vrijzinnig antwerps tijdschrift
[ 41 ]
Jacinta De Roeck
Uit het leven gegrepen…
Ons Marraineke en haar oogappel
O
ver ons vader en Marraineke werd er niet veel overgeleverd. Niet mondeling, niet schriftelijk. Zij trok bij Vake en ons papa in toen die laatste al duchtig aan het puberen was. Papa te lang zonder moeder. Vake verdronk zich in zijn werk na de dood van zijn grote liefde. Ze bleef in het kinderbed van ‘kindje De Roeck’, zoals op het familiegraf staat. Schoonselhof, vak Q. Papa was zes, zijn broer en zussen veel ouder. Al getrouwd of het huis uit. Papa voedde zichzelf op. Met sigaretten en chocolade, veel en zwart. Zo overddig dat de kleur zicht vastzette in zijn vel. Toen Marraineke introk ging er een schok door de familie. Vake hertrouwde voorwaar met zijn secretaresse. Zo iets gebeurde toen alleen in romannekes. Erger, in stationsromannekes. Of in de romans van Konsalik. Zij besefte dat de aanspreking ‘moeke’ voor eeuwig bezet was. Ook al was hun moeke al jaren niet meer. ‘Marraineke’ werd door iedereen aanvaard. Letterlijk en figuurlijk. Lag trouwens kort bij haar voornaam Germaine. Ze ging aan het heropvoeden. Met vriendelijke doch strenge hand. Chocolade en ook sigaretten werden aan banden gelegd. Het mocht nog, al was Eddieke echt nog veel te jong voor al dat ‘gesmoêr’, maar met mate. Papa was een koppigaard. Sinds dat gedeeltelijke verbod rookte hij nooit nog in haar bijzijn. Chocolade eten ook al niet. De feesten - Kerst, Nieuwjaar en Pasen - werden ‘l’histoire se répète’ dagen, ten huize van. De dag voordien werden wij drie deroekskes ingepeperd. De verboden to say’s en to do’s. Ons papa rookte niet. Verstaan? Wij knikten alle drie om ter hevigst. Hij lustte ook geen chocolade. Verstaan? En zeker gene zwarte. Verstaan? We knikten alle drie om ter heftigst. Gehoorzamen geboden op risico van levenslang huisarrest. Of erger nog, onkruid wieden, we hadden een zeer grote tuin, de enige alternatieve straf die hij kende. Papa nam het ‘dialoog’ opvoedingsmodel van Marraineke niet over. Discipline moest zijn, meegebracht uit Melsbroek. Het leger waar hij ‘lag’. Na
het eten was het zo ver. Marraineke, een vrouw van de wereld want uit ‘tStad, diepte haar rooketui op uit haar onafscheidelijke Dupont. ‘Wilde e sigaretteke, Eddieke?’, een twinkel in haar ogen, zwart aangezet, zoals de wimpers. ‘Neje, Marraineke, ge wèttoch da ekik ni smoêr.’. Wij kinderen keken samenzweerderig naar die twee tegenover ons. We zagen mama en papa na het eten altijd hun sigaretje ‘smoêren’. Marraineke keek ons aan, vragend. We knepen onze smoeltjes toe tot een streep. Knikten zo heftig dat onze koppekes er bijna afvielen. Dan kwam het dessert eraan. In haar verhalenbundel ‘Zonder Altijd, en zeker ondergoed’ schrijft Jacinta De Roeck met Pasen, veel chocola. Dat over de momenten in haar leven die zwarte goud waar hij zo zot van indruk maakten. In 2007 studeerde was en bleef tot het einde toe. ze een tijdje in Salamanca. ‘Wilde meine sjokolat, Eddieke Aangespoord door enkele vrienden schreef ze haar belevenissen schàt?’, een twinkel in haar neer in een blog. Nadat ze in 2009 ogen. ‘Neje, Marraineke, ge verhuisde naar Antwerpen en in wèttoch da ekik giene sjoko2014 ging werken in Brussel nam ze lat mag. Zeker giene zwette.’. die wekelijkse schrijfgewoonte weer Wij kinderen knepen onze lipop. Het waren de ‘struikelingen’ pen nog meer toe. We zouden in haar leven die haar aangezet niet durven de zwijgplicht brehebben om te schrijven. ken. Zelfs niet als Marraineke Het gepakt worden door het ons erover ondervroeg, onder leven en wat er nog in haar acht ogen. Zeggende dat ze levensrugzak zit aan nostalgie ‘het’ wel wist. en heimwee, schrijft ze neer. Verhalen, cursiefjes met een Die twee, ze bleven het kern van waarheid en evenveel spelleke spelen, jaren aan een overdrijven, in de twee richtingen. stuk, tot aan zijn dood. Papa Want dan pas is een verhaal de vertrok eerst. Marraineke vermoeite waard om geschreven te werkte dat nooit. De dood van worden. Om gelezen te worden. Vake, jaren eerder lukte nog. De dood van papa niet. Niet ‘Wonen doe ik in Antwerpen, werken veel later volgde ze. Die twee, in hartje Brussel. Pendelen tussen beste vrienden tot het einde toe. de twee. Dan pakt het leven je Stechelende vrienden. Plagen zo nu en dan. Met mijn ogen en is om… en zo is da. Deze appel oren in het vandaag en nu. Mijn hoofd en lijf nog te vaak in het hier viel niet ver van die kopverleden en toen. In Zuid-Limburg pige plagende boom. waar mijn familie en vrienden leven. Een oude boom verplant je niet. Ik ben zo een oude boom.’
We knepen onze smoeltjes toe tot een streep