MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel, juli 2020

Page 1

Historisch Tijdschrift Overijssel

‘Het bestaan drijft hier op vaartuigen’

Punterbouwers in Giethoorn En verder: Havezate Eversberg • Dirk Blikman Kikkert, een industrieel in het Lemelerveld • Naar de plek van Ewout van der Horst • Overijsselse spotnamen

JAARGANG 8 • NUMMER 3 • JULI 2020

3


COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink (Rijnbrink), Martin van der Linde (IJsselacademie)

Jaargang 8, nummer 3, juli 2020

van de redactie Historisch Tijdschrift Overijssel

Correspondenten Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Ester Smit (HCO), Girbe Buist, Siem van Eeten Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Historisch Centrum Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer

De wereldkaart van Mercator met midden-onder de gewraakte voorstelling van de godin Europa, 1630.

Behoefte aan nuance, achtergrond en onderzoek

Historisch Tijdschrift Overijssel

‘Het bestaan drijft hier op vaartuigen’

Punterbouwers in Giethoorn En verder: Havezate Eversberg • Dirk Blikman Kikkert, een industrieel in het Lemelerveld • Naar de plek van Ewout van der Horst • Overijsselse spotnamen

JAARGANG 8 • NUMMER 3 • JULI 2020

3

Wat deze tijd ons leert is dat we wetenschappers nodig hebben. We weten virologen op hun waarde te schatten. Medici als Diederik Gommers groeien uit tot ware volkshelden, al heeft nog niemand een tatoeage laten zetten van het gezicht van Jaap van Dissel, voor zover ik weet. Terwijl ik dit redactioneel schrijf, kijk ik af en toe naar de prachtige wereldkaart van Mercator die voor mij hangt. Dat cartografisch meesterwerk, uitgegeven door Hondius in 1630, is omgeven door fraaie illustraties. In een van de cartouches zie je de godin Europa die geschenken aangeboden krijgt door halfknielende mannen die Azië, Amerika en Afrika voorstellen. Fout natuurlijk, helemaal fout! Mijn kinderen, die wat radicaler zijn dan ik, zullen wellicht de kaart een keer van de wand trekken en in brand steken. Gelukkig is het een reproductie. Black Lives Matters maakt in elk geval de behoefte aan historici zichtbaar. Was Piet Hein (‘zijn daden bennen groot’) een zeeheld of, zoals je in Cubaanse geschiedenisboeken kunt lezen, een ordinaire zeerover? In dit nummer van het online magazine MijnStadMijnDorp staat een biografie van Dirk Blikman Kikkert, de stichter van Lemelerveld. Was hij een geldbeluste kapitalist die arbeiders uitzoog of een grootmoedig man die arme veenarbeiders, vaak nog huizend in plaggenhutten, een menswaardig bestaan bood? Dat er in elk geval bij sommige mensen behoefte is aan nuancering, meer achtergrond en nog diepgaander onderzoek is toe te juichen. Daarom blijft er vraag naar ons magazine, zeker ook in deze onrustige tijd. Dinand Webbink, hoofdredacteur


inhoud

4 Punterbouwers in Giethoorn

7 Havezate Eversberg

12 Lemelerveld, van woestenij naar bruisend dorp

NAAR DE PLEK VAN

10 12

Ewout van der Horst

Lemelerveld, van woestenij naar bruisend dorp

OVERIJSSELAARS VAN TOEN 15

Dirk Blikman Kikkert

OVERIJSSEL IN BOEKEN

17

Boekenrubriek

22 Gemeentearchieven in de Franse Tijd

GESCHIEDENIS VAN DE TAAL

19

Ons Germaanse hoofd

GESCHIEDENIS VAN ALLEDAG

20

Stroppen en vaandeldieven.

25

Iwan + Annechien

Spotnamen in Overijssel


4

DOOR MARTIN VAN DER LINDE

‘Het bestaan drijft hier op vaartuigen’

Punterbouwers in Giethoorn Punterwerf Schreur in Giethoorn, ca. 1930. (collectie Schreur)

H

‘De veldmensen leven bij de gratie van hun gevaer’, noteerde de Kamper schrijver en punterliefhebber Gait Berk begin jaren zeventig over de bevolking van de Kop van Overijssel. Door het vele water en de weinige wegen in dit gebied ging eeuwenlang bijna al het vervoer per boot. Het ‘gevaer’ was hierbij de verzamelterm voor de vloot van één boer, bestaande uit punters, bokken en vlotten die op ambachtelijke wijze werden gemaakt. Van de 22 punterwerven die Giethoorn ooit telde, zijn er tegenwoordig nog twee over.

et was een wonderlijke ervaring voor Berk, toen hij voor het eerst in zijn leven zo’n ‘kraamkamer van de punters’ bezocht. ‘Toen ik als jongen in een schemerige puntermakerij kwam, deed deze me haast geheimzinnig aan en ik was hevig geïmponeerd door het grote bataljon schrobzagen en houten booromslagen dat ervoor klaar hing, door het formaat van de benodigde planken en door het vuur, waar ze mee werden bewerkt.’ De vraag naar punters was destijds groot. Dit karakteristieke scheepje

was de belangrijkste vorm van transport op de waterwegen van Giethoorn en de omliggende verveningsgebieden. Zoals de gondel hoort bij Venetië, zo hoort de Gieterse punter ontegenzeggelijk bij dit ‘Venetië van het Noorden’. Bijna elke boer had wel drie à vier boten, variërend van kleinere punters voor het melken tot een grotere bok of vlot voor het vervoer van koeien of riet. Ook bij rouwen en trouwen maakte men voor het vervoer naar de kerk, het gemeentehuis of de begraafplaats dankbaar gebruik van de punter.

Geen punter is hetzelfde

Het maken van zo’n punter is specialistisch werk dat vaak overging van vader op zoon. ‘Je bouwt zo’n boot voor het grootste deel op gevoel’, vertelt Jan Schreur, één van de twee overgebleven punterbouwers in Giethoorn. ‘Geen punter is hetzelfde. Dat is het mooiste aan dit vak. Het is niet een tekening die je precies namaakt. Een punterbouwer heeft de maten in z’n hoofd.’ Het huidige bedrijf van Schreur vormt al weer de tiende generatie van punterbouwers. De geschiedenis van zijn werf aan de Dorpsgracht in Giethoorn


JULI 2020

5

Jan (l) en Jeroen (r) Schreur bouwen een punter in hun authentieke schuur.

gaat terug tot het begin van de achttiende eeuw. Timmerman Koop Jacob Smit maakte destijds naast huizen en molens ook punters. Eind negentiende eeuw bouwde zijn achterkleinzoon Jan Hendrik Smit op de plaats van de huidige werf een timmerschuur en helling. Smit trouwde met Merrigje Schreur, maar omdat het huwelijk kinderloos bleef, ging de broer van Merrigje op de werf werken en kwam de naam Schreur in het bedrijf. De authentieke schuur met aarden vloer is nog steeds in gebruik. ‘We hebben hier zelfs nog een lintzaag uit 1880 staan,’ glimlacht Schreur. Zijn zoon Jeroen wil als elfde generatie graag het bedrijf overnemen, al zijn de tijden behoorlijk veranderd. Sinds de ruilverkaveling en de ontsluiting van de Kop van Overijssel na de Tweede Wereldoorlog ging steeds meer vervoer over de weg en zijn de grotere vaartuigen als vlot en bok vrijwel verdwenen. Tegelijkertijd stappen veel particulieren over op punters van ijzer of aluminium. Om met de tijd mee te gaan maken, onderhouden en repareren de Schreurs tegenwoordig in een grote overdekte werfhal massief eikenhouten, maar ook stalen en aluminium ‘Gieterse’ rondvaartboten van zo’n 15 meter lengte. Ook kijken ze binnen het programma Duurzame Ambachten van de gemeente Steenwijkerland naar de mogelijkheden om een speciaal bezoekerscentrum bij de werf op te zetten. Het is de bedoeling dat hier het verhaal van de

Een boer vervoert zijn koeien per bok naar het weiland, 1970. (Overijssel in kleur)

Een punterhuwelijk in Giethoorn siert de voorkant

De authentieke schuur met aarden vloer is nog steeds in gebruik.

van het weekblad Eigen Erf, 1948.


