Straathistories - Matadi

Page 63

Matadi

Straathistories

Leuvense buurten in woord & beeld

Bijzondere dank aan Joris Goethals

Joris fotografeerde voor dit Matadiboekje de hondertweeënzeventig

huizen van Matadi, al kende hij toen al de onheilspellende diagnose. De boekpresentatie heeft hij niet meer gehaald.

2 MATADI
Foto: Johan Van Cutsem
VOORWOORD 4 HISTORIES OVER EN VAN DE STRAAT 5 1. SITUERING: MATADI IN HEVERLEE 6 2. HOE DE WIJK ONTSTOND 10 2.1 MATADI, KIND VAN DE TUINWIJKGEDACHTE 10 2.2 MAATSCHAPPIJ DE GOEDE HAARD 11 2.3 EEN WIJKVERBREIDE VRAAG: VANWAAR KOMT DE NAAM MATADI? 19 3. HOE DE WIJK EVOLUEERDE 25 3.1 DRIE BOUWFASEN MET AANPASBARE PLANNEN 25 3.2 CONSTANTE AANPASSINGEN 26 3.3 WIJK EN BEWONERS GROEIEN SAMEN 27 4. EEN SUCCESVERHAAL 30 4.1 AANTREKKELIJK VANAF HET BEGIN 30 4.2 EIGENDOM GEEFT EEN STREEPJE VOOR 31 4.3 KUNNEN KIEZEN EN AANPASSEN BEVORDERT TOE-EIGENING 32 4.4 AMBITIE ONTMOET BETROKKENHEID 33 5. EEN ARCHITECTONISCH VERHAAL 36 5.1 INSPIRATIE UIT DE TUINSTADGEDACHTE 36 5.2 MATADI IS EEN GROOT HUIS 37 5.3 THUISKOMEN IN MATADI 38 6. LEVEN EN BEDRIJVIGHEID ROND MATADI 40 6.1 CADOL EN DE WATERLEIDING 40 6.2 ABDIJ VAN PARK 43 6.3 PAUL VAN OSTAIJENPARK EN -LAAN 46 6.4 LEMMEKESVELD 50 6.5 DE MARIAKAPEL 52 6.6 DE PHILIPSSITE 58 6.7 DE WIJKSCHOOL SKLO 59 6.8 LEO DARTELAAN 63 7. MATADI VANDAAG 64 7.1 MATADICOMITÉ 64 7.2 PLACE DE L’APÉRO 67 8. MATADI MORGEN 70 NAWOORD 74 Vinkenlaan
3
15, zomer van 1934
INHOUDSOPGAVE

Dit boekje in de reeks Straathistories gaat over Matadi, de Heverleese tuinwijk met 172 huizen en een Afrikaanse naam. Tijdens het schrijfproces hadden we dan ook een Afrikaans spreekwoord als werktitel: ‘Oran a azu nwa’. In het Engels vertaald klinkt het bekend: ‘It takes a village to raise a child’ of in het Nederlands: ‘Om een kind op te voeden heb je een dorp nodig’. Een mooi idee dat we wel toepasselijk vonden voor Matadi. Dat dit boekje nu verschijnt is geen toeval: exact honderd jaar geleden, in 1922, werd de eerste steen gelegd van Matadi. Het is dus een hulde aan een honderdjarige.

Dimme (45j.)

‘Als kind was ik gelukkig in Matadi omdat ik er drie moeders had. Als ik thuis niet kreeg wat ik wilde, trok ik naar Betty, overbuurbrouw en moeder van mijn vriendinnen Ly en Thu, of naar Simonne, de moeder van mijn vriend Gauke. Haar deur stond altijd open voor alle kinderen van de wijk en we leerden er keramieken popjes maken.’

Jasmien (36j.)

‘Als kind vonden mijn zus en ik dat we een héél lange living hadden. Die liep van achteraan onze tuin tot achteraan de tuin van onze overburen. Daar woonden onze vriendjes Maarten en Tristan. De ramen stonden open en altijd was er muziek. Soms leek het wel of wij een grote familie waren met vier ouders en vier kinderen Maarten, Tristan, Charlotte en ik.’

VOORWOORD
Uit het fotoalbum
Croon 4 MATADI
van Stef

HISTORIES OVER EN VAN DE STRAAT

Straathistories kan staan voor ‘straat-historisch’, de geschiedenis van huis, straat en wijk op basis van de historische bronnen. Het kan ook staan voor ‘straat-histories’: de vertellingen van de mensen die in deze straten leefden en nu nog leven, de verhalen waarin je menselijke hartenklop hoort en voelt. De keuze voor één van beide willen we in dit boekje niet maken. Een historische blik zonder de kijk van mensen is interessant, maar te eenduidig. Luisteren naar bewonersverhalen zonder historische context is boeiend, maar mist diepte. Het éne kan niet zonder het andere, geschiedenis en verhaal stralen op elkaar af. Verleden, heden en toekomst leiden ons in dit boekje naar nieuw samenleven. Dát zijn onze straathistories.

Geschiedenis ligt niet voor het rapen. ‘Vroeger’ is geen verzameling paaseitjes die we oprapen en in ons mandje leggen. Het is altijd een constructie, een selectie uit feiten en verbanden gekleurd door interpretatie. Gelukkig torsen onze straathistories niet het gewicht van dé waarheid, maar zijn ze open. Straathistories groeien, vertakken, botsen tegen elkaar en lopen weer verder… zoals onze wijk met zijn lanen, huizen,

bomen en kruispunten een oneindig netwerk vormt. Bovendien geven straathistories het woord aan de bewoners en die spreken vaker met hart dan met rede. Iedereen kan en mag zijn persoonlijk zegje doen: zowel de oude Matadezen als de nieuwkomers, de weters en de doeners, de kenners en de kijkers…

Deze typische eigenheden komen ook sprekend tot uiting in de naam van de wijk: Matadi. Moedig gingen we op zoek naar de authentieke oorsprong van deze naamgeving. Een hopeloze onderneming. Misschien komen we in de buurt, maar dé waarheid zal zich blijven terugtrekken. Maar geen nood want wat mensen bezighoudt, is niet alleen het onomstotelijke verhaal of de definitieve fact check, het patchwork van verhalen over die benaming is minstens even interessant.

Kortom, dit boekje heeft zowel inspiratie gezocht in wat Matadi is, als in wat het teweeg brengt en bij de mensen oproept. Dat vind je hier terug – jij, lezer, die al bladerend meeschrijft aan ons wijkverhaal en zo mede kleur geeft aan de lokale histories over en van Matadi.

Matadi, tekening naar de panoramafoto van Johan Van Cutsem.

5

1. SITUERING: MATADI IN HEVERLEE

Wat antwoordt een bewoner van onze wijk op de vraag waar hij/zij woont? ‘Ik woon in Leuven’ is historisch correct, en zeker sinds de fusie in 1977; ‘Heverlee’ is wellicht preciezer, maar ‘Matadi’ is natuurlijk het enige van harte juiste antwoord. Matadi, de spotnaam, de roepnaam, de geuzennaam van onze wijk.

Voor de fusie met Leuven, in 1977, werd de gemeente Heverlee in het noorden begrensd door de stadsvesten, in het oosten door de Tiensesteenweg, in het westen door de Settekensweg (nu de Bertembosstraat) en in het zuiden door het Heverleebos. De naam ‘Heverlee’ komt van het Nederfrankische woord ‘hefer’, wat geitenbok betekende (verwant aan het Engelse ‘heifer’) en ‘lee’, een verbastering van ‘lo’ wat bos betekent. Heverlee: het bos van de geitenbokken. De oudste vindplaats van de naam ‘Heuerle’ is een schenkingsakte uit 1129, toen hertog Godfried I met de Baard, graaf van Leuven en hertog van Neder-Lotharingen, een jachtpark schonk aan de norbertijnen. Hij vroeg aan de abt van de premonstratenzers

6 MATADI
Foto: Johan Van Cutsem

van Laon om er een abdij te stichten. Dat jachtpark, op oude kaarten aangeduid als Perck of Parck, lag aan de rand van het toen nog niet ommuurde Leuven, ten oosten van de huidige Naamsesteenweg. De namen Abdij van Park en Parkpoort zijn afgeleid van het jachtpark.

Met de komst van de abdij nam de landbouw een hoge vlucht. Er werd graan geteeld en er werden wijngaarden en fruit- en groentetuinen aangelegd. Op de Ferrariskaart van 1771 is Perck ten zuiden van de vijvers van de abdij een breed en diep stuk onbebost akkerland.

Centraal stond het Gasthuys, een grote hoeve die vier eeuwen lang, tot 1880, op de plaats stond waar nu Trappen Behets is op de Geldenaaksebaan. Ook Den Inghel, de oudste brouwerij van Leuven, staat op de kaart. De brouwerij, die dateerde van 1102, brandde in 1640 af met de rest van het gehucht Vinckenbosch. Volgens ‘Leuven Weleer’ werd de brouwerij in 1672 weer opgebouwd door abt Libeer de Paepe als brouwerij van de Abdij van Park. Het Parkbier wordt nu nog in licentie gebrouwen door brouwerij Haacht en is te koop bij Aldi. Het mooie gebouw kreeg later veel andere functies: postkoetshalte, hotel voor het laag volk en het vrouwvolk dat niet mocht overnachten in de abdij als de stadspoorten gesloten waren, kazerne, en later ook de volksbakkerij Perfecta. Nog later werd het de viskwekerij van de gebroeders Bellefroid en uiteindelijk een woonerf.

Aan de Molenbeek, meer stroomafwaarts lag het gehucht

Ten Hove. Deze oude woonkern en molen met dezelfde naam lagen buiten de eerste Leuvense ringmuur, maar na de bouw van de tweede stadswal in de 14e eeuw werd dit de huidige Sint-Kwintensparochie. Het gehucht Heverlee ontwikkelde zich als een nieuwe kern rond het pleintje waar Groenstraat en Waversebaan de Naamsesteenweg kruisen, aan het huidige café De Phare en dat groeide uit tot het huidige Heverlee.

Ferrariskaart uit 1771 met de Abdij van Park, de vijvers en het Gasthuys. Volksbakkerij Perfecta in het gebouw van de vroegere brouwerij den Inghel.
7
Foto: www.geopunt.be

Het verkeer vanuit Leuven naar Heverlee verliep via de Heversche (voor een Leuvenaar de Ièversche) poort, gebouwd 1358, nu Naamsepoort. De toegang tot het gebied van de Abdij van Park liep langs de Parkpoort (ook uit 1358) of ook langs de Molenweg, de huidige Paul Van Ostaijenlaan, waarvan het tracé verder liep langs de holle weg (nu Geldenaaksebaan) naar de Molenbeek en de abdij.

De Molenbeek, op oude kaarten ook aangeduid als de Perckbeek, dankt haar naam aan de aanwezigheid van vele molens. Drie lagen vlak bij het huidige Matadi: de Abdijmolen, de molen Ten Broecke aan Cadol en de molen Lapide, aan de huidige Naamsesteenweg ter hoogte van de kleine parking van het Ruelenspark. Tot in de twintigste eeuw doorkruiste de Molenbeek de beemden van het Broeck. Het hele gebied was een overstromingsgebied. Tussen de ringmuur van Leuven en de Molenbeek lag er een grote walgracht ter verdediging van de stad, maar ook als buffer tegen het wassende water.

Huizenbouw in Heverlee komt tot ontwikkeling in het interbellum, met een groeispurt na WO II. Gangmakers daarvoor waren enkele grote bouwwerken: het Instituut van het Heilig Hart, het klooster van de Missionarissen van het Heilig Hart aan de Ruelensvest, en de Heverleese Kazerne. In 1922 werd de eerste steen van Matadi gelegd.

Geleidelijk werd het gebied volgebouwd. En dat de bouwdrift nog niet geluwd is, bewijst de nu al meer dan tien jaar durende strijd tussen het stadsbestuur en natuurbeschermers rond een woonverkaveling en, in de eerste planning, ook uitbreiding van industriezone op het Parkveld langs de Geldenaaksebaan.

Aan de Naamsepoort had de Leuvense voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand, Erasme Ruelens rond zijn huis een park van 2 hectare. Hij had als Leuvense aannemer in opdracht van Leopold II onder andere de Tervurenlaan aangelegd. Na zijn dood in 1916 schonk hij bij testament het park en 150.000 goudfrank aan de gemeente om na de dood van zijn vrouw een bejaardencentrum op te richten, het huidige Ruelenspark. In 1967 werden de 34 woonhuisjes ‘voor ouden van dagen’ ingehuldigd. In juni 1986 kwam er ook een dienstencentrum met 48 studio’s, een logische uitwijkplaats voor ouder wordende Matadezen. Het deel van de stadsring dat tussen Matadi en de Leuvense binnenstad ligt, verwijst dus niet toevallig naar Erasme Ruelens.

In de historische driehoek Naamsepoort, Parkpoort en Molenbeek werd de Goede Haardwijk ingepland. De bouw startte in 1922 en heel snel zou deze tuinwijk de naam Matadi krijgen. Over dat kleine stuk grond, iets meer dan vijf hectare groot, gaat dit Straathistorieboekje. Maar het zou van ‘mataditis’ getuigen om onze aansluitende buren in de Paul van Ostaijenlaan, de Broekstraat en de Leo Dartelaan niet tot de Matadigemeenschap te rekenen. De inbreng van deze goede buren versterkte de dynamiek van onze wijk

8 MATADI

Beste Rik,

Je weet, ik ben het kakenestje van het gezin Uytterhoeven. Je was dan ook 21 jaar ouder, gelukkig waren er nog twee zussen tussen ons beiden. Ik werd geboren tijdens jouw legerdienst, die toen nog 21 maanden bedroeg, zodat je als het ware een termijn voor ons twee hebt gediend. Wij woonden toen in een klein rijhuis in de Broekstraat, maar algauw zou je in 1957 een huis in de Vinkenlaan kopen.

Dat was typerend voor jou, broer. Je was van kleine komaf, maar deed constant je best om je op te werken. Als vlijtige leerling doorliep je wel de klassieke humaniora, maar helaas was het eind jaren veertig van vorige eeuw ondenkbaar om als arbeiderskind aan de universiteit te studeren. Jij zou evenwel levenslang blijven voort leren; enerzijds door je op te werken van bediende in de Philipsfabriek tot gewaardeerd universiteitsmedewerker, anderzijds als stadsgids met een brede interesse voor fauna en flora en als verwoed verzamelaar van oude prentkaarten tot beslagen auteur.

Na je pensionering kon je het huis van de laatste begijn uit het Groot Begijnhof huren en kon ik jouw huis in de Vinkenlaan aankopen. Als primus inter pares onder de Leuvense stadsgidsen mocht je dan ook het toenmalig koningspaar Albert en Paola in ‘jouw begijnhof’ rondleiden.

Je verzameling, overwegend bestaande uit oude postkaarten, in vele gevallen de visuele nieuwsbode uit het begin van de 20e eeuw, was dermate interessant dat ze na jouw overlijden werd aangekocht door het Stadsarchief van Leuven.

Het huidige opzet van de Erfgoedcel om inwoners van Groot Leuven aan te sporen om de geschiedenis van hun straat of wijk te doen herleven, zou op jouw enthousiaste medewerking hebben kunnen rekenen. Het is dan ook gepast om jou op deze wijze te herdenken. Je broer Jan.

Brief aan Rik Uytterhoeven
9
Foto: Rob Stevens

2. HOE DE WIJK ONTSTOND

2.1 MATADI, KIND VAN DE TUINWIJKGEDACHTE

Matadi is een wijk uit het interbellum en in die historische context een resultaat van twee maatschappelijke evoluties.

Enerzijds werd bij de wederopbouw van de steden na Wereldoorlog I vooral gestreefd naar het herstel van het vooroorlogse stadsbeeld. De modernisten onder de architecten werden hierbij vanzelfsprekend geweerd, zodat zij hun heil zochten in andere (vernieuwende) initiatieven. Volkswoningbouw onder vorm van nieuwe wijken gebeurde dus buiten de stad.

Anderzijds was er de oprichting van De Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken (basiswet van 10 oktober 1919). De start van die NMGWW sloot aan bij de vooroorlogse evolutie om, na de bloedige staking van 1886, de arbeidersbewegingen te integreren

in het beleid. In ruil voor de opname van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) in de Union Sacrée-regering (een regering van nationale eenheid met liberalen, katholieken en socialisten) kwam de NMGWW onder socialistische leiding. Die sprak een duidelijke voorkeur uit voor tuinwijken. Gangmaker in dit proces was socialist Hector Denis, die het aanbod aan arbeiderswoningen wilde vergroten en daarbij liever niet rekende op privé-investeerders. De NMGWW mocht niet zelf bouwen of onroerende goederen aankopen, maar kon als kredietinstelling aan plaatselijke maatschappijen leningen toestaan die tegen zeer lage rente (2,75%) en op lange termijn (60 jaar) terugbetaalbaar waren.

De modernistische architecten sloten zich aan bij dit socialistisch gedachtegoed. Ze streefden naar de hoogste kwaliteit als symbool voor de ontvoogding van de arbeider. Ze verkozen duidelijk het type ‘tuinwijk’ boven het alternatief gemeenschappelijk woonblok en lieten zich inspireren door de principes van de Engelsen Ebenezer Howard en

Louis Jotthier de eerste bewoner van de Matadiwijk voor zijn huis op de hoek van Zegelaan en Paul van Ostaijenlaan.
BLOEMENLAAN 10 MATADI
Uit fotoalbum Harry Van Molkot

Raymond Unwin. Tijdens Wereldoorlog I waren meerdere Belgische stedenbouwkundigen naar Engeland gevlucht. De daar opgedane inspiratie vond na hun terugkeer toepassing in de nieuwe wijken. Een tuinstad naar Engels model, waarin wonen en werken samen vielen, werd echter nooit verwezenlijkt. Alles bleef beperkt tot de bouw van kleine open wijken, vaak dicht bij ontsluitingsassen van de stad.

Het bouwprogramma van de NMGWW in haar beginperiode getuigde van een uitgesproken voorkeur voor de tuinwijkformule. Volgens minister Joseph Wauters (BWP) streefde men er naar ‘om ieder een eigen huis te verschaffen in een uitzonderlijk aantrekkelijk milieu, omringd door bomen, licht en groen.’ De tuinwijk Batavia in Roeselare (1920) was de eerste in België en vanaf 1921 bouwt men elders gelijkaardige wijken met cottages van bekende architecten als Louis Van der Swaelmen, Raphaël Verwilghen, Jean-Jules Eggericx en Flor Van Reeth. De bekendste en meest gelauwerde tuinwijk is wellicht de Cité Le Logis-Floréal in Watermaal-Bosvoorde.

Op het einde van de jaren twintig gaven de modernisten de tuinwijkgedachte op: de kostprijs in de tuinwijken was te hoog voor de laagste bevolkingsklasse en het krottenprobleem in de steden bleef onopgelost. Vanaf dan opteerde de overheid ook voor de formule van vrijstaande hoogbouw in het groen als oplossing voor het volkshuisvestingsvraagstuk. Een mooi Leuvens voorbeeld daarvan is de Casablancawijk van architect Léon Stynen in Kessel-Lo.

LOUIS TOBBACK

Geen Leuvensere Leuvenaar dan Louis Tobback. Geboren en getogen aan de Sint-Jacobsmarkt, woont hij nu al meer dan dertig jaar in de Goede Haardlaan in Matadi. ‘Tot onze grote tevredenheid’, zegt hij. Dit boekje is te klein voor al zijn titels. Hij werd onder meer schepen in Leuven, later gevreesd oppositieleider, partijvoorzitter, volksvertegenwoordiger, minister en van 1995 tot eind 2018, een sterke burgemeester van Leuven, minister van staat en eresenator. En, wat in zijn biografieën onderbelicht bleef: hij werd ook nog de man van Jenny Depus, al 38 jaar lang gedreven advocate aan de balie van Leuven.

2.2 MAATSCHAPPIJ DE GOEDE HAARD

De initiatiefnemers van de Leuvense maatschappij De Goede Haard (Le Bon Logis) bezochten Le Logis-Floréal om inspiratie op te doen. Op dezelfde leest geschoeid, zou Matadi tonen wat ideeën over ‘tuinsteden’ een bescheiden

Bij de Matadikwis 2015 moesten de deelnemers in de schiftingsvraag het gewicht van onze burgervader raden. Toen Louis op de weegschaal stapte, bleek dat alle dertig deelnemende ploegen Louis’ gewicht hadden onderschat. Voorwaar: een zwaargewicht, zonder dat iemand het merkt!

11
Louis Tobback voor zijn huis in de Goede Haardlaan.

wijk te bieden hebben. Maar in tegenstelling tot de modernisten, verschoof het socialistische gedachtegoed naar de achtergrond en werd gefocust op de vormelijke elementen uit de tuinwijkesthetiek.

Ook het beoogde doelpubliek viel niet samen met wat minister Joseph Wauters (BWP) verklaarde in de Conférence Nationale de l’habitation à bon marché van 1920: ‘… Het gaat er niet om in een bepaalde plaats een bepaalde sociale klasse vast te zetten. Het is nodig dat alle klassen met elkaar gemengd worden in deze samenlevingen van de toekomst’. Deze klassenvermenging werd echter niet nagestreefd door De Goede Haard, want volgens een brief van 17 februari 1922 betrof haar bouwaanvraag ‘la construction et la location des maisons, réservées exclusivement aux employés des administrations publiques et de l’industrie privée’.

De lokale overheid was enthousiast, maar budgettair beperkt. In de loop van 1921 waren er immers al (informele) contacten tussen De Goede Haard en het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Heverlee, maar na de zitting van 17 maart 1922, antwoordde het college ‘dat de gemeente het ontwerp volgaarne ziet verwezenlijken, doch dat de gebrekkige financieelen toestand der gemeente thans niet toelaat eenig besluit te nemen’.

