Ruiken aan Chagall
Bob Entrop
Radna Fabias
Remy van Heugten
Philippe Herreweghe
Alex Koo
Anouk Kruithof
92 miljoen selfies
Paul van Ostaijen &
Matthijs de Ridder
Thomas Trum
CULTUURAGENDA
ZOUT magazine _ 17 e jaargang _ 4/2023 4
Hetgrootstecultuurblad vanNederlandenVlaanderen
Elke week gratis in uw mailbox. Meld u aan op zoutmagazine.eu/opzaterdag met weekendagenda!
7 EDITORIAL Wat is dat voor onzin?
We prijzen ons gelukkig met een app die elke andere app uitschakelt
8 Zie mij, neem mij waar!
Er worden 92 miljoen selfies per jaar genomen. Merlijn Schoonenboom wil weten waarom
10 Een kleine man met een grote motor
Paul van Ostaijen. De dichter die de wereld veranderde
15 PERRON POËZIE
Radna Fabias
‘Ik vind je in het onderstel van de pier bij de zee’
16 ‘Ik zie meer dan toen ik twintig was’
Dirigent Philippe Herreweghe trekt met de Johannes-Passion door Europa
19 OOGAPPEL Aha, zó ziet die man er dus uit
Kevin Toma buigt zich over het ‘profil perdu’ in de film
20 BITS
Schoonheid en symboliek
Mat van der Heijden koestert beelden uit verre, uitheemse landen
20 STUDIO
Een film voor elke dag van het jaar
De Bredase cineast Bob Entrop zit meer dan vijftig jaar in het vak – en is nog lang niet klaar
23 AN OLAERTS
Mensenvlees van gisteren
'Het deed flink deugd om in een zaal vol onnozelaars niet de enige te zijn’
24 Alex Koo weet hoe het voelt, als buitenbeentje
De Vlaams-Japanse pianist zoekt de grenzen op tussen klassiek en jazz
26 FEUILLETON Dagelijkse draaibewegingen
Anouk Kruithof en Thomas Trum in Den Bosch |Vrouwen in het Bonnefanten |Rembrandt in Antwerpen
28 Venijnig, maar nergens loodzwaar of belerend
Dwarsverbanden in het Van Abbe maakt indruk met losse manier van presenteren
31 PLEASED TO MEET YOU Het openingsnummer
'How To Replace It is een van de sterkste nummers die dEUS ooit schreef’, zegt Leon Verdonschot
32 BLENDR & FILTR
Apen
‘We leren niks. We onthouden niks. Altijd, altijd, altijd menen we exclusieve tijden te beleven’
32 DE VOORKEUR VAN Cineast Remy van Heugten
‘Ik ben stiekem heel jaloers op theatermakers die snel kunnen reageren op de actualiteit’
33 ZOUT boeken top-10
36
Het maandelijkse serviceen agendakatern met:
Theaterspecial
Emma van den Elshout, Noah Janssen, Finne Van den Bergh, Jan Martens, Hannes Minnaar, Joost Segers, Seppe Somers, Veerle Spronk
45 VERTELKUNST
Het grootste meertalige vertelfestival van Europa vindt plaats in Alden Biesen
46 CULTUURAGENDA
46 COLUMN
Willemstad: Timo de Rijk verhuist níet naar Curaçao
51 COLUMN
Tennis & TEFAF: Stijn Huijts ontmoet een wereldster
54 ONDERTUSSEN IN… Culturele highlights in de rest van Europa
5 AKEN LUIK MAASTRICHT HEERLEN GENK ARNHEM NIJMEGEN VENLO HASSELT TONGEREN
ANTWERPEN BREDA TILBURG DEN
EINDHOVEN
HELMOND INHOUD
MECHELEN
BOSCH
TURNHOUT
Cover: Bezoeker van het Van Abbemuseum met een geurkaart foto Boudewijn Bollmann Zie p. 28
Word abonnee van ZOUT magazine en ontvang Morgenzee en avondland als welkomstcadeau. U krijgt dan maandelijks ZOUT magazine toegestuurd à 73 euro per jaar. Wacht niet, op is op!
zoutmagazine.eu/abonnees
Wanneer Amir hoort dat zijn vader Nessim een week eerder in Alexandrië is begraven, probeert hij die informatie weg te stoppen, en de stad en zijn vader te vergeten. Hij wil in Nederland wortelen en carrière maken, en zijn leven niet laten beïnvloeden door de dood van een man die zijn gezin ooit in de steek liet. Tevergeefs. De stad kruipt via een droom zijn hoofd in. Ooit wilde ook vader Nessim de stad vergeten, toen hij naar Europa vertrok, waar hij hoopte dat de liefde tussen hem en een Joods meisje wel een kans zou krijgen.
Tussen morgenzee en avondland is een mythologische vertelling en familiegeschiedenis ineen. El-Dardiry laat in zijn sprankelend en poëtisch verhaal zien hoe uit een mengelmoes van culturen nieuwe verhalen ontstaan.
LEES EN STEUN ZOUT magazineSMAAKMAKER IN KUNST EN CULTUUR
7 Ramy El-Dardiry, Tussen morgenzee en avondland. Amsterdam, Querido, 2023.
Ja! Ik wil een abonnement op ZOUT magazine en ontvang Tussen morgenzee en avondland van Ramy El-Dardiry als welkomstcadeau.
Wat is dat voor onzin?
‘Concentratie is zo’n kostbaar goed geworden. Hoe moeilijk moet het zijn voor mensen die nu opgroeien om een heel boek uit te lezen?’
De woorden komen van schrijfster
Niña Weijers, in een interview in de Standaard der Letteren. Ook zij worstelt met de aandachteconomie. Om te kunnen lezen en schrijven schakelt ze op haar smartphone een app in die al haar apps uitzet. ‘Het klinkt heel dom en absurd, maar je kunt niet anders wanneer je aandacht langs alle kanten wordt gekaapt’.
We leven, kortom, in een tijd waarin we ons gelukkig prijzen met een app die alle andere apps uitzet.
In haar voor de Boon Literatuurprijs 2023 genomineerde essaybundel Zelf doen schrijft
Weijers: ‘Het echte geluk dat literatuur oplevert, is dat van concentratie.’ In het interview in DSL heeft ze het over haar schrijfstem, die veel nadenkender in het leven staat dan zijzelf: ‘Die is heel traag. Die moet eerst ergens betekenis in vinden voor ze er iets over kan zeggen of schrijven.’
Het is een traagheid die we nog amper kennen. Ze zijn met weinigen, die eerst op zoek gaan naar betekenis, om er pas dan iets van te vinden.
In scherpe bewoordingen liet kunsthistorica René Steenbergen zich laatst in de NRC uit over het natiebrede gehijg over de tentoonstelling Vermeer in het Rijksmuseum. ‘Het is de hoogste tijd om te stoppen met de amechtige carrousel van tijdelijke, kortlopende exposities.’ In plaats van kunst te presenteren als fastfood – in drieëneenhalve maand jaagt het Rijks 430.000 bezoekers door de zalen – zouden musea de mensen moet verleiden tot concentratie, tot ‘langzame aandacht’ – zoals Steenbergen de kunstenaar Ad Reinhardt citeert.
We prijzen ons gelukkig met een app die alle andere apps uitzet
In het Van Abbemuseum, toch al een witte raaf onder de musea, moeten ze al jaren niks hebben van blockbusters, noch van uit de hele wereld ingevlogen topstukken van oude en jonge meesters. De in 2006 aangetreden directeur Charles Esche laat zijn collectietentoonstellingen doodleuk twee jaar of langer staan; ze zijn bedoeld als trekkers van de langzame aandacht.
Nu is er Dwarsverbanden te zien. Haast u langzaam, u kunt er tot juli 2025 terecht. In het stuk van Edo Dijksterhuis, zie pagina 28, leest u over deze tentoonstellingen die alle zintuigen probeert te raken. Concentratie is geboden, je moet er nieuwsgierig zijn naar betekenis, en naar kennis.
Met die kennis is het niet best gesteld, merkt dirigent Philippe Herreweghe, dezer dagen met zijn Collegium Vocale op tournee met de Johannes-Passion van Bach. Het publiek blijft wel komen, in deze Passieweken, maar heeft steeds minder benul van wat er op het podium gebeurt. ‘De mensen hebben geen idee van de tekst en kennen de cultuur niet’, zegt hij in het interview (zie pagina 16) met Emile Hollman.
Schort het aan een goede cultuureducatie? Nou en of, al gelooft Herreweghe niet in bezoekjes van kleuters bij een concert met muziek van Schönberg, zoals hij meemaakte. ‘Op het einde van het jaar hebben die concerten zo 80.000 kleutertjes bereikt. Wat is dat voor onzin? De enige goede manier om op te leiden is zoals ik het destijds heb mogen meemaken: op school of in de opvoeding.’
WIDO SMEETS
co-hoofdredacteur
w.smeets@zoutmagazine.eu
EDITORIAL
ZOUT MAGAZINE 4/2023
‘Zie mij, neem mij waar!’
MERLIJN
Tijdens de Oscar-uitreiking van 2014 loopt presentatrice Ellen DeGeneres plotseling de zaal in naar de stoel van Meryl Streep. DeGeneres wil een selfie met Streep nemen om het record van de ‘meest ge-re-tweete foto ooit’ te breken. Uiteindelijk komt er een handvol van de bekendste filmsterren van dat moment bij elkaar, onder wie Brad Pitt, Julia Roberts en Kevin Spacey. Bradley Cooper, die helemaal voor in de groep staat en ‘de langste armen heeft’, neemt de foto.
De Oscar-selfie van 2014 wordt inderdaad de meest gedeelde foto op Twitter tot dan
ZOUT MAGAZINE 4/2023 8
Per jaar worden ongeveer 92 miljoen selfies genomen. Waar komt deze obsessie vandaan en wat zijn de gevolgen ervan?
SCHOONENBOOM zoekt in zijn nieuwe boek naar een antwoord. ‘We zijn toneelspelers van ons eigen gezicht geworden.’
Het legendarische Oscar-selfie uit 2014 door Bradley Cooper.
toe, maar dat is niet de enige reden waarom deze selfie zo iconisch geworden is. Een van de meest opvallende kenmerken was de perfectie van de lach die de sterren in één keer op hun gezicht hadden weten te toveren, met perfect bijpassende kapsels en twinkelende oogjes. Selfies van gewone mensen lukten in die dagen meestal niet zo snel; ogen zaten dicht, neuzen waren te groot - pas na veel pogingen kon je in de buurt komen van dat wat de sterren zonder schijnbare moeite lukte.
Achteraf blijkt de Oscar-selfie van 2014 een omslagpunt in de manier hoe wij met ons gezicht omgaan. Het fenomeen selfie was weliswaar al tien jaar bekend, maar echt normaal was het toch nog niet. Bijna tien jaar later is dat nauwelijks nog voor te stellen; volgens berekeningen worden er nu ongeveer 92 miljoen selfies per jaar genomen. Nooit eerder in de geschiedenis heeft de mens zoveel afbeeldingen van het eigen gezicht gemaakt als nu, nooit eerder heeft hij een zelfportret zo veelvuldig de wereld in kunnen sturen, en vooral: nooit eerder zijn zoveel mensen in staat geweest het beeld van zichzelf zo nauwgezet te controleren.