6

PUNTERBOUWERS IN GIETHOORN

‘Bij de brand was bijna onze volledige verhuurvloot van gelakte eikenhouten punters in vlammen opgegaan’

punterbouw wordt verteld, maar ook dat van andere duurzame ambachten als de rietteelt en de binnenvisserij.

Nieuwe wegen

De andere overgebleven punterwerf in Giethoorn is van de familie Wildeboer. Ook deze punterbouwer heeft oude papieren. Voorouder Thomas Vos legde rond 1890 de basis voor het huidige bedrijf. Vanuit een schuur aan de Appensteeg vonden zijn ambachtelijk gemaakte punters, vlotten en bokken hun weg naar boeren en handelaars. De werf, maar ook het ongekunstelde vakmanschap, de technieken en de liefde voor de punter werden van generatie op generatie overgedragen. In 1933 verhuisde het bedrijf naar de huidige locatie aan de Beulakerweg. Achterkleinzoon Henk Wildeboer nam het bedrijf in 1990 van zijn vader over. Een grote brand in het najaar van 2016 verwoestte de werkplaats, maar inmiddels staat er aan de waterkant weer een nieuw scheepswerf waarin de geur van nat hout en teer is teruggekeerd. Om de teruglopende vraag naar punters op te vangen is Wildeboer met de verhuur van punters eveneens nieuwe wegen ingeslagen. ‘Bij de brand was bijna onze volledige verhuurvloot van gelakte eikenhouten punters in vlammen opgegaan,

maar inmiddels is die weer op peil’, legt echtgenote Yvonne Wildeboer uit. ‘Ook maken we mooie eikenhouten rondvaartboten. Onlangs hebben we er nog eentje afgeleverd die voor rondvaarten in Zutphen wordt gebruikt.’ De Wildeboers kijken binnen het programma Duurzame Ambachten eveneens naar kansen om hun bedrijf voor de toekomst te bewaren. Met de verhuur van punters hebben ze de stap naar de recreatie en het toerisme al gezet, al kan dat nog worden uitgebreid met het aanbod van speciale vaarroutes in combinatie met een audiotour. De gemeente Steenwijkerland onderzoekt bovendien de mogelijkheden om het aantal houten (verhuur) boten in Giethoorn te vergroten. Ook zit er een stimuleringsfonds voor punters aan te komen dat het voor particulieren aantrekkelijker maakt om een punter aan te schaffen,

Drie gelakte eikenhouten verhuurpunters van

Henk en Yvonne Wildeboer bouwen en verhuren Gieterse punters.

met als doel dat dit karakteristieke vaartuig weer vaker terugkeert in wat Gait Berk met een haast eerbiedig enthousiasme het ‘echtste waterland’ noemde. Áls er mensen ‘bij de gratie van hun gevaer’ leven, dan zijn het de punterbouwers wel. En dat hopen ze nog lang te doen. ●

Meer lezen: • G.L. Berk, Zij leefden van water. Herinneringen aan de Noordwesthoek van Overijssel (Meppel 1971). • H. Scholtmeijer, Water werk woorden. Vier vaktalen uit het westen van Overijssel (Kampen 2002) • N. van den Sitgtenhorst, Gieters gevaer van botie tot bok. Sporen van een puntercultuur (Giethoorn 2007). • Scheepswerf Schreur, www.punterbouw.nl • Punterwerf Wildboer, www.punterwerf.com

punterwerf Wildeboer.

Programma Duurzame ambachten

Eeuwenlang is het landschap in de Kop van Overijssel gevormd door boeren, rietsnijders, verveners, botenbouwers en vissers. De gemeente Steenwijkerland wil samen met de provincie Overijssel, het Platform Duurzame Ambachten en de stichting IJsselacademie de rietteelt, de punterbouw en de visserij een duurzame toekomst geven. Met een aantal stimulerende maatregelen voor alle drie sectoren, worden deze duurzame ambachten opnieuw onder de aandacht gebracht. Hierbij worden ook nieuwe producten gericht op recreatie en toerisme te ontwikkeld.


DOOR DINAND WEBBINK

JULI 2020

7

Havezate Eversberg jenever, overspel en brand Huis Eversberg in 1870. Aquarel door Nicolaas van Taack Tra Kranen (18191890). (RKD Den Haag)

I

De havezate Eversberg wordt eind veertiende eeuw voor het eerst genoemd. Het gaat dan om een boerderijtje gelegen op de oostelijke oever van de Regge, iets ten noorden van de latere weg van Zwolle naar Almelo. Iets voor 1600, midden in de Tachtigjarige Oorlog, laat Adam van Heerdt er een imposant huis bouwen. Hiermee doet de eerste Van Heerdt zijn intrede op Eversberg. De familie zou tot in de twintigste eeuw verbonden blijven met de havezate. Want inmiddels was de boerderij door Adam van Heerdt tot een heus kasteel verbouwd, met stallen, een toegangspoort en omringd door een gracht. De familie Van Heerdt leidt er een tamelijk rustig bestaan en breidt het landgoed gestaag uit.

n de loop der eeuwen zijn er veel pachtboerderijen aan Eversberg verbonden, alsmede een jeneverstokerij. Eind achttiende eeuw laat Thimon Cornelis van Heerdt van zich horen. Hij is kamerheer en opperstalmeester van stadhouder Willem V. Samen met hem vlucht hij in 1795 voor de Fransen. Als de Oranjes in 1813 opnieuw aan de macht zijn, helpt

Thimon met het ontwerpen van de grondwet. Bovendien speelt hij een paar jaar later een belangrijke rol bij het arrangeren van het huwelijk tussen prins Willem II en de dochter van de Russische tsaar, Anna Paulowna. Overigens is Thimons eigen huwelijksleven nogal problematisch. Dat van de latere koning Willem II is dat al evenzeer.

Onder curatele

Een kleinzoon van Thimon is minder succesvol, maar wel kleurrijk. Deze Timon (zonder h) verblijft vaak in het buitenland, omringd door mooie dames. Weliswaar laat hij het huis Eversberg fraai restaureren, maar ondertussen jaagt hij het hele fortuin erdoor. De getrouwde Timon krijgt een relatie met zijn veel jongere nicht Lou-


8

HAVEZATE EVERSBERG: JENEVER, OVERSPEL EN BRAND

In 1943 woedt er een hevige brand die de villa in de as legt.

Thimon Cornelis graaf van Heerdt tot Eversberg (1761-1844).

isa Emma Gevers Leuven, die bovendien zwanger van hem is. Het is niet verwonderlijk dat zijn vrouw van hem wil scheiden en zijn familie hem onder curatele laat stellen. De familie Van Heerdt kan het onderhoud van Eversberg niet meer opbrengen. In 1867 komt de fraaie havezate in handen van textielbaron Tobias ten Cate, die het herenhuis een jaar later al weer doorverkoopt aan Nicolaas Tra Kranen. Deze Nicolaas, die zich later Van Taack Tra Kranen

Huis Eversberg, in 1870 getekend door Nicolaas van Taack Tra Kranen (1819-1890). (RKD Den Haag)

mocht noemen, was onder meer minister en president van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Bovendien was hij een enthousiast tekenaar. Aan hem danken we drie kleurrijke aquarellen van Eversberg. Onlangs ontdekte ik in de collectie van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis nog een vierde tekening, waarop het huis van de zijkant is afgebeeld. Het valt op dat achter het imposante voorhuis een veel eenvoudiger aanbouw staat. In 1933 wordt het dan grotendeels gesloop-


JULI 2020

Voorplein en allee gezien vanuit het huis Eversberg. Aquarel door Nicolaas van Taack Tra Kranen (1819-1890) (RKD Den Haag)

