SINDS 1970 JANUARI 2021
Eerst zien dan geloven
w
GabriĂŤl Anthonio over de geloof in de sociologie Interview met het 31ste SociĂŤtasbestuur Columns, essays en meer
Sociologisch Antropologisch Periodiek Januari 2021
Contact Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Kruisstraat 2/1 9712 TS Groningen Commissie 2020-2021 Voorzitter Secretaris Penningmeester Hoofdvormgever Promotor & vormgever Eindredacteur Drukkerij Zalsman Groningen Oplage 200 Verzending Rijksuniversiteit Groningen Lay-out Yasmin Portz SoAP-Logo Thomas Bos Redactie-e-mail soap.redactie@gmail.com Foto voorblad David Clode Foto achterblad Andraz Lazic
Geertje op de Hoek Leendert Ekkelboom Joep van Rijn Ineke van Beek Renske Kleefstra Siebren Kooistra
Auteurs
Bauke de Jong Niels Helder Gemma Ridder Carlos de Matos Fernandes Marijn Keijzer Rie Bosman Roger Dragstra Joep van Rijn Leendert Ekkelboom Sofie Wiersma Onno Haagsma Geertje op de Hoek Siebren Kooistra Gabriël Anthonio Liesbet Heyse Bauke van der Kooij
Het thema “Eerst zien dan geloven” past goed bij de wetenschap, vond de commissie. Wetenschappers moeten immers eerst zien voordat ze bereid zijn te geloven, de empirische aanvliegroute. Maar dat het Zien aan interpretatie onderhevig is, bleek het afgelopen jaar wel. De frase die ons thema werd, moest het vooral hebben van de skeptische versie van haar betekenis. Zo zijn er steeds meer mensen die niets zien, niets geloven, of allebei. Verder was afgelopen jaar te observeren dat er ook moeilijkheden kunnen ontstaan wanneer men besluit eerst te geloven, en dán te zoeken of men iets ziet. Overigens niet te verwarren met de theoretische onderbouwing die vereist is tijdens de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek. Waar geen verwarring over hoeft te bestaan, is de inhoud van deze nieuwe editie. Dankzij onze redactie kan iedere lezer zich straks in eigen studeer- of studentenkamer, aan eigen keukentafel of bureau, terugtrekken met ons blad waarin te lezen valt over hoogleraarschap, bestuursschap, Facebook, fake news, institutionele ongelijkheid, studentenbezigheden, en natuurlijk een boekrecensie geschreven door Rie Bosman. En dan zijn er nog vele andere stukken om het thuiszitten mee door te komen. De komende edities zullen de lezer worden gebracht dankzij de inzet van de nieuwe commissie, die dit jaar nog twee mooie edities zal presenteren. Zij stellen zichzelf over een paar pagina’s ook voor. Het is allemaal te zien in deze SoAP. Het geloven laten wij graag aan de lezer over.
Liefs, de SoAP-commissie 2
Inhoud 4
De commissie de SoAP-commissie
6
Bestuursinterview Niels Helder & Bauke de Jong
11
12 17
Leven in een wereld vol Illusies Gemma Ridder
“Dat heb gestaan op feesboek” Carlos de Matos Fernandes & Marijn Keijzer
Ik kijk dus ik besta! Roger Dragstra
18
Een sceptische houding is de essentie van wetenschap Rie Bosman 22 Studentenbezigheden Niels de Jonge Leendert Ekkelboom & Joep van Rijn Eervol ontslagen 24 Sofie Wiersma
26
Hoe peilbaar zijn verkiezingen? Onno Haagsma
28
Interview: Marijtje van Duijn Geertje op de Hoek & Siebren Kooistra
32
Eerst zien dan geloven? Gabriël Anthonio
36
Eerst doen en dan zien we wel Liesbet Heyse
39
Verboden Bauke van der Kooij
3
DE COMMISSIE
SoAP
is alweer sinds 1970 het vakgroepblad van sociologie. Het periodiek verschijnt drie keer per jaar en behandelt actualiteiten en andere interessante zaken die zich in en om de sociologie afspelen. Voorbeelden van teksten zijn nieuws uit de vakgroep, interessante interviews, artikelen, betogen en columns. Regelmatig worden ook docenten, alumni en anderen gevraagd om een bijdrage te leveren door bijvoorbeeld een reactie te geven op een stelling of iets te vertellen over een lopend onderzoek. Uiteraard is er ook lichtere kost in de vorm van nieuws van de studievereniging Sociëtas. SoAP bestaat uit een redactie en een commissie. De wisselende redactie, voornamelijk bestaand uit sociologiestudenten en -docenten, levert de teksten. De commissie zorgt er vervolgens voor dat alles gecontroleerd wordt en er daadwerkelijk een blad wordt geleverd. De commissie bestaat momenteel uit zes mensen: Leendert, Renske, Geertje, Siebren, Ineke en Joep. Leer ze kennen via de stukjes hieronder.
Leendert
Leendert Ekkelboom, secretaris
Renske
Geertje
niet vies van een beetje sporten en voetbalt voor het tweede seizoen bij The Knickerbockers in Dames 3. Naast voetballen kan ze ook zeilen en houdt ze van schaatsen en dansen. Kortom, een echte sportfanaat. Als ze daar niet mee bezig is luistert ze graag naar muziek of doet ze leuke dingen met haar vrienden. Favorietjes zijn Anderson, Paak, Kaytranada en Goldlink. Zo nu en dan wil haar nieuwsgierige kant nog wel eens een machtsgreep plegen. Dit resulteert soms in studeren voor haar tweede jaar bachelor Sociologie, vaak in het kijken naar een leuke docu of random vragen stellen aan Google. Wanneer ze niet in Groningen te vinden is, kun je haar vinden op het platteland in Friesland. Ja, het is een echte! Opgegroeid op een boerderij én aan het water. Een DNA test zou zeggen dat ze een rasfries is.
De lange Leendert Ekkelboom zal dit jaar de secretaris van SoAP zijn. Hij komt uit Winsum, het mooiste dorp van Nederland. Op de middelbare school besteedde hij zijn tussenuren aan het racen tegen zijn vrienden op typeracer, dat komt nu goed van pas bij het notuleren. Leendert is een echte chaoot, maar gewapend met een pen en agenda zorgt hij ervoor dat vergaderingen plaatsvinden op het afgesproken moment. Nou ja… meestal dan. In zijn vrije tijd is hij te vinden achter de computer, waar hij graag een spelletje op speelt, of op het korfbalveld van DWA Argo, waar hij al 4 jaar op de afvangpositie staat. Als je deze krullenbol op stelten in de gang tegenkomt, hoort hij graag je favoriete muzieknummer, want hij houdt van diversiteit in zijn spotify afspeellijsten. Naast een muziekje tegen de stress van het studeren, mediteert hij af en toe; met een diepe adem in, en weer uit…
Geertje op de Hoek, voorzitter
De voorzittersrol van deze commissie heeft Geertje op de Hoek op zich genomen. Ze studeert nu drie jaar sociologie, al gaat ze nog zeker een vierde jaar tegemoet voor deze studie. Dat is te verklaren door haar tweede bachelor ‘filosofie van een bepaald wetenschapsgebied’, één van haar andere interesses die ze besloot te vertalen naar een studie. Hobby’s die het niet tot die status gered hebben zijn onder andere: tekenen, wandelen, lezen, zich zorgen maken
Renske Kleefstra, promotor & vormgever
Renske Kleefstra is dit jaar onze vormgever en promotor. Samen met Ineke zal zij het blad er piekfijn uit laten zien. Daarbovenop zal ze flink gaan zitten influencen op de social media kanalen van de SoAP. Als je d’r zoekt heb je de meeste kans op succes als je eerst op het voetbalveld gaat kijken. Ze is namelijk 4
over hun teksten en ervoor zorgt dat iedere editie opnieuw inhoudelijk de moeite waard is. Omdat Siebren als honoursstudent veel te doen heeft, zal hij voor het eindredactiewerk veel samenwerken met Leendert en Geertje. Naast zijn studie- en commissieactiviteit besteed hij zijn tijd aan het op peil houden van zijn conditie, het luisteren van podcasts en lezen. Daarnaast beleeft Siebren veel plezier aan het koken van bijzondere maaltijden. Dat moet hij ook maar eens voor de commissie doen.
Ineke van Beek, hoofdvormgever
Siebren
Ineke
Ineke van Beek zal de hoofdvormgever van dit jaar zijn met hulp van Renske Kleefstra. Als eerstejaars sociologiestudent gaat ze gelijk aan de slag bij de SoAPCie om haar creativiteiten kwijt te kunnen. Die heeft ze ook veel, aangezien alles haar aandacht trekt en inspireert. Ineke schrijft gedichten en schildert aquarellen over onder andere de geluiden van een halfvolle pot mini-spaghetti, dissociatie, groene zeep en ritsen. Kunst, cultuur en esthetiek hebben veel invloed op Ineke. Ze moest ooit tijdens een les zachtjes huilen, omdat ze ontroerd werd door haar klasgenoten die onbewust De school van Athene nabootsten. De volgende dagen werd ze geplaagd door allerlei vragen, zoals “Bootst kunst het leven na of andersom?’’ Dit soort vragen zijn normaal voor Ineke. Daarom streeft ze ook naar het starten van een tweede bachelor aan de faculteit Wijsbegeerte. Ze verlangt naar het begrijpen van de manieren waarop de mens zichzelf uit, en hoe die uitingen veranderen door omgeving en tijd. Ineke wordt in beslag genomen door de gedetailleerde wereld en complexe vraagstukken. Drukke leerbaan, drukke hoofd, druk mens. Ze neemt veel op haar bordje met haar studieplannen en commissielidmaatschap, maar gelukkig houdt ze van eten. Zoals we het vroeger leerden: hap, slik, weg.
Joep
over filosofische vraagstukken als in-hoeverre-hetbezit-van-een-woestijnrat-inmiddels-onderdeelvan-haar-identiteit-is, gamen en het verzorgen van haar planten. Alhoewel het verzamelen van extra informatie over dat laatste geen overbodige luxe zou zijn. Gelukkig vindt ze het naast al die wat minder sociale activiteiten ook ontzettend leuk om mensen te spreken onder het genot van een kopje koffie, of iets sterkers wanneer de gelegenheid daarnaar is. Hoewel Geertje misschien een ‘oma in het verkeerde lichaam’ kan worden genoemd, vindt ze het zelf ook nog veel te vroeg om achter de geraniums te zitten. Het zal met deze commissie dit jaar geen probleem worden om die nog een jaartje te ontwijken.
Joep van Rijn, penningsmeester
Dit jaar neemt Joep van Rijn het penningmeesterschap op zich. Hij heeft de verantwoordelijkheid over de inkomsten en uitgaven van de SoAP, dus je kunt hem altijd een tikkie sturen (We hopen dat hij begrijpt dat hij niet alles uit eigen zak hoeft te betalen). Ook gaat Joep wat zelfgeschreven stukken bijdragen aan SoAP. Dit is Joeps eerste jaar bij sociologie, en dus ook zijn eerste jaar bij SoAP. Joep komt uit het schitterende Wierden, en is dus een echte tukker. Hij speelt graag computerspelletjes, leest graag en kijkt af en toe een filmpje. Hij heeft gelukkig ook nog een sociale kant, die soms naar voren komt wanneer hij een biertje drinkt met vrienden of een kaartspelletje speelt. Joep is ook een echte rockliefhebber, je kunt hem altijd wakker maken met een nummer van de Dire Straits, wat goed past bij zijn rol als penningmeester, because he gets his money for nothing and his chicks for free.
Siebren Kooistra, eindredacteur
Seine begeisterung über eine Arbeitsstelle beim KIT zum trotz, hat dr. Michael Mäs sich dazu entschieden mal ein Jahr länger in Groningen zu bleiben um Chefredakteur beim SoAP zu werden… ondanks schijnbare overeenkomst is de achternaam van de eindredacteur van SoAP dit jaar niet Mäs, maar toch echt Kooistra. Siebren heeft voor zijn tweede jaar bij SoAP, en zijn tweede jaar als sociologiestudent, besloten om de hoofdverantwoordelijkheid voor de eindredactie op zich te nemen. Dat betekent dat hij redactieleden zal werven, schrijvers zal adviseren 5
‘‘Het stoere bestuur’’ Een interview met het 31ste sociëtas-bestuur Niels Helder & Bauke de Jong
O
p 14 oktober 2020 klonk er, niet alleen in de Kouwerzaal maar ook door vele laptop-speakers van leden thuis, een hamerslag en was het 31ste bestuur van Sociëtas officieel ingehamerd. Voor het eerst sinds het bestuur van 2012-2013 een meerderheid van mannen. Onno Haagsma vervult de rol van voorzitter, Anna van der Meulen die van secretaris, Gemma Ridder is penningmeester, Stefan Vos de commissaris interne contacten en Bauke van der Kooij zal dit jaar de commissaris externe contacten zijn. Samen vormen zij, naar eigen zeggen, het stoere bestuur.
Op de foto van links naar rechts staan: Penningmeester Gemma Ridder, Commissaris Interne Contacten Stefan Vos, Commissaris Externe Contacten Bauke van der Kooij, Voorzitter Onno Haagsma en Secretaris Anna van der Meulen
6
Disclaimer: dit interview is afgenomen op 19 november 2020. De manier van werken omschreven door de bestuursleden kan inmiddels zijn veranderd door veranderende coronamaatregelen.
Jullie zijn al redelijk goed gesetteld als bestuur en kennen elkaar nu al een tijdje, hoe herinneren jullie het eerste samenkomen als kandidaatsbestuur?
sfeer.” Het geheimhouden van de aanstaande bekendmaking was dit jaar veel makkelijker. Bauke: “Je zag toch helemaal niemand.” Anna: “Ik was daar ook niet goed in geweest.” Onno grapt: “'s Ochtends in de spiegel, ‘oooh ga jij in het bestuur?’”
Onno: “Kunnen we niet heel veel over zeggen.” Er heerst een geheimhoudingsplicht over de precieze werking van de eerste ontmoeting. Over de sfeer kan Stefan wel wat kwijt: “Het was een grote gezellige bende.” Anna sluit zich hierbij aan: “Het voelde gelijk al als een goede groep, ik had er gelijk al vertrouwen in.” Onno vult aan: “We kenden elkaar ook al een tijdje, we waren geen onbekenden van elkaar. Ik had stiekem van tevoren ook al een beetje gepeild in privésferen wie bestuur zou willen doen, bij mij was het toch al lang bekend dat ik het deed [lees: solliciteren] dus ik kon open kaart spelen.” Gemma: “Door corona hadden we ook al langere tijd weinig mensen van de studie gezien, dus het was leuk om weer met Sociëtassers te zijn.”
Waarom is Sociëtas de mooiste vereniging van Groningen?
