meetmethodes 02
2.3.7 Bilateratie:de basis voor de vrije opstelling Wanneer men bij een meting (vooral bij polygonatie) twee meetnagels achterlaat, dan is dat niet zomaar. Deze twee nagels zijn tijdens de meting mee opgenomen en bijgevolg zijn de (al dan niet plaatselijke) coördinaten van deze twee nagels gekend. Wanneer je cliënt achteraf een bijmeting wenst of bv uitzetten van eigendomspalen, kan je gewoon door opmeting van deze twee nagels opnieuw in het zelfde assenstelsel meten en werken als de oorspronkelijke basismeting. Daarenboven zorgt dit er tevens voor dat je niet hoeft opnieuw te beginnen als je tijdens het meten tegen het toestel botst (waardoor de gekende coördinaat van je opstelpunt verdwijnt). Het opnieuw inmeten van de twee nagels zorgt dat je reeds gemeten delen niet verloren zijn. De wiskundige/fysische denkwijze die hier cruciaal is, noemt men de bilateratie. Bij “methode” in dit hoofdstuk staat: “Indien je de luxe hebt een tweede polygonatieset met driepikkel te hebben, plaats je deze op jouw gewenste derde positie. Je meet dit onmiddellijk in. Dit geeft als voordeel dat bij eventueel uit het lood gaan van de tweede opstelling (waar je nu staat met je toestel), je kort weer kan inmeten op de twee polygonatiesets en verder gaan zonder opnieuw te moeten starten vanaf de nagels”. Ook hier is de wiskundige/fysische denkwijze, de bilateratie. Bilateratie is een afgeleide van de achterwaartse insijding waarbij men van uit het ongekende punt meet naar het gekende punt. Nu weliswaar naar slechts 2 gekende punten. Men meet 1 hoek en twee afstanden. Leid de werkwijze af voor het bepalen van de coördinaten van het ongekende punt P op basis van de in de tekening terug te vinden gegevens. Alle onderlijnde elementen zijn gekend of opgemeten. Duid aan wat gekend is en wat werd opgemeten m.b.t. de bilateratie.
Ingenieur Reinout Janssens
70/123