Startmateriaal Agora 5 – sociale en gedragswetenschappen - Leerwerkboek

Page 13

1 HOOFDSTUK 1

HOOFDSTUK
ONTWIKKELING, EEN LEVENSLANG PROCES 9

NTWIKKELING, EEN LEVENSLANG PROCES O

WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK?

Hoe de mens ontwikkelt, is een van de centrale vragen van de psychologie. Er is zelfs een aparte tak aan gewijd: de ontwikkelingspsychologie

In het eerste deel van dit hoofdstuk zul je het concept ontwikkeling en hoe de ontwikkelingspsychologie hier naar kijkt onder de loep nemen. Er blijken nogal wat verschillende benaderingen te zijn die ontwikkeling telkens net iets anders definiëren. Om voor meer samenhang tussen verschillende theorieën te zorgen, is er een breed gedragen consensus gekomen over wat ontwikkeling precies inhoudt: het levensloopperspectief

In het tweede deel van dit hoofdstuk pik je de draad uit Agora 3 op. Daar bestudeerde je al de ontwikkeling van baby, peuter, kleuter, lagereschoolkind en adolescent. Nu kijk je naar de volwassene. Je kunt meteen vaststellen dat dit een heel lange periode is (van achttien jaar tot het overlijden). Die periode als één geheel bekijken klopt dus eigenlijk niet. Er zijn veel ontwikkelingen die de volwassene doormaakt en er zijn grote verschillen tussen leeftijden: zowel een student als een hoogbejaarde persoon is volwassen, maar lijken hun levens wel op elkaar? Je zult zien dat de verschillende perioden elk apart je onverdeelde aandacht verdienen.

WAT LEER IK IN DIT HOOFDSTUK?

Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.

Ik kan de vragen bespreken waarop ontwikkelingspsychologische theorieën een antwoord formuleren.

Ik verwoord de principes van ontwikkeling eigen aan het levensloopperspectief op ontwikkeling en kan ze uitleggen.

Ik kan psychosociale ontwikkeling tijdens de volwassenheid bespreken aan de hand van de theorie van Erik Erikson.

Ik analyseer de volwassenheid op verschillende ontwikkelingsvlakken.

BEGRIPPEN

ego-integriteit – emerging adulthood – generativiteit – levensloopperspectief – multidimensioneel –multidirectioneel – nature – nurture – ontwikkeling – ontwikkelingscontexten –ontwikkelingspsychologie – plasticiteit – stagnatie – theorie – unidimensioneel

HOOFDSTUK 1
10 HOOFDSTUK 1

Instap

Als mens stel je jezelf vragen. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naartoe? Het zijn existentiële vragen die heel wat andere vragen met zich meebrengen over verleden, heden en toekomst. Hoe ben ik geworden wie ik ben? Wat heb ik meegekregen van mijn ouders? Zal ik zelf kinderen krijgen? Hoe komt het dat ik anders denk dan vroeger? Hoe heeft wat ik meemaak invloed op me? Wat staat me nog te wachten? Zal ik oud worden? Hoe zal ik oud worden? De lijst is eindeloos.

Het zijn dit soort vragen die de mens op onderzoek sturen: naar zichzelf als mens en meer specifiek naar hoe de mens ontwikkelt.

D’où venons nous? Que sommes-nous?

Bestudeer het schilderij van Paul Gauguin en beantwoord de vragen

a Wat zie je allemaal op dit schilderij?

persoonlijk antwoord bv. Er zijn mensen te zien van verschillende leeftijden, in verschillende fases van het leven: baby, kind, jongvolwassene, volwassene, ouderen, ouders met een baby, een koppel ...

b Het schilderij heet D’où venons nous? Que sommes-nous? Où allons-nous? (Waar komen wij vandaan? Wat zijn wij? Waar gaan wij heen?) Hoe kun je deze titel in verband brengen met je observaties?

Het schilderij vertelt iets over waar we vandaan komen (ouders, geboorte) en waar we naartoe gaan (oud worden, sterven).

c Bekijk nu de titel van dit hoofdstuk. Breng die in verband met het thema.

persoonlijk antwoord bv. Het schilderij toont de levensloop van de mens, de ontwikkeling van geboorte tot overlijden.

Aanknopingspunten met vorig leerjaar

Wie in de tweede graad dit vak kreeg, leerde al:

Dat er verschillende ontwikkelingsvormen zijn: groeien, rijpen en leren

Hoe je de verschillende ontwikkelingsdomeinen kunt onderscheiden: fysieke, cognitieve en socioemotionele ontwikkeling.

1
Où allons-nous? (Paul Gauguin, 1897)
11 HOOFDSTUK 1

Ontwikkeling en ontwikkelingspsychologie

Van de conceptie tot de dood leren, groeien en veranderen mensen. Je noemt dit met een overkoepelende term ontwikkelen. Ontwikkelingspsychologen houden zich bezig met de vragen waarom en hoe mensen die ontwikkeling ondergaan.

Zoals bij elke wetenschap is het ook in de psychologie van groot belang je begrippen duidelijk te definiëren en deelgebieden duidelijk af te bakenen.

Leertekst HOOFDSTUK 1

1

In Agora 3 en 4 heb je het begrip 'ontwikkeling' al op verschillende manieren bestudeerd. Je hebt geleerd dat er verschillende ontwikkelingsvormen zijn: groeien, rijpen en leren. Verder heb je verschillende ontwikkelingsdomeinen onderscheiden: fysieke, cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling. Op iDiddit is alle kerninfo hierover nog een keer samengevat. Fris daar je kennis op als dat nodig is.

Hier zoomen we nog verder in op het begrip ‘ontwikkelen’ en op de ontwikkelingspsychologie.

Ontwikkelingspsychologie is de tak van de psychologie die zich bezighoudt met de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering en stabiliteit die zich voordoen van conceptie tot de dood.

Niet onbelangrijk is het laatste deel van deze definitie: van conceptie tot de dood. Ontwikkeling betekent immers niet alleen vooruitgang, beter worden.

Ontwikkelen is het veranderen van de tot dan aanwezige structuur. Dat kan winst maar ook verlies van vaardigheden en mogelijkheden betekenen.

Een theorie is een geordend en samenhangend geheel dat een verschijnsel (hier gedrag, mentale processen …) beschrijft, verklaart en voorspelt.

Een theorie heeft dus drie belangrijke doelen:

Beschrijven: een fenomeen of gedrag beschrijven.

Verklaren: oorzaken vinden voor bepaalde fenomenen of gedrag.

Voorspellen: nadenken over de gevolgen van een bepaald fenomeen of gedrag in de toekomst.

Neem bijvoorbeeld het concept ‘hechting’:

Beschrijven: wat is hechting en hoe ontwikkelt de hechtingsrelatie in de eerste levensjaren?

Verklaren: waarom ontwikkelt zich een hechtingsrelatie?

Voorspellen: wat zijn de gevolgen van die eerste hechtingsrelatie voor latere hechtingsrelaties, zoals bijvoorbeeld een partnerrelatie?

1.1
Een theorie vormt zo ook de basis voor de (klinische) praktijk: ze helpt psychologen om mensen te begeleiden en te steunen in concrete situaties. 12

Bij hechting zou dat bijvoorbeeld kunnen zijn: Oog hebben voor de ontwikkeling van de hechtingsband bij adoptie. Onderzoeken van de hechtingsband bij volwassenen met relatieproblemen.

Wanneer je de ontwikkeling van een bepaald gedrag beschrijft en verklaart, is het belangrijk dat je je realiseert dat – hoewel er misschien een typisch verloop is dat we als norm nemen – er heel wat interindividuele verschillen zijn.

Er bestaat een grote verscheidenheid aan ontwikkelingspsychologische theorieën. Veel van die theorieën focussen op de ontwikkeling tijdens de kindertijd en adolescentie (grofweg tot achttien jaar). Dat is niet zo gek: het is de periode in het leven van een persoon waarin binnen een korte tijd de meeste veranderingen plaatsvinden. Toch ontwikkel je na deze leeftijd ook nog. Hoe dat eruitziet voor volwassenen zie je verderop in dit hoofdstuk.

Tot slot nog even dit: zoals bij elke wetenschappelijke theorie is het noodzakelijk dat ze telkens opnieuw zoekt naar wetenschappelijke bevestiging. Een theorie kan dus uitgedaagd worden door nieuwe gegevens en wanneer dat nodig is, moet de theorie worden aangepast of zelfs losgelaten. Ook de ontwikkelingspsychologie is dus voortdurend in … ontwikkeling.

