49231 S&R Basisdeel Thema 9

Page 1

op yr

C

m

tB oo

ig h be ro e

ps on d

er w ijs

THEMA 9 EVALUEREN


INHOUD Evalueren ..................................................................................................................................... 3

er w ijs

Introductie ................................................................................................................................... 3

ps on d

De-evaluatie ................................................................................................................................ 8 De-evaluatie ................................................................................................................................. 8 Informatie-verzamelen .............................................................................................................. 10 Product--en-procesevaluatie .................................................................................................... 13 Evalueren-van-het-functioneren ............................................................................................... 17 Leren-op-de-werkvloer .............................................................................................................. 18 Verschillende-manieren-van-leren ............................................................................................ 22

be ro e

Het-belang-van-vaardigheden ............................................................................................... 26 Het-belang-van-vaardigheden .................................................................................................. 26 Reflectievaardigheden ............................................................................................................... 27 Feedbackvaardigheden ............................................................................................................. 30 Positieve-en-negatieve-feedback ............................................................................................. 32 Feedback-geven ......................................................................................................................... 33 Feedbackregels .......................................................................................................................... 35 Feedback-ontvangen ................................................................................................................. 39 Rapporteren ............................................................................................................................... 46 Afsluiting ................................................................................................................................... 50

m

Vaktaal ......................................................................................................................................... ?

C

op yr

ig h

tB oo

Project-Thema-9-Evaluatieformulier .................................................................................... 53 Voorbereiden .............................................................................................................................. 54 Uitvoeren .................................................................................................................................... 55 Terugkijken ................................................................................................................................. 55

2


Evalueren

er w ijs

INTRODUCTIE

ps on d

Als medewerker sport en recreatie ben je begeleider en adviseur van gasten die sportief en/of recreatief bezig zijn. Je gasten verwachten van jou als professional dat je je werk zo goed mogelijk doet. Evalueren helpt je daarbij. Door goed te evalueren, kun je je eigen functioneren verbeteren. Ook kun je door te evalueren verbetering aanbrengen aan de sportieve en recreatieve activiteiten. Om goed te evalueren, moet je beschikken over verschillende vaardigheden: communicatievaardigheden, feedbackvaardigheden en reflectievaardigheden. Ook heb je kennis nodig. Kennis over evalueren, maar ook over je gedrag en de gevolgen van je gedrag voor je gasten en/of je collega’s. In dit thema bespreken we de noodzakelijke kennis over evalueren. Ook gaan we in op de relatie met de planningscyclus en op het ‘leren op de werkvloer’. Vervolgens bespreken we het belang van communicatie bij evalueren, feedback en ‘in de spiegel kijken’.

be ro e

Leerdoelen

Je kunt feedback- en evaluatievaardigheden toepassen.

2.

Je verzamelt actief informatie over de werkuitvoering.

3.

Je kunt luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen.

4.

Je vraagt collega’s en gasten actief om feedback.

5.

Je past je werkwijze aan, als daar aanleiding voor is of als erom wordt gevraagd.

6.

Je bespreekt feedback met je leidinggevende.

7.

Je reflecteert op je eigen functioneren en geeft een realistisch beeld.

8.

Je komt voor jezelf op.

9.

Je kunt leerstrategieën toepassen.

tB oo

m

1.

ig h

Opdracht 1 Voorbereiden

C

op yr

Bekijk de leerdoelen hiervoor. Je ziet wat je moet kunnen en kennen om te evalueren. En je ziet waarop je beoordeeld wordt tijdens de theorie- en praktijktoets. a. Welk leerdoel lijkt jou uitdagend? Waarom?

b. Waar zie je tegenop? Leg uit waarom.

3


Evalueren

c. Welke ervaring heb je al met deze leerdoelen?

ps on d

er w ijs

d. Geef een voorbeeld van een situatie waarin je deze leerdoelen tegenkomt in je werk als medewerker sport en recreatie.

Opdracht 2 Praktijkvoorbeeld 'Begeleiden van een groot recreatief sportevenement' Begeleiden van een groot recreatief sportevenement

be ro e

Nanni is als medewerkster sport en recreatie ingezet bij een groot recreatief sportevenement van een school. Zij helpt bij het begeleiden van een spel. De ouders van de kinderen begeleiden de teams die haar spel komen spelen. Tijdens haar spel ziet zij dat de ouders van het eerste team de kinderen aanmoedigen: ‘goed gedaan Lisa’, ‘mooie pass Youssef’ enzovoort.

tB oo

m

Bij het tweede team worden de kinderen op een andere manier benaderd. Zij horen alleen wat zij níet goed doen: ‘Jullie lopen niet vrij’ en ‘Doe beter je best’. Nanni ziet dat het spel niet goed loopt. Het eerste team doet zijn best en het tweede team een stuk minder, waardoor er van een echte ‘strijd’ weinig sprake is. Zij laat het spel voortgaan en bij het einde van het spel is de score 10 punten voor het eerste team en 0 punten voor het tweede.

C

op yr

ig h

Nanni is niet tevreden met de manier waarop het spel is verlopen. Ze wil dat het spel bij de volgende teams beter loopt.

Ouders moedigen aan.

4


Introductie

ps on d

b. Waarom denk je dat dit praktijkvoorbeeld bij dit thema gekozen is?

er w ijs

Nanni kijkt terug op het spel en vraagt zich af wat zij zelf anders had kunnen doen. Kortom, zij gaat evalueren (achteraf bekijken) wat er gebeurd is. a. Bespreek de woorden die je niet begrijpt of zoek ze op.

be ro e

Vragen over het praktijkvoorbeeld: c. Waarom moet je als medewerker sport en recreatie kennis hebben van evalueren?

tB oo

m

d. Evalueren, feedback en reflecteren zijn woorden die veel met elkaar te maken hebben. • Leg in eigen woorden uit wat de woorden betekenen. • Wat zijn de verschillen?

ig h

e. Noteer drie voorbeelden van feedback geven in de tekst. 1.

C

op yr

2. 3.

f. Noteer drie voorbeelden van feedback geven in de tekst. 1.

2. 3.

5


Evalueren

er w ijs

g. ‘Nanni ziet dat het spel niet goed loopt.’ Is dit een voorbeeld van feedback, reflecteren of evalueren? Licht je antwoord toe.

i. Wat wil je van het thema ‘Evalueren’ leren?

Kindervakantiewerk

be ro e

Opdracht 3 Kindervakantiewerk

ps on d

h. Wat leer je van dit praktijkvoorbeeld?

tB oo

m

Bekijk het filmpje over kindervakantiewerk. a. Waarom wordt kindervakantiewerk georganiseerd?

ig h

b. Waarom helpen de vrijwilligers mee met het kindervakantiewerk?

C

op yr

c. Wat vind je van het resultaat voor de kinderen? En voor de vrijwilligers?

6

d. Welke tips kun je geven om het kindervakantiewerk te verbeteren?


Introductie

Opdracht 4 Nulmeting Overleg met je docent of je de nulmeting gaat maken en wanneer.

C

op yr

ig h

tB oo

m

be ro e

ps on d

er w ijs

Nulmeting - Thema 9

7


DE EVALUATIE De evaluatie

Planmatig werken volgens de planningscyclus.

ps on d

er w ijs

Planmatig werken is belangrijk voor een medewerker sport en recreatie. Planmatig werken kent een telkens op dezelfde manier terugkerend patroon. We spreken daarom ook wel van de planningscyclus. Evalueren is de laatste stap in de planningscyclus.

m

be ro e

Evalueren is een begrip dat te maken heeft met terugkijken op je werkzaamheden. Als je evalueert, kijk je naar alle stappen in het planningsproces. Het gaat dus niet alleen om de uitvoering, maar ook om de voorbereiding. Bij het voorbereiden van een nieuwe activiteit houd je rekening met het inzicht dat je hebt opgedaan. Zo heeft de evaluatie invloed op de nieuwe planningscyclus.

tB oo

Bij evalueren kijk je naar de voorbereiding en de uitvoering.

op yr

ig h

Omdat je als medewerker sport en recreatie jezelf wilt blijven verbeteren, is het noodzakelijk dat je terugkijkt op je werkzaamheden. Ook kijk je terug op het verloop van de sportieve of recreatieve activiteit en op het resultaat. Evalueren is dan ook terugkijken op: • het resultaat van de activiteit • het verloop van de activiteit • jouw functioneren.

Opdracht 1 Terugkijken Kijk terug op je dag. Wat heb je gedaan en wat had je beter kunnen doen?

C

Beschrijf dit voor drie activiteiten. 1. 2. 3.

8


De evaluatie

er w ijs

Opdracht 2 De planningscyclus

be ro e

ps on d

a. Bekijk de afbeelding. Beschrijf wat er met afbeelding wordt bedoeld. Gebruik in je beschrijving in ieder geval de volgende woorden: planningscyclus, evaluatie van het eigen functioneren, informatie verzamelen.

b. Bespreek je beschrijving met een klasgenoot.

Opdracht 3 De voorbereiding evalueren

tB oo

m

a. Waarom is het belangrijk de voorbereiding van je werk te evalueren?

op yr

ig h

b. Geef een voorbeeld van de evaluatie van de voorbereiding. Wat heb je van de evaluatie geleerd?

C

c. Wat heb je met de evaluatie vervolgens gedaan?

9


Evalueren

Opdracht 4 De uitvoering evalueren a. Waarom is het belangrijk de uitvoering te evalueren?

er w ijs

b. Geef een voorbeeld van de evaluatie van de uitvoering. Wat heb je geleerd?

ps on d

c. Wat heb je met de evaluatie vervolgens gedaan?

Opdracht 5 Evaluatie en planningscyclus

be ro e

“Zo heeft de evaluatie invloed op de nieuwe planningscyclus.” a. Leg deze uitspraak in eigen woorden uit.

tB oo

m

b. Geef een voorbeeld waarbij de evaluatie de nieuwe planningscyclus beïnvloed heeft.

