BK5STVA Ontwerpmiddelen voor de leeromgeving

Page 1

Laszlo Barz | 4145798 BK5STVA Stageverslag Architectuur (2018/19
Q1)

Auteur

Laszlo Barz

L.Barz@student.tudelft.nl

Student BSc Architecture and Built Environment

Studienummer: 4145798

2018/2019 Q1

Delft, Nederland

Architectenbureau

Studio Kustlijn Architecten

Javastraat 42, 2585 AP Den Haag info@studiokustlijn.nl

Stage begeleider SKA

Mechteld Ruijter

Stage begeleiders TU Delft

Dr. Olindo Caso

Nora Mees

Voorkant

Manor Basis School |Engeland |DeRijke Marsh Morgan Architects | 2009
Clapham

Voorwoord

Na 3 jaar bouwkunde studeren was het eindelijk tijd om de opgedane kennis van de bachelor in de praktijk toe te passen. Mijn motivatie voor de studie bouwkunde kwam voornamelijk voort uit mijn interesse voor architectonische ontwerpen maar door de brede opzet van de bachelor studie heb ik inmiddels veel nieuwe vakgebieden en interesses ontwikkeld. Deze stage was voor mij een mogelijkheid om de opgedane kennis binnen het ontwerpen in de praktijk te brengen en om er achter te komen of het ontwerpen in de praktijk is wat ik mij ervan had voorgesteld.

Mijn voorkeur voor de stageplek ging in eerste instantie uit naar een gerenommeerd architectenbureau waar ik hoopte van alle facetten van een bedrijf in dit vakgebied iets op te pikken. Na bij verschillende bureaus op gesprek te zijn geweest merkte ik dat het bij de gevestigde bureaus lastig is om als ontwerpende stagiair aan de slag te mogen en dat mijn functie als stagiair vooral ondersteunend zou zijn aan het ontwerpproces. Ik wilde niet kijken en leren maar zelf doen. Na lang twijfelen kwam ik uit bij Studio Kustlijn Architecten. Studio Kustlijn Architecten is een klein bureau in Den Haag, dat zich richt op het combineren van architectonische expertise en interieurontwerpen. Voor het begin van de bachelor had ik er al eens stage gelopen om te kijken of bouwkunde wel iets voor mij was. De stage toentertijd beviel goed maar door een gebrek aan kennis van mijn kant bleef de stage bij interieurontwerpen en kleinschalige bouwprojecten.

Omdat ik Studio Kustlijn Architecten al kende, en zij mij, kon ik hier aan de slag als ontwerper en kreeg ik de uitdaging en verantwoordelijkheid die ik zocht.

Graag wil ik daarom Studio Kustlijn Architecten bedanken voor de kans die zij mij hebben geboden om mij verder te ontwikkelen.

5

Inhoudsopgave

7
Voorwoord Inhoud Studio Kustlijn Architecten 01 Introductie Onderzoekdoel Probleemstelling Maatschappelijke Context Definities Begrippen Aanpak en Onderzoekmethoden 02 De verkeersruimte De Verkeersruimte in Scholen 03 De ontwikkeling van de leeromgeving De Leercorridor Het Leerlandschap 04 Ontwerpmiddelen voor de leeromgeving Kleur Daglicht en Verlichting Herkenbaarheid Geluid Flexbiliteit Onderwijsmethode Ruimtelijke ordening 05 Case study Corlaer College II Kleur Daglicht en Verlichting Herkenbaarheid Geluid Flexbiliteit Onderwijsmethode Ruimtelijke ordening 06 Conclusie Discussie en Aanbevelingen 07 Referenties 5 7 8 10 12 14 20 36 50 52

Studio Kustlijn Architecten

Den Haag en ondanks dat ze alle vier een andere opleiding binnen de bouwkunde hadden gevolgd stonden ze nog in contact met elkaar. Onvrede over de werksituatie tijdens de crisis zette ze aan om gezamenlijk een eigen bureau te beginnen.

Door de combinatie van architectuur, bouwkundige kennis en interieur is het bureau in staat om diverse opdrachten aan te nemen en voor opdrachten een totaalontwerp te maken waarbij de architectuur en het interieur aansluit op de bouwkundige wensen van de klant.

Sinds 2013 hebben wij interieurontwerp, architectuur en bouwkunde gebundeld binnen één bureau om zo een volledig geïntegreerd plan tijdens een renovatie, verbouwing of nieuwbouwproject te kunnen ontwerpen. Specialisatie in interieurarchitectuur, architectuur en bouwkunde vormen het samenspel voor onze diensten. Door een creatieve kijk op esthetiek, functionaliteit en met analytisch vermogen ontwerpen wij perfect uitgedachte en uiteenlopende projecten. We zijn niet bang om de architectuurwegen te verlaten en zoeken samenwerkingen met creatieve en innoverende collectieven om onze kennis en ervaring te delen. Binnen ons bureau staat het creëren van positieve belevingen centraal. Met alles wat wij doen geloven wij dat vormgeving beleving is.

Studio Kustlijn Architecten is een klein en jong architectenbureau in Den Haag. Opgericht door vier ontwerpers die tijdens de economische crisis van 2008 afstudeerden en toen maar moeilijk werk konden vinden door de hoge werkeloosheid in de bouwsector. Ze kenden elkaar via school in

Het jaar 2013 wordt ook als het kantelpunt gezien voor de stagnatie van de bouwsector (CBS, 2016). Als gevolg van het herstel van de economie bloeide ook de bouwsector weer op. Hier kon Studio Kustlijn van meeprofiteren. Veel onderhoud en projecten die tijdens de crisis waren uitgesteld werden nu weer opgepakt. Na jaren van veel kleinschalige uitbouwprojecten en samenwerkingen met andere bureaus richt Studio Kustlijn zich sinds 2017 voornamelijk op de zelfbouwkavels en kleinschalige woningbouwprojecten. Hiernaast bleef altijd een constante stroom aan interieurprojecten en woningbouwrenovaties binnen komen.

Tijdens mijn stage was het bureau op zoek naar een gemeenschappelijke visie. Wat zij tijdens het oprichten van het bureau als hun kracht zagen, de diversiteit van achtergronden binnnen bouwkunde, bleek in de zoektocht naar een gezamenlijke visie moeilijk samen te brengen. Tijdens dit process kwamen de vier oprichters er steeds meer achter dat de verschillende visies niet te verenigen vielen. Inmiddels is Studio Kustlijn Architecten opgesplitst in drie bureaus; millimeter, CNPT A en Nugterarchitectuur

8
Tjarda Roeloffs Valk Bouwkundig ontwerper Mecheld Ruijters Interieurontwerper Mark Tolido Bouwkundig Ingenieur Florian Nugteren Architect
9
[1] SKA26 zelfbouwkavel, Petroleumhaven (SKA, 2019) [2] Interieurontwerp, Rotterdam (SKA, 2018) [1] SKA24, zelfbouwkavel, Kijkduin (SKA, 2019)

Onderzoeksdoel

Met dit onderzoek beoog ik ontwerpeisen vast te stellen voor scholen waar de verkeersruimte en leeromgeving in elkaar vervlochten zijn. Dit onderzoek dient als toetsingskader van ontwerpeisen voor het beter benutten van de al aanwezige ruimte en het creëren van een interactieve leeromgeving. Het onderzoek dient voor mij als verdiepingsopdracht voor het ontwerpen voor scholieren en het inrichten van een leeromgeving.

