3
#
nr. 03 / 2021
Vakblad Asset Management
SAMENWERKING
Allianties in Asset Management
Fieldlab SAMEN Connectivity Minder storingen, schonere haven
Wij begrijpen hoe u streeft naar een constante productkwaliteit en optimalisatie van uw kosten.
STABILITEIT + CONTINUITEIT U bent er altijd van verzekerd dat u voldoet aan uw veiligheids- en kwaliteitseisen in een consistent proces.
80%
van de huidige kalibratie-intervallen optimaliseren
Meer informatie: www.eh.digital/3qiXYuW
Verbeter de beschikbaarheid van uw installatie en garandeer de kwaliteit met een optimaal kalibratieproces. • Gepatenteerde, industriegerichte methodes om uw kalibratieplan
te optimaliseren
• Wij zijn een toonaangevende producent van procesinstrumentatie -
gekwalificeerd om kalibraties uit te voeren
• Onze wereldwijde, geharmoniseerde kalibratiestandaarden zorgen
voor een consistente servicekwaliteit
3
#
nr. 03 / 2021
Colofon VAM is het vakblad voor Asset Management in Nederland. Concept en realisatie Elma Media B.V. Keizelbos 1, 1721 PJ Broek op Langedijk 0226 33 16 00 www.elma.nl Art Director Kim Speleman Martijn van der Wielen Hoofdredacteur Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO VAM is een uitgave van de NVDO Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud Lange Schaft 7G Postbus 138, 3990 DC Houten 030 634 60 40 www.nvdo.nl info@nvdo.nl VAM is een samenwerking met www.worldclassmaintenance.com https://itanks.eu Auteurs Pieter Pulleman (ROC Tilburg-Techsharks en Connectivity RWS-SPIE) Evi Husson (Minder storingen en schonere haven) Mark Oosterveer, iTanks (Inspire; piloting) Sandra de Bont Votob Academy (Veilig Werken) Iris Kruisweg (Ontmoet) WCM (Fieldlab SAMEN) ©Movares (Rotterdamsebaan) Fiona van Kessel (MIRA en Voltachem) Ellen den Broeder-Ooijevaar Redactie; John van Rooij (Ideo), World Class Maintenance (WCM), iTanks Druk Elma Media B.V. Advertentie-exploitatie Elma Media B.V. Silvèr Snoek - Sales Manager 0226 33 16 67 - s.snoek@elma.nl
VOORWOORD <
1 Mier trekt nooit naar een lege mierenhoop Een mierenkolonie of volk bestaat uit vrouwtjes, koninginnen en werksters, slaven en mannetjes. De mieren zijn insecten die behoren tot de vliesvleugeligen, maar enkel de mannetjes en koninginnen hebben vleugels, de werksters blijven vleugelloos. Iedereen heeft zijn eigen taak en moet die naar behoren uitoefenen. In zo’n kolonie is samenwerking cruciaal! Wanneer een vrouwtje een kolonie overneemt, heet dit ‘sociaal parasitisme’. Ze wordt opgenomen door vreemde soortgenoten en geniet dezelfde status als de eerste koningin. Het voordeel hiervan is dat het volk nu twee of meerdere koninginnen heeft en de kolonie sneller en veiliger kan groeien. De term koningin is op zich wat misleidend, ze ‘regeert’ niet echt. De mieren worden namelijk geleid door hun uitgekiende systeem van samenwerking. Eén van de meest opvallende eigenschappen van mieren is dat ze zeer gestructureerd voedsel kunnen zoeken en dit vervolgens ook maximaal kunnen benutten met de volledige kolonie. Hoe weten mieren waar voedsel te vinden is? En hoe komt de hele kolonie te weten waar een voedselbron te vinden is wanneer één mier een voedselbron gevonden heeft? Mieren communiceren door middel van geurstoffen genaamd feromonen en natuurlijk door middel van geluid. Eigenlijk zijn het net mensen, werkende mensen. Het begin van de samenwerking is bij ons echter niet altijd de koningin die het eerste eitje legt. Dat kan net zo goed een werker op de werkvloer zijn of een gezamenlijk idee (eitje) dat spontaan tot stand komt. En daar gaan we dan gestructureerd mee om zodat we, als een mierenkolonie, gaan samenwerken. Een voorbeeld; Antea Group en Significant slaan de handen ineen voor duurzaam inkopen en aanbesteden. Hiervoor ondertekenden beide partijen onlangs een intentieovereenkomst. Samen willen ze (semi)publieke organisaties nog beter helpen hun maatschappelijke ambities te realiseren op het gebied van milieu, infrastructuur, stedenbouw en water. Mooi toch dat dit soort projecten kunnen slagen als we maar met elkaar samen werken? De samenwerking tussen bedrijven, overheid en kennisinstellingen wordt steeds belangrijker om relevante kennis te ontwikkelen. TU Delft Industrieel Ontwerpen heeft hier veel ervaring in opgedaan door een breed scala aan projecten met het bedrijfsleven en publiekprivate samenwerkingen. Zo is het mogelijk voor bedrijven om mee te doen aan studentenprojecten in het onderwijsprogramma, zijn er mogelijkheden voor gecombineerde projecten (met studenten en onderzoekers) en kunnen structurele samenwerkingsverbanden worden aangaan waarbij promovendi, postdocs en/of senior onderzoekers worden ingezet. Het klinkt logisch, een mierenkolonie doet niet anders, Bouwen doe je samen. In de praktijk willen en doen we dat ook wel, maar het slaagt alleen als je je eigen belangen niet voorop stelt. En vertrouwen tussen opdrachtgever- en nemer is natuurlijk cruciaal. Vermijd defensief gedrag, schuif de risico’s niet door en dreig al helemaal nooit met juridische stappen. Een betere samenwerking in de keten is enerzijds een kwestie van organiseren en het creëren van tijd en aandacht om gezamenlijk af te stemmen wat iedereen van elkaar verwacht. Anderzijds vraagt betere samenwerking om aanpassing van gedrag door personen en teams. Het organisatorische deel, zoals het maken van samenwerkingsafspraken, is het gemakkelijkste stuk. Net zoals voor de mierenkoningin het makkelijkste stuk het leggen van het eerste eitje is. Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO 3
VAN DE VOORZITTER <
Samen werkt het beter Asset Eigenaren en beheerders staan voor een complexe opgave. Infrastructuur zoals wegen, waterwegen, spoor, buisleidingen en elektriciteit en ook de industrie installaties moeten 24/7 beschikbaar zijn en de veiligheid moet worden gegarandeerd. Maar, er moet ook ruimte zijn voor nieuwe functies en innovatie. En dat alles binnen scherpe financiële kaders. Onze maatschappij wil van alles, maar accepteert het niet als activiteiten tot overlast leiden. Het is niet alleen een technisch vraagstuk, maar vooral ook een beleidsmatig en organisatorisch thema. Door vanuit strategische doelstellingen te werken, is een integrale afweging mogelijk. Het komt aan op beter organiseren, beter presteren én beter samenwerken. Asset eigenaren en beheerders moeten er in eerste instantie voor zorgen dat de huidige functionaliteit wordt gewaarborgd. Binnen financiële kaders moet instandhouding op orde zijn. Dat vraagt om een zekere mate van standaardisatie van werkzaamheden en objecten en doorborduren op beproefde methoden en bewezen technie-
‘
‘Hard werken is goed, samenwerken is beter’
4 juli 2021
ken. Er moet echter ook ruimte worden gecreëerd voor nieuwe ontwikkelingen en inzichten, bijvoorbeeld voor innovatie op het gebied van duurzaamheid en circulariteit. Beheer, onderhoud en het continu verbeteren van infrastructuur en industriële installaties is niet een of-of-opgave, maar een en-en-opgave. Dit vraagt om integrale afwegingen: vooruit denken, investeren, combineren, iets naar voren halen, of iets bewust niet (of later) doen. Traditioneel technisch beheer met vaste onderhoudscycli en beslissingen die vaak reactief worden genomen, loopt tegen grenzen aan. Men is gewend te werken vanuit zekerheid. Deze vertrouwde aanpak voldoet steeds minder om aan de vele uitdagingen te voldoen. Bovendien blijven de kansen om met investeringen een sprong voorwaarts te nemen vaak onbenut. Een toekomst gerichte aanpak vraagt om een Asset Management organisatie. Zo’n organisatie beweegt mee met de veranderende omstandigheden. Er is meer ruimte voor verkenningen, onderzoek en experimenten. Samen met de stakeholders worden de activiteiten gepland en uitgevoerd. Bij goed Asset Management komen 3 pijlers samen: organiseren, presteren én samenwerken.
’
In de organisatie van Asset Management worden relaties gelegd tussen de prestaties, kosten en risico’s die met beheer, onderhoud en ontwikkeling zijn gemoeid. Als dit goed is georganiseerd, kunnen vanuit de centrale doelstellingen onderbouwde beslissingen worden genomen over de te besteden middelen en de in te zetten capaciteit. Strategischer, meer integraal en gericht op de lange termijn. Betere prestaties beginnen bij het operationeel maken van doelstellingen. Als die doelstellingen meetbaar zijn en worden geregistreerd, kan er bijgestuurd worden en onderbouwde keuzes worden gemaakt. Betere samenwerking gaat zowel over het verbeteren van de interne samenwerking binnen de organisatie, als ook betere samenwerking met de stakeholders. Asset Management staat of valt bij samenwerking tussen de disciplines binnen de organisatie op basis van gezamenlijke doelstellingen. Dus niet meer sturen op afdelingsdoelstellingen zoals: laagste prijs (inkoop), onderhoudsbudget, productiecijfers, aantal FTE’s, etc. Als dit op orde is, heeft de samenwerking met aannemers en overheidsinstanties een gezonde basis gekregen en zal ook deze samenwerking duurzaam blijken te zijn. Bas Kimpel Voorzitter
Inhoud
03 Voorwoord
04 Van de voorzitter 08 Langdurige samenwerking als basis voor een kwalitatief netwerk
12 Allianties in Asset Management > De oude Grieken, de VOC en de Maffia. Alle drie aansprekende voorbeelden van partijen die het samenwerken tot in de puntjes beheersten.
17 Kort 20 Europees consortium verbetert gerobotiseerde inspecties en -onderhoud
26 Samenwerken is balanceren
30 Onderwijs, Bedrijfsleven en Overheden 32 Samenwerking leidt tot minder storingen en een schonere haven
48
38 Centrale leer-werkplek in cyber physical factory ‘neusje van de zalm’ in Nederland 44 Met Rijkswaterstaat naar een vitale infrasector
Better safe than sorry
52 Cursuskalender
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56
06 Damon Visser > Een alliantie, of bondgenootschap is een verbond, of contract tussen bedrijven, om een gemeenschappelijk voordeel te behalen.
Robots nemen het werk niet over, maar werken met de mens samen
Nieuwe entree voor Den Haag
14
18
Het zoeken is vooral naar business innovatie 23
Samenwerking; Allianties in Asset Management 29
Samenwerking met Bedrijfsleven boekte succes 31
Kort
35
Elkaar op een organische manier helpen en scherp houden 40
Juist de fossiele industrie zou hernieuwbare energie bronnen moeten omarmen 46 Hoe samenwerken met partners?
Casus
50
54 5
ww
6 juli 2021
Damon Visser Foto: privé collectie
ONTMOET Damon Visser <
Wie
Damon Visser
Wat
Mede-eigenaar en oprichter van Promaint
Een alliantie, of bondgenootschap is een verbond, of contract tussen bedrijven, om een gemeenschappelijk voordeel te behalen. Het is soms beter om een samenwerking aan te gaan, bijvoorbeeld door het uitbesteden van onderhoud, omdat kennis en expertise van een externe partij gewoonweg groter is. Damon Visser is mede-eigenaar en oprichter van Promaint, een Asset Management en onderhoudsadviesbureau op het gebied van beheersen en continu verbeteren van onderhoudsprocessen. Tevens is hij docent bij de NVDO Maintenance Academy van de cursus Uitbesteden van Onderhoud. Visser is een actieve man, besteedt veel tijd aan zijn werk, gezin en sport. Hij is triatleet, doet graag mee aan races en traint hier hard voor. Visser ziet dat organisaties Asset Management opnemen in hun visie of doelstelling, maar in de praktijk ziet hij organisaties worstelen om dit goed van de grond te krijgen. Het ontbreekt soms aan middelen, capaciteit en specifieke kennis. Visser helpt zijn klanten met het inzichtelijk maken en verbeteren van verschillende aspecten binnen Asset Management. Tijdens het doceren van de cursus Uitbesteden van Onderhoud merkt Visser dat de samenwerking tussen verschillende afdelingen binnen de organisaties van de deelnemende cursisten ontbreekt, waardoor deze niet goed op elkaar inspelen. Dit is het geval bijvoorbeeld bij de inkoop- en technische dienst tijdens aanschaftrajecten. Ook de samenwerkingen met leveranciers hebben een belangrijke rol. Soms weet een organisatie namelijk zelf niet wat het beste product is. In dat geval is het verstandig om advies uit de markt op te halen. Promaint is onder andere gespecialiseerd in het goed verwoorden van de vraagspecificatie voor een onderhoudsdienst. “In de praktijk
‘
zie ik diverse inkoopcoöperaties in Nederland die goed zijn in het inkopen van verbruiksartikelen of kapitaalgoederen, maar minder bedreven in het inkopen van de dienstverlening die hierop volgt. Er wordt iets aangeschaft, maar dit moet ook worden onderhouden en worden geëxploiteerd”. Dit traject wordt vaak onderschat, terwijl dit juist zo belangrijk is, zegt Visser. “Door een goede samenwerking met de leverancier en andere afdelingen kan je een aanvulling zijn op elkaar. Wat bij het ene bedrijf ontbreekt, kan het andere bedrijf juist weer toevoegen en soms is het beter om uit te besteden”. Samenwerkingen binnen Asset Management zijn van grote waarde om de juiste keuzes te maken. Bij het inkopen van producten en/ of diensten kan met behulp van een marktconsultatie een betere vraagspecificatie ontstaan. “Organisaties willen vaak zelf het wiel uitvinden. Probeer gezamenlijk te kijken hoe processen geoptimaliseerd kunnen worden”. “Asset Management is een breed begrip, het is op sommige punten complex en soms behoorlijk abstract. Organisaties kunnen worstelen met het draagvlak. De inzet van mensen nodig om doelen te behalen. Wees bewust van de toegevoegde waarde van het implementeren en toepassen van Asset Management. Als je iets voor ogen hebt, moet dat voor iedereen zichtbaar en transparant zijn. Je wilt dat gezamenlijk naar het juiste doel wordt gewerkt”. <
‘Probeer gezamenlijk te kijken hoe processen geoptimaliseerd kunnen worden’ 7
INTERVIEW <
Foto: NVDO
Langdurige samenwerking
als basis voor een kwalitatief netwerk 8 juli 2021
Het contract tussen RWS CIV en SPIE omvat onder meer het onderhoud aan bijna vijfduizend kilometer glasvezelkabel en ruim vijftigduizend stuks netwerkrandapparatuur. Dit onderhoud was altijd wat onzichtbaar, zegt Johan Karstan van SPIE. “Toen we nog als onderaannemer actief waren, was het vooral correctief. Met de nieuwe samenwerking tillen we het naar preventief en uiteindelijk voorspellend onderhoud. We streven naar een afname in het correctief onderhoud”.
> Zoektocht. Risicogestuurd onderhoud neerzetten was ‘best lastig en spannend’ vanwege de diversiteit aan componenten en locaties, vervolgt Karstan. “Per object zijn onderdelen en instellingen anders toegepast. We hebben een FMECA-analyse gedaan om de basis goed te krijgen. Dat was best een zoektocht”. De Ruiter; “De reden hiervoor ligt in de geschiedenis; van oudsher kent RWS autonome regio’s. Nu hebben we een centrale aanpak op de informatievoorziening, maar moeten we de informatiebehoefte nog verder vullen. Vanuit het systeem, maar zeker ook vanaf de locaties zelf. Door die informatiebehoefte in te vullen, neemt de betrouwbaarheid van de data toe en wordt het hele systeem betrouwbaarder”.
‘’
‘De echte samenwerking is spontaan ontstaan’
Rijkswaterstaat Centrale Informatievoorziening (RWS CIV) en SPIE Nederland werken sinds een jaar op een andere manier samen. De klassieke relatie opdrachtgever–opdrachtnemer is veranderd in een volwaardig partnership met een gezamenlijk doel. “Het is en blijft een zakelijke relatie”, zegt Rob de Ruiter van RWS CIV.
> Gedragsregels per object. De informatiebehoefte omvat niet alleen aantallen en status van assets. De uitvoerende partij moet ook de ‘gedragsregels’ per object kennen. De Ruiter; “Bij de ene locatie moet je een VOG hebben, een veiligheidsfilm kijken en moet je volledige veiligheidsset op orde zijn. Elders heb je alleen een helm en veiligheidsschoenen nodig. Voor de Maeslantkering moet je een week vooraf toegang aanvragen. Er zijn bemande en onbemande objecten; in totaal 1.200”. En dan is er nog het verschil in wet- en regelgeving tussen ‘natte’ en ‘droge’ objecten. Ook zijn er per object andere partijen betrokken die een ander deel van het object beheren en waarmee de aannemer moet samenwerken. “Die afspraken heeft SPIE in de transitiefase gemaakt”. > Incentive. In een aanbestedingsfase is er altijd ruimte voor eigen interpretatie en eigen invulling. Hoe doe je dan een bieding? De Ruiter; “In het aanbestedingsdocument was de weging van kwaliteit hoger dan geld en kosten. Er was een compleet hoofdstuk gewijd aan de gewenste samenwerking. Dit betekent dat je dit in de bieding én in de uitvoering verwacht terug te zien. We werken >
Enkele kengetallen uit de ICT/IV-infrastructuur van RWS • Bijna 4.900 km fysieke eigen glasvezelverbindingen • Circa 1.100 routers, 5.200 switches en 150 Virtuele Private Netwerken • Circa 11.000 draadloze verbindingen • 90 meetlocaties • 400 objectverbindingen (tunnels, bruggen, sluizen e.d
9
>
samen als partners in business en veel minder in een relatie als opdrachtgever en opdrachtnemer. De opdrachtnemer hanteert geen Pmaal-Q-model meer, maar acteert als een professionele organisatie die voor een maandelijkse vergoeding proactief en planmatig het onderhoud uitvoert”. Karstan; “Onze uitdaging is het correctieve deel te reduceren”. De Ruiter; “Efficiënter en effectiever werken is de incentive voor SPIE om minder kosten te maken en meer te verdienen. Of je nu één keer of tienduizend keer naar een object moet, de vergoeding blijft dezelfde”.
> Geen verborgen agenda’s. De Ruiter; “Het is en blijft wel een zakelijke relatie. We zitten niet elke dag bij elkaar op de koffie gezellig te doen, maar er is wel ruimte om eens over andere dingen dan het werk te praten. Dat is ook goed”. Karstan; “We zijn over en weer benaderbaar”. De Ruiter; “Het is ook een zaak van open en eerlijk zijn, elkaar de waarheid durven vertellen. Als ik een prijsvoorstel ontvang dat hoger is dan verwacht, dan ga ik het gesprek aan over de onderliggende details. We hebben geen verborgen agenda’s. Je moet onduidelijkheden niet in het midden laten. Dan gaat het zweren en wordt het onvriendelijk”.
> Regie. Normaal zijn dit soort contracten voor vier jaar; dit contract is voor vijf jaar, met de mogelijkheid om het drie keer met twee jaar te verlengen. De Ruiter; “We willen een stabiele situatie voor het netwerk opbouwen, dus we kiezen voor een langdurige samenwerking”. Er is ook nog een derde partner: KPN is de beheerder met de eindverantwoordelijkheid. De Ruiter; “SPIE moet in die driehoek proactief zijn en wordt beoordeeld samen met KPN. SPIE is een volwassen collega-beheerder met een eigen verantwoordelijkheid. De regie ligt bij ons: wij moeten de samenwerking optimaliseren, bijvoorbeeld bij tegengestelde belangen of het stimuleren van innovatie”.