Informatie verzamelen

op yr

ig h

Terugkijken begint met het verzamelen van informatie. Zo krijg je een beeld van de gebeurtenissen. Vervolgens moet je de verzamelde informatie verwerken om te begrijpen wat er een volgende keer anders of beter kan.

C

Terugkijken doe je in verschillende stappen.

10

Evaluatiegegevens kun je op verschillende manieren verzamelen. Je verzamelt zelf gegevens en je kunt het aan anderen vragen. Vaak worden evaluatieformulieren gebruikt om gegevens te verzamelen. Op een evaluatieformulier staan de belangrijkste vragen of onderwerpen waarover je gegevens wilt verzamelen. Maak de evaluatie niet te groot, omdat je er dan door de hoeveelheid gegevens niet meer uitkomt. Ook vinden mensen het niet leuk om een uitgebreide evaluatie in te vullen.


De evaluatie

Denk ook goed na wie je allemaal bij de evaluatie wilt betrekken en over de manier waarop je gaat communiceren met alle betrokkenen. Een evaluatie moet je goed voorbereiden!

C

op yr

ig h

tB oo

m

be ro e

ps on d

er w ijs

Bij de voorbereiding van de evaluatie denk je goed na over de volgende vragen: • Welke informatie wil ik verzamelen? • Wie is allemaal bij de evaluatie betrokken? • Hoe ga ik communiceren?

Voorbeeld van een evaluatieformulier. Lees meer in Verdiepingsstof - Evaluatiemethoden. Verdiepingsstof - Evaluatiemethoden

11


Evalueren

Opdracht 6 Informatie verzamelen Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. Je kunt op verschillende manieren informatie verzamelen. Bespreek met je klasgenoot op welke manieren je allemaal informatie kunt verzamelen. Noem drie manieren. 1.

er w ijs

2. 3.

Opdracht 7 Evaluatieformulier

ps on d

Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot.

be ro e

Jullie gaan een sportieve of recreatieve activiteit bijwonen en evalueren. Maak hiervoor een afspraak op een stagebedrijf of op school. Denk vooraf goed na over welke informatie je wilt verzamelen. a. Welke activiteit gaan jullie bijwonen?

b. Welke informatie willen jullie verzamelen?

tB oo

m

c. Hoe gaan jullie deze informatie verzamelen?

op yr

ig h

d. Maak een evaluatieformulier. e. Evalueer de activiteit en geef aan welke verbetertips jullie genoteerd hebben.

C

f. Wat gaan jullie met de evaluatie doen?

g. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.

12


De evaluatie

Product- en procesevaluatie

er w ijs

Evalueren hoort dus bij je werk in de sport en recreatie. Bij iedere activiteit streef je een bepaald doel na. Je wilt bijvoorbeeld dat je gasten plezier hebben, iets leren of elkaar leren kennen. Uiteraard wil je graag weten of je dit doel hebt bereikt en hoe je het hebt bereikt. Door te evalueren, weet je wat er goed en minder goed is gegaan, zodat je de volgende keer betere resultaten kunt halen.

Als sporter maak je het allemaal wel eens mee. Je doet iets tijdens een wedstrijd of een training waarvan je dacht dat het goed zou gaan en dat het een goede zet was. Wanneer je na de wedstrijd terugkijkt, bijvoorbeeld als het gefilmd is, zie je dat het beter had gekund.

ps on d

Terugkijkend naar de beelden zie je dat je eigenlijk beter naar rechts had kunnen passen in plaats van alleen door te gaan. De kans op een score was daarmee groter geweest! Als je een volgende keer in eenzelfde situatie komt, is de kans groter dat je een andere keuze maakt dan de vorige keer. Het resultaat zal dan waarschijnlijk ook anders zijn dan de vorige keer.

be ro e

Als medewerker sport en recreatie krijg je te maken met verschillende situaties in het werk. Je maakt keuzes. Je voert werkzaamheden op een bepaalde manier uit. Die keuzes en die manieren van uitvoeren zijn niet altijd de beste. De ene keer blijkt iets heel goed te werken en de andere keer blijkt het niet te gaan zoals je van tevoren had bedacht. Je vraagt je niet alleen af of je het doel bereikt hebt, maar ook hoe de activiteit verlopen is en of je de juiste keuzes hebt gemaakt.

tB oo

m

Callum wil graag weten of de spelletjesavond aansluit op de wensen en behoeften van de gasten. Callum vraagt aan zijn gasten wie er naar de avond geweest zijn, wie er een volgende keer weer gaat en welk cijfer ze de avond zouden geven. Callum wil graag weten of iedereen ruim genoeg van tevoren wist dat de spelletjesavond zou plaatsvinden. Verder wil hij weten wat zijn gasten vonden van de begeleider van de avond.

ig h

De voorbeelden maken duidelijk dat er twee vormen van evaluatie zijn. Allereerst wil je weten of je doel bereikt is: we noemen dit de productevaluatie. Ook wil je weten hoe de activiteit verlopen is: dit noemen we de procesevaluatie.

C

op yr

Een goede evaluatie levert je inzicht op, aan de hand waarvan je je keuzes een volgende keer kunt bijstellen. Een goede evaluatie is ook belangrijk om datgene wat je doet of wat er gebeurd is aan een ander uit te leggen of te verantwoorden. Evalueren doe je niet alleen na afloop van een activiteit. Ook tijdens de activiteit kun je evalueren. Je kunt dan meteen verbeteringen toepassen en hoeft niet te wachten met verbeteren tot een volgende keer.

13


Evalueren

Opdracht 8 Het resultaat a. Noteer drie doelen die je jezelf de afgelopen periode hebt gesteld. 1. 2.

er w ijs

3.

ps on d

b. Heb je de doelen bereikt?

Opdracht 9 Het verloop

be ro e

c. Welke tips kun je jezelf geven?

a. Noteer drie doelen die je jezelf de afgelopen periode hebt gesteld. 1.

m

2.

tB oo

3.

ig h

b. Wat heb je gedaan om deze doelen te bereiken?

op yr

c. Wat ging er goed en wat ging er minder goed?

C

d. Welke tips kun je jezelf geven?

14


De evaluatie

Opdracht 10 Product- of procesevaluatie

er w ijs

a. Als je controleert of je de juiste materialen hebt gebruikt tijdens je werkzaamheden, is dit: een procesevaluatie, omdat het gebruik van de juiste materialen aangeeft of de klant tevreden is een procesevaluatie, omdat de juiste materialen gaan over de manier van werken een productevaluatie, omdat je bekijkt of je het doel hebt bereikt een productevaluatie, omdat de juiste materialen producten zijn

ps on d

b. Je komt er tijdens de evaluatie achter dat je de doelen niet hebt bereikt. Welke evaluatie heb je gedaan? procesevaluatie productevaluatie programma-evaluatie projectevaluatie

be ro e

c. Welke vraag kun je stellen bij een productevaluatie? Heb je het plan bij moeten stellen? Hoe voelde je je tijdens het uitvoeren? Wat zijn de resultaten van de werkzaamheden? Welke producten had je nodig om je doel te bereiken?

Opdracht 11 Proces- en productevaluatie Lees de volgende situaties goed door.

m

Situatie 1

tB oo

Gregory begeleidt het spel tienbal bij kinderen van groep 7. Het doel van zijn spel is dat het de teams lukt om de bal tien keer over te spelen. Je krijgt een punt als de bal in de handen is van de medespeler. De bal mag de grond raken. Ook mogen de tegenstanders de bal raken. Er is tijdens het spelen geen lichamelijk contact.

C

op yr

ig h

Gregory kijkt na het spel terug op wat er is gebeurd en komt tot de volgende conclusie: Tijdens en na het spel blijkt dat het heel gemakkelijk was voor de kinderen om tot scoren te komen. Het spel is op deze manier eigenlijk niet zo leuk om te spelen. Gregory heeft niet helemaal de goede keuzes gemaakt en wil de regels aanpassen. De volgende keer moeten de teams tien keer overspelen naar de medespelers zonder dat de bal de grond raakt en wordt aangeraakt door een tegenstander.

Situatie 2 Iza begeleidt een tikspel. Het is een enorme chaos en veel mensen lopen tegen elkaar op. Het gevaar op ongelukken is groot. Iza ziet dit en ziet dat het speelveld te klein is voor het aantal deelnemers dat zij heeft. Zij maakt het speelveld groter. Het spel verloopt nu beter. Er zijn geen botsingen meer.

15


Evalueren

Situatie 3 Joshua begeleidt al een tijdje een 6-jarig meisje bij gymnastiek tijdens de naschoolse sportopvang. Het is een erg onzeker meisje. De moeder van het meisje laat merken dat ze het vreemd vindt dat haar dochter na een maand nog steeds geen goede koprol kan maken.

er w ijs

Joshua laat in een gesprek weten dat zij de koprol drie keer hebben gedaan en dat het kindje van die drie keer er een keer niet was. De andere twee keer duurde het lang voordat het meisje wilde doen wat er gedaan moest worden. Hij heeft lang op haar in moeten praten en haar gerust moeten stellen voordat zij mee ging doen. De moeder is gerustgesteld en begrijpt het nu.

tB oo

c. Situatie 3:

m

b. Situatie 2:

be ro e

ps on d

Gaat het in de betreffende situaties om een productevaluatie, een procesevaluatie of komen beide evaluatievormen in het voorbeeld aan de orde? Leg je antwoord uit. a. Situatie 1:

ig h

Opdracht 12 Evalueren in de praktijk

C

op yr

Er zijn twee vormen van evalueren: procesevaluatie en productevaluatie. a. Kijk terug naar een praktijksituatie waarin jij een van de twee vormen van evaluatie kunt uitvoeren. b. Beschrijf deze situatie nauwkeurig.

