Invasieve exoten
Tuin er niet in
Maria Kuijf
Exoten zijn organismen die zich buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied bevinden. Dat is altijd een gevolg van menselijke activiteiten. Exoten kunnen vogels zijn (bijvoorbeeld; halsbandparkiet, Nijlgans), insecten (Aziatische lieveheersbeestjes, buxusmot, Aziatische hoornaar), zoogdieren (damhert, grijze eekhoorn), waterdieren (wolhandskrab, zonnebaars) en planten. Soorten die vóór het jaar 1500 in ons land zijn geïntroduceerd, zoals konijn, fazant en knobbelzwaan, tellen niet mee. De aanwezigheid van exoten heeft grote impact op onze natuur. In dit artikel wil ik me beperken tot de planten. D
W
anneer is een exoot invasief? We spreken van invasieve exoot als het organisme zich ongebreideld voortplant en daardoor schade aanricht. Invasieve exoten kunnen zich hier erg goed voortplanten, omdat de omstandigheden genoeg overeenkomsten vertonen met hun oorspronkelijk leefgebied én hun natuurlijke vijanden niet aanwezig zijn.
O
m verschillende redenen kan dit schadelijk zijn: - Verdringing; door de explosieve groei wordt de oorspronkelijke vegetatie verdrongen. Vooral bij waterplanten is dit een probleem, omdat die moeilijk te verwijderen zijn. Voorbeelden zijn grote waternavel en watercrassula. Invasieve exoten groeien supersnel waardoor er voor inheemse soorten onvoldoende licht en ruimte overblijft en daarmee waardplanten, zeldzame planten en dieren verdwijnen. - Kruising; uitheemse planten kunnen soms kruisen met inheemse, waardoor de inheemse soort verloren gaat. - Voedselarmoede; reuzenspringbalsemien heeft een grote aantrekkingskracht op insecten. Dat lijkt gunstig, maar insecten (waar er steeds minder van zijn) bezoeken niet meer de bloemen van de oorspronkelijke begroeiing, zodat daar geen bestuiving plaatsvindt. Het kan ook zijn dat er wel veel nectar in de bloemen aanwezig is, maar niet het juiste stuifmeel. Stuifmeel bevat het eiwit dat insecten nodig hebben om zich voort te planten. De NVWK helpt daarom actief mee met het wegtrekken van reuzenspringbalsemien in het Loetbos, zie pag. 5. - Natuurarmoede; uitheemse planten sluiten minder goed of niet aan bij onze ecologie. Het zaad is bijvoorbeeld niet eetbaar voor onze vogels. De insecten die op de bloemen vliegen zijn hier niet aanwezig en andersom hebben onze insecten niets aan de plant, omdat deze niet eetbaar is voor hen, waardoor er dus geen voedsel beschikbaar komt voor de voedselkringloop. - Mechanische schade; Japanse duizendknoop en hemelboom groeien zo agressief dat zij door asfalt heen kunnen groeien.
Japanse duizendknoop dringt door de wegbekleding, bron foto: dekennisvannu.nl/ 32
WAARDVOGEL | APRIL 2022
Waterplanten kunnen dichte matten vormen en de doorstroming van water belemmeren en verstopping van waterafvoer veroorzaken. - Gezondheidsschade; voorbeelden: het blad van reuzenberenklauw geeft brandwonden. Het blad van de Amerikaans vogelkers is giftig voor vee. Ambrosia geeft heftige hooikoortsklachten.
H
oe zijn exoten hier terecht gekomen? Exoten komen op verschillende manieren in de natuur terecht. Soms zijn de planten bewust aangeplant als ‘verrijking’ van de natuur, voordat met men zich bewust was van de effecten van deze soort. Een bekend voorbeeld is Amerikaanse vogelkers. Tuincentra verkopen exoten als tuinplant, die dan met tuinafval of door middel van zaad buiten de tuin terecht komen. Of mensen legen hun aquarium in de sloot, met alle gevolgen van dien. Het zaad van elders inheemse planten lift mee met boten of treinen of met het vervoer van andere planten. Door de mens aangelegde tunnels en kanalen hebben soorten de kans gegeven om zich in andere gebieden te vestigen, zoals via het Donau-Rijn kanaal. In vogelvoer kan ongewenst zaad zitten (bijvoorbeeld ambrosia).
V
erboden planten In 2016 heeft de Europese Commissie een lijst opgesteld waarop 66 soorten als invasieve uitheemse soorten voor Europa zijn bestempeld. Voor de soorten op de lijst gelden regels met betrekking tot beperkingen op het houden, importeren, verkopen, kweken en opgroeien. De lidstaten van de Europese Unie moeten maatregelen nemen om hun verspreiding te stoppen, monitoring uit te voeren en bij voorkeur deze soorten uit te roeien. Zelfs als ze al wijdverspreid zijn in het land, wordt van hen verwacht de soort te beheren om verdere verspreiding te voorkomen. Voorbeelden van verboden planten zijn: - cotoneastersoorten; gezien de ecologische gevolgen van verwilderde planten is het beter om geen cotoneasters meer aan te planten in tuinen, parken en ander openbaar groen, zeker niet in de nabijheid van kwetsbare natuurgebieden. Het zijn zogenaamde waardplanten van een bacterie die bacterievuur veroorzaakt bij o.a. appel- en perenbomen. Bij aanraken kunnen de planten contacteczeem veroorzaken. - hemelboom; bevat gifstoffen in bast en blad die de vestiging en groei van andere planten kan verhinderen. De wortels van deze soort scheiden stoffen af die de groei van omringende planten sterk negatief beïnvloeden. Hemelboom kan zich snel uitbreiden. Zij zijn een bedreiging voor beschermde bedreigde inheemse planten van graslanden, bosranden en rivierbegeleidende bossen.