Stefan begint: “De gezelligheid.” Hij licht toe: “Het is niet een supergrote vereniging, daardoor ken je bijna iedereen en dat is wat het heel gezellig maakt.” Anna: “Ik vind ook dat de vereniging heel accepterend is. Iedereen is met elkaar, het is altijd gezellig en daar gaat het om.” Bauke: “Ik denk ook dat, als je kijkt naar hoeveel mensen Sociologie studeren, er veel lid zijn van de vereniging. Bij andere verenigingen zie je vaker dat het dezelfde mensen zijn die altijd naar de activiteiten komen. Daarnaast dat premasterstudenten ook actief willen worden en net zo Over de bekendmaking kan wel volop gesproken leuk met eerstejaars omgaan. Ik heb het gevoel worden. Bauke: “Normaal is het dat je op de dat dat bij andere verenigingen minder is, dat je bar gaat staan in de Doos.” Dit was normaliter echt een hechte groep hebt.” Onno: “Mij valt ook het moment waarop de leden voor het eerst altijd op dat er weinig hiërarchie is, dat is heel het nieuwe bestuur te zien kregen. “Ik heb daar fijn, bij andere verenigingen heb je vaak wel dat een hekel aan, dus ik vind het niet héél erg dat men boven elkaar staat. Er worden wel grappen dat allemaal niet door ging. Normaal vier je gemaakt als je in een nieuwe commissie komt, het met een grote groep en dat was nu in een dan word je wel eens feutje genoemd.” Stefan: besloten kring.” Dit jaar werd de bekendmaking “Maar dat hoort er ook een beetje bij.” Onno: gedaan door middel van een livestream. Op de “Tuurlijk, maar het blijft acceptabel. Het hoort vraag wanneer de bekendmaking ook alweer er óók bij dat je snel makkelijk ergens terecht plaatsvond ontstaat onenigheid. Gemma kan omdat het heel easy going is.” Stefan: “Het weet het zeker: “2 juni ontmoeting, 3 juni is niet moeilijk om betrokken te raken bij de bekendmaking.” Daarmee is de discussie vereniging.” Onno: “Hopen we.” beëindigd. Ondanks de afwezigheid van de leden heeft het bestuur toch mooie herinneringen aan Hoe verwachten jullie de betrokkende avond. Onno: “Ik vond de terugkoppeling heid van Sociëtasleden te kunnen bewel leuk, dat mensen konden inbellen.” Stefan: waren in tijden dat de leden elkaar “Ik vond het vooral heel leuk dat het oude niet veel (fysiek) zien? bestuur had geregeld dat we in de Doos konden zijn.” “Maar de sfeer was wel anders”, aldus Onno: “Ik denk dat de grootste uitdaging voor Gemma. “In plaats van in het publiek stonden nu, voor ons, als bestuur, op dit moment, en ik we met z'n vijven achterin de Doos te wachten denk dat we er ook veel aandacht in stoppen, tot we werden aangekondigd. Heel ander soort we zijn er ook veel mee bezig, en we hopen dat 7
Vorig bestuur was een ‘groen bestuur’ zoals ze zichzelf wat bestempelden, bijvoorbeeld met het gebruik van slettenzakjes (het hergebruik van oude theezakjes). In hoeverre zijn jullie zelf slettenzakken...? En gaan jullie dit groene beleid voortzetten?
het ook tot z'n recht komt, maar je krijgt, hoe ik het in ieder geval merk, niet altijd wederhoor van mensen van wat je hebt gedaan. Je ziet niet direct dat mensen betrokken zijn bij de vereniging terwijl mensen dat wel zijn.” Stefan: “Het belangrijkste voor nu is om veel van ons te laten zien en hopen dat we zo ook leden betrokken kunnen houden. Door bijvoorbeeld zo veel mogelijk dingen te organiseren.” Bauke: “Normaal is de Bunker er altijd, dan loopt men naar binnen van: ‘heu, hoe is het met elkaar’, dat hele element is weg. We proberen dat op allerlei manieren wel een beetje terug te krijgen.” Bauke geeft een voorbeeld: “Zo hebben we nu ons online TenKuur.” “Borrels,” vult Onno aan, “ook al is het digitaal.” Stefan: “Dit is natuurlijk niet ideaal, maar je kunt elkaar af en toe even zien en spreken en dat is dan toch een manier om iedereen betrokken te houden.” Bauke: “We laten nu ook meer van commissies zien, zoals op Instagram.”
Onno: “Daar zijn we nu wel mee bezig. Binnenkort worden er twee plannen waar wij mee bezig zijn gelanceerd. Het vorig jaar behaalde bronzen certificaat willen we dit jaar op z'n minst evenaren, en we hebben ook al mogelijkheden gezien om daar een zilveren van te maken.” Onno legt het certificaat uit: “Er is een checklist met duurzaamheidspunten die je afgaat, daar zitten punten aan verbonden voor hoe goed je bepaalde dingen doet. Een hele mooie start is natuurlijk brons, want je begint nergens. Wij denken dat er misschien nog wel meer in zit.”
We horen de borrel voorbij komen, Wat is verder jullie doel als bestuur deze zijn anders dit jaar, hoe ziet dat dit jaar? Wat voor nieuwe dingen willen jullie bereiken? er precies uit? Stefan: “Nou, nieuwe dingen bereiken is nu wel super lastig...” Onno laat Stefan niet uitpraten: “Of juist niet, want door beperkingen ga je juist nieuwe dingen proberen, sorry dat ik onderbreek.” Bauke: “Ik heb het gevoel dat we heel vaak horen van: ‘ja jullie hebben dit jaar toch niets te doen’, maar ik denk dat we het nu juist druk hebben, dat snappen mensen dan niet omdat ze niet zien waar we mee bezig zijn. We moeten nu veel extra nadenken over dingen die mogelijk zijn, meedenken met commissies en aanvragen doen.” Onno: “Mijn persoonlijke doel is dat elke commissie tenminste één of in ieder geval de activiteit waarvoor ze bedacht zijn mogen organiseren. Dat is heel belangrijk.”
Onno: “Wisselt met de week eigenlijk, wat de maatregelen ons toelaten. Het is op dit moment digitaal.” Bauke: “We hadden bijvoorbeeld een pizzaborrel ingepland en daarbij werd vlak van tevoren bekend dat die ook niet door kon gaan. Je zit dus plannen te maken en die moet je dan op de allerlaatste dag allemaal weer veranderen.” Stefan vult aan: “Het is snel schakelen en anticiperen op de situatie.” Anna: “De commissies doen nu ook meer, eerst was het zo dat de bal helemaal bij ons lag maar nu is het ook kijken naar wat voor ideeën zij hebben en daar zitten hele creatieve ideeën tussen. Dat is wel leuk.”
Het verschilt natuurlijk per moment Het vorige bestuur karakteriseerde wat mogelijk is, maar naar welke actizich dus als het groene bestuur, wat viteit kijken jullie het meeste uit? voor label plakken jullie op jullie zelf? Anna reageert direct: “De eerste fysieke!” Stefan: Coronabestuur mag niet gezegd wor“De etentjes met structuren en commissies den. kijken we echt heel erg naar uit. We hopen dat ze later dit jaar toch door kunnen gaan.” Gemma: “Vooral de activiteiten die niet door konden gaan vorig jaar, zoals het Lustrum of de Nacht, daar kijk ik wel echt naar uit. Ook omdat ik denk dat die commissies er zelf zoveel zin in hebben.’’
Bauke: ‘‘Ik denk dat we uiteindelijk toch wel bekend zullen staan als het coronabestuur. Hoe je het ook wendt of keert en hoe graag wij ook een andere naam willen krijgen, uiteindelijk zal er als er over 3 jaar over ons wordt gepraat veel mensen 8
zeggen ‘oh dat is dat bestuur van dat jaar dat er heel veel corona was’. Dat zal toch gebeuren.’’
contact met andere verenigingen van Sociologie in het land. Die zijn minder bedeeld, om het zo maar te zeggen.”
Maar als je dat woord echt niet mag gebruiken? Doen jullie veel aan thuiswerken of zijn jullie nog veel op de faculteit? Stefan: “Daar hebben we het lacherig wel een beetje over gehad en we kwamen uit op eh... ja.” Stefan keert zich naar bestuursgenoten. “Ik weet niet of jullie het leuk vinden dat ik het zeg.” Gemma: “Ga d’r voor.” Stefan en Gemma in koor: “Het stoere bestuur.” Stefan licht toe: “Dat past ook wel een beetje bij corona, dat wij ondanks alles wat gaande is wel dingen willen doorzetten. En gewoon doen.” Onno: “In het begin zeiden we, weet ik nog, ‘wij zijn het sportieve bestuur.’’’ Iedereen aanwezig bij het interview gaat stuk, wat een grap. Bauke: “Maar sportscholen zijn dicht dus ja...” Onno: “We hebben het niet in de hand, kunnen wij niets aan doen.” Stefan: “Als de sportscholen nog open waren had Bauke nu twee stoelen nodig zo breed was ie dan.” Gemma: “Het plan om elke week samen te gaan sporten is wel een beetje nooit gebeurd; dat is gebleven bij een plan.” Stefan stelt voor samen te gaan hardlopen. Dit wordt met weinig enthousiasme ontvangen. Onno: “Komt nog wel.”
Stefan: “Wij hebben het in Groningen best wel goed, op deze faculteit. We kunnen op de fac zitten in de Bunker en het vergaderhok. Andere verenigingen zijn veel thuis en online aan het vergaderen. Wij vergaderen gewoon in een zaaltje.” Anna: “Ja, eigenlijk alleen maar op de faculteit. Ik denk dat er relatief gezien weinig thuiswerken bij is.” Bauke: “Het gaat ook allemaal een stuk sneller als je mekaar even kunt zien. Als je even kunt zeggen van: ‘hé, wil je hier even naar kijken’. Ik denk dat bij andere besturen waar je de hele tijd online vergadert dat dat wel ten koste gaat van de motivatie.” Onno vult aan: “De functionaliteit ook.” Gemma: “Ook een stukje gezelligheid.”
Wordt de Bunker ook een beetje ervaren als een soort ghost town? Met de zielen van alle leden die nog rondwaren.
Wat is anders aan het bestuursjaar dan Stefan: “Dat valt wel mee, maar dat komt ook jullie van tevoren hadden gedacht? omdat er natuurlijk al vanaf het begin geen leden
mochten komen. Dus het is voor ons een soort Stefan: “Ik dacht van tevoren aan een bestuursjaar normaal geworden.” als lekker een jaartje íets minder studeren, veel lol maken en zuipen maar dat zit er nu natuurlijk Het nieuwe normaal. Op zich natuuriets minder in dit jaar. Maar vind het nog steeds lijk ook wel fijn, dat dat een beetje genog super leuk.”
wend is.
Maar het was van tevoren al redelijk Gemma: “In het begin van de coronaperiode bekend dat dit een coronajaar zou mochten wij dus überhaupt niet in de Bunker worden... komen. Voor ons was het al een vooruitgang dat
we daar weer mochten zijn. Hopen dat de stap dat leden ook weer toegang krijgen snel komt.” Bauke: “Wel echt jammer inderdaad dat er geen andere mensen bij mogen. Dat is wel heel zuur. Afgelopen jaar dacht je als de Bunkerdeur open gaat, dit zou werkelijk iedereen kunnen zijn. Nu is het elke keer òf Stefan, òf Anna, of één van ons in ieder geval.” Men lacht met een traan.
Gemma: “Ja, we hebben gesolliciteerd toen corona er al was, dus we hebben ons hier wel bewust voor opgegeven.” Anna: “We wisten het wel maar niet hoe lang, dus dat is wel een ding. Het kon ook dat het een half jaar zou duren en dat het nu klaar was, maar dat is dus niet zo.” Bauke zet de situatie in perspectief: “Ik ben allang blij dat we elkaar in het echt kunnen zien en fysiek kunnen vergaderen. Ook dat alle commissies hier in principe een zaaltje kunnen afhuren. Als ik het vergelijk met de situatie in april is dat een hele vooruitgang.” Onno: “We hebben veel 9
En in de Bunker wonen natuurlijk ook Maar wat was nou het allermooiste twee hele leuke vissen. De geliefde moment? Evert en Karlijn. Hoe vergaat het hen? Gemma: “Ik denk misschien wel het moment dat wij elkaar voor het eerst zagen. En dat we wisten dat we met elkaar bestuur gingen doen. Dat was voor mij denk ik wel het mooist.” Stefan reageert lachend: “Toen was je vast lam, laat maar.” Gemma: “Ja, maar dat vond ik wel een van de leukste momenten denk ik, maar niet het grappigste moment.” Onno vraagt of zijn bestuur niet met iets beters kan komen. Bauke is de eerste die met wat komt: “Ik vond overdrachtsweekend leuk, ik mag niet precies zeggen wat daar is gebeurd maar op overdrachtsweekend hebben we heel...” Stefan onderbreekt en maakt af: “... heel erg gebond.” Gemma: “Het zijn van die momenten die vooral op het moment heel grappig zijn, zoals in de Bunker Bauke op een gegeven moment zo hard moest lachen dat hij door zijn rug ging.” Blijkbaar was dit moment hilarisch, want het hele bestuur moet lachen. “Het was heel grappig”, vervolgt Gemma met een bijna piepende stem. Bauke: “Dat deed wel pijn ook.” Bauke speelt het incident na, waarbij zijn lach overgaat naar een schreeuw van pijn waarbij hij gelijktijdig met zijn hand op z’n rug slaat.
Anna, vol overtuiging: “Goed!” Onno: “We hebben een rooster gemaakt op het whiteboard. Daarop staat wie wanneer het water moet verversen en de kom schoonmaken.” De broer van Gemma heeft verder een leuk Okto-huisje cadeau gedaan. Bauke: “Het is gewoon fijn elke keer als je de Bunker in komt. Dat de vissen dan daar zijn.” Anna: “Altijd als eerste naar de vissen toe. Even wat voer erin, even met ze praten.” Gemma deelt het enthousiasme: “Ja echt! Het is echt gezellig.” Stefan: “Als je er alleen bent werkt het therapeutisch. Je kunt er even mee babbelen, ze luisteren, ze stellen geen moeilijke vragen.”
Hoe kunnen jullie ze eigenlijk uit elkaar halen. Wie is Evert en wie is Karlijn? Stefan: “Ze hebben verschillende kleuren. De ene is donkerder gekleurd. Evert is donker. Maar eigenlijk is de regel dat degene die rechts zwemt Evert is. Maar goed, het verschilt dus weleens wie Evert is.” Onno: “Maar over het algemeen...” Stefan maakt af: “De donkere.”
Wat zouden jullie graag mee willen geven aan de lezers van SoAP?
Iedereen moet even nadenken, iemand herhaalt stilletjes ‘boodschaaap’. Stefan: “Geen gemieter, trek een liter.” Onno voelt zich verplicht de (aangeschoten) Stefan in toom te houden: “Nou, nou...” Bauke: “Blijf actief, en dat hoeft niet zozeer bij Sociëtas te zijn. Je bent al snel geneigd met corona om de hele dag in huis te zitten waardoor de drempel om iets te gaan doen misschien wel hoog lijkt. Maar blijf op online-dingen afkomen, ook al is het van een andere vereniging, blijf Waar hebben jullie dit jaar tot nu toe hardlopen, blijf met de hond wandelen, zorg dat je een soort dagelijks ritme hebt.’’ Gemma knikt het hardst om moeten lachen? instemmend: “Blijf sociaal bezig.” Onno: “Maar Onno: “Er zijn heel veel shady momentjes. is houd vol niet een cliché?” Stefan: “Ja het klinkt Laten we daar niet over uitweiden.” Bauke: “We zo naar hè.” Onno: “Iedereen zegt dat altijd maar hebben natuurlijk wel de app waar we al onze ja...” Bauke: “Niet houd vol maar houd structuur, leuke quotes in bijhouden.” Stefan gekscherend: blijf vooral iets doen...” Stefan onderbreekt: “Wie “Dat is altijd lachen, gieren, brullen. ” Bauke dit leest trekt een adt.” Onno afkeurend: “Nee.” met ironisch stemmetje: “Af en toe wordt er iets Gemma probeert het gesprek te redden: “Denk om elkaar maar ook om jezelf.” Stefan: “Dat is grappigs gezegd, ha ha ha.” wel heel viezig?”
10
Leven in een wereld vol illusies Gemma Ridder
S
tel je voor, je zit vanaf je geboorte in een grot vastgebonden en alles wat je ziet en kent zijn schaduwen van voorwerpen en mensen. Dit is het geval in Plato’s allegorie van de grot (Keij, 2016). De grot is enkel met de buitenwereld verbonden via een lange gang. De gevangen zitten met hun rug naar de ingang van deze grot en kunnen met geen mogelijkheid deze lange gang naar de buitenwereld zien. Het enige wat zij kunnen waarnemen is de achterwand van de grot. Door een vuur dat achter de gevangenen staat, kunnen zij schaduwen op de achterwand van de grot waarnemen. De gevangenen hebben geen weet van de echte wereld buiten de grot en geloven dat dit schouwspel de realiteit is. Om de waarheid te bereiken zullen zij de grot moeten verlaten en de echte wereld moeten waarnemen. Daarbij komt dat het onzeker is of de vastgeketenden in de grot de wereld buiten de grot zullen geloven wanneer hierover gesproken wordt. In de allegorie van de grot weten de gevangenen pas wat de realiteit is, als ze uit de grot weten te ontsnappen en de echte dingen buiten de grot zien. In de echte wereld is dit op een soortgelijke manier aanwezig. Vanaf onze geboorte wordt ons dingen verteld en aangeleerd, zo heb je bijvoorbeeld stereotypes: je verwacht dat een inwoner van een land aan het stereotype van dat land voldoet en pas als je deze persoon ontmoet kan je waarnemen of het echt zo is. We zitten dus vastgebonden in onze gedachten en worden hier pas uit bevrijdt wanneer we erachter komen of deze stereotypen kloppen of niet. De Ierse filosoof George Berkeley zou het hier mee eens zijn. Volgens hem is dat wat bestaat het enige dat wij waarnemen, en andersom dat wat wij waarnemen het enige dat bestaat (Downing, 2011). Het gaat hierbij niet om de concrete dingen die wij waarnemen, maar om onze ideeën over wat deze dingen zijn. De realiteit kunnen we dus niet zien, we zien enkel de ideeën die we over deze realiteit hebben. Volgens hem zouden de stereotypes dingen zijn die wij in ons brein bedacht heeft, maar die in het echt niet bestaan. Ik denk dat wij net als de gevangenen in de allegorie van de grot vastgeketend zitten in een wereld vol illusies. Om ons heen wordt onze wereld door externe factoren bestuurd. Dit zijn externe factoren zoals genetische, hormonale, sociale en culturele factoren (Harari, 2019). Daarbij hebben onze waarnemingen en de externe factoren een invloed op de realiteit die wij zien. Dit is bijvoorbeeld het geval bij stereotypen. Tegelijkertijd proberen sociologen zich af te vragen met welke illusies zij in het dagelijkse leven te maken hebben, dit kan zowel in het privéleven als in het werkveld zijn. De vraag is uiteindelijk of bij ontdekking van een illusie ook gelooft wordt dat dit een illusie is en de werkelijkheid eigenlijk anders is en daarmee dus of het erg is als we in een illusie zouden leven. Maar wie zal zeggen of we inderdaad in een illusie leven, zo ver heeft nog niemand bij ons de grot echt verlaten.