16


De evaluatie

c. Beschrijf wat je wilt evalueren (welk proces of welk product) en maak een evaluatieformulier.

er w ijs

d. Schrijf je evaluatie. e. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

Evalueren van het functioneren

ps on d

Er is nog een reden om te evalueren: je wilt jezelf verbeteren. Je leert van je ervaringen tijdens het werken. Om van je ervaringen te leren, moet je je eigen functioneren evalueren. Het evalueren van je eigen functioneren zorgt ervoor dat je een nog betere medewerker sport en recreatie kunt worden. We noemen dit ook wel ‘leren op de werkvloer’.

tB oo

Leren op de werkvloer.

m

be ro e

Bij het evalueren van het functioneren kijk je naar jezelf. Je verzamelt informatie over wat jij goed gedaan hebt en wat er beter kan. Vervolgens probeer je die informatie te verwerken om te begrijpen wat jij een volgende keer anders of beter moet doen. Om ook echt iets te leren, maak je voor jezelf een plan. Je schrijft voor jezelf de leerdoelen op. Ook maak je afspraken over hoe je aan je leerdoelen gaat werken.

Opdracht 13 Eigen functioneren evalueren

ig h

a. Evalueer je eigen functioneren. Beschrijf hiervoor in het kort drie situaties op school of op stage die je meegemaakt hebt. 1.

C

op yr

2. 3.

Bedenk voor elke situatie: • Wat kan ik een volgende keer beter doen? • Hoe ga ik ervoor zorgen dat het een volgende keer beter gaat? • Wat of welke hulp heb ik daarbij nodig?

17


Evalueren

b. Situatie 1:

er w ijs

c. Situatie 2:

ps on d

d. Situatie 3:

Leren op de werkvloer

be ro e

e. Bespreek je antwoorden met iemand die je en die jou goed kent. Dit kan een klasgenoot, een docent, een stagebegeleider of iemand anders zijn. Pas je antwoorden eventueel aan. f. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

tB oo

m

Het evalueren van je eigen functioneren is erg lastig. Vaak helpt het als je een collega, je leidinggevende of een van de gasten vraagt om informatie. Een andere persoon kan namelijk vaak beter aangeven wat jij goed en minder goed doet. Ook kan een ander je helpen bij het formuleren van je leerdoelen en het kiezen van een aanpak.

ig h

Collega’s en andere deskundigen kunnen je goed helpen bij het verbeteren van je functioneren. Ook kunnen ze het goede voorbeeld geven. Je kijkt dan als het ware af hoe het moet. Een cursus volgen of informatie in boeken of op internet opzoeken, zijn ook manieren om te leren. Maar vaak is ‘doen’ de beste leeraanpak. Op de werkvloer ga je aan de slag om het beter of anders te doen. Je probeert uit en oefent in de praktijk.

C

op yr

Er zijn verschillende manieren om te leren op de werkvloer: • leren van een mentor/buddy • leren van een instructie • leren door te doen • ervaringen delen met collega’s • e-learning.

18

Leren van een mentor/buddy Een mentor of buddy begeleidt jou bij het leren. Meestal is je mentor een collega met veel ervaring. De mentor legt steeds uit wat je moet doen en hoe je dat moet doen. Hij doet het werk voor en hij laat je meekijken en oefenen. Als je vragen hebt, kun je die aan hem stellen. De mentor zal je steeds meer zelf laten doen totdat je al je werk zelfstandig kunt uitvoeren.


De evaluatie

Leren van een instructie Je collega of leidinggevende kan jou een instructie geven. Je krijgt dan uitleg. Daarna doet je collega het voor. Daarna mag jij het nadoen. Je collega blijft erbij staan en geeft af en toe tips.

er w ijs

Leren door te doen Als je iets nieuws moet leren op je werk, moet je het soms maar gewoon gaan doen. Je leidinggevende kan jou dan een soort proefopdracht geven.

ps on d

Ervaringen delen met collega's Je kunt veel leren van je collega’s. Dat kan door ervaringen met elkaar te delen. Je leidinggevende kan hier tijdens het werkoverleg ruimte voor geven. Elke collega vertelt dan kort hoe het met zijn werk gaat. Wat gaat goed? Wat gaat minder goed? Door hier samen over te praten leer je van elkaars ervaringen. Ook kun je elkaar tips geven.

be ro e

E-learning Organisaties kunnen hun medewerkers e-learning aanbieden. E-learning is leren via de computer. In het e-learningprogramma staan leerteksten, afbeeldingen, animaties, opdrachten en instructiefilmpjes. Soms moet je na het volgen van e-learning ook een toets maken.

Opdracht 14 Leren op de werkvloer

m

a. Wat is een mentor? een persoon die controleert of je je taken goed uitvoert een persoon die je begeleidt bij het leren een persoon die je beoordeelt tijdens je werk een persoon die leiding geeft op je werk

tB oo

b. Wat doe jij liever? Leren met een mentor, of leren door doen? Leg je antwoord uit.

ig h

c. Je kunt ook leren van een instructie. Wat is de juiste volgorde van de instructie die Terence aan Linda geeft?

C

op yr

Terence doet de taak voor. Linda oefent de taak. Linda voert de taak uit. Terence geeft tips. Terence legt de taak uit.

19


Evalueren

d. Welke taak zou je kunnen leren door te doen? de gymtoestellen opruimen een computer repareren e-mail sturen naar een gast ijsjes maken

ps on d

Opdracht 15 Leren op de werkvloer in praktijk

er w ijs

e. Waarom deze taak en de andere niet?

Lees de volgende situaties:

Situatie 1

Situatie 2

be ro e

Sjors wil leren hoe je een softijsje maakt. Zijn leidinggevende zegt: ‘Ga het maar gewoon doen. Maak maar zes proefijsjes.’ De eerste twee ijsjes mislukken, maar daarna gaat het steeds beter.

tB oo

m

Juliëtte geeft een instructie aan Bodil. De instructie gaat over het plaatsen van een reservering in het systeem. Juliëtte legt uit hoe het reserveringssysteem werkt en hoe je een nieuwe reservering kunt noteren. Juliëtte doet het voor. Bodil kijkt goed wat Juliëtte doet.

Situatie 3

op yr

ig h

Willem gaat werken bij de informatiebalie en mag met Evert meelopen. De eerste werkdag hoeft Willem niets zelf te doen. Hij kijkt hoe Evert het werk doet. Evert legt steeds uit wat hij doet en waarom. Op de tweede werkdag mag Willem het werk zelf proberen. Evert blijft steeds bij hem. Als het niet goed gaat, grijpt hij in. Na een week kan Willem het meeste werk zelf. Als hij het even niet meer weet, vraagt hij Evert om hulp.

C

Geef van deze situaties aan welke manier van leren toegepast wordt. a. Situatie 1:

20


De evaluatie

b. Situatie 2:

ps on d

Opdracht 16 Leren op je stage

er w ijs

c. Situatie 3:

be ro e

Op school leer je wel hoe je bepaalde handelingen moet doen. Maar in de praktijk komen er andere leerpunten bij. Je leert omgaan met je collega’s, je leert prioriteiten stellen wanneer er bijvoorbeeld iemand ziek wordt en je planning verandert. Ook leer je bijvoorbeeld omgaan met ouders van kinderen die aan de activiteiten deelnemen. Soms zijn ze heel vriendelijk, maar ze kunnen ook kritisch zijn. Op school is het niet zo makkelijk om te leren hoe je daarmee om moet gaan.

m

Hoe leer jij op jouw stage of je werkplek? Beschrijf drie voorbeelden waarbij je iets leerde op je stage of werkplek wat je niet (of niet zo makkelijk) op school kunt leren: • Om welke situatie ging het? • Wat gebeurde er? • Wat leerde je daarvan? • Waarom kun je dat niet (of niet zo makkelijk) op school leren?

op yr

ig h

tB oo

Als je zelf geen ervaring hebt opgedaan met deze situaties, interview dan een collega of medewerker op school, op de stage of op je werkplek. a. Situatie 1:

C

b. Situatie 2:

21


Evalueren

er w ijs

c. Situatie 3:

Verschillende manieren van leren

ps on d

d. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

be ro e

Om jezelf te verbeteren en een betere medewerker sport en recreatie te worden moet je leren. Leren gaat soms vanzelf en soms moet je er veel moeite voor doen. Je kunt op verschillende manieren leren. Dit zijn leerstrategieën. Je kunt leren door: • erover na te denken • stampen en herhalen • uitproberen en doen.

m

Erover nadenken Als je iets nieuws moet leren, helpt het om erover na te denken. Je denkt dan na over waarom iets zo is. Of je denkt na over wat je ervan vindt en wat je er allemaal mee kunt.

tB oo

Jeffrey leert hoe hij de vloer moet schoonmaken. Zijn collega legt uit dat je eerst moet vegen en daarna moet dweilen. Jeffrey denkt hierover na. Hij denkt: Als ik eerst veeg, dan is al het zand en alle kleine rommel vast weg. Je kunt dan makkelijker vlakmoppen. Thuis doe ik het ook zo, eerst stofzuigen en als laatste dweilen.

C

op yr

ig h

Zo kun je ‘erover nadenken’: • Denk na over het waarom. • Denk na over wat je ervan vindt. • Denk na over wat je erbij voelt. • Bedenk voorbeelden. • Maak er een schema of tekening van.

22


De evaluatie

Stampen en herhalen Je kunt iets leren door het steeds opnieuw te herhalen, net zo lang totdat je het weet of kunt.

be ro e

ps on d

Zo kun je ‘stampen en herhalen’: • Herhaal het steeds in je gedachten. • Doe dezelfde handeling steeds opnieuw. • Schrijf het een paar keer achter elkaar op. • Kijk eerst, doe je ogen dicht en herhaal het dan in je hoofd. • Overhoor jezelf. • Herhaal het net zo lang totdat je het kent of kunt. • Herhaal het na een poosje nog een keer.

er w ijs

Fabian leert hoe hij een broodje hamburger met salade en patat maakt. Hij moet alle handelingen in de juiste volgorde doen. De eerste keer doet zijn collega het voor en Fabian doet het na. De tweede keer doet Fabian het zelf. Fabian herhaalt de handelingen net zo lang totdat zijn collega zegt dat hij het goed doet. In het begin werkt Fabian nog langzaam, maar hoe vaker hij het gerecht heeft gemaakt, hoe sneller het gaat.