We staan er nauwelijks meer bij stil, maar het succes van de selfie laat zien hoe sterk de focus in de hedendaagse cultuur op het gezicht is komen te liggen. Afbeeldingen van gezichten omringden ons de afgelopen decennia via traditionele media al veel, maar de opkomst van de smartphone en de nieuwe media heeft ervoor gezorgd dat gezichten in de beeldcultuur alomtegenwoordig zijn geworden. De selfie staat bij deze focus op het gezicht niet alleen. Via Facebook, Instagram of LinkedIn bepalen we onze voorkeuren eerst via een foto van het gezicht; op dating-apps als Tinder of Bumble is het gezicht de eerste ingang voor de liefde, en niet biografische informatie of gedrag.
Natuurlijk, je zou een aantal praktische oorzaken voor deze focus op het gezicht kunnen aanwijzen. Zo heeft de opkomst van smartphones met frontcamera sinds 2010 de aandacht aanwijsbaar vernauwd: op het scherm van de smartphone is voor het hele lichaam nauwelijks plek, maar het gezicht past er precies op. Jij bent je gezicht, de ander wordt zijn of haar gezicht. Maar
de techniek staat toch nooit helemaal op zichzelf, aan elke succesvolle uitvinding ligt ook een dieper maatschappelijk verlangen ten grondslag. Dus waar komt onze hedendaagse obsessie met het gezicht nu precies vandaan?
over de omgang met het gezicht in de cultuurgeschiedenis. Het culturele belang van het gezicht blijkt steeds toe te nemen op momenten dat vertrouwde sociale verbanden uit elkaar vallen, zo blijkt uit het boek Face Value van de psycholoog Alexander Todorov. Dit principe vindt zijn eerste moderne hoogtepunt in de late achttiende eeuw, het moment van de overgang naar een burgerlijke industriële samenleving in Europa. Het is de periode die in de geschiedwetenschap ook wel als ‘de opkomst van het moderne zelf’ wordt omschreven - en het gezicht wordt het uithangbord van dit zelf. Met het gezicht wordt de eigen individualiteit in een nieuwe onoverzichtelijke realiteit benadrukt.
De selfie werd in de cultuurkritiek van de vroege jaren 2010 vaak nogal negatief als een uiting van een oprukkend narcisme omschreven, het resultaat van een steeds egocentrischer wordende samenleving. Maar in de loop der jaren zijn er toch ook andere verklaringen bijgekomen. Het narcisme als verklaring voor de hedendaagse selfie-cultuur is zo gek nog niet, schrijft bijvoorbeeld de Duitse psycholoog Martin Altmeyer, maar alleen als het begrip ‘narcisme’ niet te veel op het ‘ik’ wordt betrokken. Het succes van de selfie heeft direct te maken met het gebruik ervan op de sociale media; dit duidt volgens hem niet op verliefdheid op jezelf, het duidt op het verlangen waargenomen te worden door ánderen. ‘Selfies schreeuwen uit: kijk naar mij, zie mij, neem mij waar dat ik besta!’.
De selfie is in die zin een boodschap met het eigen gezicht aan de rest van de wereld. Deze meer ‘positieve’ verklaring wijst echter toch ook op een flink sociaal probleem in onze tijd. De sociale verhoudingen zijn ondoorgrondelijk en anoniem geworden, de traditionele gemeenschapsverbanden zijn in het Westen in snel tempo uit elkaar gevallen, schrijft mediawetenschapper Sofia
P. Caldeira in een essay over Instagram. Het gezicht moet in de digitale beeldcultuur als het ware voor een persoonlijke band zorgen, die er in de onoverzichtelijke wereld van de 21ste eeuw niet meer vanzelfsprekend is.
Deze verklaring van de selfie sluit opvallend goed aan bij een bredere theorie
Onze hedendaagse focus op het gezicht komt voort uit hetzelfde verlangen naar ‘zichtbaarheid’ in tijden van sociale desoriëntatie. In de digitale beeldcultuur moet het snel gaan, het gezicht moet tussen de massa aan andere online gezichten in één keer duidelijk zijn. Voor het vergroten van de eigen zichtbaarheid is de afgelopen tien jaar zelfs een compleet nieuwe ‘gezichtencultuur’ ontstaan. Er zijn nieuwe expressies opgekomen, er zijn nieuwe schoonheidsidealen ontstaan. Dankzij digitale filters kan het gefotografeerde gezicht worden aangepast voor we het de wereld insturen, terwijl er in speciale ‘selfiestudio’s’ de juiste omlijsting bij kan worden uitgekozen.
De sterren gaven in 2014 een voorproefje van dat wat nu normaal is geworden. Bijna tien jaar later zijn we allemaal toneelspelers van ons eigen gezicht geworden. Deze nieuwe professionalisering van het eigen gezicht heeft alleen wel een wrang ironisch gevolg. Door die steeds grotere hang naar herkenbaarheid beginnen al die gefotografeerde gezichten steeds meer op elkaar te lijken. Het gezicht wordt massaal gebruikt om jezelf als individu aan de wereld te tonen, maar daarvoor wordt juist het individuele aspect ervan wel erg makkelijk opgegeven. Z
9 ZOUT MAGAZINE 4/2023
Merlijn Schoonenboom, Het gezicht. Een cultuurgeschiedenis van sluier tot selfie. Amsterdam, Atlas Contact.
Door de hang naar herkenbaarheid beginnen al die gefotografeerde gezichten steeds meer op elkaar te lijken
ZOUT MAGAZINE 4/2023 10
‘Als kleine jongen ging zot Polleke, zoals zijn bijnaam luidde, deftig gekleed.’ foto Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis
Een kleine man met een grote motor
Zijn korte leven lang zocht Paul van Ostaijen het experiment. Samen met zijn biograaf Matthijs de Ridder
speurt PAUL VAN DER STEEN naar de geest van de revolutionaire dichter. ‘Zijn tengere postuur
Had, gezien zijn voorliefde voor het experiment, de biografie van Paul van Ostaijen geen afwijkende vorm moeten krijgen? Zijn drang om steeds weer iets nieuws te gaan doen hield hem gaande, ook toen het eigenlijk niet meer kon en hij door tbc ten dode was opgeschreven.
Biograaf Matthijs de Ridder heeft het wel geprobeerd, maar koos uiteindelijk voor een redelijk traditionele aanpak. ‘Al het andere voelde geforceerd: te veel fantasie naast de feiten, te gekunsteld.’
Paul van Ostaijen. De dichter die de wereld wilde veranderen heeft voor een relatief kort leven dik achthonderd pagina’s nodig; door de vlotte pen en de vele foto’s voelt het boek niet eens overdadig. Over Paul van Ostaijen (1896-1928), ‘een man met een grote motor’, valt per slot van rekening veel te vertellen.
Matthijs De Ridder (Apeldoorn, 1979) bezorgde werk van Louis Paul Boon en Willem Elsschot en schreef over jazz en film. Zijn boeken Rebelse ritmes en De eeuw van Charlie Chaplin zijn te
lezen als cultuurgeschiedenissen van de 20ste eeuw. Hij ontvangt op de Lange Leemstraat 53 in Antwerpen, het geboortehuis van de dichter, wiens ouders er een loodgietersbedrijf en een winkel hadden. Sociale stijgers waren ze.
De Ridder woonde zelf een jaar of drie in de in de loop der jaren geregeld verbouwde woning waar Van Ostaijen zestien jaar, bijna de helft van zijn leven, doorbracht. ‘Ik heb er een groot deel van het boek geschreven’ zegt hij.
‘Dat hielp om Van Ostaijens omgeving te doorgronden.’ Inmiddels wordt er opnieuw verbouwd. Vrienden van De Ridder beginnen er een galerie met kunst uit Van Ostaijens tijd.
Van het geboortehuis wandelen we naar een bakkerij voor een kop koffie. De Ridder belandde zelf in Antwerpen tijdens zijn studie Nederlands. Hij begon aan de Groningse universiteit, waar hij in de ban raakte van de Vlaamse literatuur. ‘Die is doorgaans urgenter dan de Nederlandse. Vanwege die fascinatie kreeg ik de raad om naar België te gaan.’
Het werd de universiteit van Antwerpen, de stad waar De Ridder nog steeds woont.
‘Via Hugo Claus en Louis Paul Boon kwam ik wat betreft onderzoek in de twintigste eeuw terecht toen een jonge avantgarde veel van het vanzelfsprekende ter discussie stelde: het gezag van de kerk, de dominantie van het Frans, het gebrek aan democratie. Het moest anders. Van iedereen droeg Van Ostaijen die boodschap het meest compromisloos en briljant uit.’
Van Ostaijen haalde het stedelijk leven in de Vlaamse literatuur - waar tot dan vooral het pastorale platteland het decor was. ‘Hij nam zijn lezers mee naar de nieuwe wereld van film, dans en variété, zoals in de fameuze dichtbundel MusicHall. Niet omdat dat wat daar nu gebeurde zo interessant was, maar om de mensen die er samenkwamen en de moderne geest die ze daar vonden.’ Van Ostaijen nam volop deel aan het nachtleven, ging er opzichtig gekleed als dandy.
Als kleine jongen ging ‘zot Polleke’, zoals zijn bijnaam luidde, juist heel deftig gekleed. Als jongste van het gezin groeide hij op in een periode waarin de Van Ostaijens al enig fortuin hadden gemaakt; zijn vader zat in onroerend
11 ZOUT MAGAZINE 4/2023
leende zich niet voor straatgevechten.’
goed. ‘Zijn jongste zoon was de eerste die zich geen zorgen hoefde te maken over brood op de plank. Hij kon gaan nadenken over andere zaken. Zijn familie zag hem al als arts of advocaat, maar Pol vond een toevluchtsoord in de literatuur. Letterkundige wilde hij worden.’
Op school was hij geen succes. Na drie middelbare scholen haakte hij definitief af. ‘Daarna deed hij nog wel regulier werk, maar altijd in dienst van zijn schrijverschap. In een boek- of kunsthandel of op het Antwerpse stadhuis, dat de naam had artistiekelingen, tussen ambtelijke klussen door, enige ruimte te geven voor hun creativiteit.’
De Ridder plaatst zijn hoofdpersoon in zijn tijd en zijn omgeving. ‘Omdat hij vooral bekend is door zijn wat abstractere poëzie bestaat de neiging Van Ostaijen los te zingen van de wereld waarin hij werkte en leefde. Die had wel degelijk grote invloed op zijn werk: het flamingantisme met zijn strijd tegen de Franstalige dominantie, de Eerste Wereldoorlog en de revoluties daarna.
Van Ostaijen sympathiseerde met een
rode omwenteling, maar bleef altijd meer een theoreticus dan een eerstelijns revolutionair, ook toen hij in november 1918 in Berlijn midden in het gewoel belandde. Hij wist dat zijn kwaliteiten op een ander gebied lagen. Zijn tengere postuur leende zich ook niet voor straatgevechten.’
Van Ostaijen geniet vooral bekendheid als dichter, maar manifesteerde zich breder. Soms ging het om tijdelijke uitstapjes zoals het schrijven aan een filmscript en enkele schilderwerken. Op andere terreinen was hij volhardender. Vrijwel zijn hele schrijvende leven probeerde Van Ostaijen in essays en manifesten de essentie te vatten van kunst en literatuur. ‘Dat denken stond nooit stil. Het kon gebeuren dat zijn vrienden iets maakten dat voldeed aan kort daarvoor door Van Ostaijen opgestelde regels, maar dat hij kritiek had omdat hij alweer verder was. Hij was er niet de man naar om dat dan in een onderling gesprek te uiten. Nee, dat ging in alle openheid, via stukken in bladen.’