> Emotie. Altijd open en eerlijk zijn is misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor een succesvolle samenwerking, benadrukt De Ruiter nog maar eens. “Als je liegt, leidt dat uiteindelijk tot een groter probleem. De waarheid is misschien niet altijd fijn, maar je moet ermee verder. Dat wederzijdse besef is er. Dan kun je ook pittig met elkaar discussiëren, met de nodige emotie soms, maar dat is niet erg. Het toont de betrokkenheid en het eigenaarschap. Ja, ik ben wel eens boos geweest op Johan, maar dan stel ik mezelf achteraf de vraag: wat deed hij dan verkeerd en wat kan ik daaraan doen om dat een volgende keer te voorkomen?”
> Zweetdruppels. Het inregelen van het contract leidde soms
> Stappen maken. De samenwerking loopt nu ruim negen
tot pittige discussies en ook wel wat zweetdruppels, zegt De Ruiter. “Je hebt een contract, je hebt definities, maar wat staat er eigenlijk? Elke partij denkt in eerste instantie aan zijn eigen belangen waardoor er weleens discussie ontstaat, maar we komen er telkens uit. Juristen hebben we nog niet nodig gehad”. De basis voor die goede samenwerking is wederzijds respect en begrip, zeggen beiden. Je moet elkaar ook tijd gunnen om een goede samenwerking op te bouwen, zegt De Ruiter. “Wij moeten ook leren om regie te voeren”. Karstan; “Het is best complex en een leerproces voor beiden”.
maanden, maar begon feitelijk al eind 2019 op de dag na de gunning, met het duiden van het contract en het beantwoorden van de vraag: wat verwachten we van elkaar. De eerste bijeenkomsten waren dus nog net pre-corona; daarna moest er noodgedwongen veel online. De Ruiter; “Nog niet alles loopt optimaal, maar Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd. Maar ik heb veel vertrouwen in de goede relatie voor de komende vijf jaar”. Karstan; “Er moeten nog stappen gemaakt worden, daar werken we aan en dat weten we van elkaar”. De Ruiter; “De wereld draait door ondertussen; neem de impact van corona. Zo zijn er altijd onverwachte
Maeslantkering Foto: Rijkswaterstaat
10 juli 2021
‘
zaken. We kunnen nu na afloop van een vergadering niet even informeel bij het koffieapparaat bijpraten. Het is online allemaal wat kernachtiger en zakelijker. Spontane gesprekken zijn lastig”.
> Inhoudelijke discussie. De beoogde kick-off met vijftig
man werd door corona anders ingevuld. Alleen de key players kwamen bij elkaar en deden sessies om inzicht te krijgen in de eigen drijfveren en die van de ander. Karstan; “Als je weet hoe iemand in elkaar zit, snap je beter waarom hij op een bepaalde manier reageert. Het helpt om beter met elkaar om te gaan”. De Ruiter; “De echte samenwerking is spontaan ontstaan. Ik herinner me dat het onderhoudsplan werd gepresenteerd en dat er vervolgens ruimte was voor een inhoudelijke discussie met de deskundigen van beide partijen. Dat was een groot succes, omdat het over het werk ging, over de inhoud”. Karstan; “Het was de basis voor veel wederzijds begrip”.
> Enforcement-team. Omdat samenwerken zo belangrijk is,
is er bij SPIE iemand aangesteld om dit aspect te managen. Bij RWS is er een team opgezet. De Ruiter; “Dit team moet discussies weghalen van de werkvloer. ‘Dat is niet mijn werk’-discussies wil je niet. Het team bekijkt vanuit het contract of iets een contract- of een samenwerkingsissue is. In het begin hadden we wat verschillen in interpretatie. Het team haalt dan de kou uit de lucht”. Verantwoordelijkheden liggen zo laag mogelijk in de organisatie en daar worden de besluiten genomen, niet bij de manager erboven. “Hierdoor creëer je meer bewustzijn laag in de organisatie en een betere samenwerking en communicatie, wat uiteindelijk leidt tot een beter eindresultaat. De governance is daarop ingericht. Vergaderen doen we zo min mogelijk”.
“RWS CIV is een heel complexe organisatie met een eigen dynamiek”, zegt De Ruiter. Karstan; “Wij herkennen dat en het is een mooie uitdaging om daarop aan te sluiten. Onze organisatie en
Stappen zetten Foto: NVDO
‘Het is ook een zaak van open en eerlijk zijn, elkaar de waarheid durven vertellen’
’
processen zijn daarop ingericht, het assetmanagementsysteem is erop ingericht en conform ISO55000 gecertificeerd. Dat is het vertrekpunt om de dienstverlening goed neer te zetten. Daarnaast was het ook een eis van RWS om zelf een sluitend kwaliteitsmanagementsysteem in te regelen, met controlemechanismen en aandacht voor continu verbeteren”. Karstan, tot slot; “Het is het eerste contract met deze certificering op het gebied van connectiviteit. Het is af en toe nog wat zoeken. Samen de risico’s herkennen en benoemen en vervolgens de passende mitigerende maatregelen bedenken; dat vullen we nu stap voor stap in”. <
11
IMPROVE <
Allianties in Asset Management Foto: Ideo – Lightwise
Allianties in
Asset Management
De oude Grieken, de VOC en de Maffia. Alle drie aansprekende voorbeelden van partijen die het samenwerken tot in de puntjes beheersten. Op basis van een gemeenschappelijk doel waren zij in staat om hun kansen te grijpen, om samen risico’s te delen en om samen te vechten of te concurreren met andere grote partijen. Dit soort samenwerkingsverbanden worden ook wel allianties genoemd. De bondgenoten binnen een alliantie zijn vaak met veel zorg geselecteerd. Vanuit een gezamenlijke missie en/of identiteit werken zij op een professionele manier samen. Zij realiseren zich dat je samen verder komt dan alleen. 12 juli 2021
‘ ’
‘Schaalvergroting door outsourcing; reden voor samenwerking’
waarde dit uiteindelijk oplevert. Denk bijvoorbeeld aan een machinebouwer, die samen met een producent de capaciteit van het machinepark verbetert, de kwaliteit van het product verhoogt, maar ook de veiligheid voor de operatie beter kan waarborgen. Zo’n reden kan ook zijn het uitbreiden van kennis en een sterkere innovatie positie. Horvers; “In deze snel veranderende markt is het bijblijven of zelfs voorblijven van de concurrentie een must om te overleven. Voor het continu verbeteren is kennis nodig en dient er geïnnoveerd te worden. “Door de samenwerking aan te gaan met innovatieve partners, kunnen nieuwe processen, zoals Internet of Things, Artificial Intelligence en Voorspellend Onderhoud, sneller van de grond komen en beter hun vruchten afwerpen”.
> Redenen om samen te gaan werken. In de wereld van Asset Management zien we ook steeds meer allianties of samenwerkings-verbanden ontstaan. “En dat is logisch,” aldus Bas Horvers, werkzaam als Enterprise Asset Management consultant bij Ideo. “Binnen de Asset Life Cycle kunnen we namelijk verschillende partijen onderscheiden die allen hetzelfde doel nastreven; maximale kosteneffectiviteit voor de gehele Asset Life Cycle”
Een derde reden is Schaalvergroting door outsourcing. Voor het behalen van schaalvoordelen, kan het gunstig zijn om je als bedrijf alleen te richten op kernactiviteiten, zoals de productie. Andere ondersteunende processen, zoals bijvoorbeeld engineering en onderhoud worden dan uitbesteed aan gespecialiseerde partijen. Door middel van servitization worden zo het ontwerp, de installatie en het onderhoud geheel bij die andere partij belegd.
> Alleen ga je sneller, samen kom je verder. Vanuit die gedachte zoeken partijen elkaar steeds op om te gaan samenwerken. Voor bedrijven die een belangrijke rol spelen in de Asset Life Cycle, zijn er meer redenen om te gaan samenwerken. Bijvoorbeeld het vergroten van de toegevoegde waarde voor de klant. Voordat een product de klant bereikt, zijn er al verschillende partijen actief betrokken geweest binnen het productieproces. Hoe intensiever deze partijen met elkaar samenwerken, en hun onderlinge bijdrage in het proces op elkaar weten af te stemmen, hoe meer toegevoegde
> Asset data geeft inzicht in gezamenlijke processen en doel. Uiteraard is het belangrijk om regelmatig na te gaan of de samenwerking ook daadwerkelijk de gewenste voordelen oplevert en of de redenen om samen te werken nog gelden. Door assetdata te verzamelen, vast te leggen en te evalueren, kunnen de partijen inzicht in hun gezamenlijk processen krijgen. Door tijdig bij te sturen, blijft het mogelijk om de gemeenschappelijke doelen te behalen. <
13
SAMENWERKING <
Robots nemen het werk niet over, maar werken met de mens samen Het is een feit dat steeds meer robots en andere machines de taken van menselijke werknemers overnemen. Is mensenwerk dan overbodig? Als je het aan Fieldlab Industrial Robotics vraagt niet en versterken mens en robot juist elkaar. “Een robot kan ondersteuning geven aan mensen in een bedrijf zodat zij meer aandacht kunnen geven aan de ontwikkeling van de proceskennis en minder tijd kwijt zijn aan het uitoefenen van handvaardigheid”, aldus Rik Grasmeijer projectleider bij Fieldlab Industrial Robotics in Harderwijk en zelfstandig robot-consultant voor bedrijven.
Field Lab Industrial Robotics is een kenniscentrum voor bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden als het gaat om industriële robotisering. Een van de projecten van het Fieldlab is de Technohub Modulaire opzet voor Industriële Robotisering in Assemblage werkzaamheden (MIRA). De Technohub is een initiatief van AWLTechniek, IJssel, Fieldlab Industrial Robotics (FIR) en onderwijsinstellingen HAN, Radboud Universiteit en Windesheim.
beste aansluiten op robotisering? Binnen het project wordt onderzoek gedaan naar nieuwe technieken, zodat bedrijven en medewerkers gezamenlijk een effectieve inzet van robots kunnen nastreven. Waar kan de medewerker juist zijn kwaliteiten op inzetten en welke handelingen kan de robot doen? Een robot heeft bijvoorbeeld niet de hand-oog coördinatie die een medewerker wel heeft.
> Lean. Met name binnen assemblagebedrijven heeft het lean De vergrijzing in Nederland en de opkomst van Smart Industry speelden belangrijke rollen bij de oprichting van MIRA. Grasmeijer; “Nederland vergrijst en technische medewerkers worden schaars. De maakindustrie moet over twintig jaar twee keer zo veel produceren per medewerker. Vanuit dat perspectief is het nodig dat er een gamechanger komt en robotisering zou een oplossing kunnen zijn. Vooral op het gebied van assemblagewerkzaamheden valt nog veel te ontwikkelen. Assemblage is traditioneel een arbeidsintensieve aangelegenheid met veel handvaardigheid. Zeker in Nederland, en specifiek Oost-Nederland, zien wij nog veel kansen en uitdagingen omdat de diversiteiten aan handelingen best groot is”
> Medewerker centraal. De vraag hoe robotisering de werkzaamheden van de medewerker beïnvloedt, staat hierin centraal. Hoe kan de proceskennis en ervaring van een medewerker het
14 juli 2021
werken, effectief produceren met minimale verspilling, volgens Grasmeijer een vlucht genomen. “Met MIRA ontwikkelen we methodes, tools en technieken die niet alleen goed aansluiten bij lean werken, maar ook waarde toevoegen op basis van digitale informatie. Hoe kom je bijvoorbeeld aan die digitale informatie en op welke manier zou je die digitale informatie kunnen aanwenden om bijvoorbeeld een robot werkzaamheden te laten doen? Wanneer je waarde wilt toevoegen, welke informatie heb je daarvoor nodig en waar kan je die vandaan halen”.
> Noch onderhoud, noch robotisering zijn doelen op zich. Met betrekking tot de assemblage-industrie is onderhoud een belangrijk component om te zorgen dat productie continue door kan gaan. Zonder onderhoud ben je feitelijk afhankelijk van een beperkte levensduur van machines. Volgens Grasmeijer zijn onder-
Rik Grasmeijer Foto: Fieldlab IR
houd en robotisering geen doelen op zich, maar spelen beide een belangrijke rol als het gaat om waarde toevoegen aan de productie. “We zien dat veel bedrijven sturen op de Overall Equipment Effectiveness (OEE). Onderhoud speelt daar een belangrijke rol in om deze prestatie-indicator zo hoog mogelijk te krijgen, maar robotisering, wanneer toegepast, ook. Onderhoud noch robotisering zijn doelen op zich. Het doel is waarde toevoegen aan een product en voor de problemen die daarbij ontstaan kunnen onderhoud en robotisering of een combinatie van oplossingen zijn. Het zijn tools om te zorgen dat ondernemingsdoelstellingen worden verwezenlijkt”.
> Kennis delen. “De kunst van wat wij binnen MIRA doen is het werken vanuit probleemopstellingen waar bedrijven en medewerkers mee geconfronteerd worden. We kijken naar hoe een techniek of nieuwe technieken kunnen bijdragen aan de oplossing van problemen en niet andersom. Het onderzoek dat MIRA in feite doet,
is meer empirisch onderzoek dan technologisch onderzoek. Op het vakgebied van industriële robotisering heeft Nederland een flinke achterstand opgelopen van zo’n dertig á veertig jaar. Op die achterstand op onderzoeks- en vakgebied proberen wij met Fieldlab en MIRA een inhaalslag te maken door te kijken wat de struikelblokken zijn en vanuit de problemen geredeneerd, oplossingen te vinden. Wat zijn bijvoorbeeld de oplossingen die bedrijven al bedacht hebben? De best practices van koplopers kunnen bijdragen aan het versneld laten groeien van de grote meerderheid. Om de kennis te kunnen delen moeten we die best practices door vertalen naar generieke kennis. Die kennis kan gedoseerd uitgedragen en gedeeld worden. Op het gebied van industriële robotisering is dat nog maar heel beperkt gebeurd in Nederland. Zeker vergeleken met andere vakgebieden zoals kunstmatige intelligentie”. Een vergelijkbare behoefte aan het delen van kennis heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van oZone. Het A+O Metalektro oplei- >
15
‘
‘Onderhoud noch Robotisering zijn doelen, maar voegen waarde toe’
Fieldlab Industrial Robotics Harderwijk Foto: Fieldlab IR
>
dingsfonds van en voor metalektrobedrijven heeft voor twee jaar een financiële bijdrage voor MIRA beschikbaar gesteld. Met deze bijdrage wordt onderzoek uitgevoerd, een hybride leeromgeving opgezet en lesmateriaal ontwikkeld dat mede via leerplatform oZone vrij beschikbaar wordt gesteld aan de technische sector.
> Toekomst. Er is voor gekozen de informatie vrij beschikbaar te maken omdat de uitdaging op het gebied van robotisering volgens Fieldlab IR de komende twintig jaar zo groot is, dat de maatschappij dit nodig heeft. “Het heeft geen zin als maar tien procent van alle bedrijven toegang heeft tot de kennis van robotisering. Zeker niet wanneer de productie omhoog moet en de vergrijzing een steeds groter probleem wordt. Om economische impact te maken heeft tachtig procent van de bedrijven die informatie, het liefst zelfs nog in de komende jaren, nodig. Om die reden werken wij
16 juli 2021
’
ook intensief samen met hogescholen en vakopleidingen en is een platform zoals oZone door A+O ontwikkeld”. MIRA heeft als doel om binnen anderhalf á twee jaar een integrale aanpak te hebben ontwikkeld die via een nieuwe hybride leeromgeving kan worden uitgedragen. Momenteel loopt er een aanvraag voor de bouw van vier testlocaties met demonstratiefaciliteiten waarvan in elk geval één locatie in het Fieldlab in Harderwijk komt. “Het liefst willen we zo snel mogelijk zo veel mogelijk mensen, bedrijven en onderwijsinstellingen laagdrempelig kennis laten maken met robotisering. Met installaties kan je pas echt ervaren en zien wat het voor jou of je onderneming kan betekenen. Het is niet de robot dat een product uniek maakt, maar elke robot wordt uniek op basis van het product”. <
Kort 24 miljoen extra voor kunstmatige intelligentie, medische- en watertechnologie startups Het kabinet trekt opnieuw 24 miljoen euro uit voor startups die kunnen groeien dankzij kennis uit onderzoek. Het gaat om drie samenwerkingen tussen innovatieve bedrijven, universiteiten, andere kennisinstellingen en (durf)investeerders op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI), medische- en watertechnologie. Minister maakten vandaag de uitkomst van deze tweede tender van de zogenoemde Thematische Technology Transfer-regeling (TTT) bekend. Twee jaar geleden stelden toenmalig minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat hetzelfde bedrag beschikbaar voor samenwerkingen op het gebied van regeneratieve geneeskunde, smart systems en circulaire oplossingen. Van Engelshoven; “Het is goed om te zien dat kennisinstellingen zich gezamenlijk inspannen om ook in de coronaperiode hun opgebouwde kennis over te dragen aan de samenleving en de markt voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Hiermee onderstrepen we bovendien dat het belangrijk is te investeren in onderwijs en onderzoek”. Keijzer; “Met deze gerichte financiële ondersteuning voor innovatie kunnen de komende jaren enkele tientallen nieuwe kennisintensieve bedrijven van de grond komen. Nederland is Europees innovatieleider en dat willen we blijven. Deze regeling richt zich op technologische samenwerking tussen wetenschap en ondernemers en geeft een impuls aan onze toekomstige banen en inkomsten. Het is belangrijk dat we ons in de huidige economische crisis op innovatie op zowel de korte als de lange termijn richten”. Kunstmatige intelligentie benutten voor zorg en veiligheid Elk consortium krijgt 8 miljoen euro van de beschikbare 24 miljoen euro. De eerste samenwerking gaat zich richten op het toepassen van kunstmatige intelligentie binnen de thema’s zorg en veiligheid. Onder coördinatie van de Universiteit van Amsterdam nemen vijf Nederlandse universiteiten, vier universitair medische centra, het Centrum Wiskunde & Informatica en de Eindhovense durfinvesteerder LUMO Labs deel. Medische technologie voor verbeteren diagnoses en behandelingen Dit consortium (vier technische universiteiten, universitair medische centra in Rotterdam, Nijmegen en Maastricht en de Amsterdamse durfinvesteerder Innovation Industries) bundelt de krachten voor meer succesvolle medische technologie. Ze bouwen aan een nationaal en open programma dat in een vroege fase de juiste kennis en expertise bij elkaar brengt en de marktgang van medische technologische innovaties versnelt voor bijvoorbeeld betere of minder belastende diagnoses en behandelingen.