De Goede Haard bleef intussen niet bij de pakken zitten. Het grote publiek werd van hun oprichting op de hoogte gebracht door een uitgebreid artikel in het Supplément du Journal des Petites Affiches van 15 januari 1922. Vijf maanden later, nog voor de officiële goedkeuring van de bouwplannen, organiseerde ze een tentoonstelling ‘Au Café des Boulevards, à la porte de Parc extérieure’. Dat werd later café Garage en is nu de Gnorgl, de faculteitsbar van de bio-ingenieurs.

De architecten, de Leuvense broers Georges en Eugène Jotthier, stelden er hun voorlopige plannen tentoon. Aan de plaatselijke correspondent van Het Laatste Nieuws vertelden de broers dat ze inspiratie vonden op de stranden van Duinbergen en De Panne, maar dat hun oorspronkelijke modellen door de commissie werden afgescheept.

Georges en Eugène Jotthier

De architecten Georges en Eugène Jotthier waren zonen van beeldhouwer Louis Jotthier. Die ontwierp het oorlogsmonument op de Leuvens begraafplaats (1924) en de bronzen bustes van Vital Decoster en van Koning Albert I in de voortuin van het Leuvens conservatorium. Louis Jotthier zou ook de eerste Matadibewoner geweest zijn in het hoekhuis Paul Van Ostaijenlaan 43. Zijn zonen Georges en Eugène werkten beiden op het stadhuis van Leuven, respectievelijk als architect en als technisch tekenaar. In het interbellum waren ze ook huisarchitecten voor verschillende socialewoningbouwmaatschappijen en huurderscoöperatieven. Zo ontwierpen ze naast Matadi ook de Adolphe Bastinwijk aan de Kapucijnenvoer en Onze Toevlucht in Kessel-lo. In de Leo Dartelaan bouwden ze het huis nummer 2 met opschrift ‘Jotthier - Frères/ architectes’.

De Samenwerkende Maatschappij De Goede Haard zou officieel op 2 augustus 1922 het licht zien waarbij aandelen van 100 Belgische frank werden uitgeschreven. Een totaalbedrag van 429.000 Belgische frank werd bijeengebracht. De Belgische Staat en de Provincie Brabant tekenden in voor elk 750 aandelen - een oplossing voor ‘den gebrekkigen

BROEKSTRAAT 12 MATADI

financieelen toestand’ van de gemeente - en de overige 2.790 aandelen werden verdeeld over 93 leden-aandeelhouders met elk 30 aandelen. De maatschappelijke zetel van De Goede Haard was eerst in het al vermelde café aux Boulevards (Geldenaaksebaan 1) gevestigd en zou later verhuizen naar de Toekomstlaan 3, de huidige Matadilaan.

Het verhaal van Anna Jughters

Kristina Vleminckx en haar man wonen sinds 1983 in de Goede Haardlaan 17. Als kind hield Kristina al van de wijk. Ze kwam regelmatig bij haar grootouders in de Volhardingslaan 38, een huis dat lang in de familie zou blijven.

Grootmoeder Emmerence Swerts was een echte Leivenes (Leuvense). Ze woonde op de Sneppenberg, het bergafstraatje van de Naamsestraat naar de Schapenstraat, nu het zonnige terras van de Bar del Sol. Op een kermis in OudHeverlee leerde ze haar man kennen: Octaaf Jughters, een Gentenaar. Hij had zich vrijgeloot van militaire dienst, maar omdat hij uit een arme familie kwam, verkocht hij zijn vrijstelling aan een jongeman met minder geluk, maar meer geld. Zo kwam hij als milicien in de Caserne Gerne de Blé, het vroegere Vigliuscollege op de Naamsestraat, waar hij instond voor het aankopen en africhten van nieuwe paarden. Zijn hele leven bleef hij een ‘paardenman’.

In de Eerste Wereldoorlog vocht Octaaf in de Westhoek. Getraumatiseerd kwam hij uit de loopgraven, zijn longen beschadigd door het mosterdgas, zijn hoofd en hart door de arrogantie van zijn Franstalige officieren. Daar werd hij voor zijn verdere leven flamingant.

Octaaf en Emmerence trouwden na zijn legerdienst. Ze woonden eerst in het kleine straatje aan Sint-Kwinten en later op de Naamsestraat. Octaaf was marktkramer met stoffen en Emmerence was naaister haute couture. Bij een huwelijk op het kasteel van Arenberg naaide ze alle kleren voor de suite. Na een mislukt avontuur als marktkramers, hielden ze het café Het Vlaams Huis op de hoek van de Munt- en Boekhandelstraat, waar later de Vlaamse leergangen kwamen. Boven het café was er een zaaltje waar de Vlaamse studentengilden vergaderden. Ze kregen zeven kinderen. Slechts drie bleven in leven. Anna (°1925), de moeder van Kristina, was de jongste en ook voor haar was het kantje boord. Ze woog bij geboorte maar

Gustave Jughters met vrouw en dochter met paard en melkkar. Uit fotoalbum
13
Kristina Vleminckx

1250 gram. De dokter raadde moeder aan om zich niet te hechten aan een kind met zo’n geringe overlevingskans. Wilden ze het kind toch een kans geven, dan moesten ze naar de gezonde buitenlucht. Daarom stopten ze met hun café en ze schreven zich in voor een huis van De Goede Haard. Hun caféklanten lachten: ‘Jullie gaan in de brousse wonen!’. In 1926 verhuisden ze naar het nieuwe huis Volhardingslaan 38 in Matadi.

Octaaf kreeg van mijnheer Persoons, die een Stassanodepot had in de Muntstraat, een melkronde met paard en kar toegewezen in de nieuwe Matadiwijk. Josée, zijn dochter hielp mee. Eerst met de fiets, een zware melkkit aan weerskanten van het stuur, later met een hondenkar. Losse melk die ze met een scheplepel in de melkkitjes van de klanten goot.

Matadi deed de kleine zwakke Anna goed. Ze liep school in Sint-Kwinten (het huidige Windekind), wilde verpleegster worden maar volgens de familietraditie werd ze verplicht tot snit en naad. Ze werd een uitstekende naaister van korsetten in een atelier in Brussel. Ze trouwde met Piet Vleminckx. Het jonge koppel bleef eerst inwonen bij de ouders in de Volhardingslaan 38. Later verhuisden ze naar de Waversebaan, dan naar het Begijnhof en dan naar Ter Duin, de wijk met de blauwe daken tussen Kriekenbos en Withof.

Piet werkte eerst in de bibliotheek van de Jezuïeten in Egenhoven en later in de universitaire bibliotheek. Ze kregen tien kinderen, van wie Kristina het vijfde is. Anna is nu 98 jaar en woont in een assistentieflat in het Ruelenspark.

Emmerence stierf in 1956 en Erna, het kleine nichtje op de hondenkar, kocht het huis toen ze trouwde. Hier bracht ze haar vier kinderen groot. Toen die het huis uit gingen, verkocht ze het aan de huidige bewoners en ging op den buiten wonen.

De eerste ‘officiële’ vermelding van onze wijk vinden we terug in de notulen van de gemeenteraadszitting van 24 juli 1922 van de gemeente Heverlee: ‘…Gezien de vraag in dato van 29 juni ll. door dewelke de maatschappij De Goede Haardgevestigd te Heverlee, Geldenaaksebaan n°1 - de toelating vraagt om in Perkveld, op het perceel land gelegen tusschen de Heuvelstraat en de Waterleiding, groot 5H 15a 12ca en gekadastreerd Wijk E n° 12a en 13a, eene reeks straten aan te leggen om er een tuinbouwkwartier voor bedienden op te richten voor ongeveer 150 woningen.’ Die Heuvelstraat van toen is nu de Paul van Ostaijenlaan. Het is charmant dat de gemeentesecretaris - toen nog weinig vertrouwd met de tuinwijkgedachte - het heeft over een ‘tuinbouwkwartier’.

Emmerence met dochter Josée en kleindochter Erna met hun hondenkar in de Volhardingslaan.
GOEDE HAARDLAAN 14 MATADI
Uit fotoalbum Kristina Vleminckx

De Matadiwijk zou dus gebouwd worden op het Parkveld. Tegen 4,5 Belgische frank per vierkante meter kocht de Goede Haard het terrein van Joris Helleputte, de architect van het Heilig Hart-Instituut en ook van het anatomisch amfitheater in het Vesalius Instituut, die later ook minister werd. De gemeenteraad van 24 juli gaf een voorlopige goedkeuring voor de aanleg van de wijk. De definitieve beslissing viel op de gemeenteraad van 14 oktober 1922 met een planning van de werken: ‘…te beginnen met de straat verbindende rechtstreeks de Heuvelstraat en de Broekstraat’. Deze verbindingsstraat werd reeds op het nivelleringsplan van 7 juli 1922 tot Rue de la Victoire gedoopt, terwijl andere Avenues enkel een nummer kregen. De werken moesten voltooid zijn ‘…op een maximum van 5 jaren, ’t zij den 31 December 1927. Den 1 December daaropvolgend werd met de werken een aanvang genomen. En den 15 mei 1923 kon reeds de eerste woning betrokken worden; de tweede den 1 Juni. 24 huizen werden bewoond den 1 Juli, 30 den 1 September, 105 den 1 November’.

De huurwoning mocht uitsluitend bewoond worden door leden van het gezin en onderverhuren was ten strengste verboden. In het huurcontract werden regels opgenomen inzake orde en netheid, gaande van het zorgvuldig onderhouden van de woning tot het verbod om de was uit de ramen te drogen te hangen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat ook de uitbating van een drankslijterij ten strengste verboden was.

De huizen werden opgebouwd volgens 9 verschillende types. De huurprijs bedroeg aanvankelijk 76 à 85.50 frank per maand. Alle huizen waren voorzien van water en gas en er was een ruimte voor een badkamer, hoewel deze niet was geïnstalleerd. Sommige kamers hadden elektrische verlichting, andere gaslicht, uit pragmatische overwegingen omdat de stroom nog vaak uitviel. Vrij spoedig werden er langs de Zegelaan boompjes aangeplant - wat in de jaren zeventig werd hernomen.

Nog een minpunt waren de onverharde wegen. ‘Spijtig maar dat de leden van De Goede Haard het niet op een akkoordje konden gooien met het Heverlees bestuur, wat de wegenis aangaat. De tuinwijk verkeert daardoor in een ongunstigen toestand, vooral bij regenweder. Mocht er spoedig een einde aan komen!’

Vanaf 1924 konden de huizen ook aangekocht worden. De prijzen schommelden rond de 25.000 frank. In 1925 ontving de maatschappij de toelating om nog 35 woningen op te trekken, vooral langs de Broekstraat en de Volhardingslaan, een naam die raak gekozen was.

15
Thérèse Dehertoghe (oma Hendrickx) voor haar ‘feu continu’ en haar beste koperwerk in de Zegelaan 2.
Uit fotoalbum Leo Hendrickx

Faustin Neves, De Zwarte Parel van Matadi

Geen koppel in Matadi had ooit zo’n mooie naamcombinatie als Faustino de Deus Neves en Blondine Pauline Lahaye. Hij was geboren in 1920 in Yakoma, het uiterste noorden van Congo. Zijn vader was Portugees, zijn moeder een Congolese. Maar na hevige onlusten vertrouwden zijn ouders hem en zijn broer Simon toe aan de Belgische kok van een Congoboot, in de hoop op een veilige toekomst in België. Zo arriveerden de twee kinderen in Antwerpen nog voor ze tien waren. Samen liepen ze school in Saint-Nicolas in Anderlecht. Simon stierf al jong aan tuberculose. Faustin kwam naar Leuven en ging er werken in de Gasstraat (nu de Minckelersstraat) in de spiegelfabriek van Edouard Vanhove, de voorzitter van Daring Leuven. Hij leerde er Blondine Pauline uit de Regastraat kennen. Ze trouwden en woonden hun leven lang in de Zegelaan 24, waar ze drie mooie dochters kregen: Myriam, Chantal en Anne. Alle drie hebben ze heerlijke herinneringen aan hun kindertijd in Matadi. En Anne woont er nu opnieuw, in de Goede Haardlaan. Faustin was een stille rustige man, maar vooral een schitterende voetballer bij den Daring. De eerste zwarte speler in Leuven, die al snel den Joe als roepnaam kreeg. Wellicht refereerde dat bij de supporters, nog niet gewend aan gekleurde spelers, aan Joe Louis, de zwarte bokser die in het interbellum wereldkampioen werd bij de zwaargewichten. Faustin speelde er zo’n 300 wedstrijden en maakte als middenvelder toch een veertigtal doelpunten. Voorwaar de Vincent Kompany van Matadi! Hij schreef nog brieven aan zijn ouders, maar zijn geboorteland zou hij nooit meer terugzien.

Faustin Neves, vooraan links.
GOEDE HAARDLAAN 16 MATADI
Uit fotoalbum Anne Neves

Vlaamse kermis

In de eerste decennia was er een behoorlijke animositeit tussen de nieuwkomers van Matadi en de mensen van Park: Matadi keek, letterlijk en figuurlijk, neer op Park en de inwoners van Park beschouwden Matadi als ‘dikke nekken’. Matadi was immers voorbehouden voor employés. Arbeiders konden niet huren omdat ze geen maandloon hadden. Een dag- of weekloon volstond niet om te kunnen huren bij ‘Le Bon Logis’. Dat verklaart waarom veel Matadezen Frans spraken: de voertaal van Leuvense bourgeoisie waarmee ze zich wilden meten. Zelfs de straatnamen waren nog in het Frans. Bovendien hadden veel mensen van Park hun groentehovingen verloren, omdat ze waren opgekocht door De Goede Haard. Je zou voor minder een hekel hebben aan die nieuwkomers!

Vanaf begin jaren zestig verbeterde hun relatie, omdat enkele Matadezen, voornamelijk leden van de Kristelijke Werknemersbeweging (KWB), mee hun schouders zetten onder de organisatie van de jaarlijkse Vlaamse kermis, een traditie uit 1913 die een tweede adem zocht. Op het neerhof van de Abdij van Park aan de Tiendenschuur werd gedurende jaren een tent van vijfhonderd vierkante meter van de firma Veldeman uit Bree neergepoot. Bekende TV-sterren als The Strangers, de komiek Theo Vandenbosch en de zangers Will Ferdy, Johan Verminnen en Marva traden er op. Maar enige wrevel bleef: terwijl die van ‘t Perck een werkmanspintje dronken in de tent, verfristen die van Matadi zich met een glas wijn in de ‘bodega’ onder de remise. En het moet gezegd: de échte Vlaamse kermissfeer was in de tent te vinden.

Die ergernis nam later verder af door de uitwisseling van bewoners: mensen uit de Broekstraat en Geldenaaksebaan gingen in Matadi wonen, en uitzwermende kinderen uit Matadi maakten de omgekeerde beweging.

Dat er zich na deze blitzstart een aantal kinderziekten manifesteerden, verbaast wellicht weinigen. In de zomer van 1923 was er een polemiek met de directie van de Waterleiding over de ‘Engelsche gemakken’ en ‘het gevaar voor de besmetting der prise d’eau van onze waterleiding’. Op 11 oktober 1923 meldden de Posterijen ‘le placement éventuel d’une borne postale dans le nouveau cartier de la partie du Park’. Op 14 november 1923 ondertekenden de bewoners van de Bloemenlaan een tweetalige petitie voor een derde straatlantaarn.

Eén en ander moet tot enige hilariteit hebben geleid, want het artikel van 15 december 1923 in Le Journal des Petites Affiches begint in eerder raadselachtige bewoordingen: ’We weten het, er wordt wel eens gespot met Matadi of het Senegaleesch dorp.’ Maar de auteur van dit artikel rekent zich niet tot de spotters, wel tot de enthousiastelingen: ‘We mochten een drietal woningen van onder tot boven bezichtigen, schoone hovingskens bewandelen, sierlijk aangelegd door de heer Henri Christiaens, hovenier te Park-Heverlee. En… Matadi en het Senegaleesch dorp. Geen sprake meer daarvan! We vragen eerbied voor de inrichters. Wat ze tot stand hebben gebracht is eenvoudig bewonderenswaardig.’ Dit is dus de (waarschijnlijk) eerste vermelding van de (spot-)naam Matadi.

MATADILAAN 17

De zussen Josefa en Liesbeth Schodts

tussen de bloesems van Vinkenlaan 15.

Liesbeth Schodts

In 1998 vierde Matadi zijn vijfenzeventigjarig bestaan met een eerste wijkfeest. Vijf feestelingen, die al van bij de start in de wijk woonden, werden met een oldtimer opgehaald en in de bloemetjes gezet. Eén van hen was Liesbeth Schodts. Haar vader Jean-Baptist Schodts kocht het huis, Vinkenlaan 15 van de Goede Haard in 1926. Liesbeth zelf woonde later in de Broekstraat, nadien Bloemenlaan, dan Zegelaan en tenslotte trok Liesbeth met haar zoon Harry in bij haar zorgbehoevende ouders.

Het verhaal van Liesbeths man, Jos Van Molkot, leest als een schelmenroman. Hij was piloot en aan het begin van de oorlog werd zijn krikkele Fiat CR42 in een luchtgevecht door Duitse Messerschmitts neergeschoten boven Vroenhoven. Gevangengezet in het Poolse Szczecin, werd hij later vrijgelaten in het kader van de Flamenpolitik. Hij vluchtte via Gibraltar naar Engeland, kreeg daar een opleiding tot Spitfirepiloot en bij de landing in Normandië werd hij opnieuw neergehaald in de buurt van Caen. Hij ontsnapte uit het ziekenhuis en voegde zich bij de Amerikanen die oprukken. De oorlog en zijn avonturen als gevechtspiloot maakte van hem een andere man. Hij zou nooit meer terugkeren naar zijn gezin. Terug bij de luchtmacht vormde hij een acrobatieteam, de Thunderstorms, vliegend op Thunderjets. Recalcitrant als hij was, werd hij als majoor ontslagen uit het Belgisch leger. Hij werkte als pompbediende aan Sainctelette, opende later een groentewinkel in Koekelberg, en kocht tenslotte een huisje in Bellefontaine, waar hij niemand meer wou zien.

Moeder Liesbeth runde intussen dapper haar gezin en wanneer haar buren Rik Van Ermen en Christiane Huygens terugkeerden uit Matadi Congo verwelkomden ze hen met de kleine Harry op de kaaien in Antwerpen. Christiane was op de Congoboot ter hoogte van Le Havre bevallen van een zoon. Harry herinnert zich nog als gisteren hoe teleurgesteld hij was bij het zien van de pasgeboren Francis. Het gezin had hem bij vertrek vier jaar voordien een aapje beloofd!

Moeder Liesbeth bleef tot haar dood in 2009 in de Vinkenlaan. Even was neef Jan Schodts, de latere hoofdredacteur van de BRT-nieuwsdienst, er op kot. Nadien bleven zoon Harry en kleinzoon Stef er nog een drietal jaren wonen.

Harry Van Molkot is sinds zijn pensionering conciërge van het vliegveld van Schaffen, wat merkwaardig in lijn ligt met zijn familiegeschiedenis. Na het gesprek glundert hij: ‘Wat een zalige herbeleving! Ik hoor de planken van de voorste slaapkamer zo weer kraken.’

1927 1932 1940 1948 1969
Uit fotoalbum Harry Van Molkot
VAN OSTAIJENLAAN 18 MATADI
PAUL

2.3 EEN WIJKVERBREIDE VRAAG: VANWAAR KOMT DE NAAM MATADI?

Over de herkomst van de wijknaam Matadi bestaan uiteenlopende verhalen. Wel is iedereen het erover eens dat die naam komt van de Congolese havenstad Matadi, de laatst bereikbare haven op de Congostroom.

Vraag blijft: wat was de link tussen die Congolese havenstad en de nieuwe Heverleese wijk? Eén verhaal is dat er in de nieuwe wijk aanvankelijk woningen gereserveerd waren voor uit Congo terugkerende kolonialen en militairen. Dit vermoeden kreeg André Loeckx, toen hij in zijn huis een verborgen legerpistool vond van een zekere Blanchaert, militair van het Belgisch leger. Toch vonden we nergens bevestiging van deze hypothese. Vroege bewoners vermelden wel twee luitenants en een officier, maar daarnaast een gevarieerd palet van huurders: een leraar, een schooldirecteur, minstens één ex-koloniaal, een boekhouder, een belastingontvanger, een onderstationschef, een ambtenaar bij Justitie, een jachtpiloot, een lector, een laborant, een aantal bankbediendes, een professor theologie, een provisor van de Josefieten, een leraar van het atheneum van Jodoigne, een bediende van de openbare onderstand, een tolk,…

Even twijfelachtig is de verklaring dat onze wijk gebouwd zou zijn door architecten die ook in Congo actief waren. De gebroeders Jotthier, de architecten van Matadi, waren Leuvense stadsambtenaren die in de kolonie geen bouwactiviteiten hadden.

Sommigen linken de naam Matadi aan de wereldtentoonstellingen. Vóór de bouw van de Matadiwijk waren er in België al acht wereldtentoonstellingen, en daar kreeg Congo telkens veel aandacht. Koning Leopold II en België probeerden zo het kolonialisme te rechtvaardigen. Op verschillende expo’s werd een Congolees dorp nagebouwd. Bij de Expo 1897 in Brussel was er een apart onderdeel over de ‘Onafhankelijke Congostaat’ in het Paleis der Koloniën in Tervuren. Daarvoor werden tweehonderdzeventig Congolezen overgebracht om die dorpen te bevolken. Zij moesten ook regelmatig met prauwen de vijvers van het Park van Tervuren bevaren. Zeven van hen overleefden de passage in België niet en liggen nog steeds begraven op het kerkhof van Tervuren. Ook bij de Atomium-expo in Brussel in 1958 werden 267 Congolezen nog als dieren te kijk gezet in een mensentuin. Dat hiermee het begrip Congolees/Senegalees dorp vertrouwd klonk voor Belgen is aanvaardbaar, maar de verwijzing naar de stad Matadi wordt er niet door verklaard.

VINKENLAAN 19
Zicht op de heuvels in Matadi Congo.

