MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel, april 2020

Page 1

Historisch Tijdschrift Overijssel

Bijzonder oorlogsdagboek uit een Enschedese politiecel En verder: Het oorlogsverleden van pa Kijk in de Vegte • Het Twentol-drama De roots van Herman Finkers • Twentsche Katholiekendagen

JAARGANG 8 • NUMMER 2 • APRIL 2020

2


COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink (Rijnbrink), Martin van der Linde (IJsselacademie)

Jaargang 8, nummer 2, april 2020

van de redactie Historisch Tijdschrift Overijssel

Correspondenten Marco Krijnsen, Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Ester Smit (HCO), Door Schokkenbroek, Girbe Buist Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Historisch Centrum Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer

Verzet is mannenwerk?

In de gemeente waar ik woon, Hellendoorn, zijn dertien straten genoemd naar verzetsstrijders. Dertien mannen die onderduikers hielpen, gestrande piloten wegbrachten, bevolkingsregisters ontvreemdden en soms zelfs gewapend verzet boden. De meesten van hen hebben ‘hun leven gegeven voor onze vrijheid’, zoals het zo mooi heet. Dertien mannen. Verzet was mannenwerk. De vrouwen zaten thuis, deden het huishouden en verzorgden de kinderen. Zo wilden de nazi’s het. Niets is minder waar. Historisch Tijdschrift Overijssel

Bijzonder oorlogsdagboek uit een Enschedese politiecel

JAARGANG 8 • NUMMER 2 • APRIL 2020

2

Net als hun echtgenoten, broers of vaders zaten vrouwen en meisjes in het verzet. Hoeveel het er waren, is niet bekend, maar het zouden er weleens net zoveel kunnen zijn als mannen. Soms maakten vrouwen handig gebruik van de vooroordelen van de bezetter. Ze wekten minder wantrouwen. Zo konden ze makkelijk illegaal drukwerk en wapens in kinderwagens vervoeren.In dit nummer wordt aan twee verzetsvrouwen aandacht besteed. Marco Krijnsen vertelt over Riet Hoogland, die vanwege het verspreiden van een illegaal pamflet in een Enschedese politiecel belandde. Ester Smit belicht Corrie van Baalen-Bosch, een verzetsstrijdster uit Deventer. Zij werd een uur voor de bevrijding door de Duitsers geëxecuteerd. Boeiende verhalen over heldhaftige vrouwen.Overigens is er, voor zo ver ik weet, geen plein, straat of zelfs maar een steegje naar deze heldinnen vernoemd. Wordt dat niet eens tijd?

En verder: Het oorlogsverleden van pa Kijk in de Vegte • Het Twentol-drama De roots van Herman Finkers • Twentsche Katholiekendagen

Dinand Webbink, hoofdredacteur


inhoud

4 Bijzonder oorlogsdagboek uit een Enschedese politiecel

8 Op zoek naar het oorlogsverleden van pa Kijk in de Vegte

15 Zoete inval bij Zwolse tuinderij Dijk

GESCHIEDENIS VAN DE TAAL IN OVERIJSSEL 11

e Aziatische wortels van D ons dialect

OVERIJSSELAARS VAN TOEN 12

Het Twentoldrama

OVERIJSSEL IN BOEKEN 20

Boekenrubriek

17 Twentsche Katholiekendagen instrument om gelederen te sluiten

GEWORTELD IN OVERIJSSEL 22

aar de roots van N Herman Finkers

GESCHIEDENIS VAN ALLEDAG 24 Wanneer

dragen?

gingen we ondergoed


4

DOOR MARCO KRIJNSEN

Bijzonder oorlogsdagboek uit een Enschedese politiecel Twee oorlogsmaanden lang verbleef Riet Hoogland in een Enschedese politiecel. Ze hield bijna dagelijks bij wat er gebeurde en liet de briefjes via het bezoek naar buiten smokkelen. Tachtig jaar later geven de aantekeningen een uniek inkijkje van het leven in de gevangenis aan het begin van de Tweede Wereldoorlog Er kwamen vliegers aangevlogen haast als lammetjes zo zacht; die hebben vol van mededogen een bezoek aan Rotterdam gebracht Zij lieten daar hun bommen vallen door liefd’ en tederheid bezield: De vliegers, die genade kennen hebben Rotterdam vernield.

H

Riet Hoogland (rechts) en Emmy Naarding, achter de tralies in het politiebureau van Enschede, ca. okt.-nov. 1940. (collectie Ineke van Dorrestein)

et gedichtje ‘Vliegers, die genade kennen’ staat op de eerste bladzijde van het dagboek dat Riet Hoogland (1920-1970) in de laatste twee maanden van 1940 bijhield in de Enschedese politiecel. En dat is niet voor niets. Het rijmpje was de directe aanleiding geweest voor haar arrestatie in oktober dat jaar. Het gedicht over het bombardement van Rotterdam had Riet gekregen van haar vriendin en collega Emmy Naarding. Ze typte het over en nam het mee naar haar werk, het administratiekantoor van textielfabriek Van Heek in Enschede. Op de werkvloer ging het van hand tot hand. Een NSB-collega seinde meteen de Duitsers in. Zo belandde Riet Hoogland in oktober 1940 samen met vier collega’s in een Enschedese politiecel. Ze maakte daar aantekeningen op briefjes die via het bezoek naar buiten werden gesmokkeld. Het dagboek geeft niet alleen een


APRIL 2020

Riet en Emmy smokkelden briefjes naar buiten met berichten voor familie en vrienden

5

den er zelf versteld van. Ik zei tegen moe: wat zal ik in dat jaar een boel camisooltjes (hemdjes, red.) kunnen breien! Waarop iedereen lachte en verademde.’ Het vonnis luidde uiteindelijk acht maanden cel minus zes weken voorarrest voor Riet. Drie collega’s kregen lagere straffen en de vierde collega mocht naar huis. ‘Er werd heel wat gesnikt en gezoend, door stikvreemde lui, zodat ik hun vroeg wie er moest zitten, zij of ik. Iedereen was van streek. De baas troostte moeder.’

‘Een moordtaart’ De gevangenen kregen in de cel veel steunbetuigingen van buiten. Een paar dagen na het vonnis werd al een doos bonbons gebracht met een briefje: ‘Hartelijke groeten van de bedienden overkant’. Een keur aan lekkernijen werd daarna het cellencomplex binnengesmokkeld, meldt het dagboek: een grote doos Tjoklat-chocola, sigaretten, twee dozen met boterletters met Sinterklaas, een taart van een meelevende collega, een mokkataart (‘een moordtaart’) van een goede kennis. Riet en Emmy slaagden erin om stiekem brieven voor familie en vrienden mee te geven aan het bezoek. Tegelijkertijd kregen ze het nieuws van buiten mee. Hun gevangenschap was zelfs in de

Riet Hoogland schetste de Enschede politiecel waarin ze gevangen zat. (collectie Ineke van Dorrestein)

uniek beeld van het gevangenisleven tijdens de bezetting, maar laat ook de onverzettelijkheid en soms provocerende humor van een bijzondere vrouw zien.

‘Het publiek was geheel van streek’

‘Parodie op het Horst Wessellied geleerd’, noteerde Riet op een van haar eerste dagen in de cel. ‘Die Preise hoch, die Grenzen fest geschlossen. Der Hunger steigt mit ruhem festem Schritt. Kameraden, Hitler, Goering, Goebels und Genossen. Marschieren im Geist in unsre Reien mit.‘

Op 29 november 1940 kwam de zaak van de vijf Van Heek-werknemers voor de rechter. ‘We moesten ons (…) overtuigen dat de zitting aan de groene tafel onpartijdig was. Ze hadden allemaal modderkleuruniformen aan en daarom begreep ik de onpartijdigheid niet goed. Ik vroeg dat ook maar kreeg een grauw’, schreef Riet. De aanklager beschouwde Riet als hoofdschuldige en eiste een jaar gevangenisstraf. Het zorgde voor veel commotie in de rechtszaal. ‘Het publiek was geheel van streek. Mevrouw Elzinga (een goede kennis die in het politiebureau werkte, red.) en moeder huilden, vader zag wit en de baas en collega Harbrink knikten moed toe. We hielden ons wonderbaarlijk goed, we ston-

Zelfportret van Riet Hoogland als gangloopster in het Oranjehotel. (collectie Ineke van Dorrestein)


6

BIJZONDER OORLOGSDAGBOEK UIT EEN ENSCHEDESE POLITIECEL

Een groep oud-gevangen ontvangt Riet Hoogland (derde van links) bij haar vrijlating in Scheveningen, 16 juni 1941. (collectie Ineke van Dorrestein)

uitzending van Radio Oranje genoemd. ‘Wereldberoemd worden we!’, aldus een opgetogen Riet. Maar het regime in de gevangenis werd geleidelijk strenger. Het begon lastig te worden om spullen ongezien naar binnen te krijgen. Gestraften en arrestanten mochten opeens niet meer samen luchten. Ook werd het bezoek beperkt tot een kwartier per drie weken, later slechts eens per maand. Etenswaren kwamen af en toe nog op onbewaakte momenten binnen, via de taxipoort.