Probleemstelling

Gedurende de stage minor ben ik twee maal van onderzoeksthema veranderd. Ik wilde dat het onderwerp aan zou sluiten bij de werkzaamheden tijdens mijn stage en vond het belangrijk om persoonlijke interesse in het onderwerp te hebben. Mijn eerste onderzoeksopzet ging over woningplattegronden van de Amsterdamse woningbouw. Toentertijd was Studio Kustlijn bezig met tenders in Amsterdam. Maar het project ging uiteindelijk niet door, waardoor het zijn relevantie voor het bureau en mij verloor. Hierna was het nieuwe thema de vernaculaire architectuur in Midden-Amerika omdat Studio Kustlijn een opdracht kreeg voor het ontwerpen van woningen in Tamarindo, Costa Rica. Aan de ontwerpen hiervoor heb ik lang meegewerkt tot het project de SO fase had bereikt en het wachten was op investeerders. Toen ik aan het onderzoek begon was het SO al gemaakt en verder onderzoek hier naar niet meer nodig.

Tegen het einde van mijn stage was Studio Kustlijn Architecten bezig met het ontwerp van een uitbouw voor een middelbare school in Den Haag. Het ontwerpen voor scholen was voor het bureau nieuw en er was nog weinig kennis op dit gebied aanwezig. De school zat met een nijpend gebrek

aan ruimte en minimale uitbouwmogelijkheden. Hierdoor ontstond samen met de Studio Kustlijn

Architecten de vraag hoe er naast deze beperkte uitbouw meer ruimte gecreëerd kon worden voor onderwijsfuncties binnen de bestaande bebouwing.

Het thema sloot goed aan bij mijn eigen interesse voor utiliteitsbouw en met name scholen. Dit was voor mij een kans om mij te verdiepen in het ontwerpen van scholen.

In dit onderzoek wordt de volgende hoofdvraag beantwoord:

Aan welke eisen moet de verkeersruimte in een school voldoen om als leeromgeving te dienen?

Deze vraag zal aan de hand van een aantal deelvragen beantwoord worden. Het ontwerpen door middel van onderzoeken is iets wat Studio Kustlijn Architecten niet vaak doet. De meeste opdrachten kunnen op de al aanwezige kennis en expertise gerealiseerd worden. Voor het ontwerpen van de school was het van belang dat er meer inzicht en kennis over het ontwerpen van scholen vergaard werd omdat dit gebied voor iedereen nieuw was.

Maatschappelijke Context

De bouw en uitbreiding van scholen is te zien in de context van de prognose over de ontwikkeling van de leerlingenaantallen. De verwachting is dat tot 2028 het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs met 12% daalt. Deze daling is niet gelijk over het land verdeeld en er zijn grote regionale verschillen. Terwijl het CBS (2016) aangeeft dat het totale aantal leerlingen in Nederland daalt, blijft het aantal

10
01 Introductie

leerlingen in de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) de komende jaren stijgen en kampen scholen in deze vaak al volgebouwde stedelijke omgeving met een gebrek aan ruimte. Deze trend zal in de toekomst doorzetten. Naar verwachting komen er tot 2023 in deze steden 24.000 kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar bij (12 %). Mogelijkheden voor scholen om uit te breiden zijn vaak beperkt door de hoge kosten die hieraan verbonden zijn of door het gebrek aan ruimte. Door de onderwijsruimten zo generiek mogelijk te maken, kan deze beter benut worden voor verschillende doeleinden. De verschillende activiteiten die in een en dezelfde onderwijsruimte kunnen plaatsvinden, leveren veel op in termen van budget doordat er minder vierkante meters in stand gehouden moeten worden (Redactie Schooldomein, 2019).

binnen de bouwkunde onder verkeersruimte wordt verstaan waarna kort wordt ingegaan op de toepassing van verkeersruimte in scholen.

Hierna wordt onderzocht hoe de leeromgeving zich de afgelopen eeuw heeft ontwikkeld aan de hand van vakliteratuur.

Uit de vakliteratuur worden ontwerpeisen opgesteld en praktijkvoorbeelden gegeven van de toepassing hiervan. Deze ontwerpeisen kunnen van toepassing zijn op het interieur en exterieur en dienen als hulpmiddel voor ontwerpers.

Aanpak en Onderzoeksmethoden

In het eerste hoofdstuk wordt de opzet en probleemstelling van het onderzoek toegelicht. In het tweede hoofdstuk zullen de definities van de genoemde begrippen leeromgeving en verkeersruimte verder uitgewerkt worden aan de hand van literatuur en praktijkvoorbeelden. In het derde hoofdstuk worden aan de hand van wetenschappelijke bronnen eisen voor de leeromgeving opgesteld. Deze eisen worden in hoofdstuk vier getoetst aan de hand van een case study.

Definities Begrippen

Om de hoofdvraag: Aan welke eisen moet de verkeersruimte in een school voldoen om als leeromgeving te dienen? te beantwoorden moeten enkele begrippen rondom deze hoofdvraag toegelicht worden. Eerst zal worden toegelicht wat

11
(CBS, 2006)

02 De Verkeersruimte

Binnen de bouwkunde verstaan we onder verkeersruimte de ruimte in een gebouw die je gebruikt om van de ene de ruimte een andere ruimte te bereiken. Deze ruimten hebben geen verblijfsfunctie omdat deze vaak slechts tijdelijk benut worden voor het bereiken van een ruimte met wel een verblijfsfunctie. Voorbeelden van verkeersruimte zijn een hal, gang, overloop, trappenhuis, buitentrap, vluchttrap, lift, galerij. Verkeersruimte kan echter ook onderdeel zijn van een verblijfsruimte en hoeft niet afgebakend te zijn door wanden (de Vree, 2015).

Verkeersruimte maakt deel uit van het BVO (bruto-vloeroppervlak), NVO (netto-vloeroppervlak) en GO (gebruiksoppervlak) van een gebouw. De horizontale verkeersoppervlakte is gelijk aan de som van de GO van de binnenruimten, die per bouwlaag hoofdzakelijk voor verkeersontsluiting of verkeersafwikkeling dienen. Binnen commercieel vastgoed maakt de horizontale verkeersruimte ruim 9% van het totale BVO van een gebouw uit. Deze ruimte wordt vaak alleen gebruikt voor het verbinden van de overige verblijfsfuncties (De ruimtebehoefte, 2015).