Een meer plausibele verklaring is dat de nieuwe wijk opvallende gelijkenissen vertoonde met de Congolese havenstad. De eerste parallel was de geografische inplanting. Door de koloniale ontwikkeling kende Matadi Congo een razendsnelle groei: ‘de huizen rezen als paddenstoelen uit de grond op de woeste oevers van de Congostroom’. Het woord Matadi betekent ‘stenen’ in het lokale Kikongo, wat verwees naar die steile hellingen. Ook de Heverleese wijk werd in grote vaart gebouwd op een - met wat goede wil - woeste helling, zij het van de Molenbeek. Binnen het jaar waren er honderdenvijf huizen woonklaar, in eenzelfde terrasbouw als in Matadi Congo.

En dan waren er de - intussen verdwenen - wit, groen en rood beschilderde luikjes aan alle vensters van de Heverleese huizen. Het coloriet gaf zo een Afrikaanse uitbundigheid aan de wijk.

Een andere gelijkenis was de wegenis. Zowel in Congo als in Heverlee moesten de bewoners het bij de start stellen zonder bestrating. Dat gaf bij hevig regenweer modderstromen van boven in Matadi tot aan het Broek. Voor oud-kolonialen was dat een déjà vu uit Congo. Het verhaal gaat dat mensen die in Leuven werkten, in die eerste jaren vertrokken met laarzen, die ze dan op de Vesten verwisselden voor schoenen. Pas later kwamen er twee smalle rijen kasseien. Daartussen strooiden de mensen de sintels en de as uit hun kolenkachels.

Vele kenners, zoals Jaak Brepoels en Louis Tobback, houden het erop dat Matadi vooral een denigrerende spotnaam was. De betere burgerij in Leuven lachte met mensen die in één van die kleine identieke huisjes ‘in de brousse’ van Heverlee gingen wonen. Ook Kristina Vleminckx (Goede Haardlaan 17) vertelt dat haar grootouders werden uitgelachen bij hun verhuizing. Dat vond ook Madeleine Van Rompuy in haar interview in de eerste wijkkrant van Matadi: ‘Het was hier geen rijk volk, maar ook geen basse classe, eerder een burgercôté. Het waren geen sjieke huizen, meer een boerendorp. De assewegen en kasseien waren het geliefkoosd traject voor de koeien van Haasrode op weg naar de Leuvense jaarmarkt. Trottoirs waren er niet. Maar er was veel groen. Te veel groen, want alles lag maar rommelig te groeien en wildweg te bloeien op de rug van die rotte berg. Het was echt een Matadi, gelijk in Congo.’ (Opgetekend door

Willy Schaeken) Zwart-wit foto van huizen in de Vinkenlaan in 1923. Dezelfde foto ingekleurd: hoe de Matadihuizen er oorspronkelijk uitzagen
20 MATADI
Fotobewerking: Michaël Cloet

Madeleine Berckmans-Van Rompuy

Maria Margaretha ‘Madeleine’, dochter van molenaar Sooi Van Rompuy en Colette, werd geboren in 1902 in Werchter. In 1925 trouwde ze met de tien jaar oudere Jef Berckmans. Hun huwelijk bleef kinderloos. Maar met een passie breide ze voor alle (klein-) kinderen van haar broers en zussen, eerst nog manueel, maar met wereldtentoonstelling van 1958 kwamen de breimachines. Al spoedig prijkte er op Madeleines eettafel zo’n modern monster: de Knittax. Ze stierf in 1987, dan 85 jaar oud.

In het interview in de wijkkrant vertelde ze nog over hun huis Broekstraat 101, dat ze in 1926 huurden voor 100 frank in de maand: ‘Niks was er in orde. Er liep een aarden trapke tot aan de voordeur. Om in den hof - nou ja, … zand en wildernis - te raken, moest ge op handen voeten kruipen. In de keuken lag ne gemene cementen vloer in witte en blauwe steen. Om een nagel in de muur te kloppen, moest ge cement gebruiken of de nagel kwam met het assegruis naar beneden. En als het hevig onweerde, liep het slijk onder de achterdeur binnen en langs de voordeur buiten. Elektriciteit was er niet, wel stadsgas. Als het donker werd, staken we kaarsen aan of een petrollampke, of één van de vier gaslampen.’

En over het samenleven in de wijk: ‘De mensen leefden en lieten leven. Vanuit den hof werd al eens een klapke gedaan. Straatgebabbel is er nooit geweest. Iedereen leefde wat op zijn eigen, ge had gene troost aan mekaar. Ze liepen ook niet overeen in elkaars huizen. Dat is altijd zo gebleven. Tegen de mensen verderop in de Broekstraat werd er niet gesproken. Dat was klein volk dat in kleine huisjes woonde.’

Jef Berckmans en Madeleine van Rompuy op Leuven kermis.
21
Foto: Nicole van Rompuy, www.vanromp.be

Maar wie kende in die vroege jaren twintig de koloniale havenstad zo goed dat men de gelijkenis zag? We stelden de vraag in de buurt, via mails, maar ook op de verschillende sociale media zoals Facebook, Matadi, Hoplr,… Er kwam heel wat respons.

Volgens Heleen Reubens (ex-Volhardingslaan 30) is de meest plausibele uitleg dat er in het café op de hoek van de Vesten tickets werden verkocht voor de Congoboot naar Matadi. Dat moet dan in het al vermelde café des Boulevards geweest zijn. Dat vernam ze van de oude beenhouwer Defilet. Bevestiging van deze hypothese vonden we niet.

Joris Goethals (Zegelaan 33) en Jan Larosse (Broekstraat 111) verwijzen naar hun eerste buurman Louis Gerardis, die iedereen kende als den Daddy. Hij was een oud-koloniaal die in Congo zowel in de mijnen als aan de spoorweg MatadiKinshasa werkte, waar hij ternauwernood een zware aanval van gele koorts overleefde. Na zijn terugkomst was hij met vrouw en zoon Maurice de eerste bewoner van de Zegelaan 35. Hij stierf in 1992, honderdenvier jaar oud. Hij vond dat deze wijk inderdaad op Matadi Congo leek en vertelde graag dat hij hier brieven kreeg met vele maanden vertraging, omdat de post ze bij vergissing eerst naar Matadi Congo had verstuurd. Dat verhaal werd door andere Matadibewoners, onder meer door Theresia Mafrans, bevestigd. Onze navraag bij B-post leverde wel vriendelijke medewerking, maar geen bewijzen. Hubert Hautecler, zelf ooit uitreiker voor de Post in Matadi mailt hierover: ‘Het probleem is: er zijn geen echte ‘oude’ postmannen meer. Ook Ludo, mijn collega-facteur in Matadi, herinnert zich deze anekdote niet.’

Gerardis’ zoon Maurice, die nadien in de Zegelaan bleef wonen, vocht in de achttiendaagse veldtocht en was tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het Geheim leger (La Légion Belge) en kreeg verschillende militaire eretekens. In De Morgen van 23 juni 1990 bevestigde zijn vrouw Suzanne Rinchon - met recht van spreken want ze woonde op dat moment 67 jaar in Matadi - dat de wijk op Matadi Congo geleek. Na wat zoeken vinden we haar kleinzoon Geoffrey Gerardis. Hij weet nog dat zijn overgrootvader een sterke man was, die toen hij bijna honderd jaar was, nog dagelijks van Matadi naar La Chasse aan de rand van Heverleebos wandelde. Hij was ook een vrome pacifist - wat behoorlijk conflict uitlokte met zijn zoon Maurice die in het leger zat. Maar dat Louis Gerardis de naam Matadi zou hebben bedacht voor onze wijk heeft hij nooit gehoord. De feiten geven hem gelijk: de naam Matadi circuleerde al in 1923 en Louis Gerardis kwam pas twee jaar later in de wijk wonen.

Een andere interessante piste komt van Leo Hendrickx, oud-bewoner van het huis Zegelaan 2, dat zijn zoon nu verbouwt. Hij herinnert zich dat in Bloemenlaan 7 een zoon woonde van Pierre Ryckmans (1891-1959), de gouverneur-generaal van Belgisch Congo (1934-1946), onder het motto Dominer pour servir (Overheersen om te dienen). Zijn zoon André Ryckmans maakte ook carrière in Congo. Hij sprak accentloos Kikongo, de taal van de Bakongo, maar bij de onlusten rond de onafhankelijkheid (1960) werd hij door rebellerende soldaten gedood in Thysville, het huidige Mbanza-Ngungu, aan de spoorweg Matadi-Kinshasa. Het was echter zijn broer Graaf Jacques Ryckmans die met vrouw en vier kinderen in de Bloemenlaan woonde. We sporen een dochter van André op: Hélène Ryckmans is sinds 2019 senator voor Ecolo. Maar ook zij moet ons teleurstellen. Hoe intens hun relatie met Congo ook was, zij heeft nooit gehoord dat de naam Matadi van haar familie zou zijn gekomen.

22 MATADI

Opvallend meer bevestiging krijgt het verhaal dat de naamgeving komt van één van de leden (wellicht de voorzitter) van de coöperatieve De Goede Haard, die een teruggekeerde koloniaal zou geweest zijn. Dat vernam Georges Hedebouw (Zegelaan 22) van zijn intussen overleden buurman Emile Moens. Het Belgisch Staatsblad nummer 8927 van 20 augustus 1922 vermeldt dat Georges Groenendaels die eerste voorzitter was, met als secretaris Adelson Ellis, die later zelf voorzitter werd. We proberen na te gaan of een van beiden of de vijf andere beheerders een Congo-verleden hadden. Langs alle formele en informele wegen contacteren we SWAL (Sociale Woningmaatschappij Arrondissement Leuven), waarin de Goede Haard is opgegaan. Telkens belooft men ons een spoedig antwoord, maar dat wordt nooit hardgemaakt. Onze voorzichtige vrees is dat het archief van de Goede Haard niet meer bestaat.

Omdat bevolkingsregisters voor niet-familieleden pas na 120 jaar vrij te consulteren zijn en dus voor ons ontoegankelijk, contacteren we de Erfgoedbiblioteek Hendrik Conscience in Antwerpen. Medewerkster Hilde Laenen laat weten dat ze wel de statuten van De Goede Haard terugvond, maar geen gegevens over plaatsnamen of ex-kolonialen. Ook Tom Morren, archivaris van het AfricaMuseum Tervuren, vindt geen van de zeven bestuurders terug in de archieven.

Omdat geen berg te hoog is, contacteren we tenslotte het Rijksarchief. Van Marie Van Eeckenrode van het Depot Joseph Cuvelier (de koloniale afdeling van het Rijksarchief) krijgen we prompt een vriendelijk maar negatief antwoord: ze vindt geen van de zeven bestuurders terug in hun archief van enkele tienduizenden ambtenaren in Congo.

Hier stopt onze zoektocht door de buurt en de archieven. Wie de naam Matadi voor onze wijk gelanceerd heeft, blijft nu voor eeuwig gehuld in de mistige meanders van de geschiedenis. Of… wie weet triggert dit boekje een plaatselijke David Livingstone die, nippend aan een glas Libertus bij de boekpresentatie, ons het geheim onthult.

VOLHARDINGSLAAN 23

De Slag van Matadi

Dat de naam van onze wijk al kort na de bouw de koppen van de kranten haalde, komt door ‘de Slag Van Matadi’ op 26 februari 1926, een historisch gevecht tussen Vlaamse en Franstalige studenten.

Er heerste toen in Leuven een sfeer van relletjes en straatgeweld nadat de Fédération Wallonne, de Waalse studentenvereniging, de fascist Michele Zimolo uitnodigde voor een uiteenzetting over het nieuwe Italië. De Vlaamse studenten waren toen zeer anti-Belgicistisch en anti-establishment, onder meer tegen hun rector Paulin Ladeuze, die geen woord Nederlands sprak.

Op 23 februari 1926 kwam de uiterst rechtse Pierre Nothomb - vader van de latere minister Charles-Ferdinand Nothomb en grootvader van schrijfster Amélie Nothomb - vol lof spreken over het fascisme in Italië. Veel Waalse en Franstalige patriotards stonden in gloeiende bewondering voor Benito Mussolini. De avond eindigde in gevechten tussen Vlamingen en Franstaligen. In de nasleep bleef Leuven erg onrustig, met voortdurend knokpartijen tussen de Vlaamse studenten met hun roodgroene baret of ‘flat’ en de Franstalige met een astrakan calotte of een ‘toque’.

Enkele dagen later kwamen op de vergadering van de West-Vlaamse gilde in het Vlaamsch Huis op de hoek van Munt- en Boekhandelstraat twee studenten binnen die ‘tot bloedens toe’ afgeranseld waren door Franstaligen. Daarop barstte de hele West-Vlaamse gilde uit in woede en achtervolgden ze via de Frederik Lintstraat de Franstaligen tot aan de Parkpoort. Ook socialistische arbeiders sloten zich bij hen aan in hun strijd tegen het fascisme. De botsing vond tenslotte plaats aan de overzijde van den Boelevaar in de nog steeds in aanbouw zijnde Matadiwijk. Bakstenen en bouwmaterialen leverden de munitie voor het gevecht. Vermits dat grondgebied Heverlee was, bleven de Leuvense pandoeren (politie) aan de stadskant werkloos toezien. Het gevecht duurde tot de fascisten om drie uur ’s nachts waren uiteen geranseld. Onder de stokslagen werd de Italiaanse student Antonio Vegezzi ernstig gewond. Het parket organiseerde nadien confrontaties met West-Vlaamse studenten om de Italiaan de schuldige te laten aanduiden. Dat liep op niets uit en de Vlaamse studenten gingen hun toen door de wet voorziene twee frank getuigengeld voor tijdverlet - wat toen toch goed was voor een half dozijn Werchterse Jack-Ops - opdrinken in een studentencafé aan Herent-statie.

De Slag van Matadi werd vereeuwigd in een studentenlied van de Tieltse geneeskundestudent Hector Lonneville. Opvallend is dat in dit lied nergens sprake is van Walen. De tegenstanders van de overwegend Vlaams-Nationalistische studenten werden systematisch ‘fascisten’ genoemd.

Sindsdien kent de Matadiwijk - op enkele burenruzies na - alleen maar zalige vrede.

de studentencodex 24 MATADI
Eerste strofe uit het studentenlied ‘De Slag van Matadi’.
Uit

3.1 DRIE BOUWFASEN MET AANPASBARE PLANNEN

Rome is niet in één dag gebouwd. Matadi ook niet, maar het ging snel en soepel. Drie keer begon De Goede Haard te bouwen aan een stukje van de wijk. Fase 1 startte op 1 december 1922 met de bouw van de eerste 105 woningen. Op 14 april 1925 vroeg de maatschappij een bouwtoelating voor fase 2. De woningen van de eerste fase sloten mooi bij elkaar aan. Het bouwen van de tweede, zuidelijke fase gebeurde gefragmenteerd: zeventien huizen in de Broekstraat, de drie nog ontbrekende in de Goede Haardlaan, acht in de Vinkenlaan en zeven in de Zegelaan. Al op 26 augustus van hetzelfde jaar vroeg men toelating voor fase 3: dat zijn alle tweeëndertig huizen met adres in de Volhardingslaan. Enige flexibiliteit was de maatschappij niet vreemd. Al in de eerste fase werd het initieel plan niet gevolgd. In de Goede Haardlaan kreeg het rijtje tegenover de Bloemenlaan slechts vier van de voorziene zes huizen. Aan de overzijde, tussen Bloemenlaan en Volhardingslaan werd het ontworpen rijtje van vier verkapt tot twee dubbelwoonsten. Wellicht wensten de architecten meer licht en lucht in de wijk.

Bij de volgende bouwfasen werden de initiële plannen daarentegen verdicht. Dat lukte in fase 2 door de huizen smaller te maken en er meer in de geplande rijtjes te persen. De hertekening van de hoek Vinkenlaan - Broekstraat was erg drastisch: drie dubbelwoningen vervangen door langere rijtjes leverde een winst van vijf woningen op. In fase 3 maakten alle geplande groepjes plaats voor rijhuizen.

De aangepaste plannen zorgden voor een totale toename met veertien huizen. In vier jaar werden 172 woningen gebouwd en bewoond. Matadi had meteen de wind in de zeilen.

3. HOE DE WIJK EVOLUEERDE
25

Door het versmallen van huizen én door het afnemen van een stukje tuin uit de Volhardingslaan kreeg het nog niet voltooide rijtje in de Goede Haardlaan uiteindelijk zeven woningen in plaats van zes.

3.2 CONSTANTE AANPASSINGEN AAN VERANDERENDE WENSEN

Die wervelwind van opeenvolgende wijkuitbreidingen werd een gemoedelijk briesje van geleidelijke aanpassingen conform de noden en wensen van de ‘moderne tijd’.

Matadiwoningen waren niet groot. De grondoppervlakte varieerde tussen 48 m² en 58 m². Afhankelijk van het type was er snel nood aan een afzonderlijke keuken en/of extra sanitair. De meeste badkamers waren benepen. Al in de jaren dertig verschenen daarom uitbreidingen achteraan, vaak woningbreed, meestal gelijkvloers, soms ook op de verdieping. Vanaf de jaren vijftig dook de auto op in het straatbeeld en verschenen geleidelijk statusverhogende garages. Bijkomend comfort werd gezocht in nieuwe veranda’s, ateliers, mansardes, dakkapellen, bergingen, enzovoort.

Overzichten van al die ingrepen verrassen. Studenten ingenieurarchitect van KU Leuven brachten in de jaren tachtig de constante stroom aanpassingen in kaart. De eenvoudige initiële woningplattegronden blijken een enorme variatie toe te laten, zowel in ruimtelijke schikking als in gebruik. De woningplattegronden lijken eerder verschillende Chinese puzzels dan variaties op eenzelfde thema. De vindingrijkheid van architecten én van bewoners dwingt respect af. Iedereen lijkt zijn gading te kunnen vinden in Matadi.

In dit overzicht van ‘smalle eindwoningen’ duiden de cijfers op verschillend soorten tafels en de uiteenlopende plekken waar ze zich bevinden.

1: polyvalente tafel

2: vooral voor bezoekers en feesten

3: de ‘goede’ eettafel

4: secundaire tafel

5: decoratieve tafel

26 MATADI
Foto: Bas Schaevers

WIJK EN BEWONERS GROEIEN SAMEN

Wijk en woningen groeien op gelijkaardige wijze. Een volgende fase en een volgende bijbouw zorgen voor een ferme toename van beschikbare plaats. Vervolgens veranderen beide geleidelijk: bomen in plaats van bloemen op het pleintje; garages in plaats van groen tussen de woningen; asfalt vervangt kasseien op straat; gras verdwijnt onder tegels in voortuinen; laanbomen sneuvelen maar komen later weer; uitgeleefde fruitbomen in de tuinen ruimen plaats voor vlierbes, apenbomen, rododendrons…

Die evolutie van wijk en woning is ook niet echt anders dan hoe een gemeenschap of een familie groeit: schoksgewijs én geleidelijk. Bouwfases zijn zoals een nieuwe generatie of de komst van een kind. Organische verbouwingen zijn zoals veranderende relaties binnen een generatie of groeischeuten van kinderen. Daar houdt de vergelijking tussen de wijk en zijn bewoners overigens niet op. De woningen uit de drie bouwperiodes zijn verschillend maar lijken tegelijk sterk op elkaar, zoals familieleden over de generaties heen. Nieuwe generaties brengen frisse woonidealen mee en vertalen die in imagoveranderende golven in de wijk. Alle woningen zijn geleidelijk verbouwd en verbeterd, zoals alle bewoners geleidelijk ouder en wijzer worden.

Alfons Merckx: de nestor van Matadi.

In Haasrode hadden ze al een bouwgrond klaarliggen, maar toch kochten Alfons Merckx en zijn vrouw Paula Flaba in 1955 het huis Vinkenlaan 12. Matadi was toen al gekend om zijn rust. Voor mensen van de boerenbuiten was het eerst wel even wennen aan de wijk, waar de contacten in het begin beperkt bleven tot een beleefd ‘bonjour monsieur, bonjour madame, dag meneer, dag madame’. Vooral Paula miste de warmte van het buitenleven.

Alfons Merckx voor het portret dat hij maakte van zijn vrouw Paula. ZEGELLAAN

Tot op bepaalde hoogte veranderen wijk en bewoners samen. De band tussen beide is hecht. ‘Wij maken onze gebouwen en vervolgens maken zij ons’ zou Churchill hebben gezegd. Verbouwingen en herinrichtingen van tuinen en straten zijn dus niet onschuldig. Al (ver)bouwend veranderen we ook zelf. En die dubbele verandering loopt in belangrijke mate via verhalen. Wat in boeken, media, op de markt en door vrienden geschreven, getoond en verteld wordt over de goede woning en de mooie wijk, nemen we mee naar eigen woning en wijk. Wat we ermee doen vertellen we voort, soms uit frustratie of gemis, meestal blakend van trots en geluk.

Alle verbouwingen deed Fons zelf, van het tekenen van de plannen tot het metselen van de garage, het hangen van nieuwe goten, het invoegen van de gevels... En toen hij er ook in slaagde om zelf een nieuwe joint de culasse (koppakking) van zijn oude R4tje te installeren, zei buurvrouw madame Van Nuffel: ‘Fons, gij hebt gouden handen’. Hij had dan ook een prima technische opleiding gehad in de SPAS (Sint Pieters Ambachtsschool). Hij doorliep een hele carrière bij de RTT, nu Belgacom. Hij installeerde telefooncentrales over heel België. Eerst nog de oude telefoons met een koffiemolen (draaihendel om de oproep te starten), dan de batterie centrale (met een telefoniste bij wie men de oproep moest aanvragen) tot de huidige telefoons. Maar toen hij tenslotte

3.3
27

standplaats Leuven kreeg was hij content dat zijn hotel-leven afgelopen was. En toen tenslotte de digitale telefoon zijn intrede deed, stopte hij ermee.

Ze hadden ook een groentetuin met een kleine wijngaard in Haasrode en samen reisden ze met de caravan heel Europa rond. Eén dochter, één kleindochter en twee achterkleinkinderen. Paula stierf vier jaar geleden maar Fons, inmiddels 95, is ondanks een zware herniaoperatie nog erg zelfstandig.