GOOD TO KNOW

Zijn de bevindingen van de ontwikkelingspsychologie universeel?

Psychologen met een westerse achtergrond, dus uit Noord-Amerika en Europa, domineren veel empirisch onderzoek en theorievorming in de ontwikkelingspsychologie. De claims van de psychologie zijn dus niet universeel. Psychologen vallen steeds terug op dezelfde types proefpersonen. Dat werpt vragen op over hoe universeel hun onderzoeksresultaten zijn.

In 2010 klaagden Canadese psychologen in Nature aan dat 96 procent van het onderzoek in de psychologie steunt op proefpersonen die westers, hoogopgeleid en rijk zijn. Daarbij komt nog dat het gros van het onderzoek gebeurt met eerstejaarsstudenten - voornamelijk meisjes.

‘Psychologen missen nogal wat’, zegt ook Fons van de Vijver, emeritus-psycholoog aan de Universiteit Tilburg. ‘Culturele factoren beïnvloeden veel van wat wij bestuderen. Door alleen studies te doen in westerse samenlevingen sluit je die factoren uit en vind je geen cross-culturele verschillen.’ Van de Vijver vestigt zijn hoop op steekproeven uit verschillende bevolkingsgroepen.

Bron: Eos 2018

GOOD TO KNOW

Wetenschappelijke evolutie

Thomas Kuhn (1922 – 1996) was een filosoof die zich vooral bezighield met wetenschapsfilosofie. Hij bestudeerde hoe wetenschap evolueert en tot nieuwe inzichten komt.

Volgens hem gaat elke wetenschap telkens opnieuw door een aantal opeenvolgende fasen.

Fase 0: De pre-wetenschap: mensen nemen fenomenen waar (bv. gedrag van mensen, ontwikkeling …) en kunnen die fenomenen zelfs gaan bestuderen. Maar er bestaat nog geen theorie over, nog geen afgesproken manier van kijken naar die fenomenen.

Fase 1: Onderzoekers komen tot een overeenstemming. Er ontstaat een paradigma. Dat is een verzameling van theorieën en ideeën waarmee een wetenschapsdiscipline werkt. Dit noemt Kuhn de fase van de normale wetenschap. Dit paradigma maakt het mogelijk om verder onderzoek te doen en vooruitgang te boeken. Het is als het ware het kader waarmee je fenomenen bestudeert.

13 HOOFDSTUK 1

Fase 2: Er zijn waarnemingen die niet overeenkomen met het paradigma. Dit noemt Kuhn een anomalie

De theorieën waarmee de wetenschapsdiscipline werkt kunnen die anomalie niet verklaren. De discipline verkeert in crisis en moet zichzelf als het ware heruitvinden.

Fase 3: Wanneer wetenschappers het erover eens zijn dat ze de theorieën die ze tot dan toe gebruikten moeten aanpassen of zelfs helemaal verlaten, ontstaat er een wetenschappelijke revolutie. Het is dan tijd voor de wetenschappers om samen naar een nieuw paradigma te zoeken. Dat proces noemt Kuhn een paradigmaverschuiving

Bekende voorbeelden van paradigmaverschuivingen zijn:

• De evolutietheorie van Darwin: de mens wordt niet langer gezien als geschapen door een opperwezen, maar als het resultaat van een evolutieproces.

• De overgang van geocentrisme (de aarde is het centrum van het heelal) naar heliocentrisme (de aarde draait net als andere planeten rond de zon). Het paradigma van waaruit je werkt is als het ware de bril waardoor je naar de werkelijkheid kijkt. Dat betekent ook dat je bepaalde zaken die niet in de theorie passen (zoals de anomalieën waarvan sprake is in fase 2) gewoon helemaal niet zult zien. Als je bijvoorbeeld kinderen observeert in hun isolement (zoals Piaget deed), kom je nooit tot de observatie dat ze kunnen leren van elkaar via de zone van de naaste omgeving (zoals Vygotsky vaststelt). Het paradigma dat Piaget hanteert, laat dus geen plaats om bepaalde zaken te observeren, zoals 'van elkaar leren'.

Leeractiviteiten

anomalieën observeren

PARADIGMA CRISIS

normale wetenschap revolutionaire wetenschap

PARADIGMA

normale wetenschap

aarde en mars draaien om de zon

zon & mars draaien rond de aarde

1 Wat associeer jij met het woord ‘ontwikkeling’? Vul de mindmap in. Beperk je niet alleen tot de context van de psychologie. Bespreek nadien klassikaal.

14 HOOFDSTUK 1
ONTWIKKELING
product ontwikkelen een foto ontwikkelen
wikkel ergens vanaf halen vooruitgang maatschappelijke ontwikkelingen kind nieuwe dingen kunnen ouder worden groeien achterstand beter worden nieuwe fase hulp overgang verandering rijker worden
een
een

2 Kun je in de volgende gevallen spreken van ontwikkeling? Zo ja, van welke vorm?

Ontwikkeling? Rijpen Groeien Leren

1 Als ik chips eet, krijg ik buikpijn.

2 Mijn oma is aan het dementeren.

3 Ik ga elk jaar verder op reis.

4 Een kind kan pas lopen als zijn spieren sterk genoeg zijn.

J / N

J / N

J / N

J / N

5 Na veel oefenen kon Klaar eindelijk het titelnummer van Pirates of the Caribbean op de piano spelen. J / N

6 Pim heeft nieuwe kleren nodig, hij is op een maand tijd uit zijn broeken gegroeid.

7 Jerom heeft ASS. Zijn therapeut helpt hem om te gaan met sociale interacties.

8 Kauthar verft haar haar.

1.2 De basisvragen van de ontwikkelingspsychologie

Binnen de ontwikkelingspsychologie worden verschillende interpretaties gegeven aan gelijkaardige gedragingen. Er is bovendien geen theorie die de hele ontwikkeling omvat. Toch kun je een onderscheid maken in theorieën naargelang hun antwoorden op een aantal basisvragen.

Leertekst 2

Er zijn drie belangrijke vragen met betrekking tot ontwikkeling waarmee elke theorie zich

bezighoudt:

1 Verloopt ontwikkeling continu of discontinu?

2 Is er slechts één verloop van ontwikkeling of kunnen er meerdere zijn?

3 Is ontwikkeling een kwestie van nature of van nurture?

Vraag 1: verloopt ontwikkeling continu of discontinu? Een theorie die uitgaat van een continu verloop van de ontwikkeling stelt dat de ontwikkeling rustig en geleidelijk aan verloopt. Dat betekent dat er geen plotse pieken of dalen zijn. Het is een graduele verandering in ‘hoeveelheid’. Je noemt het daarom een kwantitatieve benadering van ontwikkeling.

Bijvoorbeeld: naarmate een kind een taal beter leert, breidt de woordenschat uit.

J /
N
J / N
J / N 15 HOOFDSTUK 1 X X X X X

Een theorie die uitgaat van een discontinu verloop van ontwikkeling stelt dat ontwikkeling bestaat uit abrupte, plotse sprongen. De toestand na zo’n ‘ontwikkelingssprong’ is helemaal anders en niet te vergelijken met de toestand ervoor: het gaat om nieuwe gedragsmogelijkheden die er daarvoor niet waren. Ontwikkeling verloopt volgens deze theorieën in stadia (je noemt het dan ook stadiatheorieën) met veranderingen in denken en doen die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode. Je spreekt van een kwalitatieve benadering van ontwikkeling

Bijvoorbeeld: de taalontwikkeling wordt ook beïnvloed door de bredere cognitieve ontwikkeling. Het is niet louter een kwestie van meer woorden kunnen zeggen. De betekenis begrijpen en woorden juist gebruiken heeft onder meer te maken met het abstractievermogen van het kind.

Ontwikkeling verloopt volgens een combinatie van continu en discontinu ontwikkelen Veranderingen lijken vaak een sprong te zijn (discontinu), maar er spelen graduele processen mee (continu).

Bijvoorbeeld: het ene moment kan het kind nog niet stappen en het volgende moment wel. De mogelijkheden van het kind zijn dus kwalitatief verschillend (discontinu). Toch speelt er in de achtergrond een continue verandering mee die deze ‘sprong’ naar stappen mogelijk maakt: de ontwikkeling en training van de spieren.

Vraag 2: is er slechts één verloop van ontwikkeling of kunnen er meerdere zijn?