9

te Eversberg weer te koop aangeboden. Eigenaar wordt Emile van Heerdt tot Eversberg. Na vijfenzestig jaar afwezigheid is de familie Van Heerdt weer thuis. Op de grondvesten van het oude kasteel verrijst een nieuw landhuis. Het lot is Eversberg echter niet gunstig gezind. In 1943 woedt er een hevige brand die de villa in de as legt. Alleen de nagenoeg onverwoestbare fundamenten van het oude kasteel overleeft het inferno. De meer dan vier eeuwen oude gewelvenkelder biedt nu onderdak aan vleermuizen. Jan Lohuis schreef het standaardwerk De opkomst en ondergang van landgoed De Eversberg. In dit boek wordt niet alleen uitgebreid aandacht besteed aan de eigenaren van de havezate, maar ook aan alle pachtboerderijen en hun bewoners. Het boek van bijna 500 pagina’s is te bestellen via www.boaken.nl. ●

Huis Eversberg met voorplein en bouwhuizen. Aquarel door Nicolaas van Taack Tra Kranen (1819-1890). (RKD Den Haag)

Thomas Ainsworth, stichter van Nijverdal

In 1835 betrekt een Engelsman de dan leegstaande havezate Eversberg. Al een paar jaar eerder belandt de reizende ingenieur Thomas Ainsworth na wat omzwervingen in Twente. Hij adviseert de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) om de snelspoel te introduceren en zo de productie van geweven stoffen te verhogen. Door de afscheiding van België in 1831 gaat de Vlaamse textielindustrie voor Nederland verloren en is de NHM naarstig op zoek naar nieuwe productiegebieden. Ainsworth wijst op de kruising van de Regge met de nieuwe weg tussen Zwolle en Almelo. Een uitgelezen plek voor de vestiging van een magazijn, een ‘factorij’. Hier kan het textiel uit Twente ingezameld worden en verder getransporteerd, over water of over de weg. De handelsmaatschappij vestigt zich aanvankelijk in de leegstaande havezate, nog voordat ze besluit om aan de overkant van de Regge een magazijn te vestigen. Eversberg is hierdoor nauw betrokken bij de stichting van het latere dorp. Wanneer het magazijn in 1836 gebouwd is en Ainsworth er een modelfabriek heeft ingericht, moet het complex een naam hebben. Na Houvendaal (naar de toenmalige president van de NHM) en Nijverheidsoord naar de prullenbak te hebben verwezen, bedenkt directeur Willem de Clercq de naam Nijverdal. De Engelse ingenieur woont dan nog steeds op Eversberg, vergezeld van zijn huishoudster. Zijn vrouw vindt een verblijf in the middle of nowhere maar niets. Zij blijft liever in het mondaine Brussel. De Brit wordt geroemd om zijn technisch vernuft, maar zakelijk gaat het hem niet voor de wind. Zijn modelweverij lijdt een noodlijdend bestaan. Thomas Ainsworth, de stichter van Nijverdal, overlijdt in 1841 heel plotseling en in alle eenzaamheid aan ‘eene bloedstorting’. Thomas Ainsworth (1795-1841).


10

Naar de plek van … Ewout van der Horst

DOOR DINAND WEBBINK

‘Geschiedenis zonder de mens is ondenkbaar’ Fooddock in het Deventer Havenkwartier. Een trendy plek, net weer een paar dagen open na een maandenlange sluiting. Alles is onwennig. We hebben niet gereserveerd. Reserveren om een kop koffie te drinken, hoe bedenk je het?

I

k heb afgesproken met Ewout van der Horst, net een week in functie als directeur van Deventer Verhaal, de organisatie die twee historische musea bestiert: het historisch museum De Waag en het speelgoedmuseum. Twee musea die als instituten zelf al een beladen en bewogen geschiedenis kennen.

Het lukt. Met een cappuccino en een espresso zoeken we een plekje aan het raam, uitkijkend over de haven. ‘Hier begon ik aan mijn eerste baan na mijn studie geschiedenis en journalistiek aan de universiteit van Groningen. Daar ergens …’. Ewout wijst wat vaag naar een plek verder op in de food hall in de voormalig graansilo. Het is natuurlijk allemaal onher-

kenbaar. De zwarte silo, zoals de betonnen kolos bekend staat, is gebouwd in 1924. Al decennia geleden verloor het zijn oorspronkelijke functie en vond de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer (SIED) er onderdak. ‘Het was hier behoorlijk smerig en rook er zurig, overal lagen nog resten meel en gist.’


JULI 2020

‘Na mijn studie geschiedenis en journalistiek was het even aftasten wat ik eigenlijk wilde. Voor de klas staan vond ik niets. Ik ging als vrijwilliger aan de slag met verhalen van vluchtelingen en legde mijn plan voor een verhalenbundel voor aan de IJsselacademie, die toen nog in Kampen zetelde, maar zij zagen er niet veel in. Ze vroegen of ik iets kon doen met migranten in Deventer. Het was blijkbaar vijftig jaar geleden dat de eerste Turkse gastarbeiders in Deventer waren gekomen om te werken bij de blikfabriek Thomassen & Drijver. SIED wilde daar iets mee. De verhalen van migranten vertellen, dat vond

ik wel wat voor mij. Dus in plaats van als vrijwilliger aan de slag te gaan, vertrok ik uit het kantoor van de IJsselacademie met een betaalde opdracht op zak.’ De opdracht leidde tot de publicatie ‘Deventer Blik: geschiedenis van arbeidsmigranten in een Nederlandse industriestad (1945-1990)’ met bijbehorende tentoonstelling. Van het een kwam het ander. Hij schreef het boek ‘De Ambelt: van teringkantoor tot expertisecentrum (1907-2007)’ en begeleidde het succesvolle project de Canon van Overijssel, een internetsite met historische hoogtepunten van alle dorpen

11

en steden, gevolgd door het ambitieuze project Canonkunst, waarbij vijftien kunstwerken, geïnspireerd op de geschiedenis van Overijssel werden gerealiseerd en andere multimediale projecten als Vooruitboeren, Moderne Devotie en 75 jaar vrijheid. ‘Het gaat om het verhaal van de mensen zelf, de tijd van alleen maar zenden is voorbij. Geschiedenis zonder mensen die het hebben meegemaakt, is voor mij ondenkbaar. Ik ga uit van het publiek, je begint bij de beleving van mensen. Voor mij is de positie van de gewone mensen in het erfgoedveld belangrijk. Veel vrijwilligers zijn enorm betrokken en kundig. Hen tot hun recht laten komen om samen met de professionals iets goeds tot stand te brengen. De ruige kanten van de stad, daar zou ik wel iets mee doen.’ Ik kijk hem vragend aan. Deventer een ruige stad? ‘Volgens mijn opa was Deventer het Sodom en Gomorra’, verklaart Ewout. ‘Zo keek hij tegen de stad aan. Deventer was in het verleden ook niet bepaald de veiligste plek van Nederland.’ Vol overtuiging zegt hij: ‘Ik voel me hier op mijn plek en ben hier niet om carrière te maken, dit is geen opstapje naar een volgende baan. Ik kom uit deze regio, heb altijd een zwak voor Deventer gehad. Voor mij is deze baan een doel op zich. Het lijkt mij goed om wat stabiliteit en rust te brengen in de organisatie, om de musea te verankeren in de stad. Om vervolgens de verhalen te vertellen. De verhalen van gewone mensen.’ We rekenen de koffie af. De ober kijkt ons wat wantrouwend aan. ‘Had u eigenlijk wel gereserveerd?’ Nee, dat hadden we niet. ‘In het vervolg wel doen, hoor!’, voegt hij ons bij wijze van afscheid toe. Het is nog wel even wennen, dat nieuwe abnormaal. ●


12

DOOR ESTER SMIT

Lemelerveld van woestenij naar bruisend dorp De Driepuntsbrug in Lemelerveld.

Eeuwen terug was Lemelerveld een onbewoonde woestenij. Het gebied viel onder de marke Dalmsholte. De boeren in de acht omliggende buurschappen van Ommen en Dalfsen gebruikten het om wat vee te weiden, hout te kappen en turf te steken. Het markebestuur onder leiding van de heer van Rechteren had het voor het zeggen in het lege gebied. De aanleg van het Overijssels Kanaal dwars door de heidevelden van Dalmsholte maakte aan deze situatie radicaal een einde.