Zijn grootste hobby was schilderen. Enkele van zijn werken sieren de kamers van zijn woning, de overige van in totaal 230 werken staan op de tot atelier omgebouwde zolder. Werk van een getalenteerd autodidact, al kreeg hij als tiener wel wat tekenles van Jan Gezelle uit Haasrode. ‘Schilderen was voor mij ontspanning maar ook therapie: het gaf mij rust’. Veel doeken van de Abdij van Park, landschappen, stillevens, het boerenleven, maar ook een mooi portret van zijn Paula die hem hierdoor als het ware gezelschap houdt.

Fons, vandaag de oudste inwoner van Matadi is content met het leven dat ze hebben gekend en fier is hij op zijn ‘jonkheid’: ‘Die doen dat goed!’

Paula Vandenbosch, mag zich al 89 jaar Matadese noemen.

Paula Vandenbosch werd geboren op 5 maart 1933 in een echte Matadifamilie. Haar ouders kochten het huis Zegelaan 18 in 1923, nog voor het af was. Haar broer Rik woonde later in de Vinkenlaan en hij kocht het ouderlijke huis voor zijn dochter Danielle. Zelf woont Paula nu in de Bloemenlaan.

De familie Vandenbosch was ook een echte ‘zwemfamilie’. Paula was een uitstekende doortochtzwemster. Ze nam deel aan wedstrijden Leuven-Mechelen, Brugge-Damme en de doortocht door Namen. Ze deed ook aan synchroonzwemmen en waterballet.

28 MATADI
Paula Vandenbosch woont sinds haar geboortedag 5 maart 1933 in Matadi. Dat is nu 89 jaar. Niemand doet op dit moment beter.

Heimatadi

Opvallend is hoe graag kinderen van Matadi ook weer op zoek gaan naar een huis in de wijk. Naast vele andere is de familie Vanderstappen hiervan een sprekend voorbeeld. Roger Vanderstappen en Francine Vloeberghs, twee kinderen van Perk kenden elkaar van in de kleuterklas in Sint Norbertus. Ze kochten na hun huwelijk in 1960 het huis Matadilaan 7. Ook Rogers grootvader en broer woonden in Matadi. Zoon Eric trouwde met Christine Delaitemps en ze wonen nu in de Zegelaan. Ook diens zoon Luk had een mondeling compromis voor de aankoop van een huis in de Vinkenlaan, maar een lepe notaris verkocht het huis nog diezelfde dag aan een hogere bieder. Roger werkte een groot deel van zijn carrière in de wijk als schoolmeester van het zesde leerjaar in SKLO. En in zijn vrije tijd was hij een knap voetballer bij Daring Leuven. Maar dat de eerste kasseilegger van de straten in Matadi ook een Vanderstappen was, dat wist Roger niet. ‘Geen familie’ denkt hij.

Dries Mertens

In 1979 kwamen Herman Mertens en Marijke van Kampen in de Volhardingslaan 1 wonen, een huurhuis waar ze behoorlijke verbouwingen deden. De twee oudsten, Bram en Jeroen, liepen nog school in SKLO. Dries geboren in april ’87 bleef er maar kort. Marijke weet nog dat hij zo graag bij Denise Blommaert was, zijn onthaalmoeder in de Volhardingslaan. Ooit kroop hij er, helemaal alleen, op handen en voeten naartoe met algemene paniek tot gevolg. De snelle spits zat er toen al in. Graag wilden ze in Matadi blijven maar omdat een huis kopen in de wijk niet lukte, vertrokken ze in 1989 met hun drie zonen naar Wilsele.

Drie goeie voetballers: Jeroen speelde ooit in de eerste ploeg van Stade Leuven.

Maar alleen Dries maakte van voetbal zijn leven: na Stade Leuven speelde hij o.m. bij Anderlecht, en schopte het tot Rode Duivel. En nu is hij de ster van SSC Napoli, waar hij in maart 2021 zijn honderdste goal maakte. Zijn cultstatus benadert nu die van Maradona. Dries kocht onlangs op den Blauwen Hoek het huis van kanunnik Maes, hoogleraar filosofie en psychologie in het Sportkot. In dat huis was vader Herman met mede-sportkotstudenten vaak op bezoek. Marijke werd later ook topsporter in het Sportkot. Zo zijn vele cirkels rond. En natuurlijk wacht Matadi op de laatste cirkel: na Napels komt Dries opnieuw voetballen bij OHL en maakt de Leuvense ploeg eindelijk kampioen in eerste klasse.

Dries Mertens in de kleuren van Stade Leuven, nu OHL. Paninisticker van Roger Vanderstappen van Daring Club Leuven.
29
Uit fotoalbum Herman Mertens-Marijke Van Kampen

4. EEN SUCCESVERHAAL

4.1 AANTREKKELIJK VANAF HET BEGIN

De afgedrukte ontwerptekeningen roken nog naar ammoniak toen de lokale kranten al onomwonden lof uitten voor de verdiensten van de architecten. De gebroeders Jotthier ontwierpen een kleine tuinwijk met grote variatie aan lieflijke woningen. De ontwerpen waren ‘eenvoudig, maar toch sierlijk opgevat en daarenboven van uitnemenden praktischen aard’. De leden van De Goede Haard werden aangemaand om in een tentoonstelling hun huurwoning te komen kiezen. De namen van gegadigden werden genoteerd op het inplantingsplan. Op 13 december 1923 stelde Het Laatste Nieuws vast dat de aanvragen toestroomden. Na de eerste fase bleef de vraag zo groot dat men meer woningen ging bouwen dan oorspronkelijk voorzien. Bedoeld als sociale huurwoningen, werden al vanaf 1924 huizen verkocht, waarschijnlijk om geld in het laatje te krijgen voor de volgende fasen. Ook toen verkochten ze als zoete broodjes. In 1952 waren nog drieëndertig woningen en in 1984 nog slechts vijf woningen verhuurd door de Goede Haard. De verkoopprijzen stegen ook gestaag, hoger dan de gemiddelde Leuvense woningenprijzen, die toch al niet van de minste waren. De wijk was dus altijd al aantrekkelijk, letterlijk en figuurlijk. Men woont er graag: huurders willen kopen, wie er opgroeit zoekt later vaak een huis in de wijk. Mond-aanmond reclame volstaat meestal om het nieuws van een te koop komende woning te verspreiden. Matadi was en blijft een ‘gezochte’ wijk. Vanwaar dat succes?

30 MATADI
Het originele bouwplan van de Matadiwijk.

4.2 EIGENDOM GEEFT EEN STREEPJE VOOR

Uitgebreid onderzoek van studenten ingenieurarchitect, in 1983 en 1984, liet de bewoners van negenenzeventig woningen aan het woord. De studenten noteerden hun ‘woonhistories’: hoe bewoners zich hun woning hadden toegeëigend door inrichten, verbouwen, bijbouwen, tuinieren enzovoort. Hun verhalen werden uitgeschreven, hun manier van wonen werd uitgetekend.

Het onderzoek stelde een grote tevredenheid vast, vooral bij eigenaars. Voor huurders is het moeilijk om de spanning tussen de bestaande woning en hun beeld over ‘goed wonen’ op elkaar af te stemmen. Meestal mogen ze immers geen ingrijpende wijzigingen aanbrengen. Voor hen zijn aanpassingen, indien toegelaten door de huisbaas, investeringen in andermans eigendom. Die opoffering zijn weinig huurders genegen. Eigenaar-bewoners kunnen wel onbeperkt aanpassen om hun woonwensen maximaal in te vullen. Van een sociale woning kan weliswaar geen reusachtige villa worden gemaakt, maar toch iets wat er op lijkt of er minstens naar verwijst. Een haalbaar verwachtingspatroon kunnen realiseren in dagelijks doen en laten creëert tevredenheid.

31
Matadihuis met de allures van een villa.

4.3 KUNNEN KIEZEN EN AANPASSEN BEVORDERT TOE-EIGENING

Oorspronkelijke tekeningen van vier van de negen verschillende types Matadihuizen van de gebroeders Jotthier.

Alle huizen van de wijk zijn varianten op vier basistypes: brede hoek-, smalle hoek-, brede rij- en smalle rijwoning. Dat geeft keuzemogelijkheid bij de aankoop. Nadien laat ieder type een breed pallet van aanpassingen toe. Sommigen slagen er in om zonder veel hak- en breekwerk keuken of badkamer naar een grotere kamer over te brengen. Anderen breken al dan niet dragende muren uit om bijvoorbeeld een ‘doorlopende’ living te maken. Ook uitbreiding achteraan of opzij is mogelijk met een living of keuken, een veranda of berging of combinaties ervan. Driegevelwoningen laten toe om een garage bij te bouwen of bij lager liggende straat wordt de garage onder in geschoven. Veel aanpassingen gebeuren in verschillende stappen, soms vrij snel na elkaar. Iedere ingreep is een vorm van toe-eigening. Dat de naoorlogse bouwmaterialen minderwaardig waren, dat binnenmuren in assesteen waren opgetrokken, dat de houten vloeren doorbogen, dat memel de houten balken boven raamopeningen verpulverde… namen de kopers voor lief. Na wat verbouwingen is dat snel vergeten.

32 MATADI
Foto: Stadsarchief, fotocollectie Rik Uytterhoeven

Vele luifelvarianten: glazen plaatjes op een metalen houder, gebogen plexiplaten, doorschijnende golfplaten…

4.4 AMBITIE ONTMOET BETROKKENHEID

Woongeluk schuilt niet enkel in een flexibel aanpasbare en voldoende grote woning. Wie in Matadi rondwandelt, kan niet naast het grote aantal ingrepen kijken. Vele daarvan zijn functioneel: dakkapellen voor meer ruimte en licht, bijbouwen voor een grotere oppervlakte, verharding om de auto te parkeren… In kleur, materiaalgebruik, vormgeving, stijl, schaal… schemert vaak ook ambitie en betrokkenheid door. Illustratief hiervoor zijn de luifels boven voordeuren. Zo’n luifel is praktisch want beschermt tegen regen en zon, maar eigenaars voegden ze toe in vele varianten en lieten hierbij hun creativiteit de vrije loop. Hier is duidelijk meer dan functionaliteit in het spel.

Dat blijkt nog sterker uit aanpassingen aan de oorspronkelijke betonnen luifels boven de voordeuren. Wellicht door de schaarste aan materialen na de oorlog, was de luifel uitgevoerd als een eenvoudig, uitkragend betonnen plaatje. Die sobere uitvoering prikkelt blijkbaar de verbeelding. De hardheid van het beton wordt vaak verhuld door een bekleding met een ‘edeler’ materiaal zoals sierhout, zink, leien, een heus dakje en Franse steen.

De optische instabiliteit van het dun bemeten beton smeekt blijkbaar ook om ondersteuning door schuin geplaatste latten, betonnen of metalen kolommen, al zijn die technisch gezien volkomen overbodig. Nog ambitieuzer zijn de toevoegingen van balustrades op de luifel: de illusie van een terras. Dergelijke ‘nutteloze’ ingrepen overstijgen het oplossen van technische problemen. Hoe een betonnen luifeltje poëzie wordt!

De hoge woningendichtheid, de korte afstand tussen huis en straat, en de transparantie van hagen en hekkens, maken iedere ingreep aan een huis zichtbaar voor buren en voorbijgangers. Voor bewoners is het een vorm van zelfexpressie: het huis als een uithangbord van identiteit. Maar het toont vooral een vorm van betrokkenheid, op de eigen woning én op de wijk. Te oordelen naar de vele verzorgde veranderingen is dat dubbel engagement groot. Die materiële uitdrukking van individuele toe-eigening en sociale betrokkenheid is afleesbaar in alle straten en stuwt zowel gemeenschappelijke ambitie als concurrentiële fierheid.

33

Geroemde architecten André Loeckx en Leo Van Broeck in en uit Matadi

De gezaghebbende Deense architect Jan Gehl heeft een eenvoudige maatstaf voor de kwaliteit voor publieke ruimte: hoe langer mensen blijven hangen op plekken waar ze niet per se moeten zijn, hoe beter die plekken. De Place de l’Apéro is daarvan een goed voorbeeld. Maar wat in Matadi nog opvalt: er wonen behoorlijk wat architecten. Twee ervan zijn landelijk geroemd: André Loeckx en Leo Van Broeck.

André Loeckx

Gevormd als ingenieur-architect en antropoloog mocht hij de Ultima

2020 in ontvangst nemen, de Vlaamse cultuurprijs voor architectuur. Dat gebeurde tijdens een TV-moment in zijn voortuin in de Volhardingslaan. Meteen kreeg zijn opvallend onopvallend verbouwde woning ongewild media-aandacht.

Voor André zijn mooi en lelijk geen relevante categorieën, wel de omgevingskwaliteit en hoe mensen daarop inspelen, hoe ze er ‘hun’ plek in maken, hoe ze ervan genieten… ‘Ambivalentie’ is daarbij een sleutelwoord. Een mooi voorbeeld daarvan is Matadi. Als tuinwijk zwemt de wijk in het groen, maar ligt tegelijk op wandelafstand van zowel stadscentrum als station. Hij wijst er ook op hoe deze bescheiden, goed gesitueerde en met zorg ontworpen woonwijk tegelijk ‘erfgoed’ kan worden en steeds nieuwe generaties kan inspireren tot intens wonen. Al in de jaren tachtig onderzocht André samen met collega Jan Schreurs en hun eindejaarsstudenten hoe zowel harde als zachte omgevingselementen een wijk vormgeven. In woongeschiedenissen van Matadezen tekenden zij bewonersverhalen op, koppelden die aan verbouwingen, en notuleerden zo het geheugen van de wijk. Het leverde vier lijvige eindwerken op.

André bouwt niet. Maar met zijn scherp geslepen potlood construeert hij een nieuwe kijk op bouwen en wonen. Hij beschrijft, analyseert en bekritiseert overigens niet enkel gebouwen. Voor Ringland, de burgerbeweging die samen met Ademloos en stRaten-generaal de overkapping van de Antwerpse Ring op de agenda plaatste, werd hij de gedroomde ambassadeur en advocaat.

André is al enkele jaren ‘emeritus-hoogleraar’. Hij was professor aan en voorzitter van het Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening van de KUL. Hij was intensief betrokken bij het Vlaams Stedenbeleid en bij internationale projecten voor de EU en UN-Habitat. Meermaals trad hij op als jurylid bij wedstijden voor grote Vlaamse architectuurprojecten onder meer voor het Provinciehuis in Leuven. Hij werd medestichter van het Vlaams Architectuurinstituut en gaf als expert mee richting aan de werking van de Vlaams Bouwmeester.

André Loeckx voor zijn huis: Volhardingslaan 22.
34 MATADI

Matadi was ook de thuisbasis van de vorige Vlaams Bouwmeester, Leo Van Broeck. Aan de KU Leuven in 1981 afgestudeerd als ingenieur-architect, vestigde Leo zich in 1991 in de Bloemenlaan mijn zijn kantoor in het bestaande schildersatelier achter zijn woning. Leo kocht later het voormalig postgebouw in de Paul Van Ostaijenlaan. Wie de Bloemenlaan naar boven wandelde, keek recht in zijn architectenbureau. Architectuur in de etalage! De buurt kon meegenieten van zijn creatieve ideeën. Op zoek naar een grotere werkplek verhuisde Leo In 2005 naar een torengebouw in Brussel. Een appartement met de kwaliteiten van een Matadihuis, zegt hij. Zo was Matadi één van de referenties waarmee hij als Vlaams Bouwmeester (2016-2020) zijn vaak doortastende - altijd meeslepende - visies kruidde op podia en in media, overal in Vlaanderen, maar ook ver daarbuiten.

Als ontwerper en medeoprichter van het architectenbureau Bogdan & Van Broeck, kende de praktijk voor hem geen geheimen In Matadi verbouwde hij het huis van zijn collega André Loeckx en dat van de Stuyvens (ouders van Jasper).

Ook trok Leo zijn stoute schoenen aan en schreef een brief naar buurman Louis Tobback de toenmalige burgemeester, met de subisidievraag voor de oprichting van een architectuurvereniging. De burgervader zei ja… en Stad en Architectuur was geboren. Enkele jaren later vroeg secretaris-generaal van Ruimte Vlaanderen Hugo Beersmans aan Leo om een stukje van het regeerakkoord te schrijven over het plan voor een Vlaams ArchitectuurInstituut. Als professor aan de KU Leuven is Leo een kritische stem in het debat rond klimaat, milieu, energie, biodiversiteit, natuur… Zijn belangrijkste ‘wapen’ daarbij zijn onweerstaanbare oneliners. Met ‘de bouwmeester is de Touring Wegenhulp van de ruimtelijke ordening’ tekent hij zijn rol uit als iemand die dringend problemen in onze woonomgeving aanpakt.

35

5. EEN ARCHITECTONISCH VERHAAL

5.1 INSPIRATIE UIT DE TUINSTADGEDACHTE

Vlot en zichtbaar aanpasbare woningen zijn belangrijk voor het ‘eigenaarschap’. Maar wellicht is de wijk als biotoop even ingrijpend voor woongeluk. Matadi heeft karakter, oogt aangenaam groen, blijft meestal verkeersluw en lawaaiarm, ligt uitstekend ten opzichte van voorzieningen zoals scholen, winkels, sportinfrastructuur en open ruimte. Dat zijn vele goede redenen om nauwkeuriger te kijken naar de ruimtelijke opbouw van de wijk.

In Leuven en de lokale kranten werd de wijk al snel uitgelachen als ‘het Senegaleesch dorp’. Vreemd toch! Wat zat achter die spotnaam? De povere aanleg van de straten? De tegen een te steile helling geplakte huisjes? De veelkleurige poortjes en raamluiken? Wat valt er eigenlijk te lachen met een wijk die als tuin bedacht is? De mosterd voor de architectuur van de wijk komt uit Engeland, dat schreven we al. Toegegeven, Matadi speelt niet in dezelfde kwaliteitsdivisie als de internationaal gelauwerde wijken zoals Le Logis & Floréal in Watermaal-Bosvoorde. Het ontbreken van een gemeenschapscentrum en van collectieve speelplekken achter de tuinen verraadt een beperktere ambitie. Maar groene voortuintjes, een gevarieerd beeld van regionalistisch getinte woningen in kleine groepjes, met een pleintje in het hart van de wijk, stammen duidelijk af van die scenische woonvorm.

Variatie is één van de belangrijkste kwaliteiten van tuinsteden. Ze creëert herkenningspunten en helpt bewoners zich te hechten. Visuele afwisseling is in Matadi eenvoudig aangebracht: woningen met variaties in dakvormen, erkers of vooruitspringende gevels, diverse composities van de verschillende woningtypes, speelse straatzichten door afwisseling van open zijtuinen met dichtere bebouwing enzovoort. Variatie zorgt ook voor stedenbouwkundige structuur en hiërarchie. De Zegelaan is als enige directe verbinding met het centrum duidelijk de hoofdstraat. Dit uit zich ook in de samenstelling: luchtig en groen met uitsluitend kleine groepjes huizen, boompjes en een centraal pleintje als accent.

36 MATADI
De Volhardingslaan heeft de langste straatgevel van de wijk. Twee bredere woningen in het midden brengen symmetrie in de compositie en sluiten het perspectief vanuit de Goede Haardlaan.

5.2 MATADI IS EEN GROOT HUIS

Met de juiste bril kan men Matadi zien als een groot rijhuis: een voorkant met uitzicht naar Boulevard en Vest, een achtertuin in het waterwinningspark, en links en rechts opgesloten zoals tussen gemene muren. Vanuit de hellende straten kijkt men vlot naar buiten de wijk en ziet men vooral groen. In oost-west richting, in de Goede Haardlaan en de Matadilaan, botst het zicht links en rechts echter op straatwanden. Ook in de randstraten, Van Ostaijenlaan en Broekstraat, snijden bochten het perspectief zijdelings af. Zo vormt Matadi een geheel: een huis met het gezicht naar de stad en met buurtbewoners als één gezin.

In dit perspectief lijkt Matadi ook wel een interieur. Specifieke plekken in het patroon van straten krijgen een extra accent, vergelijkbaar met een schouw, klok of spiegel. In de Zegelaan en de Vinkenlaan trekken bijvoorbeeld opvallend hoge, driehoekig oplopende gevels de aandacht op een bocht in de straat.

Groepjes woningen krijgen door de symmetrie extra karakter, vergelijkbaar met een chique lambrisering. Aanpassingen door De Goede Haard in de jaren dertig - verwijdering van de gekleurde luiken, toevoeging van cementen lijsten, vervanging van de zinken gootjes door houten versies - droegen evident bij tot een verburgerlijking van dat wijkinterieur. En opvallend daarbij: de cementen lijsten werden ook aan de achterzijde van de huizen toegevoegd, zodat de tuinzijde onderdeel werd van het wijkinterieur. Alles samen: een warm decor voor het dagelijks toneel van groeten en ontmoeten.

37
Een opvallend accent in de straat.

THUISKOMEN IN MATADI

Van ‘Matadi als een grote woning’ naar ‘onze’ wijk is een kleine stap. We komen thuis in Matadi. Moeiteloos identificeren we ons met de wijk. Hoe kan dat? Hoe weet je dat je in Matadi toekomt?

Als wijk is Matadi nog steeds voor iedereen goed herkenbaar. Wie in één van de 172 door De Goede Haard gebouwde huizen woont, zal wellicht niet twijfelen in Matadi te horen. Ondanks de vele verbouwingen, houdt de tuinwijk het allegaartje samen: samenhangende groepjes woningen, voor- en zijtuinen, groen voor en tussen woningen, een centraal pleintje, hiërarchisch straten, gesloten straatzichten, geen doorgaand verkeer… Toch kent de wijk geen duidelijke afbakening: wat bijvoorbeeld met het nummer 9 in de Matadilaan? Dit huis, in 1961 gebouwd naast de Matadiwoningen, verschilt duidelijk van de aansluitende huizen: andere steen, erker, schouw en luifel boven de voordeur. Maar even groot, met hetzelfde profiel staat het keurig in het gelid, heeft het een soortgelijke tuin en een wachtgevel, die klaarstaat voor een dubbelwoning. Matadi, toch? Wat met de aansluitende achtertuinen van de woningen naast de Don Bosco-peda in de Paul Van Ostaijenlaan, reikend tot aan de Matadilaan? Ze hebben er geen ‘adres’ maar wel een poort, en ze verhogen het groene karakter van de wijk… Geen deel van Matadi?

