18 - HOOIKOORTS
Lastige lentekriebels Haye Heida – De lente is weer begonnen, en wat is het toch fijn! Wakker worden met het getjilp van vogels, de zon die ’s ochtends door de ramen naar binnen gluurt en ’s avonds nog een poosje langer blijft; dikke winterjassen die we steeds vaker aan de kapstok kunnen laten hangen wanneer we naar buiten gaan. Helaas gaat deze lentekoorts voor velen ook gepaard met minder aangename symptomen. Wanneer de temperaturen stijgen en de natuur in bloei staat, hebben miljoenen mensen jaarlijks last van prikkende ogen, afgeknepen luchtwegen en onophoudelijke niesbuien. Je zou denken dat de naam van de pollenallergie, hooikoorts, al zeer oud is en dat er op het platteland al eeuwen over de aandoening wordt gesproken. Opvallend genoeg had niemand er tot op twee eeuwen geleden van gehoord.
O
p 16 maart 1819 gaf Dr. John Bostock (1773-1846) in Londen een lezing aan de Royal Medical and Chirurgical Society over zijn onderzoek naar ‘‘a periodical affection of the eyes and chest’’, EINDELOOS JAARGANG 24, NR. 6
waarbij hij de leden van het medische genootschap inlichtte over de geschiedenis en de symptomen de seizoensgebonden aandoening. De 46-jarige arts had al sinds zijn kindertijd last van de aandoening, en zijn onderzoek waarin hij de casus behandelde van een patiënt
genaamd ‘‘JB’’ ging dan ook duidelijk over hemzelf. Alle behandelingen die hij had geprobeerd om de pijn van ‘‘zijn patiënt’’ te verlichten, waaronder het nemen van een koud bad, zelfopgewekt braken, bloeden en zelfs het gebruiken van opium kwamen aan de orde in de