Kerstmenu Riet en Emmy probeerden het in de tussentijd zo aangenaam mogelijk te maken in hun gezamenlijke ‘kamer’. ‘We hebben een kleurige hoofddoek opgehangen in een hoek en een fleurig

kleedje op de tafel. Voorts spijkers voor kapstokken en nog 2 prenten.’ Via de vrouw van een gevangengenomen dominee, die voor haar man schoon goed kwam brengen, hoorde Riet over haar volgende bestemming. ‘Ze vertelde dat de gevangenis in Scheveningen Oranjehotel wordt genoemd om de Oranjegezinde gasten. Je zou er haast naar verlangen deel van te mogen uitmaken.’ De kerstdagen in de provisorisch versierde cel waren bijzonder. Het menu bestond uit selderijsoep, doperwtjes en worteltjes en pudding na. ‘We hebben nog nooit zo heerlijk gegeten als nu.’ Een onbekende dame bezorgde een doos bonbons. ’s Avonds op Eerste Kerstdag mochten de gevangenen samen in een cel bij flikkerend kaarslicht kerstvieren. De dominee las een oude kerstpreek voor

en de anderen zongen kerstliederen. ‘De stemming was uitmuntend en we voelden ons één grote familie door hetzelfde lot vereend. (…) Nu doen we avondgym bij een kaars. Wat lijkt de boel dan romantisch!’

Oranjehotel De laatste dagboekaantekening in de Enschedese politiecel maakte Riet Hoogland op 29 december. Ze werd daarna overgeplaatst naar het Oranjehotel, waar ze tot haar vrijlating op 16 juni 1941 verbleef. Ook tijdens haar maanden in het Oranjehotel, de Duitse strafgevangenis in Scheveningen, hield ze een dagboek bij. Ze maakte aantekeningen op wc-papier, dat ze verstopte in de baleinen van haar korset en bij haar vrijlating in juni 1941 naar buiten smokkelde. Nog tijdens de


APRIL 2020

oorlog werkte ze het materiaal (inclusief haar tekeningen van personen en situaties in de gevangenis) uit tot een Oranjehoteldagboek. Het pas recent opgedoken dagboek was aanleiding voor een vorig jaar uitgezonden televisiedocumentaire over Riet Hoogland.

Platgedrukt hoofdje Na haar vrijlating in juni 1941 ging Riet in Enschede door met het maken van dagboekaantekeningen. Ze schreef onder meer over haar werk bij de Luchtbeschermingsdienst en hoe ze de gevolgen van het bombardement van 22 januari 1942 van dichtbij meemaakte. Bij die luchtaanval vielen in totaal 22 dodelijke slachtoffers, onder wie Jan Dalenoord. Riet haalde het zwaar verminkte jongetje onder het puin vandaan, een beeld dat ze (zo bleek later) nooit meer zou vergeten. ‘Na ongeveer drie kwartier vond iemand een hand. Voorzichtig alles weggeruimd en daar kwam ’t tevoorschijn, helemaal verminkt: platgedrukt hoofdje. Het was de drieënhalfjarige Jantje Dalenoord.’ Elders in de stad trof ze die dag vergelijkbare taferelen aan. ‘Daarna werden

we naar de Perikweg gestuurd met de hulpkoffer om eerste hulp te verlenen. Niemand was nog in ’t huis geweest toen wij binnenkwamen. Het eerste waar ik op trapte was een vrouwenarm met zwarte mouw. Ingewanden en lichaamsdelen lagen vastgevroren op het puin. Afgrijselijk gezicht.’ Vier dagen later noteerde ze: ‘Hoor dat alle rouwannonces per censurering moeten worden opgezonden naar Den Haag. Alles moest vermelden: door een noodlottig ongeval. Verder in de krant geen woord gerept over de bomaanval hier.’ Ruim tachtig jaar na dato reageert Joke Baarslag, de jongere zus van ‘Jantje’ Dalenoord, geëmotioneerd als ze voor het

7

eerst het dagboek onder ogen krijgt. ‘Wat verschrikkelijk moet dat zijn geweest! Hier hebben mijn ouders nooit over willen praten. Ach, zo’n lief ventje. Hij was nog maar drie jaar…’ *In april 1942 verhuisde Riet Hoogland naar Amsterdam, waar ze de overige oorlogsjaren doorbracht en verzetswerk verrichtte. Toen ze na de bevrijding emigreerde naar Nieuw-Zeeland, gingen de dagboeken mee. Pas jaren na haar dood in 1970 kwamen ze terecht bij haar nicht in het Achterhoekse Ruurlo, die ze ter beschikking stelde aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). ●

‘Voorzichtig alles weggeruimd en daar kwam ’t tevoorschijn, helemaal verminkt: platgedrukt hoofdje.’

Een menigte in Enschede onthaalt Riet Hoogland na haar vrijlating uit het Oranjehotel in Scheveningen. (collectie Ineke van Dorrestein)


8

DOOR MARTIN VAN DER LINDE

Op zoek naar het oorlogsverleden van pa Kijk in de Vegte Een grote hangar in de buitenwijken van Dessau markeert het gigantische complex waar tijdens de Tweede Wereldoorlog duizenden vliegtuigen voor de Duitse Luftwaffe van de lopende band rolden. In 1944 werkten hier zo’n 25.000 dwangarbeiders bij de Junkers vliegtuigfabriek, onder wie Anton Kijk in de Vegte (1923-1994) uit Hasselt. Pas jaren na zijn overlijden hoorden zijn kinderen voor het eerst over deze geschiedenis. Het was het begin van een lange zoektocht naar het oorlogsverleden van hun vader.

Ursula Borstorff (links) vertelt Wil, Wim en Dick Kijk in de Vegte (v.l.n.r.) over de laatste oorlogsdagen in het Duitse Raguhn. (foto: Albert Bartelds)

H

et terrein rondom de hangar doet, net als Dessau zelf, een beetje mistroostig aan. Door de aanwezigheid van de Junkersfabriek was Dessau gedurende de oorlog doelwit van verschillende bombardementen, waarbij het overgrote deel van de stad werd verwoest. In de tijd van de DDR kwamen hier talloze flatgebouwen in typische Oostblokstijl voor terug. Bij Junkers werkten duizenden dwangarbeiders van tientallen verschillende nationaliteiten uit zowel Oost- als West-Europa. In Nederland kamden de Duitsers vanaf april 1942 bedrijven uit op overtollige werknemers. In mei 1943 kondigden ze de algemene Arbeidsinzet af. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moesten zich melden voor tewerkstelling in Duitsland.


APRIL 2020

Bange uren

Anton Kijk in de Vegte kreeg in augustus 1942 een oproep om in Duitsland te gaan werken. Hij kwam in Keulen terecht, maar wist in juli 1943 met een smoes terug te keren naar Hasselt waarna hij onderdook op het Kampereiland. Een paar maanden later werd hij verraden en moest hij opnieuw naar Duitsland. Bij de Junkers-­ fabriek in Bernburg knapte Kijk in de Vegte hangars op en gooide hij bomkraters dicht. Later werd hij overgeplaatst naar Dessau. Het waren lange dagen, van ’s ochtends 6 tot ’s avonds 8 uur, in extreme weersomstandigheden. ‘Mijn vader heeft hier heel wat bange uren doorgebracht’, vermoedt zoon Dick Kijk in de Vegte als hij over het voormalige fabrieksterrein in Dessau loopt. Samen met zijn broer Wim en zus Wil bezoekt hij de plekken waar hun vader tijdens de oorlog is geweest. ‘Pa vertelde nooit iets over zijn tijd in Duitsland’, verzucht Wil. ‘We hebben nooit geweten dat hij hier überhaupt is geweest.’ De kinderen waren dan

9

ook met stomheid geslagen toen na het overlijden van hun moeder in 2009 ineens allerlei brieven, foto’s en documenten van hun vader uit de oorlog tevoorschijn kwamen.

maanden durende behandeling in de Dr. Goldmann-kliniek in Nordhausen, waarbij het niet veel scheelde of zijn been zou moeten worden geamputeerd, herstelde Kijk in de Vegte van zijn verwondingen.