De verkeersruimte in scholen

De algemene uitleg over verkeersruimte geldt ook voor de “schoolgang”. Binnen scholen verbindt deze verkeersruimte klaslokalen met elkaar en zorgt voor een duidelijke verkeerscirculatie door het gebouw. Vaak wordt de gang gebruikt voor het ophangen van jassen of worden hier schoolkluisjes ondergebracht.

Zoals Jan Gehl in zijn boek ‘Life Between Buildings’ stelde wordt de openbare ruimte tussen de gebouwen verwaarloosd terwijl hier juist de sociale interactie plaatsvindt waar wij als mensen zo veel behoefte aan hebben. Deze constatering

geldt ook voor de verkeersruimte in scholen. In de ruimte tussen de lokalen ontmoeten leerlingen van verschillende leeftijden elkaar en deze ruimte kan zo veel meer dan alleen functies verbinden wanneer deze goed is ontworpen. Voor het ontwerpen van verkeersruimte in scholen is door het Waarborgfonds & Kenniscentrum Ruimte-OK (2016) een kwaliteitskader opgesteld. Volgens dit kwaliteitskader dient de verkeersruimte minimaal te voldoen aan de volgende eisen:

[1] Wanden en ruimten langs verkeersruimten zijn voorzien van ramen (sociale controle).

[2] Logistiek van het gebouw is afgestemd op gebruikstijden van (afzonderlijke) gebruikersgroepen.

[3] Bruto-netto factor ligt tussen 1,35 -1,45 (verhouding Bruto Vloer Oppervlak en Functioneel Nuttig/Netto Oppervlak).

[4] Gangen die (indien onderdeel pve) gebruikt worden voor het geven van onderwijs zijn minimaal drie meter breed.

[5] Looproutes in het gebouw zijn kort en duidelijk (sociale veiligheid).

[6] Gebouw heeft duidelijke structuur waarin gebruikers zich gemakkelijk kunnen oriënteren.

[7] Netto breedte van verkeersruimte voor loopverkeer, exclusief garderobe/ werkplekken, is tenminste 1.80 m

[1, 2, 4, 5, 6,

12
7] Kwaliteitskader verkeersruimte (Eigen illustraties)
13 1,2m 1,8m [5] A B A B [6] [4] 3m [3] BVO FNO BVO/FNO = 1,45 [2] 00:00 12:00 24:00 [1] [7]

03 De ontwikkeling van de leeromgeving

De meest traditionele vorm van de leeromgeving is de indeling in autonome ruimten verbonden door gangen. Deze is volledig ingericht om de concentratie van de studenten en de autoriteit van de docenten te verhogen. In dit type leeromgeving legt de docent uit en heeft hierbij goed overzicht over het lokaal. Dit was tot aan de eerste helft van de 20e eeuw de voornaamste vorm van de fysieke leeromgeving in scholen(Fisher, 2016).

Onder modernistische architecten werd het openluchtschool concept populair; bij dit concept worden de leslokalen open naar de buitenenwereld toe ontworpen. Voorbeelden hiervan zijn Jan Duikers openluchtschool in Amsterdam [2,3] waarbij door het gebruik van balkons en glas een connectie naar de buitenwereld wordt gelegd. École de plein air de Suresnes in Parijs ontworpen door Eugène Beaudouin en Marcel Lods is een ander voorbeeld van een openluchtschool. Door de lokalen als losse modules in het landschap te plaatsen met schuifwanden kunnen het lokaal en het landschap in elkaar overlopen. De architecten van openluchtscholen wilden met een beter lucht- en lichtklimaat in scholen de gezondheid van de leerlingen verbeteren. Jan Duiker legde hierbij een grote nadruk op hygiëne binnen scholen voor een gezonde leeromgeving voor kinderen. Hoewel de architectuur van deze scholen in de tijdsgeest paste veranderde de rechthoekige opzet van de lokalen niets aan de autoritaire manier van lesgeven in de leeromgeving - op het uitzicht na.

In leeromgevingen met andere pedagogische ideeën zoals op Montessorischolen [4,5,6], waar leerlingen geacht worden zelfstandig of in groepen te werken biedt het traditionele klaslokaal geen uitkomst. Hier is meer behoefte aan

14
[1] Corona School, Los Angeles (Neutra, 1935)
[1] [2] [3]
[2, 3] Open Air School, Amsterdam (Duiker, 1927)

individuele werkplekken, hoeken en nissen waar leerlingen zich alleen of met een groep terug kunnen trekken en zelfstandig kunnen werken. In scholen waar leerlingen aan verschillende projecten werken is ook meer behoefte aan diversiteit in de leeromgevingen. Doordat leerlingen met verschillende opdrachten bezig zijn die verschillende niveaus van concentratie of stimulatie vereisen is het noodzakelijk dat een leerling de voor hem gepaste leeromgeving kan opzoeken binnen de school.

Het leren vindt ook buiten de gevestigde klaslokalen plaats en zodoende moet het hele schoolgebouw met alle verschillende onderdelen het leren faciliteren. De decentralisatie van het klaslokaal leidt ertoe dat ook de verkeersruimte onderdeel wordt van de leeromgeving. Naast de behoefte van leerlingen om zich de leeromgeving zelf toe te eigenen waar dan ook in het gebouw is er de behoefte aan een geborgen veilige plaats waaraan een leerling houvast heeft. In basisscholen vindt het onderwijs van verschillende vakken in één leerruimte plaats omdat de leerlingen zo in een vertrouwde omgeving kunnen blijven. Op middelbare scholen bewegen leerlingen zich tussen vakspecifieke lokalen door een school zonder een vaste plek te hebben. Hiermee ontbreekt een plaats voor de leerling die hij zich toe kan eigenen. Hertzberger (2008) refereert naar zulke plekken als “nestjes”, afgeschermde plekken binnen een school van verschillende formaten waar groepen of individuen zich volledig op hun werk kunnen concentreren. Deze “nestjes” worden omgeven door een juist stimulerende ruimte waar de nieuwsgierigheid van de leerlingen wordt aangewakkerd en confrontatie plaats vindt.

15
Walking about - domestic work - creative work - projects Sitting and standing - giving lessons - sensory work - much help needed At rest - concentration - intellectualwork - less supervision needed Hall - working outside classroom - alone or together - as a class or not
[4] Overzicht Montessori school. [5] Plattegrond van lokalen met centrale verkeersruimte. [6] Lokalen ontworpen aan de hand van de schelpvorm om verschillende onderwijsvormen mogelijk te maken.
[4] [5] [6]
Montessori school, Delft (AHH, 1960)

De ruimtelijke ontwikkeling van de leeromgeving van bastionachtige lokalen naar gearticuleerde leeromgeving met een hoge diversiteit aan werkplekken kent volgens Herzberger (2008) vier stappen:

• Een toename in het aantal verschillende leerplekken door toevoeging van hoeken en nissen.