Uitproberen en doen Toen je klein was en moest leren fietsen heb je het waarschijnlijk net zo lang geprobeerd totdat het opeens goed ging. Je kunt dus leren door te proberen.

tB oo

m

In het lesboek van Chantal staat hoe je de telefoon moet doorschakelen. Chantal leest het één keer en gaat daarna oefenen met een collega. Tijdens het oefenen kijkt ze af en toe in het lesboek wat ze moet doen. Chantal oefent net zo lang totdat het doorschakelen een paar keer achter elkaar goed gaat.

C

op yr

ig h

Zo kun je ‘uitproberen en doen’: • Zorg ervoor dat je ergens kunt oefenen. • Probeer of het op een andere manier misschien beter gaat. • Als het niet lukt, bedenk dan wat je de volgende keer anders kunt doen. • Oefen net zo lang totdat het lukt.

23


Evalueren

Opdracht 17 Manieren van leren a. Je moet leren voor je werk. Welke manier zou je hiervoor kiezen en waarom? Manier

Waarom?

Alarmcode van gesloten afdeling onthouden

Stampen en herhalen

Door een code vaak te herhalen, onthoud je hem

er w ijs

Wat moet je leren?

Warming-up oefeningen uitleggen

ps on d

Naam van de persoon die belt, gelijk opschrijven

Van boven naar beneden schoonmaken

m

Namen van nieuwe medewerkers onthouden

be ro e

Bed opmaken

tB oo

Voorraad inventariseren

op yr

ig h

Noem twee voordelen en twee nadelen van elke manier van leren. b. Erover nadenken:

C

c. Stampen en herhalen:

24


De evaluatie

er w ijs

d. Uitproberen en doen:

Opdracht 18 Leerstijltest Bekijk de website.

ps on d

Leerstijltest a. Welke manier van leren past bij jou volgens de test?

be ro e

b. Wat vind je van het testresultaat? Herken je je leerstijl?

tB oo

m

c. Ga je iets met het testresultaat doen? Zo ja, wat dan?

C

op yr

ig h

d. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

25


HET BELANG VAN VAARDIGHEDEN Het belang van vaardigheden

er w ijs

Om goed te kunnen evalueren heb je verschillende vaardigheden nodig. Hoe beter je deze vaardigheden beheerst, hoe gemakkelijker en beter je kunt evalueren. Een van de vaardigheden die je voor het evalueren nodig hebt, zijn communicatieve vaardigheden. Andere vaardigheden die je nodig hebt zijn reflectievaardigheden en feedbackvaardigheden.

ps on d

Communicatieve vaardigheden Uiteraard kun je in je eentje evalueren. Je gaat dan zelf na hoe de activiteit is verlopen en wat het heeft opgeleverd. Als je anderen bij je evaluatie betrekt, wordt de evaluatie beter. Je krijgt op deze manier betere informatie.

Gasten en collega’s zijn belangrijke informatiebronnen. Met hen kun je communiceren over de activiteit. Dat kan mondeling door het gesprek aan te gaan. Je kunt ook schriftelijk evalueren. Een evaluatieformulier is dan een handig hulpmiddel.

be ro e

Tijdens het evalueren kan er al snel miscommunicatie ontstaan als gevolg van ruis of misverstanden. Evalueren is lastig als er ruis en misverstanden zijn. Ruis ontstaat in de communicatie tussen zender en ontvanger. Bij een misverstand communiceren zender en ontvanger op een verschillend niveau. Er kunnen door miscommunicatie zelfs conflicten ontstaan. Bereid een evaluatiegesprek daarom goed voor. Lees meer in Verdiepingsstof - Het evaluatiegesprek.

m

Verdiepingsstof - Het evaluatiegesprek

tB oo

Conflicten Een conflict heeft gevolgen voor hoe je je voelt en voor de onderlinge samenwerking.

C

op yr

ig h

Een conflict moet uiteindelijk opgelost worden. Daarvoor moet je wél weten wat de oorzaak is en dat is niet altijd zo eenvoudig. Vooral wanneer de emoties hoog oplaaien, halen mensen er allerlei dingen bij die niets met het conflict te maken hebben. Dat vertroebelt het zicht op de echte oorzaak van het conflict. Er zijn een aantal regels die handig zijn bij het omgaan met conflicten: • Bespreek het conflict punt voor punt. Belangrijk is dus dat je eerst het ene onderwerp bespreekt en afhandelt, voordat je overgaat naar het volgende onderwerp. • Scheid het onderwerp (inhoudsniveau) van de persoon (betrekkingsniveau). Houd het zakelijk en val niet de persoon zelf aan. • Houd het contact in stand. Je hebt een werkrelatie met degene met wie je een conflict hebt en geen privérelatie. Dit betekent dat je niet kunt besluiten geen contact meer te hebben met die persoon. Je moet samenwerken en dus moet je altijd de deur openhouden. • Ga niet in de aanval. Val de ander niet aan om jezelf te verdedigen. Het wordt dan erg moeilijk om met elkaar in contact te blijven en op inhoudsniveau te blijven.

26


Het belang van vaardigheden

Opdracht 1 Conflict oplossen a. Noteer de vier regels voor omgaan met een conflict. 1. 2.

er w ijs

3. 4. Bekijk het filmpje bij deze opdracht.

ps on d

Conflict b. Noteer bij elke regel of deze wel/niet zichtbaar is in het filmpje. 1. 2. 3.

be ro e

4.

m

c. Welke tips zou je willen geven om dit conflict op te lossen?

tB oo

d. Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot en bespreek de eventuele verschillen.

Reflectievaardigheden

ig h

Om jouw functioneren te evalueren kun je collega’s of andere deskundigen vragen. Zo kom je erachter hoe zij jouw gedrag hebben ervaren. Het is daarnaast ook belangrijk dat jij zelf je eigen functioneren evalueert. Je onderzoekt dan zelf hoe je reageert op een bepaalde situatie en hoe dat voelt. Eigenlijk houd je jezelf een spiegel voor. We noemen dat reflecteren.

C

op yr

Reflectievaardigheden zijn net als communicatieve vaardigheden en feedbackvaardigheden belangrijk om goed te kunnen evalueren. Bij reflecteren sta je stil bij de volgende vragen: 1. Hoe heb je gewerkt of gehandeld? 2. Welke keuzes heb je gemaakt? 3. Welke vaardigheden heb je ingezet? 4. Hoe voelt het?

27


ps on d

er w ijs

Evalueren

Reflecteer op je eigen functioneren.

ig h

tB oo

m

be ro e

Jaouad heeft een hele dag een groep kinderen begeleid bij recreatieve spelletjes. Hij kijkt terug op zijn eigen handelen: 1. Hoe heb je gewerkt of gehandeld? Jaouad is de hele dag bij de kinderen gebleven en is bij elk spel de spelleider geweest. Hij maakte de regels en zorgde ervoor dat die werden opgevolgd. 2. Welke keuzes heb je gemaakt? Als er conflicten waren tussen de kinderen greep Jaouad onmiddellijk in en loste ze zelf op. 3. Welke vaardigheden heb je ingezet? Jaouad moest veel van zijn energie steken in het oplossen van problemen of conflicten. Ook was hij veel bezig met het duidelijk maken van de regels en zorgen dat deze werden opgevolgd. Hij liet daarbij geen ruimte voor eigen initiatief en was degene die alles bepaalde. 4. Hoe voelt het? Jaouad voelt zich erg moe aan het einde van de dag. Jaouad heeft geen positief gevoel overgehouden aan de dag. Hij heeft het gevoel dat hij meer als ‘politieagent’ heeft gefunctioneerd dan dat hij een goede medewerker sport en recreatie was.

C

op yr

Je ziet in het voorbeeld dat Jaouad de vier stappen maakt om meer zicht te krijgen op zijn handelen van die dag. Bij reflecteren denk je in alle rust na over de dingen die gebeurd zijn. Je zet de zaakjes aan de hand van de vier reflectievragen voor jezelf op een rijtje. Vaak help het om dit voor jezelf op papier te zetten. Dat maakt het overzichtelijk. Ook kun je zo gemakkelijker het gesprek met anderen voeren. Op het moment dat je alles op een rijtje hebt, kun je voor jezelf conclusies trekken.

28

Reflecteren is een belangrijke vaardigheid om meer inzicht te krijgen in jezelf, om je fouten en gebreken te corrigeren en om jezelf te verbeteren. Uit onderzoek blijkt dat (zelf)reflectie belangrijk is. In het onderwijs kan bijvoorbeeld het maken van een portfolio helpen om te komen tot meer zelfinzicht. Ook in het werkveld van de medewerker sport en recreatie is het kijken naar je eigen manier van werken en functioneren belangrijk om te bepalen hoe je jouw functioneren kunt verbeteren.


Het belang van vaardigheden

Lees meer in Verdiepingsstof - SWOT-analyse. Verdiepingsstof - SWOT-analyse

er w ijs

Lees meer in Verdiepingsstof - Reflecteren met de STARR-methode. Verdiepingsstof - Reflecteren met de STARR-methode

Opdracht 2 Reflectie

be ro e

ps on d

Neem een praktijksituatie in gedachten. Bij voorkeur een situatie waarvan veel te leren is. a. Beschrijf kort de situatie en geef aan waarom je deze gekozen hebt.

m

Beantwoord de volgende vier reflectievragen: b. Hoe heb je gewerkt of gehandeld?

tB oo

c. Welke keuzes heb je gemaakt?

op yr

ig h

d. Welke vaardigheden heb je ingezet?

C

e. Hoe voelt het?

