Natuurbeheer in de praktijk (3) Wanneer beweiden en maaien is meer kijken dan plannen Tekst, foto’s & figuren: Rudi Terlouw, Bui-TeGewoon | groenprojecten Tijdens de ledenvergadering van de Natuur- en Vogelwerkgroep in 2020 werden o.a. vragen gesteld over uitvoerend natuurbeheer. De vraag werd gesteld in de context van de positie die de vereniging inneemt bij het recent opgerichte Natuur Beheer Collectief Krimpenerwaard. Duidelijk werd dat er onder de leden belangstelling is voor informatie en achtergronden met betrekking tot dit onderwerp. Meer informatie geeft meer inzicht in het hoe en waarom. Zoals waarom wordt de ene oever wel gemaaid en blijft de andere overstaan. Waarom wordt soms al in het broedseizoen gemaaid en wat bepaald de keuze tussen weiden of maaien. D
I
n de komende Waardvogels willen we informatie verstrekken over het waarom, hoe en wanneer, maar ook over de soms lastige keuzen die gemaakt moeten worden. Informatie ook in de breedte, waarbij onderdelen soms in het beheer binnen de natuurbegrenzing (NNN) of binnen gebieden met Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) toepasbaar zijn. Maar ook belichten we verschillende onderdelen die prima in gangbaar agrarisch beheer kunnen worden geïntegreerd en soms ook al worden toegepast. We richten ons specifiek op veenweiden graslandbeheer. Beheer op kleibodems zal op onderdelen anders moeten plaatsvinden. Dit speelt in sommige gevallen zelfs binnen onze eigen Krimpenerwaard in aan de rivier grenzende delen. De basis voor de beoogde artikelen zal bestaan uit een aantal Factsheets uit onze bedrijfsvoering. Deze zijn opgesteld in de periode 2013 - 2018 waarin we gedurende vijf jaar voor een tweetal grotere terrein beherende organisaties vier thema gerichte coachingdagen per jaar hebben verzorgd, voor de beheerders van veenweiden grasland reservaten. In de Krimpenerwaard is 2250 hectare begrensd vanuit het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het betreft voor een belangrijk deel graslandnatuur. De grootste oppervlakte wordt ingenomen door de natuurbeheertypen ‘Kruiden- en faunarijkgrasland’ en ‘Vochtig weidevogelgrasland’. Kleinere oppervlakte betreffen: ‘Vochtig hooiland’ en ‘Nat schraalland’. Nadere detaillering over deze typen, hun kenmerken en de bijbehorende soorten is te vinden in de ‘Index Natuur en Landschap - BIJ12’ (https://www.bij12.nl/ onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/). Daarnaast wordt er op een zeer grote oppervlakte agrarisch natuurbeheer uitgevoerd. De voorwaarden aan de hiervoor gebruikte beheerpakketten wijken af van de NNN voorwaarden en zijn verwoord in de documenten rond het ANLb beheer die eveneens via bovengenoemde website zijn te raadplegen.
Er is in onze Krimpenerwaard een enorme oppervlakte aanwezig die een hoge natuurwaarde kan vertegenwoordigen en daarmee een grote bijdrage leveren aan de biodiversiteit. Zonder beheer zullen ze snel doorontwikkelen (successie) tot andere, meer besloten, natuurtypen die minder karakteristiek zijn voor een veenweidegebied. De grote ecologische waarde van deze graslanden is dus sterk afhankelijk van het beheer. In feite zijn het geen natuurgebieden, maar vormen ze een cultuurlandschap met hoge natuurwaarden. De meeste graslandplanten in ons gebied, maar ook de weidevogels zijn vanuit deze benadering als cultuurvolgers te benoemen. Hoe zit dat nu met het beheer en wat komt er nog meer bij kijken om de gewenste soorten te faciliteren.
P
rocesbeheer of patroonbeheer In het natuurbeheer wordt er onderscheid gemaakt tussen procesbeheer en patroonbeheer. Procesbeheer is eigenlijk geen goed woord, want de basis is om zo min mogelijk in te grijpen (beheren) om de natuurlijke ontwikkeling te stimuleren. Dit is in een aantal situaties een goede mogelijkheid in bossen, moerassen, het rivierengebied, kustlandschappen en zee-reservaten als het waddengebied. In veel gevallen bepaalt de oppervlakte en de mogelijkheid voor een natuurlijk of semi-natuurlijk peilbeheer de uiteindelijke keuze in deze gebieden. Procesbeheer heeft de meeste potentie op grote aaneengesloten gebieden van minimaal circa 500 hectare om voldoende gradiënten en overgangen in stand te kunnen houden en natuurlijke processen hun gang te kunnen laten gaan. Bij patroonbeheer wordt i.t.t. bij procesbeheer actief ingegrepen in de vegetatieontwikkeling. Veelal vindt dit jaarlijks in een tamelijk vast patroon en/of verhouding plaats. Het merendeel van de natuurgraslandtypen kan niet in stand worden gehouden zonder een beheer
Van links naar rechts: Kruiden- en faunarijkgrasland, Vochtig weidevogelgrasland, Vochtig hooiland en Nat schraalland
24
WAARDVOGEL | APRIL 2021