FISCALITEITEN
Nieuwe duidelijkheid over btw-positie toezichthouders De afgelopen vijftien jaar zijn de btw-regels ten aanzien van de beloningen aan leden van de raad van commissarissen of de raad van toezicht diverse malen gewijzigd. Tot niet lang geleden dachten we dat toezichthouders als ondernemer btw verschuldigd waren. De btw-positie van toezichthouders is recent echter in een nieuw daglicht komen te staan. In dit artikel geven wij een compilatie van de ontwikkelingen en beschrijven de gevolgen van deze nieuwe duidelijkheid. Verleden in een notendop Tot 1 januari 2013 konden toezichthouders een beroep doen op een goedkeurend besluit van de staatssecretaris van Financiën. Deze goedkeuring hield in dat iemand die maximaal vier toezichthoudende functies bekleedde, buiten de btw-heffing kon blijven. Dit besluit werd als gevolg van een inbreukprocedure door de Europese Commissie tegen Nederland ingetrokken per 1 juli 2012, met een overgangsperiode van zes maanden. Als gevolg hiervan handelden toezichthouders vanaf 1 januari 2013 in de praktijk meestal als btwondernemer, ook al bij één toezichthoudende functie. De toezichthouders stuurden facturen met btw aan de organisatie waarop toezicht werd gehouden, of lieten deze facturen namens hen opstellen door de organisatie zelf (selfbilling). De toezichthouders konden de btw in aftrek brengen op kosten en investeringen die ze gebruikten voor hun toezichthoudende functie.
Nieuwe jurisprudentie Op 13 juni 2019 heeft het Europese Hof van Justitie in de zaak ‘IO’ beslist dat de commissaris in die zaak niet als btw-ondernemer kwalificeert. Het Hof oordeelt dat de commissaris niet de benodigde zelfstandigheid bezit om als btw-ondernemer te kwalificeren. Een reactie van de Nederlandse Belastingdienst of het ministerie van Financiën op deze uitspraak bleef uit, waardoor de btw-positie van toezichthouders in Nederland onzeker bleef. Het was de vraag of uit de uitspraak van het Hof moest worden afgeleid dat alle toezichthouders per definitie geen btw-ondernemer meer zijn. Handelde een toezichthouder onder volledig vergelijkbare omstandigheden, dan was de uitspraak zonder meer van toepassing. Maar wat als de omstandigheden (iets) afweken? De overwegingen in de zaak IO en de latere vervolguitspraak van de Hoge Raad boden dan handvatten om de btw-positie van een toezichthouder in te kunnen schatten. Er zat vervolgens voor een toezichthouder weinig anders op dan zijn/haar individueel geval aan de Belas-
26
tingdienst voor te leggen om duidelijkheid te verkrijgen. Ook voor de organisaties is het van belang om duidelijkheid te verkrijgen over de btw-positie van de leden van hun toezichthoudende orgaan. Een organisatie die geen of slechts beperkt recht op aftrek heeft, is er bij gebaat als de toezichthouders geen btw meer hoeven te berekenen. Ook voor een organisatie die wel volledig recht op aftrek heeft, is het van belang. Als namelijk blijkt dat de toezichthouder onterecht btw in rekening heeft gebracht, dan kan die btw niet in aftrek worden gebracht. Kortom, duidelijkheid was nodig om te voorkomen dat de btw een extra kostenpost vormt.
Besluiten bieden eindelijk duidelijkheid Om aan deze onduidelijkheid een einde te maken, heeft de staatssecretaris van Financiën in het besluit van 28 april 2021 nieuw beleid beschreven over de btw-positie van toezichthouders en leden van diverse commissies. Omdat ook dat besluit nog een aantal vragen open liet, heeft de staatssecretaris op 28 juli 2021 nog een verduidelijking gegeven. Beide besluiten werken terug tot 13 juni 2019 (datum uitspraak in de zaak IO). Kortgezegd concludeert de staatssecretaris dat een toezichthouder onder de volgende voorwaarden niet kwalificeert als btw-ondernemer, omdat de toezichthouder niet zelfstandig een economische activiteit uitoefent: 1. De toezichthouder verricht de werkzaamheden op persoonlijke titel. Hiermee wordt bedoeld dat de natuurlijke persoon persoonlijk wordt benoemd voor de functie. 2. Uit de statuten en reglementen moet blijken dat de werkzaamheden worden verricht op naam van en onder verantwoordelijkheid van het toezichthoudende orgaan (de RvC of RvT). Een toezichthouder mag daarbij geen individuele verantwoordelijkheid of
04 2021