• De toevoeging van een zone tussen het klaslokaal en de gang die gebruikt kan worden om de leeromgeving uit te breiden.

• Een verandering van functie van het klaslokaal als faciliterende instructieruimte naar vaste leeromgeving voor studenten.

• De opkomst van het leerlandschap waar klaslokalen steeds kleiner worden of helemaal verdwijnen.

De Leercorridor

De gang was lange tijd uitsluitend een middel om de verschillende leslokalen met elkaar te verbinden en maakte geen onderdeel uit van de leeromgeving. Door nieuwe pedagogische inzichten en onderwijsvormen die niet meer uitgingen van klassikaal onderwijs maar van groepsonderwijs en eigen individuele werkplekken steeg de ruimtebehoefte van scholen en werd het klaslokaal te klein. Scholen waren op zoek naar ruimte om deze nieuwe onderwijsvormen mogelijk te maken. Deze ontwikkeling ging gepaard met een structurele afname van subsidie voor onderwijsinstellingen waardoor uitbreiden van het schoolgebouw vaak

16
Basic
Articulated classroom Decentralized classroom [1, 2, 3]
[1] [2] [3]
classroom
Ontwikkeling leeromgeving (Hertzberger 2008)

geen mogelijkheid was. Dit had als gevolg dat klaslokalen richting de gang gingen uitbreiden. Door flexibele scheidingswanden aan te brengen tussen het lokaal en de gang werd de gang bij de leeromgeving getrokken. De leeractiviteit van het lokaal verplaatste hiermee eerst naar de gang en spreidde zich vervolgens uit naar andere delen van de school.

“So classrooms no longer acted as bastions with just windows to the outside world and turning away from the corridors, but instead opened up to them and even enroached on them. This changed the nature of these cavernous, chilly ancillary spaces, which were usually too long and too tall and often dimly lit, into living and working space theoretically equal in quality to the classrooms themselves and deserving of daylight and sun. How long ago was it that children who didn’t pay attention were sent out of the classroom into the corridor, banished into empty space, beyond the territory of the group?” (Hertzberger, 2008, P.41-42)

De als leeromgeving geschikte schoolgang moest wel opnieuw ontworpen moeten worden [4,5].

Jassen, tassen en kluisjes die normaal de wanden van de gangen bekleden worden vervangen door werkplekken van verschillende maten. Doormiddel van het over-dimensioneren van trappen en hogere eisen aan daglichttoetreding te stellen worden de gangen geschikt gemaakt om onderdeel te worden van de leeromgeving. De leeromgeving buiten het klaslokaal maakt interactie met de omgeving mogelijk. Leren is niet alleen een proces van lezen en begrijpen maar ook het proces van het ontdekken van de wereld, ook die, die zich buiten het afgebakende klaslokaal of de

17
[4] Plattegrond overgang van lokaal naar verkeersruimte. [5] Maquette indeling van de verkeersruimte als leersomgeving.
[4] [5]
De salamander, Arnhem (AHH, 2004)

school afspeelt. Door het betrekken van de verkeersruimte tot de leeromgeving ontstaat er een behoefte aan een overgangsruimte tussen het lokaal en de gang. In plaats van deze overgang uit een muur of deur te laten bestaan kan door het plaatsen van werkplekken de overgang geleidelijker gemaakt worden. De subtiele deur- en muurloze overgang van lokaal naar corridor nodigt leerlingen uit ook gebruik te maken van de ruimte buiten het lokaal zonder er gelijk het contact met de docent of de groep te verliezen.

Het Leerlandschap

Hoe reageren architecten en ontwerpers op de steeds maar veranderende eisen van de leeromgeving en pedagogische ontwikkelingen? Een ding is zeker: de eisen blijven veranderen, er moet dus flexibiliteit aangebracht worden in het leeromgeving. Een vorm van een flexibele onderwijsomgeving is het leerlandschap. Het leerlandschap gaat verder dan het lokaal of de leercorridor en lijkt op de Montessorileeromgeving maar deze wordt uitvergroot naar de hele school [3]. De school wordt ontworpen als grote open plattegrond met lichte partities. Hoewel deze leeromgeving maximale flexibiliteit en diversiteit biedt verliest hier de student volledige de controle over de eigen omgeving. Deze leeromgeving vraagt om het aanbrengen samenhang en structurerende elementen die als herkenningspunt voor de leerlingen kunnen dienen.

[1] Spatial conditions for attention and views

[2] Ontwikkeling van de Delftse Montessori school (eigen illustratie gebaseerd op Hertzberger, 2008)

[3] Leerlandschap concept (AGS Architekten

18
[a] [b] [c] [d] [e] [f] [g] [3]
& Planners, 2004) COLOUR AND MATERIAL 143 Tjep., Tejo Remy and René Veenhuizen, also provide flexible space for break out, individual meetings or discussion in small groups. The spatial arrangement and choice of materials strike a tone somewhere between a modern college and that of a contemporary office, or fashionable shop fit-out. They all encourage activity and ask to be used. More than that, they are intriguing and a talking point. The area for optical nursing has a beautifully crafted reception desk with a graphically printed carpet with the eye drawn in detailed medical perspective. The design department has a meeting area that can be private with the curtains drawn or allowed to be part of the open experience of the entrance - it invites comment on what a meeting space should be like. Colour and material Located on a square urban block bounded by four roads, Joensuu Lyceum n Joensuu, Finland [Lahdelma and Mahlamäki Architects, 2006] is a primary school for 250 pupils. A windmill-shaped plan form divides the school into four three-storey wings that are connected by a cenROC AVENTUS / In the Optical Nursing area one can see the subject matter reflected in the interiors. The reception area has a carpet with various medical illustrations of eyes printed on it. The axonometric drawing shows how each reception area is designed to reflect the subject studied in the department. BV_School.indb 143 23.06.15 19:44
19 1960 1966 1968 1970 1981 2009 [2]

voor de Leeromgeving

Literatuur

Er is al veel onderzoek gedaan naar fysieke factoren die invloed hebben op de leeromgeving en leerprestaties. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van vakliteratuur de invloed van deze factoren besproken en ontwerpeisen opgesteld . Deze ontwerpeisen zullen worden gebruikt om een case study aan te toetsen.

Het meeste onderzoek naar leeromgevingen richt zich op fysieke factoren die van invloed zijn op het leerproces. Vrijwel alle onderzoeken naar de invloed van externe factoren op het leerproces zijn uitgevoerd in West-Europa of Amerika(Higgins et al., 2005).