Bombardementen

Uitwisseling

Jana Müller van het stadsarchief Dessau doet al jaren onderzoek naar de dwangarbeiders in de Junkers-fabriek. Bij hun bezoek aan het stadsarchief vertelt Müller de kinderen Kijk in de Vegte dat dwangarbeiders uit Polen en Oekraïne het zwaarste werk en de slechtste leefomstandigheden hadden. ‘De Nederlanders waren een Germaans broedervolk en kregen iets meer vrijheid, al werd dat naarmate de oorlog vorderde minder. Evengoed bevonden ze zich bij Junkers door de vele luchtaanvallen wel op een gevaarlijke plek.’ Op 16 augustus 1944 raakte bij een van die bombardementen ook Anton Kijk in de Vegte gewond. Een moeilijk te verwijderen bomscherf veroorzaakte een ernstige ontsteking aan zijn linkerbeen. Na een drie

Tientallen vliegtuigen staan gereed voor oplevering bij de Junkersfabriek in Dessau, 1939. (Stadsarchief Dessau)

Kort voor Nieuwjaar 1945 moest Kijk in de Vegte zich melden in Coswig (Anhalt), even ten oosten van Dessau, waar hij werd tewerkgesteld in een munitiefabriek. In die omgeving viel hij na de bevrijding eind april ineens onder Russische bezetting. Samen met een paar lotgenoten kreeg hij onderdak op de zolder van een wasserij ten oosten van de rivier de Mulde. Hier gebeurden ‘onvoorstelbare dingen die nog diep ingegrift in ons geheugen liggen’, schreef hij na de oorlog. Enkele Duitse vrouwen en kinderen die bij hen schuilden, werden door de Russen van zolder gehaald, mishandeld, verkracht en behandeld als beesten. Dronken Russische soldaten schoten blind om zich heen, waardoor niemand veilig was. In die om-


10

OP ZOEK NAAR HET OORLOGSVERLEDEN VAN PA KIJK IN DE VEGTE

Anton Kijk in de Vegte (rechtsonder) knapte in Bernburg beschadigde vliegtuighangars op. (collectie Kijk in de Vegte)

standigheden probeerde Kijk in de Vegte met zijn groepje de Mulde over te steken naar geallieerd gebied, maar de stroming bleek te sterk. Na een paar weken in de Russische zone hoorde Kijk in de Vegte dat er 15 kilometer zuidelijker, bij Raguhn, een regelmatige uitwisseling van Oost- en West-Europese arbeiders plaatsvond. ‘Raguhn was in de nadagen van de oorlog vrijwel geheel verwoest’, legt stadschroniqueur Ursula Borstorff uit bij het bezoek van Wil, Dick en Wim aan het stadje. ‘Wekenlang waren er artilleriebeschietingen van de Russen, terwijl de Duitse commandant weigerde

de stad over te geven. Bij de verdediging had hij ook de beide bruggen over de Mulde opgeblazen. Na afloop van de strijd kregen talloze “Fremdarbeiter” te midden van de chaos de gelegenheid om via een noodbrug de Mulde over te steken.’ Kijk in de Vegte greep zijn kans en werd op de westelijke oever opgevangen door Amerikaanse militairen. Van hieruit begon een lange reis terug naar huis.

eerder in totaal andere omstandigheden heeft rondgelopen, vindt hij heel bijzonder: ‘Voor een 21-jarige jongen uit Hasselt, die nog nooit iets van de wereld had gezien, moet al die ellende van de oorlog verschrikkelijk zijn geweest. Nadien heeft hij daar psychisch veel last van gehad.’ Kijk in de Vegte sliep ‘s nachts slecht en had last van nachtmerries, vooral als er rond de bevrijdingsdagen veel aandacht voor de oorlog was op televisie. ‘Pa sloeg nooit een dodenherdenking over’, aldus Wim. ‘Achteraf gezien was hij altijd met de oorlog bezig. Toen ikzelf begin jaren tachtig in dienst zat en me aan wilde melden voor een VN-vredesmissie was hij daar sterk op tegen. Pas nu begrijp ik waarom. Hij wilde gewoon niet dat ik een oorlog zou meemaken.’ Door de nagelaten brieven, foto’s en documenten hebben de kinderen Kijk in de Vegte inmiddels toch een groot deel van hun vaders oorlogservaringen kunnen reconstrueren. ‘Hij moet hebben geweten dat we die stukken ooit zouden vinden’, mijmert Wil. ‘Anders had hij ze wel weggegooid. Er wordt weleens gezegd dat je pas echt dood bent als er niemand meer over je praat. Nou pap, we hebben je nu helemaal gevolgd, tot aan Duitsland toe. We zullen je nooit vergeten.’ ●

Nachtmerries

In Raguhn neemt zoon Wim op de naoorlogse brug over de Mulde de omgeving goed in zich op. Dat zijn vader hier 75 jaar

Dit is een verkort hoofdstuk uit het boek De oorlog gaat nooit voorbij. Overijssel 40-45 van IJsselacademie-historici Ewout van der Horst, Marco Krijnsen en Martin van der Linde. Het boek verscheen op 25 maart bij uitgeverij WBOOKS en is voor 24,95 euro te koop. De huidige brug over de rivier de Mulde bij Raguhn. (foto: Albert Bartelds)


Streektaal in Overijssel

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

APRIL 2020

11

De Aziatische wortels van ons dialect Op het moment dat ik dit schrijf – voorjaar 2020 – waart het Corona-virus rond. De pandemie begon in China, maar is inmiddels ook verspreid naar andere delen van de wereld. De gedachten gaan dan terug naar het SARS-virus, enige jaren geleden, met ook een basis in Azië. Maar we kunnen ook nog verder terug gaan in de tijd: aan de basis van de taal die we nu spreken ligt mogelijk ook een dodelijke ziekte die zich vanuit Azië verspreidde. geen veroveringsoorlog te pas komt. En mogelijk kon de verspreiding plaatsvinden doordat de Indo-Europeanen ziektekiemen bij zich droegen die voor anderen dodelijk waren, maar waarvoor ze zelf inmiddels immuun waren geworden. In dat geval kunnen we met recht zeggen dat de verspreiding van de taal die we nu spreken samenhangt met een Eur-Aziatisch virus.

Mix met lokale taal

Een Chinese bruiloft in Giethoorn.

Hoe zit dat precies? Het Overijssels is een onderdeel van het Nedersaksisch, en dat is, samen met de meeste talen in Noordwest-Europa, een deel van de Germaanse taalfamilie. Het Germaans vormt, samen met bijvoorbeeld het Romaans en het Slavisch, dan weer onderdeel van de Indo-Europese taalfamilie, afstammelingen van het Proto-Indo-Europees. Van die laatste taal, gewoonlijk afgekort tot PIE, weten we niets, maar we kunnen op basis van de afstammelingen wel die gemeenschappelijke voorouder reconstrueren, en zelfs lokaliseren.

Indo-Europees

De basis van de Indo-Europeanen is waarschijnlijk het steppegebied tussen Zwarte Zee en Kaspische Zee geweest, dus op de grens van Europa en Azië. Van daaruit breidde het Indo-Europees zich uit over beide continenten, in oostelijke richting tot India en in westelijke richting tot de Atlantische Oceaan. In kolonisaties die in de Nieuwe Tijd (vanaf ca. 1500) plaatsvonden verspreidden Indo-Europese talen als

het Engels, Spaans, Portugees en ook het Nederlands zich verder over de andere continenten.

In de streken waar de Indo-Europeanen kwamen, woonden al wel mensen. Dat weten we uit archeologische vondsten en uit de hunebedden, die ook in Overijssel hebben gestaan. Van Eesveen en Mander weten we zeker dat die er waren, maar mogelijk zijn er meer geweest. Hoe die hunebedbouwers spraken weten we niet, maar de mix van de ene lokale taal met het Indo-Europees heeft in de ene streek wel een andere taal opgeleverd dan de mix van een andere lokale taal in een heel andere streek. ●

Eur-Aziatisch virus

Over hoe die verspreiding in Europa in zijn werk ging, weten we eigenlijk niets, omdat die zich afspeelde ver voordat de schriftelijke bronnen tot ons komen. Het Indo-Europees bereikte onze streken tussen 5000 en 4000 v. Chr. Misschien ging het om een veroveringsoorlog: de Indo-Europeanen konden daarbij beschikken over het paard, dat zij wel gedomesticeerd hadden en anderen nog niet, en dat zal de Indo-Europeanen wel een voordeel opgeleverd hebben. Maar misschien ging het er meer vreedzaam aan toe, en namen de zittende bewoners de Indo-Europese taal samen met de cultuur over omdat ze die meer hoogstaand vonden. De Indo-Europeanen kenden bijvoorbeeld landbouw in de vorm gedomesticeerde granen. De opmars van het Indo-Europees is dan te vergelijken met de opmars van het Engels in onze samenleving, waaraan ook

De Zuid-Koreaanse boyband GOT7 op bezoek in Giethoorn.