Referenties Downing, L. (2011). George Berkeley. In E. N. Zalta (Red.), The Stanford encyclopedia of philosophy (Spring 2020 Edition). Opgehaald van https://plato.stanford.edu/entries/berkeley/ Harari, Y. N. (2019). 21 lessen voor de 21ste eeuw (8ste editie). Thomas Rap. Keiji. (2016, 11 november). Plato: allegorie van de grot. In InfoNu. Opgehaald op 24 december 2020, van https://mens-en-samenleving.infonu.nl/ filosofie/145245-plato-allegorie-van-de-grot.html 11
“Dat heb gestaan op feesboek’’ De rol van desinformatie1 en bots Carlos de Matos Fernandes & Marijn Keijzer
De verspreiding van misinformatie in de online wereld is onderwerp van vele wetenschappelijke studies. Vaak wordt gesteld dat misinformatie, bijvoorbeeld een tweet met een samenzweringstheorie over een politieke tegenstander, zich sneller verspreidt als de verzender en ontvanger dezelfde mening hebben over de politieke tegenstander. Oftewel: de verspreiding van misinformatie is makkelijker in online groepen waarin men zich soortgelijk uit over bepaalde onderwerpen. Dit kan ernstige gevolgen hebben in de ‘echte’ wereld. Google bijvoorbeeld eens pizzagate, en je bevindt je opeens in een Netflix serie over een volkomen uit de hand gelopen samenzwering. Ook de sociologie houdt zich al enige tijd bezig met de vraag waarom juist nu sociale media zo’n vruchtbare voedingsbodem voor de verspreiding van extreme ideeën en nepnieuws is. Wij zoomen in op een recente pre-print die de verspreiding van misinformatie via diverse platformen op een informatieve manier visueel heeft vastgelegd. En, zoals menig socioloog aan de RUG heeft geleerd tijdens het vak Inleiding Sociologie (denk hierbij aan de vraag: “wat is sociologie?”), zoeken we ook naar een wetenschappelijk verklaring voor de verspreiding van misinformatie. Daarom bespreken wij ook één mechanisme: de invloed van bots.
1 Er is een discussie gaande over de termen ‘misinformatie’ en ‘desinformatie’. Recent verscheen er een artikel in de Volkskrant omtrent de verbastering van Engelse woorden. In dat opiniestuk wordt beargumenteerd dat de term desinformatie de juiste is in de Nederlandse t.a.v. ‘misinformation’. Dat neemt niet weg dat men in de wetenschap vrijwel altijd in het Engels publiceert. Daardoor gaan wij willens en wetens voor het wetenschappelijke Anglicismegeïnspireerde term misinformatie. Voor geïnteresseerden, zie: https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/taalgebruikeen-ding-kunnen-we-met-zekerheid-stellen-het-woord-misinformatie-bestaat-niet~bd74965b/
12
ociale media platformen zijn ideaal om snel, zonder tussenpersoon, informatie te delen met elkaar. Maar dit kan ook misinformatie zijn. Voorbeelden hiervan zijn als een familielid in een WhatsApp groep of op Facebook zoiets deelt als: “Covid-19 is even gevaarlijk als de griep”; “Er is systematisch fraude gepleegd bij de presidentiële verkiezingen in de VS”; of “Schokkend, kijk hier: het geheime Corona plan van Bill Gates”. Maar je kan ook denken aan tweets van een president die ongefilterd fake news deelt met de wereld. Misschien heeft u het niet meegekregen, het gaat er namelijk niet zo vaak over in het nieuws, maar recent had hij het nog over vermeende stembusfraude.
”
S
‘Eerst zien dan geloven’ wordt dan ‘ik zie wat ik geloof en wat ik geloof is wat ik zie’.
”
invloed is op de verspreiding van misinformatie: verspreiding via meerdere platformen.
Velásquez en collega’s (2020) hebben een paper gedeeld op arXiv waarin zij de verspreiding van COVID-19 misinformatie monitoren. Het is belangrijk om te noemen dat zo’n pre-print op arXiv nog niet door het gebruikelijke peer-review proces is heengegaan. Hun werk maakt niettemin inzichtelijk hoe misinformatie over COVID-19 zich over meerdere sociale media platformen kan verspreiden in bepaalde alt-right groepen. De onderzoekers onderscheiden zes sociale media of online discussie platformen: 4Chan, Facebook, Instagram, Telegram, VKontakte (Russisch) en Gab (gericht op de alt-right gemeenschap). Hun onderzoek bestrijkt de periode december 2019 tot en met maart 2020 en betreft de verspreiding van misinformatie omtrent COVID-19. Velásquez et al. zijn met name geïnteresseerd in misinformatie gericht op haat zaaien. Wij hebben één figuur gekopieerd uit hun artikel (Figuur 1).
Deze voorbeelden tonen pakkend aan dat niet alles op sociale media waar is (of we leven inderdaad in de Matrix en moeten nog kiezen tussen een rode of blauwe pil). Het zijn drie typische voorbeelden van misinformatie, maar het kan wel veelvuldig online gedeeld worden. Je kunt stellen dat er voldoende informatie beschikbaar is om de eerdergenoemde standpunten te weerleggen1. Toch zijn het op ‘eerst zien dan geloven’ geïnspireerde standpunten. Er is wantrouwen tegen informatie die de stelling onderuit kan halen, terwijl informatie die de stelling onderbouwd zonder terughoudendheid wordt meegenomen. Je belandt als het ware in een fabeltjesfuik, zoals Arjen Lubach dat vrij treffend stelde. ‘Eerst zien dan geloven’ wordt dan ‘ik zie wat ik geloof en wat ik geloof is wat ik zie’2.
Paneel A in Figuur 1 laat kleinschalig zien hoe misinformatie zich verspreid over diverse clusters mensen op verschillende platformen. Rond 19 december werd misinformatie veelal op 4Chan besproken/gedeeld. Vervolgens zie je misinformatie omtrent COVID-19 meanderen naar Gab (groen), Telegram (oranje) en Facebook (blauw). De links tussen de platformen noemen Velázques et al. toepasselijk wormgaten. Misinformatie hopt dus vrij gemakkelijk van media platform naar media platform. Het globale beeld van de verspreiding van misinformatie is te zien in paneel B, Figuur 1. Zo kun je zien dat diverse groepen op diverse platformen misinformatie te zien krijgen. Velásquez et al. (2020) geven aan dat dit niet alleen maar haatgroepen zijn, maar ook zogenoemde mainstreamgroepen zoals een cluster voetbalsupporters. Hun werk toont aan dat interventies op één platform mogelijk onvoldoende zijn als men kan switchen van platform en op die manier kan fungeren als een wormgat voor ongewenste misinformatie. Het onderzoek van Velásquez et al. is over het
De verspreiding van misinformatie via wormgaten
Maar hoe beweegt misinformatie zich in de online wereld? Er zijn diverse platforms waarop misinformatie gedeeld kan worden. Denk hierbij aan de traditionele sociale media platforms (Facebook, Twitter en Instagram), de instant messaging of ‘donkere’ sociale media platforms – WhatsApp en Telegram – of meer forum-gerichte media zoals Reddit of 4Chan (veelal gebruikt in de VS). Elk platform heeft als het ware zijn eigen gemeenschap en leefwereld waarin misinformatie gelezen en gedeeld kan worden. De platforms proberen de verspreiding van misinformatie overigens tegen te gaan. Je ziet bijvoorbeeld steeds vaker een melding op Twitter staan dat de claim in een tweet onjuiste informatie bevat. Een heel arsenaal van onderzoekers doet op dit moment onderzoek naar de vraag of het labelen van misinformatie daadwerkelijk helpt tegen de verspreiding van misinformatie. Wij wijzen hier alleen naar één belangrijk proces dat ook van
1
RIVM-website: https://www.rivm.nl/documenten/griep-en-covid-19. Cybersecurity departement in de VS: https://www. cisa.gov/news/2020/11/12/joint-statement-elections-infrastructure-government-coordinating-council-election. 2 De lezer kan zien (of geloven) dat er een diepgravend onderzoek heeft plaatsgevonden naar het thema en de werkwoorden zien en geloven. 13
Figuur 1. Spreading across Online Hate Multiverse. Overgenomen uit Hate Multiverse Spreads Malicious COVID-19 Content Online Beyond Individual Platform Control (p. 2) door N. Velásquez et al., 2020, arXiv: Physics and Society. Geraadpleegd op https:// arxiv.org/abs/2004.00673. Noot: de kleuren corresponderen met het platform (legenda staat linksonder). algemeen beschrijvend1. Zij hebben de verspreiding van misinformatie illustratief gemonitord. Dat doet overigens niet af aan het wetenschappelijk en maatschappelijk belang van het onderzoek. We zullen nu overgaan op een ander paper, om één mechanisme te bespreken dat de verspreiding van misinformatie kan verklaren.
bots succesvol het publieke discours kunnen beïnvloeden via de verspreiding van misinformatie. Ditmaal blijven wij dicht bij huis in het bespreken van recent onderzoek. Marijn Keijzer en Michael Mäs (2021), allebei werkzaam (geweest) aan de RUG, hebben een paper gepubliceerd, getiteld “The Strength of Weak Bots”. Allereerst kun je stellen dat de titel tof gekozen is, maar ook hun centrale these passend weergeeft. Maar voordat het artikel wordt toegelicht, deponeren wij een vrij uitgebreid voorbeeld dat ten grondslag ligt aan hun werk.
De invloed van bots
Sinds de presidentsverkiezingen in de VS van 2016 worden bots gezien als een invloedrijke factor in de verspreiding van misinformatie. Bots zijn sociale media-accounts die geautomatiseerd de publieke opinie trachten te beïnvloeden. In 2016 waren er ongeveer 400.000 bots actief tijdens de Amerikaanse verkiezingen (Bessi & Ferrara, 2016). Dit roept de vraag op in hoeverre
Stel je voor dat Marijn en Carlos vrienden zijn op Facebook. Carlos is van mening dat er een grote kans bestaat dat Feyenoord dit seizoen kampioen gaat worden. Marijn denkt ook dat Feyenoord een goeie
1
We hebben hier kort één gerecht laten zien van het vijf-gangen diner dat Velásquez en collega’s (2020) serveren. Als je meer over dit artikel wilt lezen dan kan dit via https://arxiv.org/abs/2004.00673 (open access). Nogmaals: het betreft een niet peer-reviewed artikel. 14
“
Middels deze methode kunnen zij complexe processen monitoren, en daarnaast inspecteren hoe de verspreiding van misinformatie beïnvloed wordt door berichten die bots sturen naar hun netwerkpartners. Het effect van bots is verrassend: actieve bots zijn minder effectief in de verspreiding van misinformatie dan minder actieve bots, gemeten op populatieniveau. Uiteindelijk nemen minder agents de mening over van de bot als de bot heel actief is. Als we dit vertalen naar het voorbeeld kun je stellen dat optie 2 – een inactieve bot – dus beter werkt dan optie 1, waar de bot heel actief is.
actieve bots zijn minder effectief in de verspreiding van misinformatie dan minder actieve bots, gemeten op populatieniveau
“
ploeg heeft, maar twijfelt of ze landskampioen kunnen worden. Ajax heeft volgens Marijn ook een goede ploeg. Ze uiten hun mening af en toe online middels grappige memes. Afijn, op een mooie dag na de wedstrijd Wolfsberg-Feyenoord in de Europa League is Carlos online vrienden geworden met een bot, zonder dat ie weet dat het een bot is. Niet erg handig van Carlos, maar het is toch gebeurd. Op welke manier kan de bot Marijn het beste beïnvloeden zodat ook hij van mening is dat Feyenoord kampioen wordt?
Hoe kan dit? Keijzer en Mäs wijzen op de af- en aanwezigheid van sociaal construct indirecte invloed. De eerste stap is de rol van de actieve bot. De actieve bot stuurt dagelijks berichten. Directe contacten worden hierdoor beïnvloedt en nemen de mening van de bot over. Ze bewegen als het ware in de richting van de bot. In ons voorbeeld zou dit betekenen dat Carlos er nog meer van overtuigd is geraakt dat Feyenoord kampioen wordt. Dit is echter voor indirecte contacten van de bot (vrienden van degene die aan de bot gelinkt is) te gortig. Alhoewel directe contacten van de bot bewegen, is dit anders voor indirecte contacten. Er ontstaat meer discrepantie tussen directe en indirecte contacten. Marijn vindt bijvoorbeeld dat de positie die Carlos inneemt te extreem is, en daardoor ontstaat er frictie tussen hen. Marijn neemt wat afstand van de uitingen van Carlos. De bot heeft dus een sterke invloed op directe contacten, maar geen indirecte invloed.
1) De bot stuurt Carlos elke dag een geautomatiseerd bericht dat Feyenoord kampioen wordt dit jaar. Carlos stuur de berichten vaak door naar Marijn. 2) De bot stuurt wekelijks berichten naar Carlos dat die rechtsvoor van Feyenoord wel erg goed is. Misschien wel beter dan de rechtsvoor van Ajax. Soms deelt de bot ook een meme dat de spits van Feyenoord vaak wel heel makkelijk scoort in vergelijking met de spits van Ajax. Carlos deelt ook deze berichten met Marijn. De volgende vraag staat centraal: is Marijn meer geneigd om de mening Feyenoord-wordt-zeker-wetenkampioen aan te nemen als optie 1 of 2 zich aandient?
Dan gaan we door naar de rol van de minder actieve of zwakke bot. Een mooie beeldspraak voor de invloed van de zwakke bot is de rollende steen die Indiana Jones achternazit in The Raiders Of The Lost Ark. Directe connecties van de bot worden langzaamaan in de richting van de bot getrokken. De steen is in beweging gezet. Maar omdat het geen grote stapjes zijn (bijvoorbeeld “die rechtsvoor van Feyenoord is wel beter dan die van Ajax”), zijn indirecte contacten
Deze vraag hebben Keijzer en Mäs getracht te beantwoorden middels computersimulatiemodellen. Zij hebben een artificiële wereld gebouwd waarin individuen (“agents”) interacteren in een netwerk.
De titel van de paper van Keijzer en Mäs roept bij sommigen misschien een andere associatie op. Mark Granovetter publiceerde in 1973 een interessant, inmiddels klassiek, paper met de titel ‘The Strength of Weak Ties’. Het is één van de meest geciteerde papers in de sociologie, maar was verrassend genoeg bijna niet gepubliceerd. Het tijdschrift de American Sociological Review wees
zijn bijdrage destijds af, maar gelukkig heeft de American Journal of Sociology het uiteindelijk wel aangedurfd. Enfin, Granovetter’s centrale these is dat informele zwakke verbindingen (mensen die je via-via kent) uitermate belangrijk zijn voor het vinden van een baan. Mensen die elkaar goed kennen, zogenoemde sterke verbindingen, vissen veelal uit dezelfde vijver, maar 15
zwakke verbindingen geven toegang tot nieuwe, onbekende informatie. Zwakke verbindingen dienen als het ware als een brug tussen verschillende sociale netwerken. Granovetter’s principe kun je niet één op één plakken op de werkzaamheid van bots, namelijk: bots gebruiken niet per se zwakke verbindingen in het netwerk, maar bots maken gebruik van zogenoemde ‘zwakke’ argumenten.
Referenties
ook eerder geneigd om in dezelfde richting te bewegen. De misinformatiesteen rolt vervolgens verder en verder in het netwerk. Het wordt een zelfversterkend proces, waarin men heel geleidelijk de mening van de bot overneemt. Vandaar dat er gerefereerd wordt naar het construct indirecte invloed.