Zijn geringe bereidheid tot compromissen zorgde voor tijdelijke
breuken en kostte veel vriendschappen. ‘Van Ostaijens ietwat monomane aard werd niet altijd begrepen. Hij kon sociaal nogal veeleisend zijn.’
Een deel van Van Ostaijens proza staat volgens De Ridder onterecht in de schaduw van zijn poëzie. ‘Het zijn spannende en humoristische grotesken, die zich afspelen in de stad. Dat ze minder aandacht kregen heeft te maken met hun grotere link met de grootstedelijke actualiteit van dat moment. Zo becommentarieerde Van Ostaijen de opkomende reclamecultuur en extreem consumentisme. De abstractere gedichten zijn minder tijdgebonden. En korte verhalen hebben het in de literatuur natuurlijk altijd al moeilijk. Zijn poëzie werd vrij snel na zijn dood heruitgegeven en gebundeld. Het proza raakte wat in de vergetelheid.’
Na twintig jaar bezig te zijn geweest met Van Ostaijen is De Ridder nog niet klaar met hem. Nu de biografie er ligt, wil hij gaan zorgen dat Van Ostaijen ook internationale erkenning krijgt. Om te beginnen in Duitsland; na de Eerste Wereldoorlog woonde hij enkele jaren in Berlijn, van waaruit hij consequent in het Nederlands bleef publiceren.
‘In het buitenland doet zijn naam zelden een lampje branden. Bezette stad geniet enige internationale bekendheid, vooral vanwege de opvallende typografie. De beperktheid van het taalgebied stond en staat bekendheid in weg. Veel van het vernieuwende in The waste land van T.S. Eliot uit 1922 stond een jaar eerder in Bezette stad - en dan beter. Maar Eliot schreef in het Engels, hè. Van Ostaijen wordt, onterecht, gezien als iemand die verschillende invloeden uit die tijd slim wist te combineren. Terwijl hij met zijn expressionistische poëzie en die over de pagina dansende letters iets volstrekt origineels maakte, en ook internationaal vooropliep.’ Z
13 ZOUT MAGAZINE 4/2023
Matthijs de Ridder, Paul van Ostaijen. De dichter die de wereld wilde veranderen. Uitgeverij Querido Facto/Pelckmans, 2023. Verkrijgbaar vanaf 18 april.
Biograaf Matthijs de Ridder: ‘Van Ostaijens ietwat monomane aard werd niet altijd begrepen. Hij kon sociaal nogal veeleisend zijn.’ foto Marleen Daniëls
IK ZOEK JE IN DE STAD
ik zoek eerst je lijf in de stad dat vind ik natuurlijk niet, maar ik heb alle tijd dus ik schroef geduldig lichaamsdelen van passanten en bouw daarmee koest je lichaam op het gaat me best goed af ik moet het alleen nog inkleuren
ik zoek je kleur in de oude klinkers van een dode, volle straat ik zoek je in de geslepen rails waar de trein overheen glijdt ik zoek je in kraai houtskool asfalt en alle dingen zwart tussen 7 en 8 uur ’s avonds vind ik je op de huid van de elektriciteitsdraden boven de hele stad ik ga op mijn tenen staan, maar ik kan er niet bij
je bent in het haar van de huilende vrouw in de kerk, de baarden van vrome mannen, de schoenzool van het meisje in het gras, de kozijnen van het oude gebouw waar een bruid voor een fotograaf poseert
ik vind je in een boomschors boomstam rotsen en het zand op drie verschillende plekken in mijn geboorteland maar ik mag van de douane je kleur niet meenemen
ik vind je in het onderstel van de pier bij de zee natuurlijk vind ik je aan zee je zit eerst in de vleugel van een hongerige meeuw dan vind ik je boven de zee in de nacht die valt om op jou te lijken
15 ZOUT MAGAZINE 4/2023
PERRON POËZIE
RADNA FABIAS
Uit: Liefde (samengesteld door Tjitske Jansen) Amsterdam, De Bezige Bij, 2022
‘Ik zie meer dan
ZOUT MAGAZINE 4/2023 16
Philippe Herreweghe: ‘De enige goede manier om op te leiden is zoals ik het destijds heb mogen meemaken: op school of in de opvoeding’. foto Marleen Daniëls
toen ik twintig was’
Het is Paastijd, Philippe Herreweghe toert door Europa met de Johannes-Passion. Herreweghe, 75 intussen, geldt
eminent Bach-vertolker en barokspecialist bij uitstek. Aan EMILE
HOLLMAN legt hij uit waarom hij in de hele geschiedenis de barokmuziek het minst interessant vindt. ‘Bach is de uitzondering. Hij is, allez, geniaal.’
Alleen al met Collegium Vocale, dat hij in 1970 oprichtte, gaf Philip Herreweghe vorig jaar bijna honderd concerten. En nog steeds vindt hij het fantastisch om Bach te spelendiens Passies in het bijzonder.
Al zijn er verschillen met vroeger. Het publiek, zegt hij, is minder en minder muzikaal opgeleid. In het Concertgebouw voelt hij, wanneer hij de Matthäus-Passion dirigeert, een publiek in de rug ‘waarvan tachtig procent Bach heeft gespeeld of gezongen, en dat voor meer dan de helft gelovig is.’ Dat is lang niet overal het geval. Parijs noemt hij in dat opzicht een vloek. ‘De mensen hebben geen idee van de tekst en kennen de cultuur niet. Ik heb er het gevoel dat je er een speech afsteekt voor mensen die uw taal niet spreken.’
Net als zijn vader werd Philippe Herreweghe (Gent, 1947) opgeleid door Jezuïeten. ‘Het voordeel was meteen het nadeel: het was elitair, er waren enkel jongens van gegoede families en een paar jongens waren uitzonderlijk slim - zoals mijn vader. De Jezuïeten waren hooggeleerd, al waren er ook totale gekken bij, en pedofielen, maar vaak waren het zeer interessante mensen. De focus lag op literatuur, en er was een schoolkoor met een zekere kwaliteit, we zongen Palestrina, dat
was fantastisch. Al die honderden jongetjes die in dat koor hebben meegezongen, kenden de muziek diep van binnen.’
75 is hij intussen. Hoe dat voelt? Herreweghe antwoordt met een anekdote. ‘Toen ik nog een jongetje was, brachten we mijn oom die in Congo werkte naar het vliegveld. We reden met de auto over de landingsbaan tot aan de trap hé. Nu is het op die luchthavens een ware nachtmerrie met al die drukte en controles.’
Hij voelt zich gezond, al begint het vele reizen te wegen. Hij slaapt net zo vaak in een hotelbed als thuis in Elsene, een gemeente in Brussel, waar hij vandaag in zijn prachtige herenhuis ontvangt. ‘Toen ik 25 was vond ik het geweldig om naar Milaan of Madrid te gaan, nu zie ik vooral taxi’s, luchthavens en concertzalen. Maar goed, we moeten dat zo doen omdat, nou ja, als we de beste musici willen hebben in de bezetting, moeten we die ook kunnen betalen. En voor iedereen is het natuurlijk interessanter om acht concerten te doen dan één. Ach, dit is maar één aspect van de zaak.’
De leeftijd brengt nog iets met zich mee. Hij wil alleen nog maar hoge kwaliteit tot zich nemen. Of het nu om muziek gaat of om literatuur. ‘Als kind las ik de streekromans van Ernest Claes. Veel barokmuziek is van het niveau Ernest
17 ZOUT MAGAZINE 4/2023
als
A
Claes. In de hele muziekgeschiedenis vind ik barokmuziek grosso modo het minst interessant.’
Zegt de barokspecialist bij uitstek. ‘Natuurlijk zijn er een paar genieën, zoals Bach en Monteverdi. Maar zie wat erna komt: Beethoven, Schubert, Bruckner. Mahler is ongelooflijk veel rijker dan die barokperiode. En ik ben zogezegd barokspecialist. Waarom? Omdat ik zeer veel Bach gedaan heb. Bach is een uitzondering. De kwaliteit van wat hij geschreven heeft –we kennen maar een derde van zijn oeuvre, de rest is verloren gegaan - is op zijn minst altijd zeer goed geschreven en maximaal, allez, geniaal natuurlijk.’
Hij kijkt altijd uit naar het uitvoeren Bachs MatthäusPassion, of de kleinere JohannesPassion. ‘De Passies zijn zó goed dat je steeds nieuwe dingen blijft ontdekken. Daarom speel ik nooit Händel. Ik weet ook wel dat dat zeer goede muziek is, maar ze is ook eendimensionaal. Zoals het in opera’s gaat om emoties betreffende de liefde. De muziek waar ik van hou interesseert dat veel minder.’
Hoe populair de passies ook mogen zijn, tegenwoordig ziet Herreweghe vooral veel grijs in de zaal. ‘We zien te weinig in dat onze klassieke muziek over onderwerpen gaat die de jeugd niet aanspreken. Mahler, Bruckner, het gaat allemaal over triestigheden, de dood die nadert, enzovoort. Onze politici proberen daar onder de noemer ‘jeunisme’ iets aan te doen. De jeugd moet komen. Bijvoorbeeld. Ik repeteer in Antwerpen zelfs voor mij zeer moeilijke pianoconcerten van Schönberg. Vervolgens komen kleutertjes vijftien minuten luisteren. Op het einde van het jaar hebben die concerten zo 80.000 kleutertjes bereikt. Wat is dat voor onzin? De enige goede manier om op te leiden is zoals ik het destijds heb mogen meemaken: op school of in de opvoeding.’
Hoe verklaart u dan de aanhoudende populariteit van de Bach-Passies?
‘Dat geldt vooral voor de gegoede burgerij. Ik woon hier op twee kilometer van Schaarbeek, een gemeente met veel
Marokkaanse hangjongeren. Ik ben geen racist hoor maar ik denk niet dat de Passies daar erg populair zijn. De muziek van Bach is zo ongelooflijk rijk en geraffineerd dat het publiek het aanvoelt. Zelfs bij kinderen werkt dat - wat de grootste kwaliteit is van zeer grote kunsten. Daarbij is de lijdensweg van Christus een universeel menselijk verhaal over een man die door onrecht sterft. De mensen horen een zeer boeiend verhaal met zeer triestige mensen en iemand die gekruisigd wordt. Bovendien zijn die concerten in een kerk, dus komen ze daar tenminste ook nog eens met anderen samen.’
Hoe belangrijk zijn de teksten eigenlijk voor u?
‘Het gáát om die teksten. In tegenstelling tot de romantische componisten, die het vooral over zichzelf hebben, componeerde Bach alleen maar om de teksten zó goed te verklanken dat die sterker overkomen bij het publiek.’
Hoe dicht kunt u bij Bach komen?
‘Hoe dicht kom ik bij al die andere genieën, zoals Beethoven en Schubert? Ze zijn geniaal omdat hun diepgang zo groot is. Je hebt een heel leven nodig om persoon en werk te doorgronden. Echt geraken doe je er nooit, hun intelligentie is tienvoudig groter dan de mijne of de uwe.’
Waarom is Bach zo goed?
‘Het gaat uiteindelijk om klankstructuren, toonhoogte, toonkleur, contrapunten, de rijkdom en de complexiteit van die structuren. En je moet gevoelig zijn voor schoonheid. Ik denk dat zelfs componisten zelf niet alles bevatten wat ze schrijven.