I. Naturalness - continuous perception of the external environment

a. Light (21%)

b. Air quality (16%)

c. Temperature (12%)

II. Individualisation – on the level of person, group/class (and school community)

d. Flexibility (17%)

e. Ownership (11%)

III. Stimulation – continuous perception of the inner environment

f. Complexity (12%)

g. Colour (11%)

Deze gegevens tonen aan dat de primaire behoeften als licht, lucht en binnenklimaat minder dan 50% van de componenten uitmaakt die een leeromgeving succesvol maken en dat componenten als flexibiliteit bijna even zwaar wegen als luchtkwaliteit. De componenten in groep I zijn vaak al vertegenwoordigd in gebouwen omdat dit primaire comfort behoeften zijn waar ieder gebouw aan moet voldoen. In dit hoofdstuk worden uit iedere groep een of meerdere componenten behandeld en gekeken naar de invloed ervan op de leeromgeving.

Barrett et al. (2015) onderzocht de karakteristieke eigenschappen van leeromgevingen en zette deze om in een model. Dit model bestaat uit zeven hoofdcomponenten die worden ondergebracht in drie verschillende groepen. Aan ieder component wordt een wegingsfactor toegekend.

20
04 Ontwerpmiddelen
Eigen illustratie
Factoren die van invloed zijn op het leerproces naar verhouding van onderzoekliteratuur.(Higgins et al., 2005)
>>>
21

Kleur

Mensen hebben van nature een biologische en psychologische reactie op verschillende kleuren in hun omgeving. Afhankelijk van de leeftijd worden verschillende kleuren als stimulerend ervaren. Jonge kinderen hebben een voorkeur voor heldere kleuren en patronen terwijl volwassen juist een voorkeur voor verzadigde kleuren hebben. Engelbrechts (2003) stelt in haar onderzoek dat het gebruik van kleuren in de leeromgeving een functioneel doel moeten hebben in plaats van een esthetisch doel.

In een monotoon gekleurde omgeving is oogvermoeidheid een veel voorkomend probleem. Oogvermoeidheid houdt in dat het oog geirriteerd raakt en dat contrast minder goed wordt waargenomen.Hierdoor kan een leerling zich op den duur minder goed concentreren. Door een “eindmuur”, de muur achter de docent of aan het einde van een doorkijk of gang, een half verzadigde kleur te geven en de overige muren neutraal te laten, kunnen de ogen zich ontspannen. Hiermee wordt ook de monotone omgeving doorbroken en de hersenen geactiveerd wat leidt tot een langere concentratieboog.

Een kleur kan ook als oriëntatiepunt dienen binnen de school. Door leeromgevingen met verschillende kleuren te articuleren wordt de omgeving herkenbaar voor leerlingen en voelt deze zich eerder op zijn gemak. Kleuren kunnen ook onderscheid aangeven tussen vakgebieden of leeromgeving en overige functies. Dit maakt voor de leerling duidelijk in wat voor soort omgeving hij of zij zich bevindt en welk gedrag hierbij gepast is (Higgins et al., 2005; Engelbrechts, 2003).

• Het gebruik van heldere kleuren stimuleert de hersenen.

• Het aanbrengen van kleur aan een “eindmuur” voorkomt oogvermoeidheid.

• Kleur kan als oriëntatiepunt in de school fungeren.

22

FRENCH INTERNATIONAL SCHOOL | HONGKONG | HENNING LARSEN ARCHITECTS | 2008

FRENCH INTERNATIONAL SCHOOL | HONGKONG | HENNING LARSEN ARCHITECTS | 2008

De vormentaal en het kleurenschema doen denken aan La Cité Radieuse van Les Corbusier. De Kleuren zijn accentmatig aangebracht en bieden de juiste hoeveelheid stimulatie in de leeromgeving zonder af te leiden.

[1] Gevelaanzicht in de context van de omgeving.

[2] Kleuraccenten zijn speels aangebracht.

[3] Isometrie, zowel het interieur als het exterieur volgt het zelfde kleurenschema.

23
[1] [2] [3]

Daglicht en verlichting

Voor alle mensen, ongeacht de leeftijd, is het van belang om gedurende de dag genoeg daglicht te krijgen voor het reguleren van de biologische klok. Bij onvoldoende daglicht verslechtert de concentratie, prestatie en het gevoel van welzijn.

De twee meest voorkomende lichtbronnen in een leeromgeving zijn daglicht en elektrisch licht. Daglicht heeft hierbij de voorkeur door de positieve uitwerking ervan op het menselijke brein. Daglichtopeningen in een gebouw zorgen niet alleen voor lichtinval maar geven ook informatie over de buitenwereld zoals weersomstandigheden en zorgen voor uitzicht. Daglicht is echter geen betrouwbare lichtbron; het is afhankelijk van het weer, tijd op de dag en tijd in het jaar. Daarbij is het vaak niet mogelijk om de delen van het gebouw ermee te verlichten die verder van de gevel of dieper in het gebouw liggen. Onderzoeken hebben aangetoond dat zelfs in omgevingen met voldoende daglicht mensen behoefte hebben aan elektrisch licht op de werkplek. Vrijwel alle onderzoeken gaan uit van werkverlichting op het horizontale vlak maar ook in de leeromgevingen wordt steeds meer met computers gewerkt die een verticaal visueel werkvlak vormen en een lichtbron in zichzelf zijn (Aries, 2005).

Een goede verlichting bestaat dus altijd uit een combinatie van daglicht en elektrische verlichting. De verlichtingssterkte dient automatisch aangepast te worden aan het fluctuerende daglicht. Hierin is het van belang dat de verlichting een combinatie is van directe en indirecte verlichting op het werkveld. De resultaten van onderzoeken naar de invloed van het type verlichting en kleur van de verlichting zijn niet significant (Higgins et al., 2005). Licht trekt mensen aan en bevordert sociale

interactie. Door licht op een werkplek te focussen ontstaan sociale interactieve werkplekken in de leeromgeving (Hertzberger 2008).

• Daglicht heeft een positieve uitwerking op het menselijk brein en op de leerprestaties.

• Daglicht en verlichting moeten gecombineerd worden.

• Verlichting dient automatisch verstelbaar te zijn om een gebrek aan daglicht te compenseren.

• Licht trekt mensen aan en bevordert sociale interactie, door het aanbrengen van reflecterende materialen wordt de toetreding van het licht diffuus wat zorgt voor een beter werkklimaat.

24

SÅGBÄCKSGYMNASIET| ZWEDEN | ORIGO ARKITEKTER|2011

De dakramen zijn georiënteerd op het noorden voor een indirecte daglichtinval. Breedte van de gangen is aangepast zodat het licht vanuit het dakraam ook de aan de zijkant gelegen onderwijsruimten bereikt.

[1] Gemeenschappelijke ruimte met veel daglichttoetreding.

[2] Gangen met onderwijsfuncties aan de beide kanten.

[3] Dakramen georiënteerd op het noorden.