Bessi, A., & Ferrara, E. (2016). Social Bots Distort The 2016 U.S. Presidential Election. First Monday, 21(11), 1–15. https://doi.org/10.5210/ fm.v21i11.7090 Keijzer, M. A., & Mäs, M. (2021). The Strength of Weak Bots. Online Social Networks and Media, 21, 100106. https://doi.org/10.1016/j. osnem.2020.100106
Keijzer en Mäs geven aan dat misinformatie makkelijker verspreidt in een netwerk als de bot dit geleidelijk doet middels kleine nudges. Dit betekent ook dat een bot niet veel connecties hoeft te hebben om effectief misinformatie te verspreiden. Daarnaast merken Keijzer en Mäs op dat zo’n zwakke bot moeilijk te detecteren is omdat het lastiger is – door de subtiliteit van berichten – om bots als bots te identificeren. Keijzer en Mäs bespreken in hun paper ook diverse beperkingen, maar die laten wij voor nu achterwege.
Granovetter, M. S. (1973). The Strength of Weak Ties. American Journal of Sociology, 78(6), 1360– 1380. https://doi.org/10.1086/225469 Velásquez, N., Leahy, R., Restrepo, N. J., Lupu, Y., Sear, R., Gabriel, N., ... , Johnson, N. F. (2020). Hate Multiverse Spreads Malicious COVID-19 Content Online Beyond Individual Platform Control. arXiv: Physics and Society. https:// arxiv.org/abs/2004.00673
Conclusie
Misinformatie is een prominent sociaalmaatschappelijk probleem. In de VS zien we hoe de valsheden over de meest recente verkiezing de democratische instituties onder druk zetten (recent nog de bestorming van het Capitool). Ook in Nederland speelt deze problematiek. Denk bijvoorbeeld aan de misinformatiecampagnes omtrent MH17.
Pasquetto, I., Swire-Thompson, B., Amazeen, M.A., Benevenuto, F., Brashier, N.M., Bond, R.M., ..., Yang, K.C. (2020). Tackling Misinformation: What Researchers Could Do With Social Media Data. The Harvard Kennedy School (HKS) Misinformation Review. https://doi. org/10.37016/mr-2020-49
Tot slot: wij hebben getracht kort te laten zien hoe misinformatie zich verspreidt over sociale media platformen en daarnaast specifieker besproken hoe misinformatie geleidelijk van de ene naar de andere persoon kan hoppen door middel van ‘zwakke’ bots. Desondanks blijft onderzoek doen in dit veld lastig. Sociale media platformen zijn over het algemeen wat terughoudend in het delen van data, enkele uitzonderingen daargelaten. Een opiniërend stuk van Pasquetto et al. (2020) maakt duidelijk dat er genoeg ideeën zijn over mogelijke bijdragen van onderzoekers aan het tegenaan van de verspreiding van misinformatie. Je kan hierbij denken aan experimenten (‘werkt interventie X’), maar ook aan onderzoek naar de rol van leeftijd in het verspreiden van misinformatie, de impact van misinformatie op sociaal kapitaal en de rol van algoritmes in het verspreiden van misinformatie. Er zijn dus nog diverse open eindes. Hopelijk kunnen onderzoekers gebruik maken van de mogelijkheden die de online wereld hen biedt, maar ook hier geldt het credo “eerst zien dan geloven”.
16
Ik kijk, dus ik besta! Roger Dragstra
Thomas, de uitvinder van de beroemde uitdrukking ‘Eerst zien en dan geloven!’, had nooit gelooft dat zijn rationele insteek in onze tijd geen waarde meer heeft. Daar waar hij tweeduizend jaar geleden de opstanding van een Rabbi nog kon pareren met ‘Eerst zien, dan geloven’ kan ik nu met een gerust hart zeggen, dat zien ook geen weg tot geloof meer is. Want als je iets ziet, wat zie je dan eigenlijk?
Want dat doen foto’s. Met licht, compositie en de keuze van het perspectief. En legt met verve uit hoe de groothoeklens onderstreept en dramatiseert. Nou dan weet ík een één ding zeker: als ik er had gestaan, naast de fotograaf, dan had ik niet gezien wat ik nu zie. En dan nog maar te zwijgen over ‘deepfake’. Dan weet je helemaal niet wat je ziet!
Alles wat ik zie is gefilterd. De bewerkte werkelijkheid. Niet alleen door mijn eigen bril en blik, maar er is geen instapicture of snapchat meer zonder filter. Ik zie mijn vrienden met poezen oren en snorharen. Maar ik geloof toch echt niet dat ze die hebben (althans de laatste keer dat ik ze zag niet, je weet het nooit echt zeker). Zelfs mijn eigen moeder weet het. Toen ze een tv- opname van mij zag zei met volle overtuiging: ‘“Zo mooi ben je in het echt niet!’”. En ze heeft natuurlijk gelijk. Wat ik zie is net wat mooier, net wat anders en soms net niet waar.
Dus hoezo eerst zien en dan geloven? Zo vol vertrouwen durf ik dat echt niet meer te zeggen. Via sociale media laat ik de bewerkte werkelijkheid van mijn eigen wereld zien. De serieuze media schotelen mij de bewerkte werkelijkheid van de grote wereld voor. Kun je niet beter zeggen: ‘‘Wat je ziet, geloof het niet!”? Ben ik nou net als Thomas, een ongelovige in mijn tijd geworden? Word ik als kijker dan helemaal teruggeworpen op mezelf: ik kijk, dus ik besta? Ik blijf er vrolijk op los kijken hoor. Foto’s, filmpjes en wat al niet meer. Maar het meest onbevangen kijk ik naar mensen. In de bus. Op het station. In de supermarkt. Onderweg met de hond. Onbevangen kijken naar mensen die zich onbespied en ongezien wanen. Want wat ik daar zie, komt het dichts bij de onbewerkte werkelijkheid. Althans, dat geloof ik dan.
Of nog erger dan de eerlijkheid van mijn moeder de oneerlijkheid van de tweet of de nieuwsfoto. In het NPO- interviewprogramma Buitenhof komt steevast de foto van de week voorbij. Een deskundige vertelt met grote bewondering hoe de foto een verhaal vertelt. 17
Een sceptische houding is de essentie van wetenschap Rie Bosman
V
oor de boekenrubriek in de volgende SoAP had ik al een stapeltje boeken klaar liggen, met als thema: ‘lezen buiten je bubble’. Het waren drie romans die ik zelf nooit uitgekozen zou hebben, maar die mij waren aangereikt of cadeau gedaan waren. Je kunt natuurlijk tegenwerpen dat de gevers waarschijnlijk ook tot mijn bubble behoorden, maar ik ging toch met deze werktitel aan de slag om op te schrijven welke nieuwe inzichten ik wel niet verworven had door eens buiten de gebaande paden te lezen. Maar toen kwam het thema van deze SoAP. ‘Eerst zien, dan geloven’. Een prikkelend thema waar ik – tenzij ik mij vooral op het geloven zou richten - niet direct een paar mooie romans bij kon vinden (de oplettende lezer van deze rubriek weet dat ik studenten en collega’s aanmoedig om vooral ook romans te lezen). Gelukkig gaf de redactie nog een nadere aanwijzing: “Dan denken we zelf in wetenschapsfilosofische richting (empirie), maar complottheorieën passen bijvoorbeeld ook goed in het thema.” Een zeer actueel thema vanuit vele gezichtspunten: in de huidige tijd hebben internet en sociale media een enorme impuls gegeven aan anti-empirische tendensen. Bubbels, silo’s, alternatieve feiten, ‘post-truth’ en ‘science denial’ zijn niet voor niets de woorden van deze tijd. Toegepast op de wetenschap heeft ‘eerst zien, dan geloven’, de volgende betekenis: niet alles geloven wat je wordt voorgeschoteld, eerst kijken of de informatie klopt, uit betrouwbare bron komt, op deugdelijke wijze is vergaard en volgens de regels is geanalyseerd. Een sceptische houding is de essentie van wetenschap. Van Arie Glebbeek kreeg ik een mooi artikel toegestuurd met de volgende, zowel veelbelovende als onheilspellende titel: ‘Education and the New Dark Ages? Conspiracy, social media and sciencedenial’, door Michael Peters en Tina Besley Het artikel is online te raadplegen en zeer aan te bevelen (ACCESS: Contemporary Issues in Education. 2020, Vol. 40, nr 1, 5-14). Ik ontleen er twee belangrijke bronnen aan die ik hier naar voren wil brengen: de website scepticalscience.com en het boek ‘Calling Bullshit’.
De website Sceptical Science is vooral gericht op klimaatontkenning: “This website gets skeptical about global warming skepticism. Do their arguments have any scientific basis? What does the peer reviewed scientific literature say?” Oprichter van de website John Cook onderscheidt vijf technieken van ‘science denial’: conspiracy, selectivity (cherry picking), fake experts, impossible expectations, en fallacies of logic (drogredenen). In het volgende schema worden deze vijf technieken verder uitgewerkt. Zie voor een toelichting John Cook (2020), The history of FLICC (www.skepticalscience.com). Een mooi schema om in het onderwijs te gebruiken (zie de volgende bladzijde voor het FLICC-schema). Een tweede relevante verwijzing in het artikel ‘Education and the Dark Ages’ is het boek ‘Calling Bullshit. The Art of Scepticism in a Data-Driven World’ van Carl T. Bergstrom en Jevin D. West (Allen Lane, 2020). Dat is het boek dat ik in het vervolg van deze bijdrage wil bespreken. Carl Bergstrom is theoretisch en evolutionair bioloog en Jevin West is data scientist. Het boek is gebaseerd op hun populaire en succesvolle collegereeks aan de Universiteit van Washington, en het is zeer 18
Techniques of Science Denial
toegankelijk en op informele toon geschreven. Een mooi boek voor studenten, met net iets teveel statistiek en methodologie voor het bredere publiek.
Het artikel gaf een krachtige impuls aan de antivaxbeweging, voedde een toenemende weerstand tegen vaccineren en zorgde voor een wereldwijde heropleving van mazelen. Tegelijkertijd werd het onderzoek, dat volgens critici “shockingly poor” was uitgevoerd, direct na publicatie onder vuur genomen vanuit wetenschappelijke hoek. Er was fundamentele kritiek op de data (een selectieve steekproef van 12 kinderen), de diagnostiek, de dataanalyse, medische procedures die onethisch waren, en financiële belangen bij de auteur. Veel belangrijker was dat de veronderstelde relatie in geen enkele van de talloze replicaties van goede methodologische kwaliteit herhaald kon worden. De hypothese werd keer op keer en zonder uitzondering verworpen, het verband werd niet gevonden.
Om te beginnen de titel. Bullshit is niet eenvoudig te vertalen. In eerste instantie denk je aan onzin, nonsens, smerigheid zelfs, maar het is meer dan dat. “Bullshit is intended to distract, confuse, or mislead” (p. 6). Misleiden en verwarring zaaien zijn dus betere vertalingen omdat ze een intentie weergeven. Het gaat hier in feite om desinformatie: bewust gemaakt om mensen te misleiden. Toegepast op wetenschappelijke kennis beginnen de schrijvers met een krachtig en zeer relevant voorbeeld van een onderzoek naar de relatie tussen vaccineren en autisme. In 1998 publiceerde de arts Andrew Wakefield een onderzoek in het Britse tijdschrift The Lancet, waarin hij suggereerde dat het syndroom waarin autisme samengaat met chronische darmziekte in verband kan worden gebracht met de vaccinatie tegen MazelenBof-Rubella (in de VS de Measles-MumpRubella vaccinatie, in Nederland de BMR).
Naarmate de bevindingen tegen de MMRhypothese zich opstapelden, trokken niet alleen de mede-auteurs zich één voor één terug, maar trok ook The Lancet het artikel volledig terug. Uiteindelijk werd het onderzoek als opzettelijke fraude en misleiding gekwalificeerd, en mocht Wakefield als arts geen praktijk meer uitoefenen (hij ging documentaires maken en bleef de 19
antivax-beweging van munitie voorzien). Maar in het publieke domein was het kwaad toen al geschied. Wakefield’s artikel gaf een krachtige impuls aan de antivax-beweging en het overweldigende gewicht van empirische weerlegging in replicatie- en vervolgonderzoek kon daar niets meer aan veranderen. Wakefields hoax heeft tot op de dag van vandaag desastreuze gevolgen voor de terugkeer en uitbraak van niet alleen de mazelen, maar ook andere infectieziekten die door vaccinatie voorkomen kunnen worden. Groepsimmuniteit kan wegens vaccinatieweerstand niet meer bereikt worden, laat staan gegarandeerd. Een probleem dat zich wereldwijd voordoet en dat momenteel ook de bereidheid tot vaccinatie tegen covid-19 bedreigt.
In de volgende hoofdstukken passeren een aantal zeer bekende valkuilen, voetangels en klemmen de revue: causaliteit, steekproeven, Goodhart’s Law (‘When a measure becomes a target, it ceases to be a good measure’), selection en confirmation bias, en andere redenen om onderzoeksresultaten altijd sceptisch te bekijken. Een leuk hoofdstuk is Data Visualization, waarin het aloude credo ‘how to lie with statistics’ tot grote hoogten wordt verheven. Ook hier is de boodschap dat grote waakzaamheid is geboden bij het beoordelen van grafisch weergegeven empirische gegevens of onderzoeksuitkomsten. Hoofdstuk 8, over Big Data, waarschuwt voor de risico’s van kanskapitalisatie en algoritmen, vooral voor ‘deep learning algorithms’: zelflerende programma’s.
Bergstrom en West vragen zich vertwijfeld af hoe het mogelijk is dat grote groepen mensen nog steeds geloven in de relatie tussen vaccinatie en autisme. Geen enkel onderzoek is ooit zo fundamenteel onderuitgehaald en in diskrediet gebracht als de studie van Wakefield. Geen enkele hypothese is zo fundamenteel en herhaaldelijk verworpen als de veronderstelde relatie vaccinatie-autisme. Maar deze hypothese, die een gevaar voor de volksgezondheid met zich brengt, blijft bestaan en wint zelfs terrein. Hoe is dat mogelijk? De auteurs citeren hier de softwareontwikkelaar Alberto Brandolini: “The amount of energy needed to refute bullshit is an order of magnitude bigger than [that needed] to produce it”. De auteurs voegen daar aan toe: “An idiot can produce more bullshit than you could ever hope to refute” (Uriel Fanelli, een Italiaanse vlogger), en, de mooiste, van Jonathan Swift (1710): “Falsehood flies, and truth comes limping after it”.
Op dit punt van het boek, we zijn dan op p. 200, bekroop mij een ongemakkelijk gevoel. Voor wie is dit boek bedoeld? En vooral: welk doel moet het bereiken? Als er zó veel fouten gemaakt kunnen worden in alle onderzoeksfasen, als er zó veel waakzaamheid is geboden bij het interpreteren en duiden van onderzoeksresultaten, zullen de wetenschapsontkenners die dit boek lezen dan niet denken dat ze gewoon gelijk hebben? Dat je onderzoeksbevindingen eigenlijk nooit kunt vertrouwen? Wetenschapsontkenners, complotdenkers en antivaxers worden daardoor nog meer geharnast tegen harde en onwelkome feiten. Mij bekroop de angst dat dit boek hen niet ontvankelijker zal maken voor overtuigende onderzoeksresultaten.