Psychologen die vertrekken vanuit stadiatheorieën (bv. Piaget, Kohlberg …) stellen dat iedereen dezelfde ontwikkeling doorloopt. Iedereen gaat door dezelfde stadia in dezelfde volgorde. De stadia zijn volgens hen dus universeel. Die benaderingen zijn unidimensioneel: ze hebben weinig oog voor de interactie met andere factoren. Dat idee is intussen achterhaald. Vandaag stelt men dat ontwikkeling wordt bepaald door een complex samenspel van factoren. Mensen groeien op in verschillende contexten waardoor er meerdere vormen van ontwikkeling mogelijk zijn. Ontwikkelingscontexten zijn unieke combinaties van persoons- en omgevingskenmerken die tot verschillende trajecten van ontwikkeling kunnen leiden.

Vraag 3: is ontwikkeling een kwestie van nature of nurture?

Onder nature of erfelijkheid vallen de aangeboren eigenschappen die genetisch zijn overgeërfd. Nurture of de omgeving is de fysische en sociale wereld die de biologische en psychologische ontwikkeling beïnvloedt.

In Agora 4 heb je uitgebreid gekeken naar het nature-nurture vraagstuk. Het antwoord op die vraag is geen of-of verhaal. Vandaag heerst de overtuiging dat nature en nurture, of genetische factoren en omgevingsfactoren, op een complexe manier op elkaar inspelen. Op iDiddit is alle kerninfo hierover nog een keer samengevat. Fris daar je kennis op als dat nodig is. Volgens alle ontwikkelingspsychologische theorieën spelen dus zowel nature als nurture een rol, maar de klemtoon kan verschillen. Er zijn auteurs die de klemtoon leggen op stabiliteit. Volgens hen speelt de invloed van erfelijkheid (nature) een grotere rol: er is een soort van blauwdruk van onze ontwikkeling die bepaalt wie je wordt. Persoonlijkheidskenmerken en capaciteiten zijn al van in het begin aanwezig, maar het is de omgeving, vooral in de vorm van vroege ervaringen, die patronen doet ontstaan. Deze patronen beïnvloeden welke persoonlijkheidskenmerken en capaciteiten worden beloond, beklemtoond, ontwikkeld … Andere theorieën benadrukken dan weer de plasticiteit. Die theorieën gaan ervan uit dat verandering mogelijk is. Verandering gebeurt door ervaringen en invloed van de omgeving (nurture): leren, oefenen, interacties ... Maar ook enculturatie (de samenleving of sociale omgeving draagt cultuurkenmerken over naar een individu vanaf de geboorte) en acculturatie (een groep neemt sociale kenmerken over van een andere groep).

16 HOOFDSTUK 1

Leeractiviteiten

1 Wat kun je afleiden over ontwikkeling uit de volgende uitspraken?

Het internet maakt ons dom

Ook een oog kun je trainen

Word je slimmer van pianospelen?

Dat ontwikkeling niet zomaar één lijn volgt. Dat mensen ook veranderingen kunnen ondergaan door invloed van de omgeving. Je kunt iets leren, maar ook een functie minder goed ontwikkelen onder invloed van de omgeving.

2 Lees de tekst over het leven van Marie (14). Duid in de tekst voorbeelden aan van de volgende termen en processen: leren (blauw), oefenen (groen), interacties (geel), enculturatie (rood) en acculturatie (paars).

Marie wordt geboren als oudste in een gezin met drie kinderen. De leeftijdsverschillen tussen de kinderen zijn niet zo groot en dat maakt dat er altijd wel een speelkameraadje is, al zit het er ook geregeld tegen, zoals dat gaat onder siblings. Marie leert zo opkomen voor zichzelf, maar ook verantwoordelijkheid nemen als de oudste. Haar ouders laten de kinderen best vrij. Er zijn slechts enkele afspraken waar ze geen duimbreed op toegeven: ‘s avonds eet iedereen samen en geen gsm’s aan tafel, schoolwerk gaat voor, je bent beleefd ook al ben je nog zo kwaad of verontwaardigd en vanaf zestien jaar zoek je een weekendjob. Voor school moet Marie hard werken. Ze zit in de richting moderne talen en leert Frans, Engels en Spaans. Toch gaat ze (meestal toch) graag naar school, waar haar vriendinnetjes in de klas wel voor iets tussen zitten.

Marie gaat vanaf zevenjarige leeftijd naar de muziekschool en begint dan ook te voetballen in clubverband. Op veertien jaar kan zij behoorlijk piano spelen, ze overweegt binnen enkele jaren ingangsexamen te doen bij het conservatorium. In de voetbalclub komt ze in contact met mensen van allerlei achtergronden. Het is een boeiende smeltkroes van culturen, religies, leeftijden en socio-economische achtergronden. Ze komt soms thuis met een taaltje waar haar ouders geen touw aan vast kunnen knopen en een kledingkeuze die niet altijd de smaak van haar ouders is, maar ja: wat kunnen ze eraan doen?

17 HOOFDSTUK 1

Het levensloopperspectief

De basisvragen van de ontwikkelingspsychologie zoals je die in de leertekst onder 1.2 hebt besproken, lijken te suggereren dat je moet kiezen tussen twee extremen. Maar de antwoorden zijn niet zo eenvoudig: ontwikkeling is continu én discontinu, ze kent meerdere verlopen en zowel nature als nurture spelen een rol en interageren met elkaar. Hieruit is een nieuwe visie op ontwikkeling gevormd: het levensloopperspectief.

Onderzoekers gaan nu uit van het standpunt dat ontwikkeling een dynamisch systeem is.

Ontwikkeling is een proces dat steeds verder gaat (dynamisch = steeds in beweging) van conceptie tot dood, en vorm krijgt door een complex netwerk (systeem) van biologische, psychologische en sociale invloeden.

De belangrijkste vertegenwoordiger van deze dynamische systeembenadering is het levensloopperspectief. In de visie van het levensloopperspectief is er aandacht voor de complexiteit van ontwikkeling en voor de interacties tussen verschillende factoren. Vandaag wordt de term ‘ontwikkelingspsychologie’ vaak vervangen door ‘levensloopperspectief’

Volgens het levensloopperspectief is ontwikkeling: een levenslang proces; multidimensioneel en multidirectioneel; plastisch;

ingebed in verschillende contexten met bijbehorende invloeden.

Ontwikkeling is een levenslang proces

Door toenemende aandacht voor volwassen en oudere mensen hebben onderzoekers moeten vaststellen dat ook in de volwassenheid mogelijkheden verder worden ontwikkeld. Dit in tegenstelling tot de theorieën van bijvoorbeeld Kohlberg en Piaget die zich beperken tot ontwikkeling in de kindertijd en jeugdjaren.

Volgens het levensloopperspectief gaat ontwikkeling dus na de kindertijd gewoon verder en zijn er ook in de volwassenheid verschillende ontwikkelingsfasen. Ontwikkeling is een levenslang proces. Hieronder zie je de indeling van Erik Erikson, verderop in dit hoofdstuk volgt nog meer informatie hierover.

1.3
18 HOOFDSTUK 1
Leertekst
3

Leeftijd

Ontwikkelingsfase

bevruchting tot geboorte prenataal

0 – 1 jaar baby

1 – 3 jaar

3 – 6 jaar

6 – 12 jaar

12 – 18 jaar

18 – 30 jaar

30 – 60/65 jaar

peuter

kleuter

lagereschoolkind

adolescentie

vroege volwassenheid

middelbare volwassenheid

60/65 jaar – overlijden late volwassenheid

Ontwikkeling is multidimensioneel en multidirectioneel

Ontwikkeling is multidimensioneel omdat het bepaald wordt door een complex samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren. Ontwikkeling is ook multidirectioneel. Het kan met andere woorden alle richtingen uit. Zoals je al gezien hebt in het begin van dit hoofdstuk betekent ontwikkeling zowel vooruitgang als achteruitgang, winst én verlies van mogelijkheden. Dit kan gebeuren over alle ontwikkelingsdomeinen heen of binnen eenzelfde domein.

Ontwikkeling is plastisch

Plasticiteit betekent eenvoudig gezegd dat je kunt veranderen, evolueren. Een mens is ‘kneedbaar’ door ervaring en onder invloed van de omgeving. Die omgeving is steeds in verandering. Maar ook je eigen mogelijkheden evolueren, zeker onder invloed van je leeftijd. Ontwikkeling betekent dus ook dat je met die veranderende omgeving leert omgaan en je dus aanpast.