En natuurlijk, ik zie meer dan toen ik twintig was. Bij Bach is het onuitputtelijk. Ik heb ook geneeskunde gestudeerd. Een geneesheer die door de microscoop kijkt, ziet in dat gefriemel duizend keer meer dan iemand die er niks van kent. En dat is ook zo met muziek. Meer en meer zie je wat het betekent. Of zie je er meer in. Het is een van de weinige positieve aspecten van ouder worden.’
Is er bij u ook ruimte voor emotie?
‘Het gaat alleen maar om ontroering, die
maakt muziek de moeite waard. Vergelijk het met alpinisten die zich heel lang voorbereiden om die ene top te beklimmen. Het uiteindelijke moment is dat ze daar staan. Voor ons is die top de emotie die normaal gezien bij een concert boven moet komen. Dat lukt niet altijd, maar meestal toch een beetje. En soms enorm. Daarvoor doe je het allemaal. Samen met de musici en eventueel met het publiek.’ Z
collegiumvocale.com
ZOUT MAGAZINE 4/2023 18
Aha, zó ziet die man er dus uit
Is Tár een spookverhaal? Die vraag kwam ik tegen op het internet toen ik weer eens naar artikelen speurde over de misschien wel beste film van het jaar. Cate Blanchett valt in Tár helemaal samen met het even charismatische als tirannieke hoofdpersonage, meesterdirigent Lydia Tár, die alles en iedereen naar haar wensen en verlangens schikt. Hoezo zou dit een spookverhaal zijn?
Dat heeft te maken met een van de belangrijkste bijfiguren in de film, iemand die voortdurend aanwezig is zonder dat je haar daadwerkelijk echt te zien krijgt: Krista Taylor, de veelbelovende jonge dirigente die door Társ persoonlijke haatcampagne met de grond gelijk wordt gemaakt, en die met haar zelfdoding Társ ondergang inluidt. Tweemaal zie je deze Krista (een rol van NIna Hoss) in het eerste deel van de film, een verschijning zo vluchtig en abstract dat je haar makkelijk weer kunt vergeten. Steeds staat ze op de voorgrond van het beeld, met de rug naar de camera, als iemand die naar Tár kijkt zonder dat je weet waaróm ze kijkt, wat ze denkt, wat ze wil. Daar kun je, nu je niets anders dan haar rug en achterhoofd te zien krijgt, alleen maar naar gissen.
Krista’s enigmatische optreden in Tár is wat in de schilderkunst een ‘profil perdu’ wordt genoemd. Denk aan de op een grasheuvel liggende vrouw in Andrew Wyeths Christina's World (1948), of aan Caspar David Friedrichs Monnik aan zee (1808-1809) en zijn Wandelaar boven de nevelen (1817). Ik hou nog meer van de vrouwen in de intieme interieurs van Vilhelm Hammershøi: steeds weer figuren die je letterlijk de rug toekeren, die je laten tasten naar hun gedachten en gemoed zonder dat ze ooit aan je projecties zullen toegeven. Waarmee ze slechts de alledaagse waarheid belichamen dat ieder mens een ondoorgrondelijk raadsel is. Dat is waarom ik zelf een groot zwak heb voor geschilderde personages die hun gezicht niet laten zien.
In de literatuur zijn dergelijke ‘profils perdus’ een stuk ongebruikelijker, misschien omdat het altijd al gaat om wat zich
achter de woorden verschuilt en de auteur niet kan voorkomen dat de lezer zich bij die woorden een gezicht voorstelt, zelfs wanneer ze slechts een rug of achterhoofd beschrijven.
In films kom je verloren profielen veel vaker tegen, voornamelijk wanneer een personage met een zweem van aantrekkelijkheid en mystiek moet worden geïntroduceerd. Een film kan je naar iemands identiteit en uiterlijk laten gissen door hem of haar eerst vanaf de rug te tonen, in silhouet of met gefragmenteerde, vage close-ups. Om je vervolgens gauw te geven waar je het meest naar verlangt.
Luchino Visconti doet dat in de openingsscène van Ossessione (1943), met een reeks ontwijkende en omzichtige shots die als een erotiserend spelletje met de toeschouwer werken. Terwijl de mannelijke held van een stilstaande vrachtwagen glipt en oversteekt naar een morsig restaurant zie je zijn in onderhemd gestoken lijf, maar niet zijn gezicht. Dat krijg je pas te zien nadat het vrouwelijke hoofdpersonage hem heeft gezien, in een gulzig op hem afsnellende camerabeweging die eindelijk onze nieuwsgierigheid en ons puur door suggestie opgewekte verlangen bevredigt. Aha, zo ziet die man er dus uit.
Dat is het enige waar de meeste filmische ‘profils perdus’ om lijken te draaien: het uiterlijk van een personage, niet diens gevoelswereld. Dat zit wel anders met Krista Taylor uit Tár : haar verloren profiel is, zou je haast kunnen zeggen, het enigma waar de hele film op stut.
Maar hoezo is het dan een spookverhaal? Het artikel over Tár dat met die vraag opent, wijst erop dat Krista ook later in de film opduikt, al kan je die fantoomachtige vrouw, roerloos op de achtergrond staand in Társ woonkamer, makkelijk over het hoofd zien. Ik zag Tár tweemaal, en beide keren merkte ik niets van die geestverschijningen. Dat is het wonder van een film als deze: dat iemand je recht in de ogen kan kijken, en nog steeds verloren gaat.
KEVIN TOMA
OOGAPPEL
19 ZOUT MAGAZINE 4/2023
Nina Hoss en Cate Blanchett in Tàr. foto Focus Features LLC
Schoonheid en symboliek
Het
Missiemuseum in Steyl bracht de eerste ‘echte’ beelden bij me van verre, uitheemse landen. Ik herinner me vooral de duizenden vlinders in allerhande kleuren en formaten, uiterst secuur met speldjes geprikt in eindeloos uitgestalde glazen vitrines.
Meer dan vijftig jaar zit filmmaker Bob Entrop in het vak, en hij is nog lang niet klaar. Zijn studio in het centrum van Breda is de plek waar hij plannen smeedt en samen met zijn editor zijn films in elkaar zet. ‘Ik weet wat ik heb gefilmd, dus ik weet ook wat moet sneuvelen.’
Een film voor elke dag van
het jaar
Bits
Houten sculpturen of maskers kan ik me niet meer heugen. Die gingen pas leven nadat ik werk zag van Europese kunstenaars als Picasso, de Cobraschilders en, nog later, Reinier Lucassen. Bij Albert Verkade thuis zag ik, naast het zeer kwetsbare materiaal waaruit ze zijn gemaakt, ook de schoonheid en symboliek van deze bezwerende gebruiksvoorwerpen uit Afrika en Azië.
Als Albert een drankje haalt, kijk ik vanaf zijn bovenkamer door het raam naar de einder van Schiedam. Ik weet dat ginds de zee tegen de duinen slaat. Achter me wordt ritueel gedanst.
In de cultuursector is momenteel veel aandacht voor vergeten verhalen en geschiedenissen, veelal van minderheden, die het nooit haalden tot de officiële geschiedenisboeken. Door de schijnwerper te zetten op vrouwelijke kunstenaars, niet-westerse literatuur of
het slavernijverleden wordt geprobeerd gaten in ons collectief geheugen te dichten.
Het sociaal geëngageerde oeuvre van Bob Entrop (Den Haag, 1946), dat maar liefst 365 films beslaat, laat zien dat hij de afgelopen halve eeuw al heel wat van die
gaten onder de aandacht heeft willen brengen: de positie van fabrieksarbeiders, de barrières voor werkende vrouwen, stotterende kinderen, slachtoffers van incest, omgaan met ouderdom, de Poolse bevrijders in de Tweede Wereldoorlog en zo verder. Entrop maakte maar liefst zeventien films over de Sinti en Roma. Bob: ‘De film Een stukje blauw in de lucht was de eerste keer dat een aantal Sinti voor een camera over hun eigen oorlogsverleden spraken. Een gruwelijke geschiedenis die tot dan toe nauwelijks erkend werd. Toen de film uitgezonden werd op 4 mei, heeft dat wel iets veranderd. Je hoorde niet meer spreken over zigeuners, maar over Sinti. Ze mogen nu ook een krans leggen bij de herdenking op de Dam. Ik zal niet zeggen dat het alleen door mijn films komt, maar het heeft wel de blik veranderd.’
Is dat waar je op hoopt als filmmaker?
‘In het begin hoopte ik dat door mijn films de revolutie zou uitbreken, maar dat geloof ik niet meer. Ik hoop vooral dat het mensen aan het denken zet.’
Toen Entrop een halve eeuw geleden begon met het maken van films, waren er misschien dertig filmmakers
MAT VAN DER HEIJDEN
ZOUT MAGAZINE 4/2023 20
Mat van der Heijden, Africa is boven (2023). Potlood op papier, 32,5 x 25 cm.
'Wat Lars van Trier deed, hadden wij dertig jaar eerder al gedaan'
in Nederland. Het was een ambachtelijk vak dat je moest leren beheersen. Tegenwoordig zijn er misschien dertig mensen in Nederland die géén camera hebben; iedereen maakt filmpjes, altijd en overal. ‘Ik heb nu ook zo’n telefooncamera, de kaboutercamera noem ik het. Dat was wel een openbaring hoor. Maar als je als filmmaker met alleen zo’n telefoon binnenkomt, neemt niemand je serieus.’ Entrop leerde het vak op academie Sint Joost in Breda, daar was nog een filmopleiding. ‘In mijn jaargang was er nog één andere filmstudent. We hadden vijf camera’s, twee montagesets; de docenten stuurden we meestal naar huis, dan konden we zelf aan de slag. Ik heb verschrikkelijk veel films gemaakt in die periode, lekker dingen kunnen uitproberen. Maar dat ging dus over kunst maken, het was immers een
kunstopleiding. Inhoud was niet belangrijk. In het laatste jaar van de opleiding hebben we met een aantal mensen de Kritiese Filmers opgericht, pas toen is de inhoud naar voren gekomen.'
Wat bedoel je met inhoud?
‘Politieke inhoud in ons geval, films over stakingen en dergelijke. De eerste films waren vooral pratende hoofden. Als een arbeider goed vertelde hoe slecht ze het hadden in de fabriek, dan hoefden we dat niet te laten zien. Op gegeven moment is dat gaan verschuiven, we realiseerden ons dat vorm wel belangrijk is, vanaf toen zijn de films mooier geworden. Het kijkt prettiger naar mooie plaatjes, waardoor de inhoud beter overkomt.’
Terwijl je tegenwoordig ziet dat video’s op social media bewust ‘lelijk’ worden gefilmd, om het spontaner te laten lijken…
‘Nou ja, toen Lars van Trier in de jaren negentig met zijn camera
heen en weer begon te zwaaien en alles bewust onscherp maakte, kwam me dat bekend voor; dat hadden we dertig jaar eerder al gedaan. Ik probeerde nu juist de camera een keer stil te houden.’ Was dat onscherpe beeld uit de jaren zestig vooral politiek gemotiveerd, om niet te professioneel en dus kapitalistisch over te komen?