De auteurs erkennen dit gevoel en zeggen het met zoveel woorden: “We’ve run through a fairly long litany of problems that plague contemporary science. It would be easy to feel overwhelmed, and start to wonder why En zo is de toon van het boek gezet. Wat science works at all”. Maar ze vervolgen kunnen we doen om ons belangrijkste optimistisch: “Fortunately, there are a wapenarsenaal tegen leugens en bedrog, de number of reasons why the institutions wetenschap, te verdedigen, te versterken en of science are effective despite everything te waarborgen? Want ‘Calling Bullshit’ is we’ve discussed in this chapter” (p. 240). vooral een oproep om bullshit te herkennen Dat hoofdstuk was getiteld ‘The en actief te bestrijden. Het is als het ware Susceptibility of Science’. De laatste paragraaf, een moreel appèl om in actie te komen. getiteld ‘Why Science Works’, is met twee Daarvoor moet je ten eerste bullshit bladzijden wel heel mager. Er worden herkennen, en ten tweede gewapend zijn een aantal sterke punten genoemd van met voldoende kennis en argumenten om wetenschap als institutie. Ten eerste de a priori desinformatie te ontmaskeren en te weerleggen. waarschijnlijkheid van wetenschappelijke Daaraan is een groot gedeelte van het boek hypothesen (het woord ‘theorie’ komt in gewijd. de Index trouwens niet voor). Ten tweede het cumulatieve karakter van kennis en de replicatie van onderzoeksbevindingen. Ten 20
derde de toepassing van experimenten. Ten vierde het peer review process, niet per se van een afzonderlijk tijdschrift maar van de wetenschappelijke gemeenschap als geheel. En tenslotte: “Science is empirically successful.” (p. 241). Deze laatste geruststelling berust natuurlijk op het principe van ‘eerst zien dan geloven’, het motto van deze SoAP. De sceptische houding die allereerst deugdelijke bewijzen verlangt is niet alleen de essentie van wetenschap, maar juist ook van het feit dat deze ‘empirisch succesvol’ kan zijn: de werkelijkheid doet zich gelden, en mensen laten zich daardoor overtuigen. Maar toen las ik iets dat mij zelfs daaraan deed twijfelen. Op 21 november jongstleden stond in De Volkskrant een interview met Nina Schick, naar aanleiding van haar boek: ‘Deepfakes and the Infocalypse. What You Urgently Need to Know’ (Octopus Publishing Group, 2020). Schick onderscheidt misinformatie (slechte informatie die goedbedoeld wordt verspreid) van desinformatie: bewust gemaakt om mensen te misleiden. Ze legt uit wat synthetische informatie is: afbeeldingen, stukken tekst, audio- of videofragmenten die zijn aangepast of zelfs helemaal gegenereerd door kunstmatige intelligentie (AI). Deepfakes zijn synthetische media die bewust worden ingezet om desinformatie te verspreiden. Foto’s van mensen die niet bestaan, filmpjes van situaties die zich heel anders hebben voorgedaan, zelfs toespraken in talen die de spreker niet beheerst. Schick waarschuwt voor een samenleving waarin desinformatie en misinformatie welig kunnen tieren en bevolkingsgroepen uit elkaar drijven. Ze wijst er op dat in grote delen van de wereld, zoals Nepal waar de schrijfster vandaan komt, mensen grotendeels leven zoals driehonderd jaar geleden, maar waar iedereen een smartphone heeft. Deze mensen betreden het informatieecosysteem zonder beschermingsmiddelen, met nauwelijks digitale geletterdheid. “Een burger die niet in staat is zich goed te informeren, is vatbaar voor desinformatie”, zegt Sezgin Cihangir, directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut (De Volkskrant, 15 november 2020), en hij koppelt onder de kop ‘Onderwijs en de gevaren van het web’ de ontvankelijkheid voor complottheorieën en desinformatie aan de gestaag dalende onderwijsprestaties van Nederlandse jongeren.
21
Het bestaan van ‘deep fakes’ werpt een heel nieuw licht op het credo ‘eerst zien dan geloven’ en haalt in feite het hele principe onderuit. Want wanneer we niet meer kunnen geloven wat we zien, boet ‘de empirie’ aan zeggingskracht in en zullen mensen ook authentieke media niet meer geloven – voor zover ze die nog volgen in een tijd dat alle kennis via het internet en sociale media wordt verworven. Als alles kan worden vervalst, kan ook alles worden ontkend, zo stelde Nina Schick in de krant. Eerst zien dan geloven? Zien is wantrouwig worden! En de ‘harde empirie’ komt op onvaste grond te staan. Het beklemmende is dat deze nieuwe werkelijkheid evenzeer geldt voor intellectuelen en academici als voor de wetenschapsontkenners en complotdenkers .
N
iels de Jonge is een eerstejaars sociologiestudent. Hij is ook erg actief als vrijwilliger bij De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Hij is vorig jaar zelfs een jaar naar Griekenland geweest om daar vrijwilligerswerk te doen. Hoewel het project vroegtijdig afgebroken moest worden, heeft Niels veel meegemaakt. Het wordt dus tijd om deze weldoener te interviewen.
Studentenbezigheden - Niels de Jonge Joep van Rijn & Leendert Ekkelboom Hoe ben je hieraan begonnen? Ben je op een dag opgestaan met het idee “Ik ga voor de kerk naar Griekenland” of is het meer geleidelijk gegaan? “Ik ben opgegroeid in deze kerkgemeenschap, er werd aandacht besteed aan de mogelijkheid om dit te doen. Mijn ooms hebben dit ook gedaan, de een in Griekenland en de ander in Frankrijk en Amerika. Ik heb gave verhalen van hen gehoord en ze vertelden me dat dit een levensveranderende ervaring was. Hierdoor ben ik steeds meer na gaan denken of dit niet iets voor mij was. In het begin leek het me een te lange investering, maar na een jaar studeren kwam ik erachter dat ik nog niet wist hoe ik in het leven stond en waar mijn prioriteiten lagen. Toen dacht ik dat dit een goede kans was om mezelf te ontdekken en tegelijkertijd andere mensen van dienst te zijn.”
Hoe communiceerde je met de mensen in Griekenland? “De mensen in Griekenland spreken natuurlijk niet allemaal dezelfde mate van Engels die wij hier gewend zijn. Daarom heb ik eerst twee maanden een taalcursus in Engeland gevolgd. Hier leerde ik met een klein groepje mensen de Griekse taal en gespreksvaardigheden. Na twee maanden zijn we met dat groepje naar Griekenland vertrokken. Je leert het beste door het gewoon te doen, dus ik heb in Griekenland veel met mensen gesproken. Zo leerde ik gaandeweg de Griekse taal. Veel mensen zagen het als een compliment dat ik de moeite had genomen om de Griekse taal te leren.”
Wat heb je precies gedaan? “Ik ben een jaar naar Griekenland geweest, daar was ik vertegenwoordiger van mijn kerkorganisatie: De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik was vertegenwoordiger van de kerk en ik deed vrijwilligerswerk voor de lokale gemeenschap. Het vrijwilligerswerk was afhankelijk van het land waar je naartoe gaat, dus in Griekenland was dat veel vluchtelingenwerk en het organiseren van projecten. In Nederland zou dat iets anders zijn, zoals werken bij voedselbanken. Naast vrijwilligerswerk heb ik ook met mensen gesproken die geïnteresseerd zijn in het geloof of meer willen weten over de kerkorganisatie.”
Heb je er zelf ook wat aan overgehouden? “Jazeker, ik heb veel vriendschappen voor het leven opgebouwd, omdat het een heel intensief programma is bouw je snel goede banden op. Ik heb ook regelmatig contact met vrienden en collega’s die nog in Griekenland zijn. Daarnaast heb ik een versterking gekregen van mijn eigen geloofsovertuiging omdat ik het met anderen over het geloof heb gehad en dus ‘gedwongen’ werd om over het geloof na te denken.
“Helaas ben ik vanwege medische redenen eerder teruggekomen uit Griekenland, waardoor ik de twee jaar niet heb kunnen volmaken en ik met mijn begeleiding heb besloten om vroegtijdig een einde aan het project te maken.” 22
TIP van Niels: Als je je eenzaam voelt tijdens Corona of als je iets nuttigs wil doen voor anderen, dan kun je altijd vrijwilligerswerk gaan doen of kijken of je iets kunt doen voor de mensen om je heen. Je zult zien dat je je problemen echt in een ander daglicht zet en dat je je problemen op een andere manier bekijkt. Je zult ook veel dankbaarder zijn voor jouw eigen situatie. Dit kwam vooral omdat iemand dan een vraag stelde over de bijbel, en ik me realiseerde dat ik het antwoord eigenlijk niet wist. Als ik geen perfect antwoord kon geven, voelde ik me aangemoedigd om naar het antwoord op zoek te gaan zodat ik de volgende keer wel een perfect antwoord klaar had.”
“Ik ben toevallig net bezig met de verhouding tussen religiositeit en geluk voor TGG. In de artikelen zie ik dat het sociale netwerk dat kerken bieden vaak de religiositeit versterkt. Dit komt doordat mensen vaker in aanraking komen met hun eigen geloofsovertuigingen en mensen met dezelfde visie op het leven, waardoor hun ideeën versterkt worden. Hierdoor kan je elkaar ook bijstaan als je het moeilijk hebt. Ik merk ook dat ik zelf heel veel waarde hecht aan mijn religie, en dat dit op dagelijkse basis versterkt wordt door de dingen die ik doe. Om mij heen zie ik niet veel religieuze mensen. Ik ken wel wat mensen op volleybal die naar de kerk gaan, maar ik ken geen studenten die echt religieus zijn. Het geloof geeft mij steun, vooral tijdens Corona. Ik vind het heel fijn dat ik nog naar de kerk kan blijven gaan omdat ik daar goede vrienden heb waar ik op kan terugvallen en die me kunnen steunen als ik het moeilijk heb.”
Heb je nog mooie of grappige dingen meegemaakt? “Een mooie ervaring was dat ik aan het helpen was in een soepkeuken van onze organisatie. Daar kwamen erg veel mensen van verschillende etniciteiten, onder andere veel vluchtelingen. We gaven ze gratis eten en deden daarna de afwas. Hierdoor kwamen we veel met deze mensen in contact. Ik vond dit een mooie ervaring omdat ik echt dankbaar was voor wat ik had. Die mensen hadden namelijk die maaltijd nodig om de dag door te kunnen komen. Ik vond het erg mooi om iets terug te kunnen geven aan deze mensen.’’
Hoe zie je de combinatie van geloof en wetenschap?
‘‘Daarnaast heb ik veel gekke dingen meegemaakt. Op een gegeven moment ontdekten we een gyroszaak waar je voor €4,- anderhalf uur lang onbeperkt gyros kon eten. Ik hield met een collega een wedstrijd wie de meeste broodjes kon wegwerken. Ik had vijf broodjes, hij zes. Hierdoor was ik de hele dag kotsmisselijk, ik was echt ziek. Diezelfde dag moest ik nog met mensen spreken, bij elk gesprek dacht ik dat ik ging overgeven. We hebben ook een hele gave wandeltocht gemaakt om de zonsopkomst te zien boven Athene. Dan zie je echt de stad tot leven komen.”
“Ik denk dat geloof en wetenschap elkaar niet helemaal hoeven uit te sluiten. Door wetenschap worden wel veel dingen verklaart, maar er zijn veel dingen die we nog niet weten. Het geloof kan meer betekenis geven aan de dingen om ons heen en de wetenschap kan verklaringen geven over hoe de wereld om ons heen werkt. Ik denk dus niet dat het één de ander uitsluit.”
Heb je al een idee wat je na sociologie wil gaan doen? “Ik zit pas in mijn eerste jaar dus daar is het nog wat vroeg voor, maar ik wil graag nog vrijwilligerswerk blijven doen, maar niet meer full-time. Ook wil ik misschien voor de Grieks-Nederlandse ambassade gaan werken, maar daar moet ik misschien wel iets beter Grieks voor leren spreken. Ook lijkt het me heel leuk om in het sportbeleid terecht te komen, iets bij NOC*NSF lijkt me heel gaaf. Het lijkt me ook heel leuk om een eigen bedrijf op te richten.’’
Je bent dus nogal maatschappelijk bezig, maar denk je dat het geloof zelf ook een functie heeft binnen de maatschappij? 23
Eervol ontslagen Door Sofie Wiersma
A
fgelopen november startte de serie “Waarom werken vrouwen niet?” en kwam de discussie over dit vraagstuk weer fel op gang. Internetfora stroomden vol met reacties, kranten vulden zich met columns en de vinger die naar de schuldige wees veranderde vaak van richting. De serie beschreef onder andere hoe het vaak de vrouwen zijn die worden aangewezen als bron van het probleem. Ze kiezen er toch zelf voor? Balanstrutjes, deeltijd-diva’s en parttime-prinsesjes zijn het. Als ze fulltime willen werken, moeten ze er maar gewoon voor kiezen. Doen de mannen toch ook?
‘‘ Balanstrutjes, deeltijd-diva’s en parttime-prinsesjes Dit berust op het idee dat vrouwen volledige keuzevrijheid hebben wat betreft hun baan. Maar is daar wel sprake van als de ongelijke positie van vrouwen en mannen op de werkvloer geïnstitutionaliseerd is? Tijdens de master Arbeidssociologie werd het ons wederom pijnlijk duidelijk gemaakt dat Nederland hopeloos achterloopt als we kijken naar bijvoorbeeld het vaderschapsverlof. Zoals Mark van Ostaijen in zijn column in de Volkskrant schreef (2020) naar aanleiding van “Waarom werken vrouwen niet?”: wij zijn eindelijk, na lange discussie, naar vijf weken vaderschapsverlof gegaan. Maar Scandinavische collega’s lachen de Nederlandse man uit om die vijf weken. Zij hebben tussen de twaalf en veertien maanden ouderschapsverlof te verdelen. Er valt nog veel terrein te winnen, maar dat geldt ook voor onze kennis over de oorzaak van deze aanhoudende ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Hoe zat het met de vrouwen van de generaties voor ons?
’’
het juist deze vrouwvriendelijke rechten die na de val van het communisme zorgden voor enorme werkloosheid onder vrouwen. Regels tegen discriminatie op basis van geslacht waren er niet, werkgevers schroomden niet om nu expliciet naar mannen te vragen in hun vacatures. Die waren nou eenmaal economisch veel aantrekkelijker. In de politiek verschenen de christen-nationalisten die propageren dat de vrouwen toch echt terug naar het huishouden horen te gaan. Dan daalt het aantal werkzoekende vrouwen vanzelf wel. Rechtshistoricus en mediacriticus Madeleijn van den Nieuwenhuizen schreef in een column van de Vogue over haar Nederlandse oma. Zij kocht haar vrijheid door boodschappenzegels van de Albert Heijn in een boekje te plakken. Een vol boekje betekende 52 guldens die ze vrij mocht besteden. ‘Vrij’ betekent hier zonder toestemming van haar man - pas in 1956 werd de ‘Wet handelingsonbekwaamheid’ afgeschaft. De wet schreef voor dat een getrouwde vrouw onder andere geen verzekeringen kon afsluiten, geen geld bij de bank kon halen en geen boodschappen kon doen zonder goedkeuring van haar man. Als een vrouw een betaalde baan had, moest ze ontslag nemen. Alleen met goedkeuring van haar man mocht ze eventueel bij een bedrijf blijven werken. Wel het liefst een familiebedrijf. En het verdiende geld werd alsnog bezit van je man. Indien vrouwen werkten bij een overheidsinstantie werden ze automatisch ‘eervol’ ontslagen wanneer zij in het huwelijksbootje stapten. Dat klinkt toch net wat beter dan automatisch ‘gedwongen ontslagen’. Vanzelfsprekend waren er in de politiek nauwelijks vrouwen – ook dit was een beroep dat zij, indien gehuwd, niet mochten uitoefenen. Hoe moesten zij dan strijden tegen deze wet?
Zelf heb ik mijn Nederlandse oma helaas niet kunnen leren kennen. Ik ben opgegroeid met de verhalen van mijn Poolse oma, zij vertelde veel over haar werk bij de ijsfabriek. Het hebben van werk was een recht voor iedereen, vrouwvriendelijke maatregelen waren onder het communistische regime hartstikke normaal. Zo was er voldoende verlof om voor de kinderen te zorgen en een vroeg pensioen, zonder de angst om vanwege deze rechten ontslagen te worden omdat je een instabiele werknemer was. Voordat ze voor de liefde naar Nederland verhuisde, kende mijn moeder het fenomeen ‘huisvrouw’ niet. De moeders van haar vriendinnetjes werkten vroeger allemaal, net als de vaders. Iedereen werkte, men wist niet beter. Helaas zijn 24
Gelukkig was daar Corry Tendeloo. Een PvdA-politica die de stem van de vrouwen en feministen vertegenwoordigde in een Tweede Kamer gevuld met mannen. Zij lobbyde voor vrouwenrechten en emancipatie, haar inzet leidde uiteindelijk tot de afschaffing van de wet handelingsonbekwaamheid. Hoe ik over Corry Tendeloo heb geleerd? Via Madeleijn van den Nieuwenhuizen. Het feit dat we Corry Tendeloo niet kennen kan liggen aan een andere discussie; hoe belangrijke vrouwen nauwelijks een plek krijgen in onze geschiedenisboeken. Wat we niet kennen, kunnen we ook niet eren. Van den Nieuwenhuizen zocht uit hoe er slechts een paar straten in verre buitenwijken naar Corry Tendeloo vernoemd zijn (tegenover de rest van de straatnamen waarvan 88% naar mannen vernoemd zijn). Zij is daarom ook een petitie gestart om Corry Tendeloo met een standbeeld in het politieke hart van Den Haag te eren. Wat mij betreft een uitstekend plan. Het standbeeld van Aletta Jacobs in Groningen en het bezoeken van haar werkkamer in het Universiteitsmuseum leert ons over de oneerlijke positie die vrouwen zo lang in het onderwijs hadden en de rol die Aletta Jacobs speelde in het doorbreken van die patronen. Naast de befaamde foto op de trap in het Academiegebouw, zag ik af en toe vrouwen ervoor kiezen om ook met hun bul naast Aletta te poseren. Ik zie geen reden waarom we niet die vrouw op deze manier moeten eren, die zoveel heeft gedaan voor de emancipatie van vrouwen op onze arbeidsmarkt.