Wel is het zo dat het als kind gemakkelijker is om te veranderen dan op oudere leeftijd. De kneedbaarheid neemt namelijk af met de leeftijd. Je spreekt in dat geval van een afnemende plasticiteit of toenemende rigiditeit. Er zijn wel grote verschillen tussen individuen. Sommige mensen blijven bijvoorbeeld nog erg kneedbaar tot hun vijftigste of later, terwijl anderen op hun achttiende reeds ‘uitgekneed’ zijn.

Ontwikkeling is ingebed in verschillende contexten met bijbehorende invloeden

De invloeden op ontwikkeling zijn normatief of niet-normatief

Normatieve invloeden zijn gebeurtenissen die van toepassing zijn voor een groot aantal mensen en dus relatief voorspelbaar zijn. Die gebeurtenissen kunnen leeftijdsgebonden zijn. Er zijn zaken die we bijna allemaal rond dezelfde leeftijd meemaken, denk aan: alleen gaan wonen, de puberteit of naar school gaan. Andere factoren zijn gebonden aan geschiedenis: er zijn gebeurtenissen die een bepaalde generatie meemaakt, denk maar aan een oorlog of een pandemie.

19 HOOFDSTUK 1
Ontwikkeling verloopt multidimensioneel

Niet-normatieve invloeden zijn gebeurtenissen die slechts van toepassing zijn voor een beperkt aantal mensen en dus bijgevolg niet voorspelbaar zijn. Het leven van elk individu is uniek en unieke gebeurtenissen in het leven van een individu kunnen diens individuele ontwikkeling beïnvloeden. Denk aan leven met een beperking, de lotto winnen of iets schokkends meemaken zoals een ongeluk of misbruik.

Soort invloed

Normatief

Niet-normatief

Leeftijd

Historisch

Voorspelbaar? ja ja/nee nee

Wie? (zo goed als) iedereen generatie enkele personen

Bijvoorbeeld:

Leeftijd

Normatief

Soort invloed

Historisch

Niet-normatief

Voorspelbaar? kinderen krijgen pandemie de jackpot van Euromillions winnen

Wie? mensen tussen ongeveer 20 – 45 jaar iedereen 35 winnaars in België sinds 2004

GOOD TO KNOW

Bio-psycho-sociaal model

Het bio-psycho-sociaal model onderscheidt drie aspecten die elkaar continu beïnvloeden: biologische, psychische en sociale factoren. Medici, maar ook moderne (gezondheids)psychologen, gebruiken dit model tegenwoordig om naar de mens en diens gezondheid te kijken. De Wereldgezondheidsorganisatie paste in 1948 haar definitie van gezondheid aan vanuit dit perspectief.

bio

sociaal psycho

Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.

Gedrag en omgeving zijn van invloed op het ontstaan, het verloop en de beleving van ziekte. Ziekte of ziekzijn beïnvloedt ook het psychologisch welzijn en de sociale relaties. Dit model sluit dus aan bij de idee van de multidimensionaliteit van de levensloop van de mens.

20 HOOFDSTUK 1

Leeractiviteiten

1 Welke kenmerken van het levensloopperspectief herken je in deze afbeelding? Geef een woordje uitleg.

Deze afbeelding toont de multidimensionaliteit van ontwikkeling: verschillende aspecten van ontwikkeling beïnvloeden elkaar.

fysiek

cognitief

emotioneel/ sociaal

ontwikkeling babytijd volwassenheid

2 Bestudeer het extra materiaal op iDiddit en/of doe je eigen opzoekwerk. Beantwoord de vragen.

a Vul aan de hand van het extra materiaal onderstaande tabel aan. Doe dit voor je eigen generatie, die van je ouders en nog een zelfgekozen generatie.

Jouw generatie De generatie van je ouders Vrije keuze

Naam generatie (bv. Gen. X)

Periode (bv. 19.. – 19..)

Culturele iconen (bv. J.F. Kennedy)

Communicatie en technologie (bv. smartphone)

Historische gebeurtenissen (bv. val Berlijnse muur, 1989)

Maatschappelijke veranderingen (bv. #metoo)

Kenmerken/ eigenschappen (bv. volgend)

persoonlijk

antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk

antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

21 HOOFDSTUK 1

b Wat stel je vast als je de verschillende generaties met elkaar vergelijkt? Illustreer met voorbeelden.

Ze hebben andere dingen meegemaakt in hun jeugd bv. de val van de Berlijnse muur of de aanslagen van 9/11. Ze zijn opgegroeid met andere technologie (tv, gsm, smartphone, VR) en vinden andere dingen belangrijk.

c Wat doet dit met hun ontwikkeling? Vergelijk jouw generatie met die van je (groot)ouders aan de hand van een voorbeeld.

persoonlijk antwoord bv. Onze generatie groeide vanaf het begin op met de nieuwe communicatietechnologieën. We zijn ‘digital natives’. Wij gaan daardoor anders om met kennis en moeten andere dingen kunnen op school (bv. iets opzoeken op internet) dan onze (groot)ouders.

3 Jody is een meisje met het syndroom van Rasmussen. Onderzoek het syndroom via de volgende vragen.

a Zoek op wat het syndroom van Rasmussen inhoudt.

Het syndroom van Rasmussen is een aandoening waarbij kinderen langdurige epilepsieaanvallen krijgen met trekkingen aan een kant van het lichaam, waarbij geleidelijk een verlamming en andere uitvalsverschijnselen ontstaan aan dezelfde kant van het lichaam.

b Bekijk het videofragment op iDiddit en beantwoord de vragen.

1→ Wat was de ingrijpende behandeling die de artsen voorstelden aan de ouders?

Ze stelden voor de hele rechterhemisfeer (hersenhelft) te verwijderen, omdat daar de epilepsieaanvallen veroorzaakt werden.

2→ Hoe functioneert Jody na de operatie?

Ze kan al snel terug lopen en functioneert normaal op enkele motorische beperkingen na. Ze gaat naar school, heeft vriendjes, doet ballet.

c Hoe komt het dat dit mogelijk is?

Het brein is in staat zich aan te passen. Functies van bepaalde delen van het brein kunnen worden overgenomen door andere delen van het brein. Je noemt dit de plasticiteit van het brein. Dit gebeurt voor een deel vanzelf, maar er moet ook veel geoefend worden. Het brein moet getraind worden om bepaalde functies verder op te nemen en te ontwikkelen.

22 HOOFDSTUK 1

d Wat vertelt dit verhaal je over ontwikkeling?

Dat we in staat zijn ons aan te passen en ontwikkeling niet helemaal vaststaat maar onder invloed staat van omgeving, ervaringen en leren.

e Denk je dat een dergelijke ingreep bij volwassenen hetzelfde resultaat zou hebben?

persoonlijk antwoord bv. Het brein wordt minder plastisch naarmate je ouder wordt. Hetzelfde resultaat kan dus misschien niet, maar ook bij een volwassene kunnen dingen opnieuw worden aangeleerd of deels opgenomen door andere hersendelen.

4 Wat zijn voorbeelden van normatieve en niet-normatieve invloeden op jouw ontwikkeling?

Soort invloed

Normatief

Leeftijd Historisch

persoonlijk antwoord bv. naar school gaan

persoonlijk antwoord bv. coronacrisis

1.4 De volwassenheid: algemeen

Niet-normatief

persoonlijk antwoord bv. overlijden van een belangrijke persoon

Als er één ding is dat je kunt leren uit de voorgaande punten dan is het wel dat ontwikkeling een levenslang proces is. De grootste sprongen worden misschien wel genomen in de kindertijd, toch mag je niet onderschatten welke veranderingen een mens doormaakt op volwassen leeftijd. De aandacht voor de ontwikkeling tijdens de volwassenheid en zeker tijdens de late volwassenheid is de laatste decennia sterk toegenomen.

Leertekst 4

Wat is volwassenheid? Die vraag kun je vanuit verschillende invalshoeken beantwoorden:

Lichamelijk: je bent volwassen wanneer je lichaam volgroeid is.

Maatschappelijk: je bent volwassen wanneer je een bepaalde leeftijd bereikt (bv. achttien jaar), wat betekent dat je mag stemmen, zonder toestemming mag trouwen, of een eigen zaak mag starten.

Psychisch: je bent volwassen wanneer je je zelfstandig kunt gedragen en verantwoordelijkheid kunt opnemen.