Watertechnologie voor hergebruik en opslag van energie Netherlands Enabling Watertechnology (NEW), het consortium voor watertechnologie, krijgt ook € 8 miljoen. Het consortium bestaat uit Wetsus, Rijksuniversiteit Groningen, Deltares en Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij Noord-Nederland (NOM). NEW stimuleert starters met initiatieven op het gebied van watertechnologie om zo de transitie naar een circulaire, duurzame en klimaat-neutrale economie te versnellen, bijvoorbeeld op het gebied van water- en grondstoffenhergebruik en productie en opslag van energie uit water. De Nederlandse TTT-regeling werd recent nog door de Europese Commissie uitgeroepen als een voorbeeld op het gebied van kennisoverdracht. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO. nl) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) hebben de drie consortia geselecteerd. <
‘
‘Gezamenlijke inspanningen leiden tot resultaat’
’
Ingrid van Engelshoven Foto: Rijksoverheid
>
17
ONDERHOUD <
Nieuwe entree
voor Den Haag De Rotterdamsebaan, de nieuwe weg tussen knooppunt Ypenburg en de Centrumring van Den Haag, is in februari officieel in gebruik genomen. “We zijn al sinds 2009 betrokken bij dit uitdagende stedelijke project waarbij de weg zowel bovengronds als ondergronds heel uiteenlopende gebieden doorkruist”. Projectleider uitvoering Imre Westdijk van Movares kijkt terug op een heel mooi project dat door de goede samenwerking een succes is geworden. “Je moet het samen maken! Als je er allemaal energie in steekt en goed blijft communiceren, kun je samen dit soort succesprojecten voor elkaar krijgen”.
letterlijk onder de huizen van mensen en onder bedrijven door! Gemeente Den Haag is gedurende het hele project sterk geweest in het informeren van omwonenden en bedrijven. De omgeving was altijd goed op de hoogte van de werkzaamheden waardoor er opvallend weinig klachten zijn binnengekomen”.
> Blijven communiceren. Ook de interne communicatie was goed. “Gemeente Den Haag heeft ervoor gekozen als team samen met de aannemer vanuit één bouwkeet te werken”, vertelt Westdijk. “Korte lijnen en open communicatie. Vanaf het begin tot het eind, ook tijdens de stressmomenten, zijn we blijven communiceren. Iedereen had hetzelfde doel: het project tot een succes maken. Natuurlijk heb je binnen het samengestelde doel je eigen belangen, maar zolang je elkaar begrijpt en respecteert is dat geen enkel probleem”. Imre Westdijk van Movare Foto: ©Peter Bontan, Movares
> Uitdagingen. “Er waren best wat uitdagingen”, vertelt Westdijk. Zoals het voorbereiden van de dekken die in de A13 en de A4 zijn ingereden. Het opbouwen van de tunnelboormachine: een machine van 80 meter lang, bijna een zelfrijdende fabriek. En dan het boren zelf. In een jaar tijd werden twee tunnelbuizen geboord,
18 juli 2021
> Veel afwisseling. Westdijk; “Aan de ene kant van de tunnel werk je aan rijkswegen van Rijkswaterstaat, iets verder ben je bezig met het omleggen van wegen in een meer stedelijke omgeving waar ook een trambaan doorheen loopt, weer verder is het gebied waar je werkt compleet landelijk en uiteindelijk kom je in een bedrijvengebied. Dit zijn vier of vijf verschillende projecten ineen, heel divers en met heel veel verschillende belanghebbenden. Die afwisseling en complexiteit maken het werk ontzettend leuk!”
> Overdracht aan 24 beheerders. Nu de tunnel in gebruik is genomen, betekent dat niet dat het werk erop zit. Westdijk werkt volop mee aan de overdracht aan alle beheerders, 24 in totaal. Er zijn twee gemeentes (Den Haag en Rijswijk) en binnen die gemeentes zijn er weer verschillende beheerders. Daarnaast ligt de weg in twee verschillende stadsdelen van Den Haag, Laak en Leidschenveen-Ypenburg met ook weer hun eigen weg- en groenbeheerders. Tot slot nog het Hoogheemraadschap van Delfland dat de calamiteitenberging in het Molenvlietpark in beheer neemt en enkele private ondernemers. Westdijk; “Niet alleen wat buiten geleverd is, moet van hoog niveau zijn, ook de overdrachtsdocumenten dienen hoge kwaliteit te hebben. Het is al het werk waard: binnen budget en met een kleine uitloop een verschrikkelijk mooie tunnel bouwen. Daar doen we het voor!” <
‘’ ‘Korte lijnen en open communicatie’
>
Foto: ©Peter Bontan, Movares
19
INSPRIRE <
Foto: Piloting roboticaproject
Europees consortium verbetert gerobotiseerde inspecties en -onderhoud Installaties in de procesindustrie zoals raffinaderijen en civiele infrastructuur zoals tunnels en bruggen raken op leeftijd. Voor grote investeringen voor vernieuwing is geen budget en dus is het noodzakelijk om de efficiëntie en kwaliteit van inspectie- en onderhoudsactiviteiten te verhogen om zo het veiligheidsniveau in deze verouderde infrastructuren te handhaven. 20 juli 2021
PILOTING is een roboticaproject voor inspectie en onderhoud en wordt gefinancierd door de Europese Unie in het kader van het H2020 Research and Innovation-programma. Het programma heeft als hoofddoel om robotoplossingen samen te voegen en te verbeteren voor de inspectie en het onderhoud van verouderde infrastructuur. Het project brengt een Europees consortium van veertien partners uit de hele waardeketen van inspectie en onderhoud samen. De meeste partners van het Piloting project hebben ruime ervaring met inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan viaducten, raffinaderijen en civiele infrastructuur. Deze kennis en de vragen van de markt, zijn in een interne workshop verder uitgewerkt tot de specificaties en scenario’s voor het project. In een andere workshop van de Piloting User Group met meer dan 100 externe eindgebruikers uit de inspectie en onderhoudsindustrie zijn deze specificaties nog verder uitgewerkt. Na vier jaar hebben veertien Europese partners gewerkt aan een platform en aan het verder brengen van technologieën voor gerobotiseerd inspecteren en onderhouden.
> Gevalideerd. Vanuit Nederland werkt Applus+ mee aan het project. Bart Hartge, Business Development Manager bij de Applus+ Nederland vertelt over de waarde van deze krachtige coalitie: “Wat ik zo mooi aan dit Piloting project vind, is dat er op Europees niveau wordt gewerkt aan de bundeling van kennis en vraagstukken en dat die worden vertaald naar bewezen en gevalideerde oplossingen”. Tot nu ligt voor veel toepassingen van robotica voor inspectie en onderhoud de nadruk op technologische ontwikkeling en is er een scheiding is tussen de wetenschappelijke en praktische kant van inspectie en onderhoud. Daardoor zullen sommige nieuwe technologieën nooit volwassen worden, terwijl andere niet op commercieel niveau worden toegepast”. Met het Piloting-project wordt juist gebruik gemaakt van de uitgebreide ervaring van de partners om actuele en commercieel interessante onderzoeksresultaten in geavanceerde autonome robotica verder te ontwikkelen. Hartge; “Vraaggestuurd en oplossingsgericht worden technieken en kennis voor gerobotiseerde inspectieen onderhoudsactiviteiten aan viaducten, raffinaderijen en civiele infrastructuur op een hoger plan gebracht”. Daarbij staan drie kernuitdagingen centraal: Vermindering van de huidige inspectiekosten en uitvalduur. Het genereren en ontsluiten van betrouwbare inspectiegegevens en verhoging van de veiligheid van het personeel. Hartge; “Ik ben echt benieuwd welke producten er aan het eind van het project worden opgeleverd. Niet alles zal de eindstreep halen maar wat de eindstreep wel haalt, is getoetst aan de vraag, getest in de praktijk en op Europese schaal klaar voor de markt”.
> Cyclisch. Het Piloting project verbindt vier stadia tot een cyclisch innovatiemodel: wetenschappelijke verkenning, technologisch onderzoek, productontwikkeling en markttransitie. Het succes dat daarbij behaald wordt, hangt sterk af van de gezamenlijke inspanningen en uitgebreide communicatie tussen partners en van de mate waarin het lukt om alle stadia goed te doorlopen. Hartge; “Applus neemt veel ervaring mee in de validatie van de technieken. >
Robotica Platforms De belangrijkste robotplatforms die in het Piloting project worden meegenomen, zijn: • AEROX: Een nieuw drone inspectiesysteem dat ook in lastige omgevingen via een mechanische constructie contact kan maken het object • AERO-CAM: Een platform op basis van een commerciële drones die worden aangepast om high end camera’s en plaatsbepaling op te monteren. Ook voor toepassing bij hoge windsnelheden • TRIC: De GEIR TRIC (Tri-Wheel Inspection Crawler) is een kleine, waterbestendige magnetische inspectierobot voor inspectie van metalen oppervlaktes van piping, tanks en drukvaten • BIKE: is een magnetische ‘wheeled robot’ voor de inspectie van besloten ruimtes bij raffinaderijen. De BIKE heeft geavanceerde plaatsbepaling en kan met Lidar en camera’s een 3D model van de infrastructuur maken • RISING: Een mobiele manipulator voor inspectie en onderhoud waar extra sensoren en tools op gemonteerd kunnen worden • HYBRID: Door statische- en drone-acties slim af te wisselen, houdt deze robot zijn werkzaamheden lang vol. De Hybrid zal automatisch kunnen vliegen naar en landen op objecten en wordt uitgerust met ultrasone meetsystemen • AERO-PRISM: Een zogeheten quadrotor drone met speciale aanpassingen per rotor waardoor dicht op het object gewerkt kan worden. • CART: Deze Robotnik robot begint met een autonoom voertuigje en wordt uitgebreid met diverse gereedschappen om uiteenlopende acties uit te kunnen voeren. De robot wordt zelfs uitgerust met een landingsplatform voor AUV’s (Unmanned Aerial Vehicle)
Bart Hartge Foto: privé collectie
21
‘ ’
Foto: Piloting roboticaproject
‘Het Piloting project verbindt vier stadia tot een cyclisch innovatiemodel’ >
Verderop in het project kunnen wij meehelpen om te kijken of de installaties inspectiedata opleveren waarmee echt nieuwe waarde wordt gecreëerd”.
> Integraal. Het project loopt vier jaar en heeft vijf doelstellin-
gen. Als eerste moeten geavanceerde robotica- en AI-technologieën aangepast worden aan de behoeften van de eindgebruikers en moeten de TRL’s (Technology Readiness Level) van die ontwikkelingen hoog genoeg zijn voor de drie toepassingsgebieden. Ook moet er een open en schaalbaar Piloting Inspectie en Onderhoudsplatform (I&O) worden ontwikkeld waar de beschikbare technologieën samen komen. Als derde moeten de voordelen van het geheel worden aangetoond met een aantal grootschalige pilots in reële omstandigheden en infrastructuren. Het vierde doel is om de huidige barrières voor het werk met op robot gebaseerde systemen aan te passen om in operationele faciliteiten te kunnen werken aan raffinaderijen, bruggen, viaducten en tunnels. Het vijfde doel is om de promotie van Europese robotoplossingen binnen de inspectieen onderhoudsindustrie te ondersteunen.
22 juli 2021
> Business. Het programma om deze doelen te halen, is opgebouwd uit tien werkpakketten die elk worden geleid door een of meerdere partners. Dit houdt in dat de partners toezien op de samenwerking tussen de leden van het consortium en op het behalen van de gestelde doelen in een werkpakket. De looptijd van de pakketten varieert van enkele weken tot de gehele looptijd. Op dit moment (Q2, 2021) werken de partners aan het vormgeven en doorontwikkelen van verschillende robotica functies. De basis is het robotica I&M platform welke reeds is gedefinieerd. Hierbij hebben alle partners samengewerkt om de set van specificaties op te stellen voor het uiteindelijke projectresultaat. Hartge; “Applus+ leidt de afrondende fase van het Piloting project. We gaan op zoek naar de meest kansrijke waardeproposities en daar maken we een businessmodel voor. Hierin worden alle stadia en stakeholders meegenomen om een compleet beeld te hebben. De meest interessante bedrijfsconcepten worden verder ontwikkeld, waarbij ook wordt gekeken naar de periode na het Piloting project. Want na het project stopt het niet. Eigenlijk is dat juist een begin”. <
Het zoeken is vooral naar business innovatie Belangrijk element in de energietransitie is het koppelen van sectoren. De warmtevoorziening en de transportsector worden steeds meer geëlektrificeerd en worden daarmee een onderdeel van het elektriciteitslandschap. De energienetwerken zullen anders gebruikt moeten worden om de grote veranderingen in energiebronnen en energiegebruik te kunnen accommoderen en wel zodanig dat de eindgebruiker op een betrouwbare, duurzame en betaalbare manier aan energie komt. Nederland is daar druk mee, maar dit is een mondiaal vraagstuk voor vaak lokale oplossingen. De bijdrage van Topsector-projecten op dit vlak is tot nu toe niet zo groot. Wij lopen als Nederland niet voorop, maar moeten natuurlijk ook wel zelf aan de slag. Niet iedereen hoeft zelf het wiel uit te vinden. Laten we vooral ook bijhouden wat in landen zoals Frankrijk, België, Groot-Brittannië en Duitsland gebeurt. De Topsector draagt een steentje bij aan de discussie over de vormgeving van ons energienetwerk. Maar ik zie nog weinig diepgang en kruisbestuiving met zusterprojecten binnen de Topsector. Ik haalde vooral lering uit de stichting Universal Smart Energy Foundation. Deze kwam voort uit het Nederlandse Smart Energy Collective (SEC) en USEF-projecten werden ook door de Topsector gefinancierd. De verbanden binnen SEC waren heel breed. Daarin zaten we met 35 partners, sectoroverschrijdend uit bijvoorbeeld netbeheer, telecom, soft- en hardwareleveranciers, bouwbedrijven, mobiliteit, warmtelevering, elektriciteit. De resultaten uit USEF hebben bijgedragen aan de Europese voorstellen voor harmonisatie van flexibiliteitsmechanismen in het ‘Clean Energy Package’ uit 2017. Die voorstellen moeten nu nog in nationale regelgeving worden omgezet. De toekomst van slimme en flexibele netwerken schuilt niet eens in vernieuwende technologie, maar vooral in ‘business innovatie’. “Het gaat enerzijds om het integreren van bestaande technologieën in bedrijven (met name netbeheerders), anderzijds om het ontwikkelen van schaalbare proposities die interessant genoeg zijn voor klanten en consumenten. De netbeheerders hebben wel de grootste belangen hierin, vindt ik, maar je moet wel naar álle stakeholders blijven kijken. We zijn eigen-
KIJK OP <
Foto: Topsector
Hans de Heer Principal Consultant Smart Energy, actief in drie van de 20 Topsector-projecten van DNV lijk nog maar in het stadium van verkenning van antwoorden op vragen zoals: Hoe organiseren we de markt? Welk financieel verdienmodel hoort daarbij, voor de verschillende partners? We zoeken naar nieuwe proposities voor die partijen. Innovaties in de energiemarkt en op de netwerken zijn volgens De Heer nodig om de energietransitie efficiënt te laten verlopen. “Een slim en flexibel netwerk is een ‘enabling technology’.” Die is pas rijp voor de toekomst als de innovatieve ideeën over een efficiënt netwerk beter gaan aansluiten bij de markt. Volgens De Heer liep de Topsector misschien wel te ver vooruit: “Met sommige innovaties waren we echt te vroeg. Zeker bij de start van de Topsector, want toen stelde duurzame energie nog weinig voor. Ik zou graag een inhoudelijke toetsing zien van de innovaties. Bijvoorbeeld vanuit de Topsector, of het geld zinnig besteed wordt, niet alleen vooraf, maar ook gedurende de uitvoering en achteraf. Er zit wel regie op ontwerpen van innovaties, maar niet op de overdracht van die innovaties. Niet alle innovaties zijn natuurlijk succesvol, maar als we publiek geld besteden, mag daar ook best achteraf een (inhoudelijke) verantwoording op plaatsvinden, of die innovaties voldoende zijn toegepast, of de kennis voldoende is verspreid. <
‘
‘Er zit wel regie op ontwerpen van innovaties, maar niet op de overdracht van die innovaties’ 23
RECTIFICATIE <
Dit is een hernieuwde plaatsing van deze bijdrage van Movares. In het vorige blad nr.2 is per abuis een verkeerd stuk tekst over Asset Dynamics uit een eerdere bijdrage van Copernicos opgenomen in de eerste 2 alinea’s onder de kop ‘aantoonbaarheid’.
Meer waarde uit assets De twee belangrijkste thema’s op het gebied van assetmanagement zijn zonder twijfel de meeste waarde uit assets halen en assets zo duurzaam mogelijk beheren. In de praktijk blijkt het lastig om ambities door de keten heen te realiseren van asset-owners via assetmanagers naar aannemers en andersom. Wij zien kansen om strategie en doelstellingen aantoonbaar te verbinden met oplossingen en zo meerwaarde te behalen met assetmanagement. Steeds meer contracten bevatten duurzaamheidsambities. Die kunnen gaan om het energiegebruik of de uitstoot van fijnstof, maar ook om het maken van herleidbare keuzes over vervangingen of het reviseren van systeemdelen. De ambitie is vaak hoog, maar de oplossing die uitgevraagd en geboden wordt, is vaak de standaardoplossing met weinig ruimte voor vernieuwing. Hier knelt het: aannemers voeren het contract uit, terwijl zij de expertise hebben om meer te bieden dan de standaardoplossing. Ambities, diensten en producten in de keten samenbrengen levert meerwaarde op. Ons advies: ga samen op zoek naar kansen, ook al liggen die buiten de scope van het contract. Daar zit de winst!
Bedrijfsvoering verduurzamen Bij zowel assetmanagement als duurzaamheid gaat het om het optimaal besteden van (gemeenschaps)geld. Dit vraagt om een doelmatige vertaling door de keten van doelstelling tot uitvoering met een herleidbare aantoonbaarheid dat is voldaan aan de doelstelling. De echte assetmanagementuitdaging zit in het verduurzamen van de complete bedrijfsvoering voor zowel opdrachtgevers als -nemers. In de combinatie van assetmanagement en duurzaamheid zit veel potentie! Wanneer beide over het geheel en in combinatie worden beschouwd, kun je er een goede businesscase van maken. Daarbij moet duidelijk zijn wie waarvoor verantwoordelijk is, welk budget er is voor de (duurzaamheids)ambities en op basis waarvan de afwegingen worden gemaakt. Vervolgens is de vraag: hoe kun je aantonen dat dat wat je bedacht en gebouwd hebt, ook doet wat benodigd was en hoe kun je dat monitoren?
Aantoonbaarheid Movares adviseert hoe (duurzaamheids)doelstellingen aantoonbaar door de organisatie gerealiseerd kunnen worden. Wij hebben kennis van de bedrijfskundige kant en inhoudelijke kennis van de assets. Voor onze klanten gebruiken we een raamwerk waarbinnen we op verschillende abstractieniveaus de informatie ordenen. Wij beschouwen de keuzes vanuit zes zuilen die met elkaar verbonden zijn: 1) wat is benodigd, 2) wat is de functionaliteit, 3) hoe vullen we dat logisch in (logisch is organisatie, systemen, processen etc), 4) welke technische oplossing past daarbij, 5) welke prestaties zijn daarbij mogelijk en 6) Wat is de toegevoegde waarde? Door dit raamwerk ontstaat een beoordelingskader waarbinnen je op alle niveaus kunt beoordelen in welke mate de mogelijke oplossingen passen binnen de doelstellingen (benodigd) en zijn keuzes helder te onderbouwen.
24 juli 2021
AANTOONBAARHEID
logische afleiding en traceerbaarheid per abstractieniveau Benodigd
Functionaliteit
Logische invulling
Technische invulling
Aantoonbare prestaties
Toegevoegde waarde
Waarom willen we dit? gebruiken omgevingsfuncties
prestatie gebruik logische architectuur
Waarom is dit maatgevend?
technische architectuur
systeemfuncties en gedrag
prestatie systeem
logische bouwblokken
Waarom functioneert dit zo?
logische bouwstenen
prestatie subsysteem
bruikbaarheid en beheerbaarheid
prestatie element
betrouwbaarheid en voorspelbaarheid
Presterend systeem
Waardevol systeem
technische componenten
systeemtoestanden en -overgangen
Benodigd systeem
Presterend systeem
kenmerken
eigenschappen
Functionerend systeem
Maak- en haalbaar systeem
Neem het thema duurzaamheid. De methodiek is geen vervanging van BREEAM, prestatieladders, risicobeoordelingsmethodieken of GPR, maar helpt anders te kijken naar het thema. Duurzaamheid is meer dan alleen besparen op materialen of levensduurverlenging. Door techniek, logica, functionaliteit en gewenste prestaties te verbinden met het uiteindelijke doel, ontstaan nieuwe inzichten. Tot op detailniveau is aan te tonen wat de bijdrage is. We kijken te vaak vanuit één dimensie naar de oplossing, meestal vanuit de techniek. Zo kan een stukje groen midden op een groot parkeerterrein een veel grotere bijdrage leveren als je beseft dat groen als staptegels voor insecten kan dienen en tegelijkertijd de leefbaarheid en prettige werkomgeving kan vergroten. Als je die samenhang kunt zien, is het een win-winsituatie!