Harrie Scholtmeijer is als dialectoloog verbonden aan de stichting IJsselacademie. Dit is de eerste aflevering van een 6-delige reeks over de geschiedenis van de taal in Overijssel.


12

Overijsselaars van toen

DOOR ESTER SMIT

Het Twentoldrama

Deventer verzetsstrijders een uur voor de bevrijding geëxecuteerd Op het Twentolplein in Deventer staat een monument met zeven namen. Zeven helden vermoord door de Duitse bezetter. Bovenaan prijkt een vrouwennaam: Cornelia.

twee verhalen de ronde. Mochten zij bij een opdracht de dood vinden, dan zijn zij in ieder geval voor eeuwig verbonden. Een ander verhaal lijkt logischer. Corrie zou zwanger zijn.

ornelia Bosch wordt op 2 augustus 1925 geboren in Deventer. Na haar schooltijd gaat ze aan de slag als laboratoriumassistente. Dat werk doet ze ook tijdens de oorlog. Ze raakt betrokken bij een groep studenten van de Koloniale Landbouwschool, waar de meesten over het algemeen zeer kritisch tegenover het Duitse bewind staan. Een van die groepen, een knokploeg (KP), fungeert als bewaking van een verzetscom-

Bewaking van IJsselbrug

C

De Twentol-fabriek aan de Zutphenseweg in Deventer. (Stadsarchief Deventer)

mando in Raalte onder leiding van kolonel G.D.E.J. Hotz. ‘Iedereen’ weet wel dat Corrie in het verzet zit. Als zij ineens onder Sperrzeit weg moet, vraagt niemand iets. Vragen is problemen dragen. Corrie is koerierster, levensgevaarlijk werk. Duitse patrouilles liggen overal op de loer. In cafés maakt Corrie, vrolijk als ze is, vaak een praatje met Duitse soldaten om de ontfutselde informatie door te spelen aan het verzet. Zij wordt verliefd op Joost (Jos) Wanders Westland van Baalen, een van de studenten uit de KP. Op 28 maart 1945 treden zij in het huwelijk. Over het waarom van dit oorlogshuwelijk doen

Ten tijde van het huwelijk rukken de Canadezen op, terwijl de Wehrmacht fanatiek terugvecht. Jos krijgt de opdracht om zich met vijf andere KP-leden te verschansen in de Twentol smeeroliefabriek. De verlaten fabriek staat nog vol brandbare olievaten. In afwachting van de Canadese troepen moet het licht bewapende ploegje, zonder ervaring met explosieven, de brug over de IJssel bewaken. Die mag niet vernietigd worden, dat zal een eventuele Canadese opmars frustreren. Dat de Canadezen oprukken naar het noorden weten ze niet. De plek is wellicht strategisch gekozen,


APRIL 2020

13

Cornelia (Corrie) Bosch (1925-1945) en Joost (Jos) Wanders Westland van Baalen (1922-1945).

maar ogenschijnlijk niet verstandig. Eén vonkje en de smeerolievaten vatten vlam. Waarom worden ze niet geïnstalleerd in de houthandel ernaast? Waarom kiest Hotz deze KP? Corry Bastiaan zou de groep van proviand zou voorzien, maar Corrie van Baalen ruilt met haar, om dichtbij haar man te zijn. Op 9 april voegt Corrie zich met proviand bij de vijf. Even later komen er nog twee leden bij. De acht verzetslieden maken zich gereed. Als ze al iets willen uitrichten, dan maken ze geen schijn van kans. De volgende ochtend, dinsdag 10 april, blazen de Duitsers met een daverende knal de brug op. Inmiddels komt het Canadese granaatvuur steeds dichterbij. Het Twentolterrein - afgesloten van de binnenstad - ligt midden in de vuurlinie.

In de val

De helden zitten als ratten in de val. Er zijn meerdere ooggetuigenverslagen overgeleverd. Om het terrein te bewaken

Kranslegging bij het monument ter nagedachtenis van de geëxecuteerde verzetsmensen voor de Twentol smeeroliefabriek. (Collectie HCO)

Mochten zij bij een opdracht de dood vinden, dan zijn zij in ieder geval voor eeuwig verbonden →


14

HET TWENTOLDRAMA

‘Abknallen’

Dinsdag 10 april 1945. ‘Hände hoch!’ blaft iemand. De gevangenen lopen richting de Snipperlingsdijk. Ter hoogte van een speeltuintje (er staat nu nieuwbouw) houden ze halt. In een provisorisch opgetuigde Kommandantur klinkt kort het oordeel: ‘Abknallen’. De officier, volgens ooggetuigen een lange man met krullend haar, formeert een executiepeloton. Eén soldaat, Ernst Gräwe, weigert. ‘Ich erschiesse keine Frauen!’, zou hij geroepen hebben. Zonder aarzelen schiet de officier zijn ondergeschikte dood. De executie wordt uitgevoerd. Verteld wordt dat Corrie als eerste viel. Kogels knallen in haar rechterslaap. Ze klapt dubbel. Kort daarna vallen de anderen. Harry bewoog nog, maar de Duitsers trekken snel verder. Pakweg vijftien minuten later is heel Deventer bevrijd. Bij de Snipperlingsdijk snellen omstanders toe. Harry bezwijkt in het ziekenhuis. De vermoorde verzetshelden worden in vijf kisten gelegd. Twee anderen, Jan en Derk, worden pas een week later gevonden. Zeven jonge mensen. Nog geen uur voor de bevrijding van Deventer vermoord.

Liefde De omgekomen verzetsstrijders liggen opgebaard in de Lebuïnuskerk in Deventer. (Nationaal Archief)

lopen ze om beurten een bewakingsronde. Als een van hen, Gerard Verhoeven (de naam ontbreekt op het monument), een Duitse korporaal tegen het lijf loopt, komt het tot een gevecht. Gerard neemt hem gevangen, terwijl de Duitser om zijn leven smeekt. Zonder overleg met de rest laat Gerard hem lopen. De korporaal zweert te zwijgen. Enige ogenblikken later verschijnt een Duitse patrouille. Gerard kan niet meer terug en ontsnapt door in de IJssel te springen. In een andere versie wordt verteld dat de Duitser gewond raakte aan zijn been. De ploeg laat hem vrij met de belofte dat hij hen niet zou verraden. Een paar minuten later donderen Duitsers met stampende laarzen het Twentolterrein op. Het is ook mogelijk dat de patrouille toevallig op de KP stuit. Bij het vuurgevecht dat volgt vinden twee KP’ers de dood. Olievaten vatten vlam. Gerard ontsnapt onder dekking van de dikke rook. In een mum van tijd is de fabriek een ziedende vlammenzee. Corry, haar man Jos, Jaap Bennebroek, Harry

Engels en Marinus Woertman vechten moedig, maar worden overmeesterd. De lichamen van Derk Bruggeman en Jan van Gennep Luhrs liggen levenloos tussen brandende olievaten. Een vreselijk voorval in dit laatste oorlogsuur. Is het toeval of verraad? In de binnenstad wapperen al bevrijdingsvlaggen.

Veel vrouwen werkten als koerierster. Cornelia twijfelde niet toen ze bij haar man wilde zijn en de koeriersbeurt van haar naamgenote overnam. Onbesuisd? In elk geval was er moed en lef voor nodig. En liefde. ‘Zij heeft haar leven gelaten voor haar idealen’, zei een geïnterviewde neef. Zijn moeder koesterde haar zuster haar leven lang. Laten wij dat ook doen. Corrie gaf haar leven uit vaderlandsliefde, voor vrede en voor vrijheid. Onze vrijheid. ●

Jou en je man. Ik ken je beiden niet Maar jouw portret, het masker van je sterven Vertelt ’n boekdeel over jou en hem – O, mocht jong Holland jullie erf’nis erven (Han van Erde Dubois, ‘Heldin voor een dag’)

Corrie van Baalen-Bosch ligt opgebaard. De * Foto’s op deze pagina schokkende foto ging ingekleurd de werelddoor over en Colourised Piece of Jake pers. (Nationaal bereikte zelfs de Engelse

Archief, ingekleurd door Piece of Jake) * Bronverwijzingen en meer lezen? Kijk op de blog Op avontuur met geschiedenis.