Kanaal als oplossing

In de vroege negentiende eeuw kwam de industrialisatie in Overijssel op gang. De infrastructuur in Overijssel was daarop niet berekend. Spoorwegen waren er nog niet, straatwegen waren ongeschikt voor bulkvervoer en rivieren en beken waren lang niet altijd bevaarbaar. Een kanaal als transportader leek de oplossing. De Gedeputeerde Staten van Overijssel besloten in 1849 tot aanleg het Overijssels Kanaal, een kanalenstelsel van ongeveer honderd kilometer lang. De kanaalvakken Zwolle-Lemelerveld, Lemelerveld-Raalte en Raalte-Deventer werden tussen 1852 en 1858 gegraven.

Oneervol ontslag en drijvende kracht

Een van de drijvende krachten achter het Overijssels kanaal was Thomas Joannes Stieltjes (1819-1878). Stieltjes was een bevlogen, maatschappijkritische man die snel werkte en nog sneller sprak. Toen in 1849 Willem III aantrad, wilde de ingenieur geen eed zweren op de koning, enkel op de nieuwe Grondwet van Thorbecke. Dit leidde tot Stieltjes’ oneervol ontslag in 1850. Desondanks kon hij aan de slag bij de Overijsselse Kanalisatie Maatschappij (OKM). Samen met Willem Staring (18121895, zoon van de bekende Gelderse schrijver) was Stieltjes werkzaam onder

Thomas Joannes Stieltjes (1819-1878).


JULI 2020

13

Metingen ten behoeve van de aanleg van het Overijssels Kanaal. Fragment manuscriptkaart, circa 1847 (HCO, Zwolle, toegang 0025, inventaris- en kaartnummer 19223-A1.C2).

Leonard van de Kasteele. Vanwege gezondheidsredenen moest Van de Kasteele in 1854 ontslag nemen. Stieltjes volgde hem op als directeur en vervulde deze functie tot 1860. Stieltjes en Staring worden vaak in een adem genoemd. Samen schreven zij het rapport ‘De Overijsselsche Wateren’, voor de Provinciale Staten in 1849 het uitgangspunt voor de aanleg van het Overijssels Kanaal. In 1852 begon de OKM de bestaande Nieuwe Wetering uit te diepen tot aan het huidige Laag Zuthem. Vandaar ging het dwars door de praktisch onbewoonde binnenlanden van Salland naar de Regge. Op 1 augustus 1853 voeren de eerste Reggezompen richting Zwolle. Twee jaar later was het kanaal naar Almelo doorgetrokken. Ergens in het midden kwamen de kanalen van Deventer via Raalte in het stuk Zwolle-Almelo samen. Aan dat punt heeft Lemelerveld haar bestaan te danken.

Het veld bij Lemele

Het bedrijvige dorp werd vanaf 1891 Lemelerveld genoemd. Op een kaart van Stieltjes van eind jaren veertig prijkt die naam al als veldnaam; er is geen dorp te zien, slechts wat boerderijen en een her-

Punt van Samenkomst

Nog voor dat dit zogenaamde ‘Punt van Samenkomst’ er was, liet Dirk Blikman Kikkert er al in 1854 een landhuis bouwen. Door de komst van een school, een kerk, een molen, een winkel en zelfs een station ontstond een volwaardig dorp. Blikman Kikkert wordt gezien als een van de stichters van Lemelerveld. Zijn levenswandel komt elders in dit nummer aan bod.

Beetwortelfabriek, opgericht in 1866.

berg. Het kanaal is er nog niet. Even naar het zuiden, vlak onder een meertje (Kleine Veen) staat Posthoorn, een herberg. Op die plek staat tegenwoordig nog steeds een restaurant, nu onder de naam De Lantaren. →


14

LEMELERVELD, VAN WOESTENIJ NAAR BRUISEND DORP

Ontwerp voor een houten ophaalbrug over het Overijssels Kanaal. (HCO, Zwolle, N.V. Maatschappij Overijsselsche Kanalen […], toegangsnummer 0527, inventarisnummer 6.2C6_01).

Beetwortelsuikerfabriek

De ontwikkeling van de nieuwe kern kwam goed op gang doordat Oeds Oenes van den Berg er op 1 september in 1866 een suikerfabriek opende. Hij was getrouwd met de oudste dochter van Dirk Blikman Kikkert en heeft wellicht nog meer voor Lemelerveld betekend dan zijn schoonvader. In datzelfde jaar liet Oeds Oene in het nieuwe dorp een haven aanleggen voor de aan- en afvoer van de suikerfabriek. Uiteraard had zijn schoonvader een aandeel in de beetwortelsuikerfabriek. Tijdens de suikercampagne lagen de schepen in lange rijen te wachten om gelost te worden. Gedurende de hoogtijdagen werkten er wel tweehonderd arbeiders in de fabriek. De suikerfabriek sloot in 1917 na een staking. In 1926 werd er een staalconstructiebedrijf gevestigd. De dorpseconomie richtte zich steeds meer op kleinschalige industrie, landbouw en veeteelt.

Ongelukken

Het wegverkeer nam in de twintigste eeuw sterk toe en het Overijssels Kanaal vormde steeds vaker een hindernis. De meeste passages bestonden uit houten vlot- of draaibruggen, die behoedzaam overgestoken moesten worden. Soms ging dat mis. De vlotbrug bij de rooms-katholieke kerk in Lemelerveld was berucht vanwege de vele ongelukken, vooral door de toename van transportwagens in de jaren dertig. Zo verdronken in 1934 zeven van de acht paarden toen een vrachtauto, die de dieren vervoerde, door deze brug zakte. Een paard wist zwemmend de overkant te bereiken en overleefde zo het ongeluk. Toen in 1858 het kanaal geopend werd, lagen er maar drie ophaalbruggen over het Overijssels Kanaal. Gaandeweg zijn alle vlot- en draaibruggen vervangen door ophaalbruggen en bruggen van beton, op hoogpotige pijlers. In Lemelerveld ligt een heel bijzondere brug, de Driepuntsbrug. IJzersterk en veilig verbindt dit kunstwerk de kanaaloevers.

Fietspaden aan elkaar geknoopt

Al in 1905 konden dagjesmensen fietsen langs het kanaal tussen Lemelerveld en Zwolle. Tegenwoordig staan er overal fietsknooppuntborden om fietsers de weg te wijzen. Door een samenwerkingsproject met het Historisch Centrum Overijssel, RouteNetwerken Salland en de Provincie Overijssel worden de borden vernieuwd en voorzien van interessante historische informatie over de geschiedenis van het Overijssels Kanaal en dus ook over het ontstaan van Lemelerveld. ● Literatuur en bronnen: • Smolders, A. De geschiedenis van de Overijsselse kanalen (Zwolle, 1989) • Stieltjes, Th.J., en W. Staring. De scheepvaart in Salland en Twente (Zwolle, 1847) • Id. De Overijsselsche wateren (Zwolle, 1848) • HCO, Zwolle Archieven Provinciaal Bestuur Overijssel toegangsnummer 0025 • Ib., N.V. Maatschappij Overijsselsche Kanalen […], toegangsnummer 0527 • Ib., Provinciale Waterstaat van Overijssel toegangsnummer 0026.1


OVERIJSSELAARS VAN TOEN

DOOR ESTER SMIT

JULI 2020

15

Dirk Blikman Kikkert

een industrieel in het Lemelerveld De Amsterdammer Dirk Blikman Kikkert kan worden gezien als de grondlegger van het dorp Lemelerveld. Nog voor dat het Overijssels Kanaal gegraven was, had hij al een villa laten bouwen in de buurt van het punt van samenkomst van de tak Zwolle-Vroomshoop en Deventer-Dalmsholte. Hoewel hij nooit een Lemelervelder zou worden, was hij een belangrijk financier van lokale industriële en ontginningsprojecten.