Samen integraal beoordelen Een andere manier om het beoordelingskader visueel te maken is door de prestaties om te zetten naar een webdiagram. Als je vanuit het thema duurzaamheid gaat kijken naar functionaliteit (rood en bruin), naar techniek (paars, geel en groen) en naar logische blokken (blauw), kun je de prestaties uitzetten in het web. Dit geeft een integraal beeld waar de oplossing in samenhang scoort. Een voorbeeld is het project Groot Onderhoud A348 waarin reductie van CO2-uitstoot en het maximaal hergebruik van vrijkomende materialen (circulariteit) centraal staan. Provincie Gelderland en Bos-
productiviteit en toekomstbestendigheid
technische onderdelen
subsysteem functies en condities
Waarom heeft dit deze eigenschappen?
doeltreffendheid en rendement
kalis/Movares vormen samen het bouwteam: gelijkwaardig en met proactieve inbreng in het project. Door gezamenlijk op te trekken haal je maximaal rendement uit de expertise en ervaring waar het gaat om duurzaamheid.
Meerwaarde Movares Wij kunnen een raamwerk bieden met handvatten om uw bedrijfsvoering te laten doorwerken in de keten én te verduurzamen. Ons doel: uw assets aantoonbaar en zo duurzaam mogelijk te laten renderen conform uw strategie en doelstellingen.
Wilt u ook aantoonbaar meer waarde halen uit uw assets? Neem dan contact op met: Rutger van Bemmel, senior adviseur systeem architectuur, rutger.van.bemmel@movares.nl Saskia Pennings, business consultant, saskia.pennings@movares.nl Arjen Boon, senior adviseur systems engineering, arjen.boon@movares.nl
25
INNOVATIE <
Samenwerken is balanceren Het onderhoud moet slimmer, maar het invoeren van smart maintenance-oplossingen stuit nogal eens op weerstand. In Fieldlab SAMEN werken OEM’ers, serviceproviders en asset owners samen met het onderwijs aan het wegnemen van de meest voorkomende obstakels. “Dit is het eerste Smart Industry fieldlab dat focust op sociale innovatie”. “Smart maintenance is een breed onderwerp. Het raakt bijvoorbeeld de onderhoudsmanager, maar ook managers van bijvoorbeeld ICT en inkoop. En als één van hen het niet ziet zitten, om welke reden dan ook, dan is een drempel snel opgeworpen”, zegt SAMENprojectleider Johan Treur. SAMEN staat voor SmArt Maintenance Enabled busiNess en is een initiatief van World Class Maintenance.
Samenwerken is balanceren Foto: WCM
26 juli 2021
> Tegenhangers. Eigenlijk wil je snel en objectief kunnen vaststellen wat de potentiële waarde van smart maintenance is voor een organisatie, om dit soort discussies te vermijden, zegt Treur. “En hoe verdeel je die waarde over OEM’er, serviceprovider en asset owner? Die serviceprovider krijgt misschien wel minder werk vanwege smart maintenance, dus ziet hij een drempel? Of denk
‘
‘Al die partijen en al die verschillende snelheden op elkaar afstemmen, dat is misschien wel de grootste uitdaging van het samenwerken’
aan OEM’ers die terughoudend zijn in het delen van de data van hun applicatie. Zo zijn er 22 drempels geïdentificeerd en voor elke drempel ontwikkelen we een kennisproduct als tegenhanger. Voor dit voorbeeld is dat een waardesimulatiemodel dat de waarde van smart maintenance (her)verdeelt over de verschillende partijen”.
> Opzet. Het fieldlab is opgezet langs drie inhoudelijke werkpakketten. Het ontwikkelen van de kennisproducten gebeurt in werkpakket 1 in vier verschillende Communities of Practice (COP): Smart Data, Smart Business, Smart Work en Smart People. Het valideren en doorontwikkelen van de kennisproducten gebeurt in een aantal living labs (werkpakket 2). Het borgen en ontsluiten van de kennis gebeurt in werkpakket 3 met een nog te ontwikkelen kennisloket. Totaal zijn er ruim twintig bedrijven en onderwijsinstellingen en circa honderd mensen in meer of mindere mate betrokken.
> Uitdagend. Samenwerken in een (open) innovatietraject kan best een uitdaging zijn, weet projectleider Treur. “Iedere deelnemer doet in eerste instantie mee vanuit zijn eigen perspectief. Een ondernemer zit er wat commerciëler in en wil doorgaans doorpakken en opschieten, waarbij een asset owner weer anders in de wedstrijd zit dan een service provider. Het onderwijs is gewend aan langlopende onderzoekstrajecten, maar heeft ook te maken met studieblokken waarin studenten opdrachten moeten afronden. Al die partijen en al die verschillende snelheden op elkaar afstemmen, dat is misschien wel het lastigste aspect van het samenwerken. Samenwerken is balanceren; is iedereen aan boord? Gaan we snel genoeg? Is het wetenschappelijk genoeg?” > Kartrekkers. Om de samenwerking in het fieldlab te structureren en de voortgang te waarborgen is er voor ieder kennisproduct een kartrekker die er met zijn team aan werkt. Een team kan bestaan uit vier personen, maar ook uit tien. Er zijn regelmatig (online) projectmeetings. Een tiental studenten van verschillende onderwijsinstellingen assisteert in de projecten. De COP’s komen drie keer per jaar bij elkaar om de voortgang te presenteren. Een
’
keer per jaar is er een jaarbijeenkomst met alle betrokkenen. “En tussendoor houd ik de vinger aan de pols”. Er is ook nog een raad van advies met vertegenwoordigers namens het Smart Industry-bureau, het wetenschappelijk onderwijs, serviceproviders, OEM’ers en asset owners. Een speciale rol is er voor de ‘wetenschappelijke gewetens’; een vijftal vertegenwoordigers uit het onderwijs: twee van TiU, één van Tu/e en twee van Fontys Hogeschool. “Zij komen vier keer per jaar bij elkaar en kijken vooral hoe je de kennisproducten zo goed mogelijk kunt valideren in het living lab. Daarnaast werken hun studenten mee aan het ontwikkelen van de kennisproducten”.
> Enthousiast en kritisch. Een van de kartrekkers is Walter Mesterom van PDM, adviesbureau in Asset Management. Hij is enthousiast over de gedachte achter en de opzet van het fieldlab, maar toont zich ook kritisch. “PDM is een kennisorganisatie bij uitstek, maar we doen mee omdat ik geloof dat je samen tot betere prestaties komt. Wat je samen doet, doet je samen goed. De opzet van het fieldlab is gewoon goed en daarnaast werd ik enthousiast van de deelnemers die zich initieel hadden aangemeld. Wij zoeken de samenwerking op terreinen waarin we zelf nog niet zo ver zijn ontwikkeld. De nieuwe kennis die we hier samen ontwikkelen, passen wij bij PDM intern weer toe. Daarnaast komt de kennis straks via het WCM Kennisloket beschikbaar voor andere geïnteresseerden. We doen het dus niet alleen voor onszelf, maar voor de hele industrie”. > Commitment. De deelname en het commitment van de asset owners is cruciaal om tot een breed succes te komen, vindt Mesterom en daar is ruimte voor verbetering, zegt hij. “Er zijn asset owners zoals Tata Steel die er veel tijd en effort in steken, maar anderen haken af vanwege een ‘gebrek aan tijd’, omdat de dagelijkse operatie aandacht vraagt. Ik vind dat als je je commitment hebt uitgesproken, je die tijd maar moet maken, desnoods ’s avonds. Bij sommige deelnemende asset owners zie ik een gebrek aan commitment, blijkbaar is hun belang niet groot genoeg?” De betekenis van Fieldlab SAMEN is groot, vindt Mesterom en het is >
27
>
jammer dat niet iedereen in de industrie dat inziet. “Als je ziet wat we al aan tools ontwikkelden, dan is het resultaat gewoon goed. We hebben echt al veel bereikt, maar vaak wel door de persoonlijke inzet van een beperkte groep”. Treur nuanceert de analyse van Mesterom. “Bedrijven zoals Tata Steel en PDM die elk een living lab faciliteren, steken er nadrukkelijk veel meer tijd in dan bedrijven die alleen meedoen in werkpakket 1. Daardoor kan de indruk ontstaan dat sommigen minder inbrengen. Daarnaast zijn er soms ontwikkelingen binnen de bedrijven die vragen om herprioritering. Dat zorgt er soms voor dat partijen een kleinere rol willen, of zelfs uitstappen. Omgekeerd zorgt dit er ook voor dat nieuwe partijen aanhaken, zoals Engie recent deed”.
> Bijsturen. SAMEN is het eerste Smart Industry fieldlab dat zich richt op sociale innovatie en het eerste dat werkt met wetenschappelijke gewetens. “Wij sturen bij waar nodig”, zegt Yvonne Kirkels van Fontys Hogeschool. De bedoeling is dat Kirkels samen met de andere wetenschappers ervoor zorgt dat de kennisproducten op een zodanig niveau worden ontwikkeld en gevalideerd dat ze breder in de industrie toepasbaar zijn. De wetenschappers vormen ook de toegangspoort tot wetenschappelijke kennis en kunnen indien nodig nieuw fundamenteel onderzoek initiëren.
> Speeltuin. Deelnemen aan het fieldlab is als jezelf uitleven in een speeltuin, zegt Kirkels. “Het is interessante materie die aansluit op mijn werk als onderzoeker en docent open innovatiemanagement. Tegelijkertijd is het soms lastig. Er zijn vijf ‘wetenschappelijke gewetens’ en ruim twintig bedrijven die samen 22 kennisproducten ontwikkelen. Als ik me richt op één kennisproduct, dan blijft er geen tijd over voor andere. Bovendien is het onbezoldigd werk; ik moet er wel iets mee kunnen in relatie tot mijn werk. Ik vind het belangrijk dat de studenten hiermee in aanraking komen. We koppelen ons onderwijs aan de laatste ontwikkelingen op technisch bedrijfskundig gebied. Ik leer zelf ook: hoe moet ik omgaan met het onvoorspelbare van de grillige tijdspaden in het fieldlab? Dat geeft trouwens niet: innovatie heeft tijd nodig”. > Business Trust Architecture. Dat geldt zeker voor het eerste kennisproduct: het ontwikkelen van een Business Trust Architecture, een vertrouwensbasis voor het uitwisselen van data voor smart maintenance doeleinden. Het onderling vertrouwen tussen verschillende disciplines in een organisatie, of tussen de verschil-
Walter Mestrrom Foto: PDM
28 juli 2021
Yvonne Kirkels Foto: Fontys Hogeschool
lende organisaties in de keten, is als één van de belangrijkste randvoorwaarden benoemd en daarmee ook één van de 22 geïdentificeerde drempels. Treur; “De basis van een samenwerking moet eerst op orde zijn. Daarom ontwikkelen we als eerste een Business Trust Architecture, die als fundament moet dienen voor onderling vertrouwen”. Kirkels; “De trust architecture bestaat uit een technisch deel en een menselijk deel: het netwerk van onderling vertrouwen. Hoe krijg je mensen hiervoor warm, hoe kweek je vertrouwen. Ook belangrijk: hoe absorbeert een organisatie nieuwe kennis en hoe vergroot je die opnamecapaciteit? Welk maturity level heeft een organisatie, of is het allemaal nieuw? Veel organisaties en mensen die in het fieldlab samenwerken kennen elkaar al vanuit hun dagelijkse werkzaamheden. Als je dan ineens op een andere manier zaken wilt doen, moet je dat anders inrichten. Het veranderen van die ingesleten paden is een enorme uitdaging”. Treur; “We hopen tot een afgebakende set aan elementen te komen die cruciaal zijn. In juni denken we een conceptversie gereed te hebben. Als die op orde is, kan je daarbovenop de techniek regelen voor het uitwisselen van de data”. “Het is echt heel interessant om hier onderdeel van te zijn. Het maakt de verwachtingen meer dan waar, ondanks dat het in de uitvoering van de opdrachten door de verschillende snelheden soms wat stroperig verloopt”, zegt Kirkels. “De bijdrage van een organisatie is nu erg afhankelijk van de intrinsieke motivatie van de deelnemer. Het is duidelijk dat Walter dit graag wil en de toegevoegde waarde ziet. Deelname in dit soort projecten is nu vaak persoonsgebonden en het is zaak om het ongebonden te maken. Daarom moet de deelname aan een open innovatieproject als een fieldlab op het lijstje van het senior management staan; het moet bijdragen aan de doelstellingen van de onderneming”. <
‘
‘Basis van samenwerking op orde? Dan de techniek regelen voor het uitwisselen van de data’
Samenwerking; Allianties in Asset Management
GAST COLUMN <
“Alleen ga je sneller, samen kom je verder”. Deze slogan kent u vast. Wat dat betreft kunnen wij veel leren van het dierenrijk. Op Discovery of National Geographic kijk ik wel eens naar indrukwekkende reportages. Ik kan enorm onder de indruk raken van wat een mierenvolk kan bereiken met elkaar of een troep orka’s of een roedel wolven of hyena’s. Nagenoeg onverslaanbaar en samen toch echt veel sterker én slimmer dan alleen. Maar ja, zo werkt dat niet onder ons mensen. Vaak hebben wij belangen te behartigen of doelstellingen te halen die conflicteren met de ander. Of er zijn gewoon keiharde euro’s mee gemoeid. En dan wordt dat samenwerken onder druk gezet. Je herkent dit vast! En hoe ga je hier dan mee om? Hoe geef je concreet vorm aan samenwerken, het sluiten van allianties? Ik probeer in het samenwerken met andere bedrijven of collega’s én in de trainingen die wij geven voor technische diensten, dit vorm te geven door de Covey principes heel praktisch en concreet toe te passen. Wij hebben het nu over het vierde principe: Zoek de win-win situatie. Goed voor jou-Goed voor mij. Als dat lukt, dan spreken wij over een duurzame relatie, een relatie die toekomstbestendig is. En wat is hier voor nodig? 3 building blocks. Ten eerste: beide partijen dienen te beschikken over karakter. Ja = Ja, nee = nee. Integer zijn, simpel gezegd: te vertrouwen. En heel belangrijk, in overvloed denken. Niet voor wat, hoort wat. Wees dus allereerst kritisch naar jezelf. Ben ik zo te herkennen in de samenwerking? Ten tweede de wil om een relatie te hebben. Spreek uit naar elkaar dat je met elkaar een alliantie wílt sluiten. Dat je de ander erkent voor datgene waar de ander goed in is en waarvoor je hem/haar nodig hebt. Dus geen moetje. Een gedwongen ‘huwelijk’ zal nooit duurzaam zijn. Belangrijk om te bedenken voor iedereen in een interim situatie. En ten derde: maak een kwantitatieve, meetbare afspraak. Wanneer zijn wij tevreden, uitgedrukt in aantallen, in euro’s, etc. Dus zet een KPI op van wat je kan meten. Zet dit SMART op, heel Specifiek, Meetbaar, Acceptabel voor beide partijen, Realistisch voor beide partijen en
Arjan Bijker
belangrijk Tijdgebonden. Zo kan je de samenwerking ook op dit punt evalueren en bijsturen of intensiveren of ook opzeggen zonder dat er sprake is van ruzie of onenigheid. Dus, staat een samenwerking of alliantie onder druk, ga terug naar de tekentafel en beoordeel de partijen (jij en de ander!) aan de hand van deze 3 building blocks. Welke mis je? Vaak wordt building block 3 vergeten. Je spreekt uit om wat te gaan doen met elkaar, je slaat elkaar op de schouder en dan ga je uit elkaar en een periode later groeit er een ondefinieerbaar ontevreden gevoel. Grote kans dat je building block 3 vergeten bent. Succes met samenwerken, want het klopt gewoon. Alleen ga je sneller, samen kom je echt veel, veel verder. Arjan Bijker Directeur Impazz Maintain
<
29
OPGELEVERD <
Onderwijs, Bedrijfsleven en Overheden Henk-Paul Hegeman brengt met de stichting VECON Business School 20 praktijkvoorbeelden in kaart waarin de 3 O’s (Onderwijs, Ondernemers en Overheid) succesvol samenwerkten. “Uiteindelijk maken we voor het O2LAB-programma een digitale handleiding over hoe je een duurzame samenwerking opzet tussen de 3 O’s”. Doel is om scholen en docenten concrete handvatten te bieden voor het opzetten van een lokaal samenwerkingsverband. Als een school samenwerkt met lokale bedrijven en overheden levert dat leerzame projecten op die bijdragen aan de maatschappij. Dat is de ervaring van Hegeman, kwartiermaker ondernemend onderwijs bij de gemeente Rheden. Maar zo’n succesvolle samenwerking komt niet altijd gemakkelijk tot stand. “Voor de digitale handleiding beschrijven we 20 best practices vanuit de ervaringen van de betrokkenen. Als je dan als school met een van de projecten aan de slag wilt gaan, kun je bijvoorbeeld lezen hoe de ondernemer of lokale overheid dat project destijds heeft ervaren”, legt hij uit. De handleiding is voor het voortgezet onderwijs en maakt onderscheid naar niveau: vmbo bb/kb, vmbo gl/tl, havo, vwo. De handleiding is dit najaar klaar.
> Betrokkenheid gemeentes. Een mooi voorbeeld is de gemeente Rheden. “In dat project werkten leerlingen, ondernemers en de gemeente samen aan een pop-up store in een leegstaand winkelpand”, vertelt Hegeman. “Dat is een win-winsituatie: leerlingen leren sneller als ze iets in de praktijk ervaren en vinden het bovendien ook leuker. En de gemeente is ook blij, want leegstand aanpakken en een goed ondernemersklimaat scheppen, staat voor hen hoog op de agenda. Een goede samenwerking tussen de 3O’s in ondernemend onderwijs kan dus veel opleveren, maar is soms best moeilijk te realiseren. Scholen willen vaak wel een netwerk opbouwen, maar weten niet goed waar ze moeten beginnen. Daarnaast is er niet altijd ruimte voor ondernemend onderwijs buiten de school”.
> Tips voor samenwerking. Hegeman deelt alvast een eigen tip: Ga in een nieuwe samenwerking snel tot actie over. “Projecten blijven vaak hangen in de ideefase. Ik probeer er daarom meteen een activiteit aan te koppelen, zodat je de samenwerking met elkaar meteen gaat ervaren. Dat schept een band tussen ondernemers, onderwijs en overheid. Dan sta je werkelijk met elkaar in verbinding en daaruit ontstaan en groeien duurzame projecten”. Een andere tip is van Eltjo Smit, docent economie en stagecoördinator op het CSG Wessel Gansfort, een VECON Business School in Groningen. Een van de 20 cases die in de handleiding komt, is afkomstig van deze Business School. Smit; “Zoek uit wat de gemeente in jouw omgeving doet aan de verbinding tussen het onderwijs en lokale ondernemers. Er zijn vaak al initiatieven waar je op aan kunt haken. Soms is er ook een potje met geld. Op die manier kan ik vanuit school actief bouwen aan een netwerk en leuke projecten opzetten. Zoals een challenge voor de circulaire economie, of een dag waarin leerlingen feedback geven op de socialmedia-aanpak van een bedrijf ”.