25
[1] [2] [3] SÅGBÄCKSGYMNASIET| ZWEDEN | ORIGO ARKITEKTER|2011

Herkenbaarheid

Leerlingen hebben behoefte aan een herkenbare omgeving voor een gevoel van veiligheid. In de omgeving zoeken ze herkenbare patronen die ze vanuit huis, cultuur of vanuit eerdere leeromgevingen zoals de basisschool en kinderopvang kennen. De herkenbaarheid kan bestaan uit materialen, ruimtelijk ordening en patronen.

Naarmate een leerling ouder wordt, is het gevoel van veiligheid minder sterk afhankelijk van de herkenbare omgeving doordat de leerling meer ervaring heeft met verschillende omgevingen en emoties beter kan reguleren (Arndt, 2012). Oudere kinderen en volwassenen hebben de hiervoor genoemde behoeften nog wel maar in mindere mate. Zowel docenten als oudere leerlingen hebben meer behoefte aan sociale herkenbaarheid dan aan herkenbaarheid in omgevingsaspecten. De overgang van basis naar middelbare school levert daarom voor leerlingen veel stress op, doordat zij zowel de herkenbare omgeving als de sociale context verliezen. (Booth & Sheehan, 2008).

Door te kijken naar een uniformiteit in de vormgeving van basisschoolgebouwen en deze vormgeving te laten terug komen in de middelbare scholen wordt een omgeving makkelijker herkenbaar en voelt een leerling zich sneller op zijn gemak. Een open, goed onderhouden en ordelijk gebouw maakt de transitie naar een nieuwe omgeving ook makkelijker voor de leerling.

• Bij jonge kinderen houdt het gevoel van veiligheid nauw verband met de herkennbaarheid van de omgeving.

• Herkenbaarheid is afhankelijk van eerdere ervaringen en culturele context.

• Jongere kinderen hebben meer behoefte aan ruimtelijke herkenbaarheid dan oudere kinderen.

• Kinderen in alle leeftijdscategorieën hebben behoefte aan sociale herkenbaarheid.

26

BRENTWOOD SCHOOL | ENGELAND | COTTRELL & VERMEULEN|2011

De uitbouw is voorzien van baksteen en verwijst door met het patroon naar de vormentaal van het oude gebouw en geeft het nieuwe gebouw een sterke eigen identiteit.

[1] De uitbouw naast het oude schoolgebouw.

[2] De dakvorm sluit aan op de omgevingsgebouwen.

[3] Het baksteenpatroon verwijst naar de culturele context van het oude gebouw.

27
[1] [2] [3] BRENTWOOD SCHOOL | ENGELAND | COTTRELL & VERMEULEN|2011

Geluid

Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen akoestisch comfort en de concentratie van leerlingen in een leeromgeving. Wanneer leerlingen aan veel geluid in een leeromgeving worden blootgesteld leidt dit ertoe dat de cognitieve vaardigheden negatief worden beïnvloed want de leerlingen kunnen zich minder goed concentreren en zijn sneller vermoeid (Zannin et al., 2012). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe geluidsoverlast. Het interne geluidsniveau, welke veroorzaakt wordt door de akoestiek van de ruimte, hoeveelheid leerlingen heeft meer invloed op de leerprestaties dan externe geluiden. Het is dus belangrijker om rekening te houden met factoren die geluid produceren in de leeromgeving dan de leeromgeving te isoleren voor geluiden van buitenaf(Higgins et al., 2005).

Akoestische problemen in een leeromgeving kunnen in twee categorieën ondergebracht worden: irritatie door verschillende geluiden en het gebrek aan privacy. Irritatie komt vooral voort uit de hoeveelheid geluid en onregelmatigheid van geluid. Onregelmatig geluid wordt als hinderlijker ervaren dan een continue geluidsbron. Om grip te krijgen op akoestisch comfort moet er in de ontwerpfase al gekeken worden naar activiteiten die binnen en buiten de leeromgeving plaatsvinden. Oplossingen als geluidsabsorberende panelen in het plafond en geluiddempende scheidingswanden kunnen ook nog in later stadium toegevoegd worden maar het is wenselijker deze al in het ontwerp te integreren. (Al Horr et al., 2016).

• Veel geluid in de leeromgeving vermindert de leerprestaties.

• Interne geluiden leiden eerder tot geluidsoverlast dan externe geluiden.

• Onregelmatige geluiden worden als hinderlijker ervaren dan een continue geluidsbron.

28

SANDAL MAGNA COMMUNITY PRIMARY SCHOOL | ENGELAND | SARAH WIGGLESWORTH ARCHITECTS | 2010

SANDAL MAGNA COMMUNITY PRIMARY SCHOOL | ENGELAND | SARAH WIGGLESWORTH ARCHITECTS | 2010

Door het zichtbaar laten van het leidingwerk en de akoestische panelen leren kinderen over de technische aspecten in hun onderwijsinstelling zoals ventilatie, geluid en warmte.

[1] Het gebruik van verschillende materialen en de vorm van de ruimte verbetert de akoestiek

[2] Lokalen met flexibele akoestische panelen aan het plafond.

29
BV_School.indb 48 23.06.15 19:26
[1] [2] [3]

Onderwijsmethode

De ruimtelijke inrichting van een leeromgeving kan het leerproces van studenten en docenten verbeteren mits deze goed past bij de onderwijsmethode. Een leeromgeving die niet aansluit op de onderwijsmethode levert onnodige spanning op voor de studenten en docenten. (Arndt, 2012).

Een multifunctionele ruimte met verschillende werkplekken waar leerlingen in groepen kunnen samenwerken bevordert het Self-Organized Learning (SOLE) waarbij leerlingen zelfstandig een vraagstuk onderzoeken en de docent een meer ondersteunende rol inneemt (Mitra et al, 2010).

Rijen met leerlingen aan tafel (de aloude busopstelling) bevorderen de focus op de docent wanneer deze iets uitlegt. Een cirkelformatie bevordert onderlinge communicatie tussen de leerlingen en de docent (Higgins et al., 2005).

De onderwijsmethode en de fysieke opstelling van een leeromgeving heeft het meeste invloed op leerlingen die moeite hebben met concentratie. De opstelling van rijen met tafels zorgt voor een langere aandachtsboog bij deze leerlingen. Als deze leerlingen in een opstelling met groepstafels zitten waar contract met andere leerlingen makkelijker is, worden zij sneller afgeleid (Wheldall & Lam, 1987).

• De leeromgeving moet aansluiten bij de toegepaste onderwijsmethode.

• Een traditionele busopstelling richt de aandacht op de docent.

• Een cirkelformatie bevordert de onderlinge communicatie.

• Een diversiteit aan faciliteiten maakt zelfstandig leren mogelijk.

• De opstelling van de leeromgeving heeft het meeste invloed op leerlingen met een concentratieprobleem.