D

irk Kikkert werd geboren op 12 juli 1813. Zijn vader Jan Nanningsz Kikkert (17591826) was cargadoor, een soort scheepsmakelaar. Zijn moeder Hermina Blikman (1777-1841) baarde drie kinderen, Nicolaas (1799-1814), Jan Hendrik (1810-1830) en Dirk. Op 22 februari 1814 werd het gezin getroffen door een vreselijk voorval. Nicolaas kwam ten val en verdronk in het IJ. Dirk trad in de voetsporen van zijn vader en werd cargadoor; daarnaast was hij reder, effectenmakelaar en convooiloper (een douanier die zorgt voor het in-en uitklaren van schepen). Op twintigjarige leeftijd trouwde hij op 27 december 1833 met de zes jaar oudere Johanna Bartha van Raalte. Johanna Bartha kwam uit een predikantengezin. Haar broer Albertus (1811-1876) stond kritisch tegenover de Nederlands Hervormde kerk en sloot zich aan bij de Afgescheidenen, waarna hij achtereenvolgens voorganger werd in Genemuiden, Mastenbroek en Ommen. Hij vertrok in 1846 met zijn volgelingen naar Amerika. In de kantlijn van hun huwelijksakte staat dat Dirk als achternaam Blikman Kikkert mag voeren. Een half jaar later, mei 1834, werd de eerste van vijf dochters geboren.

Het echtpaar Blikman Kikkert-van Raalte.

Kapitalist pur sang

Dirk was een kapitalist, een industrieel, die overal investeringsmogelijkheden zag. Hij zat in commissies, besturen en investeringsfondsen. Hij probeerde, zo goed en zo kwaad als het ging in het arme Nederland, innovatief om te gaan met de technologische ontwikkelingen. Om de bevolking aan een inkomen te helpen,

richtte zijn zwager Albertus van Raalte, die dan al voorganger is in Ommen, een steen-, dakpannen-, en tegelfabriek op, De Tichelerij. Blikman Kikkert is een van de compagnons. Het fabriekje stond onder aan de Lemelerberg, waar een kleileemlaag als grondstof diende voor de steenbaksels. Dertig arbeiders hadden een baan.

Geboorteadvertentie van de eerste dochter van Dirk. Zij trouwde met Oeds Oene

De krant maakte gewag van de bouw van een nieuwe kerk. Let op de spelling

van den Berg, die in Lemelerveld een belangrijke rol zou spelen als stichter van

van de plaatsnaam. (’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 4 september 1859)

de beetwortelfabriek. (Opregte Haarlemsche Courant, 27 mei 1840)


16

DIRK BLIKMAN KIKKERT EEN INDUSTRIEEL IN HET LEMELERVELD

Wellicht de eerste foto van Lemelerveld, nog voordat het dorp bestond: een riante villa in het pas

Het nieuwe monument op Plein 1813 in Den Haag. Foto

ontgonnen veld, ca. 1854 (HK Dalfsen)

is genomen in 1869, een jaar na de dood van Dirk Blikman Kikkert. (Haags Gemeentearchief)

Eerste villa

In 1854 liet Dirk Blikman Kikkert een landhuis bouwen in het Lemelerveld, nog voordat het Overijssels Kanaal er lag. Van het huidige dorp was nog geen sprake. Het huis is jaren geleden gesloopt. Toch was Dirk Blikman Kikkert geen echte Lemelervelder. Zijn riante huis stond er weliswaar, maar hij hield kantoor in Amsterdam en in oude adresboeken staat de hoofdstad soms vermeld als woonadres. Hij was het lot van de Sallandse bevolking toegedaan, maar bleef sterk verbonden met het westen. Aandelen, effecten, scheepsladingen, fabrieken, naamloze vennootschappen en charitatieve activiteiten, hij verdiende er een goed belegde boterham mee.

Een betrokken ontginner

Blikman Kikkert was een waar kapitalist, die overal wel een ijzer in het vuur had. Hij had aandelen in de Machinale Vlas-Spinnerij te Apeldoorn en in een kalkbranderij, en hij was bestuurslid van de Utrechtse Verzekerings Maatschappij. Hij zat in de in 1847 opgerichte Vierde Amsterdamse zee-assurantie-maatschappij. In datzelfde jaar berichtte de Nederlandse Staatscourant dat Blikman Kikkert in slechts twee jaar tijd 60 bunders woestenij aan de

Lemelerberg ‘aan de cultuur onderwierp’ en omtoverde tot velden vol ‘heerlijk koren en klaverland’. Het kapitaal van deze ontginningsonderneming was in twee jaar tijd verviervoudigd. Daar zal het hem zeker om te doen zijn geweest. Een echte ontginner, maar zeker ook betrokken bij het wel en wee van zijn medemensen. Met de aardappelziekte (1840) nog vers in het geheugen was het ontginnen van woeste gronden een goede zaak. In de ‘s- Gravenhaagsche Nieuwsbode van 4 september 1859 staat vermeld dat een ‘Protestantsche kerk [zal] worden gebouwd’ […] ‘onder de leiding van een commissie’ met Blikman Kikkert. Het oude kerkje uit die tijd is vervangen voor het huidige. Er wordt nog wekelijks gekerkt.

Proeftuin en monument

De aardappelcrisis had diepe groeven getrokken in Europa. In Deventer werd een proeftuin aangelegd van ongeveer drie bunder land. Het doel was het ‘beproeven van verschillende soorten mest’, maar ook gewasziekten werden onderzocht. De tuin is voor het algemeen nut, ‘voor ons geheele land strekkende’. En wie zat er het bestuur? Juist! Dirk Blikman Kikkert. Vaderlandslievend was Dirk ook. Hij was

lid van een commissie die ‘een plegtige gedachtenwisseling’ organiseerde ter ere van het halve eeuwfeest van Neerlands onafhankelijkheid. Hiervoor wilde men een gedenkteken oprichten. De broer van koning Willem III, prins Frederik der Nederlanden, huldigde het in op 21 november 1863. Het staat er nog steeds.

Vooruitziende blik met aandelen OKM

Uiteraard had Dirk Blikman Kikkert aandelen in de Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij. Het verklaart mede de plek van zijn villa, in een nog leeg veld. Dirk had een vooruitziende blik en wist, dankzij de plannen van Stieltjes, dat er een kanaal zou komen, met de splitsing als strategisch punt voor de nieuwe nederzetting en de te stichten fabrieken. Zijn deelname aan commissies, zitting in besturen, als aanjager van ontginningsprojecten hadden hem geen windeieren gelegd. Hij overleed in 1868 op 54-jarige leeftijden werd ter aarde besteld in Lemele, waar zijn vrouw ook haar laatste rustplaats kreeg. ●


Streektaal in Overijssel

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

JULI 2020

17

Ons Germaanse hoofd In de vorige aflevering in deze reeks over de geschiedenis van de taal hebben we het gehad over de oorsprong van onze taal, die op de grens van Europa en Azië lag en zich vandaar naar het westen verspreidde. Daarbij trad wel differentiatie op. In Europa woonden toen al mensen, en de vermenging van dat nieuwe Indo-Europees met de aanwezige talen leverde per gebied een andere variëteit op. Eén zo’n gebied was wat nu Zuid-Zweden, Denemarken en Noord-Duitsland is.

D

e sprekers in dat gebied gingen zich onderscheiden van de andere Europeanen in hun medeklinkers. De medeklinkers in een taal kunnen we grofweg onderscheiden in plofklanken en wrijfklanken. Plofklanken zijn medeklinkers waarbij het spraakkanaal een fractie van een seconde volledig wordt afgesloten. Er bouwt zich dan een verhoogde luchtdruk op, en wanneer de afsluiting wordt opgeheven, hoor je dat in de vorm van een heel lichte explosie. Plofklanken in onze taal zijn de p, b, t, d, k en de g van het leenwoord goal. Bij wrijfklanken vindt er geen volledige blokkade plaats, maar de luchtstroom uit de longen wordt wel flink gehinderd. De trilling die dat oplevert horen wij in de vorm van een sisgeluid. In tegenstelling tot de plofklanken kun je wrijfklanken lang aanhouden, eigenlijk zo lang als je adem hebt. Wrijfklanken in onze taal zijn de s, f, z, v, g, ch en h. De Germaanse