Het valt op dat de wijk langs alle zijden aangekondigd wordt: de voortuinen beginnen immers al in de Leo Dartelaan en de Van Ostaijenlaan. Langs de Broekstraat duikt de tuinwijk plots op: vanachter een appartementsgebouw aan de westzijde, vanaf een grootschalig terrein aan de oostzijde. Maar zelfs hier sluit een deel van het bedrijfsgebouw qua inplanting naadloos aan bij het eerste Matadihuis. Bovendien wordt de rol van ‘aankondiger’ in de Broekstraat met verve

5.3
De voortuinen in de Paul Van Ostaijenlaan als aankonding van de Matadiwijk.
38 MATADI
Rechts nummer 9: een buitenbeentje in de Matadiwijk.

vervuld door het waterwinningsgebied. Omarmd door het groene Cadol en de parkachtige Vesten, presenteert Matadi zich als een vriendelijke en karaktervolle wijk.

Aan elke toegang heeft de wijk overigens een uitzonderlijke plek die het gevoel markeert ‘ergens’ toe te komen. Als het ware voorportalen of vestibules. Vanuit de Geldenaaksebaan verwijdt de Van Ostaijenlaan: aan de linkerzijde in het voorplein van de Don Bosco-peda en aan de rechterzijde in het SKLO-schoolgebouw. Vanuit het Westen opent het Van Ostaijenpark zich voor dagelijkse spel- en sportmogelijkheden en momenten van reflectie bij een gedicht op een bank. In de Broekstraat wacht het Cadolpark, van waaruit de Zegelaan lijkt te groeien, als een opstuwing van groen. Wie tenslotte vanuit het Leuvens centrum toekomt, zal dankzij de groene oase rond de stadsvilla op de hoek, de villa Madeleine, de stadsvest ervaren als de vierde ‘vestibule’ van Matadi. En het fijne is dat iedere vestibule niet enkel Matadezen het signaal geeft thuis te komen. Samen verbinden ze onze wijk ook met de ruimere omgeving: studenten, scouts, circusschool, omliggende Leuvense wijken... Is dát niet Matadi?!

Het terrein van Dehertoghe dat aansluit op de Matadihuizen.
39

6. LEVEN EN BEDRIJVIGHEID ROND MATADI

6.1 CADOL EN DE WATERLEIDING

Op zaterdag 27 november 2010 opende Myriam Fannes, schepen van Openbaar Groen, het aangename buurtparkje aan de zuidkant van Matadi aan de Molenbeek op de gronden van de Watergroep. Een parkje van zeventig are met een waardevolle fauna zoals grote gele kwikstaart, blauwe reiger, ijsvogel, spechten, maar ook egels en steenmarters. In de winter verzamelen er grote zwermen kauwen in de schemering op zoek naar een slaapplaats. Er staan drie mooie platanen, twee hagebeuken, een treurwilg, een aantal knotwilgen en juist buiten het parkje een moerascipres, een bladverliezende naaldboom. Bij de struiken zijn er naast wilgen en bramen ook sleedoorn, rode kornoelje, wilde kardinaalsmuts en Gelderse roos. De bloemenflora is divers met, naast de gewone ruigtekruiden, ook de pinksterbloem, vingerhelmbloem en gewone vogelmelk. De Molenbeek heeft opnieuw water van behoorlijke kwaliteit: er zwemt weer vis zoals de kopvoorn en blankvoorn, en wat meer stroomafwaarts is er een regelmatig hernieuwde beverdam. Toch wordt de waterkwaliteit nog steeds bedreigd door de landbouw stroomopwaarts, door woningen zonder rioolaansluiting en door vijf overstorten. Dat zijn openingen in een gemengd rioleringsstelsel waarlangs bij hevige regenval riool- en regenwater samen worden afgevoerd naar een natuurlijke waterloop.

Het ruig en moerassig gebied met natuurlijke bronnen en turfputten heeft zelf ook een bijzondere naam. Sinds mensenheugenis is het gekend onder de naam Cadol. Waar die naam vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Volgens de mondelinge overlevering - maar ook volgens het tijdschrift ‘Heverlea’ - komt de naam van ‘Kwaad of Koud Hol’, een gevaarlijk gebied waar het niet goed is om te wonen. In een notariële acte uit 1891 is de huidige Broekstraat vermeld als de Cadollestraat. Volgens sommigen is de naam ontstaan bij de cholera-epidemie van 1849, toen men de lijken uit Leuven daar begroef.

40 MATADI
Matadikinderen zoeken verkoeling in de Molenbeek.

Rik Uytterhoeven meende dat Kwaad Hol eerder verwees naar de kleine huisjes waar pestlijders zouden gewoond hebben.

Nog een mogelijkheid is dat de naam zou komen van het Franse cadole . Dat is een hut van stapelstenen die wijnboeren in de Beaujolais bouwden ter beschutting tegen zon en regen. Misschien heeft er ooit wel zo’n cadole gestaan op de wijngaard van de abdij, die volgens het kaartboek van de Abdij van Park uit 1665, op de zuiderhelling afdaalde van aan Parkpoort tot aan het broek.

In elk geval werd in een nis in de gevel van Broekstraat 100 een Lievevrouwke van Cadol geplaatst. Jaarlijks werd daar een openluchtmis opgedragen ter bescherming tegen cholera, gevolgd door Cadollekermis met een grote spiegeltent in de Broekstraat. Later werd de kermis gehouden in de grote garage van Pikke de beenhouwer. Uitvalsbasis voor dat volksfeest was het café Bij den Rèl net voorbij de hoek van de Paul Van Ostaijenlaan en de Broekstraat. Daar was later ook de jeugdclub Jeetwee.

In het Cadolgebied ligt de oorsprong van de Leuvense waterleiding. Einde negentiende eeuw groeide bij het stadsbestuur de overtuiging dat de oorzaak van de grote epidemieën van pest, cholera en tyfus bij het besmette water uit de stadsputten lag. Daarom kocht de stad de waterrijke gronden van Cadol en liet een Rotterdamse watermaatschappij een hoofdput graven van zes meter diep met een achthoekig torentje en drieëntwintig productieputten tot dertien meter diep. Bij de graafwerken werd een slagtand van een mammoet gevonden. Daarnaast kwam een pompgebouw waar 213 kubieke meter water per uur werd opgestuwd. Het geheel werd plechtig ingewijd op 7 september 1890 door burgemeester Leopold Vanderkelen, zoals je nog altijd kunt lezen op een gedenksteen.

Bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal aansluitingen en het waterverbruik toe. De levering vanuit Cadol volstond niet meer en de Watermaatschappij sloot in 1921 een akkoord met de paters norbertijnen en boorde langs de vijvers van de Abdij van Park nog negen putten. Grote beroering ontstond er in 1997 toen de watermaatschappij in Cadol een proefinstallatie testte voor nitraatverwijdering. Een aantal Matadezen voerde actie tegen de plaatsing van de grote methanoltanks die nodig waren voor dat procedé. In 2000 werd dit project afgevoerd en sinds 2013 wordt het water van Cadol naar Haasrode gepompt voor behandeling en ontharding.

Nu is zeventig are van dat Cadolgebied een wildparkje dat met zijn verhoogde oevers een kom vormt om bij hevige regenval het wassende water van de Molenbeek te stockeren. Het nut ervan werd bewezen bij de dijkbreuk van de vijvers van Abdij van Park in 2016. Bij hevige regenval in 2021 stond het parkje en heel de waterwinning van Cadol blank en overstroomden

Zeventiende-eeuwse prent van het moerassig gebied aan de Molenbeek. 41
Uit de prentencollectie van de Koninklijke bibliotheek in Brussel

heel wat huizen aan de Broekstraat en de laaggelegen wijk aan de Eerdekensstraat. Ook enkele laaggelegen Matadihuizen hadden beperkte waterschade in de kelders.

Voor Matadezen is het Cadolpark nu een plek waar het aangenaam vertoeven is. Sommigen rekenen erop dat het bij de opening (tien jaar geleden, dus) beloofde brugje over de Molenbeek er snel komt, zodat ook de linkeroever bereikbaar is. Maar het stadsbestuur liet intussen weten dat dat brugje ‘niet meer prioritair’ is. Een Heverleese Lange Wapper?

De kleinste bewoners van Matadi

Benjamin Laureys woont aan de Naamsepoort en is een amateur-bioloog-fotograaf die het kleine leven in Matadi en Cadol inventariseert. Hieronder een mozaïek van zijn foto’s van de kleinste Matadezen, insectjes, kevertjes, vlindertjes, …die op hun beurt vogels aantrekken. En, zoals iedereen weet, van vogels worden mensen gelukkig.

Rij 1:

- gehakkelde aurelia - sleedoornpage

- distelvlinder - kaasjeskruiddikkopje

- Scheefbloemwitje

Rij 2:

- oranjetipje op pinksterbloem

- rups van sint-jacobsvlinder op jacobskruiskruid - atalanta - dagpauwoog

- kolibrievlinder

Rij 3:

- oranjetipjes in paring op pinksterbloem

- sint-jacobsvlinder - sierlijke schildwants

- kaneelglasvleugelwants (boven)

- vuurwants (onder) grote zijdebijen in paring - stadsreus (zweefvlieg)

- rozemarijngoudhaan (op lavendel)

- zuidelijke groene schildwants

42 MATADI
Foto: Benjamin Laureys

Een ander onschatbaar pluspunt van de Matadiwijk is de magnifieke achtertuin met vijvers die door de Abdij van Park ontsloten wordt. De eerste stichting van de abdij door de norbertijnen gaat terug tot het begin van de twaalfde eeuw en kende vervolgens vier bouwcampagnes. De Abdij Van Park groeide zo uit tot één van de mooiste abdijen van de Benelux. De oorspronkelijk Romaanse kerk ligt op de heuvel bij het kerkhof en herbergt sinds 2018 een nieuwe beiaard. Dit carillon met veertig klokken kreeg de naam Vredesbeiaard. Het kleinste klokje is opgedragen aan Marij Aerts, die in Matadi woonde en eerst als onafhankelijke, later voor de Socialistische Partij in de Leuvense gemeenteraad zetelde. Wandelen langs de vijvers gaat nu op de tonen van beiaardmuziek, van Beethovens onvolprezen ‘Alle Menschen werden Brüder’ tot Vlaamse volksliedjes. Het voorste deel van het kerkhof is gereserveerd voor de parochianen, waaronder de bewoners van Matadi. Op het achterste deel hebben meer dan veertig kloosterordes concessies om hun ordebroeders en -zusters in gewijde grond te begraven. Verder liggen er nogal wat Leuvense hoogleraren. De bekendste is ongetwijfeld

Pieter of Piet De Somer, eerste rector van de Nederlandstalige universiteit in Leuven. Maar ook premier Gaston Eyskens en de Vlaamse kleinkunstzanger Zjef Van Uytsel hebben er hun rustplaats.

Op het binnenplein aan het neerhof staat de imposante Tiendenschuur - het gebouw waarin tijdens de middeleeuwen en het ancien régime de natura-belasting van pachters en boeren aan een kasteelheer of een abdij werd opgeslagen. Nu worden daar de lokaal gekweekte groenten verkocht door De Wikke, het sociale arbeidszorgproject van Wonen en Werken.

De vijvers bieden het hele jaar door een verblijfplaats aan vele vogels: futen, reigers, zwanen, meerkoeten, maar ook aalscholvers. Tussen de vijvers en de Abdijstraat liggen volkstuintjes: inwoners van Matadi bewerken er een stuk grond, kweken er groenten en bloemen, en - gewapend met spade en riek - samenhorigheid en buurtschap.

Zo is de abdij anno 2020 opnieuw een centrum van maatschappelijk leven geworden. Wezenlijk in deze heropleving is het museum Parcum, dat tijdelijke tentoonstellingen organiseert op het kruispunt van religie, kunst en cultuur. Na een bezoek lokt brasserie De Abdijmolen, gehuisvest in de vroegere watermolen, met het terras dat uitkijkt over de vijvers. Sinds 2019 heeft de abdij opnieuw haar eigen brouwerij en bier: Braxatorium Parcensis schenkt een smaakvolle Libertus – zoals dat hoort in de wereldhoofdstad van het bier.

6.2
ABDIJ VAN PARK
43
Abdij van Park

Staf Kamers

De Leuvense stadsimker Staf Kamers woont sinds 1972 in Matadi. Dat is een half mensenleven. Aanvankelijk had Staf, gepassioneerd door bijen, in zijn kleine tuin in de Goede Haardlaan twee bijenkasten. Terplekke uitbreiden was onmogelijk en op vraag van broeder Franciscus van de Abdij van Park zette Staf enkele bijenkorven onder een afdakje aan de Tiendenschuur. Want, zo wist hij, de abdij is een fantastische biotoop voor bijen: ‘Ze vliegen in het voorjaar op de fruitbloesems, waarna de wilde kastanjebomen volgen. Soms hebben we al volle honingzolders in mei, dankzij de es-, slee- en meidoorns. Daarna volgen nog de wilde bloemen, de tamme kastanje en de linde.’

Burgemeester Louis Tobback gaf in 2016 de aanzet voor de bouw van een nieuwe moderne bijenhal met twintig korven, goed voor zo’n 800.000 bijen. Hiermee herstelt Staf nu één van de oorspronkelijke functies van de abdij, want bijen produceren ook was, waarmee de paters vroeger hun kaarsen maakten. Staf leidt ook beginnende imkers op en hij geeft educatieve rondleidingen in zijn bijenstand. Jaarlijks produceren Staf en zijn bijen 250 kilogram heerlijke abdijhoning.

En in Matadi is Staf nu ook de depanneur die mensen komt verlossen van vervelende wespennesten.

Arthur Emiel Hessens (1899-1994)

Arthur was zoon van de Leuvense sigarenmaker Victor H(a)essens en tekende in 1922 in bij De Goede Haard voor een bedrag van drieduizend frank (dertig aandelen van honderd frank). Hij kocht het huis Bloemenlaan 15, bouwde achteraan een atelier en schilderde er zijn hele leven. Hij was opgeleid in de tekenacademie van Tienen, het atelier van Willem Paerels en de Stedelijke Academie van Leuven. Typisch voor zijn vroege werk is het sombere kleurenpalet. Na een verblijf in Zuid-Frankrijk in de eerste oorlogsjaren werden zijn schilderijen helderder om na 1951 tot volle ontplooiing te komen met rijkere diepere kleuren. Hij was ook tekenleraar aan de Rijksmiddelbare Jongensschool en later aan het Koninklijk Atheneum van Leuven. Werken van hem zijn bewaard in de collectie van de Belgische staat, de Provincie Brabant en M Leuven.

Houtsnede van de Sint-Janspoort en de abdijmolen.

Etiket van de abdijhoning.
44 MATADI
Staf aan zijn bijenkasten.

In 1972 kreeg kunstschilder Jos (voluit Joseph-Frédérique) Dufour het eremetaal van de stad Leuven voor zijn globale oeuvre. Hij woonde en werkte zijn leven lang in Matadi. Zijn vrouw Rosa Bertens had achter het huis een bakoven en daar bakte ze koekjes. Dat wisten alle kinderen in de buurt. In die zoete traditie begon zoon Georges later een bakkerij op de Chaussée de Louvain 34 in Hamme Mille. En na kleinzoon Jan is nu achterkleinzoon Tom daar de bakker van dienst.

Aanvankelijk specialiseerde Dufour zich in smeedwerk, maar later werd hij onder invloed van Leieschilder Saverys en de Latemse school een uitmuntend schilder. Al zijn schilderwerken maakte hij in de Volhardingslaan 17. Meest bekend is hij om zijn picturale winterlandschappen, zijn geraffineerde bloemstukken en ook zijn fantasmagorische werken. Hij bleef schilderen tot aan zijn dood. Acht uur per dag, waarna hij de bus naar Leuven nam om in café Gambrinus de werkdag af te ronden met een glas. Dan met de taxi terug. En zo kwam zijn einde. Bij het uitstappen in de Broekstraat werd hij aangereden door een passerende auto. Hij was tachtig jaar.

Jos Dufour op het strand tijdens zijn jaarlijkse vakantie aan zee.
Uit fotoalbum Jan Dufour 45
Jos Dufour: Winterlandschap met de Abdij van Park op de achtergrond.

6.3 PAUL VAN OSTAIJENPARK EN -LAAN

De Paul Van Ostaijenlaan vormt de noordelijke grens van de Matadiwijk, maar is ouder dan die wijk. Vele eeuwen ouder zelfs. Maar niet naar de letter, want tot kort voor de laatste eeuwwisseling waren de laan én het aanpalend park genoemd naar Guido Gezelle. Toch is zelfs die naam jonger dan Matadi, want toen eind jaren twintig van de vorige eeuw de tuinwijk werd gebouwd, heette de straat, meer prozaïsch maar werkelijkheidsgetrouw, de Heuvelstraat.

De Molenwegh, zo werd de toen nog aarden weg genoemd in het kaartboek van de Abdij van Park uit 1665. Enigszins misleidend staat op de bekende negentiende-eeuwse Popp-kaart de Laekenweg. Laat het er ons op houden dat de cartografen van dienst toen minder vertrouwd waren met het lokaal dialect. Want voor vele Leuvenaars stond de straat bekend als de Lijkenweg. Verschillende begrafenisstoeten passeerden immers langs daar tussen de Sint-Kwintenskerk en de begraafplaats. Sluipverkeer, ook toen al.

Toen in 1998 alle deelgemeenten van Leuven ophielden te bestaan als aparte administratieve eenheden, stelde het Leuvense stadsbestuur voor om de Guido Gezellelaan, die je ook in Kessel-Lo had, te herdopen tot de Jean-François Tassonlaan, naar een Heverleese burgemeester uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Een actiecomité uit de straat ijverde ervoor om de ene dichter te vervangen door een andere. Na wat gehakketak werd op dat laatste verzoek ingegaan. En zo kwam Paul Van Ostaijen uit de bus.

Luchtfoto omstreeks 1920 met vooraan de Heuvelstraat en het terrein waarop spoedig Matadi zou worden gebouwd. Foto: Stadsarchief, fotocollectie Rik Uytterhoeven
46 MATADI
Een Paul van Ostaijen-vers op een Matadihuis.

Vlakbij de huidige Paul Van Ostaijenlaan is het klooster van de Missionarissen van het Heilig Hart. Dat klooster keek vroeger uit op een met linden omzoomde tuin, met aansluitend een grote groentetuin die door de paters werd onderhouden. Als student heeft Gerard Walschap hier nog verbleven. Wanneer hij precies de genade van het antiklerikalisme ontvangen heeft, blijft voer voor discussie. Na het vertrek van de missionarissen in 1982 werd in de kloostergebouwen onderwijs verstrekt. Vandaag vind je er de circusschool Circus In Beweging, een studentenpeda en sinds kort een opvanghuis voor Oekraïners. Nataliya Dolinska, een Oekraïense die al 27 jaar in België woont is er nu de gastvrouw/ begeleidster voor een honderdtal landgenoten die de oorlog in hun thuisland ontvluchtten.

In diezelfde periode ijverde een Matadicomité voor de herbestemming van het boerderijgebouw tot een buurthuis. Het Boerderijtje is nu de tijdelijke thuisbasis van de scouts van O.L.V. van Troost en in de schoolvakanties het hoofdkwartier van de Speelpleinwerking. De tuinen van het klooster kennen we vandaag als het Paul Van Ostaijenpark, waar menig Matadees ouder- of nieuwerwetse balsporten beoefent. Gevatte commentaren vanop de zijlijn, een hapje, en sportdrank met uiteenlopend alcoholgehalte zijn daarbij nooit ver weg. Anderen spreiden er hun yoga- of picknickmat en blijven er graag hangen. Eind juni omzomen de linden het parcours van de karamellenloop voor de allerjongsten, startschot van het jaarlijkse zomerse Matadifeest, waarvoor het park een uitgelezen decor vormt. Soms, in de latere uurtjes van zo’n feest, wordt dan - boem, paukenslag! - opnieuw dat oude ballonnetje opgelaten over de doorstart van het Boerderijtje als buurtcafé.

Ook al vind je de typische Matadihuizen maar terug in klein een gedeelte van de Van Ostaijenlaan, verschillende van haar andere gebouwen vallen wel degelijk op, zoals de burgerwoningen uit het interbellum, de brutalistische gevel uit de jaren 1960 van de Don Bosco studentenpeda van de hand van Victor Broos, en het moderne wooncomplex van 2005. Ze vertellen samen hoe deze straat langzaam maar zeker werd volgebouwd.

Ondanks de vele naamsveranderingen van de straat hebben de bewoners Paul Van Ostaijen wel degelijk omarmd. In 2018 herdacht men het negentigjarig overlijden van de dichter door op de gevels van de huizen leistenen met gedichtfragmenten aan te brengen. Samen met de steen die door de stad aan de ingang van het Paul Van Ostaijenpark werd opgericht, bieden de gevels een mooie bloemlezing uit het werk van de te vroeg gestorven dichter. Je ziet er nu Cecilia lopen, je hoort er Gaston met zijnen basson, en je kijkt verwonderd naar het Kalifornies goud van de avondzon. De muur van het Paul Van Ostaijenpark werd verfraaid met een schilderij van Sarah De Vos, door haarzelf omschreven als ‘een schaduwschilderij dat de ritmiek van Van Ostaijens gedichten weergeeft’. Maar meer nog dan gebouwen en gevelgedichten, is het de levendigheid die de straat maakt. De zomerse speelstraat is al een traditie van toen Jasper Stuyven er nog op een kinderfiets reed. In volle coronacrisis transformeerde de straat regelmatig in een podium waar bewoners samen-maar-op-afstand meezongen met de gelegenheidsliederen van de plaatselijke bard Lennaert Maes. ‘Je komt er wonen om nooit meer te vertrekken’, is de ondertitel van een fotoboek dat enkele straatbewoners in 2019 samenstelden. Beter kunnen we het niet samenvatten.