Corry Tendeloo aan het werk in de Tweede Kamer
Een schuldige aanwijzen voor de discussie waarom vrouwen niet werken ga ik niet doen. Het is in mijn ogen wel een discussie die niet gevoerd kan worden zonder aandacht voor het verleden om te begrijpen waar die ongelijkheid tussen mannen en vrouwen nou eigenlijk vandaan komt. Ingrijpende wetten als de wet handelingsonbekwaamheid zijn hooguit een paar generaties geleden afgeschaft. Ze echoën nog lang door - na afschaffing van de wet handelingsonbekwaamheid stond in de wet jarenlang nog wel dat de man het hoofd is van de echtvereniging, en de vrouw gehoorzaamheid aan haar man is verschuldigd. Dit is pas in 1970 weggehaald. Er zullen vast uitzonderingen zijn, maar vrijwel alle Nederlanders zien de vrouwenemancipatie als een belangrijke ontwikkeling. Maatregelen als het uitbreiden van vaderschapsverlof komen toch tergend langzaam op gang. Nu is het makkelijk om je over de trage ontwikkeling te frustreren en te roepen wiens schuld het is waarom de vrouwen dan nóg niet werken. Maar ik zie eerst graag dat er meer erkenning komt voor dit stuk geschiedenis, wellicht gevolgd door wat ongeloof en onbegrip. Dat het uiteindelijk maar leidt tot het echt zien en begrijpen van de ongelijkheid van vandaag.
‘‘ Nu is het makkelijk (...) om te
roepen wiens schuld het is waarom de vrouwen dan nóg niet werken.
’’
Referenties Van den Nieuwenhuizen, M. (2019, 17 juni). Columnist Madeleijn van den Nieuwenhuizen over wie we nou echt eren. Vogue. Geraadpleegd op 16 december 2020, van https://www.vogue.nl/magazine/ a28028658/madeleijn-van-den-nieuwenhuizen-column-eren/. Van Ostaijen, M. (2020, 13 november). Voltijd werkende mannen houden de ongelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt in stand. De Volkskrant. Geraadpleegd op 16 december 2020, van https://www. volkskrant.nl/columns-opinie/voltijd-werkende-mannen-houden-de-ongelijke-positie-van-vrouwenop-de-arbeidsmarkt-in-stand~b4e3e929/ 25
Hoe peilbaar zijn verkiezingen? Onno Haagsma Al enige tijd staat de VVD fier op kop in de peilingen voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021, vermoedelijk dankzij het leiderschap dat Mark Rutte vertoont in de coronacrisis (NOS, 2020). Zoals het nu lijkt heeft de VVD als grootste partij een keer zoveel voorspelde zetels als de nummer twee, de PVV, zoals te zien in figuur 1 (IPSOS, z.d.). Naar aanleiding van de peilingen van hun opiniepanel, schetste ook EenVandaag van AVROTROS het beeld van de VVD als grootste partij, met als nummer twee een half zo kleine PVV (EenVandaag, 2020). Het begint er dus op te lijken dat de VVD in maart opnieuw de verkiezingen zal winnen. Maar in de recente geschiedenis hebben we vaker gezien dat peilingen lang niet altijd de toekomst kunnen voorspellen. Denk bijvoorbeeld even terug aan de welbekende verkiezingen in de Verenigde Staten van vier jaren geleden. De leider van de Democraten, Hillary Clinton, kwam in bijna alle peilingen consistent uit de bus als voorspelde winnaar van de verkiezingen (Algemeen Dagblad, 2016). We weten echter allemaal hoe die verkiezingen afliepen: de Republikein Donald Trump won, tot verrassing van vriend en vijand. Ook bij de meest recente Amerikaanse presidentsverkiezingen stond de Democraat Joe Biden grof op kop in de peilingen, maar werd het op het moment suprĂŞme nog erg spannend. Hoewel Biden won, was het verschil veel kleiner dan voorspeld (Het Parool, 2020). Political polls op tv blijken vaak fouten te bevatten, waardoor men een vertekend beeld van een verkiezingsrace kan krijgen (Kmietowicz, 1994). Zoals benoemd, werd bij de verkiezingen van 2016 Hillary Clinton veel te hoog gepeild. Achteraf bleek dat er in de peilingen van 2016
te veel witte, hoge opgeleide mensen waren ondervraagd; over het algemeen de achterban van de Democraten (Het Parool, 2020). Een verklaring voor verkeerde voorspellingen van de presidentsverkiezingen van 2020 kunnen deels komen door de onverwachte, historisch hoge opkomst bij de verkiezingen. Echter, het kan ook zijn dat er andere statistische of methodologische fouten zijn gemaakt (Het Parool, 2020). De peilingen van de verkiezingen in Nederland zijn betrouwbaarder dan die van de VS. Dit komt doordat opiniepeilingen worden gedaan in vooraf geselecteerde groepen die zo representatief mogelijk gemaakt worden (Het Parool, 2020). Echter, bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 werd de VVD lager ingeschat dan de partij uiteindelijk zou eindigen, dus ook de Nederlandse peilingen zijn niet foutloos (Het Parool, 2020). Het probleem dat Nederlandse peilingen vaak hebben, is dat deze peilingbureaus gedeeltelijk of zelfs volledig gebruik maken van panels gevuld met mensen die zichzelf aanmelden voor een steekproef, waardoor de steekproef niet meer willekeurig en representatief is (NPO Focus, z.d.). Tevens blijkt dat verschillende opiniepanels vaak gevuld zijn met dezelfde mensen, die het invullen van vragenlijsten simpelweg leuk vinden om te doen (NPO Focus, z.d.). Wanneer meerdere peilingen dezelfde respondenten hebben en daardoor uitkomen op ongeveer dezelfde resultaten, kan dit natuurlijk leiden tot een vertekend en weinig representatief beeld. Of de denderende peilingen van IPSOS en het EenVandaag opiniepanel de realiteit nu echt kunnen voorspellen is een kwestie van wachten op de daadwerkelijke verkiezingsuitslag in maart 2021. Er zullen ongetwijfeld meer 26
Referenties Algemeen Dagblad. (2016, 7 november). Peilingen: voorsprong Hillary Clinton blijft stabiel. Geraadpleegd op 18 november 2020, op https:// www.ad.nl/nieuws/peilingen-voorspronghillary-clinton-blijft-stabiel~aba4bc39/
peilingen volgen, naarmate we dichter bij die verkiezingen komen. Maar, beste lezer, blijf die mooie peilingen toch niet te makkelijk geloven. De geschiedenis heeft uitgewezen: stemgedrag van kiezers is veranderlijk, en peilingen zijn niet altijd even representatief. Daarnaast kan er nog van alles gebeuren in aanloop van de verkiezingen wat u nu niet kunt bedenken, maar ook weer invloed kan hebben op uw stemgedrag. Daarom zal ook nu weer de leus gelden:
eerst zien dan geloven.
EenVandaag. (2020, 29 september). VVD stijgt weer fors tijdens tweede coronagolf, ook PVV wint. Geraadpleegd op 12 december 2020, op https://eenvandaag.avrotros.nl/panels/ opiniepanel/alle-uitslagen/item/vvd-stijgtweer-fors-tijdens-tweede-coronagolf-ook-pvvwint/ Het Parool. (2020, 8 november). Waarom de meeste peilers er naast zaten bij verkiezingen VS. Geraadpleegd op 18 november 2020, op https://www.parool.nl/wereld/waarom-demeeste-peilers-er-naast-zatenbij-verkiezingenvs~b9958363/?referrer=https%3A%2F%2Fw ww.google.com%2F IPSOS. (z.j.). Politieke Barometer | Ipsos. Geraadpleegd op 20 november 2020, op https://www.ipsos.com/nl-nl/politiekebarometer Kmietowicz, Z. (1994). Sampling Errors in Political Polls. Teaching Statistics, 16(3), 70–74. https:// doi.org/10.1111/j.1467-9639.1994.tb00695.x NOS. (2020, 28 oktober). Peilingwijzer: VVD houdt straatlengte voorsprong, Forum zakt verder weg. Geraadpleegd op 17 november 2020, op https://nos.nl/artikel/2354243-peilingwijzervvd-houdt-straatlengte-voorsprong-forumzakt-verder-weg.html NPO Focus. (z.j.). Wat hebben we aan peilingen? Geraadpleegd op 12 december 2020, via https://npofocus.nl/ artikel/7494/wat-hebben-weaan-peilingen-n.
Figuur 1. Peilingen uit week 44 van 2020 met de zetelverdeling voor de Tweede Kamer volgens de Politieke Barometer van IPSOS (z.d.). Figuur gemaakt door auteur. 27
Interview: Marijtje van Duijn Geertje op de Hoek & Siebren Kooistra
D
eze editie van SoAP met als thema ‘Eerst zien dan geloven’, kon niet voorbijgaan zonder een interview met een empirisch wetenschapper. Als er een manier is om te ‘zien voor we geloven’, dan is het wel door te meten. En wie beter te vragen dan de in november tot hoogleraar benoemde Marijtje van Duijn. In het kader van het Aletta Jacobs stimuleringsfonds mag zij voor sociologie één van de 15 leerstoelen vullen, waarvan er twee worden gevuld vanuit onze faculteit. Marijtje van Duijn is formeel sinds 2003 werkzaam bij de vakgroep sociologie, was hier voorzitter van de examencommissie, was werkzaam als universitair hoofddocent bij de vakgroep sociologie waar ze, sinds 1 november als hoogleraar, Voortgezette Statistiek én een vak binnen de research master geeft. Daarnaast is ze lid van de toelatingscommissie en voorzitter van de ethische commissie van sociologie. In dit interview spreken we haar over haar carrière, haar benoeming en haar onderzoek.
Carrière
Voordat we Marijtje gaan vragen naar haar bijzondere prestatie, willen we eerst weten wat voor student ze eigenlijk was. “Ik ben geen socioloog”, vertelt ze. Ze heeft econometrie gestudeerd en was een goede student. “Ik was actief doordat ik werkcolleges wiskunde gaf en ik ging in de faculteitsraad. (…) Econometrie was toen nog een kleine studie, niet zo populair als nu. (...) Ik heb een hele leuke studietijd gehad.” Spijt van haar overstap naar sociologie heeft ze nooit gehad, bovendien heeft niemand die statistiek geeft bij sociologie zelf sociologie gestudeerd.
met statistiek en methodologie, ten dienste van andere vakgroepen in de faculteit. We zaten toen nog verspreid over de hele stad.” Terwijl Marijtje zich in de richting van sociale netwerken bewoog, kon ze veel samenwerken met Tom Snijders, die zich daarin aan het verdiepen was. Hij zat toen al bij sociologie, maar Marijtje nog niet. Toen ze tien jaar later universitair docent werd, werd haar eerste vakgroep na twee jaar opgeheven en begaf ze zich naar psychologie. Toen Tom Snijders vertrok naar de vakgroep sociologie, kwamen zowel Anne Boomsma als zij met hem mee toen er plaats vrijkwam aan die vakgroep. “Sociologie is een hele leuke vakgroep, waar ik graag naartoe wilde”, geeft ze aan. “Ik heb dus toen al op veel verschillende plekken gewerkt! Daardoor ken ik ook veel verschillende mensen.” Formeel gezien is Marijtje al meer dan twintig jaar vast in dienst bij de universiteit.
Marijtje legt aan ons uit hoe een econometriste bij de vakgroep sociologie terecht is gekomen. Ze vertelt dat ze in 1988 is begonnen bij Tom Snijders, die toentertijd werkte bij de groep Statistiek en Meettheorie. “Toen had de faculteit nog een aparte vakgroep die zich bezighield 28
Benoeming voor een Aletta Jacobs leerstoel Na deze vruchtbare carrière bij de universiteit in combinatie met een serie beleidstaken, werd Marijtje van Duijn in november 2020 voor een Aletta Jacobs leerstoel benoemd, die haar de titel van hoogleraar bezorgde. “Voor mij betekent dat erkenning en waardering voor het werk dat ik al jaren doe.” Een grote verandering in haar werkzaamheden verwacht ze niet. “De plek en het werk blijft hetzelfde, ik zal waarschijnlijk wel iets meer verantwoordelijkheden krijgen, maar het is vooral heel fijn als je merkt dat je hoogleraar waardig wordt bevonden, zonder dat je daar zelf naar aan het streven was.” De Aletta Jacobs leerstoelen gaan natuurlijk over wetenschappelijke prestaties, een lange loopbaan is daarbij een voordeel, legt Marijtje uit. Maar dat is niet alles wat belangrijk werd geacht: “het ging ook om visie op de universitaire wereld en met name op leiderschap. En ook daarin had ik het voordeel dat ik al lang meeloop, veel gedaan heb en veel ideeën heb over hoe ik dingen aan zou pakken.” De sollicitatie was daarom ook leuk om te doen: “Ik kreeg de kans om dat alles te laten zien, waar ik dat nog niet eerder had hoeven doen!”
Toch kan ze het gevoel dat mensen er zo naar kunnen kijken van zich afzetten. Ze heeft dat gevoel niet en denkt ook niet dat collega’s dat vinden. “Ik kijk er niet zo tegenaan en ik wil de kans benutten om een voorbeeld te zijn.” Het belang van een voorbeeldfunctie is er vooral richting haar jongere vrouwelijke collega’s. Ze vertelt dat ze allemaal hele positieve reacties van hen heeft gekregen: “Ze zeggen echt, jij bent een voorbeeld voor ons, dit kan dus.” Het belang van haar benoeming voor vrouwen in de wetenschap is haar ook steeds duidelijker geworden. Daar zijn allerlei redenen voor volgens Marijtje, voor een deel is dat genderbias, maar ze benoemt ook dat vrouwen vaak net iets andere keuzes maken. Dat wordt zelfs van ze verwacht. Zo koos ze er zelf ook voor om vier dagen te gaan werken nadat ze kinderen kreeg, terwijl haar mannelijke collega’s dat niet deden. Er is geen spijt, maar wel een advies voor de volgende generatie. “Ik heb een hele fijne mix van werken en zorgen kunnen hebben, maar nu zou ik zeggen dat dat eigenlijk niet goed is. Ik zou mensen die het mij nu vragen aanraden om goed te overwegen of je het wil doen, omdat ik nu meer dan vroeger geloof dat het je kansen wel beïnvloedt.” Ze stelt wel voor dat mannen natuurlijk ook gewoon vier dagen zouden kunnen gaan werken en dat we “elkaar niet allemaal zo gek moeten maken met zo heel hard werken.”
Maar het hoogleraarschap was voor Marijtje geen doel op zich: “Ik voelde me ook niet minder dan een hoogleraar, zo gaan we binnen de vakgroep ook niet met elkaar om.” Over de positieve discriminatie van de voor vrouwen gereserveerde leerstoelen zijn haar ideeën veranderd. Vijf tot tien jaar geleden had ze er anders in kunnen staan, legt ze uit. “Dan had ik misschien wel gedacht, is dat nou verstandig of eerlijk. Maar ik ben er wel steeds meer van doordrongen geraakt, ook door jongere vrouwelijke collega’s die we nu ook hebben bij sociologie, dat het nog steeds moeilijker is voor vrouwen om carrière te maken binnen de wetenschap. (…) Je loopt het risico dat mensen zeggen, ja die is wel hoogleraar, maar het is een stoel speciaal voor vrouwen, anders had ze het nooit gered.” Dat is een nare gedachte, positieve discriminatie heeft altijd dat “excuustruus gevoel”, vindt Marijtje.