23 HOOFDSTUK 1

Je voelt meteen aan dat volwassenheid vanuit deze verschillende invalshoeken niet netjes samenvalt met een bepaalde leeftijd. Maatschappelijk ligt de grens overduidelijk vast op een bepaalde leeftijd. Lichamelijk zijn de meesten al volgroeid (de hersenen niet meegerekend) vóór die wettelijke leeftijd, maar hierin bestaan zeker individuele verschillen. Psychische volwassenheid neemt de meeste tijd en hierin zie je grote verschillen tussen mensen.

Indeling van de volwassenheid

Volwassen ben je het grootste deel van je leven. Het is een lange periode met veel verschillende, leeftijdsgebonden gebeurtenissen. Daarom wordt de volwassenheid nog een keer ingedeeld in verschillende fasen, elk met hun eigen kenmerken. Zoals je al eerder zag, verdeelt Erikson dit zo:

Ontwikkelingsfase Leeftijd

vroege volwassenheid 18 – 30 jaar

middelbare volwassenheid 30 – 60/65 jaar

late volwassenheid > 65 jaar

Je ziet meteen dat het bij deze indeling nog steeds om lange periodes gaat, waarbinnen grote verschillen bestaan tussen leeftijden. Iemand van dertig zit bijvoorbeeld nog niet zo lang op zijn eerste job, terwijl iemand van zestig al bijna op pensioen gaat. Toch behoren ze volgens deze indeling tot dezelfde fase.

Er zijn zeer veel domeinen van ontwikkeling, maar hier kijk je naar het lichamelijke en psychosociale domein. Voor de psychosociale ontwikkeling doe je weer een beroep op Erikson. In Agora 3 heb je zijn ontwikkelingstheorie al toegepast op andere leeftijdsperioden.

Erikson gaat ervan uit dat in elk stadium een psychosociaal conflict opgelost moet worden. Een positieve oplossing van zo’n uitdaging levert een nieuwe vaardigheid op en leidt tot een voldoening gevend bestaan.

Slaagt de persoon hier niet in, dan kan dat de oorzaak zijn van psychische problemen en moeilijkheden in een volgende fase.

GOOD TO KNOW

Rijping van de hersenen

rijpheid

volwassene

jongvolwassene

adolescent

lagere schoolkind

8 stadia - psychosociale ontwikkeling

integriteit vs. wanhoop

generativiteit vs. stagnatie

intimiteit vs. isolement

identiteit vs. identiteitsverwarring

vlijt vs. minderwaardigheid

kleuter initiatief vs. schuld

peuter autonomie vs. schaamte/twijfel

baby

vertrouwen vs. wantrouwen

TOENAME IN COMPLEXITEIT

Het menselijke brein komt pas laat tot maturiteit. Als je lichaam rond je achttiende is uitgegroeid, rijpen je hersenen nog een tijdje verder. Steeds meer studies laten zien dat het menselijke brein nog niet is uitgegroeid na de puberteit, zoals de rest van ons lichaam. Op sommige plekken in de hersenen nemen de verbindingen nog in volume toe tot ver na het twintigste levensjaar. Bepaalde intellectuele vaardigheden hebben we daardoor pas een hele tijd na onze wettelijke en lichamelijke volwassenheid echt goed onder de knie.

Over de precieze leeftijd waarop de hersenen volledig ‘tot bloei’ zijn gekomen lopen de meningen uiteen: tussen de 20 – 29, rond je 25ste, niet voor je 30ste.

24 HOOFDSTUK 1

Leeractiviteiten

1 Geef bij de volgende voorbeelden aan in welke fase (bv. jongvolwassen) van de psychosociale ontwikkeling volgens Erikson de persoon zich bevindt. Geef ook aan naar welke pool van het bijbehorende psychosociale conflict (bv. generativiteit of stagnatie) de persoon neigt. Onderlijn een stukje tekst dat jouw keuze illustreert.

Mo’s leven ziet er helemaal anders uit dan twintig jaar geleden. Toen studeerde hij, ging hij graag op stap en was hij vrijgezel. Intussen heeft hij een fijne partner en hebben ze samen twee kinderen. Hij heeft een goedbetaalde job, maar hij overweegt toch om opnieuw te gaan studeren zodat hij een carrièreswitch kan maken en hij wat meer tijd thuis met het gezin kan doorbrengen. Zijn partner staat hier achter en hoewel ze hem op zijn werk niet graag zien vertrekken, hebben ze begrip voor zijn keuze. Het is heus niet dat hij wat hij nu doet niet boeiend vindt. Alleen vraagt het zoveel tijd. Recent is hij de ploeg van zijn jongste dochter beginnen coachen en hij voelt zich hier prima bij. Hoewel er altijd kritische ouders tussen lopen die denken dat ze het beter kunnen, krijgt hij van de meesten veel appreciatie.

Fase:

volwassenheid

Conflict:

Generativiteit vs. stagnatie, Mo neigt naar generativiteit.

Tot het einde van haar middelbaar gaat het prima met Sandra. Ze heeft vrienden, is actief in de jeugdbeweging en op school verloopt alles vlot. Nu is Sandra 21. Net als iedereen gaat ze na het middelbaar meteen verder studeren. Waar ze vroeger weinig moest doen om het te halen op school, is dat op de hogeschool wel een ander verhaal. Het eerste jaar loopt dan ook niet zo goed af: ze is gebuisd voor tien van de twaalf vakken en er wordt haar aangeraden een andere richting te kiezen. Maar welke? De richting die ze volgt is de enige richting die haar echt boeit.

Haar vrienden van school en de jeugdbeweging lijken geen problemen te hebben met het studeren. Sandra schaamt zich een beetje en zegt geregeld afspraken op het laatste moment af, omdat ze geen vragen wil over ‘wat ze nu gaat doen’ en niet geconfronteerd wil worden met het succes van anderen.

Ook op liefdesvlak zit het niet mee. Ze heeft wel al wat dates gehad, maar ze voelde nooit een vonk. Veel van haar vrienden hebben wel een lief en Sandra voelt zich vaak het vijfde wiel aan de wagen. Nog een reden om thuis te blijven ... Ze vraagt zich af waarom het ‘volwassen leven’ haar zo moeilijk valt.

Fase:

jongvolwassen

Conflict:

Intimiteit vs. isolement, Sandra neigt naar isolement.

25 HOOFDSTUK 1

2 Vul de leeftijdsgebonden gebeurtenissen hieronder aan met nog twee eigen voorbeelden. Plaats de gebeurtenissen daarna in de tabel bij de overeenkomstige fase uit de volwassenheid. Let op: sommige gebeurtenissen kunnen bij verschillende fasen voorkomen. Vergelijk met je buur en beargumenteer jouw keuzes onder de tabel.

eerste lief – pensioen – trouwen – kleinkinderen – alleen gaan wonen – huis kopen – eerste job – scheiding –wereldreis maken – eerste kind – afhankelijk van de eigen kinderen – overlijden partner –carrière maken – –

vroege volwassenheid

eerste lief, alleen gaan wonen, eerste job, eerste kind, wereldreis, trouwen, huis kopen

middelbare volwassenheid

kleinkinderen, wereldreis, trouwen, huis kopen, eerste kind, carrière maken

late volwassenheid

Argumentatie:

afhankelijk van de eigen kinderen, kleinkinderen, wereldreis, pensioen, overlijden partner

persoonlijk antwoord bv. Eerste kind in de middelbare volwassenheid omdat mensen steeds later aan kinderen beginnen.

maatschappelijk lichamelijk psychisch mogen stemmen

je eigen agenda kunnen beheren

een eigen zaak kunnen beginnen

je eigen financiën kunnen beheren

mogen autorijden

geslachtsrijp zijn

verantwoordelijkheid nemen voor je keuzes

niet langer groeien

3 Hoezo volwassen? Duid aan over welk soort volwassenheid het gaat.
26 HOOFDSTUK 1
X X X X X X X X

1.5

De vroege volwassenheid (18 - 30 jaar) en de middelbare volwassenheid

(30 - 60/65 jaar)

Ontwikkeling is een proces. We zijn niet opeens volwassen. Tegenwoordig lijken we er zelfs langer over te doen om op te groeien. In geïndustrialiseerde landen hebben we het zelfs over een aparte fase tussen de tienerjaren en de vroege volwassenheid: de jongvolwassenen. Dit zijn jonge mensen die allerlei beslissingen om zich te settelen uitstellen. Toch is het zo dat tegen het einde van de vroege volwassenheid de meesten met settelen bezig zijn. Uiteraard zijn er altijd individuele en culturele verschillen.