> Meedoen?. Ken je een goed voorbeeld van ondernemend onderwijs waarin de 3 O’s succesvol samenwerken? Stuur een e-mail naar info@veconbusinessschool.nl t.a.v. Henk-Paul Hegeman en doe mee! <
‘Investeren in talentontwikkeling van leerlingen’ 30 juli 2021
OPGELEVERD <
Samenwerking met Bedrijfsleven boekte succes Waterschap Vallei en Veluwe is bezig met onderzoek naar de mogelijkheden om grondstoffen uit rioolwater te halen. Dankzij het Europese samenwerkingsprogramma Interreg North-West Europe zette het waterschap een samenwerking op om kennis, oplossingen en netwerk te delen. De eerste drie veelbelovende pilots zijn nu bijna van de grond. Vijf jaar geleden wilde Waterschap Vallei en Veluwe onderzoeken welke grondstoffen rioolwater kan opleveren. De kennis om grondstoffen uit rioolwater om te zetten in bruikbaar materiaal staat nog in de kinderschoenen. “We wisten toen niet wat er in andere landen gebeurde” vertelt Katrien Bijl, projectmanager bij het waterschap. “Dit was de aanleiding om een Europese samenwerking op te zoeken. Als je niet uitkijkt ben je allemaal het wiel aan het uitvinden”.
> Europees netwerk. Het Interreg-consortium Wider Business Opportunities for raw materials from Wastewater (WOW!) bestaat uit kennisinstellingen, praktijkpartners en bedrijven. Dit Europese netwerk onderzoekt hoe grondstoffen uit rioolwater benut kunnen worden voor biobased producten. Dit zijn producten die gemaakt zijn van hernieuwbare grondstoffen, zoals zetmeel, suiker, cellulose, melkzuur, eiwitten, geteelde gewassen of via micro-organismen.
> Pilot. Het doel is bij te dragen aan het hergebruik van rioolwater. “Daarom hebben we best practices bij soortgelijke Europese projecten geïnventariseerd”. De eerste pilot van meerdere Europese pilots begint binnenkort in Nederland. Met een speciale techniek worden hierbij medicijnresten uit het water gezuiverd. Verschillende afnemers hebben al interesse getoond in dit project. “Dat vind ik zelf de mooiste stap” vertelt Bijl. “Dat je vraag en aanbod bij elkaar brengt. Het helpt enorm dat we een aantal concrete
praktijkvoorbeelden kunnen laten zien. Ook daarbij is het internationale karakter van het consortium erg belangrijk. Meststoffen of bioplastics maken op basis van grondstoffen uit rioolwater heeft pas zin als je een Europese afzetmarkt kunt betreden”.
> Samenwerking met bedrijfsleven. “Het vinden van bedrijven bij het vormen van een Interreg-consortium was misschien wel de grootste uitdaging. Met hulp van RVO is dat toch gelukt”. De RVO-adviseurs begeleidden de aanvraag van het consortium bij Interreg. “Zij gaven ook aan dat je moet samenwerken met het bedrijfsleven, anders komt het project er niet doorheen. Het was de beste tip, want we zijn inmiddels bijna drie jaar verder in het project en boeken succes dankzij onze samenwerking”.
> Bedrijven werken met waterschap aan wereldprimeur. Op de rioolwaterzuivering in Ede komt een installatie die medicijnresten uit rioolwater verwijdert. Uit cellulose, dat in resten toiletpapier zit, haalt het waterschap een actieve koolstof die deze medicijnresten adsorbeert. Het is een wereldprimeur die bijdraagt aan de oplossing van een groeiend milieuprobleem. De Nederlandse bedrijven CirTec en PulsedHeat zijn partners. Goed dat juist vanuit het MKB deze innovatie met het waterschap mogelijk wordt gemaakt, want Waterschap Vallei en Veluwe heeft het lef om met relatief kleine bedrijven zo’n waardevolle project aan te gaan. <
‘Het lukt pas goed door samenwerking’ 31
SAMENWERKING <
Samenwerking leidt tot minder storingen en een schonere haven Het Havenbedrijf Rotterdam heeft sinds enkele jaren drie hybride vaartuigen in gebruik. Hierdoor zijn aanpassingen in de vaarwijze nodig en ook het onderhoud dient anders te worden ingericht. Een goede samenwerking tussen de bemanning en de afdeling Asset Management is nodig. Het inzetten van predictive maintenance op deze vaartuigen leidt tot minder uitval en storingen en draagt daardoor bij aan een schonere, veilige haven. De Rotterdamse haven is de grootste zeehaven van Europa met een totale lengte van wel 42 kilometer. Jaarlijks doen zo’n 30.000 zeeschepen en 100.000 binnenvaartschepen de haven aan. De Divisie Havenmeester (DHMR) is verantwoordelijk voor de veilige, vlotte, schone en beveiligde afwikkeling van de scheepvaart. Daarvoor zet het diverse projecten, diensten en vaartuigen in, zoals onder meer moderne incidentbestrijdingsvaartuigen (IBV’s). Perry Dekker, Teamleider bij DHMR; “Een hoge betrouwbaarheid is erg belangrijk omdat we een belangrijke schakel zijn om de veiligheid te kunnen garanderen. We voeren niet alleen patrouilles, beheers- en controletaken uit, maar moeten bij calamiteiten en incidenten snel ter plaatse zijn. Niet alleen bij brand, lucht- of waterverontreiniging kunnen onze schepen worden ingezet. Het overzetten van ambulancepersoneel wanneer een gewonde aan boord is, gebeurt eveneens regelmatig. De beschikbaarheid van onze IBV’s moet daarom hoog zijn”.
> 90% inzetbaarheid. Gert Kramer is Asset Manager bij de afdeling Asset Management Technical Systems van het Havenbedrijf Rotterdam en is binnen cluster Vessels verantwoordelijk voor het onderhoud aan de vaartuigen. “We hebben de afspraak met onze
32 juli 2021
klant DHMR dat we minimaal 90% functionele en technische inzetbaarheid garanderen. Daarom willen we het onderhoud continu optimaliseren en verbeteren, bijvoorbeeld door meer gebruik van data. Heb je meer inzicht in de systemen aan boord van de vaartuigen, dan kun je anticiperen op storingen. We willen van preventive maintenance verschuiven naar predictive maintenance”.
‘
We willen van preventive maintenance verschuiven naar predictive maintenance’
’
RPA8, 1 van de hybride vaartuigen Foto: Havenbedrijf Rotterdam
Screenshot van het hybride dashboard; inzicht hoeveel hybride gevaren is en waar hybride gevaren wordt Foto: Havenbedrijf Rotterdam
> Hybride. Léanneke Loeve is Asset Manager en eveneens werkzaam op de afdeling Asset Management Technical Systems, maar dan bij het cluster Asset Performance Management. “Om predictive maintenance te implementeren, zijn we in de eerste helft van 2020 met een Proof of Concept begonnen op één hybride schip. We hebben eerst gekeken of het lukt om sensordata vanuit het vaartuig naar de wal te sturen. Het streven was om dit op een eenvoudige, goedkope en veilige, cybersecure manier te doen, zodat we er nuttige informatie uit kunnen halen”. Loeve ziet er onder meer op toe dat de gegenereerde data op de juiste manier worden verwerkt, zodat hieruit waardevolle informatie is te halen. Deze informatie wordt vervolgens met het cluster Vessels gedeeld, waarna deze inzichten met de Divisie Havenmeester worden besproken om de beschikbaarheid te vergroten. Loeve; “De data van de vaartuigen (denk aan data van motoren, temperatuursensoren, uitlaatgassen,…) komen samen in een vessel management systeem. Het was voor ons daarom vrij eenvoudig om de data gebundeld naar de wal te sturen. Na de zomer van 2020 hebben we besloten om van meer vaartuigen die met dit managementsysteem zijn uitgerust, data naar de wal te brengen”. > Use case. Nadat de basis was gelegd, is een aantal use cases gedefinieerd. Loeve; “Er wordt ontzettend veel data gegenereerd. Van elk systeem kun je misschien 10 tot 40 verschillende waardes ophalen. Door een use case te kiezen, kun je veel gerichter met de data aan de slag. Eén van de use cases met betrekking tot predictive maintenance is de uitlaatgasnabehandeling. Hybride schepen hebben een roetfilter. Als ze vaak hybride varen, wordt de motor optimaal belast en gebeurt er niets bijzonders met het roetfilter. Echter, er wordt vaak op de conventionele manier gevaren, waardoor de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur kan bereiken en dan kan het roetfilter vollopen met uitval van de motor tot gevolg. We verzamelen nu data zodat we kunnen zien wanneer het filter volloopt, zodat tijdig actie kan worden ondernomen om te voorkomen dat de motor dreigt stil te vallen”.
> Samenwerking. Om de vertaalslag tussen de data en het nemen van vervolgacties te kunnen maken, is er veel communicatie en een goede samenwerking nodig tussen de afdelingen. Kramer; “We monitoren de tegendruk om te voorkomen dat motoren stilvallen door roetfilters die vollopen. We hebben ingesteld dat bij 50% van de maximale waarde er een alarm wordt gegenereerd vanuit het asset monitoringssysteem van onze collega’s van het cluster Asset Performance Management. Als dat gebeurt, wordt er intern een automatische storingsmelding gemaakt. Vervolgens gaat ons cluster verder onderzoeken wat de oorzaak is en hoe de data zich verhoudt in relatie tot andere waardes. Vaak heb je daarvoor meer data nodig om een grondige analyse te kunnen doen, waardoor een goede samenwerking tussen onze clusters noodzakelijk is”. De alarmmeldingen komen nog niet bij de bemanning terecht. Kramer; “Aangezien we intern de alarmmelding hebben ingesteld op 50% van de maximale waarde, zitten we nog steeds in een veilige range om dit verder te onderzoeken”.
> Bemanning. Actie ondernemen betekent vaak de bemanning van het betreffende vaartuig inlichten. Kramer; “Eén manier om het roetfilter schoon te krijgen, is zorgen voor een verhoogde uitlaat- >
Hybride vaartuigen van het Havenbedrijf Rotterdam Het Havenbedrijf Rotterdam heeft momenteel drie hybride vaartuigen in de vaart. Het gaat om schepen met een lengte van 25 meter, die zowel op diesel als diesel-elektrisch kunnen varen. Bij patrouilles wordt op lage snelheden gevaren, waarvoor de hybride voorstuwing uitermate geschikt is. Hiermee wordt het aantal draaiuren op laag belaste dieselmotoren verlaagd. Is er een noodgeval, dan kunnen de vaartuigen met volle kracht vooruit, waarbij ze gebruik kunnen maken van de maximale kracht van de dieselmotoren.
33
Incidentsbestrijdingsvaartuigen tijdens showspuiten met op de achtergrond het hoofdkantoor (WPC) Foto: Havenbedrijf Rotterdam
>
gassen temperatuur. We kunnen de bemanning op de hoogte stellen dat er een storing dreigt aan te komen en hen vragen bepaalde handelingen uit te voeren. Door bijvoorbeeld de motor tijdelijk meer te belasten kunnen ze zelf zorgen dat de waardes weer binnen de marges vallen en er geen storing zal optreden. Voorheen ontving de bemanning meteen zelf een kritische alarmmelding die regelmatig te laat kwam waardoor het schip kort erna al stilviel”.
> Data leiden tot gesprekken. De data brengen niet alleen feiten op tafel. Kramer; “De data geven aan dat roetfilters vollopen, doordat er te weinig hybride wordt gevaren. Met deze gegevens in handen kunnen we eenvoudiger een gesprek aangaan met onze klant DHMR. Om innovatie te implementeren, zoals varen met nieuwe hybride schepen, is ook aandacht voor een andere mindset nodig. Mensen moeten het tussen de oren krijgen dat ze het gaan gebruiken. Data geven een extra duwtje in de rug”. Dekker vult aan; “We willen als toezichthouder het goede voorbeeld geven en bijdragen aan een schone, veilige haven met minder uitstoot. Tegelijkertijd zijn we jarenlang gewend aan scheepsmotoren. In de gesprekken met de bemanning hebben we aangegeven wat de aanleiding is van de implementatie van het systeem, hoe we het willen gebruiken en ook welke voordelen we hiermee kunnen bereiken. Als de bemanning zelf een positieve bijdrage kan leveren aan een schonere haven en minder storingen krijgt, dan staan ze hier zeker voor open, zeker als je hen hiervoor de juiste middelen geeft”. Bij spoedopdrachten is conventioneel varen aan de orde, omdat conventioneel iets harder kan worden gevaren dan hybride. Bij patrouillevaarten heeft hybride varen de voorkeur. “Om het hybride varen te stimuleren zul je dus ook je planningen moeten aanpassen om tijdig op de plek van bestemming te geraken”.
34 juli 2021
> Toekomstplannen. Momenteel worden data van vier vaartuigen geanalyseerd, meer vaartuigen volgen binnenkort. Loeve; “We zijn onze algoritmes nog aan het aanscherpen voor een nog beter resultaat. Daarnaast gaan we aan de slag met andere use cases zoals het monitoren van het brandstofgebruik”. Kramer; “De vaartuigen zijn niet alleen voorzien van een hybride voortstuwing, maar gebruiken ook 100% bio brandstof. Als we het brandstofverbruik met onderbouwing van data ook kunnen verminderen, levert dat een reductie van uitstoot en een kostenbesparing op. Ook bijvoorbeeld data omtrent smeerolieanalyses zijn interessant. Wanneer uit data blijkt dat je een oliewissel nog kunt uitstellen of kunt anticiperen op vroegtijdige slijtage, leidt dit eveneens tot een behoorlijke kostenbesparing en een hogere beschikbaarheid van het vaartuig”. Het werken met data zorgt voor een verandering in de onderhoudsstrategie. Kramer; “We kunnen de mensen aan boord meer ondersteunen en ontzorgen en zien zaken sneller aankomen, zodat we tijdig kunnen anticiperen. Daarnaast is het voor ons interessant dat we onze onderhoudsstrategie en onderhoudsconcepten beter kunnen onderbouwen en optimaliseren. De systemen zijn de afgelopen jaren steeds complexer geworden, maar de data maken het tegelijkertijd inzichtelijker en bespreekbaar”. <
‘
> Werkgroepen. Om de veranderingen goed te laten landen bij de scheepsbemanning, is een aantal acties ondernomen. Dekker;
Binnenkant van een van de vaartuigen Foto: Havenbedrijf Rotterdam
“Je moet ten eerste goed kunnen aangeven dat het systeem betrouwbaar is. Het moet duidelijk zijn dat als er een bepaald alarmsignaal wordt afgegeven, dit niet meteen betekent dat er al iets aan de hand is. We hebben daarom een aantal werkgroepen opgezet. Uit elke ploeg van ons 5-ploegensysteem is er een vertegenwoordiger afgevaardigd met wie we zoveel mogelijk informatie over dit hybride systeem delen. Aan hem de taak om deze informatie aan boord weer aan de rest van de bemanning door te geven”. De samenwerking heeft geleid tot betere resultaten. “We varen meer hybride en langzaam maar zeker verdwijnen de storingen. Het mooie is dat dit ook in de data terug is te zien”.
‘De samenwerking heeft geleid tot betere resultaten’
Kort
<
Smart Industry programma leidt tot regionale kennis- en testcentra
Stimuleren van digitalisering binnen de (maak)industrie leidt tot economische groei. Door samenwerking van het bedrijfsleven en overheden in het Programma Smart Industry is in vijf jaar tijd een nationaal netwerk van 50 kennis- en testcentra opgezet waar ruim 680 bedrijven aan deelnemen. Daarmee is een goede impuls gegeven aan de toepassing van digitale technologie in het midden- en kleinbedrijf in de maakindustrie. Het kabinet wil met de eind afgelopen jaar gepresenteerde Visie op de toekomst van de industrie in Nederland samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen inzetten op groei van de Nederlandse (maak)industrie. Nederland heeft van oudsher een sterke positie. Extra publiek en privaat investeren in innovatie en kennis is echter nú nodig om sterk uit de crisis te komen en de internationale concurrentiepositie te behouden. De belangrijkste aanbeveling uit de evaluatie is dan ook om de maakindustrie te blijven stimuleren om te kunnen digitaliseren. Staatssecretaris Mona Keijzer (EZK); “Het kabinet geeft zelf het goede voorbeeld door via het Nationaal Groeifonds meer dan een miljard euro publiek geld in technologieën als AI en quantum extra te investeren. Het toepassen van deze en andere digitale technologieën leidt tot hogere arbeidsproductiviteit en toekomstige economische groei. Juist op deze toepassingen richt het programma Smart Industry zich. De evaluatie toont de effectiviteit van dit programma aan.
Het rapport biedt daarnaast nuttige aanbevelingen voor opschaling, zoals nationale coördinatie om regionale kennis te verbinden. Het is belangrijk dat het nieuwe kabinet en de samenwerkende partners de Smart Industry strategie van de toekomst samen invulling geven”. Nieuwe producten, diensten en bedrijvigheid Uniek aan de Nederlandse Smart Industry aanpak is de regionale kennisinfrastructuur. Sinds de start is door de betrokken partijen 370 miljoen euro geïnvesteerd in een netwerk bestaande uit 45 Fieldlabs en 5 Smart Industry Hubs. Ruim 680 bedrijven nemen inmiddels deel aan deze zogeheten praktijkomgevingen. Doordat medewerkers relevante technologieën hebben leren toepassen, zijn nieuwe producten en diensten ontwikkeld. Uit de fieldlabs zijn 32 nieuwe bedrijven ontstaan. Vanuit Fieldlab Technologies Added, waar startups en mkb bedrijven worden ondersteund bij het produceren en testen van een eerste series producten, zijn inmiddels zes bedrijven begonnen met productie. Waaronder Sustainder uit Emmen, dat werkt aan slimme straatverlichting. Programma Smart Industry Sinds 2015 werken in het Programma Smart Industry, publiek-private partijen samen om bedrijven uit de maakindustrie te stimuleren met slimme technologie te gaan werken, dan wel verder te ontwikkelen. <
35
ULTIMO EN PONTIFEXX <
Ultimo en Pontifexx brengen samen onderhoudsorganisaties naar een hoger niveau Asset managementadviesbureau Pontifexx is sinds vorig jaar implementatiepartner van het Ultimo Enterprise Asset Management systeem. Een driedubbele win-situatie: voor Ultimo zelf, voor Pontifexx en voor de gebruikers die met Ultimo (gaan) werken. “Samen brengen we de klant met de juiste begeleiding naar een hoger niveau.” Het Ultimo IT-platform voor asset management is marktleider in Nederland. De software vindt zijn weg ook steeds meer naar asset owners buiten ons land. Om klanten optimaal te kunnen blijven bedienen koos Ultimo ervoor om met implementatiepartners te gaan werken. Binnen de industrie in Nederland is dat Pontifexx uit Zwolle.
Sneller en beter de klant bedienen Ewout Noordermeer van Ultimo: “Door de samenwerking met Pontifexx ontstaat er meer flexibiliteit en schaalbaarheid, waardoor we klanten sneller en nog beter kunnen bedienen.” Pontifexx brengt een belangrijke toegevoegde waarde mee, zegt Noordermeer. “Het is namelijk een asset management adviesbureau dat tegelijk met de Ultimo-implementatie kritisch naar de onderhoudsorganisatie van de klant kan kijken.”
36 juli 2021
Verbinding leggen Johan van de Pol van Pontifexx: “Wij zien vaak dat technische organisaties niet hun volledige potentie benutten. Dat leidt tot minder output, hogere kosten of zelfs tot veiligheidsrisico’s. De oorzaak is vaak dat ‘de brug’ tussen management en werkvloer ontbreekt. Wij zien onszelf graag als die bruggenbouwer en leggen de verbinding. Het ontwikkelen van een organisatie gaat daarbij tegenwoordig niet meer zonder tegelijkertijd (verder) te automatiseren. Ultimo als kloppend hart van een TD en wij als de partij die het hart voedt, zo kun je het zien.”