Volgens Marijtje vertalen genderongelijkheid of verschillen tussen man en vrouw zich vaak naar de behoefte van vrouwen om toch nog even goed met elkaar door te praten of ze het eens zijn. “Er zijn in mijn beleving verschillen tussen mannen en vrouwen, ook in hoe ze problemen benaderen of proberen op te lossen.” Natuurlijk heeft Marijtje ook haar eigen voorbeelden en steun gehad binnen de vakgroep. Ze vertelt over Rie Bosman, waar ze regelmatig te rade ging. “Als er iets moeilijk was, of als ik ergens over twijfelde, 29
ging ik vaak even met Rie praten.” Nu merkt Marijtje dat jongere vrouwen ook naar haar toe komen voor advies of een mening. “Daarin is mijn anciënniteit, mijn ervaring, nuttig.” Zelf werkt Marijtje samen met twee mannen, Mark Huisman en Christian Steglich, maar de verschillen tussen mannen en vrouwen staan daar niet in de weg. De relatie heeft volgens haar een erg “feminien” karakter: “alles is bespreekbaar!”
hulpwetenschap, en met behulp van goede netwerkanalyse kunnen verfijndere onderzoeksvragen worden gesteld om duidelijkere antwoorden te vinden, legt Marijtje uit. Om met statistiek antwoorden te kunnen bieden, moeten onderzoekers zich altijd afvragen waarom ze een vraag stellen, welk antwoord ze verwachten en wat alternatieve verklaringen zouden kunnen zijn. “Die samenwerking vind ik zo verschrikkelijk leuk. Het geeft mij een hele duidelijke rol.” In die rol stelt ze vragen over hun onderzoeksvragen, om zo inzichtelijk te maken welke statistiek op welke manier zou moeten worden toegepast. Marijtje heeft in deze rol eindeloos met mensen samengewerkt, die op hun beurt worden uitgedaagd om hun vragen beter te stellen. “Wij helpen met de analyses, maar we werken echt samen met advies en door mensen het zelf te laten doen.” De aanpak van de afdeling statistiek in sociologie is ook best uniek in Nederland, vertelt ze. Haar aanstelling als hoogleraar zal het makkelijker maken om zichtbaar te zijn als groep. Fijn, volgens Marijtje, “want dat maakt de kans dat wij als groep op deze manier kunnen blijven functioneren groter.” Marijtje wordt het vrolijkst van die samenwerking, die een inhoudelijke vraag naar een hoger plan tilt om het onderzoek te verbeteren. Maar, er zit ook veel plezier in het maken van de modellen: “De lol van het modelbouwen is er absoluut ook. (…) Laten zien dat je dat kunt en dat het werkt is hartstikke leuk, maar het leukste is dat je een vraag die er was, die je eerst niet goed kon beantwoorden, nu beter kunt beantwoorden.”
Onderzoek naar netwerkanalyse Vanaf haar samenwerking met Mark Huisman en Christian Steglich is de stap naar vragen over hun onderzoek klein. Eerst legt Marijtje ons uit dat het onderzoek van het trio deels ondersteunend is, en geïnspireerd op onderzoek van anderen, maar dat het echt gaat over netwerkanalyse, vooral sociale netwerkanalyse. Tom Snijders zette deze traditie van het ontwikkelen van modellen voor sociale netwerkanalyse in gang, in een team waar Marijtje al vanaf het begin deel van uitmaakte. Als we vragen waar Marijtje van Duijn zich op het gebied van dat onderzoek mee bezighoudt, legt ze uit dat ze zich voornamelijk richt op crosssectionele modellen, die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om crosssectionele analyses te doen. “Die heb je nodig als je meerdere netwerken wilt analyseren alsof het een steekproef van netwerken is. er zijn nog maar weinig modellen die dat in één klap kunnen.” Daarnaast is Marijtje bezig met manieren om een derde dimensie binnen netwerken te analyseren, waarbij er niet alleen wordt gekeken naar relaties tussen actoren, maar ook naar de percepties van anderen op die relaties. Vervolgens legt Marijtje ons uit hoe sociale netwerken écht anders benaderd moeten worden dan in normale statistische modellen gebeurt: “Relaties zoals je die meet binnen een netwerk zijn niet onafhankelijk van elkaar, dat heeft ermee te maken dat iedereen binnen een netwerk op meerdere manieren verbonden is, of zou kunnen zijn. Dat betekent dat standaard methodes eigenlijk direct al niet kunnen werken, omdat de aanname van onafhankelijke waarnemingen binnen de steekproef geschonden is. Daarom moet je op een heel andere manier naar de data kijken en een gebruikelijke statistische aanpak zal niet werken. De statistische uitdaging zit hem dus in de schending van die assumptie en het juist weergeven van de resultaten. Als je geen rekening houdt met deze schending, vervorm je de data. En je weet niet wat dat voor uitwerking heeft op het antwoord van je onderzoeksvraag.”
Voor de toekomst houdt Marijtje er rekening mee dat haar nieuwe positie andere verantwoordelijkheden met zich mee zou kunnen brengen. Managementachtige taken liggen volgens haar voor de hand. Uit haar vorige functies blijkt al dat Marijtje daar geen hekel aan heeft. “Het is niet het allerleukste werk, maar ik kan er wel voldoening uit halen. Ik wil best mijn stem laten horen, want die heb ik wel! (…) Ik wil best bestuurstaken doen waarmee ik me ook kan identificeren. Goed onderwijs en goed onderzoek, dat is belangrijk. Daar kan ik mijn kennis en ervaring inzetten.” Maar niet alles spreekt haar aan. Ze geeft bijvoorbeeld aan niet hogerop te willen in bestuursfuncties (het faculteitsbestuur, bijvoorbeeld). “Ik houd van de korte lijntjes, daarom vind ik het bij sociologie ook fijn. (…) De inhoud staat voor mij altijd voorop.”
Onderzoek naar netwerkanalyse is belangrijk, omdat collega’s de methodes dan kunnen gebruiken voor hun inhoudelijke onderzoeksvragen. Statistiek is een 30
Volg ons op social media!
@Soapgroningen
SoAP Groningen
Vind meer op onze website! www.soapgroningen.nl
‘‘
Ja, ik geloof het nu wel! (...) Ik geloof dan ook in een sociologie die daadwerkelijk kan bijdragen aan veranderingen. En in dit geloof van de mogelijkheden van de mens in zijn of haar context zit de zin en betekenis van ons bestaan.
’’
Prof. dr. Gabriël Anthonio
is van 2015 tot 2020 als bijzonder hoogleraar in de Sociologie van Leiderschap, Organisaties en Duurzaamheid werkzaam bij de RUG/Sociologie, en is sinds 2020 als ius promovendi aan Sociologie verbonden. Hij maakt sinds 2016 deel uit van de redactie van SoAP.
Eerst zien en dan geloven?
Geloof van sociologen in een andere, betere wereld
A
ls we denken aan ‘ergens in geloven’ klinkt dit als taal uit een vervlogen tijden. De tijd van vanzelfsprekende wonderverhalen, door kerken en andere religieuze groepen doorgegeven aan de gelovigen, is niet meer van deze tijd. Veel van die gelovigen zijn teleurgesteld. Er gebeuren niet of nauwelijks nog wonderen. De dominees en priesters zijn, mede door hun academische vorming in deze rationele en moderne tijd, ook voorzichtig geworden om vanuit het geloof over wonderen te spreken. Ze plaatsen de wonderverhalen liever in een historische context: die van de cultuur, naïviteit en symboliek. Wonderen worden verklaard, niet langer als feitelijke gebeurtenissen gezien. De mainstream kerken spreken liever over sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheden, en vooral het doen van goede werken. Geloof is een inspiratiebron, niet zozeer een realiteit die aanstaande is. Niet alleen religieuze mensen zijn in deze moderne tijd huiverig geworden om naar geloofservaringen zoals wonderen te verwijzen, ook de burger gelooft het niet langer. Mooie beloftes van welvaart, een sociaal- en maatschappelijke betere toekomst en economische groei zijn niet of slechts deels uitgekomen. Onze premier, de heer Rutte, zegt bij herhaling dat je voor een visie naar de brillenwinkel moet, hij begint er niet aan. “Visie is als een olifant die het zicht belemmert”, aldus Rutte in de H.J. Schoo-lezing in 2013. Evenals Rutte zijn ook veel burgers wel klaar met ronkende verhalen en mooie vergezichten over een andere toekomst. Men is wantrouwend, achterdochtig, misschien zelfs cynisch geworden. Sommige burgers menen dat er toch een heimelijk plan achter het huidige pragmatisme van Rutte schuilgaat. Zij geloven dat er wel degelijk een andere toekomst wordt voorbereid, die echter niet rooskleurig is, maar zwart als de nacht. De mens, de gewone burger moet zich daartegen verzetten, voordat we allen aan een vrijgelaten virus, een giftig vaccin of door rooksporen van vliegtuigen verspreidde gevaarlijke stoffen ten onder gaan. Als de laatste overgebleven priesters, dominees en de politieke leiders amper of geen geloof meer hebben in een andere toekomst, geen droom of visie meer hebben, waar gaan we dan naartoe? Moeten we louter pragmatisch handelen? Blijven beweren dat de toekomst mistig is? Zoals in de coronacrisis, per twee weken beleid maken, anticiperen op de actualiteit vanuit situationeel leiderschap? Gewoon per situatie kijken wat het beste is? Ik neem u graag mee in een sociologisch perspectief; opdat we zien en dan pas kunnen geloven.
Het geloof van sociologen
neo-marxistisch socioloog, Jürgen Habermas met zijn omvangrijke Theorie des Kommunikativen Handelns, dateert alweer uit 1981. Enkele zachte uitlopers van dit gedachtegoed, de onderdrukking door het economische, bureaucratische en machtssysteem van de leefwereld, ook wel kolonisering van de leerwereld genoemd, vinden we terug in het werk van Wouter Hart (2012). Hij betoogt op een vriendelijke manier dat organisaties de professionele en humane identiteit van medewerkers tenietdoet door een overdaad aan systemen en procedures. Hij stelt (kleine) veranderingen in denken en handelen voor, te beginnen bij de bestuurders en managers. Voor hen treedt hij dan ook veelvuldig op als keynote speaker tijdens congressen. Ook de overheid meent dat we veranderingen in het huidige spel moeten aanbrengen zoals meer professionele vrijheden in de zorg, minder bureaucratie en vooral de burger of patiënt zelf zoveel als mogelijk regie laten voeren. We gaan enkele spelregels veranderen, maar niet het spel zelf. De revolutie, het activisme waarbij er gevochten werd voor ingrijpende sociale- en maatschappelijke veranderingen, is uitgedoofd.
Nog niet zo lang geleden beleden de meeste sociologen een geloof dat de wereld er anders en beter uit zou gaan zien. Dat betekende dat de strijd tussen de arbeidersklasse en het kapitaal van de banken en industrie beslecht zou worden in het voordeel van de arbeider. De gewone man zou mee gaan regeren. Alle burgers zouden bescherming en gelijke rechten verwerven. Veel sociologen bewogen zich ook op het activistische pad. Ze voerden actie, deden mee aan betogingen en waren soms onderdeel van internationale netwerken zoals communistische of socialistische bewegingen in Midden-Amerika, Azië en het Midden-Oosten. Ik herinner me nog dat we op de sociale academie de Horst in Driebergen bij het vak Sociologie studiepunten kregen voor het opzetten, organiseren en evalueren van een betoging tegen de apartheid in Zuid-Afrika, inclusief dans, muziek en lekker eten. Sociologen waren hoopvol, geloofden in een andere en betere wereld. Dat perspectief, die passie en actiebereidheid lijkt, zoals het bij veel kerken is gegaan, iets uit vervlogen tijden. De enige sterke en laatste poging van een 33
Het geloof uitgedoofd?
een wonderlijk verhaal. Onze zoon Mahil, met een verstandelijke beperking en autisme, vergezelt me op een presentatie van een van mijn nieuwe boeken. Ik probeer hem in een rustige hoek van de zaal te plaatsen, maar hij geeft in gebarentaal aan dat hij dat niet wil. Hij wil graag naar een mevrouw van ca. 50 jaar oud toe die met de rug naar de zaal gekeerd thee drinkt en uit het raam kijkt. Na enige aarzeling laat ik dit toe. Ik vraag haar of hij bij haar mag komen zitten. Ze kijkt ons niet aan, maar stemt zachtjes toe. Ze schenkt thee voor hem in een geeft hem een stroopwafel. Wat ik al vermoedde is dat mijn zoon, die geen taalontwikkeling heeft, haar handen begint aan te raken, te strelen en vast te houden. Ik grijp in, bied excuses aan namens Mahil en zeg dat ik hem weer kan verplaatsen als ze dit niet wil. Ze glimlacht flauwtjes en zegt dat het helemaal niet erg is.
Het geloof van sociologen in een betere of in ieder geval socialere wereld is misschien ook wel te wijds en te groot geweest. Neem nu onze collega sociaalwetenschappers, de pedagogen en psychologen. Die blijven vasthouden aan het geloof dat zij door gerichte en wetenschappelijk gefundeerde interventies mensen beter kunnen laten functioneren. Opgroei- en ontwikkelingsproblemen kunnen voorkomen of opgeheven worden en trauma’s behandeld. Er is herstel bij een psychische aandoening mogelijk, en een harmonisering bij disfunctionele gezinnen of geweld in relaties. Is er dan nog ruimte voor het geloof van de socioloog?
Toch zijn er evenals in de kerken altijd nog kleine haarden waar het vuur van het geloof van de socioloog nog brandt. Ossewaarde betoogt in zijn sociologische inleiding op maatschappelijke organisatie (2006) dat de sociologische voorstelling Ik doe mijn presentatie, heb nog wat nagesprekken (!), een kritische verbeelding, behulpzaam kan zijn en houd vanuit mijn ooghoeken het handentafereel om daadwerkelijk tot een veranderingen in denken in de gaten. Eind van de middag pak ik mijn spullen en handelen te komen. Margalit (1996) droomt in in, neem de onverkochte boeken weer mee, en roep zijn boek De Fatsoenlijke Samenleving hardop dat de mijn zoon in gebarentaal om me te volgen. De vrouw ideale samenleving, waar hij in zou willen leven en en Mahil volgen samen, hand in hand. Als we de werken, een samenleving is die niemand vernedert. zaal uitlopen begint de vrouw te huilen. Eerst zacht, En onderzoekers op het gebied van Appreciative maar dan luider. Als ik vraag of ik iets voor haar Inquiry betogen hardop dat oplossingen altijd nabij kan doen schudt ze van nee. Of ze me die avond nog zijn. Te beginnen in ons voorstellingsvermogen, even mag bellen. Ik geef mijn nummer en rijd weg. maar ook in de praktijk, kunnen we vaak ontluikende Ze staat naast de auto en zwaait. Dan zie ik tegen de initiatieven of voorbeelden vinden die bij kunnen blauwe lucht dat ze een misvormde hand heeft en dragen aan de oplossing van problemen. Hun advies een aantal vingers mist. Ik vermoed dat daar iets van is om in de sociologische praktijk meer onderzoek het verdriet zit. naar oplossingen te doen zoals deze zich aandienen, in plaats van je blind te staren op het probleem Thuisgekomen gaat na het eten de telefoon. Een (Masselink en IJbema, 2017). Als een organisatie zachte en aarzelende stem klinkt door de telefoon: een hoog arbeidsverzuim heeft van 10%, ga dan niet zozeer kijken naar de kenmerken van dat verzuim maar doe vooral onderzoek naar die afdelingen waar “Meneer het verzuim minder dan 5% is. En neem vervolgens ik heb een bijzondere die oplossingsgerichte kenmerken over in de ervaring gehad vandaag. aanbevelingen van het onderzoek. Ook kunnen Door uw zoon die mijn handen heeft we als sociologen filosofische geloofsversterking vastgehouden. Ik ben nogal op mijn ontlenen aan bijvoorbeeld Jos Kessel (2006) eigen weet u. Ik schaam me voor mijn hand die in het poëtisch argument, middels socratische gesprekken, tot oplossingen en raak mensen liever niet aan. Sinds mijn 18e meent te kunnen komen voor weerbarstige door een ongeluk op de boerderij met een machine sociale en maatschappelijke vraagstukken. leef ik als het ware wat apart. Kinderen blijf ik bij Het geloof in een betere wereld en uit de buurt en ook volwassenen raak ik niet aan. de mogelijkheden om dat te kunnen Nu heeft uw zoon mij de hele middag aangeraakt. bereiken is dus nog niet uitgedoofd, maar vraagt misschien wel om een nieuwe Dat was heel bijzonder. En vandaag heb ik, opwekkingsbeweging onder sociologen. zoals u misschien wel hebt gezien voor het
eerst gezwaaid, in dertig jaar. Mijn hand opgestoken, zonder angst of schaamte. Ik denk meneer, dat mijn hand Geloof met elkaar delen gaat over verhalen, ook genezen is!” verhalen over wonderen. Graag deel ik een kort Eerst zien, dan geloven: genezing van een hand
34
Referenties Habermas, J. (1981). Jürgen Habermas Theorie des kommunikativen Handelns. Band 1 & 2. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag.
Misschien kunnen we nog een keer afspreken, ik wil nog wat aan uw zoon geven. Ik ontmoet deze dame een maand later op een terras in Harlingen. Ze vertelt opnieuw dit wonderlijke verhaal. Maar ook dat ze sinds kort een vriend heeft en zich niet meer schaamt om een boodschappenkar voor zich uit te duwen, waarbij haar beschadigde hand zo zichtbaar wordt. Ze heeft de laatste tijd meer sociale contacten opgedaan, en werkt sinds een week in de lokale “Het bibliotheek.