Van plof- naar wrijfklanken

De bewoners van Zweden, Denemarken en Noord-Duitsland zijn zich op een gegeven moment gaan onderscheiden van de andere Europeanen doordat ze van plofklanken wrijfklanken gingen maken. Dat gebeurde vooral aan het begin van een lettergreep. Een mooi voorbeeld is het Latijnse woord caput ‘hoofd’, een woord dat wij nog tegenkomen in woorden als kapitaal en kapittel. Het Latijn, een Romaanse taal – in feite de voorloper van de huidige Romaanse talen – heeft de verandering van plof- naar wrijfklanken niet meegemaakt, en hier vinden we nog een k (want zo spreken we die c uit) en een p. Bij de bewoners van Zweden, Denemarken en Noord-Duitsland is de k een h geworden, en de p een f: hoofd (het woord kop, dat er qua betekenis op lijkt, is dus niet afgeleid van caput). Daar hadden we nooit zo veel van gemerkt, als het taalverschijnsel tot het genoemde

veldheer Arminius neemt afscheid van zijn vrouw Thusnelda voorafgaand aan de slag bij het Teutoburgerwoud tegen de Romeinen in het jaar 9 n. Chr. Schilderij uit 1884.

gebied in Noord-Europa beperkt was gebleven. Maar dat is niet het geval: het heeft zich tot West-Europa uitgebreid, en rond 500 v. Chr., zo nemen we aan, is het ook in de lage landen terecht gekomen. Over de precieze verspreiding weten we eigenlijk net zo min iets als over de verspreiding van het Indo-Europees over Europa. Kwamen de sprekers onze kant op, en gebeurde dat met strijdrumoer of was er sprake van een vreedzame kolonisatie? Of kwam er

niemand onze kant op, en namen West-Europeanen de taal en de cultuur over? Die cultuur, dat volk kennen we. Althans we kennen de archeologische overblijfselen van de mensen die daar woonden, en die we daarna ook in andere streken aantroffen. Het volk dat die zaken ons naliet zijn we – in navolging van de Romeinen – Germanen gaan noemen, en hun taal, die we niet kennen maar die de voorvader is van onze taal, het Germaans. ●


18

Overijssel in boeken

Door mannen gekozen – De eerste vrouwen in de Deventer gemeenteraad Erna Lammers ,,Ach juffrouw, u moet niet meespreken; u weet er niets van. Ik neem aan, dat u niet op de hoogte is en de geschiedenis niet hebt gevolgd.” Op deze manier wordt Antsje Timmerman-Lenstra (1883-1946) letterlijk de mond gesnoerd als ze haar fractiegenoot van de SDAP wil bijvallen tijdens een discussie in de gemeenteraad. Het is dan februari 1920. De socialiste heeft het moeilijk in de Deventer raad waar ze net als de arts Titia Goedhuis - van der Ploeg (1877-1973) sinds een half jaar deel van uit maakt. Beide vrouwen maakten in 1919 gebruik van het passieve kiesrecht en stelden zich kandidaat toen dit kon. En nu zitten ze daar, ruim 35 jaar nadat de strijd om het vrouwenkiesrecht in Nederland begon. De een is feministe, de ander socialiste en ze vormen daarmee een afspiegeling van de twee groepen die zich landelijk sterk maakten voor het vrouwenkiesrecht: de burgervrouwen en de arbeidersvrouwen. Tegen deze achtergronden en de sociaal­ economische situatie van de snelgroeiende industriestad schets de auteur de ervaringen van de twee gedreven vrouwen in het mannenbolwerk van de gemeentepolitiek. Wie waren die vrouwen? Waar haalden zij het lef en de motivatie vandaan om lid te willen worden van de gemeenteraad in een tijd dat mannen de maatschappij domineren? En wat maakte dat ze allebei braken met hun partij en de politiek verlieten?

De mooiste fotolocaties – Oost Nederland Bob Luijks (redactie) Het vinden van een goede fotolocatie is niet eenvoudig. Vaak gaat daar een jarenlange zoektocht van vallen en weer opstaan aan vooraf. De auteurs nemen ons mee naar hun favoriete gebieden. Door hun ervaring kunnen zij precies vertellen waar je naar toe moet voor die perfecte landschapsfoto of waar je die ene fotogenieke soort kunt verwachten. Natuur blijft uiteraard natuur. Dit boek maximaliseert de kansen, maar kan natuurlijk nooit honderd procent garantie bieden. Het weer van het moment, maar ook dat van de voorafgaande periode bepaalt in grote mate de aan- of afwezigheid van bepaalde soorten. Sommige gebieden genieten al grote bekendheid, andere plekken wachten nog op hun ontdekking. In dit boek wordt een gevarieerde mix, van groot tot klein, van bekend tot onbekend, van waanzinnige landschappen, via interessante dieren tot macrodetails. Iedere natuurgebied is uitgewerkt in een aantal locaties die zeer zeker de moeite waard zijn. De auteurs vertellen niet alleen waar je moet zijn, maar geven per locatie ook tal van praktische fototips.

De papegaaien van Moshe Ineke E. Kievit-Broeze “De papegaaien van Moshe’ is de weerslag van een zoektocht naar het onderduikkind Jopie, dat in 1943 op tweejarige leeftijd bij de opa en oma van Ineke Kievit kwam. Jopie, die eigenlijk Moshe heette, overleefde de oorlog door de moed van zijn pleegouders. Twee jaar lang werd hij liefdevol opgenomen in het gezin, maar na de oorlog keerde hij terug naar zijn eigen familie. Hoe kwam het dat Jopie juist in Nijverdal bij de familie Broeze terechtkwam? Wat heeft het voor hem betekend? Wat zijn de gevolgen geweest van deze onderduikperiode, en de periode daarna, op het leven van de kleine Moshe? Ineke Kievit zoekt dat allemaal uit, en beroert daarbij de grote thema’s van het leven. Wat doe je in tijden van nood, waar ligt de scheidslijn tussen goed en kwaad? Uit archieven, maar vooral door contact te zoeken met zoveel mogelijk mensen uit haar eigen en Moshe’s familie, reconstrueert ze de feiten, en ervaart ze de grote verbindende kracht van liefde en mensen om je heen. Uitgever: Nabij Producties ISBN: 978 94 9205 575 0 | 176 pag. | € 17,50

Uitgever: Uitgeverij PixFactory ISBN: 978 90 7958 825 1 | 358 pag. | € 44,90

Overijssel in Uitgever: WalburgPers, Zutphen

ISBN: 978 94 6249 474 9 | 80 pag. | € 12,99


JULI 2020

Het grote kinderspel Bert Jan Flim Tijdens een kerkdienst in de zomer van 1942 vindt Jaap Musch zijn roeping. Hij moet joden gaan redden. Met zijn broer Gerard en hun vriend Dick Groenewegen van Wijk zet hij vervolgens een gereformeerde onderduikorganisatie op, de Naamloze Vennootschap. Terwijl de Duitse vernietigingsmachine op stoom komt, slagen NV-leden erin joodse kinderen te ontvoeren uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg, de wachtkamer van de dood. Ze brengen ze met gevaar voor eigen leven naar pleeggezinnen in Limburg en Overijssel. Daar lijken ze veilig… Nauwgezette organisatie, hartstochtelijke improvisatie en voortdurende zorg gaan hand in hand in deze geschiedenis van moed, hoop, gebrek en verlies. Uitgever: Stichting Amphora Books ISBN: 978 90 6446 115 6| 300 pag. | € 22,50

Jodenjagers bij de Hengelose politie Annette Evertzen en Stevine Groenen De politie van Hengelo had in oorlogstijd enkele agenten, aangesloten bij de NSB, die speciaal waren belast met het opsporen, aanhouden en deporteren van Joodse burgers. Deze zogenaamde Jodenjagers waren Johannes Bronsema en Johannes C. Frankevoort, twee jonge mannen die in opdracht van de Sicherheitsdienst en ook op eigen initiatief handelden. Collega’s waren op de hoogte en assisteerden regelmatig Bronsema en Frankevoort zijn verantwoordelijk voor de dood van tenminste 24 Joodse burgers in Hengelo en omgeving. In dit boek beschrijven de auteurs het onderzoek in de gemeentearchieven en het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging in Den Haag naar de Hengelose Jodenjagers en het systeem waarbinnen zij opereerden. Tevens gaat het boek in op de rechtsgang na de oorlog. Bovendien krijgen de omgekomen Joodse burgers een gezicht. Opdat zij niet vergeten worden. Uitgever: Stichting Historisch Archief Hengelo ISBN: 978 90 8301 223 0 | 160 pag. | € 19,50