29


Evalueren

f. Wat zou je de volgende keer willen verbeteren?

er w ijs

g. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

Feedbackvaardigheden

ps on d

Bij evalueren wil je onder andere weten hoe je je werkzaamheden hebt verricht. Het is dan belangrijk dat je informatie ontvangt over hoe jouw gedrag op anderen overgekomen is. Dit noemen we ‘terugkoppelen’ of ‘feedback geven’. Feedbackvaardigheden zijn net als communicatieve vaardigheden en reflectievaardigheden belangrijke vaardigheden bij het evalueren. Reacties op het gedrag krijgen we voortdurend. Zowel gevraagd als ongevraagd en zowel verbaal als non-verbaal. Naast communicatieve vaardigheden zijn dus ook feedbackvaardigheden nodig om goed te kunnen evalueren.

be ro e

Je kunt feedback geven en feedback ontvangen. Feedback geven is eigenlijk niet veel anders dan het geven van informatie over hoe het gedrag van de ander op jou is overgekomen. Wanneer je feedback ontvangt, geeft de ander informatie over hoe jouw gedrag op hem overgekomen is. Feedback kan jou dan helpen om eventueel bepaald gedrag te veranderen en meer zelfkennis te krijgen. De kunst is om voor feedback open te staan, de signalen die je krijgt op te pikken en te bepalen welke feedback nuttig voor je is om te vertalen naar acties.

m

Feedback wordt nogal eens verward met kritiek. Mensen voelen zich aangevallen of ervaren de feedback als een teken van falen. Dat is jammer, want feedback geeft je de kans om te leren of te verbeteren. Feedback geven of ontvangen is niet altijd even leuk, maar wel nuttig.

ig h

tB oo

Mensen leren in de praktijk hoe ze iets het best of het snelst kunnen doen. ‘Leren op de werkvloer’ noemen we dat. Als je feedback krijgt van iemand met veel ervaring, kun je daar als feedbackontvanger van profiteren. Feedback is dan een belangrijk hulpmiddel om jezelf te verbeteren. Uit onderzoek is gebleken dat feedback die je direct krijgt tot betere resultaten leidt. Vraag dus om feedback en geef feedback! Je kunt feedback zowel op inhoudsniveau als op betrekkingsniveau geven. Feedback op inhoudsniveau gaat over de letterlijke boodschap die je geeft of ontvangt.

op yr

Ik begrijp niet wat je daarmee bedoelt. Kun je mij dat uitleggen?

C

Feedback op betrekkingsniveau gaat over de relatie of het gevoel dat je erbij krijgt.

Ik vind het niet fijn dat je lacht terwijl je mij vertelt dat ik iets niet goed doe.

Het is dus belangrijk om te weten van welk niveau van feedback geven of ontvangen er sprake is. Dit kan een hoop misverstanden voorkomen.

30


Het belang van vaardigheden

Opdracht 3 Complimentenfeest Deze opdracht doe je met de hele klas. Iedereen heeft een gekleurd vel A4-papier en een stickervel met witte etiketten. Schrijf op een van de stickers een compliment voor een klasgenoot.

er w ijs

De sticker plak je op de rug van je klasgenoot. Op deze manier plak je bij alle klasgenoten complimenten op hun rug.

Na afloop vraag je een klasgenoot om de stickers van je rug te halen en plak je deze op je gekleurde A4. Je hebt nu een lijst met complimenten, positieve feedback. Bewaar deze lijst goed.

ps on d

Opdracht 4 Dédé

Dédé loopt stage bij een grote camping in Nederland. Hij moet voor het eerst een groep gasten ontvangen en rondleiden over het terrein. Zijn stagebegeleider loopt met hem mee om te kijken of Dédé het goed doet. Tijdens zijn praatje vergeet Dédé een paar dingen te vertellen.

be ro e

Hij kijkt naar zijn stagebegeleider en deze kijkt boos naar hem. Met gebaren maakt hij duidelijk dat hij verder moet gaan, omdat hij kennelijk wat vergeten is. Dédé begrijpt wat zijn stagebegeleider bedoelt en vertelt alsnog de dingen die hij was vergeten te vertellen.

tB oo

m

Dédé krijgt non-verbaal feedback van zijn stagebegeleider. a. Wordt in het voorbeeld feedback op inhoudsniveau beschreven of feedback op betrekkingsniveau? Leg je antwoord uit.

op yr

ig h

Na afloop bespreekt Dédé het gebeuren met zijn stagebegeleider. Hij kan op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau reageren. b. Geef aan hoe de reactie van Dédé op inhoudsniveau zou kunnen zijn.

C

c. Geef aan hoe de reactie van Dédé op betrekkingsniveau zou kunnen zijn.

31


Evalueren

er w ijs

d. Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Denken jullie er hetzelfde over?

Positieve en negatieve feedback

Feedback kan je een bepaald gevoel geven. Krijg je positieve feedback, dan kun je hier blij, tevreden of gelukkig van worden. Je hoort bijvoorbeeld dat je vandaag goed hebt doorgewerkt en dat ze erg blij met je zijn. Dit kun je ook een compliment noemen.

ps on d

Krijg je negatieve feedback, dan kun je hier verdrietig, teleurgesteld of boos om worden. Je hoort bijvoorbeeld dat je de werkzaamheden echt wel sneller had kunnen doen en dat dit voor veel vertraging heeft gezorgd. Je kunt de negatieve feedback zien als verbeterpunten. Het geeft aan wat niet goed ging en wat je beter had kunnen doen.

be ro e

Feedback zorgt niet alleen voor gevoelens bij degene die de feedback ontvangt, maar ook bij degene die de feedback geeft. Je kunt zenuwachtig zijn als je iemand moet zeggen dat hij iets niet goed heeft gedaan.

Opdracht 5 Positieve of negatieve feedback

m

a. De feedback: ‘Ik had verwacht dat je eerder klaar zou zijn met de werkzaamheden. Dat vind ik jammer.’, is: negatieve feedback positieve feedback

C

op yr

ig h

tB oo

b. De feedback: ‘Ik zie dat je goed je best hebt gedaan. Het resultaat mag er zijn.’, is: negatieve feedback positieve feedback

32


Het belang van vaardigheden

Feedback geven Als feedbackgever kun je zowel verbaal als non-verbaal informatie geven. Soms geef je ook onbewust non-verbale feedback.

er w ijs

Gillermo neemt afscheid van het recreatiecentrum waar hij stage loopt. Van zijn collega’s krijgt hij een cadeau. Gillermo vindt het geen mooi cadeau, maar hij vindt het vervelend om dit te zeggen. Hij bedankt zijn collega’s en zegt dat hij het mooi vindt. Maar zijn gezicht vertelt iets anders …

ps on d

Er zijn twee voorwaarden voor het geven en ontvangen van feedback: 1. Tussen de feedbackgever en de feedbackontvanger moet sprake zijn van een sfeer van veiligheid en vertrouwen. 2. De feedbackgever en de feedbackontvanger vinden beiden dat feedback een goed hulpmiddel is om te evalueren.

ig h

tB oo

m

be ro e

Als gever van feedback hoop je natuurlijk dat het leidt tot verandering van het gedrag van de ander. Die ander kan zich aangevallen voelen. Het geven van feedback is dan ook niet zo gemakkelijk en vraagt veel van de feedbackgever. Overtuig je er eerst van dat de voorwaarden voor het geven van feedback aanwezig zijn, voordat je feedback geeft.

C

op yr

Feedback geven.

Opdracht 6 Feedbackvoorwaarden Je hebt thuis, op school, je stage of op je werk vast wel eens feedback gekregen. a. Beschrijf een situatie waarin aan beide voorwaarden voor het geven van feedback voldaan was.

33


Evalueren

b. Hoe heb je de betreffende situatie ervaren?

d. Hoe heb je de betreffende situatie ervaren?

ps on d

er w ijs

c. Beschrijf een situatie waarin niet aan beide voorwaarden voor het geven van feedback voldaan was.

be ro e

Opdracht 7 Veranderbaar of onveranderbaar?

Geef bij elke situatie aan of het om veranderbaar of onveranderbaar gedrag gaat. a. Je loopt zo snel, dat ik je niet kan bijhouden. Dat vind ik lastig. veranderbaar gedrag onveranderbaar gedrag

tB oo

m

b. Omdat je dyslectisch bent, snap ik niet altijd wat je bedoelt in je e-mails. Dat vind ik vervelend. veranderbaar gedrag onveranderbaar gedrag c. Ik vind het vervelend dat je mij niet aankijkt, doordat je scheel kijkt. veranderbaar gedrag onveranderbaar gedrag

C

op yr

ig h

d. Je mag tijdens het werkoverleg wel vaker iets vragen. Ik merk dat je soms niet alles begrijpt, dus vraag het maar gerust. veranderbaar gedrag onveranderbaar gedrag

34


Het belang van vaardigheden

De regels van feedback.

be ro e

ps on d

er w ijs

Feedbackregels

tB oo

m

Als je feedback geeft, zijn er ook een aantal regels waaraan je je moet houden. De belangrijkste feedbackregels zijn: • Gebruik de ik-vorm en niet de jij-vorm. Zo geef je feedback over hoe de boodschap op jou is overgekomen. De ander voelt zich zo minder aangevallen.

Ik zag dat je lachte tijdens je uitleg. Daardoor krijg ik de indruk dat je er plezier in hebt.

C

op yr

ig h

• Beschrijf je gevoel. Je probeert het gevoel dat je hebt onder woorden te brengen.

Ik vind het niet fijn dat je mij een slome noemt tijdens de evaluatie van de dag.

• Wees duidelijk en precies. Probeer datgene wat je gezien, gehoord en ervaren hebt kort en duidelijk te omschrijven zonder daar een oordeel over te geven.

Ik zag dat je de gasten tijdens het gesprek niet aankeek.