Vroege volwassenheid

De vroege volwassenheid is een periode waarin weer heel wat te gebeuren staat: het afronden van het middelbaar/hoger onderwijs, de overstap naar de arbeidsmarkt, eventueel een partner vinden, samenwonen, een gezin stichten ... Het zijn enkele van de ontwikkelingstaken die de Amerikaanse expert op het gebied van ontwikkeling Robert Havighurst (1900 – 1991) beschrijft voor de vroege volwassenheid.

Toch zijn er ook steeds meer jonge mensen die het maken van deze grote keuzes uitstellen

Ze blijven langer studeren, verlaten later het ouderlijke huis, beginnen later aan kinderen en willen eerst nog wat experimenteren en van de wereld zien. Er is als het ware een soort van overgangsperiode die niet altijd even goed te onderscheiden is van de adolescentie.

Er bestaat zelfs een aparte term voor: emerging adulthood (Arnett, 2000), wat misschien nog het best vertaald kan worden als ‘ontluikende volwassenheid’. Dit is voornamelijk een fenomeen in de westerse wereld of in rijkere families in andere delen van de wereld. Het verwijst naar jonge mensen (18 – 25 jaar) die (nog) geen kinderen hebben, nog geen eigen thuis hebben en/of nog niet voldoende inkomen hebben om volledig onafhankelijk te zijn. Ze proeven, proberen en ploeteren soms ook en doen dit zonder al te veel verantwoordelijkheden op te moeten nemen. Vandaag wordt er volop onderzoek gedaan naar deze ‘nieuwe’ demografische groep.

27 HOOFDSTUK 1
Leertekst 5

Lichamelijke veranderingen

In je twintigerjaren ben je als mens meestal in de fleur van je lichamelijke ontwikkeling. Je lichaam is volgroeid en je voortplantingssysteem, motorische mogelijkheden, kracht en longcapaciteit zijn optimaal. Qua seksuele responsiviteit rapporteren mannen dat ze zich in deze periode op hun piek voelen (de meeste vrouwen rapporteren deze piek heel wat later). Het is in ieder geval een periode waarin de meeste mensen in goede gezondheid zijn.

Psychosociale ontwikkeling (Erikson)

positieve pool: intimiteit

negatieve pool: isolatie

positieve uitkomst: liefde

Op psychosociaal vlak is de belangrijkste uitdaging in deze fase het uitbouwen van liefdevolle en intieme relaties, denk maar aan vrienden en partners. Verder zoekt de vroege volwassene een manier om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Daarbij horen het nemen van verantwoordelijkheid en het geven en aanvaarden van feedback of kritiek. Volgens Erikson bouwt elke fase verder op de vorige. Mensen die in de vorige fase (adolescentie) hun identiteit en een gevoel van eigenwaarde hebben opgebouwd, slagen volgens wetenschappelijke studies beter in het opbouwen van betekenisvolle relaties en het innemen van een plek in de gemeenschap. Ze ontwikkelen in deze fase dan de vaardigheid om intimiteit in de vorm van duurzame, veilige relaties aan te gaan. Voor mensen met een gebrekkig gevoel van eigenwaarde is het aangaan van een toegewijde relatie een grotere uitdaging: ze lopen meer risico op isolatie en vervreemding

Middelbare volwassenheid

De middelbare volwassenheid is een fase die weer veel verschillen vertoont als je het begin, midden en einde van deze fase vergelijkt. Qua carrière sta je in het begin van deze fase nog maar aan de start, terwijl je op het einde al voor je pensioen staat. Wie kinderen wil zit misschien nog in de pampers op z’n dertigste, terwijl de zestiger mogelijk al kleinkinderen heeft.

Deze levensfase staat in onze samenleving in het teken van presteren. Je bouwt aan je carrière, aan je gezin en/of aan andere projecten en plannen. Het is een drukke levensfase: degenen die kiezen voor carrière en gezin hebben heel wat te combineren en coördineren. Maar ook zij die andere keuzes maken, zitten niet stil. Soms komen er extra stressfactoren bij kijken: een nieuwe studie, een relatiebreuk, ziekte, een nieuwe job, een verbouwing ... Veel volwassenen leiden een stressvol leven en nemen (te) weinig tijd voor ontspanning, even stilvallen, contact met vrienden ... Of het leven wordt te routineus. De spanning, het nieuwe, is eraf. Een burn-out of midlifecrisis loeren om de hoek. Voor sommigen is dit een aanleiding om het helemaal over een andere boeg te gooien. Voor velen is dit gelukkig ook een heel rijke en boeiende periode, een fase van groei en

28 HOOFDSTUK 1

ontdekking, van uitdagingen en groeiende zelfkennis.

In de tweede helft van deze fase staan er weer grote veranderingen te wachten: als er kinderen zijn, vliegen die het nest uit en het pensioen staat voor de deur.

Lichamelijke veranderingen

Vanaf midden in de dertig beginnen de verschillende functies en systemen langzaamaan achteruit te gaan. Denk bijvoorbeeld aan het immuunsysteem, de responstijd of herstellen van een lichamelijke inspanning. Dat is niet louter een gevolg van ouder worden, veel mensen zijn nu eenmaal fysiek minder actief op deze leeftijd. Het is dus weer een kwestie van nature én nurture. Een van de grotere veranderingen voor vrouwen vanaf een bepaalde leeftijd is de menopauze of overgang. In deze fase zijn er veel hormonale schommelingen en die veroorzaken bij sommige vrouwen wel wat ongemakken. Maar het is ook een overgangsfase naar iets nieuws, naar een nieuwe fase in het leven. Bij mannen veranderen er ook zaken op hormonaal gebied, maar die evolutie is geleidelijker.

Toch zijn er veel volwassenen van bijvoorbeeld vijftig of zestig jaar die nog heel fit zijn. Ja, misschien ga je vanaf een bepaalde leeftijd sneller achteruit. Maar een aangepast dieet, voldoende lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl kunnen preventief werken, achteruitgang een halt toeroepen of zelfs omkeren. Of iemand dit doet kan dan weer beïnvloed worden door wat die persoon geleerd heeft, welke socio-economische achtergrond hij heeft, aan welke informatie hij blootstaat ...

Het risico op (ernstigere) gezondheidsproblemen stijgt wel met de leeftijd.

Psychosociale ontwikkeling (Erikson)

positieve pool: generativiteit

negatieve pool: stagnatie

positieve uitkomst: zorgzaamheid

De uitdaging in deze levensfase is om het gevoel te hebben dat je blijvend iets bij te dragen hebt aan de samenleving. Dit noem je generativiteit. Je doet dit bijvoorbeeld door kinderen op te voeden, voor anderen te zorgen en te werken. Het gaat over iets bijdragen op langere termijn, zelfs voorbij ons eigen leven. Voor veel mensen in westerse maar ook in niet-westerse samenlevingen betekent dit een focus op loopbaan en/of gezin. Je voelt je trots op prestaties op het werk of ervaart je job als zinvol, je kijkt naar je kinderen die opgroeien en een eigen leven beginnen uitbouwen ... Maar het zou kortzichtig zijn om te zeggen dat een gevoel van generativiteit zich daartoe beperkt. Uiteindelijk gaat het om op een blijvende manier bijdragen aan de maatschappij. Op die leeftijd doet men dat door zorg te dragen voor de volgende generatie, door te werken, door voor anderen te zorgen. Mensen kunnen dit op verschillende manieren vormgeven. Toch wordt dit gevoel ook beïnvloed door wat de samenleving verwacht. Dat laatste kan dan weer verschillen naargelang de tijd en de cultuur waarin iemand leeft. Is er op dit terrein geen gevoel van slagen, dan dreigt stagnatie. Er is het gevoel niet vooruit te gaan, stil te blijven staan.

29 HOOFDSTUK 1

Leeractiviteiten

1 Zoek online naar Een wonderkind van 50 van Boudewijn De Groot. Beluister het lied, lees de tekst en beantwoord de vragen.

a Bespreek deze liedjestekst in het licht van de spanning tussen generativiteit en stagnatie.

De schrijver in het liedje lijkt aan het begin van zijn volwassen leven iets te hebben gemaakt dat werd geapprecieerd en dus een betekenis had voor de maatschappij (poëzie). Het is hem niet gelukt dit vast te houden en hij heeft niet het gevoel dat hij wezenlijk iets bijgedragen heeft, wat leidt tot depressieve gevoelens en stilstand.

b Herken je in de liedjestekst een (normatieve of niet-normatieve) invloed?