Hart, W. (2012). Verdraaide Organisaties. Terug naar de Bedoeling. Deventer: Management Impact Kessels, J. ( 2006). Het Poëtisch Argument. Socratische gesprekken over het goede leven. Amsterdam: Boom.
is allemaal Ik knik instemmend, handenwerk en ik doe het met plezier. terwijl mijn zoon haar weer even vasthoudt. Meneer, de ontmoeting Vervolgens geeft en het handencontact van ze hem een beeldje uw zoon heeft me verder van witte klei, door gemaakt. geholpen, ik noem het haarzelf Twee perfecte handen, een soort genezing. gevouwen bij elkaar. Het Mag dat?” is al enkele jaren geleden
Margalit, A. (1996). De Fatsoenlijke Samenleving. Amsterdam: Van Gennip. Masselink, R., & IJbema, J. (2017). Het Waardering Werkboek. Appreciative Inquiry in de Praktijk. Nieuwerkerk aan de IJssel: GellingPublishing. Ossewaarde, R. (2006). Maatschappelijke Organisaties. Een sociologische inleiding. Meppel: Boom.
dat dit verhaal plaatsvond. Het beeldje van de handen staat als een blijvende herinnering in de vensterbank van zijn slaapkamer.
Ik heb gezien, ik geloof!
Eerst zien dan geloven? Ja, ik heb het opnieuw gezien en geloof dat sociale interactie kan bijdragen aan herstel van een persoon, maar ook aan een betere, sociale wereld waarbij mensen die aan de rand staan weer gezien en gehoord worden. Misschien moeten sociologen zich evenals de pedagogen en psychologen van onze faculteit wat optimistischer tegenover problemen, wat meer gelovig opstellen! Wat is hiervoor nodig? Bovenal vernieuwing van ons geloof dat sociologie er echt toe doet. Om mens te zijn en te blijven heb je anderen nodig. En hoe we dat kunnen optimaliseren, versterken of bevorderen is immers het domein van de sociologie. Ik geloof zelf in kleine sociale revoluties, mensen die daarbij tot bloei komen in hun sociale context. Kleine doch ingrijpende veranderingen, die ik zo vaak tijdens mijn werk in een tbs-kliniek en in de Jeugd- en Verslavingszorg heb mogen meemaken. Ik kan niet anders dan optimistisch zijn, omdat ik het keer op keer heb gezien heb! Ja, ik geloof het nu wel! En er is geen olifant die dat geloof dat mensen kunnen veranderen, een nieuw perspectief kunnen omarmen, in de weg staat. De genezing van een hand is hier slechts een voorbeeld van. Ik geloof dan ook in een sociologie die daadwerkelijk kan bijdragen aan veranderingen. En in dit geloof in de mogelijkheden van de mens in zijn of haar context zit de zin en betekenis van ons bestaan. Ook het bestaan van onze zoon, die ondanks zijn beperkingen in die sociale context het verschil kan maken voor een ander. 35
Eerst doen en dan zien we wel De hobbelige weg naar beter beredeneerd beleid Liesbet Heyse
H
et Outbreak Management Team adviseert het kabinet op basis van ‘evidence’ en wetenschappelijke inzichten over haar coronabeleid. Omdat de discussie over de beleidsopties heel openlijk plaatsvindt, zien we een opmerkelijk gebrek aan consensus onder wetenschappers. Discussiepunten zijn bijvoorbeeld de effecten van het dragen van een mondkapje, of het gevaar van overdracht door aerosolen.
Was dit maar vaker zo. Nu lijkt dat een bijzondere gedachte van een wetenschapper. Want het gebrek aan consensus draagt waarschijnlijk niet bij aan het vertrouwen in de wetenschap. Dat wordt nog eens versterkt als de ene wetenschapper bij talkshow Op1 iets beweert dat tegelijkertijd door een andere wetenschapper aan de tafel bij talkshowhost Beau wordt ontkend.
Maar toch, was dit maar vaker zo. Want hoe vaak gebeurt het in Nederland dat wetenschappers een zo duidelijke en soms zelfs doorslaggevende stem hebben in discussies over nieuw of te veranderen beleid? Hoe vaak gebeurt het in het publieke debat dat wetenschappelijk bewijs wordt besproken en kritisch wordt bevraagd? Als we in deze tijden nog naar de kroeg zouden kunnen, zouden mensen aan elke tafel wetenschappelijk bewijs aanvoeren om te bepleiten of het nu wel of niet veilig is om in een koor te zingen, een voetbalwedstrijd te houden of een openlucht muziekfestival te organiseren. Voor alle duidelijkheid: ik beweer niet dat wetenschap geen rol heeft in beleid in Nederland. Er worden natuurlijk dikke onderzoeks-en adviesrapporten geschreven, hoorzittingen gehouden, en adviescommissies aan het werk gezet. Maar hoe vaak zie je nou dat wetenschappers zo dicht bij het vuur zitten, daar waar de beslissingen genomen worden, dat deze input serieus wordt meegenomen, en dat elke Nederlander daar wel iets van afweet?
36
Van een sterke doe mentaliteit naar beter beredeneerd beleid
er nog een goed functionerende lokale markt is, is het uitdelen van gratis voedsel heel destructief: prijzen zullen enorm dalen. Als je mensen geld geeft om zelf eten te kopen, moet je onder andere goed opletten dat dit de prijzen op de markt niet opdrijft in situaties waarin niet makkelijk aan een toenemende vraag kan worden voldaan. Alhoewel al deze kennis er dus is, wordt deze toch vaak niet ingezet. Deels komt dat omdat politici, bestuurders en ambtenaren de tijd niet hebben zich te verdiepen in deze bestaande inzichten. Deels is het ook omdat wetenschappers hun eigen communicatiekanalen en -wijzen hebben, waardoor de inzichten die beschikbaar zijn, niet heel toegankelijk zijn voor buitenstaanders. Zo ontstaat een gat tussen wetenschap en beleidspraktijk dat maakt dat kansen gemist worden om wetenschappelijke kennis in te zetten voor beter beredeneerd beleid.
Ik heb de afgelopen jaren mogen meekijken hoe beleid ontwikkeld en uitgevoerd wordt in de Jeugdzorg en met betrekking tot de inburgering van nieuwe Nederlanders. Ik zag daar een andere dynamiek. Ambtenaren probeerden onder grote druk van nijpende budgetten en politieke wensen nieuw beleid in te voeren, dat ertoe moest leiden tot een overheid dichter bij haar burgers zou staan, zorg op maat zou leveren, en mensen zou helpen uit kwetsbare situaties te komen. En dan het liefst nog zo snel mogelijk en zeker vóór de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Dat leidt soms tot een sterke ‘doe’ mentaliteit (aan de slag!), zonder dat er de tijd is om de gekozen weg te doordenken: eerst doen en dan zien we wel. Helaas laten evaluaties zien dat deze aanpak niet altijd de beste is. Dat frustreert ambtenaren en politici, heb ik gezien, maar een uitweg lijkt niet makkelijk te vinden. Het inzetten van wetenschappelijke inzichten voor het beredeneerd ontwerpen en doordenken van beleid, net zoals tijdens de coronacrisis, is een poging om een nieuwe uitweg te vinden. Sociologen, pedagogen, psychologen, bestuurskundigen en veel andere wetenschappers doen al jaren onderzoek naar effecten van interventies en beleid, en naar de omstandigheden waarin beleid meer of minder succesvol is. Alhoewel er niet altijd consensus is, zijn er zeker thema’s waarover men het eens is. Bijvoorbeeld dat mensen sneller tot duurzaam gedrag overgaan als ze niet alleen informatie ontvangen, maar ook de ‘opportunity structure’ gecreëerd wordt om daadwerkelijk meer duurzaam te gaan handelen (bijvoorbeeld via subsidies). Daarnaast is het van belang dat mensen het gevoel hebben dat ze daadwerkelijk in staat zijn iets bij te dragen aan een beter milieu (self-efficacy). Of dat een complete diagnose van een kind of gezin in problemen van groot belang is om de juiste interventies in te zetten om hen te helpen, maar dat hulpverleners dan wel de tijd moeten krijgen om diagnoses zorgvuldig te stellen, na te denken, en te overleggen over de beste interventie. Een ander voorbeeld is dat de arbeidsmarktintegratie van nieuwe Nederlanders een grotere kans van slagen heeft als het als ‘tweerichtingsverkeer’ wordt benaderd, waarbij zowel nieuwe als de ‘oude’ Nederlanders worden voorbereid om te werken met elkaar. Ook is er veel kennis over verklaringen van minder effectieve interventies en beleid. In een ander veld waar ik heb rondgelopen – de wereld van humanitaire hulp – is bijvoorbeeld veel kennis over de omstandigheden waarin het bij honger en ondervoeding zinnig is gratis voedsel uit te delen en in welke situatie je mensen beter geld kunt geven. Als
De transdisciplinaire uitdaging Een manier om wetenschap en praktijk dichter bij elkaar te brengen is door een zogenaamde ‘transdisciplinaire’ benadering. Hierbij werken praktijk en wetenschap samen aan een maatschappelijk probleem. Het probleem wordt gezamenlijk gedefinieerd, en terwijl de wetenschappers hun kennis en vaardigheden inzetten om dit probleem en mogelijke oplossingen te onderzoeken is er een constante wisselwerking met de praktijk. Men bespreekt al doende of bevindingen uit onderzoek voor beleidsmakers of professionals relevant en toepasbaar zijn en welke oplossingen werkbaar en passend zijn. Beleidsmakers en professionals kunnen zo ook snel nieuwe wetenschappelijke inzichten tot zich nemen. Binnen onze opleiding en de faculteit proberen we via een paar cursussen deze transdisciplinaire werkwijze met studenten te oefenen. In de bacheloropleiding wordt hiermee een begin gemaakt in de veldspecialisatieprojecten, waar studenten in opdracht van een maatschappelijke actor onderzoek uitvoeren. In de Master geven Francesca Giardini en ik sinds dit jaar het vak Beleidsontwerp. In dit vak maken studenten een probleem- en oorzakenanalyse van een beleidsprobleem. Op basis daarvan beredeneren ze wat mogelijk gedaan kan worden de situatie ten goede te keren. Hierbij maken studenten gebruik van sociologische theorie die helpt om oorzaken van problemen te verklaren (met behulp van de welbekende ‘Coleman boat’) maar die ook cruciaal is om te beredeneren waarom een bepaalde aanpak effect zou kunnen sorteren. Ook bestuderen studenten empirisch onderzoek naar interventies en beleid om te achterhalen welke aanpakken meer kans van slagen hebben en waarom, en om vast te stellen 37
wat belangrijke succesvoorwaarden zijn voor het slagen van beleid of interventies. Studenten passen deze werkwijze toe op een onderwerp naar keuze. Zo lazen we papers over de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals het leengedrag van studenten, het burgerschapsonderwijs op scholen, het toenemende messengebruik onder jongeren en discriminatie op de werkvloer. Op facultair niveau is er het Societal Challenge Lab – een vak dat de honorsstudenten Sociologie volgen – en het Research Master vak ‘From problem analysis to intervention design’. In deze vakken werk ik samen met Psychologie collega’s Nina Hansen, Ellen van der Werff en Susanne Scheibe. Studenten werken in interdisciplinaire, internationale teams in opdracht van maatschappelijke actoren aan een specifiek probleem. Een voorbeeld van een opdrachtgever is Groningen Verwelkomt, een vrijwilligersorganisatie in de stad die tot doel heeft nieuwe en ‘oude’ Nederlanders met elkaar in contact te brengen. De organisatie vroeg een groepje studenten in het Societal Challenge Lab hoe zij een effectieve manier van videocalling kunnen organiseren tussen nieuwkomers en vrijwilligers in tijden van corona. Groningen Verwelkomt hoopt te bereiken dat er ook online ‘echte’ interactie kan ontstaan die nieuwkomers helpt de Nederlandse taal te oefenen en hun plek in Groningen te vinden. Eerder heeft een groepje Research Master studenten uitgezocht wat nodig is om ervaringsdeskundigen op een effectieve en passende manier in te zetten in de Jeugdzorg. De studenten en docenten hebben tijdens het vak regelmatig contact met hun opdrachtgevers. Naast het verkennen van wetenschappelijke inzichten spreken studenten ook met mensen die voor de organisaties werken of deelnemen aan de activiteiten van de organisaties. De studenten presenteren hun voorstellen in een eindpresentatie van zo’n twaalf minuten. De uitdaging is hun ideeën op een toegankelijke en begrijpelijke manier te presenteren aan opdrachtgevers en niet-experts. Vervolgens bevragen de opdrachtgevers de studenten. Soms worden de voorgestelde oplossingen verder uitgewerkt en zelfs getest in stage- en scriptie-opdrachten.
Maar door een nauwere samenwerking ontstaat wel een duidelijker beeld waarom bepaalde keuzes gemaakt worden, waarom men denkt dat het zou kunnen werken (de beleidstheorie of ‘theory of change’ is expliciet gemaakt) en welke randvoorwaarden belangrijk zijn voor het slagen van beleid. Deze aannames en condities kunnen vervolgens worden gemonitord en geëvalueerd, zodat tijdens de uitvoering ontdekt kan worden of de aannames wel kloppen, of het beleid wel goed wordt uitgevoerd, en of er nog zaken over het hoofd worden gezien die van invloed zijn op de effectiviteit. Dankzij deze aanpak zijn tussentijdse aanpassingen mogelijk of kan zelfs worden besloten te stoppen en een geheel andere weg te verkennen. Een transdiscplinaire aanpak kan dus helpen tijdig in te zien dat een bepaalde aanpak niet de juiste is of zelfs onbedoelde, negatieve effecten veroorzaakt. De toeslagenaffaire heeft helaas pijnlijk duidelijk gemaakt wat er kan misgaan als er geen zicht is op en openheid is over de gevolgen van ingezet beleid. In de medische sector is een belangrijk principe ‘Do No Harm’. Op zijn minst kan een transdisciplinaire aanpak bijdragen aan beleid dat geen schade aanricht. Maar meer dan dat, kan een transdisciplinaire aanpak bijdragen aan het verantwoord besteden van publieke gelden en bovenal aan beleid en interventies die grotere kans hebben tot gewenste veranderingen te leiden. Dit vergt wel wat van beleidsmakers, ambtenaren, professionals en wetenschappers. Eenieder moet bereid zijn uit de eigen comfortzone te komen om in gezamenlijkheid te leren van de stappen die gezet worden. Erkend moet worden dat niemand de wijsheid in pacht heeft. Wetenschappers zullen soms sneller en minder nauwkeurig moeten werken dan ze zouden willen. Beleidsmakers zullen soms geduld moeten opbrengen, terwijl de druk tot actie groot is. Professionals zullen soms moeten accepteren dat hun werkwijze aanpassing behoeft. Gelukkig zijn maatschappelijke actoren en wetenschappers steeds vaker bereid de transdisciplinaire uitdaging aan te gaan en de hobbelige weg naar beter beredeneerd beleid in te slaan. Het is geen garantie voor succes, maar als het lukt zo samen te werken, dan wordt de som meer dan haar delen.
Door deze samenwerking tussen praktijk en wetenschap worden beleid en interventies niet automatisch beter. Het ontwikkelen en uitvoeren van beleid en interventies is heel complex, omdat het mensenwerk is. Ook bij de coronacrisis zien we hoe creatief mensen reageren op overheidsmaatregelen: als we niet ergens binnen mogen feesten met een grote groep mensen, dan feesten we onder een viaduct, en als we niet in een restaurant mogen eten, boeken we een nachtje in een hotel, waar tot voor kort nog wel eten geserveerd mocht worden. 38
Verboden Bauke van der Kooij O f ik een visvergunning had. Dat vroeg ‘ie, een man van rond de zestig met in zijn linkerhand een hengel en in zijn rechterhand ander visgerei. Ik was even van slag, want ik stond in een meubelboulevard. Voordat ik een passend antwoord had gevonden, herhaalde hij de vraag: of ik een visvergunning had. “Nee,” zei ik, “ik heb geen visvergunning.” Ik wilde nog zeggen dat ik vroeger wel een visvergunning had. Eigenlijk is dat niet waar, ik had helemaal geen zin in het gesprek, maar goed. De man ratelde stug wat door over beschermde vissoorten, en dat er op deze locatie nog maar heel weinig vis was. Ik wilde nog een grapje maken over de viskraam op het parkeerterrein, maar dat heb ik maar niet gedaan. Toen ik een paar maanden later weer in de meubelboulevard was, zag ik de man weer. Ditmaal had de man geen hengel. Wie weet, bedenk ik me nu, had de man zelf ook wel helemaal geen visvergunning. Wie zal het zeggen?
39
Aankomende alumni-editie:
Het recht van de sterkste Sluit jij je aan bij onze redactie? Mail ons!
Neem contact met ons op via: Soapgroningen
@Soapgroningen
www.soapgroningen.nl
@SoAP-Groningen
soap.redactie@gmail.com