35


Evalueren

er w ijs

• Geef bruikbare en opbouwende feedback. Zeg niet alles tegelijk, maak verschil tussen hoofd- en bijzaken en geef tips. Als je feedback geeft, is het belangrijk dat je die zaken benoemt waar iemand iets mee kan. Je probeert de hoeveelheid feedback te beperken, zodat het voor de feedbackontvanger te overzien blijft. Ook al heb je heel veel gezien, gehoord en ervaren, kies een of twee belangrijke punten uit. Deze bespreek je. Probeer je feedback te eindigen met een tip waar de ander iets mee kan.

ps on d

Robert wil zijn collega van de schoonmaak aanspreken op zijn manier van schoonmaken. Er zijn best veel dingen aan te merken op zijn manier van schoonmaken. Robert pikt er één ding uit: 'Ik merk dat er na het schoonmaken nog allerlei vuil achter de materialen ligt. Misschien is het verstandig om eerst de materialen naar het midden te schuiven en daar schoon te maken. Daarna kun je dan de materialen terugschuiven en de rest van de zaal schoonmaken.'

be ro e

• Geef feedback op het juiste moment. Het is erg lastig om het goede moment te bepalen. Vaak is hoe korter de tijd tussen datgene waar je feedback over geeft en het moment van feedback geven, hoe beter. Soms is het beter om even te wachten. De feedbackgever of -ontvanger is bijvoorbeeld nog te moe of te geëmotioneerd om op dat moment open te staan voor feedback.

m

Kim heeft een conflict met een gast van zeilschool De Zeeman. Dit is behoorlijk uit de hand gelopen. De gast is boos weggelopen en Kim is ook erg boos. Shirley, die erbij aanwezig was, zegt nog niets. Zij heeft wel een paar bespreekpunten over de aanpak van Kim. Shirley wacht tot Kim wat gekalmeerd is, voordat ze feedback geeft.

tB oo

• Vraag of je indruk klopt. Geef de feedbackontvanger de ruimte om te reageren op je feedback.

ig h

‘Je kwam op mij wat zenuwachtig over. Je kwam moeilijk uit je woorden en wreef veel met je handen over elkaar. Klopt het dat je zenuwachtig was?’

op yr

Opdracht 8 Feedbackregels Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. a. Noteer de zes regels voor het geven van feedback.

C

1.

2. 3. 4. 5. 6.

36


Het belang van vaardigheden

b. Neem een situatie in gedachten waarover je feedback aan je klasgenoot zou willen geven. Werk je feedback aan de hand van de zes regels uit. 1.

er w ijs

2. 3.

ps on d

4. 5.

be ro e

6.

m

c. Geef de feedback aan je klasgenoot. d. Wat vond je klasgenoot van je feedback?

tB oo

e. Zou je het de volgende keer weer zo doen? Wat wel en wat niet?

ig h

f. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

C

op yr

Opdracht 9 Feedbackfouten Feedback geven Bekijk het filmpje behorende bij deze opdracht. In het filmpje maakt de feedbackgever een aantal fouten als je kijkt naar de regels voor het geven van feedback.

37


Evalueren

a. Welke fouten maakt de gever van feedback (welke regels voor het geven van feedback overtreedt hij)? 1.

er w ijs

2. 3.

ps on d

4. 5.

be ro e

6.

m

b. Welke gevolgen hebben deze fouten voor degene die de feedback krijgt?

c. Vergelijk de antwoorden in een klein groepje klasgenoten.

tB oo

Opdracht 10 Praktijklessen

C

op yr

ig h

Maak een verslag van je eigen functioneren tijdens de praktijklessen van de vorige week. Eventueel kun je ook een andere activiteit kiezen. Je levert dit verslag aan het einde van de les in. Maak daarbij gebruik van de volgende opdrachten: a. Ga in een groepje bij elkaar zitten en schrijf onafhankelijk van elkaar vier positieve en vier negatieve punten op van al je klasgenoten. Zet zet ze op een los blad, in je map of schrift of in een Word-bestand. Deze punten moeten te maken hebben met het functioneren tijdens de praktijklessen (of de gekozen activiteit). Denk aan uitvoering van taken, inbreng, motivatie, inzet en dergelijke. b. Schrijf voor jezelf vier positieve en vier negatieve punten op over je eigen functioneren tijdens deze lessen (of de gekozen activiteit). Schrijf dit op hetzelfde blad of in hetzelfde bestand. c. Bereid het geven van feedback goed voor en maak gebruik van de feedbackregels! Bespreek de feedback om de beurt met een klasgenoot en laat iedereen vier positieve en negatieve punten opnoemen en toelichten. Schrijf de punten die je klasgenoten hebben genoemd ook op het blad of in het Word-bestand. d. Vertel om de beurt welke positieve en negatieve punten je hebt opgeschreven over je eigen functioneren. Bespreek deze met je groep. Let weer op de feedbackregels!

38


Het belang van vaardigheden

ps on d

er w ijs

e. Schrijf een samenvatting van je eigen functioneren. Hierin moet jouw eigen mening en die van je klasgenoten terugkomen. Geef in de samenvatting ook aan in hoeverre jij de feedbackregels hebt toegepast.

C

op yr

ig h

tB oo

m

Feedback ontvangen

be ro e

f. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

De regels van feedback.

39


Evalueren

er w ijs

Ook de ontvanger van feedback en zijn manier van ontvangen zijn belangrijk voor een goed verloop van het feedbackproces. Voor het ontvangen van feedback zijn er ook een aantal regels waar je rekening mee moet houden. De belangrijkste regels zijn: • Luister actief. Je laat aan de feedbackgever duidelijk merken dat je geïnteresseerd bent in wat hij te melden heeft.

Mike geeft feedback aan Oscar. Oscar zit rechtop en kijkt Mike aan. Af en toe geeft Oscar een knikje om te laten merken dat hij hem begrijpt.

ps on d

• Stel je lerend op. Je gaat niet in de verdediging. Je vermijdt het ‘ja maar’. Je stelt je open op en neemt de feedbackgever serieus in wat hij zegt.

be ro e

Mike zegt dat Oscar niet altijd eerst contact maakt met de klant voordat hij de klant ergens op wijst. Oscar dacht dat hij dat wel deed. Oscar gaat niet in de verdediging, maar bedankt Mike en zegt dat hij er nog beter op zal letten.

m

• Vraag om verduidelijking. Als je het als feedbackontvanger niet helemaal begrijpt of als je meer wilt weten, stel je vragen om hier antwoord op te krijgen.

C

op yr

ig h

tB oo

Oscar begrijpt niet goed wat Mike met contact maken bedoelt en vraagt Mike of hij daarvan een voorbeeld wil geven, zodat hij dat een volgende keer kan gebruiken.

Een open houding?

40


Het belang van vaardigheden

Lees meer in Verdiepingsstof - Feedback.

Opdracht 11 Rollenspel Feedback ontvangen Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot.

er w ijs

Verdiepingsstof - Feedback

ps on d

Oefen samen met een klasgenoot het ontvangen van feedback. Gebruik eventueel de checklist voor het ontvangen van feedback. Hou ook rekening met de regels voor het geven van feedback. Schrijf deze eventueel ook eerst op.

Situatie 1

be ro e

Je hebt gisteren de mappen met persoonlijke gegevens van clubleden niet opgeruimd. Deze lagen nog in het sportcafé. Hier kunnen andere gasten ook komen. Het is niet de bedoeling dat ze dit lezen. Je vergeet wel vaker dit soort dingetjes en je weet van jezelf dat dit gebeurt. Je bent een beetje rommelig de laatste weken. Je wordt erop aangesproken door een collega.

Situatie 2

m

Er zijn klachten gekomen van gasten. Ze vinden je nogal chagrijnig en hebben het idee dat je niet luistert. Je wordt hier door een collega op aangesproken.

tB oo

a. Voorbereiding: je klasgenoot gaat jou feedback geven aan de hand van situatie 1. Uitvoering: Voer het gesprek. In het gesprek moet je je openstellen voor zijn feedback. Dit doe je door je te houden aan een aantal punten. b. Evaluatie: controleer aan de hand van de checklist of je je aan alle punten hebt gehouden. Vul de checklist verder in. Gedaan? Leg uit hoe je dit hebt gedaan

ig h

Aandachtspunten Luister actief

C

op yr

Stel je lerend op

Vraag om verduidelijking

c. Draai daarna de rollen om en gebruik situatie 2.

41


Evalueren

Opdracht 12 Feedback ontvangen Het doel van deze opdracht is dat je op een positieve manier feedback kunt ontvangen, ook al is die feedback niet zo vriendelijk gebracht.

ps on d

er w ijs

Werkwijze: • Lees de situatie. • Maak een groepje van drie of vier klasgenoten. • Verdeel de rollen: Nick en meneer Los. Zij verdiepen zich goed in hun rollen. De andere klasgenoten zijn de observanten. • Meneer Los stapt op Nick af. Nick heeft zich niet kunnen voorbereiden. Nick moet proberen de negatieve feedback van meneer Los in goede banen te leiden. • Bespreek het gesprek na met de nabesprekingsvragen en met de observaties van je klasgenoten. • Bespreek daarna de algemene vragen.

Situatie

m

be ro e

Nick is medewerker bij de wekelijkse sport- en recreatie-instuif bij de gemeente Haarlem. Op een dag komt meneer Los, de vader van Luuk, naar Nick toe. Hij zegt dat hij het een waardeloze organisatie en begeleiding vindt bij de instuif. Luuk is elke week bij de instuif, maar hij heeft nog niet één keer een spel gedaan waar hij mee heeft gewonnen. Verder zijn de handvaardigheidsonderdelen totaal niet interessant voor Luuk, want hij kan dat allemaal al. Nick heeft Luuk veel begeleid bij de spellen en ook bij de handvaardigheidsonderdelen en kent Luuk goed. Meneer Los vindt dat Nick er verantwoordelijk voor is dat Luuk geen succesbeleving heeft gehad en dat handvaardigheid niet interessant is. Meneer Los is erg boos.

tB oo

Nabesprekingsvragen: a. Wat was de eerste reactie van Nick op de negatieve feedback van meneer Los?

op yr

ig h

b. Was er bij Nick een non-verbale reactie? Welke?

C

c. Wat was de reactie van meneer Los toen Nick zijn reactie had gegeven? Werd meneer Los minder boos of juist nog bozer? Waarom denk je?

