REFLECTIES
De gezondheid van zorginstellingen Zorginstellingen bevorderen de gezondheid van hun cliënten maar moeten ook zelf – financieel – gezond zijn en blijven. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector beoordeelt periodiek de financiële gezondheid van haar deelnemers om de risico’s op de lopende garanties te bewaken. Het WFZ heeft begin dit jaar een notitie¹ uitgebracht over de criteria die zij hanteert bij de risicobeoordeling. Ofschoon de betreffende notitie ingaat op monitoring en het indelen van deelnemers in risicocategorieën zijn de criteria die gebruikt worden in deze notitie goed bruikbaar om de financiële gezondheid van een zorginstelling en de ontwikkelingen daarin te beoordelen. Vandaar dat deze Reflectie ingaat op primaire en secundaire factoren en hun duiding.
Primaire indicatoren Om de financiële gezondheid op korte en lange termijn te kunnen beoordelen wordt in eerste instantie gekeken naar het exploitatieresultaat en vooral het verloop en kwaliteit daarvan in de loop der jaren. Een gezond exploitatieresultaat is op lange termijn een waarborg voor continuïteit. Het is van belang om te kijken naar meerdere jaren op rij en een resultaat ook te duiden. Is een exploitatieresultaat in de loop der jaren vooral positief door eenmalige baten zoals verkoop van onroerend goed? Heeft een zorginstelling vanwege haar vermogenspositie bewust extra uitgaven gedaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van zorg te bevorderen en is daardoor een incidenteel verlies ontstaan? Het structurele, onderliggende, resultaat moet uiteindelijk gezond zijn. Een stabiel, positief, resultaat kan ook gezien worden als een indicator dat het management van de zorginstelling voldoende instrumentarium heeft om te weten waar de instelling staat en om bij te sturen naar de gewenste uitkomsten. Afgeleid van het exploitatieresultaat wordt steeds meer gekeken naar de zogenaamde EBITDA2 als maatstaf voor de kasstromen die beschikbaar zijn voor de betaling van rente en aflossing op leningen. Steeds vaker zien we dat banken ook minimale eisen stellen aan het bedrag aan EBITDA of de EBITDA uitgedrukt als marge op de omzet.
Frans Schaepkens, directeur WFZ
18
Een tweede factor waar naar gekeken wordt als belangrijke maatstaf voor de financiële gezondheid is de liquiditeit. Heeft een zorginstelling voldoende liquiditeitsbuffers om schommelingen in de inkomsten en uitgaven op te vangen? Reeds eerder is aan de orde geweest dat het WFZ uitgaat van een liquiditeitsbuffer van in de regel zo’n 1,5-2,0 maal de maandomzet3.
Een gebrek aan liquiditeit is uiteindelijk een trigger voor faillissement; vandaar dat een krappe liquiditeit of een dreigend tekort aan liquiditeit een belangrijke indicator is voor verminderde financiële weerstand. Een derde belangrijke indicator is of er substantiële en onomkeerbare verplichtingen zijn aangegaan die onvoldoende of niet zijn afgedekt. Gedacht kan worden aan belangrijke investeringen die nog niet volledig zijn gefinancierd, garantstellingen ten behoeve van verbonden rechtspersonen of langdurige huurcontracten voor onroerend goed dat niet meer past in de strategie en de uitvoering van de activiteiten. Tot slot zijn er nog twee factoren van financiële aard. De eerste factor heeft betrekking op het weerstandsvermogen (het eigen vermogen ten opzichte van de omzet). Dit eigen vermogen bepaalt de remweg die de zorginstelling nog heeft. Een hoger eigen vermogen geeft een langere remweg en dus meer tijd om aan herstelmaatregelen te werken mocht het onverhoopt misgaan. Maatschappelijk gezien is de hoogte van het eigen vermogen nogal eens onderwerp van discussie; vanuit het perspectief van risico mitigerende maatregelen is een zeker eigen vermogen noodzakelijk; tegelijkertijd leidt het voortdurend oppotten van eigen vermogen uiteindelijk, en terecht, tot maatschappelijke kritiek. Hier moet dus een zorgvuldige afweging gemaakt worden, waarbij gekeken wordt naar de risico’s die een zorginstelling loopt en de remweg die noodzakelijk is om bij te kunnen sturen. Naast weerstandsvermogen is ook de relatie met financiers van belang; zijn financiers bereid en in staat om in tijden van nood verruiming van de liquiditeit mogelijk te maken? In het beleid van het
02 2021