Hij heeft de oorlog meegemaakt en in een concentratiekamp gezeten (normatiefhistorisch), waardoor hij een knak heeft gekregen die hij niet meer echt te boven is gekomen. Dat heeft voor een deel zijn verdere ontwikkeling als volwassene beïnvloed.

2 ‘Adulting is …’ Bekijk de afbeelding.

a Wat wordt er bedoeld met ‘adulting’, denk je?

persoonlijk antwoord bv. Je gedragen als een volwassene, aan het volwassen leven beginnen met alles wat daarbij hoort: werken, gezin, zelfstandigheid … Afscheid nemen van een onbezorgd leven, opnemen van verantwoordelijkheden ...

b Breng de afbeelding in verband met ‘emerging adulthood’.

ME AFTER REALISING ADULTING IS HARD

The life of a frog: that's the life for me.

De afbeelding toont hoe een jonge persoon kan kijken naar het volwassen leven (dat het moeilijk is bijvoorbeeld) en naar de relatief nieuwe tendens om het opnemen van volwassen rolllen nog even uit te stellen.

c Hoe kijk je zelf naar de volwassenheid die voor de deur staat? Herken je jezelf in het fenomeen van ‘emerging adulthood’?

persoonlijk antwoord

30 HOOFDSTUK 1

Lees op iDiddit Is de midlifecrisis nu feit of fictie? en beantwoord onderstaande vragen.

a Bestaat de midlifecrisis?

Er is weinig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan en het bestaande onderzoek spreekt zichzelf vaak tegen. Er is misschien wel zoiets als een belangrijke scharnierfase: tussen voortplantingsfase en een rustigere fase. In die periode is het wel even zoeken voor veel mensen. Psychologen zijn het erover eens dat heel wat mensen tussen veertig en vijftig door een soort van crisis gaan. Maar het is niet iets waar je doorheen moet gaan voor een ‘gezonde’ ontwikkeling.

b Wat klaagt Ann Lemmens aan als auteur van het boek Midlife kick? Hoe kijkt zij naar mensen in de tweede helft van de midden volwassenheid?

De manier waarop de vijftigplusser wordt voorgesteld in onze samenleving: te oud en te passief. Zij zegt dat vijftigplussers ook nog volop in het leven staan, het is zelfs een beetje een nieuwe start. Zij spreekt liever van een kick dan van een crisis.

c Juist of fout? Geef het juiste antwoord indien nodig.

• De midlifecrisis begint wanneer je een bepaalde leeftijd bereikt.

Fout, ze wordt getriggerd doordat mensen in je omgeving een nieuwe levensfase bereiken.

• De crisis heeft geen biologische oorzaken.

Fout, bij mannen daalt het testosteronniveau zeer geleidelijk. Bij vrouwen zijn er rondom de menopauze veel meer hormonale schommelingen die invloed kunnen hebben op hoe ze zich voelen.

• Als ze een crisis doormaken, ziet die er meestal anders uit voor mannen dan voor vrouwen.

d Hoe komt deze crisis zoal tot uiting?

Vroeger gebeurde dat eerder door het kopen van een motor of dure auto, geld geven aan welness, verre reizen... Nu ligt de focus eerder op selfness: zoeken naar psychologische verdieping, gedragsverandering. Men gaat cursussen yoga en mindfulness volgen of doet beroep op een mental coach. Het doel is om bewuster te leven.

e Wat is jouw eindoordeel: bestaat de midlifecrisis, ja of nee? Beargumenteer.

persoonlijk antwoord bv. Wetenschappelijk is er weinig onderzoek gedaan en er is niet zoiets als een normatieve fase waar iedereen doorgaat. Toch zien psychologen dat heel wat mensen rond een bepaalde tijd door een soort crisis gaan, die aanleiding geeft tot onrust en zoeken naar zichzelf. Het is dus geen wetenschappelijk begrip, wel een soort verzamelterm.

3
31 HOOFDSTUK 1

1.6

De late volwassenheid (60/65 jaar - overlijden)

Wat het betekent om ouder te worden, is sterk veranderd met de opkomst van de industriële samenleving. Sinds dan is een groot deel van ons leven gericht op actief worden (schoollopen, verder studeren) en actief zijn (een job hebben, een carrière uitbouwen). Vanuit dat perspectief heeft ‘oud zijn’ vaak een negatieve bijklank: je bent niet meer zo productief, dus je hebt geen uitgesproken maatschappelijke rol meer. Dat is echter niet in alle culturen zo. En gelukkig begint ook het westen tegenwoordig anders te kijken naar de oudere medemens. Maar er is nog een lange weg te gaan.

Leertekst 6

Een van de belangrijkste veranderingen aan het begin van deze late volwassenheid is het einde van de loopbaan. Enerzijds kan dit een opluchting zijn: de job werd (fysiek) te zwaar of het werd moeilijk zich telkens weer aan te passen aan de opeenvolgende veranderingen op het werk. Sommigen zijn blij dat ze weer tijd hebben voor andere plannen: reizen, lezen, iets nieuws leren, meer tijd maken voor de partner, vrienden, familie ... Tegelijk betekent het wegvallen van de job voor velen ook dat een heel sociaal netwerk, een bron van zelfwaardering en de vertrouwde dagvulling wegvallen.

Maar ook het leven na de loopbaan kan nog behoorlijk druk zijn. Veel mensen combineren hun nieuwe activiteiten met de zorg voor hun ouders (die intussen vaak meer hulpbehoevend zijn) en kleinkinderen. Er is ook het confronterende besef tot de oudste generatie te behoren. In het tweede deel van deze fase zijn er weer nieuwe uitdagingen die van een heel andere aard zijn dan aan het begin van deze fase. Er zijn weinig tachtigjarigen die geen lichamelijke ongemakken ervaren. Het lichaam is niet meer steeds ‘beschikbaar’, wil niet meer altijd mee.

Onze samenleving heeft vaak nog een heel smalle blik op ouder worden. We zijn erg gericht op actief, productief en gezond zijn en we zijn erg technisch en biomedisch ingesteld. Vanuit dat perspectief stellen we ouder worden vooral gelijk aan verlies en achteruitgaan, waardoor we met ouderen omgaan in een context van ‘zorgen voor’

Toch heeft onderzoek uitgewezen dat gezond zijn en geen fysieke ongemakken hebben geen absolute voorwaarden zijn voor levenstevredenheid en ‘succesvol ouder worden’ (concept van Havighurst en lbrecht, 1953). Wat dat ‘succesvol ouder worden’ dan wel inhoudt, is niet zo gemakkelijk te bepalen. Onderzoek naar patronen van ouder worden toont aan dat oudere mensen met heel uiteenlopende gradaties van fysieke en sociale activiteit even gelukkig en tevreden kunnen zijn. Het is dus moeilijk hier een lijn in te trekken.

De rol die oudere mensen wordt toebedeeld kan er heel anders uitzien als je naar andere culturen gaat kijken. Hoe een samenleving omgaat met ouder worden, is immers cultureel bepaald. In sommige samenlevingen stijgt je status met de leeftijd. Oudere mensen worden gezien als

32 HOOFDSTUK 1

personen met veel ervaring en wijsheid en krijgen een maatschappelijke rol toebedeeld: ze hebben dagelijkse taken en worden geraadpleegd bij belangrijke beslissingen.

Lichamelijke veranderingen

Zoals je eerder hebt gezien is de veroudering van het lichaam al voor deze fase ingezet. Toch merk je er naarmate je ouder wordt steeds meer van. De veranderingen worden ook zichtbaarder, denk aan rimpels, een andere houding, de huid die dunner wordt, het haar dat grijs wordt. Maar er gebeurt ook vanalles wat niet onmiddellijk zichtbaar is: gewrichten worden stijver, gehoor en zicht gaan achteruit, je krijgt een andere smaakbeleving. De bewegingsmogelijkheden en kracht worden beperkter. Ook de hersenen verouderen, wat je vooral merkt aan het geheugen

Uiteraard zijn er ook hier grote interindividuele verschillen: een combinatie van erfelijke aanleg en omgevingsinvloeden zorgt ervoor dat de ene tachtigjarige nog maar zestig lijkt en omgekeerd.