42


Het belang van vaardigheden

d. Vertoonde meneer Los non-verbale reacties? Welke?

ps on d

er w ijs

e. Hoe was het verloop van het gesprek? Was er sprake van reageren op wat ze tegen elkaar zeiden? Of stonden Nick en meneer Los om de beurt hun ‘eigen verhaaltje’ af te draaien?

f. Wat was het uiteindelijke resultaat van het gesprek?

be ro e

g. Hadden zowel Nick als meneer Los na afloop een positief gevoel bij dit gesprek?

tB oo

m

h. Wat hadden Nick en meneer Los beter kunnen doen? Welke tips geven de observatoren?

i. Wissel van rol en speel het rollenspel nog een keer.

C

op yr

ig h

Algemene vragen: j. Heb je weleens meegemaakt op school of op het werk dat iemand onterecht boos op je was? In welke situatie?

k. Hoe heb je gereageerd op die onterechte boosheid?

43


Evalueren

l. Zou je dat nu anders doen?

ps on d

er w ijs

m. Denk je dat een situatie als die tussen Nick en meneer Los vaak voor kan komen in je opleiding of werk?

be ro e

n. Hoe denk je met zulke situaties om te gaan? Ben je er bang voor? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Opdracht 13 Situatie bedenken

tB oo

m

a. Bedenk een situatie waarin je zelf kritisch moet zijn (feedback geven) over de prestaties van iemand uit jouw omgeving (klasgenoten, vrienden, kennissen, familie). Waarover wil je feedback geven?

ig h

b. Lees de regels voor het geven van feedback. Bedenk samen met een klasgenoot wat je wilt zeggen en hoe je het wilt zeggen. Schrijf dit op.

C

op yr

c. Hoe verwacht je dat de feedbackontvanger zal reageren? Wat zal de feedbackontvanger zeggen, denk je?

44


Het belang van vaardigheden

d. Hoe reageer jij daar weer op? Wat zeg jij?

er w ijs

e. Wat probeer je te bereiken?

ps on d

f. Wat probeer je te voorkomen?

be ro e

g. Hoe schat jij de kans in dat de feedbackontvanger de feedback als positief zal ervaren? Kies uit: heel groot / groot / matig / klein / heel klein h. Wat kun je eventueel anders zeggen of doen om de kans op succes te vergroten?

tB oo

m

i. Geef de feedback die je voorbereid hebt.

op yr

ig h

j. Schrijf na afloop op hoe het gegaan is.

C

k. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

45


Evalueren

Rapporteren

er w ijs

Tijdens je werk maak je van alles mee. Om je goed voor te bereiden op je werk moet je weten wat er gebeurt op je werk. Dit betekent niet alleen dat collega’s jou op de hoogte moeten houden van wat er gebeurt, maar dat jij andersom ook je collega’s op de hoogte moet houden. Dit kun je doen door te rapporteren. Rapporteren is melden. Je rapporteert over gebeurtenissen op je werk of over iets wat je hebt gezien. Het bericht noem je een rapportage.

ps on d

Je rapporteert om: • informatie aan anderen te geven over een bepaald onderwerp • een gebeurtenis aan anderen door te geven • instructie aan anderen te geven.

be ro e

Femke werkt als medewerker sport en recreatie in een recreatiepark. Voordat haar activiteit begint, controleert ze of alle materialen en middelen nog in orde zijn. Ze ziet dat er twee lijmpistolen kapot zijn. Deze moeten worden vervangen. Ze rapporteert dit in het logboek van het recreatiepark. Aan het eind van de middag kijkt ze naar een sportles die Jaline geeft. Femke ziet dat er een meisje is die vaak aan haar kuit zit. Ze lijkt er last van te hebben. Na de les rapporteert Femke dit aan Jaline door haar aan te spreken.

tB oo

m

Schriftelijk en mondeling In het voorbeeld rapporteert Femke schriftelijk en mondeling. In het logboek schrijft ze dat de twee lijmpistolen kapot zijn. Dat is schriftelijk rapporteren. In de middag vertelt ze aan Jaline over het meisje. Dat is een voorbeeld van mondeling rapporteren.

ig h

Voor- en nadelen schriftelijke en mondelinge rapportage Mondeling rapporteren komt vaak voor. Mondeling rapporteren heeft een aantal voordelen. Je kunt snel informatie aan iemand doorgeven. Jij of de ander kan hier gelijk wat mee doen. Als de ander jou niet begrijpt, kan hij vragen stellen. Bij het mondeling rapporteren moet je de belangrijkste zaken vertellen. Het nadeel van een mondelinge rapportage is dat je vaak te lang over iets doorpraat. Ook worden de gesprekken niet vastgelegd en kun je dus niet nalezen wat er is gezegd.

C

op yr

Een voordeel van schriftelijke rapportage is dat je het nauwkeurig kunt opstellen. Belangrijke en ingewikkelde informatie kun je daarom beter schriftelijk rapporteren. Je kunt dan goed nadenken over wat je moet opschrijven en het nalezen. Met schriftelijke rapportage bereik je ook meerdere mensen. Degene die de rapportage leest, kan nadenken over wat geschreven is. Hij kan er dan goed op reageren. Het nadeel van een schriftelijke rapportage is dat het meer tijd kost dan een mondelinge rapportage. Ook krijg je niet gelijk een reactie.

46


Het belang van vaardigheden

ps on d

er w ijs

Hoe rapporteer je? Rapporteren kun je dus schriftelijk en mondeling doen. Voor beide manieren gelden een aantal voorwaarden: • Zorg dat je zakelijk bent. Beschrijf of bespreek alleen de zaken die belangrijk zijn en maak geen grappen. • Wees duidelijk in je rapportage. Gebruik in je rapportage bijvoorbeeld geen spreekwoorden en gezegdes. Maar zeg waar het om gaat. • Zorg dat je volledig bent. Vergeet geen belangrijke informatie. • Geef beknopte rapportage. Dat betekent dat je kort samenvat waar het om gaat. Geef geen informatie waaraan de ander niets aan heeft. Dat is alleen maar onduidelijk. • Zorg dat je objectief bent. Dat betekent dat je de rapportage baseert op feiten en niet op meningen. In veel organisaties rapporteer je schriftelijk met rapportageformulieren. Hierin staat precies aangegeven wat je moet rapporteren. Er staat bijvoorbeeld: 'Wie waren erbij betrokken?' of 'Tijdstip van gebeurtenis: ...'.

op yr

ig h

tB oo

m

be ro e

Naast de formulieren kun je rapportages schrijven in een logboek. Een logboek is een boek waarin gebeurtenissen worden bijgehouden. Als je avonddienst hebt, kun je in het logboek lezen wat er overdag is gebeurd. Er staat bijvoorbeeld dat mevrouw Van Beek is gevallen en dat meneer Groenhart koorts heeft.

C

Een logboek.

47


Evalueren

Opdracht 14 Mondeling of schriftelijk Welke manier van rapporteren zou jij kiezen en waarom?

Situatie 1

er w ijs

Rebecca werkt in een sporthal. Na een drukke zaterdagavond vindt ze een mobiele telefoon in de zaal. Deze legt ze bij de gevonden voorwerpen.

ps on d

a. Rapporteert Rebecca schriftelijk of mondeling dat ze de telefoon heeft gevonden? Leg je antwoord uit.

Situatie 2

be ro e

Hassan werkt eveneens in de sporthal. Jill heeft zojuist een ongeluk gehad. De ambulance heeft Jill meegenomen naar het ziekenhuis. Hassan rapporteert zijn bevindingen aan zijn leidinggevende, zijn collega Rebecca (die hij de dag erna treft), de familie van Jill, en een vriend waar hij in het weekend mee op stap is.

ig h

tB oo

m

b. Rapporteert Hassan schriftelijk of mondeling naar deze personen? Leg je antwoord uit.

C

op yr

Opdracht 15 E-mail

48

Bij de sportschool waar Theo werkt, kwam laatst een meneer een klacht indienen over de factuur die hij toegestuurd had gekregen. Volgens hem was deze dubbel verstuurd en had hij zijn maandelijkse abonnementskosten al betaald. Ik heb al zijn gegevens opgeschreven. Zijn naam, zijn telefoonnummer en zijn adres. Voor mijn leidinggevende heb ik verder de omschrijving van de klacht duidelijk op papier gezet. Mijn leidinggevende was die dag zelf niet aanwezig, maar heeft de meneer de volgende dag direct teruggebeld.


Het belang van vaardigheden

er w ijs

a. Waarom was het goed dat de medewerker van de sportschool op deze manier rapporteerde?

Een keer per week controleert Theo de uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden, op onveilige situaties, op verlichting, verwarming en op ventilatie. Alle zaken die hij tegenkomt die niet goed zijn gegaan of die reparatie nodig hebben, rapporteert hij aan zijn leidinggevende. Meestal zet hij alles netjes op papier met de datum erbij waarop hij de punten is tegengekomen.

be ro e

ps on d

b. Waarom is het belangrijk om de datum erbij te zetten?

Theo stuurt een mail naar zijn leidinggevende, omdat hij afgesproken heeft dat de meneer met de klacht over de factuur teruggebeld zal worden. Maar ook omdat Theo niet tevreden is over de schoonmaak en het onderhoud. Reparaties worden niet uitgevoerd en de schoonmaak gebeurt niet goed genoeg. Aangezien Theo alles goed genoteerd heeft in een logboek kan hij zijn leidinggevende goed laten zien waar hij het in zijn mail over heeft.

C

op yr

ig h

tB oo

m

c. Schrijf een mail naar je leidinggevende waarin je aangeeft waarover je niet tevreden bent en dat je graag wil laten zien wat er aan de hand is.

d. Bespreek de mail met een klasgenoot. Wat zou je aan je mail verbeteren?

e. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

49


AFSLUITING Opdracht 1 Project Evalueren

er w ijs

Project - Thema 9 Bij dit project werk je samen met drie klasgenoten.

In het project ‘Evaluatie activiteitenprogramma’ evalueer je het sportieve of recreatieve activiteitenprogramma van een organisatie.