IT en Maintenance Consultancy Een voorbeeld van het nieuwe partnership is de Ultimo-implementatie bij snackfabrikant GoodLife Foods in Oudkarspel. De fabriek
‘
‘Het ontwikkelen van een organisatie gaat tegenwoordig niet meer zonder tegelijkertijd (verder) te automatiseren’
werd onlangs uitgebreid en daarmee ontstond de noodzaak voor een eigen technische dienst, ondersteund met een professioneel onderhoudspakket. De keuze viel op Ultimo omdat andere GoodLifevestigingen er al mee werken. Ewout Jonk van Goodlife Foods werkte samen met Pontifexx aan het inrichten en implementeren van het Ultimo-pakket. De opdracht bestond uit een deel IT consultancy en een deel Maintenance consultancy, zegt Jonk. “We hadden hier niets en het moest vanaf nul worden opgezet. De juiste boomstructuur neerzetten voor je machinepark is extreem belangrijk en voorkomt extra werk achteraf.”
Werkorders genereren Toen de basis stond, was de volgende stap het kunnen genereren van werkorders voor correctief en preventief onderhoud. Alle planbare en repeterende werkzaamheden werden hiervoor vanuit het onderhoudsconcept in het systeem ingericht. Ultimo vervaardigt nu zelf automatisch werkorders. Jonk: “In de eerste drie maanden genereerden we zo’n vierhonderd werkorders waarvan we de meesten al afwikkelden.”
Goed opgepakt
’
Noordermeer van Ultimo hoort het met genoegen aan. “Pontifexx heeft het absoluut goed opgepakt en zich de materie snel en goed eigen gemaakt. Samen brengen we de klant met de juiste begeleiding naar een hoger niveau.” Meer dan honderd inrichtings- en implementatieprojecten deed Pontifexx al het afgelopen jaar en er is een mooie wisselwerking ontstaan, zegt Van de Pol. “Wij opereren ook als de voelsprieten met betrekking tot de ontwikkeling voor Ultimo. Als we signalen oppikken in het dagelijkse werk, geven we die door, waardoor Ultimo als platform voor asset management weer verder ontwikkelt.” Ultimo koos bewust voor een implementatiepartner met een klantgerichte en open bedrijfscultuur, zegt Noordermeer tot slot. “In feite hebben we onze eigen monopoliepositie doorbroken; klanten kunnen voortaan kiezen voor Ultimo of voor Pontifexx, elk met hun eigen expertise en condities. Wij houden onze eigen consultancytak die vooral focust op de grotere, complexe (internationale) projecten en het beheer van ons Cloud-platform.”
Automatiseringsslag en inhoudelijk verbeterproject “Een automatiseringsslag en een inhoudelijk verbeterproject gingen hier hand in hand in één project”, zegt Van de Pol. “En dat is een logische combinatie, met een duidelijke meerwaarde voor de klant.” Jonk: “We hebben in korte tijd flinke stappen gemaakt. De totale doorlooptijd was met vier maanden korter dan verwacht, waardoor we nu al bezig zijn met het onderdelenmanagement en de magazijninrichting. Als dat straks in Ultimo is ingericht, besparen we nog meer tijd en geld omdat we niet meer hoeven te zoeken welk onderdeel bij welke machines past en waar het precies ligt. Zonder de hulp van Pontifexx had het hele proces mij veel meer tijd gekost, waarschijnlijk met een minder goed resultaat. Bovendien had ik cursussen moeten volgen. Nu leerde ik al veel tijdens de implementatie. We krijgen complimenten van de andere GoodLife-vestigingen en het ziet ernaar uit dat Pontifexx ook daar aan de slag gaat om het bestaande Ultimo-pakket te optimaliseren.”
37
INNOVATIE <
Centrale leer-werkplek in cyber physical factory ‘neusje van de zalm’ in Nederland Eind vorig jaar werd de basis gelegd voor Cyber Physical Factory op Gate2 in Rijen, de Smart Industry hub van Midpoint Brabant. Een proeftuinomgeving waar het mkb en kennisinstellingen samenwerken aan industriële innovatieprojecten. Sinds 2021 staat er een voor Nederland unieke modulaire smart assemblage/productielijn van bedrijf Festo Didactic. Deze is uitgerust met de laatste techniek op het gebied van robotica, sensoren, plc’s, Argumented Reality, Virtual Reality, digital twin en 5G. Hoe benutten bedrijven als Hoppenbrouwers Techniek, Ericsson en onderwijsinstellingen als Avans Hogeschool zo’n unieke opstelling en wat levert het op? “Deze complete productieopstelling in de Cyber Physical Factory (CPF) is het neusje van de zalm in Nederland”, vertelt Marcel Henneman, Sales Engineer van Festo Didactic. “We zijn blij dat we samen met Gate2, verschillende bedrijven uit de regio en Avans Hogeschool deze lesopstelling hier hebben gerealiseerd. In Nederland is dit de eerste volledige productielijn voorzien van alle laatste digitale productietechnieken waar zowel bedrijven als studenten een proces kunnen testen in de praktijk. Ook is de opstelling helemaal naar wens in te delen. Het bestaat uit losse modules die onderling aan elkaar kunnen worden verbonden. Het proces kunnen ze dankzij de digital twin, een digitale versie van het systeem in VR, vooraf helemaal uitdenken”.
> Experimenteren voor het mkb. Pierre van Kleef, programmamanager Midpoint Brabant en directeur van Gate2, de Smart Industry hub van Midpoint Brabant; “In regio Midden-Brabant is veel maakindustrie. Voor het mkb in deze tak is het niet altijd mogelijk om te investeren in dit soort nieuwe productietechnieken om te experimenteren. Of men heeft nog niet de benodigde kennis in huis. Binnen de CPF brengen we partijen bij elkaar om die kennis te ontwikkelen of productontwikkeling te onderzoeken. Zo biedt deze
Gate2 Rijen Foto: Gate2
38 juli 2021
productiestraat bedrijven de mogelijkheid om fysiek te ervaren en te zien of bijvoorbeeld robotisering in hun proces zorgt voor een versnelling of verbetering van de productie. Binnen de eigen fabriek is dat niet altijd mogelijk. Je kunt niet even een productieproces stilleggen, alles ombouwen om een experiment te testen en dan weer alles aanpassen. Hier kan dat wel”.
> Draadloos verbinden met 5G. Een van de beschikbare technieken voor de aansturing binnen de CPF is 5G. Ericsson is een van de partners. “Er is binnen de industrie steeds meer behoefte om verschillende apparaten draadloos aan elkaar te verbinden, denk aan sensoren, camera’s die de kwaliteit checken, Internet of Things”, licht Jeroen Buijs, Head of Solutions van Ericsson uit. “Op Gate2 hebben we in 2019 al het eerste 5G netwerk van Nederland gerealiseerd. Maar dat was slechts het begin”.
> Meerwaarde voor bedrijfsleven. Ericsson draait nog steeds projecten op Gate2 om andere mogelijkheden binnen 5G te testen. Buijs; “Hoe mooi zou het zijn als de mobiele robots in deze straat bijvoorbeeld met elkaar en de productielijn kunnen ‘praten’? Dan is het bijvoorbeeld mogelijk om te bepalen wie het dichtst bij een bepaald station binnen de productielijn is, om een handeling te verrichten. Dat levert tijdwinst op. Je kunt zo heel efficiënt produceren. Maar qua techniek is bijvoorbeeld exacte plaatsbepaling nog moeilijk. Een mooie uitdaging dus voor ons om samen met studenten verder onderzoek te doen. Een mooie kans voor hen. Ze doen hier ervaring op met 5G en kunnen na hun studie echt meerwaarde bieden in het bedrijfsleven waar deze innovatie nog niet standaard wordt toegepast”. > Pionieren in de praktijk. Die verbinding tussen de unieke testomgeving, opleidingen en bedrijfsleven is ook de drijfveer van Hoppenbrouwers Techniek om als partner in de CFP te stappen. Roel
Foto: Festo
Hoosemans, directeur Industrie; “Binnen de regio wordt veel ingezet op de maakindustrie. Wij willen ons dan ook hard maken voor meer pionieren met regiobedrijven om te ontdekken wat er allemaal al is en nog meer kan op het gebied van digitale technieken. Voor veel mkb zijn die technieken nog niet tastbaar. Hier kunnen ze de testomgeving gebruiken om ermee kennis te maken. En ze kunnen testopstellingen realiseren voor hun eigen productieproces. Ook is het een mooie opleidingsplek als je je medewerkers wilt bijscholen. Tot slot werken we graag samen met studenten, zodat er meer aansluiting ontstaat tussen de praktijk en de opleidingsinhoud. Hier kun je een praktijkcasus voorleggen waar studenten mee aan de slag gaan. Dat levert nieuwe inzichten op voor alle partijen en werkt stimulerend”.
> Co-creatie. Ricardo Abdoel, kwartiermaker Artificial Intelligence voor Avans Hogeschool sluit zich hier graag bij aan; “Het is noodzakelijk om studenten op te leiden met de laatste stand van technologie, zodat ze naadloos aansluiten op de praktijk met kennis, kunde en vaardigheden. Bij Avans zoeken we daarom steeds meer naar kruisbestuivingen tussen verschillende opleidingen en het bedrijfsleven. De inzet van deze praktijkomgeving past helemaal bij onze Ambitie 2025. Daarbij leggen we de nadruk op wendbaar en veerkrachtig en vormt co-creatie een belangrijke pijler”. > Studenten aan de slag. De eerste studenten Mechatronica en Elektrotechniek van Avans Hogeschool zijn inmiddels gestart bij de CFP. Docent Henny van der Linden; “Studenten missen de praktijk van de industrie. Hier staat een werkelijke fabrieksopstelling die ze fysiek kunnen bestuderen. Door de digital twin waarin ze de opstelling digitaal namaken, kunnen studenten straks ook locatieonafhankelijk ca-
Krachten bundelen Er is ruimte voor verschillende partijen uit het mkb, onderwijs en overheid. Juist door krachten vanuit verschillende invalshoeken te bundelen in de CPF ontstaat er een omgeving waar innovatie kan plaatsvinden. Ben je geïnteresseerd in de mogelijkheden van Cyber Physical Factory voor jouw organisatie? Neem dan contact op met Pierre van Kleef: pierrevankleef@midpointbrabant.nl
sussen uitdenken en testen. Hebben ze de oplossing voor de casus, dan kunnen ze die hier fysiek toepassen om te zien of het in praktijk ook klopt. Het resultaat moet meetbaar en concreet zijn. Daarna kan een opdrachtgever verder met de oplossing in het eigen bedrijf ”.
> Onderzoeksmogelijkheden. Ook het lectoraat Robotisering en Sensoring van Avans Hogeschool is geïnteresseerd. Raymond Sparreboom, kenniskringlid van het lectoraat; “Wij krijgen regelmatig de vraag vanuit bedrijven die al bezig zijn met robotisering, om mee te denken over de ontwikkeling van nieuwe toepassingen. Wij willen met het werkveld onderzoeken hoe we kennis en technologie kunnen integreren. De CPF is hierin een inspiratiebron. Hoe eindeloos zijn de mogelijkheden ten dienste van de praktijk? Wat kunnen we leren van deze opstelling vol digitale technieken? Stel dat het door AI slimmer kan werken, of zelf op maat kan produceren zodat er minder verspilling ontstaat? We gaan graag aan de slag om de mogelijkheden te ontdekken”. Lector Daniel van Telgen vult aan; “Door actief samen te werken en toegepast onderzoek uit te voeren, willen we de drempel verlagen voor het mkb om dit soort hightech roboticatoepassingen in te zetten”. <
‘
‘Ontdekken wat er allemaal al is en nog meer kan op het gebied van digitale technieken’ 39
TECHNIEK <
Foto: ROC Tilburg
Elkaar op een organische manier helpen en scherp houden ROC Tilburg en detacheerder Techsharks zoeken elkaar al tien jaar op in een pragmatische en praktische samenwerking. Niet gehinderd door een formele overlegstructuur of vaste overlegagenda vindt men elkaar wanneer het nodig is. “Van elkaar leren met het belang van de student voorop, dat is de kern”. “Het gaafste wat we samen deden, was dat Techsharks monteurs leverde voor ons jaarlijks terugkerend Afrika-project. Leerlingen knappen enkele oude auto’s op en rijden er vervolgens ruim zevenduizend kilometer mee naar Gambia om daar bijvoorbeeld een oude school op te knappen”, start Hans van de Sande, directeur voor de scholen voor Autotechniek, Luchtvaarttechniek en Transport & Logistiek bij ROC Tilburg.
> Inzicht. Toen Techsharks daar lucht van kreeg, wilde ze graag meedoen. “Dat gunnen we onze monteurs ook”, zei Christian van Vessem. Met de monteurs erbij ontstond vervolgens een heel an-
40 juli 2021
dere dynamiek dan met alleen de docenten als begeleider”. Een leermoment was bijvoorbeeld dat niet alleen de hard skills van een leerling belangrijk zijn, maar ook de soft skills, vervolgt Van de Sande. “Hoe ga je om met een leerling-monteur, bijvoorbeeld? Dat is een belangrijk inzicht”. Van Vessem; “Ze beginnen als broekies en maken een enorme groei door. Aan het einde van de rit staan er kerels die met overtuiging en passie hun job doen”. Van Vessem is directeur Procesindustrie bij Techsharks, werkgever in de procesen maakindustrie. “Wij nemen mensen proactief aan en detacheren ze bij uiteenlopende bedrijven. In sommige gevallen neemt de opdrachtgever de gedetacheerde in loondienst”.
‘
‘We houden elkaar scherp in de samenwerking: wie is waar goed in en hoe kunnen we complementair zijn?’
> Workshops door bedrijven. De samenwerking helpt het ROC om studenten beter voor te bereiden op de technische arbeidsmarkt. Van de Sande; “Een belangrijk aspect is dat we door de samenwerking meer aandacht kunnen besteden aan de al genoemde soft skills die niet direct te maken hebben met de techniek. Techsharks verzorgt ook workshops voor de studenten, bijvoorbeeld over de arbeidsmarkt. Als een docent tegen de leerlingen zegt dat ze een LinkedIn-profiel moeten aanmaken, dan is er slechts een enkeling die dat wil doen. Als een bedrijf het zegt, dan zie je dat ze het wel doen. Je kunt het als school met de student hebben over bijvoorbeeld loopbaanreflectie, maar ook hiervoor geldt: als een bedrijf dat doet, komt het veel beter aan. Dat soort dingen; van elkaar leren met het belang van de student voorop, dat is de kern. De theorie moet uit de praktijk komen en dat voor elkaar krijgen, daar zijn wij samen goed in. Zo houden we elkaar scherp in de samenwerking: wie is waar goed in en hoe kunnen we complementair zijn”. > Organische samenwerking. De samenwerking ontstond zo’n tien jaar geleden toen Van Vessem contact zocht met ROC Tilburg. Een logische zet, zegt hij. “Samenwerken met het onderwijs is noodzakelijk om te laten zien dat techniek leuk, sexy en interessant is en om daarmee bij te dragen aan nieuwe instroom. Ik werkte destijds bij onze vestiging in Tilburg. We wilden graag in contact komen met studenten en een bijdrage leveren aan de aansluiting tussen onderwijsaanbod en de vraag van de bedrijven naar technici”. ROC Tilburg werkt per technische opleiding met zogenoemde ROBO’s: Regionaal Overleg Bedrijfsleven Onderwijs dat bestaat uit vertegenwoordigers van overheid, gemeente, bedrijfsleven en onderwijs (vmbo, mbo, hbo en kennisinstellingen). Van Vessem zit echter niet in een ROBO. Dat hoeft ook niet, zegt Van de Sande. “De samenwerking met Christian verloopt heel organisch en we weten elkaar te vinden als het nodig is. Het is niet vastgelegd in agendamomenten, maar we spreken elkaar regelmatig”. Van Vessem; “Het is op basis van gevoel en vertrouwen. Het is heel belangrijk dat dat wederzijdse vertrouwen er is. We denken niet te veel in structuren.” Van de Sande; “Hoe dat vertrouwen is ontstaan? Wat opviel toen Christian contact zocht, was dat hij onze situatie nam als uitgangspunt. Hij wilde weten wat ons probleem was en hoe hij een bijdrage kon leveren om dat op te lossen. Dat legde de basis voor het vertrouwen”.
’
> Beter anticiperen. Van de Sande toont zich content met de samenwerking. “Door de verbinding met het bedrijfsleven kunnen we beter anticiperen op actuele en komende ontwikkelingen. Door corona is er nu bijvoorbeeld minder behoefte aan vliegtuigonderhoudstechnici. We weten dat er over vijf jaar een tekort zal zijn, nu zitten we echter in een vacuüm. Door de samenwerking met Techsharks weet ik dat zij ook luchtvaarttechnici aannemen. Waarom? Waar zijn die studenten goed in? Voor welke banen komen zij in aanmerking? Daarvoor moet je dan naar het competentieniveau kijken. Daarover praten we samen en zo blijf je flexibel en wendbaar”. Van Vessem; “Goede technici zijn schaars en iedereen zit met dezelfde problematiek. De markt daagt ons uit: wat is er ondanks de schaarste mogelijk? Een vliegtuigmonteur is dan een monteur met heel veel competenties. Je moet verder durven kijken en stappen zetten om deze studenten een baan te bieden”. > Theorie plus doen. Daarmee is de grootste uitdaging van de laatste jaren genoemd: het vinden, binden en boeien van technici en in het verlengde daarvan het opleiden van (voldoende) mensen. Tijdens hun schoolcarrière, maar ook daarna. Cees van Gerwen, directeur van de opleidingen Mechatronica, Werktuigbouw, Metaaltechniek en Procestechniek bij ROC Tilburg; “De instroom aan nieuwe leerlingen voor de techniekopleidingen is redelijk op peil >
Afrika Project Foto: Techsharks
41
Foto: Techsharks
>
en het vinden van stageplaatsen was nog nooit zo eenvoudig. Ons succes komt voor een groot deel voort uit ons practicum, waarin wij miljoenen investeerden. Het is hier niet alleen theorie, maar ook doen”. Dat gebeurt ook buiten de schoolmuren. Van Gerwen; “We deden mee in fieldlab Campione dat zich richtte op voorspelbaar onderhoud in de procesindustrie. Hierin werkten onze studenten samen met hbo-leerlingen en het bedrijfsleven. We doen mee in een project om een chocoladehagelfabriek te bouwen. Dat soort dingen doen we al 25 jaar in verschillende sectoren en daar zijn we redelijk uniek in. Daarbij is er ook aandacht voor de human capitalagenda, niet voor één opleiding, maar over de hele breedte”. ROC Tilburg is een club die proactief denkt en handelt. Dat is prettig samenwerken, aldus Van Vessem.