DOOR SCHOKKENBROEK

APRIL 2020

15

‘Jullie kunnen hier altijd komen hoor.’ Zoete inval bij Zwolse tuinderij Dijk Gé Dijsselhof-Dijk (1927) heeft goede herinneringen aan haar jeugd op de tuinderij aan de Middenweg 107 in Zwolle. Bij haar ouders Eppe en Lamberta Dijk was iedereen welkom. Ook het Joodse echtpaar dat in het laatste oorlogsjaar op het bankje naast het huis kwam zitten. ‘Ik denk nog vaak aan deze mensen, van wie ik veel van heb gehouden.’ Toen Gé tijdens de oorlog aan het schoffelen was op de akker naast de ouderlijke boerderij kwamen op een dag een sjofel geklede man en vrouw langslopen. Ze vroegen of ze op het bankje naast het huis mochten zitten. Gé stemde toe waarna het echtpaar bleef komen, een paar keer per week, tot na de bevrijding. De man en vrouw waren in de zestig en stelden zich voor als het echtpaar Jansen uit Arnhem. De moeder van Gé had meteen door wat er aan de hand is. ’s Avonds bij de broodmaaltijd zei ze tegen haar man en drie kinderen: ‘Denk erom nergens over praten; deze mensen zijn Joods en zitten hier in de buurt ondergedoken.’ Vader Dijk geloofde zijn vrouw niet. ‘Hij kon zich niet voorstellen dat Joodse mensen zo vrij rond durfden te lopen’, zegt Gé. ‘Het was een gevaarlijke tijd, en zeker in het laatste oorlogsjaar werden mensen om het minste of geringste neergeschoten.’

regelmatig over de vloer. ‘Mijn moeder deed niets anders dan koken. We hadden elke dag eters. Wij woonden dichtbij wat nu de A28 is, dat was vroeger ook een asfaltweg, maar dat noemden ze toen de Nieuwe Weg. We zagen dagelijks veel mensen met kinderwagens lopen om etenswaren in te doen.’

Bevrijding van Zwolle

In de nacht van 13 op 14 april 1945 vertrokken de Duitsers uit Zwolle, maar niet nadat ze het spooremplacement, de beide IJsselbruggen en de telefooncentrale op hadden geblazen. De Canadezen kwamen via de wijken Wipstrik en Assendorp de

Hongerwinter

Na de Spoorwegstaking in september 1944 was in het westen van het land een groot tekort aan voedsel en brandstof ontstaan. Veel hongerige kinderen werden ondergebracht bij (boeren)gezinnen in het noorden, die nog genoeg te eten hadden. Bij de familie Dijk woonde gedurende die winter ook een kind: Dientje van Rijswijk. ‘Het was bij ons net de zoete inval’, zegt Gé. Ook het echtpaar Jansen kwam < Gé Dijk op de tuinderij, 1944.

Vader en moeder Dijk met Dientje van Rijswijk.


16

ZOETE INVAL BIJ ZWOLSE TUINDERIJ DIJK

De boerderij van de familie Dijk, kort voor de afbraak in de jaren vijftig.

stad binnen. Om elf uur in de ochtend kwam het officiële bericht dat de stad was bevrijd waarna er een groot feest losbarstte. De dag na de bevrijding kwam het echtpaar Jansen ’s ochtends al om half acht bij de familie Dijk aanlopen. Ze vertelden dat ze geen Jansen heten, maar Maurits en Naatje Kropveld, dat ze Joods waren en ondergedoken hebben gezeten. Gé: ‘Wij hebben nooit gevraagd waar dat was.’ Het werd een vrolijke en ontspannen dag. Maurits en Naatje gingen met de familie Dijk mee om aardappelen te poten op een stukje land in Wijthem. Zittend op de boerenkar schreef Maurits Kropveld een gedicht en gaf dat aan Gé. “Dat is me heel veel waard. Ik verlies liever een heleboel geld, dan dit gedicht”, zegt ze.

Speciale plaats

Het echtpaar Kropveld ging na de oorlog weer terug naar huis in Rijswijk. Maurits was directeur van de Middenstandsbank in Den Haag. Na de oorlog bezochten Naatje en Maurits nog regelmatig de boerderij van de familie Dijk. Dochter Gé had een speciale plaats in hun hart. Ze vroegen haar om kindermeisje te worden bij familie van Kropveld in Londen, maar dat zag Gé niet zitten. Wel ging Gé graag uit logeren bij de Kropvelds in Rijswijk. ‘Mevrouw Kropveld zei één van de eerste keren dat ik daar was tegen mij: “Gerrie, je hebt geen idee hoeveel wij van jou houden. We zullen nooit vergeten dat wij van jou op dat bankje mochten zitten. We waren ons leven niet veilig en dan hoor je: Jullie kunnen hier altijd komen hoor.”

‘We zagen dagelijks veel mensen met kinderwagens lopen om etenswaren in te doen’

Logeren

De eerste tijd na de oorlog ging Gé zo’n vijf keer per jaar op dinsdag naar de Kropvelds toe en op zaterdagmiddag weer naar huis. Gé: ‘Ik ging dan eerst met een legertruck – de spoorbrug was gebombardeerd - naar Oldebroek en van daaruit met de trein. De Kropvelds lieten mij bijzondere gebouwen zien, waarvan ik nu de namen niet meer weet. Als één van de gebouwen was gesloten, liep meneer Kropveld even weg en regelde dat wij naar binnen konden.’ Het contrast met het stadse leven van de Kropvelds en de boerderij was groot: ‘Als ik in de winter met koud vriezend weer thuiskwam, stonden kisten met aardappelen om de kachel, in plaats van een mooi schemerlampje’, mijmert Gé. ‘Toen ik trouwde en kinderen kreeg, zag ik de Kropvelds maar weinig meer. Maurits Kropveld overleed in 1953 en Naatje in 1975. Sinds mijn kinderen het huis uit zijn, denk ik weer vaak aan ze. Ik zou ze nog zoveel willen vragen.’ ●

Gé Dijsselhof-Dijk, 2019. (foto: Door Schokkenbroek)


DOOR MARCEL MENTINK

APRIL 2020

17

Twentsche Katholiekendagen instrument om de gelederen te sluiten Vanaf halverwege de negentiende eeuw strijden katholieken in Nederland voor gelijkberechting op politiek, sociaal en cultureel gebied. Als voormalig achtergestelde bevolkingsgroep willen ze invloed uitoefenen op de moderne maatschappij. Om de katholieke identiteit te versterken organiseren ze begin twintigste eeuw verschillende Katholiekendagen, grote manifestaties waarmee de katholieken zich presenteren aan de rest van Nederland. In Oldenzaal wordt op 28 mei 1917 de eerste Twentsche Katholiekendag gehouden.

O

p die zonnige Tweede Pinksterdag komen ongeveer 7.000 Tukkers lopend, per fiets of trein naar de Twentse stad, die rijkelijk was versierd met geel-witte vlaggetjes. Na feestelijk gebeier van de klokken van de Plechelmuskerk draagt de deken van Oldenzaal, J.H. Scholten, een hoogmis op. ’s Middags trekt er door de Oldenzaalse straten een grote optocht met vaandels, banieren en drie muziekkorpsen. Aangekomen in de grote tent op de markt begint de algemene vergadering. Het onderwerp van deze dag is ‘De Katholiek in het openbaar leven.’ De heer Brouwer wijst de katholieke gelovigen er in zijn rede op dat ze zich beter moeten verenigen en daarbij duidelijk hun geloof moeten uitdragen. De verzuiling in optima forma! In een volgende toespraak refereert Mr. Jan Willem Schneider aan de ‘vreselijke afbraak’ die volgens hem wordt veroorzaakt door de reformatie en de verdrukking van de katholieken in Twente in de eeuwen daarna.

‘Katholiek beginsel van het algemeen belang’

Na deze openingsrede gaat men uiteen om te luisteren naar diverse sprekers met boodschappen speciaal gericht op arbeiders, landbouwers, middenstanders en vrouwen. De sprekers wijzen op de gevaren van het samenwerken met niet- of andersgelovigen, de gevaren van drank, de taak van de vrouw in het gezin of de noodzaak om toch vooral lid te worden van het katholieke verenigingsleven. Ook worden de gelovigen gewezen op de Het standbeeld van Herman Schaepman op de esch in Tubbergen. (foto: Marcel Mentink)


18

DOOR MARCEL MENTINK

Defilé van naar schatting 6000 Twentse katholieken voor de geestelijkheid bij gelegenheid van de vijftiende

Deken Scholten zingt het lied van Roomsch

Twentse Katholiekendag, 5 september 1937 (KDC Nijmegen)

Katholiek Twente.

wenselijkheid, zo niet de verplichting, om zich aan te sluiten bij Rooms-Katholieke Kiesverenigingen zodat bij verkiezingen de juiste kandidaten kunnen zegevieren die ‘naar algemeene schatting niet het liberaal beginsel van het eigenbelang, maar het katholiek beginsel van het algemeen belang het hoogste stellen’.