‘We hadden bij de Kritiese Filmers geen hiërarchie, iedereen was gelijk en moest ook alles kunnen. De grafisch ontwerper moest ook camerawerk kunnen doen als hij daar zin in had, het maakte niet uit dat het beeld dan onscherp was. Ales draaide om persoonlijke ontwikkeling. Iedereen bemoeide zich voortdurend met alles, het ging immers om het proces. Avondenlang hebben we vergaderd in een dik gordijn van sigarettenrook, het leidde uiteindelijk nergens toe. Dit apparaat bijvoorbeeld, mijn eerste stereobandrecorder, was heel goed voor die tijd. “Ben jij wel kritisch, met je stereobandrecorder?”, kreeg ik dan te horen. Kritisch zijn betekende volgens mij niet dat mensen zaten te wachten op films met onscherp beeld en slecht geluid.’
Is er, behalve de techniek, in die vijftig jaar veel veranderd in het
vak?
‘Dat heb ik me nooit afgevraagd. Ik weet in ieder geval beter hoe ik een project gerealiseerd moet krijgen. Fondsen vragen soms of ik eerst een pilot wil maken van een idee. Dat doe ik niet meer. Ik weet wat ik kan, ik weet wat ik niet kan. Zet ’t zakje geld maar op de stoep. Het komt wel goed.’ En je denkt nooit: 365 films is genoeg, ik ga wat heel anders doen?
‘Toen ik bijna 65 was, vroeg iemand: “Hoelang moet je nog?” Hoezo moeten? Ik ga door tot mijn dood, of tot niemand me meer wil hebben. Ik ga toch niet stoppen? Ik denk in films! Wel heb ik me voorgenomen het wat kalmer aan te doen. Eén grote documentaire en wat kleine producties per jaar en dus meer ‘vrije tijd’. Laatst heb ik, voor het eerst in mijn carrière, nee gezegd tegen een opdracht.’
Je hebt vijftig jaar nodig gehad om te leren zeggen, “dat doe ik niet?”
‘Inderdaad… Ik vind alles interessant. Ik zie voortdurend dingen waar een film in zit.’
JOEP VOSSEBELD
Dit is de 26ste aflevering in een reeks over kunstenaars in hun werkomgeving.
21 ZOUT MAGAZINE 4/2023
‘Zet ’t zakje geld maar op de stoep, komt wel goed.’
Mensenvles van gisteren
Mensenvlees, drie lettergrepen op de melodie van Yesterday van The Beatles, moet je eens proberen. In een van de strofes zit een actrice met sa raan, of een met gehakt opgevulde sportvisser. Ik weet het niet meer. De nieuwe tekst is van Hugo Matthysen, de Drs. P. van het zuiden, zonder piano, met een gitaar.
‘Mensenvlees! Oh, ik hou zoveel van mensenvlees!’ Ik zou het zo graag nog een keer horen, voor de recepten, voor de lol en voor de ongepaste rijmelarij. Maar de liedjes van Hugo Matthysen staan niet op Spotify. Ik heb Mensenvlees één keer gehoord in de schouwburg, en daarna is het verdwenen. Zijn programma Huroram! is op tournee, de karavaan trekt spoorloos verder. Want merchandise is er niet. Na de voorstelling geen tafel met pet, totebag of cd.
Het blijft voor altijd zoeken naar Dankuwel!, de plaat van Hugo Matthysen uit 1990. Ik was 15, ik had de cassette en kende alle liedjes uit het hoofd. Uiteraard is het bandje zoek. Blijft over: de galm van mijn geheugen, aangevuld met Mensenvlees en de laatste coupletten van Aardappelpuree.
‘Jippie ja hoo, jippie ja hee, een echte cowboy houdt van aardappelpuree’ - het deed flink deugd om in een zaal vol onnozelaars niet de enige te zijn. Na de voorstelling werden we opnieuw aan ons lot overgelaten. De wereld gaat aan realiteitszucht ten onder. Alles, alles, alles wordt gewogen op zijn waarheid. Iemand moet altijd, altijd, gelijk krijgen. De logica loslaten kan zo’n verademing zijn, zeker als Matthysen ze alsnog opnieuw laat rijmen.
Waar komt het eigenlijk vandaan, die oude smaak van nonsens in het Nederlands? Ik herinner me De Nijl nog, een liedje van De Nieuwe Snaar, uit 1986: ‘Einde mei drijft in de Nijl heel wat krokodillenkwijl. Dan zijn die beesten geil, zo blijft de Nijl op peil.’
In de bibliotheek vond ik op de platenhoes een naam: Hugo Matthysen. Hij had het lied geschreven. Zo heb ik hem leren kennen. Vrij van algoritmes had ik geen meisjesmuzieksmaak. Ik vond Arbeid Adelt! leuk en Drs. P. Het leverde weinig tongzoenen op. Geen, met name.
Het leed is lang geleden, zo lang dat ik er in de schouwburg van zat te genieten. Moet je eens op letten: nostalgie houdt zich veilig schuil in het comfort van het heden. Maar Mensenvlees, op de melodie van Yesterday, was nieuw. Hugo Matthysen liet iedereen grinniken en meezingen. Zo absurd is dat hele absurdisme natuurlijk niet. Zeker niet voor zijn publiek, wiens mensenvlees hoe langer hoe meer van gisteren is.
AN OLAERTS
Het deed flink deugd om in een zaal vol onnozelaars niet de enige te zijn
23 ZOUT MAGAZINE 4/2023
Superlatieven te over wanneer het over de VlaamsJapanse pianist Alex Koo gaat. In Etudes voor piano zoekt hij de grenzen op tussen klassiek en jazz. ‘Sinds ik meer communiceer met mijn publiek’, zegt hij tegen EMILE HOLLMAN, ‘luisteren mensen anders.’
ZOUT MAGAZINE 4/2023 24
Alex Koo: ‘Als iemand mij blind hoort spelen en mij herkent aan mijn stijl, al speel ik een jazz standard, is het doel bereikt.’ foto Johan Jacobs
Alex Koo weet hoe het voelt, als buitenbeentje
Als kind van een jaar of zes begon Alex Koo Derudder al een beetje te componeren in de muziekles, dingetjes uitproberen op de piano. ‘Ook als ik voor de klassieke muziek had gekozen, was ik gaan componeren.’
In zijn eerste week op het Conservatorium in Den Haag had Koo, hij was achttien, al een band samengesteld en vier stukken gecomponeerd die ze samen konden spelen. ‘In de jazz is het bijna een must om zelf te componeren.’ Daarna trok hij naar Amsterdam, Kopenhagen en New York, om zich uiteindelijk in Brussel te vestigen met zijn vrouw, de Spaanse zangeres Lorena Del Mar Hernández.
Japans was de eerste taal die Alex Koo Derudder (Waregem, 1990) sprak, vertelt hij op deze zondagochtend in Victor Bozar Café in Brussel. ‘Met mijn moeder spreek ik Japans, met mijn vader Nederlands, daar kan ik me beter in uitdrukken. Ik voel me eerder Belg dan Japanner, al weet ik hoe het is om het buitenbeentje te zijn in de klas. We aten vaak Japans, bij ons thuis hingen andere schilderijen aan de muur dan bij mijn vriendjes. We hadden een Japanse badkamer met een groot diep bad dat mijn moeder speciaal had laten bouwen.’
Hij groeide op met westerse klassieke muziek. ‘Japanners hebben een sterke culturele identiteit, maar in de muziek is dat toch minder. Wat wel hoort bij de Japanse identiteit is hard werken als ze ergens iets van talent ontdekken; proberen de beste te zijn, die druk is er altijd.’
Aanvankelijk leek hij bestemd om een voorbeeldige concertpianist te worden, ‘maar dan was ik geëindigd in een zenuwinzinking. Op de een of andere manier zou ik toch creërend aan de slag zijn gegaan. Ik denk niet dat ik het zou volhouden om uitsluitend andermans werk te interpreteren.’
Koo won snel prijzen (onder andere op het Prinses Christina Concours), vergaarde lovende kritieken (Applebluesseagreen werd in 2019 in de VS door Downbeat Jazz Magazine tot een van de beste albums van het jaar uitgeroepen), speelde samen met jazz-grootheden als Mark Turner, Ralph Alessi en Craig Taborn. Een ‘virtuoos’ zou hij zijn en een ‘avonturier’, te groot ook voor België; Koo zelf blijft de bescheidenheid zelve.
Wat maakt het verschil? ‘In de klassieke muziek bereid je je voor op een repertoire dat je heel goed oefent en eventueel verder probeert te ontwikkelen. Als jazzmuzikant werk je aan je improvisatievocabulaire. Ik ben voor negentig procent van de tijd bezig met het ontwikkelen van mijn persoonlijk idioom. Waar dan misschien composities uit voortkomen.’
Het is moeilijk uit te leggen, verontschuldigt hij zich. ‘Je probeert niet om de stukken beter te spelen, maar om jezelf groter en groter te maken. Je bent constant ideeën, ritmes en harmonieën aan het verkennen en aan het toepassen in je eigen composities. Je probeert ze zo onder de knie te krijgen dat ze onderdeel worden van je taal.’
Die noten letterlijk in de vingers krijgen, daar gaat het om. Zodat hij ze kan spelen zonder na te denken. ‘Daar zit voor mij ook het verschil tussen een jazzmuzikant die ik echt aanbid en een jazzmuzikant van wie ik denk: leuk. Leuk is een leuke compositie en een leuk bandje. Dat is niet genoeg. Ik moet horen dat de noten niet bedacht zijn maar fysiek geïnternaliseerd. Als je dát hoort is voor mij het niveau van goddelijkheid bereikt; dat is wat ik ook zelf probeer te bereiken. Als iemand mij blind hoort spelen en mijn spel herkent aan mijn stijl, al speel ik een jazz standard, is het doel bereikt.
Jozef Dumoulin of Bo van der Werf hebben dat niveau. Keith Jarrett hoeft maar drie noten te spelen en je weet het.’
Momenteel is Alex Koo op tournee met Etudes voor piano, waarin hij de grens opzoekt tussen klassiek en jazz; hij zal delen van bestaande composities afwisselen met improvisatie. ‘Mooi om daar een balans in te zoeken. Soms speel ik de eerste twintig seconden van een bepaalde etude, dan twaalf minuten heel abstract, en dan weer twintig seconden volgens de compositie. Hele concerten alleen maar improviseren kan leuk zijn, maar dan ben je zo met het hier en nu bezig dat je jezelf moet forceren om iets interessants te doen in het moment. Je loopt het gevaar dat je al improviserend toch bepaalde gewoonten herhaalt.’
Veel van Koo’s composities zijn op ideeën en waarnemingen gebaseerd. ‘Een van mijn stukken gaat over de jacht van de potvis. Een fenomenaal beest dat in het donker, op grote diepte, jaagt op reusachtige inktvissen. Eerst gebruikt hij sonar om ze te kunnen zien, daarna verlamt hij er zijn prooi mee. Helder, donker, de bron, de weerkaatsing; dat probeer ik allemaal in een compositie te steken. En dat verhaal vertel ik voordat ik ga spelen aan mijn publiek, dat is belangrijk. Kunst moet meer zijn dan entertainment. Kunst moet zorgen voor discussie en communicatie, maar wel met een duidelijke boodschap. Daar zijn jazzmuzikanten soms niet zo goed in. Die gaan ervan uit dat het publiek moeiteloos die hele boog van begin naar einde mee kunnen maken, en dat het publiek de emotionele bagage heeft om de eindervaring op dezelfde manier te voelen als wij. Sinds ik meer communiceer met mijn publiek, luisteren mensen anders.’Z
25 ZOUT MAGAZINE 4/2023
Alex Koo, Études voor piano. Op 7.03 in Gent, op 10.03 in Brussel, op 14.03 in Antwerpen en op 17.03 in Brugge. alexkoo.com
FEUILLETON
Dagelijkse draaibewegingen
Bij de foto’s van Vivian Ammerlaan Blikvanger op Daily Spins, de expositie met werk van Thomas Trum in Den Bosch, is Two Fanshaped Lines in Yellow and Pink, een waaier van kleur die Trum op een muur in Het Noordbrabants Museum heeft geschilderd. Het is een groot werk van tien bij vijf meter met elkaar overlappende lagen verf dat als een gloeiende halve zon de museumzaal beheerst.