De vondst van Overijssel M. Nieuwenhuis & S. Wentink In de loop van meer dan 100 jaar zijn er heel wat archeologische voorwerpen gevonden in Overijssel. Een groot deel daarvan is uiteindelijk in het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten beland. Een depot vol grote, kleine, mooie, interessante vondsten. Vondsten met een verhaal, een verhaal dat gaat over de locatie van de vondst, de vondst zelf, of een gebeurtenis die verteld wordt door het voorwerp zelf. Het werd tijd om een aantal van deze vondsten voor het voetlicht te brengen, maar welke? Er is gekozen om drie vondsten per gemeente te laten zien. Met 25 gemeenten in Overijssel zijn dat dus 75 voorwerpen die in dit boek worden beschreven. Allemaal vondsten die in het depot liggen of in bruikleen zijn en in een museum te bewonderen zijn. De vondsten van Kampen en Zwolle komen uit hun eigen gemeentelijke depots. Bij de keuze van de 75 vondsten is ook gekeken naar variatie: in tijd, soort materiaal en type voorwerp. Vondsten uit de oude Steentijd, uit de tijd van de Neanderthalers en uit het meer recentere verleden. Vondsten van glas, leer, hout en hertshoorn komen aan bod evenals imponerende zwaarden en elegante sieraden. Uitgever: SPA Uitgevers, Zwolle ISBN: 978 90 8932 043 8 | 164 pag. | € 14,95

boeken

19


20

Geschiedenis van alledag

DOOR GIRBE BUIST

Stroppen en vaandeldieven Spotnamen in Overijssel Het gerestaureerde beeld van de Kamper steur werd in 2014 teruggeplaatst in de IJssel. (foto: Piet Harms)

Veel inwoners van Overijsselse dorpen en steden hebben een bij- of spotnaam. De oorsprong van een spotnaam kan met allerlei zaken te maken hebben zoals een plaatselijke lekkernij (duivekaters, moppen), een bepaalde grondsoort (zandhazen, kleikluiten), de teelt van bepaalde vruchten (wortelboeren) of een bijzondere tak van handel (bezemkramers). Ook zijn sommige spotnamen ontleend aan bepaalde historische gebeurtenissen of volksverhalen.

Blauwvingers

Zwollenaren staan al eeuwenlang bekend als ‘blauwvingers’. Over de herkomst van de naam doen verschillende verhalen de ronde. Eén van de verklaringen heeft te maken met de verkoop van klokken. Volgens dit verhaal hebben de Zwollenaren hun bijnaam te danken aan het feit dat ze de kerkklokken van de Grote Kerk, waarvan de toren na een blikseminslag in 1682 instortte, verkochten aan de Kampenaren. De Kampenaren waren bij ontvangst boos, omdat de klokken door de val bijzonder vals waren geworden. Om de Zwollenaren een hak te zetten besloten ze om het hele bedrag in stuivers te betalen. Het tellen daarvan bezorgde de Zwollenaren blauwe vingers en sindsdien gaan Zwollenaren door het leven als ‘blauwvingers’.

Kamper steuren

De inwoners van Kampen hebben diverse bijnamen. Eén daarvan is de spotnaam Kamper steuren. Dat heeft met het volgende verhaal te maken: de bisschop van Utrecht wilde Kampen met een bezoek vereren en het stadsbestuur wilde hem een maaltijd aanbieden. De hoofdschotel van deze maaltijd zou bestaan uit een kolossale steur, die daar onlangs was gevangen. De bisschop werd echter op het laatste moment ziek, zodat het bezoek moest worden uitgesteld. Toen namen de Kampenaren de steur, bonden de vis een bel aan en wierpen hem terug in de IJssel. Dit deden zij met de bedoeling om de vis terug te vangen tegen de dag dat de bisschop werkelijk kwam. Aan het bellen konden ze immers horen waar de steur

zich bevond. Toen de bisschop later alsnog kwam, was de vis echter in geen velden of wegen meer te bekennen. De Kampenaren hebben toen maar een gerecht klaargemaakt dat nu nog bekend staat als ‘Kamper steur’. Het is een gerecht van harde eieren met een saus van boter en mosterd.

Vaandeldieven

De inwoners van Ootmarsum staan bekend als vaandeldieven. Deze spotnaam is ontstaan in 1747, toen zij een klootschietwedstrijd speelden tegen de ingezetenen van Oldenzaal. Deze wedstrijd werd gewonnen door Ootmarsum, maar na afloop ontstond er een flinke ruzie tussen de twee plaatsen. De klootschieters uit


JULI 2020

Ootmarsum dreven die uit Oldenzaal daarbij op de vlucht. Ook veroverden de overwinnaars het Plechelmusvaandel van de Oldenzalers, die zij aan hun burgemeester overhandigden. Telkens als de inwoners van Ootmarsum daarna feest vierden, werd ook het vaandel van Oldenzaal in de optocht meegedragen. Dit was de Oldenzalers een doorn in het oog. Sindsdien staan de inwoners van Ootmarsum bekend als vaandeldieven.

Stroppen

Dirk van der Heide noemt in zijn publicatie ‘schimpnamen van Overijssel’ ook nog de spotnaam stroppen voor inwoners van Hardenberg. Stroppen zijn deugnieten en bedriegers. Sommigen beweren dat deze schimpnaam is ontstaan tijdens een algehele depressie onder de inwoners van Hardenberg. Tijdens deze depressie zouden veel Hardenbergers zelfmoord via ophanging hebben gepleegd.

Almanakdrukkers.

21

Tenslotte staan volgens dezelfde auteur de inwoners van Heino als almanak­drukkers bekend. De naam werd hen gegeven, toen het dorp een gemeente werd en een eigen almanak liet drukken. Dat werd een financiële strop, want niemand kocht de boekjes, zodat ze met de gehele oplage bleven zitten. ●

Enkele Ootmarsumse klootschieters met het historische stadsvaandel van Oldenzaal uit 1747, voor het stadhuis van Ootmarsum in 1934. (Heemkunde Ootmarsum)


22

Geschiedenis van alledag

DOOR SIEM VAN EETEN

Gemeentearchieven uit de Franse Tijd geven verrassend inkijkje in lokale samenleving De Franse Tijd (1810-1813) heeft in ons collectieve geheugen veelal een negatieve klank gekregen. Meestal denken we bij deze periode aan de verplichte registratie van achternamen en aan de loting voor de dienstplicht, met als droevig gevolg dat veel Nederlanders in 1812 tijdens de Russische veldtocht van Napoleon zijn omgekomen. In deze tijd werd echter ook de grondslag gelegd voor ons huidige openbaar bestuur, in het bijzonder de vorming van gemeenten. De gemeentearchieven geven een verrassende inkijk in de toenmalige gang van zaken. Keizer Napoleon, geschilderd door Jacques-Louis David, 1812.

H

et nieuwe bestuurssysteem was piramidaal. Dat hield in dat de lagere overheden moesten uitvoeren wat er boven hen besloten was. Meestal kwamen deze besluiten uit het departement dat boven de gemeente stond. In het geval van Overijssel was dat het Departement der Monden van de IJssel, met aan het hoofd prefect Petrus Hofstede. In de gemeenten was de leiding toevertrouwd aan de maire (burgemeester) en de leden van de gemeenteraad. De raadsleden werden niet verkozen, maar op voordracht van de maire aangewezen door de prefect.