Herman Schaepman, de vooraanstaande priester en politicus die een doorslaggevende rol speelde in de katholieke emancipatie in de negentiende eeuw. Voor het beeld is door pastoor Geerdink een legaat van 40.000 gulden beschikbaar gesteld. De inzameling moet het geld bijeenbrengen voor een voetstuk. Het standbeeld zal uiteindelijk in 1927 worden geplaatst op het hoogste punt van de Esch in Tubbergen, de geboorteplaats van Schaepman.

Eigen lied

Het succes van de eerste Twentsche Katholiekendag krijgt een jaar later een vervolg in Hengelo. Die dag wordt tijdens de hoogmis voor het eerst het lied van Roomsch Twente in het openbaar gezongen, geschreven door pastoor Schneider en van muziek voorzien door mgr. van Schaik. De pastoor spreekt de hoop uit dat dit lied op alle toekomstige Katholiekendagen zal worden gezongen. Op deze tweede editie is de relatie tussen de katholieken en de liefdadigheid het gespreksonderwerp. Dat er diverse katholieke ziekenhuizen zijn, is volgens spreker Nieuwenhuis, apotheker te Oldenzaal, beslist niet voldoende. Ook in de lokale wijkverpleging en de kraamzorg valt er volgens hem nog veel te winnen. Dat er in dit katholieke bolwerk maar vier katholieke artsen zijn, is volgens hem zeer betreurenswaardig. Hij roept ouders op om ‘de roeping van hunne kinderen om medici te worden aan te moedigen, want een goed Katholiek medicus te worden is wel degelijk een roeping’. In een causerie in het Twentsch Dagblad Tubantia wordt gemeld dat de geplande

optocht niet door kan gaan, omdat de autoriteiten daar om onbekende redenen bezwaar tegen hebben gemaakt. Verder merkt de journalist enigszins cynisch op dat ‘de café’s den geheelen namiddag tjokvol zaten’.

Standbeeld Schaepman

Tijdens de vergadering wordt ook voorgesteld om geld in te zamelen voor de oprichting van een standbeeld voor dr.

Bladmuziek van het lied van Roomsch Twente.


APRIL 2020

19

Zedelijkheid

In de jaren daarna worden de Katholiekendagen telkens in andere steden in de regio georganiseerd, meestal op Tweede Pinksterdag. In 1937 is Almelo aan de beurt, bij wijze van uitzondering pas in september. Het thema van de dag is ‘de Katholieken en de zedelijkheid’. De eerste spreker, drs. De Boer uit Den Haag, ziet het Nederlandse volk verzwakken, net als de andere West-Europese volken. Hij waarschuwt de gehuwden voor ‘het gevolg van de overdreven afkeer van inspanning, ontbering, ‘t dragen van lasten en pijn. Wij dreigen een volk te worden met drie idealen: de zesurige arbeidsdag, prachtig sanitair en ouderdomsrente.’ De Boer is van mening dat bij zijn tijdsgenoten alles draait om de geslachtsdrift, hetgeen volgens hem blijkt uit de houding tijdens de dans, het zwemmen en bij het zien van films. Het hoogste levensdoel, de verering van God, wordt hierdoor maar veronachtzaamt.

Het bestuur en de commissieleden van de Twentse Katholiekendag in hotel Valkman te Hengelo, 23 oktober 1919. (KDC Nijmegen)

De groet

De foto die van deze Katholiekendag wordt gepubliceerd in het weekblad Van eigen erf is opvallend. Langs de kant van de weg staan verschillende hoogwaardigheidsbekleders en geestelijken die hun rechterarm enigszins onwillig geheven houden en een groet brengen aan het voorbij marcherende muziekkorps. Volgens het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen is dit een Romeinse groet, een groet veel ouder is dan de fascistische groet uit de jaren dertig en veertig.

Het gevaar uit het oosten

De Katholiekendagen worden nog tot aan 1940 gehouden. Daarna maakt de oorlog een einde aan deze regionale bijeenkomsten. Pas in 1949 wordt er in Friesland voor het eerst weer een Katholiekendag georganiseerd. Ook in het zuiden van het land vinden nog her en der bijeenkomsten plaats, maar vaak op kleinere schaal. In Twente komen de katholieken alleen nog op lokaal niveau bij elkaar, zoals in Overdinkel en Losser. Het thema voor die dag is: ‘Wij Katholieken en het communisme’. De Koude Oorlog staat voor de deur. ● * Klik hier om het programma van de vijfde Twentsche Katholiekendag op Pinkstermaandag 1921 in Oldenzaal te bekijken. Een lange stoet katholieken trekt door de straten van Almelo, 1930.


20

Overijssel in boeken

Beroofd volgens de regels – Het lot van zeven Joodse ondernemers Joep Boerboom Dit boek vertelt het verhaal van de wettelijk geregelde beroving van zeven markante joodse ondernemers in Deventer tijdens de bezetting. Hun zaken – een slagerij, textielgroothandel, boekwinkel, dansschool, veehandel, elastiekfabriek en rijwielgroothandel – traden zoals alle joodse ondernemingen ‘in liquidatie’. Een bewindvoerder verving de eigenaar, waarna de zaak werd ontmanteld of doorverkocht. Bureaucratische procedures gaven de diefstal een officieel aanzien. Biograaf en journalist Joep Boerboom beschrijft de rol van bewindvoerders, taxateurs, boekhouders en nieuwe eigenaren bij deze operatie en probeert zicht te krijgen op hun motieven. In de stapels correspondentie rond de liquidaties ontbreekt iedere verwijzing naar het lot van de oorspronkelijke eigenaren. Ook daar heeft Boerboom onderzoek naar gedaan. Hij schrijft op indringende wijze over hun angst, onderduik, arrestatie en deportatie. De joodse eigenaren die het overleefden, moesten na de oorlog grote moeite doen om hun bezittingen terug te krijgen en belandden hierbij soms zélf in de beklaagdenbank. Uitgever: Verloren, Hilversum

De oorlog gaat nooit voorbij Overijssel 1940-1945 Ewout van der Horst, Marco Krijnsen en Martin van der Linde Ze zijn er nog, directe ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog: slachtoffers van bombardementen, leden van het verzet, of overlevenden van de holocaust. Hoogbejaarde getuigen van de oorlog in Overijssel doen 75 jaar na dato in dit boek hun verhaal. Een oud-gevangene van kamp Erika bij Ommen bijvoorbeeld, die scherpe herinneringen heeft aan de wrede behandeling door zijn Nederlandse beulen en medegevangenen. De oorlog heeft ook zijn sporen nagelaten bij de nabestaanden. Het lijkt wel alsof de onverwerkte emoties van hun ouders alsnog aan de oppervlakte komen. ‘De oorlog heeft mijn leven bepaald’, zegt een dochter van een vermoorde NSB’er. ‘Altijd komt het terug. Eigenlijk ben ik er wel klaar mee, maar het houdt nooit op.’ In het kader van 75 Jaar Vrijheid brachten historici van de IJsselacademie 25 oorlogsverhalen uit Overijssel bijeen. Ze plaatsen de persoonlijke geschiedenissen in een historische en actuele context. Door de koppeling aan thema’s als de April-meistaking, de luchtoorlog en de komst van voedselzoekers, geven de verhalen bij elkaar een aangrijpende indruk van Overijssel in oorlogstijd.

ISBN: 978 90 8704 830 3 | 192 pag.| € 25,00 Uitgever: WBooks, Zwolle ISBN: 978 94 6258 377 1 | 208 pag. | € 24,95

Dat jullie weten wat oorlog is. Het dagboek van verzetsweduwe Pietertje te Rietstap Ewout van der Horst en Kay-Leigh de Weerdt ‘Bij het massagraf ben ik haast inéén gezegen. O Derk, je nog even te zien, je lag er nog helemaal gaaf onder. En toen heb ik het uitgeroepen, was ik nu ook maar weg. Al onze liefde als man en vrouw is met jou in het graf gegaan. ‘Vader!’, heb ik uitgeschreeuwd, ‘Ik kan hem niet missen, ik kan hem toch niet missen, moest dat nu zo gaan?’

Hartverscheurend beschrijft Pietertje te Rietstap in 1945 in haar dagboek de arrestatie, gevangenschap en executie van haar man Derk. De boerderij van het jonge stel aan de grens bij Hardenberg heeft zich tijdens de oorlog ontwikkeld tot uitvalsbasis van de lokale Trouw-verzetsgroep. Zelfs landelijke kopstukken van de illegale krant vinden hier onderdak. Vlak voor de bevrijding moet Derk te Rietstap hun verzetswerk met de dood bekopen. Na 75 jaar hebben Pietertjes kinderen haar hartenkreten vrijgegeven voor publicatie. De aantekeningen van de verzetsvrouw bieden een aangrijpende indruk van wat de oorlog met mensen kan doen. Van pure wanhoop tot de rotsvaste overtuiging voor de goede zaak te vechten, Pietertjes dagboek is een relaas over verdriet en volharding. Het weerspiegelt het onvoorstelbare leed dat de Tweede Wereldoorlog achterliet. Historici Ewout van der Horst en KayLeigh de Weerdt hebben Pietertjes verhaal voorzien van context, duiding en moderne spellingswijze. Hierdoor zullen de rauwe emoties van de oorlogsweduwe de lezer nog meer bij de keel grijpen.