Thomas Trum (Rosmalen, 1989) werkt met apparaten die hij zelf bouwt met onderdelen van landbouwmachines of belijningsmachines. Daarmee spuit hij zijn abstracte schilderijen op papier, canvas of op de muur. In zijn atelier experimenteert hij met verf en vormen.
In zijn monochrome schilderijen draait het om kleur, ritme en schaal. En hoewel Trum met machines werkt en zijn schilderijen een precieze en uitgebalanceerde indruk maken, is de menselijke maat duidelijk aanwezig. Je ziet waar hij de verf aanzet, er zijn kleine onvolkomenheden en de verf mag gerust naar beneden druipen. De expositie in zijn woonplaats
Den Bosch vergde een lange voorbereiding. In zijn atelier bouwde hij een bijna net zo grote muur als in het museum en werkte hij met reusachtige viltstiften en een verfsproeimachine. Zo kon hij op
grote schaal meerdere banen verf aanbrengen.
In Den Bosch kreeg Trum de beschikking over twee zalen. In een van de zalen maakte hij een grote vloerschildering waarop hij films projecteert die laten zien hoe hij werkt en waar hij zijn inspiratie haalt. De bewegingen van turnsters die in de weer zijn met gekleurde linten bijvoorbeeld. Een rij van sneeuwschuivers schuin achter elkaar. Loopings van een vliegtuig.
Behalve muurschilderingen laat Trum ook recent werk op canvas zien, waarin de mechanische wijze van het aanbrengen van de verf het ritme bepaalt. Hij probeert vormen uit, zoals twee over elkaar aangebrachte trapezium-achtige vormen in Two Fanshaped Lines in Blue.
Trums werk heeft raakvlakken met toegepaste kunst. Maar er zijn ook lijntjes te trekken naar colour field painters als Barnett Newman. Toch staat zijn werk dankzij het innovatieve gebruik van techniek en het gera neerde lijnenspel volledig op zichzelf. Met Daily Spins, zijn eerste grote museale expositie, laat Thomas Trum zien dat hij grote museale ruimtes naar zijn hand kan zetten. (GvdH)
Thomas Trum, Daily Spins. T/m 21.05 in Het Noordbrabants Museum in Den Bosch hetnoordbrabanstsmuseum.nl
Verademing
Bij de foto’s van Vivian Ammerla
In A Room of One’s Own balanceren vrouwelijke kunstenaars tussen activisme, reflectie en experimenteerlust. Hoewel je in de zaalteksten wordt overspoeld door feministische golven en je voortdurend je hoofd stoot tegen spreekwoordelijke glazen plafonds, barrières van ongelijke behandeling en achterstelling van vrouwen, is de tentoonstelling in het Bonnefanten in Maastricht ook een verademing. Ook in de musea dienen de thema’s inclusiviteit, gender en diversiteit zich steeds nadrukkelijker aan. De noodzaak om vanuit diverse perspectieven nieuwe, meervoudige verhaallijnen te ontwikkelen wordt breed gevoeld. In de inleidende tekst bij A Room of One’s Own wijst curator Paula van den Bosch wijst erop hoe het werk van vrouwelijke kunstenaars soms eeuwenlang werd gebagatelliseerd, genegeerd of zelfs ontkend.
De titel A Room of One’s Own is ontleend aan een feministische tekst van de Britse schrijfster Virginia Woolf uit 1929; ze voerde een kamer voor jezelf aan als een van de noodzakelijkheden voor het scheppen van een kunstwerk.
In tien zalen geeft het Bonnefanten kunstwerken van vrouwelijke kunstenaars uit de eigen collectie ruim baan. Er is werk te zien van onder meer Monika Baer, Marlene Dumas, Mary Heilmann, Nan Hoover en Joëlle Tuerlinckx. En er
zijn indrukwekkende gastbijdragen van Lydia Schouten, Carol Rhodes en Marijke Stultiens.
Sympathiek qua opzet en maatschappelijk relevant, dat is de tentoonstelling op het eerste gezicht. Maar is er buiten gender sprake van een overkoepelend thema, een gemene deler? De getoonde werken onttrekken zich aan eigenschappen, stijlen of kwaliteiten die hun feminien maken. Wat de kunstenaars delen is hun vrouw-zijn, en hun positie in een door mannen gedomineerd systeem. Op geheel eigen wijze binden ze de strijd aan tegen de genderongelijkheid en institutionele obstakels.
Er valt veel te zien, te ervaren en te overdenken tijdens A Room of One’s Own. De werken laten je wankelen door de vastgeklonken ideeën over kunstenaarschap en de male gaze, de mannelijke blik. De presentatie biedt een alternatief parcours. Er klappert een informatiebord dat normaal gesproken ratelend de aankomst- en vertrektijden van treinen vermeldt, maar nu als een gedachtentrein vragen stelt over het particuliere en het sociale: ‘Do we need a permit to dream, to breathe, to think?’ Soms zit de mannelijke conditionering je in de weg. Zoals bij het zien van Nancy Haynes’ titelloze werk waarbij, vanwege de meditatieve kleuren, je gedachten afdwalen naar Mark Rothko. Terwijl de essentie van A Room of One’s Own juist is dat we de vrouwelijke inhaalslag bejubelen omdat er iets
Met bijdragen van Dieter van den Bergh, Ludo Diels en Gerrit van den Hoven
Lydia Schouten, Shattered Ghost Stories (1993).
Thomas Trum, Two Fanshaped Lines in Yellow and Pink. foto JanKees Steenman
FEUILLETON
aan het licht komt dat te lang onbekend en ongezien is gebleven. (LD)
A Room of One’s Own. Van 11.02 t/m 7.01 in het Bonnefanten in Maastricht. bonnefanten.nl
Erwin Olaf avant la lettre
Bij de foto’s van Vivian Ammerla Als tegenwicht van de perfecte gefilterde Insta-selfie is het in (jonge) vriendenclubjes in zwang om elkaar zo lelijk mogelijke zelfportretten te sturen. Zoveel mogelijk onderkinnen, zo’n groot mogelijke neus, scheel kijken, dat soort dingen.
Ook de jonge Rembrandt was, anders dan veel collega’s, niet van de mooimakerij en perfecte selfies, maar van de rauwe, natuurgetrouwe werkelijkheid. Ook bij zijn zelfportretten verhulde hij de imperfectie niet. Integendeel. Hij liet gerust wat extra licht schijnen op zijn dikke neus, zijn niet al te frisse gebit en niet helemaal gelukte vlassige baardje. Hij trok graag gekke bekken. En bij een bad hair day mocht iedereen dat zien (Zelfportret met warrig haar). Ook portretteerde hij een naakte vrouw met flinke dijen en buik waarbij – opvallend voor die tijd – haar gezicht helemaal is te zien.
Rembrandt saai? Dacht het niet, dus. De geboren Leidenaar (16061669) was behoorlijk geestig en rock-’n-roll, zo tonen 83 etsen in Museum De Reede in Antwerpen. Behalve (zelf)portretten zijn er etsen met landschappen en religieuze en mythologische thema’s te zien. Deels oorspronkelijk werk uit zijn tijd, deels latere versies, afkomstig uit de collectie van de Nederlandse verzamelaar Jaap Mulders.
De expositie zet de etser Rembrandt neer als ‘fotograaf avant
De samples van Anouk Kruithof
Bij de foto’s van Vivian Ammerla Fotografe Anouk Kruithof (1981) speurt naar eigen zeggen in de krochten van het internet, op zoek naar de open zenuw van deze tijd. En ze komt naar boven met foto’s die ze opnieuw rangschikt en betekenis geeft.
la lettre’, een Erwin Olaf van zijn tijd – in zijn hand geen camera, maar een etsnaald. Daar zit wat in; zijn levendige etsen zijn vaak haarscherp en ogen soms als snapshots. Om de fotografische lijn door te trekken: in De vlucht naar Egypte photoshopte hij ook nog eigen werk in het werk van iemand anders.
Sommige etsen zijn niet groter dan een pasfoto. Zoekplaatjes boordevol (frivole) details, die je alleen met een vergrootglas kunt ontwaren - daar is aan gedacht in het museum. Pas met een loep zie je de fluit van Het pissende mannetje, zie je dat de muzikant op De fluitspeler stiekem onder de opwaaiende rok van de jonge herderin loert, welke opvallende uitrusting de rattengifverkoper draagt in de gelijknamige reclame-prent, en dat de hond op de voorgrond van het Bijbelse tafereel De barmhartige Samaritaan een verse drol draait.
Rembrandt is na succesvolle expo’s rond Eugeen Van Mieghem en Léon Spilliaert een begrijpelijke nieuwe hit in Museum De Reede. ‘300 bezoekers per dag is geen uitzondering’, zegt de caissière. (DvdB)
Rembrandt. Fotograaf avant la lettre.
T/m 22.03 in Museum De Reede in Antwerpen.
museum-dereede.com
Ze verzamelde duizenden foto’s van protestacties. Met een team van assistenten knipte ze de slogans uit en voegde die met lijm en ecoepoxy samen tot een nieuw werk, het tweeluik The light of the end of the tunnel has been turned o (up & down). Een collage met twee gebalde vuisten, nu te zien in Willem Twee in Den Bosch.
De stortvloed van beelden in de (sociale) media zijn een belangrijk thema in haar werk. Mensen delen online foto’s van acties met de beste bedoelingen; de beelden vergroten niet het maatschappelijk bewustzijn, maar leiden juist tot onverschilligheid.
Kruithof is de regisseur die knipt en plakt, die van bestaand materiaal nieuw werk maakt. Dat is duidelijk te zien in de sculpturen die ze in de kunstruimte van Willem Twee tentoonstelt. Kleurrijke abstracte beelden, soms balancerend op ijle poten, dan weer robuust steunend op de grond. Ze zijn gemaakt van de piepschuim omhulsels van
apparaten die ze met behulp van textielverharder en eco-epoxy omvormt. Op die sculpturen brengt ze dan weer afbeeldingen en soms ook teksten aan. Zo ontstaan beelden die op zichzelf staan, maar soms nog wel herkenbaar zijn, zoals ERROR (your mistake is a blessing in disguise) waarin een toestel uit de inmiddels verdwenen telefooncellen is te herkennen. De sculpturen plaatst ze tegen gekleurde achtergronden die ook in fotostudio’s gebruikt worden, een ingreep die ervoor zorgt dat haar objecten lijken te zweven.
Speciaal voor The toes you step on today might be connected to the ass you’re kissing tomorrow, tevens de titel van de expositie, maakte Kruithof nieuw werk. Op de ramen van Kunstruimte Willem Twee plakte ze transparante fotofolies met sterk uitvergroot en nauwelijks herkenbaar nog meer foto’s van protestacties.