47
Het klooster en het boerderijtje in het Paul Van Ostaijenpark.

Lennaert Maes

In 2008 stond Lennaert Maes als Lenny en De Wespen met Boudewijn de Groot op het podium van het Sportpaleis in Antwerpen. In 2019 opende hij op het hoofdpodium het Dranouter-festival. Samen met Andries Boone maakte hij de ‘Soundtrack van de Demerboeken’ (2011), een cd rond Zichem, met Jan De Wilde, Guy Swinnen, Joke Delcour en Monsieur Paul, nog een Matadees. In 2013 volgde de CD Iet me ziel, over de rijke historie van de stad Leuven, met gastzangers PP Michiels, Klaas Delrue en Big Bill. In 2014 werd hun erfgoedtrilogie voltooid met Als de nacht, een cd met oude volksverhalen uit Vlaams-Brabant in een nieuw muzikaal jasje. Intussen maakt hij ook enthousiasmerende muziek om anderstaligen Nederlands te leren met Lenny en de Bonski’s. Nu werkt hij aan een nieuw programma niet voor, maar met nieuwkomers, één uit Irak en één uit Burundi.

Lennaert werd geboren in Wezemaal, ging naar school in Aarschot en na zijn studies Germaanse trok hij een jaartje naar Engeland waar hij de Italiaanse Sara D’Ercole leerde kennen. Samen kwamen ze naar Leuven. Sara ging Italiaans doceren aan het Centrum voor Levende Talen. Ze kochten een huis in de Tervuursestraat. Dat was niet de gelukkigste keuze want in het rijhuis miste Sara zon en licht. Het was een droom die uitkwam, zo zegt Lennaert, toen ze een Matadihuis konden kopen in de Paul Van Ostaijenlaan. Sara herinnert zich hoe Ilse, de vorige bewoonster, een traan wegpinkte bij de ondertekening van het verkoopcontract. Zo graag woonde ook zij in Matadi.

Het was het perfecte huis met een kleine tuin, maar met het mooie Paul van Ostaijenpark voor de deur, een eindeloze tuin voor hun dochter Marie.

Lennaert Maes, de bard van Matadi.
48 MATADI
Foto: Johan Jacobs

Jasper Stuyven

Jasper zag het levenslicht in Matadi op 17 april 1992. Samen met zijn zus Jolien groeide hij op in het mooie huis, Paul van Ostaijenlaan 41. Al snel werd duidelijk dat hij uitstekend kon fietsen. Jasper brak door in 2007 met zijn provinciale tijdrittitel bij de nieuwelingen van Vlaams-Brabant. In 2009 werd hij wereldkampioen bij de junioren in Moskou. De hele wijk vierde dit met een criterium voor zijn deur, dat hij natuurlijk glansrijk won. En de voorlopige kroon op het werk was zijn fantastische zege in Milaan San Remo 2021.

Bij het jongste WK-wielrennen in Leuven (2021) liep heel Matadi storm voor Jasper: een aankomst op 300 meter van zijn ouderlijk huis en een geweldig supportersfeest in het Paul van Ostaijenpark, met DJ Bobby Ewing, ook een Matadivriend. Het leverde een mooie vierde plaats op voor Jasper. Zijn kinesist en oud-wijkbewoner Frigyes Vandenauweele was er het hart van in en tegelijk bijzonder fier. Mocht Jasper op het podium geëindigd zijn, dan was dat feest wellicht nu nog aan de gang.

Jasper Stuyven getekend door Reinhart Croon voor het boek Leuven Wielerstad. Van boven links naar onder rechts: Willem Van Cutsem, Jasper Stuyven, Anneleen Vermeyen, Peter Van Cutsem, Niels en Stijn De Blanck, Karel Vermeyen, Sander Willems, Jolien Stuyven en Nadia De Blanck.
49
Foto: Johan van Cutsem

Ook aan de oostzijde heeft Matadi een groene long: het Lemmekesveld, een klein restant van de grote agrarische ruimte die Perkveld honderd jaar geleden nog was. Midden de expanderende woningbouw bleef het Lemmekesveld een open grasland afgezoomd met siersparren, een ideaal terrein om er lammeren te weiden. Daaraan dankt het zijn naam.

Voor de Matadikinderen was het een natuurlijk speelterrein. Heel veel oudere Matadezen denken met heimwee terug aan hun avontuurlijke momenten op het Lemmekesveld. Francine Vloeberghs herinnert zich ook dat ze er met andere kinderen ging schuilen tegen de bommen van de Tweede Wereldoorlog. Schrijnwerker Jean Tossyn - familie van de latere begrafenisondernemer - had er een schuilkelder uitgegraven met bankjes voor de kinderen en een golfplaten dak.

In 1965 werd aan de overkant van de Toekomstlaan (nu Matadilaan) de studentenpeda gebouwd door de Paters Salesianen van Don Bosco. Zo werd het Lemmekesveld voor veel kinderen de tuin van Don Bosco. In 2007 werden de peda en het bijhorende Lemmekesveld eigendom van de KU Leuven met erfpacht aan de stad Leuven. Even was schepen Bart Massart van plan om het hele park te onteigenen. De buurt vertrouwde die plannen niet en vreesde verdere bebouwing. Onder protest van de omwonenden werd het plan weer opgeborgen.

In 2000 lanceerde schepen van openbaar groen Lalynn Wadera het idee om op het Lemmekesveld een tiny forest te ontwikkelen, een compact bos met een groot aantal inheemse bomen en struiken, om de door de letterzetter aangetaste fijnsparren - twee ervan sneuvelden nog in de februaristorm 2022 - te vervangen. Scouts en buurtbewoners kwamen helpen bij die boomplanting. Het idee om er volkstuintjes aan te leggen staat on hold.

Het Lemmekesveld is sinds enkele jaren ook de gastsite voor twee heuse festivals. Het eerste is Lemme Live, waarover meer in het kaderstukje over de scouts, en het andere is Colora, het wereldmuziekfestival dat in 1991 startte in het Leuvens Oratoriënhof en na wat omzwervingen in 2020 landde op het Lemmekesveld. Zelfs de uitgeregende corona-Colora 2021 met een tot tweehonderd beperkt bezoekersaantal werd een spetterend succes.

6.4 LEMMEKESVELD
Enthousiast publiek op Lemmelive met op de achtergrond de Don Bosco-peda. Vijf kinderen op het Lemmekesveld. Harry op het Lemmekesveld met de abdijtoren op de achtergrond. Uit fotoalbum Harry Van Molkot
50 MATADI
Foto: Bas Schaevens

Colorapubliek voor het podium op het Lemmekesveld.

De scouts en Matadi

Hoeveel Matadikinderen zijn er in al die jaren op zondagavond in de wijk thuisgekomen, de natte modder nog aan de kleren, doodmoe en uitgehongerd, maar zo goed als altijd tevreden na de scoutsvergadering? Hoeveel tientallen kilometers reden Matadi-ouders verkeerd op zoek naar de zomerse kampplaats? Hoeveel honderden jaarkentekens naaiden lieve oma’s niet op scoutshemden? Hoeveel oudere tieners en jonge twintigers gaven als leiding het beste van zichzelf aan jolige kapoenen, woelige welpen, balsturige jong-givers, of aan de kinderen met een fysieke of mentale beperking in de Intakt-werking?

‘What happens in the scouts, stays in the scouts’, heet dat tegenwoordig laconiek. Een geschreven geschiedenis van de scouts in de wijk is daarom amper te vinden, maar mondelinge overlevering en kampvuurverhalen des te meer, soms in een versie die is toegedekt met het scoutssjaaltje der liefde. Van begin oktober tot eind mei vullen scoutsgroepen ons zondagse straatbeeld, die van de derde Sint-Paulus al sinds de jaren zeventig op het Lemmekesveld, die van Onze-LieveVrouw van Troost & Anne Frank sinds enkele jaren geleden in het van Ostaijenpark. Of correcter, ze vullen niet in de eerste plaats ons straatbeeld, maar eerder de groene zones aan de rand ervan. Scouts hebben wat dat groen betreft natuurlijk een eer hoog te houden. En over randen en scouts gesproken: net op de rand van Matadi, in de Paul van Ostaijenlaan, woonde vroeger Maurits Vanhaegendoren, Leuvens bekendste scout en nationaal verbondscommissaris tussen 1933 en 1948.

Op het Lemmekesveld gooien de scouts, sinds 2014 net voor het einde van het schooljaar, hun terreinen wijd open voor Lemme Live (een stiekeme boodschap voor de oudjes: let me live!), hun met gestaag stijgend succes en dito deskundigheid volledig zelf georganiseerde festival. Een uitgelezen kans voor startende groepjes, maar met ondertussen ook al heel wat mooie vroege ontdekkingen - Roméo Elvis! - op het palmares. Geen wonder dat het festival op korte tijd een begrip werd bij de jeugd van Leuven en omstreken.

De lokalen op het Lemmekesveld dragen ondertussen de sporen van enkele decennia jeugdig enthousiasme, en helaas ook van de occasionele vandalenstreken die er bij nacht en ontij worden uitgehaald. Sinds een aantal jaren werkt een geëngageerde groep daarom hard aan de plannen én de financiering van een bouwproject. Voor wie nog geen totem heeft: Gulle Steenloper is misschien iets voor jou?

51
Foto: Johan Rohaert

De Matadiwijk hoort bij de parochie van Sint Jan de Evangelist van de Abdij van Park. Maar in de vijftiger jaren, toen mensen nog massaal ter kerke gingen, wilden kerkgangers toch liever een eigen nabije kerk. Sommigen beweren dat de abdijkerk te klein werd, anderen dat er naar een kleinere kerk gezocht werd, omdat de Sint Jan de Evangelist-kerk niet warm te krijgen was. Nog anderen beweren dat pastoor Keeven met lede ogen zag dat veel parochianen naar Sint Kwinten trokken.

In afwachting werd er een noodkapel georganiseerd (19551958) in de Guido Gezellelaan 5, ooit het depot van Boenwas Boston, later een schrijnwerkerij, daarna een garagewerkplaats voor de simili-lederen bekleding van het interieur van auto’s. Nu huist er het architectenbureau Desmedt. De twee ramen op het gelijkvloers waren de inrijpoorten en onder het gelijkvloers zitten, aldus architect Desmedt, nog steeds twee smeerputten. In 1957 startte de bouw van een nieuwe kapel op het Lemmekesveld boven in de Matadiwijk. De grond was een schenking van de NV Philips. Aannemer Maurice Dillaerts bouwde de kapel en de smid Felix Lefèvre - allebei afkomstig van de Geldenaaksebaan - smeedde een imposant corpus van de gekruisigde Christus. Een jaar later werd de Mariakapel feestelijk in gebruik genomen. De regionale pers sprak met lof over de hypermoderne en fonkelnieuwe kapel in de Matadilaan. Nog jarenlang volgden wekelijkse geldomhalingen in de zondagmis om de kosten van die bouw te financieren.

De inwijding van de kapel in 1958 trok enorm veel volk. Overal stonden auto’s geparkeerd, wat toen toch nog een zeldzaamheid was. Vijftig jaar lang zou de kapel dienst doen als parochiekerk voor Matadi. De norbertijnen Keeven, Boonants en Jans waren de pastoors, René Jaubin was de koster en de twee organisten waren Jef Desair en André Kockaerts. Deze laatste is tot vandaag lid van de kerkfabriek en als goede nabuur nog steeds de sleutelhouder van de kapel.

In de volgende jaren zat de Mariakapel ’s zondags barstensvol; mensen stonden soms tot in het portaal, waardoor balorige jongeren weigerden om stoeltjesgeld te betalen. Jaarlijks ging er eind mei een processie vanuit de Abdij van Park naar Matadi. Mensen strooiden versneden bloemen en gesnipperd zilverpapier op de weg en sommigen plaatsten zelfs een klein altaar voor hun huis. Eind jaren zestig verminderde het kerkbezoek snel en in de jaren negentig vonden de vieringen alleen nog plaats in de sacristie. In 2007 sloot de kapel definitief de deuren als parochiekerk.

6.5
DE MARIAKAPEL
De graven van de drie Matadipastoors en het Corpus Christi van kunstsmid Jan Lefèvre.
52 MATADI
Foto: Lucas Geeroms

In 2021 inventariseerde de Protestantse gemeenschap samen met de Erfgoedcel zijn erfgoedcollectie. Op deze foto zien we het waardevolle orgel van Eppo Rynko Ottes.

Het Orlandokoor met vooraan derde van rechts de betreurde Mieke Haemels.

De kapel met haar galmende akoestiek werd jarenlang een repetitieruimte, eerst voor het gregoriaanse abdijkoor van Sint Jan de Evangelist onder leiding van Vic Wuyts, later voor het polyfone kamerkoor Orlando. Ook werd de kapel na de ontwijding verhuurd aan de Koptische kerk. Buren herinneren zich de uren durende liturgische diensten met veel Ethiopische en feestelijk uitgedoste kerkgangers, met copieuze maaltijden en dito ambiance. Maar norbertijner discipline en Afrikaans laissez faire sporen slecht en dat leidde tot een jammerlijk einde van dit bonte avontuur.

Intussen bleef de Abdij van Park zoeken naar een nieuwe bestemming voor dit ‘Godshuis’, in lijn met de wens van de NV Philips, oorspronkelijk eigenaar van de gronden, om de kapel altijd te gebruiken voor liturgisch-godsdienstige doeleinden. Zo kwam de protestantse kerk in beeld. Ernst Veen, predikant van de Verenigde Protestantse Kerk Leuven vertelt graag de geschiedenis. Hij gaf nog les aan onze SKLO. Hij herinnert zich de acties die hij ondernam om samen met Mieke Haemels, de drijvende kracht van het oudercomité, de schoolkinderen te waarschuwen voor dode-hoek-ongevallen. Er werd zelfs een praktijkles gegeven met een grote vrachtwagen van Ninatrans uit Haasrode. Hoe schrijnend is het dat Mieke omkwam bij een dode-hoek-ongeval in de Blijde Inkomststraat in september 2012.

Foto: Erfgoedcel Leuven, Luc Creten
53
Foto: Jan Devijver

De Leuvense Protestantse Kerk had haar eerste kerkgebouw in het anatomische amfitheater op de hoek van Minderbroedersstraat en Kapucijnenvoer. Op de vlucht voor de dreiging van een instortend plafond kwam ze na omzwervingen via de Sint Antoniusparochie en het Jezuïetenhuis in Matadi terecht. De Protestantse Kerk sloot een dertigjarig huurcontract voor de Mariakapel en startte in 2011 ingrijpende aanpassingswerken. Een nieuwe wand ter hoogte van de eerste rib van het boogdak deelde de kapel op in een grote gebedsruimte en een kleinere multifunctionele zaal voor koffietafel, kinderdiensten, recepties, vergaderingen, gespreks- en catechesekringen. De kapel kreeg dubbele beglazing en het oude harmonium op het doksaal werd vervangen door een mooi orgel uit een kerk in het Nederlandse Delft. Dat orgel werd gebouwd door de Groninger Eppo Rynko Ottes en later uitgebreid door de Dordrechtse orgelbouwer Jaap van de Veer. Nu wordt het bespeeld door organist Johannes (Joop) van der Horst, emeritus hoogleraar Historische Taalkunde aan de Letterenfaculteit van de KU Leuven. Op paasdag 2014 werd de kapel officieel in gebruik genomen door de Verenigde Protestantse Kerk Leuven. Maar de oprechte inspanning van de kerk om aansluiting te vinden bij de wijk blijft ietwat onbeantwoord.

Winkels en cafés

Het wijkreglement en de oorspronkelijke huur- en verkoopaktes verboden expliciet drankslijterijen of cafés in Matadi. Voor andere commerciële en industriële vestigingen moest toestemming worden gevraagd. De meeste voedingswaren werden aan huis geleverd: de brouwer, de bakker en de melkboer deden dagelijks of wekelijks hun ronde door de wijk. Toch was er één uitzondering: in de Goede Haardlaan 9 was er een kruidenierswinkeltje. Dat werd uitgebaat door Mille en Agnes. En zondagochtend hadden ze verse pistoletjes. Ze woonden eerst boven de winkel en later op het pleintje (Zegelaan 29). Hun cliënteel beperkte zich hoofdzakelijk tot de Matadezen want de mensen van de Broekstraat vonden het te chic en te duur. Voor hen bleef de Sès op de hoek Broekstraat en Geldenaaksebaan de buurtwinkel. Die naam kwam van de hobby van de baas, Jules Milan: sijsjes vangen met een lijmstok. De winkel verkocht vooral zaad en plantgoed, gewonnen in de hoven rond de Leibeek en de Molenbeek. Het hele Perkveld was toen nog één groot hoveniersgebied. Niet zonder reden heet de weg naast het spoor dan ook de Hoveniersdreef. In deze buurt was er veel tuinbouw omdat het moeras goede grond bood voor groenteteelt, en de gewassen werden in de Leibeek en de Molenbeek gespoeld.

Felix Lefèvre vestigde zich in 1904 als stoofsmid op de Geldenaaksebaan 48. Zijn gestalte en zijn vaste levertermijn bezorgden hem de sympathieke bijnaam Janneke Mèrgen.
54 MATADI
Foto: Stadsarchief, fotocollectie Rik Uytterhoeven

Café In ‘t Cadol ging regelmatig op reis. Vooraan midden op de foto de cafébaas.

Maar de Sès stond in de hele buurt ook bekend voor zijn lekkere Hollandse kaas. Achter de winkel was er een ‘huiskamercafé’ waar de mensen uit de buurt een pintje of een druppel kwamen drinken. Staf Kamers herinnert zich nog de speekbakken voor de tabak pruimende klanten. Het café heette in de volksmond ’t Planchéke omdat de houten vloer wekelijks met wit zand werd geschuurd. Als de winkel ’s avonds gesloten was, kon je met een baksteen die in een nis in de gevel lag, kloppen en werd goed volk binnengelaten. Elke maandag was het kaartdag. En op zaterdagavond, zo herinnert Jan Uytterhoeven zich nog, na het wekelijkse bad in de zinken kuip, ging hij als kind bij de Sès een stenen kruik Peeterman - het Leuvense bier van brouwerij De Eendracht- halen en die werd dan in eendracht leeggedronken met alle buren op den delper. Door het vele zaad in de winkel was het een paradijs voor muizen, en dus ook voor katten, wat vooral naar het einde toe voor stank zorgde. Volgens dochter Elza Milan, werd het pand in 2012 verkocht en recent afgebroken voor het nieuwe co-housingproject, dat - hoe kan het anders - de Sijs heet.

Die Geldenaaksebaan was vóór de komst van Sarma en Unipri, en later Delhaize en Aldi, een levendige handelsbuurt waar de mensen van Park en Matadi hun commissies deden: naast de Sès, waren er - nomen est omen - beenhouwer Defilet (later Piot) en een spekslager, een fietsenmaker die ook nog verse haring verkocht, twee bakkers (Jaubin en De Vester), een krantenwinkeltje, de Toyotagarage van Willy Dequeeker, met daarnaast schrijnwerker Françotte die in nevenberoep ook begrafenisondernemer was, een coiffeuse, een schoonheidssalon, een klompenwinkel, een hoedenwinkeltje, een schoenmaker en een smid. En er waren tussen de spoorwegbrug en de Parkpoort niet minder dan vijf cafés: naast ’t Planchéke was er de Atoomduif, in de volksmond bij den Bodder (een Bodder is volgens Van Dale: een werkezel, een sloof, een assepoester), het duivenlokaal bij Van Cleynenbreugel in Park, Bij den Bie, de Jack-Up en café Garage. In de Broekstraat was er café In ’t Cadol dat na de overname door Fernand Reul een vrolijk danscafé werd, waar in het weekend tot in de vroege uurtjes gedanst werd, met menige echtelijke ruzie tot gevolg. Daarnaast was er een kleine superette op de hoek met de Paul van Ostaijenlaan waar de kinderen waterijsjes gingen kopen.

55
Uit fotoalbum Leo Hendrickx

Het terugtrekkend Belgisch leger dynamiteerde op 16 mei 1940 de spoorwegbrug over de Geldenaaksebaan. De Duitsers vervingen ze nadien door een noodconstructie om de spoorverbinding met het kolenbekken van Charleroi te herstellen.

Overbodige bommen

Op 25 mei 1944 probeert een Engelsche vlieger de spoorwegbrug over de Geldenaaksebaan, vlak bij de Abdij van Park, te bombarderen om de terugtocht van de Duitse troepen te bemoeilijken. Eén verdwaalde bom valt in de waterleiding aan de Broekstraat en één achter het huis in de Vinkenlaan 35. De volgende dag doet Jan Dewit, bestuurder der gemeentewerken, volgende vaststellingen: ‘Eén huis is totaal vernield, 7 huizen zwaar beschadigd, 146 huizen licht beschadigd, één vrouwpersoon werd gedood’. Het vernielde huis met dodelijk slachtoffer bevond zich in de Broekstraat 153. Zwaar beschadigd zijn drie huizen in de Vinkenlaan. Lichte beschadigingen overwegend in de Vinkenlaan, Goede Haardlaan en Zegelaan.

56 MATADI
Foto: Stadsarchief, fotocollectie Rik Uytterhoeven

Het bleken daarenboven overbodige bommen, want… de vroegere spoorwegbrug over de Geldenaaksebaan werd op 16 mei 1940 door het terugtrekkend Belgisch leger gedynamiteerd in een poging om de oprukkende Duitse troepen te vertragen. De Duitsers bouwden eerst een noodbrug. Maar nog tijdens de oorlog bouwden de Belgen een bredere, betonnen brug. Die staat er nog steeds en werd onlangs opgesmukt met muurschilderingen.

Het doel werd dus gemist, en wat de Engelsen blijkbaar niet wisten, was dat die nieuwe brug gemakkelijk gedynamiteerd kon worden omdat er een buizenstel was waarin springstof past.

57
De spoorwegbrug ziet er sinds 2018 heel wat kleurrijker uit dankzij een street-art schildering, Een samenwerking van Kom op voor je wijk, vzw Straatbeeld, kunstenaarscollectief Collin van der Sluijs - Super A en de stadsdiensten.