Opdracht 2 Praktijktoets Evalueren Praktijktoets - Thema 9

ps on d

Je krijgt het project van je docent. De uitwerking van deze opdracht kun je in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

be ro e

a. In deze praktijktoets laat je zien dat je kunt evalueren. Deze praktijktoets kun je uitvoeren op school, op je stage of op je werkplek. Overleg met je docent waar en wanneer je de praktijktoets doet. Je krijgt de praktijktoets van je docent. De uitwerking van deze opdracht kun je in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

m

Beoordeel jezelf

tB oo

b. Een duimpje omhoog betekent dat je dit leerdoel volledig beheerst, een duimpje omlaag betekent dat je het leerdoel nog nauwelijks beheerst. Leerdoelen

Je kunt feedback- en evaluatievaardigheden toepassen.

2.

Je verzamelt actief informatie over de werkuitvoering.

3.

Je kunt luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen.

4.

Je vraagt collega’s en gasten actief om feedback.

5.

Je past je werkwijze aan, als daar aanleiding voor is of als erom wordt gevraagd.

6.

Je bespreekt feedback met je leidinggevende.

7.

Je reflecteert op je eigen functioneren en geeft een realistisch beeld.

8.

Je komt voor jezelf op.

9.

Je kunt leerstrategieën toepassen.

C

op yr

ig h

1.

50


Afsluiting

c. Noem twee dingen waarover je tevreden bent. 1. 2.

1. 2. Opmerkingen van de docent of praktijkbegeleider die beoordeelt

be ro e

ps on d

e. TOP

er w ijs

d. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou willen doen.

C

op yr

ig h

tB oo

m

f. TIP

g. Bespreek de beoordeling van deze praktijktoets met je docent en/of praktijkbegeleider. Als jullie het samen eens zijn, tekenen jullie beiden voor akkoord. Als jullie het niet eens zijn, teken je voor gezien. Naam docent en/of praktijkopleider: Handtekening: Akkoord of gezien? Datum:

51


Evalueren

Naam student: Handtekening: Akkoord of gezien?

er w ijs

Datum:

Opdracht 3 Eindtoets Evalueren Eindtoets - Thema 9

ps on d

Met deze eindtoets test je je kennis nadat je het thema afgerond hebt. Overleg met je docent op welk moment je de eindtoets gaat maken.

Opdracht 4 Terugkijken

• Heb je alle opdrachten die je moest doen uitgevoerd? • Heb je je portfolio-opdrachten ingeleverd en zijn ze goedgekeurd? • Heb je je praktijktoets en eindtoets gedaan?

be ro e

Door het maken van de opdrachten bij de leerdoelen, het praktijkvoorbeeld en de nulmeting (opdracht 1 tot en met 4) ben je erachter gekomen wat je van dit thema al allemaal wist voordat je eraan begon. Wat heb je van dit thema geleerd?

tB oo

m

Kennis:

Vaardigheden:

C

op yr

ig h

Andere leerpunten:

52


PROJECT THEMA 9 EVALUATIEFORMULIER

er w ijs

Bij dit project werk je samen met drie klasgenoten. In dit project evalueer je het sportieve of recreatieve activiteitenprogramma van een organisatie. Je maakt een evaluatieformulier en voert de evaluatie uit onder de gasten of sporters. Dit doe je voor je stagebedrijf of voor je school. In dit project word je beoordeeld op het product dat je oplevert en op de samenwerking tijdens het project.

ps on d

Opdrachtgever Er zijn twee mogelijkheden: • Loop je al stage of heb je werk? Dan is het bedrijf waar je stage loopt of werkt de opdrachtgever. • Loop je nog geen stage of heb je geen werk? Dan is je school de opdrachtgever.

be ro e

Waarschijnlijk heeft het bedrijf of de school al een aanpak voor de evaluatie onder sporters of gasten. Maar je gaat er van uit dat dit nog niet het geval is. Jij gaat namelijk het evaluatieformulier maken, de noodzakelijke informatie verzamelen en de evaluatie uitvoeren. Uiteindelijk presenteren je de bevindingen aan de opdrachtgever.

tB oo

m

De opdracht Maak een evaluatieformulier en voer de evaluatie uit over de werkzaamheden van het sporten recreatieteam. Het gaat om een evaluatie onder sporters of gasten die langere tijd deelgenomen hebben aan de activiteiten die het sport- of recreatieteam organiseert en begeleidt. Als je de evaluatie uitgevoerd hebt dan weet je: • precies wat de sporters of gasten van de sportieve of recreatieve activiteiten vinden • precies wat de sporters of gasten van de begeleiding vinden • precies wat de sporters of gasten van de organisatie vinden • precies wat de sporters of gasten van de accommodatie, materialen en middelen vinden • precies wat de sporters of gast van de sfeer vinden.

ig h

Producteisen • Je hebt een compleet evaluatieformulier. • Je hebt informatie verzameld onder een gedifferentieerde groep sporters of gasten. • Je hebt conclusies en aanbevelingen geformuleerd. • Je hebt een presentatie voor de opdrachtgever samengesteld.

C

op yr

Aanleveren Je levert drie dingen aan: 1. Het evaluatieformulier. 2. Een evaluatieverslag met daarin alle gevraagde informatie. 3. Een verslag waarin je beschrijft hoe je te werk bent gegaan.

53


Evalueren

Voorbereiden Opdracht 1 Voorbereiden: de opdracht

ps on d

b. Waarom heeft de opdrachtgever jullie deze opdracht gegeven?

er w ijs

a. Wat is precies de opdracht?

be ro e

c. Wat wil de opdrachtgever precies?

Opdracht 2 Afspraken maken en voorbereiden

Wat heb je nodig?

Wanneer klaar? Check

C

op yr

ig h

tB oo

Voorbereidende Wie? actie

m

Voor een project moet er veel gebeuren. Zorg dat je de taken goed verdeelt. Maak samen met je klasgenoten een actielijst en verwerk die in je verslag.

54

Bedenk eerst: • Voor welke organisatie ga je de evaluatie uitvoeren? • Wat is het doel van de evaluatie die je gaat afnemen? • Bij welke doelgroep ga je de evaluatie uitvoeren? • Aan wie kun je feedback vragen over de vragen die je hebt bedacht? • Op welke wijze ga je informatie verzamelen? Schriftelijk of mandeling? Fysiek of digitaal? Anders? • Wie kan je behulpzaam zijn bij het verspreiden van de evaluatie?


Project Thema 9 Evaluatieformulier

• Waar kunnen de sporters of gasten de ingevulde evaluatie inleveren? • Op welke manier ga je de resultaten presenteren? Welke presentatie vorm kies je? • Maak een afspraak met je docent en laat de uitwerking van de voorbereiding en het vooronderzoek zien. Bespreek of er nog verbeterpunten zijn en pas indien nodig aan.

Opdracht 3 Ontwerp

er w ijs

Voordat je begint met de uitvoering ga je eerst werken aan het ontwerp. Verwerk de antwoorden op de voorbereidingsvragen in een opzet van de evaluatie. Bespreek de opzet van de evaluatie met je docent.

Uitvoeren

ps on d

Opdracht 4 Uitvoeren

Terugkijken Opdracht 5 Terugkijken

be ro e

Maak het evaluatieformulier. Voer de evaluatie uit en verwerk de gegevens in een evaluatieverslag. Neem conclusies en aanbevelingen in het verslag op. Bereid een presentatie voor de opdrachtgever voor en geef de presentatie. Maak een verslag van hoe je te werk gegaan bent.

a. Evalueer het project aan de hand van de volgende vragen. Zet een kruisje in de tabel. 1 is onvoldoende en 5 is goed. Geef per score een korte toelichting 2

3

4

5

TOELICHTING

tB oo

Hoe verliep de samenwerking?

1

m

VRAAG

Wat vind je van het eindresultaat?

ig h

Wat vind je van je eigen bijdrage?

op yr

Hoe goed hebben jullie je kunnen houden aan de planning?

C

b. Geef voor de vragen waarbij je een 1 of een 2 hebt ingevuld aan waardoor dit komt en hoe je dit een volgende keer anders zou aanpakken.

55


Evalueren

Opdracht 6 Beoordeling Project Thema 9 Beoordelingscriteria

De evaluatie is afgenomen onder voldoende deelnemers.

er w ijs

a. 1

De evaluatie is anoniem.

3

Het evaluatieformulier past bij het doel waarvoor het wordt gebruikt.

4

Het evaluatieformulier past bij de doelgroep waarbij het wordt gebruikt.

5

De vragen zijn zo gesteld dat de sporters of gasten een oordeel kunnen geven.

6

De oordelen zijn verwerkt in een diagram, grafiek en/of tabel .

7

De conclusies en aanbevelingen passen bij de resultaten uit de evaluatie.

8

Je komt ook met voorstellen voor verbetering voor de onderdelen die slecht gescoord hebben.

9

Het evaluatieverslag is verzorgd, geprint, in een mapje, voorzien van voorkant en inhoudsopgave.

be ro e

ps on d

2

10 Het verslag dat beschrijft hoe er te werk is gegaan ziet er verzorgd uit. 11 In je presentatie vertellen jullie wat je hebt onderzocht en welke verbeteringen jullie hebben. 12 Presentatie: Je kunt iets rustig en duidelijk vertellen

m

13 Samenwerken: Je doet mee met de groep.

14 Samenwerken: Je doet mee aan werkbesprekingen

tB oo

15 Samenwerken: Je deelt je kennis en ideeën met anderen 16 Samenwerken: Je draagt bij aan een goede sfeer in de groep 17 Presentatie: Je ziet er verzorgd uit

ig h

Beoordeel jezelf

b. Noem twee dingen waarover je tevreden bent.

op yr

1.

2.

C

c. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou willen doen.

56

1.

2.


Project Thema 9 Evaluatieformulier

Opmerkingen van de docent of praktijkbegeleider die beoordeelt d. TIP

er w ijs

e. TOP

Naam docent en/of praktijkopleider: Handtekening: Akkoord of gezien?

Naam student: Handtekening: Akkoord of gezien?

C

op yr

ig h

tB oo

m

Datum:

be ro e

Datum:

ps on d

f. Bespreek de beoordeling van dit project met je docent en/of praktijkbegeleider. Als jullie het samen eens zijn, tekenen jullie beiden voor akkoord.

57


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.