Overijssel in Uitgever: WBooks, Zwolle

ISBN: 978 94 6258 387 0 | 128 pag. | € 14,95


APRIL 2020

Bron van Welvaart Coöperatieve Zuivelvereniging Genemuiden-Vecolac-Corberco G.J. Westhoff In dit boek zien we hoe een eerste generatie Genemuider veehouders in 1897 al pionierend het coöperatieve zuivelavontuur begint. De tweede generatie past in de jaren dertig de fabriek aan, breidt die uit en krijgt haar plaats in de regionale en landelijke zuivelverbanden. Het derde geslacht moet het plaatselijk bedrijf en de eigen vereniging weer loslaten in de top-coöperatie Vecolac, waarna de vereniging in 1983 uiteindelijk opgaat in de grote zuivelcoöperatie Coberco. Kort gezegd zijn de drie periodes te typeren met de woorden: leren, investeren en saneren. Parallel daaraan passeren in een kleine honderd jaar zuivelgeschiedenis een aantal grote thema’s uit de 20e eeuw, zoals de wereldoorlogen, de crisisjaren en de georganiseerde veeziektebestrijding de revue. Daarbij is de vraag op welke wijze die ingrijpende tijdvlakken doorwerken op agrarisch Genemuiden. Alle onderzoekslijnen komen steeds weer in hetzelfde punt samen: de Coöperatieve Zuivelvereniging Genemuiden en haar fabriek. Uitgever: Uitgeverij G.J. Westhoff ISBN: 978 90 8262 333 8 | 292 pag. | € 44,95

Het markeboek van Dulder 1647-1845. Bert Wolbert en Gerard Welberg m.m.v. de werkgroep Markeboek Dulder Hertaling in hedendaags Nederlands van het Markeboek Dulder over de periode 1647-1845 op basis van de transcriptie van André Hottenhuis. De marke Dulder omvat Saasveld, het westelijk deel van Weerselo en Het Stift. Voornamelijk agrarisch gebied met veel oude, fraaie boerderijen. Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van het gebied treft in het markeboek een schat aan informatie aan. De geschiedenis van de boerderijen en de - namen van de - bewoners worden beschreven. Ook interessant voor genealogen. Het boek begint in 1647 met het beschrijven van hoe er orde op zaken werd gesteld. In de Tachtigjarige Oorlog is het in het gebied een behoorlijke bende geweest. Na die oorlog was het niet meer toegestaan om overal hout te kappen. De hulp van de drost moest worden ingeroepen om de mensen in toom te houden. ‘Hoe het originele markeboek precies tot stand is gekomen’, vertelt Welberg, ‘is niet helemaal duidelijk.’ Het is volgens hem niet uitgesloten dat een verzameling van losse verslagen in een later stadium is ingeschreven in een gebonden boek. Of het boek dat nu hertaald is het eerste markeboek van Dulder is, is ook nog maar de vraag. ‘Er zijn verwijzingen naar het “andere markeboek”. We hebben ook losse documenten gevonden die niet in het markeboek zijn terug te vinden.’

boeken

Uitgever: Vereniging Heemkunde oalde Gemeente Weersel, Weerselo

ISBN: 978 90 8046 223 6 | 396 pag. | € 24,95

21

Landgoed als leerschool: biografie van Philip Dirk baron van Pallandt van Eerde (18891979) Joke Draaijer Baron Van Pallandt maakte een bijzondere ontwikkeling door. Door een erfenis verwierf hij op relatief jonge leeftijd het landgoed Eerde. Na zijn jeugd op Duinrell in Den Haag (nu een pretpark) kon hij vervolgens zijn natuuridealisme en zijn belangstelling voor de padvinderij in het Overijsselse Ommen tot ontwikkeling brengen. Zijn inspiratiebronnen waren Jac. P. Thijsse, Baden Powell en vooral Krishnamurti. Deze oorspronkelijk tot de theosofie behorende Indiase leermeester speelde een belangrijke rol in de buitenkerkelijke spirituele vorming van de baron. De twee mannen raakten bevriend. Van Pallandt droeg zelfs zijn landgoed over aan de stichting van Krishnamurti, die er de befaamde sterkampen organiseerde. De oorlog maakte een einde aan het idealisme, maar Van Pallandt bleef zich inzetten voor natuurbehoud. In deze vlot leesbare biografie, gebaseerd op bronnen en ook op gesprekken met de dochters van de baron, wordt Van Pallandts leven nauw verweven met de historische context. Duidelijk wordt hoe hij als edelman tegelijkertijd een kind van zijn tijd, maar ook zijn tijd vooruit was. Goed leesbare, in de tijd geplaatste biografie van een niet zo bekende maar wel bijzondere (edel)man. Uitgever: Verloren, Hilversum ISBN: 978 90 8704 800 6 | 383 pag. | € 35,00


22

Geworteld in Overijssel

DOOR MARCEL MENTINK

Naar de roots van Herman Finkers

Herman Finkers te gast bij De Wereld Draait Door,

13 december 2019.

H

Hermenegildes Felix Victor Maria (Herman) Finkers staat de laatste tijd weer behoorlijk in de schijnwerpers. Zijn film, De beentjes van Sint-Hildegard, die hij met Johanna ter Steege heeft gemaakt, trekt in het hele land volle zalen. We kennen hem natuurlijk allemaal als cabaretier, man van de droge humor. Ook weten we ondertussen dat hij bekoord raakt van Gregoriaanse muziek en dat hij zich enorm inzet voor het behoud van de Twentse taal. Maar hoezeer zijn z’n wortels in Overijssel verankerd?

erman Finkers werd in 1954 geboren in Almelo. Het grootste deel van zijn kinderjaren bracht hij door in de wijk De Riet. Zijn vader, die zich had opgewerkt van banketbakker tot eigenaar van een meubelzaak, kwam bij een transactie in bezit van een piano, een aanleiding om de kinderen pianolessen te laten volgen. Herman zat als jongetje het liefst met een boekje in een hoekje. In de kerk was hij een keurig misdienaartje. Na de rooms-katholieke jongensschool volgde Herman de HBS en studeerde daarna Psychologie in Groningen. In deze jaren leerde hij zichzelf naast piano en gitaar ook harmonica en mandoline spelen. Toen hij in een folkgroepje gedwongen

werd op toneel twee nummers aan elkaar te praten en hij met zijn stotteren (in positieve zin) de lachers op zijn hand kreeg, was hij van zijn stotterangst verlost. Zo deed hij zijn eerste cabaretervaringen op, al had hij toen nog niet bedacht cabaretier te worden. Zijn broer Wilfried, die ook in Groningen studeerde, richtte met een aantal klasgenoten de zangvereniging Op Zwart Zangzaad op. De vereniging had vier bestuursleden en Herman sloot zich bij het kwartet aan als ‘bewonderend orgaan’.

Camaretten

In 1975 keerde Herman terug naar Twente om te gaan studeren aan de Sociale Academie in Hengelo. Tegelijkertijd werd hij lid van de Almelose boerendans-vereniging De Korenaer. Dit gaf hem niet alleen

Het meisje van de slijterij, 1987.


APRIL 2020

de gelegenheid harmonica te spelen en te klompendansen, maar vooral om zijn Twents bij te spijkeren. In 1979 deed Herman mee aan het Camaretten Festival. Omdat hij zichzelf nog steeds geen cabaretier vond, opende hij zijn optreden met: ‘Dag dames en heren van het cabaret’. Tijdens de voorronde en in de finale deelde Herman op verzoek van zijn vader folders en duimstokken van meubelzaak Finkers uit. Uiteindelijk leverde dit optreden hem drie prijzen op: de publieksprijs, de persoonlijkheidsprijs en de tweede prijs van de jury. Het was het begin van een lange carrière als cabaretier. In 1985 verhuisde Herman van Hengelo naar zijn geboortestad Almelo en startte hij met zijn programma EHBO is mijn lust en mijn leven. De VARA toonde belangstelling en nam zijn theatershow op. Om de twee tot drie jaar kwam hij met een nieuw programma: Het meisje van de slijterij (1987) waarbij zijn broer Wilfried voor het eerst meewerkte als tekstschrijver en lichttechnicus. De zon gaat zinloos onder, morgen moet ze toch weer op (1990), Dat heeft zo’n jongen toch niet nodig (1992), Geen spatader veranderd (1995) en Kalm aan en rap een beetje (1998).