Meten is weten

In het nieuwe bestuurssysteem werden voor het eerst op grootschalige wijze allerlei gegevens over de bevolking, de economie en bedrijvigheid geregistreerd. Alles moest worden geteld, genoteerd en gemeld aan de prefect, die dat dan weer doorzond naar de hogere bestuurslaag, waarbij uiteindelijk Parijs ĂŠĂŠn groot overzicht kreeg van hetgeen het Keizerrijk

De eerste en enige terechtstelling met de guillotine te Amsterdam, op de Nieuwmarkt, 15 Juni 1812. (Stadsarchief Amsterdam)


JULI 2020

Petrus Hofstede (1755-1839) was prefect van het Departement der Monden van de IJssel. (RKD Den Haag)

produceerde en welke belastingen dat zou kunnen opbrengen. Voor vijftien landbouwers in de buurtschap Stegeren bij Ommen pakte dit als volgt uit: Op een voorgeschreven ‘tableau’, tegenwoordig zouden we spreadsheet zeggen, kwamen in de eerste kolom alle namen van de landbouwers te staan. Zij moesten inzicht geven in hun opbrengsten door in zeven kolommen allerlei gegevens over hun agrarische bedrijfsvoering in te laten

vullen. Dit varieerde van de mudden zaad die werden gezaaid tot het aantal mudden dat overbleef om te verkopen en alles daar tussenin. De mudden werden weer onderverdeeld in de vier graansoorten rogge, boekweit, gerst en haver. In totaal leverde iedere landbouwer 28 gegevens aan voor de maire en zijn ambtenaren die dit moesten verwerken in 420 invulmogelijkheden, alleen al in Stegeren. Hoe zag dit er concreet uit? In het gemeentearchief van Ommen zijn deze opgaven nog aanwezig, evenals het totaal van het zaaigoed en de opbrengst voor de hele gemeente. De veertien buurtschappen (Avereest, hoorde destijds nog bij Ommen) hadden als zaaigoed 1955 mud rogge, 1320 mud boekweit, 5 mud gerst en 71 mud haver nodig, hetgeen 5865 mud rogge, 4360 mud boekweit, 17 mud gerst en 312 mud haver heeft opgebracht. In het jaar 1811 had men in de gemeente Ommen 3351 mud zaaigoed nodig, hetgeen weer 10554 mud opbracht. Deze cijfers zijn overeenkomstig met de

23

toenmalige akkerbouw op de zandgronden in Oost-Nederland waar een direct verband was tussen de oppervlakte bouwgrond (de essen) en de woeste grond die nodig was om vee te weiden dat de mest leverde. Over het algemeen waren er kleine akkers (essen) en een ongunstige verhouding tussen zaaigoed en opbrengst. Pas na de markedeling en de invoering van de kunstmest zou dit verbeteren. Klopt dit met de werkelijkheid? Maire Johannes Chevallerau noteert op het tableau dat hij naar de prefect moet inzenden het volgende: ‘In de opgave der beesten, landerijen en de benodigde granen in deze gedaan is de respectieve aangaven gevolgd zoo door de eigenaren en gebruikers is gedaan. De verbouwd wordende granen heb ik volgens informatie van deskundige berekend, nadat de landerijen in goede jaren, zonder enig misgewas kunnen opbrengen”.

Bevolking

Om inzicht te krijgen in de staat van de bevolking moest ieder jaar een overzicht

>

Tableau met het gegevens over de bevolking van Ommen, november 1811. (Gemeentearchief Ommen)


24

Geschiedenis van alledag

GEMEENTEARCHIEVEN UIT DE FRANSE TIJD

Napoleon lijfde de Nederlanden in 1810 bij het Franse keizerrijk in.

naar de prefect gestuurd worden. Dit had te maken met de invoering van het Burgerlijk Wetboek die onder koning Lodewijk Napoleon al was begonnen, maar ook om te zien hoeveel dienstplichtigen een gemeente kon ‘leveren’. Er werd genoteerd langs de lijnen der ‘Gezindheden’ met als onderverdeling ‘Armen’ en ‘Onbehoeftigen’. Voor de gereformeerden in Ommen waren dit 45 en 2541 zielen, voor de ‘Roomschen’ 7 en 296 onder de 8 ’Jooden’ waren geen armen. Ommen was dus een betrekkelijk welvarende gemeente met ongeveer twee procent ‘armen’. Het totale aantal van 2898 zielen was verdeeld over 486 ‘Huisgezinnen’. Aangezien de in te zenden tableaus voor iedere gemeente gelijk waren, was er ook nog de mogelijkheid om Mennisten (Doopsgezinden) en Lutheranen in te vullen. Lutheranen vond men meer in gemeenten

die betrekkingen hadden met het huidige Duitsland, zoals in Zwolle, en Mennisten in Giethoorn, waar al in 1551 een Doopsgezinde Kerk werd gesticht.

Opvallende zaken

Naast deze cijfermatigheden zijn er in de gemeentearchieven soms opvallende zaken aanwezig. In het gemeentearchief van Zwolle zit bijvoorbeeld een nota van veertig gulden, gedateerd 8 mei 1813, van schipper Doije Visscher voor het transport van een guillotine van Amsterdam naar Zwolle en weer terug. Wat zou er in Zwolle gebeurd zijn? Of het oproepen tot algemene feestvreugde rond de verjaardag van Napoleon zoals terug te vinden is in het stadsarchief van Deventer: “Alle goede ingezetenen van deze stad overtuigd zijnde van het hoog belang om deel te nemen in de openbare

vreugde bedrijving der onderdanen van het Rijk, ter betoning hiervan, op den avonds van dien dag te beginnen na zonnen ondergang hunne woningen op een voegzame wijze zullen elumineren en tot minstens tot middernacht zullen verlicht houden”. Het zijn slechts enkele voorbeelden die de rijkdom van de gemeentearchieven uit de Franse Tijd illustreren. Ik hoop dat dit artikel zal uitnodigen tot een nader onderzoek van deze archieven. Voor zover huidige onderzoekers beducht zijn voor het Frans, het overgrote gedeelte van de archieven is in het Nederlands. Het Franse bestuurssysteem werd wel verplicht, het Frans als enige taal niet. En uit deze voorbeelden blijkt eveneens dat regeldruk en administratieve rompslomp, waar momenteel nogal eens over geklaagd wordt, geen uitvindingen zijn van onze tijd. ●


DOOR SIEM VAN EETEN

JULI 2020

25

Trees heeft een Canadees, maar geen Iwan voor Annechien Dat de bevrijders in april 1945 met open armen ontvangen werden is algemeen bekend. Dat deze armen wel eens te geopend waren leren de bevolkingsstatistieken uit begin 1946. Hoe was dat in 1813 bij de bevrijding van de Fransen door de Kozakken?

Een legerplaats van het kozakkenleger, 1813. (Rijksmuseum Amsterdam)

De Maire der Gemeente Ommen, met de commissie uit den Gemeenteraad, met afgrijzen en de hoogste verontwaardiging vernomen hebbende dat sommige lieden, vooral Jongens aan de doormarcherende troepen is aangewezen, Brave lieden, als huis van ontucht,

om daar de Godloze begeerten te voldoen, waarschuwt een ieder zodanige aanwijzingen mogte doen en slechtheden welke zich dan zodanig ontucht als bedoeld word overgeven zonder enige vorm van proces , met alle gestrengheid die naar omstandigheden in handen van de Maire onder assistentie alle braven en weldenkenden dezer Gemeente, zullen zijn, zullen worden gestraft ten Exempel van anderen. Zoals mede ten opzichte van alle rust verstorende daden zal plaats hebben. Of het gewerkt heeft weten we niet zeker. Het bloed kruipt soms waar het niet gaan kan. Maar de Kozakken hebben in deze streken wel op een andere manier hun nalatenschap veilig gesteld: de Kozakkenplas bij Haarle, het Kozakkenveer bij Fortmond

en de Kozakkenkoek uit Rijssen. Toch nog iets om te snoepen!

Beeld van een Basjkierse ruiter in de IJssel bij Veessen. (foto: Andrew Szkudelski)

>

U

it het Hulpboekje om de Russen en Kosakken goed te verstaan lezen we op pagina 30: Een mooi Meisje kussen: ‘Charohschuju dehwuschkuzälo what’. Hulpboekje of niet, de Ommer Maire Johannes Amama Chevallerau had blijkbaar voldoende mensenkennis dan wel zelfkennis toen hij bij de bevrijding van Ommen in november 1813 door de Kozakken het volgende besloot en proclameerde:


In het volgende nummer

Historisch Tijdschrift Overijssel

Jaargang 8, nummer 4, oktober 2020

Bibliotheek universiteit Harderwijk 200 jaar in Deventer

x

Verder:

De Twentetochten

Maurits von Martels: boer met een landhuis

Gieterse dominee Tjeerd Hylkema on tour En nog veel meer‌

Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.