Kruithof werd onder meer bekend door Universal Tongue, een enorm project met dansfilmpjes uit de hele wereld dat uitmondde in een website en een installatie. Bij Willem Twee laat ze zien dat ze goed uit de voeten kan met de door de vele pilaren lastig te bespelen ruimte. (GvdH)
Anouk Kruithof, The toes you step on today might be connected to the ass you’re kissing tomorrow. T/m 14.05 in Kunstruimte Willem Twee in Den Bosch.
willem-twee.nl
27 ZOUT MAGAZINE 4/2023
Anouk Kruithof, The light of the end of the tunnel has been turned off (up & down), 2021. foto Willem Twee
Rembrandt, Zelfportret met Saskia (1636).
Venijnig, maar nergens loodzwaar of belerend
De opstelling van de vaste collectie gold in veel musea lange tijd als een verplicht nummer waar je zo snel mogelijk doorheen liep, op weg naar een tijdelijke tentoonstelling: dat is namelijk het visitekaartje van de curator. Een tijdelijke expositie bevat immers opmerkelijke bruiklenen en vertelt verhalen die urgent zijn, en spraakmakend. Daar kopen mensen een kaartje voor - niet voor stukken die het museum al jaren in bezit heeft en iedereen wel denkt te kennen.
Gestegen verzekeringskosten en steeds grotere investeringsrisico’s hebben echter gezorgd voor een kentering in het ‘blockbusterdenken’, met het Van Abbemuseum in Eindhoven als voorloper. Sinds zijn aantreden in 2004 experimenteert directeur Charles Esche met het afstoffen van de eigen collectie. De nieuwste opstelling, Dwarsverbanden , is zo geslaagd dat collega-directeuren er goed aan zouden doen een kijkje te gaan nemen.
Dwarsverbanden beslaat ruim honderd jaar recente kunstgeschiedenis. De
ZOUT MAGAZINE 4/2023 28 ‘De reliëfuitvoering van Picasso’s Buste de femme (1943) maakt extra duidelijk hoe extreem Picasso’s perspectiefkeuzes waren.’ foto Joep Jacobs
Met geurkaartjes en voeltekeningen kunnen ook museumbezoekers met een beperking worden bediend.
EDO DIJKSTERHUIS ging kijken, voelen, ruiken en luisteren in het Van Abbemuseum. ‘Het is vooral de losse manier van presenteren die indruk maakt.’
aanpak is chronologisch gekoppeld aan los geweven thema’s. Zo wordt onder de subtitel Gedeelde gemeenschap de formele kunst uit de periode 1960-1980 gepresenteerd en komen onder de noemer All About Love (1990-heden) vrouwenemancipatie, burgerrechtenbeweging en klimaatverandering aan bod.
In de zalen met de meest recente kunst is een golfplaten hut met filmprojecties te zien van het Australische Karrabing Film Collective, een felgekleurd houten huis op palen van Marjetica Potrč en een voorouderbeeld van Rodan Omomá uit Papoea-Nieuw-Guinea.
In menig ander museum zouden zulke onbekende kunstenaars op de ere-plek geforceerd politiek correct aandoen, maar Esche liet al werk van niet-westerse kunstenaars zien toen ‘diversiteit’ nog geen afvinkcategorie was op subsidieaanvraagformulieren.
De programmering van het Van Abbemuseum bestaat al een tijdje voor een groot deel uit retrospectieven van vergeten of nooit opgemerkte kunstenaars uit de mondiale marge.
Sommigen van hen zien we nu terug in Dwarsverbanden, zoals Rasheed Araeen die met zijn knalpaarse metalen H-balken gezien kan worden als de Pakistaanse evenknie van Donald Judd.
Dat betekent overigens niet dat de traditionele canon onder het tapijt wordt gemoffeld. De opstelling Harmonie als nieuwe visie begint met een lattenstructuur die de geometrische beeldtaal van De Stijl in herinnering roept. Aan het einde hangen twee topwerken van Mondriaan, een uit 1913 en een uit 1935 – ze laten in één oogopslag de ontwikkeling van de schilder zien. Verderop hangt nog een heerlijke Schoonhoven en een fijne selectie werken van El Lissitzky, de Russische avant-gardist (1890-1941)
van wie het Van Abbe een van de belangrijkste collecties ter wereld heeft.
Ze blijven imponeren, die kanonnen van het modernisme. In het Van Abbe worden ze niet gepresenteerd als het fundament van de hedendaagse kunstgeschiedenis, hooguit als een van
de vele bouwstenen. En: ze worden in een ander perspectief geplaatst. Vladimir Tatlins schetsen van het Monument voor de Derde Internationale, een vooruitgangssymbool van heb ik jou daar, wordt gecombineerd met de uit sloopafval opgebouwde tegenhanger die Michael Rakowitz samen met aboriginals bouwde als zendmast voor een lokaal radiostation. White Man Got no Dreaming, luidt de veelzeggende titel.
Opmerkelijk in deze zaal is ook de toneelmaquette van Mondriaan, een zelden belicht onderdeel van zijn oeuvre. Extra attractiewaarde: je mag deze kopie gewoon aanraken. Een letterlijke handreiking aan blinden en slechtzienden, voor wie alle naambordjes vertaald zijn in braille. De voeltekeningen die her en der staan opgesteld zijn soms ook interessant voor andere bezoekers. Zo maakt de reliëfuitvoering van Buste de femme (1943) extra duidelijk hoe extreem Picasso’s perspectiefkeuzes waren. Het museum presenteert
‘Grote solo in groot museum, maanden werk, geen cent krijg je ervoor’
Dwarsverbanden als ‘de eerste volledig multi-zintuiglijke collectiepresentatie van Nederland’. Naast de tastzin worden ook neus en oren bediend. Vijf guided tours bieden inhoudelijke verdieping op je telefoon, en soundscapes verhogen de sfeer. Bij sommige werken, zoals Chagalls Hommage à Apollinaire (1913), hangt een geurkaartje, bijvoorbeeld om het contrastrijke werk ook voor de neus tot een zintuigelijke ervaring te maken.
Je kunt je afvragen wat dit soort ingrepen echt toevoegen, ze slagen er hoe dan ook in om je als bezoeker te activeren. Ook de inrichting van de zalen houdt je fris. Sommige ingangen zijn voorzien van gekromde tunneltjes
waardoor het elke keer weer een verrassing is waar je nu weer belandt. De wanden zijn geverfd in secundaire kleuren in plaats van het gebruikelijke verkeerswit, gekromde voorzetwanden halen de scherpe hoeken uit de presentatie. Ook aan rolstoelers en kinderen is gedacht door de werken zo’n vijftien tot twintig centimeter lager te hangen dan gewoonlijk; voor bezoekers van gemiddelde lengte is dat minder storend dan je op voorhand zou denken. Zo inspireert de scenografie van Dwarsverbanden tot een ontspannen dwalen. Anders dan in de vorige collectieopstelling, die op sommige plekken van vloer tot plafond was gevuld, bevat Dwarsverbanden relatief weinig werken. Met 120 collectiestukken worden veel thema’s aangeroerd maar het aantal is zodanig dat je elk individueel werk de volle aandacht kunt geven zonder overvoerd te raken.
Sommige kunstenaars kregen een speciale plek toebedeeld. Patricia Kaersenhouts driehoekige dinertafel met zitplaatsen voor historisch belangrijke vrouwen vormt het zwaartepunt van de aan gelijkberechtiging gewijde zalen. Local hero René Daniëls kreeg een eigen zaaltje, waar zijn korte maar impactvolle loopbaan is samengevat in een half dozijn goed gekozen schilderijen. En helemaal bovenin zijn Lily van der Stokkers autobiografische wandschilderingen in zuurstokkleurtjes te zien. ‘Grote solo in groot museum, maanden werk, geen cent krijg je ervoor’, valt te lezen in een. Venijnig terzijde in luchtige verpakking - zoals Dwarsverbanden alle ingewikkelde thema’s van nu weet aan te snijden zonder loodzwaar of belerend te worden. Z
Dwarsverbanden. Ervaar kunst door te ruiken, horen, voelen en zien. Van 18.09 t/m 01.07.2025 in het Van Abbemuseum in Eindhoven. vanabbemuseum.nl
29 ZOUT MAGAZINE 4/2023
30
Het openingsnumer
e meest bewierookte band van België, dEUS dus, bracht vorige maand voor het eerst in elf jaar een album uit. De band is sinds het laatste album met regelmaat blijven optreden, maar nieuw werk bleef uit.
Optreden is voor veel bands oneindig belangrijker geworden dan albums maken. Met dat eerste kun je geld verdienen, met dat tweede nauwelijks nog: een miljoen streams betekent 4.000 euro. Scroll maar eens door de willekeurige Spotify-lijst van een Nederlandse artiest en je kunt het dubbeltjeswerk uitrekenen. Zeker artiesten die al lang meedraaien, touren daarom jarenlang zonder nieuw werk. Het nieuwe levert immers niks op, en het meeste publiek komt toch voor de oude nummers: zie daar de twee belangrijkste motivaties om nog maar mondjesmaat met nieuw eigen werk te komen.
DIntussen lijkt het toch maar blijven spelen (van oud werk dus) als het blijven uitrekken van een elastiek. Het is alsof deze bands sneller sleets worden dan bands mét nieuw werk, al spelen ze daar nauwelijks iets van. Nieuwe nummers blijven schrijven lijkt uiteindelijk zuurstof voor artiesten.
Van het nieuwe dEUS-album zal het titelnummer How To Replace It het ongetwijfeld tot de optredens schoppen. Het is een van de sterkste nummers die de band ooit schreef, in al zijn overdonderende dynamische dreiging. Alleen die paukenslag al.
Nu de afgelopen jaren veel bands hun meest klassieke album integraal hebben gespeeld, weten we beter dan ooit hoe de meeste albums zijn opgebouwd. Je hebt De Opener, dan De Singles (nummer 2 en 3), en Het Slotnummer. Die eerste en laatste zijn vaak het langst. Albums waar nummer 7 en 8 (vroeger, en inmiddels geregeld weer: het midden van kant b) de sterkste zijn, komen nauwelijks voor.
Scroll door de Spotifylijst van een willekeurige
Nederlandse artiest en je kunt het dubbeltjeswerk uitrekenen
Bij het nieuwe album van dEUs zijn de opener en het slotnummer het langst. Dat het openingsnummer meteen het beste is, daarmee plaatst de band rond Tom Barman zich in een rijke traditie. Nirvana opende Nevermind met Smells Like Teen Spirit, Rush opende Moving Pictures met Tom Sawyer, Journey opende Escape met Don’t Stop Believin’, The Who Who’s Next met Baby O’Riley. Baby One More Time van Britney Spears? Albumopener. The Man Comes Around van Johnny Cash? Ook. Bittersweet Symhony van The Verve. Bring the Noise van Public Enemy. Rolling in the Deep van Adele. What’s Going On van Marvin Gaye. Come Together van The Beatles. Start Me Up van de Stones. London Calling van The Clash. Like a Rolling Stone van Dylan. Thunder Road van Springsteen. Bu alo Stance van Neneh Cherry. Human Behavior van Björk. Disorder van Joy Division. Purple Haze van Hendrix. Smooth Operator van Sade.
Allemaal ooit album-openers. Nu klassiekers. How to Replace It het verdient hetzelfde lot.
LEON VERDONSCHOT
PLEASED TO MEET YOU
31 ZOUT MAGAZINE 4/2023
dEUS speelt deze maand onder meer in Maastricht en Schijndel.