6.6 DE PHILIPSSITE

Wie in de buurt van de Matadiwijk wandelt en vanaf het kerkhof van de Abdij van Park richting Leuven kijkt, ziet de blauwwitte gebouwen van de vroegere Philipsfabriek als een machtig schip aan de kade liggen. Het domein dat nu de naam van het Eindhovense elektronicaconcern draagt, was oorspronkelijk zestien hectare groot. Het werd in 1838 in gebruik genomen als oefenterrein voor het Leuvens artilleriegarnizoen dat gelegerd was in het huidige Sint Maartensdal. Dat oefenveld werd in de Eerste Wereldoorlog zelfs even een militair vliegveld. Toen het exercitieplein in 1920 naar de Zavelstraat in Heverlee verhuisde, probeerde de stad Leuven het gebied te annexeren. De onmiddellijke reactie van de Heverleese burgemeester Leo Darte was een verkavelingsplan voor honderd woningen. In 1927 werd er een velodroom gebouwd voor Louvain Sportif, de latere Perksche Stoempers, de wielerclub van zevenvoudig wereldkampioen Jef Poeske Scherens. In 1928 kocht de firma NV Philips het hele plein voor de bouw van een radiomontagefabriek. Enkele jaren later werkten er 2400 mensen en in 1961 overschreed de jaarproductie voor het eerst het miljoen radio’s. In 1989 ten slotte sloot de vestiging haar deuren.

In 2002 ving een nieuw verhaal aan. Op de voormalige Philipssite werd de Sportoase gebouwd. Deze indoorsportarena huisvest ook een zwembad ter vervanging van het oude aan het Hogeschoolplein. Sinds 2006 is er een outdoor skatepark - een bijkomende troef voor de Matadiwijk.

Stoempersclub op de velodroom van Park met tweede van links Poeske Scherens. Op deze Vandermaelenkaart staat het oefenveld aangeduid als Champs de Manœuvres. Matadikinderen skaten op hun spot aan de Sportoase.
Foto: Eric Derycke www.geopunt.be 58
Foto: MATADI

SKLO

Matadi heeft niet minder dan vier kleuter- en lagere scholen op loopafstand: SKLO in de Leo Dartelaan, de Sint Norbertusschool op de Geldenaaksebaan, de Appeltuin in de Weldadigheidsstraat en het Heilig Hartinstituut op de Naamsesteenweg. Maar SKLO is toch wel het wijkschooltje bij uitstek.

Al in 1833 werden voor het eerst plannen gemaakt voor een gemeenteschool in Vinkenbosch. Toch was het wachten tot 1891 toen de gemeentelijke lagere school Park van start ging. Het werd van bij het begin een gemengde school, wat in die dagen erg uitzonderlijk was. Vele katholieken bekeken dat met argusogen en noemden het een geuzenschool. Wellicht niet toevallig openden in datzelfde jaar de zusters Annonciaden van Huldenberg het katholieke wijkschooltje Sint Norbertus in opdracht van prelaat Franciscus Versteylen en met steun van de Abdij van Park.

De gemeenteschool SKLO startte in een burgerwoning aan de Geldenaaksebaan, vermoedelijk in het huis van Tossyn op het huidige huisnummer 126. Pas in februari 1893 kocht de gemeente daar een stuk grond met een gevelbreedte van achttien meter en een diepte van zestig meter. Achteraan werd een sportzaal gebouwd met daarboven de klassen.

In 1893 noteerde het schooltje al 106 jongens en 54 meisjes. Door de toevloed van kinderen voor het eerste leerjaar kon schoolhoofd Cyrille De Vijver in april 1946 een bewaarklas openen met juffrouw Rachel Nizet als eerste kleuterleidster. Op 1 september 1965 startte schoolhoofd Louis De Becker de eerste Belgische inhaalklas voor kinderen met leermoeilijkheden, een afdeling Bijzonder Lager Onderwijs. Onder impuls van directeur Frans Van Goethem werd die in 1973 uitgebouwd tot een volwaardige autonome school, de latere SBLO Parkschool.

In de nasleep van de woelige jaren zestig groeide in SKLO onvrede met autoritair onderwijs. Er kwam een kritisch oudercomité dat ijverde voor een vernieuwde aanpak en minder huiswerk. Dit werd versterkt door de komst van een groep kinderen uit de kleuterschool in de Kaboutermansstraat in Leuven. Die oudergroep had zijn wortels in het Kinderkaffee, een alternatieve kindercrèche. Ze zochten een geschikte lagere school in opvolging van de kleuterschool in de Kaboutermansstraat. In overleg met schepen Mia Haemels kregen ze inspraak in de SKLO-school en vonden ze aansluiting bij het pas opgerichte oudercomité aldaar. Eén afspraak was dat de ontdubbelde klas (de B-lijn) wat progressiever zou worden. Exponent van die lijn was meester Kristiaan Magnus, auteur van Basisschool in beweging (1984), één van de pioniers van projectonderwijs. De kritische maar actieve ouderparticipatie startte met een schoolkrant, een documentatiecentrum, een schoolfeest, de inrichting van de speelplaats en een naschoolse opvang in het groen: de Boomgaard. In die Boomgaardgroep werden ook een aantal kinderen opgevangen van Chileense families, in Leuven geland op de vlucht voor het

6.7 DE
WIJKSCHOOL
59
Het onderwijzend personeel van gemeenteschool Park in 1946: W. Mangelschots, R. Loonbeek, schoolhoofd C. Devyver, J. Jong, M. Calogne en R. Nizet.

Annemie Paquay, sage femme

Vanaf 1983 doorlopen Joris Goethals en Annemie Paquay, zoals veel wijkbewoners voor en na hen, het parcours huren, kopen, verbouwen. Zegelaan 33 wordt hun adres. Kleine Charlotte is op dat moment vier maanden oud, Jasmien wordt er in 1986 geboren.

Annemie werkt dan al sinds 1979 op de verloskamer van het toenmalige SintRafael als vroedvrouw of zoals de Fransen mooi zeggen sage femme. ‘Dat was nog de vrouwenmishandeling van de jaren zeventig’ zegt ze lachend. ‘Een bevalling betekende stilliggen op de bevallingstafel, benen in de beugels… de arts controleerde. Dit verandert in de volgende decennia geleidelijk naar een warmere ervaring voor aanstaande moeders en baby’s. Ouders in spe worden beter voorbereid, ingelicht, betrokken. Zwangere vrouwen ruilen hun enorm wijde jurken voor een comfortabele pantalon met T-shirt en, belangrijker, ze zijn mondig en geëmancipeerd.’ In de stroom van die evolutie, geëngageerd, ervaren en deskundig, besluit Annemie in 2001 om naast haar werk in Gasthuisberg, deeltijds zelfstandig verloskundige te worden. De gegraveerde naamplaat aan de gevel in de Zegelaan bezegelt die carrièrewending. Er volgen drukke, intense jaren, maar ‘nooit spijt van gehad’ zegt ze opnieuw lachend.

Vijfendertig Matadibaby’s helpt ze mee op de wereld zetten. Ondertussen zijn haar twee dochters uitgevlogen. Charlotte als costumière naar Antwerpen met haar partner en twee kinderen. Jasmien geeft les aan volwassen anderstaligen.

In de lente van 2021, iedereen loopt met mondkapjes rond, ontvangt Annemie voor haar levenswerk de Gouden Pinard 2021, - een pinard is een houten stethoscoop voor verloskundigen, ontworpen door de Franse obstreticus Adolphe Pinard - zowat de Vlaamse Oscar voor de vroedvrouw van het jaar. In de herfst van datzelfde jaar neemt ze afscheid van een fantastisch team collega’s op GHB, ze gaat met pensioen. ‘Maar als zelfstandige vroedvrouw blijf ik zo lang mogelijk aan de slag’, weet ze zeker.

Frie Boelaerts

‘Joris wilde hier graag wonen, en zo leerde ik Matadi kennen.’
Annemie Paquay, winnares Gouden Pinard 2021. Foto: Joris Goethals
60 MATADI

Pinochet-regime. Zo kreeg SKLO plots een kleine kolonie Chilenen: Jorge Barudi - later de stichter van Exil, het therapeutisch centrum voor politiek vluchtelingen en slachtoffers van foltering -, Rodrigo Uran, Sara Verges, Cesar en Lalo Gonzalez en Andrés Lübbert, die later de pakkende film El color del camaleó, maakte over zijn vader en de horror van het Chileense regime.

Taaklerares Bérénice De Dapper vertelt met fierheid: ‘SKLO was vooral een goeie school, met een sterk leerprogramma, waar je een doorsnede vond van alle buurkinderen, maar waar ook Chileense, Cambodjaanse en woonwagenkinderen een plaats vonden’. In de jongste decennia was er een zekere vervreemding tussen wijk en school. Sommigen beweren dat de sociale rol, en daarmee de aanwezigheid van kinderen van andere culturen, overhand kreeg op de kwaliteit van het onderwijs. Vele Matadi-ouders kiezen er daarom voor hun kinderen naar de Appeltuin, Sint Norbertus en het Heilig Hart te sturen.

Op de Leuvense gemeenteraad van 25 januari 2021 besliste het stadsbestuur om SKLO over te dragen aan GO!, het Vlaamse Gemeenschapsonderwijs. Zo kwam met het einde van schooljaar 2020-21 ook het eind aan honderddertig jaar gemeentelijk onderwijs in Heverlee.

Go! wil nu een nieuw project opstarten voor SKLO en Parkschool (BLO) onder één koepel. Die inclusieve school heet voortaan MATADI, wat staat voor ‘MAatwerk / TAlent / DIversiteit’. Met die drie objectieven wil GO! een doorstart maken. Maar die naam Is ook een uitgestoken hand naar de wijk. Om de wijk en de school weer bij elkaar te brengen werd een startevent georganiseerd.

Winters in Matadi, door kinderogen

Oudere mensen weten, ook zonder weer- en klimaatstatistieken, dat winters vroeger strenger waren. En dat ze gelijk hebben! Ik weet nog zeker hoe in mijn jeugd - de jaren zestig - de stenen uit de grond vroren in de winters in Matadi. En in 1962-63 schoot ik onmiddellijk een hoofdvogel af, een ijskoude winter die voor altijd gebeiteld blijft in de statistieken, met een witte kerst als kers op de taart.

Een eerste teken dat er mogelijk sneeuw lag, kreeg je al bij het ontwaken. De ruit vol ijsbloemen. Want slaapkamers werden niet verwarmd. Alleen in de woonplaats brandde de feu continu (meestal een Surdiac). In bed had je alleen de bouillotte (warmwaterkruik). En tussen binnen en buiten zat er nog geen dubbel glas. En ’s morgens als je de ijsbloemen wegkrabde en in plaats van bemoste kasseien op straat een wit beeld zag, dan wist je het. Joepie, sneeuw!

Matadi is een rustige wijk. Nu nog, maar toen zeker. Auto’s waren als witte merels. En een dik sneeuwtapijt slorpte veel geluid op. Als het windstil was, kon je de winter ook ruiken. De bruingele rook van de kolenkachels die uit de schoorstenen kringelde, bleef zwavelig tussen de huizen hangen. Een mens zou er nu een actiecomité tegen oprichten. Maar wij hadden toen als kind wel wat beters te doen: sleeën! En nog niet zo’n klein beetje.

Uit fotoabum Harry Van Molkot 61
Harry van Molkot op zijn slee in de Matadese sneeuw.

Met onze Alpijnse verbeelding- al was die beperkt, meer dan de Kesselse bergen hadden we niet gezien - kon je de vier hellende straten van Matadi (Vinkenlaan, Zegelaan, Bloemenlaan en Volhardingslaan), als skipistes indelen naar moeilijkheidsgraad.

De Vinkenlaan en de Bloemenlaan waren de meest populaire sleepistes. Perfecte hellingsgraad, en vlot glijdend op het sneeuwtapijt, dat door ons toedoen verhard was tot een ijspiste. De Zegelaan was technisch de moeilijkste. Je diende voorzichtig af te remmen - anders lag je op schoot bij Maria in het kapelleke - maar niet te veel want je wilde toch tot in de Broekstraat geraken.

De Volhardingslaan, de naam zegt het zelf, was er één voor doorzetters en durvers. Wie geluk had, kon zijn slee naar boven laten trekken door het paard van de zoon van boer Loonbeek. Een boerderij in de Broekstraat die intussen heeft plaatsgemaakt voor appartementsgebouw. De meest behendige glijders draaiden halverwege af in de Goede Haardlaan. Mindere sleegoden belandden doorgaans in de haag van het hoekhuis. En het gat in de haag werd almaar groter, naarmate de sleepret vorderde. Gelukkig was de bewoner van dat hoekhuis een verdraagzaam mens. Of botanisch onverschillig. Of beide.

Werd er dan niet gestrooid? Oh jawel, manueel vanaf een camion van de stad en het duurde meerdere dagen tot een week voordat die vrachtwagen Matadi aandeed. De noodzaak om snel te strooien was er niet want er reden nauwelijks auto’s door de wijk. De kinderen domineerden de circulatie en daar was geen ingewikkeld verkeersplan voor nodig. De sleepret kon dus meerdere dagen aanhouden, tot zelfs de hele winter als er meerdere stevige sneeuwbuien vielen.

Kinderen leven zonder kalender, maar als het wit plaats maakt voor het groen, weten ze dat de lente in aantocht is. En een nieuw soort pret begint!

Danny Lescrauwaet

Paul van Bruysteghem

Louis mag dan wel onze beroemdste bewoner zijn, Jasper onze wereldkampioen, Dries onze Rode Duivel, … geen wijkbewoner is zo podiumvast als Paul Van Bruystegem. Geboren in 1959 in de Zegelaan 40, gekneed en gevormd in onze SKLO, vond hij zijn eerste liefje - van zijn veertien tot zijn achttien - in de Leo Dartelaan, met een eerste kus in de Grand Canyon van het Lemmekesveld. Toen hij uit Matadi vertrok, verhuisde hij naar ‘een hutje in het bos’ in Zichem en later naar Lier, waar hij een opnamestudio heeft. Nu wereldberoemd als Lange Polle of Monsieur Paul, meesterlijk bassist van Triggerfinger, the Wolf Banes, Big Bill… en muziekproducent voor vele andere groepen. Zijn zus Anne die nog in de Matadilaan woont zegt: ‘Polle noemde zijn hondje Alda, naar ons moeder. Hij vond het geweldig om te kunnen zeggen Alda, stil!’.

Twee foto’s samengevoegd: Danny Lescrauwaet en Polle van Bruysteghem in de Goede Haardlaan, mama Lescrauwaet houdt een oogje in het zeil. Uit fotoalbum
62 MATADI
Danny Lescrauwaet

6.8 LEO DARTELAAN

Al hoort de Leo Dartelaan strikt genomen niet tot Matadi, het is en blijft de koninklijke entree van de wijk. Ze werd nog vóór de Eerste Wereldoorlog aangelegd, onder de naam Rue de la Victoire, en was de aanzet tot de ontwikkeling van het braakliggend gebied achter de Ruelensvest. Ze liep van aan de Vesten - in de volksmond de Kastanjenboulevaar - tot aan Cadol. Het hogere deel van die Rue de la Victoire kreeg al in 1930 de nieuwe naam Leo Dartelaan, als eerbetoon aan de burgemeester Léon Darte tijdens wiens ambtstermijn (1921-1930) Matadi werd gebouwd.

De ééngezinswoningen in de Leo Dartelaan werden iets later dan Matadi opgetrokken door gegoede burgerij en sluiten dankzij de voortuintjes harmonisch aan bij de tuinwijk. Een uitzondering hierop vormt de vrijstaande Villa Madeleine die reeds in 1918 gebouwd werd naar ontwerp van de Leuvense aannemer en architect Alphonse Vanden Eynde en genoemd naar de dochter van bouwheer Georges Evrard. Naast die villa liet de eerste hoofdonderwijzer van de gemeenteschool Lodewijk Mommaerts voor zijn twee dochters de pittoreske tweewoonst Huize Emma en Ons Heil bouwen. Alsof het voorbestemd was, wonen in deze gespiegelde enkelhuizen nu opnieuw twee zussen: Annemie en Griet Vercruysse.

Alphonse Vanden Eynde ontwierp later ook de meeste woningen aan de overzijde van de straat onder meer zijn eigen woning Les Aubépines en ook nog Claire-Maison. Aansluitend aan Les Aubépines ontwierp hij een vijftal opbrengstwoningen: de kleurrijke, cottage geïnspireerde dubbelwoonst, twee gelijkaardige modernistische enkelhuizen en het vrij eenvoudige en strak opgevatte nummer 14 van 1938. De onpare zijde is minder homogeen met drie vrijstaande huizen, en een reeks rijwoningen.

De Leo Dartelaan is natuurlijk ook de schoolstraat van de wijk, één van de pleisterplaatsen waar (groot)ouders tussen de wriemelende buggy’s, kinder- en bakfietsen naar hun (klein)kinderen en een babbeltje speuren.

En tenslotte kreeg de Leo Dartelaan tijdens de corona-lockdown een spontaan dagelijks zangmoment, elke middag klokslag twaalf. Nu twee jaar later houdt dit mooie harmonische straatevent nog altijd stand, zij het alleen op feestdagen.

63
Leo Dartelaan, de mooie entree van Matadi.

7. MATADI VANDAAG

1998: De vijf oudste Matadibewoners worden opgehaald in een oldtimer bij de vijfenzeventigste verjaardag van de wijk.

7.1 MATADICOMITÉ

In een rondzendbrief van 15 augustus 1997 nodigde Jan Uytterhoeven zijn wijkgenoten uit om het vijfenzeventigjarig bestaan van Matadi te vieren. In een hartverwarmende respons zeiden veertig bewoners toe om mee te werken. Het Matadicomité was geboren: een tiental personen zouden vanaf dan maandelijks samenkomen om activiteiten te organiseren. Het eerste Matadifeest vond plaats in het laatste weekend van juni 1998 in het Paul van Ostaijenpark. Het beroert nu nog altijd de gemoederen en roept levendige herinneringen op: niet alleen omdat de oudste bewoners van de wijk in oldtimers werden opgehaald en door burgemeester Tobback verwelkomd, maar vooral omdat er ondanks de gietende regen gedanst werd dat het een lieve lust was. Het feest is een vaste jaarlijkse gewoonte geworden: een gezellig samenzijn

64 MATADI
Uit fotoalbum Lucas Smolders

met een karamellenloop, sport en spelletjes (een voetbal, petanque- of volleybaltoernooi), een BBQ, muziek en dans.

Een succesvol zomerfeest vraagt om een pendant in de winter. Daarom organiseert het comité sinds januari 2002 een nieuwjaarsreceptie onder de heerlijk Vlaamse naam: Druppelkot. De wederzijdse nieuwjaarswensen worden gedoopt in een assortiment jenevers, maar ook in chocolademelk en soep, de jongste jaren nog uitgebreid met hamburgers – alles tot meerdere eer en glorie van de wijk. Aanvankelijk stond er een tent in de Goede Haardlaan, de jongste jaren staat die op de Place de l’Apéro, wat het voor sommigen nog moeilijker maakt om na het goedmoedige gelag de weg naar huis te vinden.

Maar het Matadicomité is er niet alleen voor drinkebroers, het is er ook voor bollebozen. En dus organiseert het ook een jaarlijkse quiz: die vindt plaats in de zaal Patmos, het KWB-lokaal aan de ingang van de Abdij van Park, en kan regelmatig bogen op een deelname van wel veertig ploegen. De quiz bestaat uit weet- en doe-vragen, met als apotheose een muzikale slotronde. En vermits elke ploeg minstens één inwoner van de wijk moet tellen, is de slimste mens elk jaar opnieuw een Matadees. De prijzen worden verzameld door het comité, met een belangrijke bijdrage van de stad, maar in hoofdzaak van radio- en tv-makers van de wijk die grote hoeveelheden boeken en cd’s aandragen.

Leden van het Matadicomité bevlaggen de wijk met de kleuren van de oorspronkelijke luikjes naar aanleiding van tien jaar Matadifeesten.

De Breiclub van Matadi: De Priemgevallen.

Foto: Joris Goethals Uit
65
fotoalbum Lucas Smolders

Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, organiseert het comité ook rondleidingen: door de Abdij van Park met een bezoek aan de Alamire Stichting en de bijenkolonie, door de Philipssite, door het vroegmiddeleeuwse Leuven; en verder een muzikale wandeling met Lennaert Maes en Andries Boone, een Congowandeling met Bernadette Michels; en filmvoorstellingen in het kader van het Afrika Filmfestival in het boerderijtje van het Paul Van Ostaijenpark. In 2018 is men begonnen met een rommelmarkt naar het model van de Amerikaanse yard sale: een tweedehandsverkoop op straat die sommigen aangrijpen om cocktails en pizza’s te slijten. Intussen heeft het oude Matadicomité de fakkel doorgegeven aan de jonge generatie. Die heeft de bestaande traditie vernieuwd met enkele evenementen: op Halloween worden nu alle straatlantaarns in de wijk gedoofd en in samenwerking met de scouts wordt een griezeltocht uitgestippeld. Ten slotte hebben enkele vrouwen uit de wijk in de slipstream van de wijkwerking een breiclub opgezet. Een goede hals uit de wijk heeft ze bedacht met de rake naam: De Priemgevallen. En zo heeft het Matadicomité in de afgelopen decennia bijgedragen tot de bezieling van de wijk.

Het complete Matadicomité actief tussen 1997 en 2020.