Psychosociale ontwikkeling (Erikson)

positieve pool: integriteit

negatieve pool: wanhoop

positieve uitkomst: wijsheid

De grote vraag in deze fase is volgens Erikson: leefde ik een zinvol leven? Er is langzamerhand meer om op terug te kijken dan om naar vooruit te kijken en naarmate een persoon ouder wordt, maakt die een balans op. Alles wat je gedaan hebt, alle identiteitskenmerken worden gebundeld. Valt de balans mee, dan ervaart de persoon ego-integriteit. Je kunt met tevredenheid en mildheid terugblikken. De invulling van wat zinvol is kan variëren van persoon tot persoon. Toch wordt die ook beïnvloed door de tijd en samenleving waarin je leeft en welke verwachtingen die aan je stellen. Valt die balans eerder negatief uit, dan kun je geconfronteerd worden met gevoelens van rusteloosheid, wanhoop en spijt. Het is dan mogelijk moeilijker om een naderend einde te accepteren. Het lijkt een heel lange periode om als één geheel te zien. Vandaag hebben mensen het tot op latere leeftijd vaak nog heel druk: ze helpen met de kleinkinderen, sporten, gaan op reis of doen vrijwilligerswerk. Ze consumeren cultuur, ontmoeten vrienden of vatten nog een studie aan. Je kunt je afvragen vanaf wanneer mensen meer beginnen terugkijken dan vooruitkijken. De individuele verschillen zijn waarschijnlijk groot. Maar vergeleken met pakweg vijftig jaar geleden blijven waarschijnlijk meer mensen langer actief.

GOOD TO KNOW

De wetenschappelijke studie van ‘de ouderdom’

De geriatrie is een specialisme van de geneeskunde en richt zich op de diagnostiek en behandeling van oudere mensen en de ziektebeelden die veroorzaakt worden door veroudering of daar sterk door beïnvloed worden. Bij oudere mensen zijn er vaker meerdere aandoeningen tegelijk aanwezig. Bovendien is het ziektebeeld het resultaat van een combinatie van lichamelijke, psychische, functionele en sociale problemen. De geriatrie probeert de mens dus in zijn geheel en interdisciplinair te benaderen.

De gerontologie is de tak van de wetenschap die het ouder worden bestudeert, op alle mogelijke vlakken: biologisch, maatschappelijk, sociologisch, psychologisch ... Deze tak wil meer inzicht genereren in de leefwereld van ouderen. Het uitgangspunt is een positief beeld op veroudering, met nadruk op de ontwikkelingskansen van ouderen en de gunstige effecten van deze doelgroep op de samenleving.

De psychogerontologie focust op de gedrags- en belevingsveranderingen in de tweede levenshelft en is een onderdeel van de ontwikkelingspsychologie in levensloopperspectief.

33 HOOFDSTUK 1

Leeractiviteiten

1 Lees de onderstaande krantenkoppen en beantwoord de vragen.

Ouderen

Pleidooi voor grijze kracht De tijd van je leven (begint na je pensioen)

a Tegen welke opvatting over ouderen gaan deze krantenkoppen in?

persoonlijk antwoord bv. Dat ze niet of minder actief zouden zijn, dat ze geen boeiend leven zouden hebben, dat ze geen functie meer zouden hebben in de maatschappij ...

b Geef voorbeelden uit je eigen ervaring/omgeving die deze opvatting tegenspreken.

persoonlijk antwoord bv. over grootouders, mensen uit de buurt, ooms en tantes, beroemde personen zoals politici, rocksterren.

2 Bekijk op iDiddit het videofragment uit Taboe van Philippe Geubels over senioren en beantwoord de vragen.

a Wat verbindt de ouderen met elkaar, wat zijn typische zaken voor hun leeftijdsgroep of generatie?

Uitspraken als: ‘Vroeger was alles beter.’, ‘Dat zal ’t zijn.’, ‘Wat is mijn schuld?’

Ze hebben een oorlog meegemaakt.

bepaalde voedingsmiddelen zoals aardappelen

b Wat zijn dingen die jullie als generatie met elkaar verbinden?

persoonlijk antwoord bv. jongerentaaluitspraken (in te vullen door de leerlingen), granola, K-pop, de pandemie, smartphones ...

c Grapjes gaan vaak over clichés. Welke clichés raakt Philippe Geubels aan over oudere mensen? Je mag er zelf ook enkele verzinnen.

Dat ze altijd denken dat vroeger alles beter was.

Dat ze moderne dingen helemaal niet kennen en dus niet met hun tijd meegaan.

34 HOOFDSTUK 1
Seniorenraad Heist-op-den-berg wil helpen in vaccinatiecentrum
hebben de tijd om een ambt op te nemen in de politiek

d Geubels maakt ook grapjes over hoe we naar oudere mensen kijken in relatie tot de rest van de maatschappij. Leg uit.

e Hoe kijk je zelf naar oudere mensen? Heb je veel contact met hen, wie zijn zij, wat zijn jouw ervaringen, herken je zaken die Geubels aanhaalt of net niet?

We zien oudere mensen te vaak als enkel een bron van kosten (pensioenen, ziektekosten). We geven hun vaak ook de schuld van de problemen die we vandaag hebben zoals klimaatopwarming, plastieksoep … persoonlijk antwoord

3 Lees onderstaande tekst over de zaken waarmee oudere mensen worstelen en beantwoord de vragen.

Tele-Onthaal stelt vast dat er vorig jaar opvallend meer oproepen van levensmoeë zestigplussers binnenkwamen. Uit de analyse van de oproepen blijkt dat de meesten alleen wonen. Wat hen het zwaarst valt, is meestal niet het aftakelingsproces dat met de ouderdom komt of fysieke ongemakken. Het zijn relationele problemen die hen bezwaren: conflicten met de partner, conflicten met broers en zussen of een volledig verbroken contact met de eigen, volwassen kinderen.

Acht op de tien bellers vertellen verhalen over het gemis en de eenzaamheid die ze daarbij voelen. In een op de vijf gesprekken gaat het ook over het verlies van de levenspartner of opeenvolgende andere overlijdens van geliefden en bekenden. ‘Begrijpelijk’, zegt Van de Ven: 'Ouder worden betekent ook dat je afscheid moet nemen van het leven. Voor je het weet, is er van de klas van vroeger bijna niemand meer over. Hoe ouder je wordt, hoe meer je met je eigen eindigheid wordt geconfronteerd. Alles hangt dan af van de vraag of je ook uiting kunt geven aan je rouw en verdriet.'

‘Beladen verlies’, zegt Tele-Onthaal, ‘bijvoorbeeld bij de dood van een volwassen kind of die van een verborgen minnaar/minnares, wordt als extra belastend ervaren. Juist omdat het te weinig erkenning krijgt of omdat er niet over gesproken kan worden.’

Bron: De Standaard Online

a Wat denken wij vaak dat het moeilijkste is voor oudere mensen?

persoonlijk antwoord bv. fysieke klachten, dingen niet meer kunnen ...

b Waarmee worstelen de meeste mensen daarentegen volgens Tele-Onthaal?

relationele problemen: conflicten met partner, broers/zussen, (volwassen) kinderen

verlies: van partner, broers/zussen, vrienden, kinderen

eenzaamheid: door verlies van mensen of conflict

c Wat is ‘beladen verlies? Waarom wordt dat als extra moeilijk ervaren?

Een beladen verlies is ongewoner: het verlies van een volwassen kind of het verlies van een minnaar. Het wordt als extra moeilijk ervaren omdat het te weinig erkenning krijgt, of er niet over gesproken kan worden.

35 HOOFDSTUK 1

Exit

Test jezelf

1 Kahootquiz

Verdeel de klas in zes groepjes, een groepje per leertekst. Maak per groepje een kahootquiz met minstens vijf vragen voor je klasgenoten waarin de kennis van de leertekst en de oefeningen wordt getest.

2 Toetsvragen

Stel per twee voor elke leertekst een toetsvraag op die voldoet aan een van de volgende criteria:

• een verbandvraag

• een toepassingsvraag

• een vraag over een grote brok kennis

• een vergelijkingsvraag

• een vraag naar een verklaring

3 Synthese en kritisch nadenken

Schrijf een tekst van minstens een pagina, waarin je een van de volgende vragen of stellingen kritisch en genuanceerd behandelt. Maak daarbij gebruik van de leerstof uit dit hoofdstuk.

• Wat is volwassenheid?

• Wat betekent het om ouder te worden?

• Ontwikkeling is een complex concept.

• Ouder worden is geen pretje.

• Jong zijn ziet er voor ons anders uit dan voor onze ouders.

36 HOOFDSTUK 1

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.