Blendr & Filtr
METAVERSE _ ‘Je hoort weleens dat we binnenkort de metaverse ingaan met zijn allen. Ondertussen wonen we daar allang. We kijken programma’s films en series die enkel andere programma’s, films en series als onderwerp hebben. Prequels, sequels. We kijken reality over reality.’
Tv-recensente (Volkskrant) Doortje Smithuijsen heeft een metaberoerde baan
SLAVEN _ ‘Jullie moeten wel winnen, omdat deze oorlog niet door de hoeveelheid tanks en raketten zal worden beslist, maar door de krachten van de liefde en de vrijheid. Jullie zijn de vrije mensen, en zij die de misdadige bevelen van hun generaals uitvoeren, slaven.’
De in Zürich levende Russische schrijver Michail Sjisjkin schreef een jaar na de inval een open brief aan de Oekraïners
VOORDEEL _ ‘Ons brein is ons belangrijkste seksorgaan. Wat het grote voordeel heeft dat je op eender welk moment met eender wie seks kunt hebben. Daar doe je niemand kwaad mee.’
Eva Berghmans in De Standaard
APEN _ ‘Het geweeklaag over AI laat zien wat wij in wezen zijn: arrogante apen. Wij leren niks. Wij onthouden niks. Altijd, altijd, altijd menen wij exclusieve tijden te beleven. Geschiedenislessen zijn een oude pest. Schaf ze af! Ze vreten aan ons gevoel van eigenwaan.’
An Olaerts in haar column De Mening in De Standaard
BOOSHEID _ ‘Stukken die ik er in een gulp van boosheid uitgooi, gaan gemakkelijk viraal – eentje over de PVV bijvoorbeeld. De stukken waar ik het langst op puzzel en doordenk, doen dat zelden.’
Schrijfster Niña Weijers in de Standaard der Letteren over het lot van de doordenkende columnist.
De voorkeur van...
Remy van Heugten
hou van die donkere sfeer ’
Erligt al ‘een stevig script’ voor een nieuwe film die hij samen met schrijver Peer Wittenbols gaat maken. Artistieke ontwikkeling en financiering zullen, schat hij, nog een jaar of twee vergen. ‘De film gaat over een mantelzorgster die volledig vastloopt in het systeem, maar toch doorkachelt.’ Daarnaast is Remy van Heugten doende met een tv-serie over Marco van Basten. Geen documentaire, maar fictie. Met toestemming van San Marco zelf.
MUZIEK ‘Ik groeide op in Heerlen, op een plek waarvan we allemaal dachten: wat is hier in godsnaam aan de hand? Armoede, drugs, geweld, terwijl in onze ogen niemand in de politiek zich daarover druk leek te maken. Er veranderde in ieder geval niets. We waren anti-establishment, we geloofden de wereld niet. Ik luisterde vooral veel punkrock, via de muziek kon ik mijn woede koelen of mijn frustraties afreageren door tijdens concerten los te gaan in een moshpit. Nirvana, Sublime, Bad Religion waren de bands die me aanspraken. Ze spraken mijn taal en stelden vragen over de maatschappij én hun eigen sores.
Laatst heb ik Idles ontdekt, een heel geëngageerde eigentijdse punkband, ik zou bijna zeggen: woke. Toen ik ze voor het eerst hoorde dacht ik: hé hé eindelijk, lang niet meer zoiets gehoord. Als muziek geen vragen stelt of aansluit bij de actualiteit dan wordt het voor mij al snel inhoudsloos. LCD Soundsystem is elektronisch, maar vind ik om die reden ook te gek.
Los van dit alles, ik luister nu naar heel veel verschillende muziek. Je muzieksmaak wordt toch breder naarmate je ouder wordt? Beethoven moet in zijn tijd toch ook een echte punker zijn geweest?’
FILM ‘Eind jaren tachtig, begin jaren negentig, in Heerlen, ben ik als filmmaker geboren. Toen heb ik ook de belangrijkste films opgepikt. Vaak via thuis, maar ook zeker in mijn favoriete bioscoop de Royal. Ik zou Parts of Glory of Dr Strangelove van Stanley Kubric kunnen noemen. 1900 (Bertolucci) of Pulpfiction (Tarantino) die veel zeggen over
de tijdgeest waarin ze zijn gemaakt. De film die me brak en de meeste indruk maakte is Naked (1993) van Mike Leigh. Daar moet ik altijd aan terugdenken. Die karakters met hun persoonlijkheidsstoornissen stonden verschrikkelijk ver van me af maar ik voelde me er ook heel erg mee verbonden. Ze zijn verloren maar zoeken toch betekenis. Beetje zoals ik me voelde in Heerlen. Mijn film Gluckauf sluit daarop aan. Naked is een heel intense film die een akelig maar super geloofwaardig tijdsbeeld schetst. De film heeft voor mij bijna een profetische betekenis gekregen. Ik raakte volledig gefascineerd door die Londense nachtelijke wereld. Daarbij is Mike Leigh voor mij de ultieme acteursregisseur.’
BOEKEN ‘Soms lees ik veel dan weer een lange tijd niets. Alhoewel, ik lees natuurlijk veel scripts en voor mijn projecten doe ik veel research. Voor Mascotte bijvoorbeeld heb ik veel gelezen over de invloed van sociale media op jongeren, bosgevechten tussen hooligans en furry communities.
Als ik begin aan een fictieboek betrap ik me er vaak op dat ik me afvraag of ik het kan verfilmen. Zo groot is de drang om geschikte verhalen te vinden. Soms zit die drang het lezen ook echt in de weg.
Paul Auster creëert een volstrekt eigen dystopische wereld in zijn roman In the Country of Last Things. Nu ik erover nadenk: die lijkt wel op de duistere wereld uit de film Naked. Ik hou van die donkere sfeer.
Misschien haaks daarop: Happiness van Will Ferguson. Dat gaat over een hele luie uitgever die min of meer per ongeluk een briljant zelfhulpboek uitgeeft waardoor alle conflicten uit de wereld verdwijnen. Daardoor gaat het ineens heel goed met de
‘Ik
ZOUT MAGAZINE 4/2023 32
‘Ik ben stiekem heel jaloers op theatermakers die snel kunnen reageren op de actualiteit’
Remy van Heugten (Heerlen, 1976) won in 2015 met zijn debuutfilm Gluckauf vier gouden kalveren. Hij maakte tv-series als Judas: dagboek van een getuige, Van God los en Feuten. Vorige maand ging zijn film Mascotte in première. Van Heugten woont met zijn gezin aan de Noord-Hollandse kust.
wereld maar die wordt er ook heel saai van. Bij gevolg wordt hij achtervolgd door de wapenlobby en drugshandelaren. Ik heb het twintig jaar geleden gelezen maar dit boek zit nog steeds in mijn hoofd omdat het die ultieme vraag stelt wat ons nou eigenlijk gelukkig maakt en welke rol ‘het conflict' speelt.’
FOTOGRAFIE ‘Ik verzamel fotoboeken die ik gebruik als inspiratiebron voor een film. Van Lee Friedlander heb ik een hoop boeken, vooral vanwege de eerlijkheid en terloopsheid die in zijn werk zit. Nee, verder geen namen, heel veel verschillende stijlen en fotografen. Urban of straatfotografie heeft wel mijn voorkeur. Eerder dan heel gestileerd of geënsceneerd werk. Liever fotografen die van een afstandje andermans gedrag observeren, dat doe ik zelf ook.’
THEATER ‘Ik hou van modern geëngageerd theater. Neem de teksten van toneelschrijver Nathan Vecht (Gidsland) of producties van De Warme Winkel als Casting, I Phone of We Are Your Friends. Ik ben stiekem heel jaloers op theatermakers die snel kunnen reageren op de actualiteit. Die een voorstelling over een maatschappelijk probleem binnen een paar maanden op de bühne kunnen brengen. Ik moet vijf, zes jaar leuren om een film over een actueel thema van de grond te krijgen. Dat blijft steeds weer een enorme gok.’
EMILE HOLLMAN
Boeken top 10
1 — Ian McEwan
Lessen (-)
2 — Paul van Loon
Dolfje Weerwolfje, geef een boek cadeau (-)
3 — Delia Owens
Daar waar rivierkreeften zingen (3)
4 — Dirk de Wachter Vertroostingen (1)
5 — Thomas Erikson
Omringd door idioten (4)
6 — Sander Schimmelpenninck Sander en de brug (-)
7 — Maxim Februari
Doe zelf normaal (-)
8 — Annie Ernaux
De jongeman (-)
9 — Nina Mouton
Zelfzorg is het begin van alles (-)
10 — Paolo Cognetti
De acht bergen (-)
Deze lijst is samengesteld op basis van actuele verkoopcijfers van de boekhandels Adr. Heinen (Den Bosch), Dominicanen (Maastricht), Malpertuis (Genk), Van Piere (Eindhoven), ’t Stad Leest (Antwerpen) en De Tribune (Maastricht).
The Missing Inks
COLOFON
ZOUT (oplage 15.000) is een uitgave van Bodosz Media, in opdracht van de Stichting Zuiderlucht. De gedrukte versie is gratis verkrijgbaar op meer dan 500 plekken in Zuid-Oost-Nederland en Vlaanderen.
Online: zoutmagazine.eu
E-paper: zoutmagazine.eu/e-paper
Inschrijven voor het wekelijkse online magazine ZOUTopZATERDAG kan via zoutmagazine.eu/opzaterdag
Abonnees krijgen ZOUT voor 73 euro per jaar thuisbezorgd. Abonnee worden kan via zoutmagazine.eu/abonnees
Capucijnenstraat 21 C10
6211 RN Maastricht 0031 433 500591
info@zoutmagazine.eu
Bladmanager a.i.
Christiane Gronenberg 0031 610 661205
c.gronenberg@zoutmagazine.eu
Hoofdredactie
Christiane Gronenberg 0031 610 661205
c.gronenberg@zoutmagazine.eu
Wido Smeets 0031 653 338905
w.smeets@zoutmagazine.eu
Eindredacteur online
Marc Puyol-Hennin 0031 642 279977
m.puyol-hennin@zoutmagazine.eu
Commercie
Karin Winkelmolen 0031 628 646578
k.winkelmolen@zoutmagazine.eu
Max Majorana 0031 626 789236
m.majorana@zoutmagazine.eu
Administratie
administratie@zoutmagazine.eu
ZuiderLeven
Christiane Gronenberg 0031 610 661205
c.gronenberg@zoutmagazine.eu
Medewerkers
Dieter van den Bergh, Roger Cremers, Yannick Dangre, Marleen Daniëls, Ludo Diels, Edo Dijksterhuis, Maarten Doorman, Fons Geraets, Jasper Groen, John van Hamond, Mat van der Heijden, Stan van Herpen, Emile Hollman, Gerrit van den Hoven, Rowland Jones, Cyrille O ermans, An Olaerts, Adrienne Peters, Rob Schoonen, Paul van der Steen, Kevin Toma, Leon Verdonschot, Joep Vossebeld, Veerle Windels, Patrick van IJzendoorn.
Tekstcorrectie
Pieter Beek
Grafisch ontwerp
Hendrickje van Dijk
Druk
Coldset Printing Partners, Beringen
Bankrekening
IBAN NL55SNSB 093 67 79 675
Distributie
T.U. Theaterfacilities Venlo
MXvervoer Breda
ISSN: 2949-6535
themissinginks.com
foto Imme Armbrust
33 ZOUT MAGAZINE 4/2023