> Vervolgopleiding. Mbo-studenten leren tijdens hun opleiding de basis qua techniek. Het is steeds belangrijker dat ze daarnaast ‘leerbaar’ zijn en blijven, zegt Van de Sande. “Voorheen was je na je opleiding aan het mbo klaar. Tegenwoordig komt men steeds vaker na een paar jaar terug voor een middenkader opleiding en weer later nog eens voor een specialistische opleiding”. Van Gerwen; “Die mensen die terugkomen voor een vervolgopleiding brengen ook weer een bepaalde deskundigheid mee. Daar probeer je als opleiding op aan te sluiten. Docenten leren daar ook weer van. Samen moet je die verbinding maken én onderhouden. Die wisselwerking met de bedrijven is heel belangrijk. Het grootste probleem dat in de technisch georiënteerde bedrijven speelt, is namelijk het strategisch personeelsbeleid voor de komende jaren”. > Ideaalplaatje ontleden. Van de Sande; “Als je de instroom wilt vergroten moet je hem ook verbreden en daarin moet iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen. Het vmbo betrekken? Jazeker. Op de basisschool beginnen met werven? Doen! Maar ook zij-instromers benaderen. In die gebieden kunnen we ook samenwerken met bedrijven; welk traject kunnen we iemand bieden?” Van Vessem; “Met dat soort zaken zijn wij al bezig. Onze klant komt bijvoorbeeld met een ideaalplaatje waaraan een techneut moet voldoen. Dat proberen we met de klant te ontleden: wat heb je minimaal nodig? Vervolgens kijken we met de opleidingsinstituten hoe we aan
42 juli 2021
‘
‘De instroom aan nieuwe leerlingen voor de techniekopleidingen is redelijk op peil’
’
die vraag kunnen voldoen, zoals met de al genoemde luchtvaarttechnici. Installaties en machines zijn ook steeds meer data-driven. Daarvoor heb je andere typen mensen nodig. Misschien kunnen we daarvoor ook andere doelgroepen aanspreken, zoals ICT’ers”. Van de Sande; “We moeten goed blijven luisteren naar de bedrijven; wat vragen ze van ons? Daarin hebben we een gezamenlijke verantwoordelijkheid. We weten dat als een medewerker zich kan blijven ontwikkelen, dat hij dan makkelijker bij zijn werkgever blijft. De vraag is dan: wat bied je aan? Daar zit de samenwerking op, niet alleen met Techsharks, maar met het hele bedrijfsleven. We moeten de verbinding zoeken op binden en boeien. Hoe houd je elkaar scherp en hoe kun je elkaar helpen. Niet wijzen naar de ander, maar samen een ecosysteem ontwikkelen waarin opleiden en werken samenvalt”. <
Netwerken Beheer en Onderhoud Asset Management Techniek Branchevereniging
Conditiebewaking Prestatiemanagement Maintenance Academy Kennisontwikkeling
Onderhoud je netwerk en Deel kennis en ervaring
Maak onderdeel uit van Europa’s grootste netwerk De Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud (NVDO) is dé toonaangevende brancheorganisatie die middels belangenbehartiging, kennisontwikkelingen en -overdracht en netwerken ondersteuning biedt aan bedrijven en personen die bij de besluitvorming op het gebied van Beheer en Onderhoud/Asset Management betrokken zijn en daarmee de Nederlandse onderhoudssector als ’s werelds beste helpt te presteren.
>> Word lid!
De NVDO doet dit door in de sector een onafhankelijke positie in te nemen en alle relevante bedrijfssectoren met behulp van voorlichting, advisering, kennisontwikkeling, (wetenschappelijk) onderzoek en kennisuitwisseling ten dienste te staan en zo op weg te helpen naar excellent Asset Management.
Het NVDO-lidmaatschap biedt vele voordelen!
Het NVDO-Lidmaatschap geeft toegang tot
•
•
• • • •
Grootste netwerk van Europa (fysiek en digitaal) Regionale activiteiten Vakinhoudelijke kennis en netwerk Compleet portfolio Maintenance Academy Collectieve abonnementen op vakbladen
• • • •
Kengetallen, Trends, Visie (NVDO Onderhoudskompas) Platform Materiaalkunde (wetenschappelijke) Publicaties, waaronder Visiedocumenten Kortingen op ons cursusaanbod van de NVDO Maintenance Academy Jongerenboard
Asset Management, Duurzaamheid, Veilig Werken en Energie-efficiency zijn belangrijke thema’s waaraan de NVDO regelmatig en in breder verband aandacht besteedt!
Ga naar www.nvdo.nl en meld je aan >> Lange Schaft 7G - 3991 AP Houten | Postbus 138 - 3990 DC Houten 030 - 634 60 40 | info @ nvdo.nl | www.nvdo.nl
43
VISIE <
Met Rijkswaterstaat naar een vitale infrasector Rijkswaterstaat en markpartijen boeken goede voortgang in de in maart 2020 ingezette transitie ‘naar een vitale infrasector’. Er zijn diverse projecten opgestart waarin ervaring wordt opgedaan met nieuwe samenwerkings- en contractvormen die moeten leiden tot een goede risicobeheersing, betere voorspelbaarheid en een gezond financieel resultaat.
Foto: NVDO
44 juli 2021
> Ontwikkelingen en resultaten. Sinds de start van het programma in het voorjaar van 2020 is al een aantal belangrijke resultaten geboekt, zo meldt Minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat. Zo is de aanbesteding van de renovatie van de A12 IJsselbruggen inmiddels gestart. Met het tweefasenproces worden afspraken voor een gedeelte of het hele project pas gemaakt als risico’s beter in te schatten zijn en daarmee duidelijke afspraken te maken zijn over de risicoverdeling en eventuele resterende onzekerheden. De aanbesteding van twee andere tweefasenprojecten start binnenkort. Nog voor de zomer komt een deel van het project A27 Houten-Hooipolder op de markt en ook de renovatie van tunnels in de A73 start medio 2021. Ook bij de verbetering van onderhoudscontracten zijn goede resultaten bereikt. Prestatiecontracten en andere onderhoudscontracten worden flexibeler, effectiever en efficiënter ingericht. De ervaring die is opgedaan met onder meer het contract voor onderhoud aan snelwegen in Midden-Nederland en de stuw- en sluizencomplexen in Oost-Nederland, wordt gebruikt bij de ontwikkeling van andere prestatiecontracten. Binnenkort verschijnt de Rijkswaterstaat innovatieagenda. De agenda brengt focus aan in de innovatieopgaven die in samenwerking met de markt worden opgepakt, onder meer met manieren van aanbesteden die het innovatieve vermogen van de markt optimaal benutten. Met het instrument Small Business Innovation Research (SBIR), worden innovaties op het gebied van circulaire viaducten ontwikkeld om vervolgens toe te passen in andere projecten. Ook start binnenkort de renovatie van een aantal sluizen in Zeeland via een zogeheten portfolio-aanpak. Van Nieuwenhuizen; “Hiermee maken we het voor bedrijven mogelijk om over meerdere vergelijkbare objecten heen risico’s te reduceren, faalkosten te verminderen en innovaties toe te passen”.
‘
> Taskforce Infra. De Taskforce Infra, waarin Rijkswaterstaat en brancheorganisaties in de bouw- en technieksector samen optrekken, is een belangrijke aanjager van de beoogde transitie. De Taskforce heeft aan het begin van de coronacrisis een belangrijke rol gespeeld om het werk zoveel mogelijk te laten doorgaan en waar mogelijk zelfs versneld aanbesteed en uitgevoerd te krijgen. De manier waarop marktpartijen en Rijkswaterstaat de coronacrisis hebben aangepakt is een goed voorbeeld voor de manier van samenwerken die nodig is bij de uitvoering van werkzaamheden aan de Nederlandse infrastructuur. Meerdere werkgroepen van Rijkswaterstaat en marktpartijen werken samen aan een verdieping van de vraagstukken die in de Taskforce aan de orde komen, met als doel om gerichte voorstellen te doen voor de verandering en de verbetering van aanpak en processen.
> Over het programma ‘Op weg naar een vitale infrasector. Rijkswaterstaat werkt aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland. Een complexe opgave. Zo vragen de ambities op het gebied van circulariteit en het tegengaan van en aanpassen aan klimaatverandering om nieuwe oplossingen en biedt nieuwe digitale technologie mogelijkheden voor een betere doorstroming van verkeer op wegen en waterwegen en meer voorspelbaar onderhoud. Om deze opgave kostenefficiënt, betrouwbaar en voorspelbaar te kunnen waarmaken werkt Rijkswaterstaat samen met de markt aan het versterken van drie condities. Het samenwerken vanuit voldoende expertise in de gehele keten gericht op de veranderende opgave, het bijdragen aan een financieel gezonde, productieve sector waarin beheerst met soms inherente risico’s wordt omgegaan en een sector waar voldoende ruimte is voor innoveren en leren. <
‘Ook het Datalab heeft een bijdrage geleverd door zoveel mogelijk areaalgegevens te verzamelen’ 45
SAMENWERKING <
Juist de fossiele industrie zou hernieuwbare energie bronnen
moeten omarmen
De petrochemische industrie kan op termijn door hernieuwbare energie te gaan gebruiken haar CO2 uitstoot verlagen dan wel volledig elimineren. De sector moet hiervoor wel een transitie doormaken. Zo niet, dan is er een kans dat de petrochemische sector op termijn uit Nederland zal verdwijnen. In de transitie naar een schonere petrochemische industrie zal elektrificatie (met hernieuwbare elektriciteit) een grote rol spelen. Hier is Willem Frens, Senior Business Development Manager bij VoltaChem, van overtuigd. “Ik verwacht dat tussen nu en vijftig jaar de huidige petrochemische fabrieken een transitie zullen doormaken waardoor de CO2 uitstoot met behulp van elektriciteit, waterstof en CO2 (maar dan CO2 als grondstof voor andere producten) geheel kan verdwijnen”. Hoe daar invulling aan gegeven kan worden, daar buigt VoltaChem zich over. VoltaChem is een industriegedreven innovatieprogramma voor de elektrificatie van de chemische industrie dat in 2014 is opgezet door TNO, de Topsector Chemie en het voormalige ECN (nu geïntegreerd in TNO). Het programma ontwikkelt nieuwe elektrificatie technologieën, gericht op het gebruik van hernieuwbare energie in de chemische industrie voor de productie van warmte, waterstof en chemicaliën te produceren. In het VoltaChem programma werken onderzoekers en technische consultants samen met raffinaderijen,
VoltaChem Foto: Erik de Vries
46 juli 2021
petrochemische bedrijven, technologieontwikkelaars en equipment manufacturers om nieuwe technologieën te ontwikkelen en te kijken hoe activiteiten van bedrijven op een dusdanige wijze geïntegreerd kunnen worden zodat de CO2 uitstoot verlaagd kan worden. Bij de start van het onderzoeksprogramma in 2014 werd een roadmap opgesteld en in 2016 werd de VoltaChem-whitepaper ‘Empowering the chemical industry - Opportunities for electrification’ gepubliceerd. Hierin worden verschillende vormen van elektrificatie toegelicht zoals Power-2-Heat, waarbij elektriciteit wordt omgezet in warmte bijvoorbeeld in een elektrische boiler, Power-2-Hydrogen waarbij water met elektriciteit wordt omgezet in waterstof en zuurstof en Power2-Chemicals waarbij CO2 die anders uitgesloten zou worden wordt omgezet in een waardevolle grondstof zoals mierenzuur dan wel CO. Ook is daarin beschreven hoe fabrieken op een dusdanige wijze aan elkaar gekoppeld zouden kunnen worden zodat minder CO2 wordt uitgestoten en er toch een goed business case overblijft.
> Laaghangend fruit. Frens; “Een petrochemische fabriek of raffinaderij heeft vaak extra warmte nodig. Op dit moment wordt deze warmte voornamelijk geproduceerd door het verbranden van aardgas dan wel afvalstoffen uit de fabriek. Hierbij komt veel CO2 vrij. In principe zou je deze warmte ook kunnen maken met elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energie. Als je dat doet, wordt minder CO2 uitgestoten. Een bijkomend voordeel is dat ook hybride
Onderhoud Al wordt bij de ontwikkeling van de nieuwe technologieën niet specifiek rekening gehouden met Onderhoud, speelt dat in de toekomst wel een grote rol. “Onderhoudsbedrijven moeten er rekening mee houden dat dit soort technologieën op de markt komen. Denk daarbij aan het gebruik van warmtepompen. Onderhoudsmedewerkers en -bedrijven moeten leren hoe zo’n pomp werkt en onderhouden wordt. Het Fieldlab in Rotterdam kan daar een grote rol in spelen, omdat daar de warmtepompen in een vroege fase gedemonstreerd worden. Zo is te zien hoe het werkt en kan meer uitleg gegeven worden. “Maar, we zitten nu in de ontwikkelfase en dat is toekomstmuziek. Ik kan mij voorstellen dat wanneer de ontwikkelingen verder zijn er ook een pilot komt en onderhoudsbedrijven meekijken”.
boilers en warmtepompen kunnen worden ingezet die je dan alleen aanzet als er een overschot is aan hernieuwbare elektriciteit (bijvoorbeeld als het hard waait). Op deze wijze kan het elektriciteitsnet gestabiliseerd worden. En dit is nodig, want zeker in Nederland (met veel wind- en zonne-energie) zal het aanbod van hernieuwbare elektriciteit op het ene moment hoog zijn en op het andere moment laag. En het huidige elektriciteitsnet is niet berekend op de schommelingen in deze energietoevoer”.
> Fieldlab Industrial Electrification. Om regionale versnelling te bewerkstelligen is in 2018 vanuit het VoltaChem programma samen met TNO, FME, Deltalinqs, Innovation Quarter en het Havenbedrijf Rotterdam het Fieldlab Industrial Electrification in Rotterdam geïnitieerd. De doelstelling van dit Fieldlab is om nieuwe elektrificatietechnologieën in een gecontroleerde omgeving verder op te schalen en daarnaast ook de laatste fase van de opschaling van technologie bij de fabriek zelf te faciliteren. Daarnaast is het Fieldlab Industrial Electrification betrokken worden bij (regionale) haalbaarheidsstudies, kan het faciliteren in het bij elkaar brengen van technologieontwikkelaars, equipment manufacturers en de petrochemische bedrijven die elkaar hard nodig zullen hebben om van de transitie van de petrochemische industrie naar een sector die geen CO2 meer uitstoot een succes te maken. In februari 2021 is het Fieldlab Industrial Elektrification officieel van start gegaan in de Haven van Rotterdam. De locatie waar in een gecontroleerde omgeving elektrificatie technologieën opgeschaald kunnen worden, zal naar verwachting later dit jaar geopend worden. Frens nodigt geïnteresseerden uit om langs te komen en te bespreken hoe het Fieldlab Industrial Electrification kan ondersteunen bij het opdoen van kennis met betrekking tot de nieuwe onderhoudstechnieken die de nieuwe technologieën met zich mee zullen brengen. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft er overigens volgens Frens groot belang bij dat er technologieën op de markt komen die geen C02 meer uitstoten. En hernieuwbare elektriciteit zal hierin een grote rol spelen. Frens “Ik verwacht dat tussen nu en vijftig jaar de petrochemie een grote transitie zal doormaken waarbij onder andere gebruikt gemaakt zal worden van hernieuwbare elektriciteit en groene waterstof (al dan niet opgewekt in Rotterdam zelf ). Dit zal niet van de ene
dag op de andere dag gebeuren. Maar het is een absolute noodzaak. Zonder de transitie naar een schonere petrochemie die geen CO2 meer uitstoot zal op termijn het industriële havencluster in Rotterdam op houden te bestaan. Daarom zijn de activiteiten zoals die van VoltaChem en het Fieldlab Industrial Electrification zo belangrijk. Want links- of rechtsom de raffinage- en petrochemische sector in Rotterdam en elders in de wereld moet zich transformeren om ook op termijn een gezonde (letterlijk en figuurlijk) sector te blijven”.
> Fossiele industrie. Volgens Frens is het een groot misverstand dat petrochemische en raffinage bedrijven niet zitten te wachten op nieuwe energietechnologieën. En dat zie je ook bij VoltaChem. De grootste partijen met wie VoltaChem samenwerkt zijn technologieontwikkelaars (groot en klein uit de hele wereld) en de petrochemische industrie (niet alleen uit Nederland). Als voorbeeld van het belang geeft Frens dat “Als de fossiele industrie ophoudt met het produceren van benzine of kerosine uit olie (waarbij CO2 vrijkomt), zullen juist deze bedrijven de benzine en kerosine willen produceren zonder CO2 uitstoot. Vandaar dat het de huidige producenten zijn die juist de nieuwe technologieën omarmen zodat zij in de toekomst synthetische kerosine of diesel uit hernieuwbare grondstoffen kunnen maken. En Voltachem en het Fieldlab Industrial Electrification ondersteunen de bedrijven om de technologieën die dit mogelijk te maken over twintig á dertig jaar commercieel beschikbaar te hebben”.
> Toekomst. VoltaChem is niet de enige organisatie waar elektrificatie technieken worden ontwikkeld. Wel is VoltaChem op verschillende gebieden toonaangevend in de wereld, bijvoorbeeld op het gebied van Solid Oxide en PEM Electrolysers (Faraday-lab in Petten) en op lage temperatuur elektrolyse technologieën (in Delft). Volgens Frens zou het dan ook heel mooi zijn indien over een 10-20 jaar blijkt dat VoltaChem aan de basis heeft gestaan van enkele elektrochemische technologieën die dan daadwerkelijk geïmplementeerd zijn in de industrie wereldwijd. “Wij zullen daarbij voornamelijk het eerste stuk van de ontwikkeling kunnen doen, maar daarna zit nog een heel traject van technologieontwikkeling dat door de technologieontwikkelaar en de equipment manufacturer gedaan moet worden. Hierbij kan het Fieldlab Industrial Electrification ondersteunen. Het uiteindelijke gezamenlijke doel is dat de technologieën van de grond komen en daadwerkelijk geïmplementeerd worden, en dan is het natuurlijk leuk als we over tien jaar kan zeggen dat wij daarbij hebben aan de basis hebben gestaan”. <
Laboratorium in Delft Foto: Erik de Vries
47
VEILIG WERKEN <
Illustratie Foto: Votob Academy
48 juli 2021
Better safe than sorry In een snel veranderende wereld zijn flexibele organisaties steeds belangrijker. Allianties zijn hiervoor een goed instrument. Door gezamenlijk op te trekken kunnen organisaties kansen grijpen, risico’s delen en (op kosten) concurreren met grotere partijen. Het is daarnaast mogelijk om complexe, branche-overstijgende producten en diensten te ontwikkelen die organisaties beschermen en de veiligheid kunnen waarborgen. Voorbeelden van succesvolle allianties zijn te vinden in alle sectoren en niet in het minst in de keten van Asset Management. De beste allianties realiseren meer waarde dan mogelijk was voor de afzonderlijke organisaties. Dan gaat het om het gemeenschappelijke doel, aantoonbare waarde en inzet/commitment. Maar successen zijn niet vanzelfsprekend. Een aantal uitdagingen is voor allianties herkenbaar. Bijvoorbeeld hoe om te gaan met verschillende of zelfs tegenstrijdige belangen. En hoe bepalen autonome partijen de prioriteiten van de alliantie. Maar ook, wie levert welke inzet– en wat dit betekent voor de besluitvorming.
dezelfde dingen gesproken wordt, kunnen er gezamenlijke keuzes gemaakt worden.
> Gezamenlijk keuzes maken in een alliantie. Om
> Alliantie optimalisatie. Een alliantie wordt meer waardevol als meer partijen hiervan profiteren. Om een krachtigere, effectievere en efficiëntere alliantie te vormen is een optimale samenstelling van partijen nodig. Dit kan door omstandigheden veranderen: een alliantie begint vaak klein met partijen die elkaar al goed kennen. Na een succesvolle start kan die worden uitgebreid. Het ‘onboarden’ van deze nieuwe partijen kan ingewikkeld zijn, doordat ook zij hun stem willen laten gelden: ook zij zijn immers een gelijkwaardige partij. Om dit in goede banen te leiden, helpt het om rekening te houden met bovenstaande factoren. Voor de optimale werking van een alliantie is transparantie en vertrouwen nodig. Wederzijdse belangen moeten inzichtelijk en aanvullend zijn. Het welbekende Afrikaanse spreekwoord ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder’ duidt op de notie dat de relatie belangrijker is dan de taak, zeker als het gaat om het waarborgen van onze veiligheid. <
dit te kunnen bereiken, is het cruciaal om een heldere sturing te hebben binnen de alliantie. Elke partij binnen een alliantie heeft een eigen doel voor ogen en toch zullen er keuzes gemaakt moeten worden die niet per definitie bijdragen aan de waarde van het eigen doel. Het maken van keuzes en het bepalen van prioriteiten, dienen zo objectief mogelijk gedaan te worden in een gezamenlijke context.