Het nieuwe Matadicomité. Foto: Lucas Geeroms
66 MATADI
Foto: Lucas Geeroms

Cherine Elhalfawy: Van Cairo naar Matadi

Cherine Elhalfawy is opgegroeid in Cairo. Na haar studies internationaal recht deed ze stage in New Delhi en werd er verliefd op Sam Dauwe, een geboren Matadees, die daar ook aan de slag was. In 2019 trouwden ze en kwamen in de Volhardingslaan wonen. Het blijft wennen - vooral het weer - maar intussen volgde ze een intensieve cursus Nederlands, behaalde ze een yoga-diploma, gaf ze flexibiliteitslessen en leerde ze fietsen, iets wat mensen in het chaotische Cairo niet doen, want veel te gevaarlijk. Ze vond een job als officemanager bij een jong bedrijf voor digital imaging voor tandheelkunde. Cherine houdt van yoga, kickboxen en, haar grootste passie, paaldansen. Daarvoor zette ze een paal in de eigen living want door de coronacrisis waren dansstudio’s lang gesloten. En om Egyptisch te koken loopt ze naar Al Taj aan de Vaart voor Midden-Oosterse ingrediënten zoals wijnbladeren, okra of molokhia.

7.2 PLACE DE L’APÉRO

Als je vanaf de vest door de riante Leo Dartelaan de Matadiwijk inkomt, opent zich op de hoek van de Matadilaan een bijna majestueus vergezicht naar beneden. Maar je neerwaartse blik blijft halfweg de Zegelaan hangen aan het pleintje met zijn meer dan huizenhoge Corsicaanse dennen. Beschut door deze exoten staat er een Mariakapelletje – of is het andersom? Sinds 2002 wordt hier op een zaterdagavond in januari de nieuwjaarsreceptie gehouden: het Druppelkot. In mei 2016 kreeg het pleintje ook een boekentil: een uitgeholde boomstam met daarop een houten dak inclusief schouwpijp. De boomstam is afkomstig van een wilde kastanje – een van de vele die tot enkele jaren geleden de Leuvense vest verfraaiden, maar omwille van ziekte geveld werden. Zo is de boekentil een duurzaam voorbeeld van recyclage: zoals de boeken

De Egyptische Cherine Elhafawy, nu volbloed Matadese, op de cover van de LVN van oktober 2021.
67
Foto: LVN

uitgeleend en ingeruild worden, zo vindt de gesloopte kastanje een nieuwe bestemming als boekenhuis. Ooit was er sprake van dat het pleintje werd heraangelegd, maar dat is er nooit van gekomen. Wel heeft het een chique roepnaam gekregen: Place de l’Apéro. Vooral op zomerse dagen komen de bewoners er samen aan de picknicktafel voor een drankje, een hapje en een babbel. De kinderen fietsen en skaten op de hellende velodroom rond het plantsoentje. In de avondzon zitten mensen een boek te lezen en cirkelen gierzwaluwen door het zwerk. En voor dit boek bood de Place de l’Apéro de wekelijkse redactietafel. Gelegen aan de kruising van de Zegelaan met de Goede Haardlaan, kan het pleintje misschien terecht de haard van de wijk genoemd worden.

Mark Schaevers

Aan pennenlikkers geen gebrek in de Matadiwijk, maar geen heeft de Gouden Uil gewonnen, tenzij Mark Schaevers. Mark kwam met zijn vrouw Tine in 1991 in de wijk wonen en was toen al actief in de uitgeverswereld – als redacteur en als publicist. Met trots herinnert hij zich dat hij in 1985 al zijn medewerking verleende aan Stadsboek Leuven, publicaties over de sociale huisvesting in Leuven. In het begin van de jaren tachtig wordt hij redacteur bij Kritak. Samen met Frank Vandenbroucke, Luc Huyse en Jaak Brepoels verzorgt hij onder meer de publicatie van Eeuwige dilemma’s: honderd jaar socialistische partij. Later treedt hij toe tot de redactie van De Nieuwe Maand en het door Herman de Coninck opgerichte Nieuw Wereldtijdschrift. In 1989 doet hij de overstap naar Humo, van 1996 tot 2000 is hij hoofdredacteur van de Standaard der Letteren om daarna weer terug te keren naar Humo. Zijn interesse in politiek blijft groot,

68 MATADI
Gezelligheid op de Place de l’Apéro.

hij behaalt de Dexia-persprijs met De memoires van Wilfried Martens, maar gaandeweg richt hij zich meer op literatuur. Hij interviewt de drie grote auteurs W.F. Hermans, Harry Mulisch en Cees Nooteboom, maar ook internationale bekendheden zoals de Israëlische auteurs David Grossman en Amos Oz of de Britse journalist Robert Fisk, naar eigen zeggen de enige westerling die ooit Osama bin Laden gesproken heeft. Voorlopig hoogtepunt van deze indrukwekkende carrière is de Gouden Uil, de literatuurprijs die hij in 2015 won met Orgelman, een biografisch werk over Felix Nussbaum, een DuitsJoodse schilder, die in de jaren dertig als balling in België leefde en in augustus 1944 in Auschwitz een anonieme dood stierf. Momenteel bereidt Mark een biografie voor van duivel-doet-al Hugo Claus.

Opgeruimd leven: zo luidt de titel van een van de boeken die Eva Brumagne (Zegelaan 35) geschreven heeft. Die titel zegt veel over wat haar in het leven bezig houdt. Opruimen is ruimer maken, verwijderen en vrijmaken. Ze noemt het een soort van minimalisme: ‘het materiële loslaten’, zegt ze, ‘want alles wat je bezit – gebruiksdingen, meubels, kamers – moet je onderhouden, en dat kost tijd, tijd die je niet meer hebt voor belangrijkere dingen: de relatie met je partner, kinderen, vrienden, buren en jezelf. Onze tijd is beperkt, dus we moeten naar een evenwicht zoeken.’ Die zorg heeft Eva geleid in haar engagement voor het feminisme. Sinds 2011 is ze algemeen directeur van de Kristelijke Arbeiders Vrouwenbeweging, een organisatie die onder haar bestuur omgevormd werd tot Femma. Meer dan het vroegere KAV doet Femma aan sensibilisering: een belangrijk werkpunt nu is het streven naar collectieve arbeidsduurvermindering. Die strijd ligt eveneens in het verlengde van haar inzet voor ‘opgeruimd leven’. Onze ecologische voetafdruk verkleinen, consuminderen, gelijke kansen voor mannen en vrouwen: die grote hedendaagse bekommernissen horen samen, aldus Eva. Ze schrijft nu een boek over wat ze noemt: ‘gedeeld eigenaarschap in het huishouden’. Hoe kan het traditionele gezin – de levensgezellen en de kinderen – betrokken worden bij het huishouden? Zouden we kinderen niet meer bij het dagelijkse huishouden moeten betrekken, liever dan ze op te zadelen met een eindeloze reeks hobby’s?

Eva is in 2003 met haar toenmalige man in de wijk komen wonen. Sinds 2016 woont ze samen met Karolien. Haar ideeën blijven niet alleen theoretisch van aard, maar leiden voor haar (en haar huisgenoten) naar een engagement in de wijk, met een concrete zorg voor de buren. En wat gedeeld eigenaarschap betekent, zie je aan de wandelingen met de hond die telkens aan een ander lid van het huishouden te beurt vallen.

69

8. MATADI MORGEN

70 MATADI
Foto: Johan van Cutsem
71

In de Vlaamse Inventaris Onroerend Erfgoed staat te lezen dat de tuinwijk Matadi sinds 8 oktober 2021 ‘vastgesteld bouwkundig erfgoed’ is. Dat klinkt geruststellend: de wijk wordt goed geconsolideerd. Maar is dat ook zo?

Wat vooral opviel bij het maken van deze Straathistories: alles evolueert. Elke woning bezette een plek die voordien nog weide, hoving of wijngaard was. Bouwmaatschappij De Goede Haard veranderde beeld en aanzien van de wijk door luiken weg te nemen, cementen deur en raamomlijstingen aan te brengen, zinken goten te vervangen door houten dakranden… En bovendien transformeerden de meeste woningen op eigen tempo: binnenmuren en schouwen verdwenen, badkamers en toiletten verschoven, oorspronkelijke deuropeningen verplaatsten, aanbouwen werden bijna de regel en gevels werden opgelapt om verbouwingen te maskeren of modieuzer te maken… In voortuinen vervingen lage muurtjes vaak de karakteristieke hagen, soms met twee pilasters of een poortje. Boompjes in de Zegelaan werden gerooid en later teruggeplaatst, gaslantaarns maakten plaats voor elektrische verlichting, de telefooncel verdween en werd vervangen door Telenetconnectoren, laadpalen en een Bpost-box …

Dus rijst de vraag: wat volgt?

Matadi kan maar een levende wijk blijven als ze anticipeert op voortdurende ontwikkelingen. Ook Matadi zal moeten nadenken over thuiswerken, nieuwe gezinssamenstellingen, de postordermarkt, de deeleconomie…

En over water. Vermits Matadi op een helling ligt en de huizen niet direct naast de straten, zullen onderlopende kelders wellicht uitblijven. Maar volstaan onze riolen bij een regenbom? Het Cadol waterwinningsgebied biedt zeker mogelijkheden om het Matadiwater op te vangen in wadi’s en traag door de bodem op te laten nemen. Daar liggen kansen voor waterspel, recreatie, herstel van het broek, nieuwe ecosystemen …

En over warmte. De temperatuur stijgt en zal blijven stijgen. De voor de hand liggende oplossing heet airco, maar de keerzijde van dit wooncomfort is geluids- en warmtelast voor de wijk, en een zware energielast voor de samenleving. Voor een vakantie kijken we vaak uit naar een geschikt microklimaat. Willen we dat ook niet in de wijk? We kunnen immers veel doen tegen het hitte-eilandeffect: meer groen, vooral bomen (zoals er initieel in alle tuinen stonden), afstromend water vasthouden… Meer ontharding ook. Op de initiële plannen van de gebroeders Jotthier werd van de totale oppervlakte slechts 20 procent bebouwd; de overige 80 bleef onverhard, tot zelfs de straten en de nog niet bestaande trottoirs. Nu is die verhouding helemaal omgekeerd en is de onverharde oppervlakte geslonken tot minder dan veertig procent. Is het niet heilzaam voor de wijk om resoluut een betonstop in te stellen? In veel steden in het zuiden vinden we ook gemeenschappelijke

En juist die verandering is de enige constante.
72 MATADI

schaduwplekken in de vorm van grote daken, met een fris fonteintje, op een open plek. De bomen op de Place de l’Apéro zijn versleten …!

En over koude. Onze woningen moeten efficiënt verwarmd worden. Een warmtenet dient zich niet aan. Voor BEO-velden zijn de tuinen te klein. CO2-vrije elektriciteitsproductie stoot op grenzen. Verwarmen zorgt voor broeikasgassen en nadelige effecten op de internationale energiebalans. De woningen isoleren langs de binnenzijde is geen optie. De afmetingen zijn te beperkt én het gaat ten koste van de warmtecapaciteit van de bakstenen muren, waardoor de zomerse opwarming nog hinderlijker wordt. Anderzijds is Matadi terecht een erfgoedwijk. Dat brengt mee dat de beeldwaarde moet gekoesterd en bewaakt worden, wat isoleren langs de buitenzijde ook niet evident maakt.

En over mobiliteit. De wijk telt anno 2022 meer auto’s dan huizen. Vele huizen hebben een garage maar die wordt gebruikt als stapelruimte. Auto’s, die nu niet meer roesten, kunnen rustig buiten slapen, maar daardoor lijkt de wijk heel erg op een parking. Ouderen denken met heimwee aan de busverbinding via lijn vijf met halte in de Broekstraat. Een voorzichtige tegenbeweging is ingezet met een Hoppin-mobipunt onderaan de Volhardingslaan met fietsenstalling en een elektrische deelfiets, een laadpaal …

En over samenleven. Na honderd jaar is Matadi van een wijk pour les employés geëvolueerd naar een wijk voor de begoede middenklasse. De huizen zijn duur door de ligging in de berm van de stad en door de flexibiliteit om de kleine, lichte huizen te verbouwen tot vrij luxueuze residenties. Dat zet soms druk op burenrelaties en komt de sociale mix niet ten goede. Uitvliegende kinderen van Matadi hebben het zeer moeilijk om hier een nieuw nest te vinden.

Matadi blijft tot op vandaag een bijzonder aangename wijk om te wonen. Maar hoe klinken onze histories over de toekomst? Wanneer maken we die? Wie voelt zich aangesproken? Hernemen we de traditie van Matadezen die kissebissen over de kwaliteit van kasseien, de beste bomen en de juiste verlichting, de dure vertragingsbult en de verkeerscirculatie …?

Bijgevolg dringt zich een vraag op: Moet Matadi blijven rijpen als een eerbiedwaardige senior? Of durft Matadi de schok herhalen zoals in 1922 toen jonge geesten de vooruitstrevende tuinwijkgedachte naar Leuven brachten? Kan Matadi opnieuw de toon zetten met een drastische verandering die er uiteindelijk sowieso zal komen?

Boeiende

vragen voor Matadi, op de drempel van zijn
73
tweede eeuw.

NAWOORD COLOFON

Zoals we al in de inleiding schreven, heeft dit boekje inspiratie gezocht zowel in wat Matadi is als in wat het teweegbrengt. Velen hebben met ons meegeschreven aan ons wijkverhaal en zo kleur gegeven aan onze woonhistories over en van Matadi. Waarvoor dank. Bij het schrijven van dit boekje kregen we hulp van vele mensen via gesprekken, mails, foto’s… Sommigen vinden hun naam vermeld in de teksten, anderen niet. Die willen we hier, in alfabetische orde, nog speciaal danken. En niet te vergeten: ook alle mensen die we in dit overzicht even vergaten.

Annemie en Griet Vercruyssche, Annemie Obbels, Anny Uytterhoeven, Bea Vanlangendonck, Bjorn Valée, Denise Vandevoort, Dieter Stroobants, Dirk Baro, Dirk en Leen Wyseur, Eric Derycke, Fernand Parmentier en Lea Smets, Geert Verheyen en Anneke Steegen, Georges Hedebouw, Godfried Sablon en Bernadette Michels, Hilde de Wit en Arnout Horemans, Hugo Beersmans en Bea Vandewiele, Hugo Dehennin, Hugo Geeraerts, Jan Dufour, Jan Vermeyen, Jasmien Goethals, Jo Boey en Roos van Mullem, Jo en Kristel Bastiaens, Johan Van Cutsem, Johan Verberckmoes, Joke Schroeders, Jona Van den Bossche, Jona Vander Elst, Joris Van Damme en Heidi Mertens, Karel Devijver, Kato Mennens, Kris van Boechout, Kristiaan Magnus, Lalo Gonzales, Lalynn Wadera, Lieve Albers, Louis Vos, Luc Noterman, Luc Tirez, Lucas Smolders, Marc Derez, Marc Vroonen, Marcel Rademakers en Ingrid Verdonck, Marika Ceunen, Martine Pattyn, Mathieu en Rita Voets, Mathieu Stuyven, Kathleen Catteeuw en Jolien Stuyven, Mia Brugmans, Nelly Cox, Nils Roofthoofd, Patrick Verboven en Katrien Dauwe, Patrick Rummens en Danielle Vandenbosch, Paula Vandebosch, Peter van Assche en Chris Coenegrachts, Pierre Swiggers, Ramon Kenis, Sonja Depret, Stefan Van Lani, Stephan Keukeleire en Klaartje Proesmans, Walter Rogge, Wim Thielens.

Redactie:

Dirk De Schutter, Bob Pleysier, Jan Schreurs, Jan Uytterhoeven, Tom Van Puyenbroeck

Eindredactie: Erfgoedcel Leuven

Druk: Drukkerij Van der Poorten

Design en Layout: Sweetbee BV

Wettelijk depotnummer: D/2022/466/3

Afbeeldingen:

het archief van de Abdij van Park, de Erfgoedcel Leuven, het Stadsarchief Leuven, het Leuvens Historisch Genootschap, het archief van Rik Uytterhoeven, foto’s uit de fotoalbums van vele Matadifamilies, Lucas Geeroms, Johan Van Cutsem, Bas Schaevers, Benjamin Laureys, Joris Goethals, Johan Rohaert, Johan Jacobs, Bob Pleysier, Jan Schreurs, Bas Schaevers, Eric Derycke en uit diverse publicaties.

Fotobewerking:

Michaël Cloet

Tekening: Reinhart Croon

We hebben ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden te respecteren. In principe zijn alle beelden opgenomen met toestemming van diegene die de auteursrechten bezit. Indien je meent dat het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met de erfgoedcel Leuven zodat dit kan worden rechtgezet.

Verantwoordelijke uitgever: Jan Uytterhoeven, Vinkenlaan 20, 3001, Heverlee

Jaar van uitgave: 2022

Deze Straathistories is een realisatie van de buurtbewoners van Matadi met steun van Erfgoedcel Leuven

74 MATADI

BIBLIOGRAFIE

Analoge bronnen

Bradt S., ‘H2O: van bron naar gebruiker. De geschiedenis van de waterdistributie in Leuven in de 19de eeuw’, in: Arca Lovaniensis, 32, 2004, p. 115-224.

Buys J. e.a.: Herleven. Leuven na 1918, Stad Leuven, Leuven, 2018.

Coopmans A. en Uytterhoeven H.: Heverlee in oude prentkaarten Europese bibliotheek, Zaltbommel, deel 1 (1974) en deel 2 (1982).

De Goeyse M.: O Vrij Studentenheerlijkheid. Historischestudentikoze schetsen, Universitaire Pers Leuven, 1987.

De La Rivière J.: De Dijle in Leuven, een vloek en een zegen. Een relaas van 115 jaar waterbeheersing 1891-2006, Vlaamse Milieumaatschappij, Leuven, 2006.

De Ley G., Geuens J. en Pauwels D.: Matadi, de Goede Haard? Onuitgegeven verhandeling Burgerlijk Ir. Architect, KU Leuven, 1984.

Exelmans L.: Analyse van bestaande woningen in een beperkt weefsel vanuit een morfologische typologische aanpak (Matadi-wijk), Onuitgegeven verhandeling Burgerlijk Ir. Architect, KU Leuven, 1983.

Goossens Y.: De Geschiedenis van de gemeenteschool van Park Heverlee 1891-1977, Eindeverhandeling Hoger Opvoedkundige studiën, Leuven, 1991.

KVHV Leuven: Honderd jaar ons Leven, KVHV-nationaal, Leuven, 1989.

Leuven Historisch genootschap: Leuven Historisch/ driemaandelijkse nieuwsbrief, jrg. 18, nr. 69, juli 2021.

Mansion J., De Flou K. en Carnoy A. J.: Inleiding tot de studie van de Vlaamsche plaatsnamen, Standaard, Brussel, 1929.

Pattyn M.: A destination for many a home for some. Wonen in stijl in het nieuw Kwartier en in Matadi, Opleiding stadsgidsen Leuven, 2019-2020.

PvO-comité: Paul van Ostaijenlaan. Je komt er wonen om nooit meer te vertrekken, 2020.

S.n.: Goedkoope Woningen, De Nieuwe Tijd, 14 mei 1922.

S.n. : Le Journal des Petites Affiches, 15 januari 1922 en 16 december 1923.

S.n., Het Laatste Nieuws, 9 mei 1922.

S.n.: 100 jaar Waterleiding 1890-1990, Stad Leuven, Leuven, 1990.

S.n.: Matadi zwaait wijkpoorten open, Het Nieuwsblad, 11 juli 1998.

Uytterhoeven R.: Leuven Weleer. Deel 6: Op de Westhelling en langs de Vesten, Standaard, Leuven, 1990.

Uytterhoeven R. en Moria C.: Heverlee 1846-1976. Evolutie in woord en beeld, Acco, Leuven, 1996.

Van Ermen E., Vanhove L. & Van Lani S., Kaartboek van de Abdij van Park 1665, Brussel, 2000.

Verheyden W.: Natuur in Leuven, Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw, Leuven, 2012.

Vos L., de Wever B. en Weets W.: Vlaamse vaandels, Rode petten. 100 jaar KVHV, Pelckmans, Leuven, 2002.

Willems A.: Een historisch-etymologisch en verklarende wandeling doorheen de studentcodex, 2002.

Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven: Catalogus van de tentoonstelling, 16 februari – 2 april 1976, Acco, Leuven, 1976.

Digitale bronnen

Digitale databank van de krantencollectie van het Stadsarchief

Leuven: www.krantencollectie.be

Inventaris Onroerend Erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/302709

Oude digitale kaarten: www.geopunt.be

Website van de Matadiwijk: http://www.matadiwijk.be/

75
Zelf interesse in Straathistories? Kijk op www.erfgoedcelleuven.be/straathistories en neem contact op met de Erfgoedcel. aat Volmolenlaan Volmolenlaan KardinaalMercierlaan Dreefstraat Waversebaan Ze epweg Hovenie sdreef StanislasDeRijcklaan J . Eerdekensstr. Groenstraat Erasme Ruel enspark Broekstraat ConstantinMeunierst. Elzasgang Eugène Gilber tstr MariaVan Belstraat Constantin Meunierstr. Emile Mathieustr P.J . Verhaghenstr . PaulLebrunstraat Familie De Bayostraat S c h a p e n s t r a a t Ooiendonk Sint-Beggaberg S i n tQ ui n t e n sbe r g kBegijnhoferkstraat Rechtestraat M i d d e n s tr. M i d d e n s t r. B o v e n s t r eR c h t e s t r a a t A l bert Giraudstr. EmileVanArenberghstraat S c h a p e n s t r a a A erik L i ntstraat V na ’ t S esti Rapengang F . Vermeylenstr . Nensst r . Weldadigheidsstraat Weldadigheidsstr . Brabançonne -straat L e o D a r t el aa n Paul van Ostaijenlaan Broekstraat V o l ha r d ing s laa n Bloemenlaan GoedeHaardlaan Zeg e laan Matadilaan Vinken laan Hoven iersdreef Broekstraat Hoveniersdreef B e e k l a a n Verkoritngst r . G e l d e n a a k s e b a a n Pa u l van Ost aijenla a n Philipssite Geldenaaksebaan FrederikLintstraat Nieuwe Kerk HenriRegastraat B r a b a n ç o Naamsevest ErasmeRuelensvest Naamsesteenweg Tervuursevest vest Tervuursevest Parkstraat Hendrik Consciencestraat Na a m s e s t r a a t Erasme N aam sep oo r t Pa r kp oo r t Paul Van Ostaijenpark Buurtpark Cadol Sportoase Philipssite Dijle Molenbeek

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.