30

HELLERUP SCHOOL| DENEMARKEN | ARKITEMA | 2002

De onderwijsmethode van zelfstandig leren is vertaald naar het architectonische ontwerp. De open plattegrond van de school zorgt voor werkplekken waar studenten in groepen of individueel kunnen leren. Docenten werden bijgeschoold ter voorbereiding van deze nieuwe leeromgeving. De rol van de docent is hier ondersteunend bij het zelfstandige leerproces in een open ruimte.

[1] Balkonnetjes worden gebruikt als afgesloten werkplek.

[2] De centrale trap verbindt de open ruimte zowel horizontaal als verticaal.

[3] Plattegrond, Open Space Learning

31 HELLERUP SCHOOL| DENEMARKEN | ARKITEMA | 2002 LARGE MULTI-PURPOSE SPACES 79
HELLERUP SCHOOL / The three-storey galleried space and ‘coliseum’ stair of Hellerup Primary School in Gentofte, Denmark [Arkitema, 2002] have been referenced numerous times in educational buildings around the world.
BV_School.indb 79 23.06.15 19:30
A. P. MØLLER SCHOOL / Section through the central atrium [1] [2] [3]

Flexibiliteit

Maatschappelijke veranderingen hebben een grote invloed op het gebruik van een schoolgebouw gedurende de levensduur. Volgens het United National Clearinghouse for Educational Facilities (NCEF) is de gemiddelde levensduur van een schoolgebouw 42 jaar. In dit tijdsbestek vindt bevolkingsgroei plaats, veranderen onderwijsmethoden en wordt technologie in de leeromgeving steeds belangrijker. Naarmate de toekomst onvoorspelbaarder wordt, wordt het steeds belangrijker om flexibiliteit in een leeromgeving aan te brengen zodat deze zich kan aanpassen aan een alsmaar veranderende wereld (Chiles & Care, 2014).

Het aanbrengen van flexibiliteit in de leeromgeving kan veel voordelen opleveren doordat het verschillende didactische werkvormen in dezelfde leeromgeving mogelijk maakt maar dient met zorg te worden toegepast. Het herinrichten van de leeromgeving voor een andere werkvorm wordt door docenten als stressvol ervaren, zelfs wanneer de omgeving slechts een maal per week hoeft te worden aangepast. Het interieur dient makkelijk verplaatsbaar te zijn om dit proces te bevorderen (Arndt, 2012).

De snelheid van de lengtegroei is verschillend bij kinderen. Dit verschil is vooral groot tussen jongens en meisjes. Een klas bestaat dus altijd uit kinderen met een grote diversiteit aan lengten. Om deze redenen zou men verwachten dat het meubilair ook in hoogte verstelbaar zou moeten zijn. In de praktijk is echter gebleken dat dit geen invloed heeft op de leerprestaties en dat de verstelbaarheid van meubels voor veel afleiding zorgt (Higgins et al., 2005).

De draagconstructie en scheidingsconstructies worden onafhankelijk van elkaar te ontwerpen ruimtelijke veranderingen mogelijk te maken. Door gebruik te maken van lichte scheidingsconstructies kan efficiënter en kosteneffectief worden omgegaan met veranderingen in de leeromgeving. Het overdimensionere van draagconstructies en deze volgens een vast stramien te ontwerpen vermakkelijkt de uitbreidingen van het schoolgebouw (Chiles & Care, 2014).

• Flexibiliteit maakt verschillende didactische werkvormen mogelijk in dezelfde ruimte.

• Meubilair heeft nauwelijks invloed op de leerprestaties van leerlingen.

• Draagconstructie en scheidingswanden moeten onafhankelijk van elkaar zijn om de leeromgeving te kunnen aanpassen aan ontwikkelingen in het onderwijs.

32

OUR LADY OF THE ASSUMPTION CATHOLIC PRIMARY SCHOOL | AUSTRALIE | BVN | 2019

Lokalen zijn aan beide kanten van de gangen gepostitioneerd en voorzien van schuifbare scheidingswanden die het uitbreiden van de leeromgeving naar de gang toe mogelijk maken. De vaste scheidingswanden vormen hoeken en nissen, deze zorgen voor een hoge diversiteit aan leerplekken. Het meubilair is makkelijk verplaatsbaar en kan zo door docenten of leerlingen naar eigen behoefte verplaatst worden.

[1] Makkelijk verplaatsbaar meubilair in de lokalen.

[2] Lokalen met flexibele scheidingswanden naar de verkeersruimte toe.

[3] Plattegrond begane grond

33 OUR
AUSTRALIE
BVN
LADY OF THE ASSUMPTION CATHOLIC PRIMARY SCHOOL |
|
| 2019
[1] [2] [3]

Ruimtelijke ordening

In Mouro et al (2017) wordt onderzocht welke type omgeving de meeste mensen prefereren voor rust en een gevoel van veiligheid. Dit zijn menselijke basisbehoeften die ook voor de leeromgeving gelden. In dit onderzoek wordt gekeken naar de evolutionaire oorsprong voor de voorkeur van bepaalde landschapsaspecten en hoe deze zich vertalen naar de hedendaagse bebouwde omgeving. De Savannah hypothese stelt dat wij als mensen een evolutionair verklaarbare voorkeur hebben voor een omgeving met open vlakten en verspreide beplanting. Dit vertaalt zich in de hedendaagse bebouwde omgeving naar een voorkeur voor een duidelijke opzet van de ruimte met lange zichtlijnen en open plekken waarbij het uitzicht niet verstoord wordt. In deze ruimte moeten echter wel nissen en afgesloten hoeken worden aangebracht, zodat terugtrekken naar een minder sociale setting mogelijk is.

Aldo van Eyck (2008) heeft het in zijn onderzoek over het tweelingfenomeen. Hij gaat uit van twee complementaire aspecten binnen een geheel met een wederkerige in plaats van een hiërarchische relatie. Deze tegenpolen versterken elkaar zoals zwart en wit, man en vrouw of individu en gemeenschap. De ruimte die tussen deze twee tegenpolen ontstaat is de ruimte waar je ze allebei kan ervaren. Van Eyck beschouwt dit als “volwaardige” plekken. Dit vertaalt zich in schoolontwerpen in een polycentrische leeromgeving met autonome ruimten. Scholen worden ontworpen als een kleine stad waarbij de hiërarchie tussen groot en klein, geheel en deel doorbroken wordt. Dit is nodig om alle onderdelen als geheel te laten functioneren binnen een school.

Volgens Hertzberger (2008) moet een leeromgev-

ing aan de volgende ruimtelijke eisen voldoen:

• De afscheidingen tussen de leerplekken moet een akoestische en visuele barrière zijn.

• Verschil in vloerhoogte geeft zones aan waar studenten zich naar kunnen oriënteren.