> Communicatie. Verschillende eigenaren betekent ook verschillende perspectieven op dezelfde dingen. De cruciale eerste stap is om definities gelijk te stellen voor sturing binnen de alliantie. Belangrijke vragen om te beantwoorden zijn onder andere: Wat is een initiatief? Wat zijn risico’s? Wat valt wel binnen de alliantie, wat niet? Pas wanneer er in een alliantie dezelfde perspectieven gebruikt worden en er over
‘
> Rollen. Leg de rollen in de alliantie vast. Binnen de partijen kunnen ook meerdere rollen zijn. Spreek af wie meepraat over de prioriteiten van de alliantie: gebeurt dit op basis van consensus of ‘wie betaalt, bepaalt’? Belangrijk hierbij is dat er duidelijke rollen afgesproken worden binnen de alliantie en er een heldere besluitvorming structuur (governance) wordt neergezet. Aan welke principes en uitgangspunten zal voldaan moeten worden? Hoe gaan de verschillende rollen met elkaar om?
‘Een alliantie wordt meer waardevol als meer partijen hiervan profiteren’ 49
WET- EN REGELGEVING <
Foto: NVDO
Hoe samenwerken met partners? Samen ben je sterker, dat is natuurlijk geen nieuws. En dat geldt vooral in het geval van partners zoeken om te innoveren, kosten delen, je markt uit te breiden of de krachten te bundelen. Maar een succesvol partnership opzetten, is een moeilijke evenwichtsoefening. Daarom ontwikkelde de International Organization for Standardization (ISO) de norm ISO 44001 om samenwerkende organisaties op weg te helpen. In het verlengde daarvan publiceerde ISO een begeleidende norm om de slaagkansen van partnerships verder te verhogen: ISO 44002.
50 juli 2021
‘
‘ISO 44001 maakt gebruik van best practices uit de branche’
’
Partnerships bestaan in alle vormen en maten. Denk maar aan joint ventures, consortia, fusies en overnames, maar evengoed aan bedrijf-klantrelaties en zelfs interne samenwerkingen tussen verschillende teams. Welke formule je ook kiest, ISO 44001 helpt omdat het een concreet kader is om je samenwerking optimaal te maken.
> In 8 stappen naar succes. ISO 44001 (Collaborative business relationship management systems – Requirements and framework) is net zoals alle andere ISO-managementnormen opgesteld volgens de High Level Structure (HLS). Via de HLS krijgen normen een uniforme basisstructuur en dito vereisten. Zo kunnen ze makkelijker samen worden gebruikt. Daarnaast focust de norm op een roadmap die uit acht stappen bestaat: 1. Operationeel bewustzijn 2. Kennis 3. Interne evaluaties 4. Partnerkeuze 5. Samenwerken 6. Waardecreatie 7. Toekomstbeleid 8. Exitstrategie
Kennis Om effectieve samenwerking tot stand te brengen, zijn strategieën nodig die gericht zijn op de bedrijfsdoelstellingen en de risico’s onderkent die gepaard gaan met meer integratie, inclusief kennismanagement en bedrijfscontinuïteit, ondersteund door een exitstrategie om de belangrijkste zorgen te identificeren.
Waardecreatie De sleutel tot het onderhouden van een sterke relatie is ervoor te zorgen dat deze actueel blijft en innovatie stimuleert om extra waarde voor de partners te creëren door middel van gezamenlijke continue verbeteringsprogramma’s.
Samen Blijven ?! Gezamenlijk beheer is cruciaal als relaties volwassen willen worden en mensen en het ondernemingsklimaat willen ondersteunen. Effectieve prestaties en gedragingen moeten worden gecontroleerd, samen met problemen en geschillen die onvermijdelijk zijn, maar die de relaties kunnen versterken als ze effectief worden aangepakt.
Volg je de ‘best practices’ en eisen bij elke stap, dan kies je voor een doordachte, transparante en vooral productieve samenwerking. Hoe je daarbij het beste te werk gaat, staat beschreven in ISO 44002.
> ISO 44002: een handleiding voor samenwerking. Alle organisaties die met ISO 44001 aan de slag willen, kunnen voortaan gebruikmaken van een nieuwe, begeleidende norm: ISO 44002 (Collaborative business relationship management systems – Guidelines on the implementation of ISO 44001). Zo krijg je diepgaande inzichten in hoe je de eisen uit ISO 44001 doeltreffend implementeert én een managementsysteem voor samenwerking integreert in bestaande beheerssystemen. Het resultaat: door de toepassing van beide normen sta je pas écht ‘samen sterker’ in je partnerships.
> Voordelen van werken met ISO 44001. Van zakelijke samenwerkingsrelaties is aangetoond dat ze een breed scala aan voordelen oplevert die het concurrentievermogen en de prestaties verbeteren en tegelijkertijd waarde toevoegen aan organisaties van elke omvang. De publicatie van de ISO 44001 is een unieke mijlpaal voor bedrijven. Samenwerking tussen organisaties kan vele vormen aannemen, van losse tactische benaderingen tot allianties of joint ventures voor de langere termijn. ISO 44001 dwingt niet een enkele rigide aanpak af, maar erkent dat elke relatie zijn eigen unieke overwegingen heeft en tegelijkertijd een reeks voordelen benut. <
51
CursusKalender Kennis is onze kracht! Inschrijven kan eenvoudig via de maintenance academy op www.nvdo.nl
9 september; ISO 55000 in één dag! De NVDO cursus “ISO 55000 in één dag!” geeft deelnemers waardevol inzicht in de wereldwijde normering. U maakt kennis met de inhoud en heeft aan het eind van de dag een helder en compleet inzicht in de integrale eenduidige aanpak die de norm voorschrijft. Let op: de training gaat specifiek in op de ISO 55.000 serie en behandelt slechts in hoofdlijnen het vakgebied van Asset Management, met als doel de norm te verduidelijken.
Deelnemers hebben na deze eendaagse training inzicht in de toepassingsmogelijkheden van de ISO 55000 en kennen de integrale eenduidige aanpak die de norm voorschrijft.
Onderwerpen • • • • • •
Wat is ISO 55000 en hoe draagt het bij aan goed Asset Management De relatie tussen ISO 55000 en andere management systemen (bijvoorbeeld ISO 9001) Basisvereisten van een Asset Management Systeem Toepassen van de norm Asset Management in combinatie met Verantwoord Ondernemen Uitgelicht: Risicoanalyse, het belang van data management en het Strategic Asset Management Plan (SAMP)
Nota bene: Bij deelname aan deze eendaagse ISO 55000 cursus is uiteraard de norm, deel I inbegrepen!
14/15/16 september; Basiscursus Reliability Centered Maintenance 3 (RCM3) Deze cursus neemt de deelnemers mee door het Aladon RCM3proces, de volgende generatie RCM. RCM3 is de opvolger van het robuuste en grondige denkproces van de RCM2-methode. Organisaties passen RCM3 toe om operationele en onderhoudsrisico’s die samenhangen met het gebruik van fysieke assets te reduceren, om zo de inherente capaciteit van assets op het gebied van veiligheid en betrouwbaarheid te bereiken tegen minimale kosten. Risicogebaseerd RCM (RCM3) brengt de onderhoudsstrategie volledig in lijn met de internationale normen voor Asset Management en risicomanagement (ISO 55000 en ISO 31000).
Onderwerpen • • •
Risico’s inventariseren en beoordelen Maatregelen bepalen om de risico’s effectief te beheersen Kiezen uit de verschillende soorten onderhoud en operationele strategieën op basis van technische haalbaarheid en toegevoegde waarde
• • • •
Vereiste intervallen bepalen van onderhoudstaken De gemeenschappelijke RCM3-taal; met gedeelde doelstellingen voor onderhoud, inspectie en productie en hoe de onderlinge samenwerking tussen deze afdelingen succesvol Asset Management mogelijk maakt De juiste Asset Management beslissingen nemen voor optimale prestaties van technische systemen en tegelijkertijd veiligheid en milieu-integriteit maximaliseren Bereiken van compliance - onderhoudsstrategieën opstellen die voldoen aan de ISO-standaards voor Asset Management en risicomanagement (ISO55000 en ISO31000)
Na de cursus bent u in staat om deel te nemen in een projectteam dat RCM3 toepast op een asset onder leiding van een RCM3facilitator
22/23 september; Maintenance Engineering in de Praktijk De Maintenance Engineer moet snel kunnen schakelen tussen de details van de dagelijkse problemen en beschikt over een helikopterview om een compleet overzicht van die gesignaleerde
52 juli 2021
problemen te krijgen. Tenslotte moet hij zijn voorstellen voor eventuele oplossingen duidelijk en overtuigend kunnen presenteren. De taak van de maintenance engineer is om verstoringen in het
NVDO MAINTENANCE ACADEMY HOUDT REKENING MET HET “NIEUWE NORMAAL” en houdt ten minste 1,5 meter afstand tussen cursisten en docent tijdens de lessen en in de pauzes!
productieproces en het onderhoudsproces te herkennen, te elimineren en vooral te voorkomen. Daartoe is er veel samenwerking nodig met andere bedrijfsfuncties.
Doel
Het doel van deze cursus is om de (toekomstige) maintenance engineer in zijn dagelijkse werk een goede ondersteuning te bieden.
Onderwerpen
Dag 1 • De plaats en functie maintenance engineering in de organisatie • Het takenpakket van de maintenance engineer • De relatie tussen de onderhouds- en productiefunctie • Het afstemmen van productie- en onderhoudsdoelstellingen • De kern van maintenance engineering: borgen en verbeteren van de prestatie van produktiemiddelen • De gereedschapskist van de maintenance engineer
• Het analyseren en reduceren van storingen • Het opstellen van verbeterplannen Dag 2 • Het doel en het ontwerpen van onderhoudsconcepten • Van onderhoudsconcept naar onderhoudsbeheersing • Praktijkvoorbeelden onderhoudsconcept • Het invoeren van onderhoudsconcepten in de eigen organisatie • Het borgen en bijsturen van onderhoudsconcepten in de praktijk • De invloed van onderhoudsconcepten op het bedrijfsresultaat • De effectiviteit en de efficiëntie van de maintenance engineer
30 september; Smeertechnisch Onderhoud, een professioneel specialisme Het uitvoeren van professioneel smeertechnisch onderhoud is een specialisme en vereist specifieke kennis. Om productieprocessen te optimaliseren is goed smeertechnisch onderhoud en het delen van smeertechnische kennis uiterst belangrijk. De betrouwbaarheid, continuïteit en levensduur van assets neemt daarmee toe, wat resulteert in: • minder energieverbruik • minder smeermiddelenverbruik • minder storingen en stilstand • minder kosten • een hoge(re) productiviteit • een hogere machinebeschikbaarheid
Onderwerpen
In deze training met uitgebreide praktijkvoorbeelden en interactieve opdrachten, worden onder andere de volgende onderwerpen behandeld: • Voorkomen besmettingen van het eindproduct • Opslag, afvoer en productdocumenten (milieuvriendelijkere smeermiddelen) • Rol van smeertechnisch onderhoud binnen kwaliteitssystemen zoals 5S/TPM, BRC, IFS, VCA, ISO of HACCP • Onderhoud, smeerschema’s en smeersystemen • Risicovolle smeerpunten • Automatische smeersystemen • Advies en gebruik van de smeermiddelen en hulpmiddelen • Praktijkcases
1 oktober 2021; Asset Data Management (ADM) Informatiemanagement in alle fasen van de Asset Life Cycle! Informatie speelt een cruciale rol in het engineeren en onderhouden van assets. Deze eendaagse training introduceert u in de wereld van het verzamelen, vastleggen, delen, beheren en analyseren van informatie, zodat u door het slim inrichten van Asset Data Management maximaal presteert in alle fasen van de Asset Life Cycle!
Doel
Resultaten voor deelnemers aan de training “Asset Data Management”: • Inzicht in en bewustzijn van ADM in projecten en technisch beheer • Herkennen van valkuilen op het gebied van informatiemanagement • Waarde van informatie voor optimaliseren van Beheer en Onderhoud • Inzicht in functie van informatiemanagement in de verschillende fasen van de Asset Life Cycle • Tips & tricks voor slim ADM
Onderwerpen
In deze training met uitgebreide praktijkvoorbeelden en actieve opdrachten, worden onder andere de volgende onderwerpen behandeld: • Functie van informatiemanagement in alle fasen van de Asset Life Cycle • Positie van ADM in Asset Management • ADM in projecten versus beheer • Informatie vastleggen, delen en beheren • Tools voor het verzamelen van informatie • Onderhoudsinformatiesystemen • Document control in projecten • Master dataverwerking voor reservedelen • Informatie voor FMECA en onderhoudsplannen • Analyseren van informatie om te komen tot predictive maintenance • ADM best practices
53
Operational Excellence binnen de zuivelindustrie Het bedrijf produceert diverse soorten smeerbaar broodbeleg. De afdeling ‘Voorbereiding’ is een procesplant, die eindproduct in bulk produceert. Twee verpakkingsafdelingen verpakken het daarna in glazen potjes of pakjes. Veel machines zijn verouderd. De technische dienst bestond uit een stafafdeling met daaronder vier aparte subafdelingen per deel van de fabriek.
Operational Excellence in Onderhoudsmanagement Op 14 en 15 oktober organiseert de NVDO in samenwerking met Agindes de tweedaagse training Operational Excellence in Onderhoudsmanagement Na het volgen van de cursus “Operational Excellence in Onderhoudsmanagement” kent de cursist het totaalmodel van operational excellence in onderhoud en heeft hij of zij een basis om verder te kunnen werken aan het opzetten van een Operational Excellence binnen zijn onderhoudsorganisatie.
De afdeling Maintenance bestond uit drieëntwintig medewerkers plus een aantal inleners. Dit was veel groter dan bij vergelijkbare plants van het moederbedrijf. Ook was de beschikbaarheid van een aantal belangrijke verpakkingslijnen veel te laag. Er waren veel kleine storingen en soms duurden storingen veel langer dan nodig was. Het bedrijf deed weinig aan structureel verbeteren. Iedereen was constant erg druk.
Onderwerpen • De geschiedenis en de basisprincipes van Operational Excellence • Het verband tussen Lean, TPM en Asset Management • Een totaalmodel voor Operational Excellence in onderhoud
Opdracht en Aanpak De productiekosten per eenheid product moesten drastisch naar beneden. Daarom wilde het bedrijf de kosten verlagen en de output verhogen. De opdracht was dan ook om de onderhoudsdienst zo te organiseren, dat deze doelen bereikt konden worden. Aan het begin van het project heeft een consultant een scan uitgevoerd van de oude manier van werken om vast te stellen wat de sterke en zwakke punten van de onderhoudsdienst waren. Aan de hand daarvan is een plan van aanpak en een transitieplan opgesteld.
Tevens wordt aandacht besteed aan • Afstemmen van het onderhoud op de bedrijfsstrategie, budgettering en KPI’s • Organisatiestructuur • Preventief onderhoud / Autonoom onderhoud • Werkstroombeheersing • Competentiemanagement • Informatiebeheer en Reservedelenbeheer • Cultuur, verandermanagement en implementatie • Continue verbetering
De belangrijkste onderdelen die vervolgens zijn aangepakt, zijn: 1. Iedereen was constant bezig met brandjes blussen. De taken werden anders verdeeld waardoor er mensen werden vrijgemaakt die zich konden richten op: a. Het oplossen van structurele problemen b. Het optimaliseren van preventief onderhoud c. Het voorbereiden en plannen van de uit te voeren werkzaamheden 2. De indruk bestond dat er veel monteurs slecht gemotiveerd waren en zich met minder belangrijke zaken bezighielden. Door de nieuwe organisatiestructuur kreeg de supervisor meer tijd om in het veld de werkzaamheden van zijn medewerkers en buitenfirma’s te begeleiden 3. De vier sub-afdelingen zijn samengevoegd tot één subafdeling, waardoor veel kleinere avond- en nachtploegen nodig waren 4. De staf en de werkplaats en het magazijn zijn dicht bij elkaar geplaatst, vlak bij de productievloer 5. Samen met de medewerkers van verschillende afdelingen zijn processen beschreven voor bijvoorbeeld de werkstroombeheersing. Het bedrijf deed nog niet aan gatekeeping, werkvoorbereiding of planning
6. Alle servicecontracten zijn bekeken en een aantal werkzaamheden overgeheveld zijn naar operators en monteurs van het eigen bedrijf
Kernsuccesfactoren Een eerste belangrijke factor was het inzicht bij het management dat onderhoud bestaat uit diverse processen die goed vastgelegd moeten worden, zodat je de juiste mensen en middelen kunt inzetten en de processen optimaliseren. Een tweede belangrijke factor was het betrekken van de medewerkers. Zij hadden alle kennis. Bovendien zette een aantal van hen zich al tientallen jaren met hart en ziel in voor het bedrijf. De medewerkers weten zelf het best waar de knelpunten zitten.
Resultaten • • • • •
54 juli 2021
De Overall Equipment Effectiveness van een aantal kritische lijnen is verdubbeld Door pensionering en het stoppen met inhuren, is de TD verantwoord gekrompen Echt langdurige storingen komen nauwelijks nog voor De conditie van de installaties is verbeterd. Daardoor komen minder kwaliteitsproblemen voor. Doordat deze problemen afhankelijk zijn van een complex aan factoren, is het niet mogelijk deze impact te kwantificeren De kosten voor onderhoudscontracten zijn sterk gedaald <
KENNIS MOET JE OOK ONDERHOUDEN. • Wat is Asset Management? • Hoeveel onderhoud is juist genoeg? • Kunnen we met de onderhoudsfunctie waarde creëren? • Wat is de rol van onderhoud binnen het Asset Management? • Wat is Predictive Maintenance en hoe geef ik dit vorm?
DEZE OPLEIDIN ZIJN IN TE BRE GEN NG IN DE BACHEL EN WERKTUIGBOU OR WKUNDE DEELTIJD.
INFORMEER!
2021 EXTRA START OLOGIE ECHN ONDERHOUDST EEN. IN HOOGEV
WAARDECREATIE DOOR GOED ONDERHOUD Een onderhoudsopleiding bij Hogeschool Utrecht helpt u in uw eigen bedrijf de antwoorden te vinden op deze vragen. Aan de hand van kaders gesteld door het Institute of Asset Management (IAM) en de European Federation of National Maintenance Societies (EFNMS) zijn vele mooie resultaten en forse besparingen bereikt bij de deelnemende bedrijven. Door de brede scope op zowel Materiaalkunde, Engineering, Inspectie als Maintenance Management bieden onze opleidingen op het gebied van Onderhoud precies die (integrale) kennis die nodig is om verder te kunnen kijken dan het eigen vakgebied, en daardoor aantoonbaar betere resultaten te boeken. • Post-MBO Onderhoudstechniek (OTK) • Post-HBO Onderhoudstechnologie (OT) • Post-HBO Onderhoud en Asset Management • Master of Engineering in Maintenance & Asset Management
INFORMEER!
Start september 2021 Start oktober 2021 Start oktober 2021 Start september 2021
Alle genoemde opleidingen kunnen naar wens in-company (op maat) verzorgd worden. Informeer naar de mogelijkheden. Meer weten? Bel 088 481 88 88, mail naar info@cvnt.nl of kijk op www.cvnt.nl.
ER VALT NOG GENOEG TE LEREN