Twentse taal

Ter gelegenheid van zijn huwelijk met de Harbrinkhoekse Hetty Droste componeerde Herman een meerstemmige Latijnse mis, die anderhalf jaar later op cd verscheen en tevens door de KRO werd uitgezonden onder de titel Sint-Joris Mis. Vanaf 1995 raakte Herman steeds meer gegrepen door de Twentse taal en vertaalde hij zijn voorstelling van dat moment, Geen spatader veranderd, integraal in het Twents. Onder de titel Gen spatoader aans maakte Herman een kleine tour langs de oostelijke podia. Er volgde een dubbel-cd met als titel: Zijn minst beroerde liedjes. Ook deze werden in het Twents vertaald, evenals het theaterprogramma: Heanig an en rap wat.

Prijs ingesteld door het Van Deinse Instituut en de Twentsche Courant Tubantia. Na zeven jaar podiumstilte keerde Herman in 2007 terug in de theaters met de voorstelling Na de pauze. Een voorstelling waarin hij terugblikt op zijn leven in een noodgedwongen pauze. Eerder had hij nog wel meegewerkt aan de soapserie Van Jonge Leu en Oale Groond waar hij het script naar de Twentse taal bewerkte en ook zelf meespeelde.

Missa in Mysterium

Ondertussen begon de Gregoriaanse muziek meer greep op hem te krijgen en verlegde hij zijn aandacht naar Missa in Mysterium. Herman kreeg het voor elkaar om de Plechelmusbasiliek in Oldenzaal en het Dominicanenklooster in Zwolle vol te krijgen. Mensen wisten zich geraakt en ontroerd door eeuwenoude Gregoriaanse klanken en traditionele Latijnse teksten in een oude basiliek waar eucharistie werd gevierd. In verstilling en eenvoud. Zijn jongste project is de film De Beentjes van Sint-Hildegard, een van oorsprong Tsjechische vertelling, door Herman bewerkt en vertaald naar het Twents. Samen met Johanna ter Steege vertolken zij de hoofdrollen.

Vader Ben

Hermans vader Bernardus (Ben) werd geboren in Almelo en begon zijn werkzame leven als banketbakker. Later had hij een succesvolle meubelzaak. Als zakenman stemde hij VVD in plaats van KVP. Hij en zijn vrouw Annie Koelen kregen vijf kinderen (drie jongens, twee meisjes).

Ze vormden een zeer rooms, maar geen streng gezin. De Finkers-familie was uitbundig. Bij de afwas werd er gezongen en het muzikaalste familielid, vader Ben, speelde klarinet, piano en deed aan tapdansen. Ben overleed in 1991 plotseling op 63-jarige leeftijd.

Stamboom

De oudere generaties van de familie Finkers kwamen als grondarbeider vanuit Groningen via Hardenberg terecht in Slagharen, waar opa Herman als wever in dienst trad bij Ten Cate in Almelo. Bekijk hier de stamboom voor meer gedetailleerde informatie.

Betbetovergrootvader Otto

De stamvader van het geslacht Finkers heette Otto Frencke, toen hij in 1795 in het Duitse Fresenburg geboren werd. Dat werd Vinkers/Finkers toen hij in 1823 in Leens (Gr) in het huwelijk trad met Jantje Klening of Kleine. In 1831 werd hij met zijn gezin verbannen naar Bedelaarskolonie De Ommerschans. Waarom is onduidelijk. Op 14 juli 1832 mocht het gezin na vijftien maanden de kolonie weer verlaten. Finkers besloot een nieuw leven te beginnen in de veenkolonie Dedemsvaart, op steenworp afstand van de Ommerschans. De kern van die veenkolonie was gelegen op het grondgebied van de gemeente Ambt Ommen. Daar was in 1820 een R.K. kerk gesticht, waar Otto Finkers in 1833, 1836, 1839 en 1841 zijn kinderen liet dopen. Op de website MijnStadMijnDorp staat meer informatie over het kolonieverleden van Otto Finkers. ●

Prijzen

In de zomer van 2002 werd bij Herman een vorm van leukemie geconstateerd, die hij al een paar jaar onder de leden bleek te hebben. Geen acute bedreiging, maar wel een bedreiging op termijn, die het werken voorlopig vrijwel onmogelijk maakte. In november van hetzelfde jaar ontving hij de Johanna van Buren Cultuurprijs vanwege zijn verdiensten voor de regionale taal en cultuur, en in maart 2003 de Twente Taal

23

Herman Finkers en Johanna ter Steege in De beentjes van Sint-Hildegard.


24

Geschiedenis van alledag

DOOR GIRBE BUIST

Wanneer gingen we ondergoed dragen?

Een paar honderd jaar geleden wasten mensen zich bijna nooit. Nou ja, af en toe een plens water in het gezicht gebeurde weleens, maar douchen of in bad gaan? Vergeet het maar. Pas een jaar of vijftig geleden werd het normaal dat ieder huis een douche of bad had. Vanaf dat moment gingen mensen zich meer wassen.

Twee katoenen mannen­ onderbroeken uit de omgeving van Giethoorn. (Collectie Oald Heldern De Noaberschop, Foto’s: Jan Podt)

D

at weinige wassen was een groot probleem voor rijke mensen. Zij droegen namelijk heel dure, schitterende kleren. Kleermakers hadden hard gewerkt aan die bijzondere kostuums, die vol zaten met allerlei franjes en frutsels. Die bijzondere kleren kon je niet zomaar even wassen. Daar zouden ze kapot van gaan. Dat was heel vervelend. De kleding mocht dus niet vies worden, maar hoe kreeg men dat voor elkaar? De oplossing die onze voorouders bedachten was heel simpel: ondergoed. Ze gingen gewoon iets onder hun dure kostuums dragen. En dat mocht wel vies worden. Dat ondergoed leek trouwens nog helemaal niet op het ondergoed van nu.

Onderbroeken

Onderbroeken kende men aanvankelijk niet. Het ondergoed bestond alleen uit een lang hemd, dat ongeveer tot op de knieën hing. Vaak trokken de mensen de uiteinden van dat hemd dan wel tussen hun benen door, zodat ze toch nog iets hadden wat op een onderbroek leek. Rond 1400 werden de eerste onderbroeken geïntroduceerd. De laatmiddeleeuwse onderbroek van de man zag eruit als een grote slobberbroek. Naarmate de decennia verstreken werden de onderbroeken korter en strakker om het verschil met die van de vrouw te verduidelijken. De onderbroek van de vrouw was los en had een gat bij het kruis om het plassen te vergemakkelijken. Hoewel de onderbroek al in de Middel-


APRIL 2020

eeuwen werd geïntroduceerd, werd het pas rond 1830 normaal om er één te dragen. De onderbroek was aanvankelijk alleen weggelegd voor de rijken en voor de mensen van hoge komaf. Zelfs rond 1900 mochten alleen zieke vrouwen een onderbroek dragen.

Jansen & Tilanus

De Vriezenveense textielfabriek Jansen& Tilanus had tussen 1869 en 1981 grote naamsbekendheid had als producent van kleding en ondergoed. De firma was leverancier van sportkledij van bekende sport- en voetbalclubs. Het oudste kledingmerk van Nederland verwierf zo’n grote naamsbekendheid dat de naam een soort werd voor alle natuurwollen ondergoed. Cabaretier Louis Davids verwijst in zijn lied de voetbalmatch naar het ondergoed in het couplet:

25

De onderbroek was aanvankelijk alleen weggelegd voor de rijken en voor de mensen van hoge komaf

Twintig knullen in d’r Jansen en Tilanus Liepen zomaar los in het midden op een grasveld rond Wat een weelde mens, om rauw in te bijten, Af en toe dan liep het water in mijn mond. De fabriek breidde zich regelmatig uit en in zijn beste jaren had het bedrijf ongeveer 1200 werknemers in dienst. De fabriek was van grote economische betekenis voor de gemeente Vriezenveen. In 1981 was de fabriek, mede door de concurrentie uit lagelonenlanden, genoodzaakt haar deuren te sluiten. Jansen en Tilanus is tegenwoordig alleen nog bekend als merknaam voor rugzakken. ●

Reclamespeldje van Reclameaffiche voor natuurwollen ondergoederen van Jansen & Tilanus, 1900-1925. >

Jansen & Tilanus.


In het volgende nummer

Historisch Tijdschrift Overijssel

Jaargang 8, nummer 3, juli 2020

Havezate Eversberg: Jeneverstoken, overspel en brand

Huize Eversberg in 1870. Aquarel van Nicolaas van Taack Tra Kranen.

Verder:

Archieven uit de Franse Tijd

Het Overijssels Kanaal

Bijnamen van steden en dorpen En nog veel meer‌

Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.