Veendam. Het was opa Hendrik Manuel (geboren in 1902 te Borgercompagnie) die als landbouwer naar Gramsbergen trok. Daar trouwde hij in 1922 Jantje van der Hoek, afkomstig uit Slagharen. Een generatie verder schieten de Manuels wortel in Diepenheim, waar ook André wordt geboren.

Moeders kant De familie van moeders kant stamt uit Drenthe en Overijssel. Hendrik Geerling of Geerlings trok in het begin van de negentiende eeuw vanuit Meppel naar de textielfabrieken van Nijverdal om daar als wever werk te vinden. Zijn zoon was eerst ook wever maar verdiende later de kost als handelsreiziger. Overgrootvader Jan Wouter trok in het begin van de twintigste eeuw naar Diepenheim en werd daar bakker.

Onbekend met eigen wortels

historischcentrumoverijssel

André Manuel zelf was onbekend met zijn Drentse en Groningse wortels. ‘Misschien moet ik eens een monument voor mijn familie bepleiten in Veendam’, zegt hij gekscherend. Net als zijn twee broers verkoos André een creatief vak. Na studies in Arnhem en Nijmegen keerde de getogen Diepenheimer terug naar zijn dorp. Zoals zijn voorouders het veen rond Wildervank ontgonnen, zo pionierde hij in Diepenheim in het theatervak. ‘In de stad ligt de infrastructuur er al, op het platteland moet je het aanleggen. Als ik vroeger met mijn band op wilde treden, moest ik eerst een podium bouwen.’ I


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.