• Het verschil in de plafondhoogtes maakt onderscheid tussen meer openbare en private ruimte wat inspeelt op de behoefte van de studenten wanneer indivi- dueel gewerkt moet worden.

• Door het aanbrengen van vides kunnen verticale zichtlijnen gecreëerd worden waardoor de leeromgeving continu doorloopt over verschillende verdiepingen.

• Functies zoals koffieautomaten, toiletten, kleine keukens worden centraal geplaatst en worden gebruikt om de ruimte in te delen.

34

ØRESTAD COLLEGE | DENEMARKE | 3XN Architects | 2007

De open plattegrond met verschillende werkplekken bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen. Door een diversiteit van leerplekken kan iedere leerling de leeromgeving opzoeken waar hij of zij behoefte aan heeft. De verschillende leeromgeving zijn in zich zelf ook nog flexibel zodat deze naar eigen wensen kunnen worden aangepast.

[1] De school is voorzien van verschillende werkplekken en sociale ontmoetingsplekken.

[2] Verschillende taken hebben verschillende ruimtelijke behoeften.

[3] Schets massastudie.

35 ØRESTAD
COLLEGE | DENEMARKE | 3XN Architects | 2007
[1] [2] [3]

In dit hoofdstuk wordt een project geanalyseerd aan hand van de ontwerpeisen zoals besproken in het voorgaande hoofdstuk. De gekozen onderwijsinstellingen voor de analyse is het Corlear College 2 in Nijkerk ontworpen door Broekbakema Architecten. Eerst volgt een korte introductie van het project waarna het getoetst wordt aan de opgestelde ontwerpeisen voor een leeromgeving. Aan de hand van analyses wordt gekeken of de onderwijsinstelling een geschikte leeromgeving in de verkeersruimte heeft gecreëerd.

36
Eigen illustratie >>>
05 Case study
37

Corlaer College II

Architectenbureau

Broekbakema Architects

Locatie

Dominee Kuyperstraat 3

Nijkerk

Nederland

Awards

BNA Gebouw van het jaar 2007 regio oost.

Grootte

6.000 m2

Oplevering

2006

De behoefte voor een nieuw gebouw voor het Corlaer College in Nijkerk bood de kans om te experimenteren met een open leeromgeving waar studenten hun eigen leerbehoeften en stijlen kunnen ontdekken. Het gebouw heeft meer overeenkomsten met een open-plan kantoor dan met een school. De school is onderverdeeld in verschillende onderwijsdomeinen die zich aan twee zijden van de centrale “kennis-canyon” bevinden, die het gebouw in tweeën deelt.

Ondanks dat de onderwijsmethode vraagt om flexibiliteit en vrijheid in de ruimtelijke ordening is er ook structuur en orde nodig om het tot een geslaagde leeromgeving te maken. Door in iedere open leeromgeving twee gesloten instructielokalen te plaatsen kunnen leerlingen ook in een stille rustige setting werken. De lokalen zijn strategisch geplaatst om de open leeromgeving onder te verdelen in zones met verschillende leerfuncties zoals computer onderwijs, individueel leren en groepsprojecten. Elk leerdomein heeft een

beheerder met een eigen plek die als anker dient in deze flexibele omgeving. De omgevingen lopen vloeiend in elkaar over door de transparante opzet van het gebouw.

38
39

Verkeersruimte

De verkeersruimte in school is onder te verdelen in de verkeersruimte tussen de leerdomeinen en overig functies en verkeersruimte binnen de leerdomeinen. De verkeersruimte tussen de verschillende functies is centraal georiënteerd. Verticale en horizontale verkeersruimte lopen vloeiend in elkaar over en zorgen voor een speelse overgang tussen de verschillende leerdomeinen waarbij de trappen nog deels onderdeel zijn van de leeromgeving.

De verkeersruimte buiten de leerdomeinen voldoet aan de kwaliteitskaders zoals besproken in het

hoofdstuk verkeersruimte maar wordt niet betrokken bij de leeromgeving.

Door de open-plan lay-out van de school en de transparantie van de scheidingsconstructies is het makkelijk om zich te oriënteren in het gebouw. Routes van leeromgeving naar ander functies zijn logisch en direct. Verkeersruimtes zijn overgedimensioneerd en kunnen makkelijk bij de leeromgeving betrokken worden.

De verkeersruimte binnen de leeromgeving is niet duidelijk afgebakend en sterk afhankelijk van de opstelling van het interieur.

40

Leeromgeving

De leeromgeving is volgens het open-plan principe ontworpen. Grote ruimten die met elkaar verbonden zijn met werkplekken voor individueel leren of groepsprojecten. De vaste instructielokalen en glazen scheidingswanden delen de open ruimte op in meerder leeromgevingen zonder de continuïteit van de ruimte te doorbreken. De lokalen zijn zo geplaatst dat in het leerlandschap hoeken en nissen ontstaan met afgezonderde werkplekken. De open leeromgeving bevindt zich voornamelijk op de 1e & 2e verdieping. Van de totale oppervlakte (6000 m2) van de school is de

helft (3070 m2) onderdeel van de leeromgeving. Wanneer de lokalen die in de leeromgeving staan van 50 m2 per lokaal niet worden meegerekend blijft er nog 2570 m2 aan leeromgeving in de verkeersruimte over. Andere grote functies binnen de school zijn kantoor, fietsenstalling en aula. De aula zou ook nog als leeromgeving kunnen fungeren maar wordt momenteel vooral gebruikt voor recreatieve doeleinden.

41

Kleur

Het Corlaer College 2 heeft zowel in de gevels als in het interieur een sobere uitstraling. De wanden zijn voornamelijk wit met een paar kleuraccenten. Door de halve verdiepingen en glazen scheidingswanden is er veel doorkijk en kan je vanaf iedere plek in het gebouw een andere verdieping of leeromgeving zien. Om toch een rustige omgeving voor de ogen te creëren is voor een sober kleurgebruik gekozen met enkele accenten. In de aula springt de rood gekleurde collegezaal in het oog. Verder zijn de gesloten lokalen en de plekken met een duidelijk andere functie

dan leeromgeving ook geaccentueerd door de vloerbekleding een kleur te geven. Hierdoor weet een leerlingen waar hij zich bevindt. Zoals in het hoofdstuk kleur is onderzocht is het van belang dat er in een monotoon gekleurde omgeving accenten worden aangebracht. Dit is in deze leeromgeving gedaan door het meubilair een kleur te geven. Het meubilair vervult hierdoor de functie van de ‘eindmuur’ en zorgt voor een dynamische omgeving voor het oog.

42

Daglicht en Verlichting

De “kennis-canyon” in het midden van de school is voorzien van een brede strook dakramen. Hierdoor bereikt daglicht via het midden van het gebouw ook de onderste verdieping. De noordwestgevel is geheel voorzien van matglas waardoor diffuus daglicht binnenkomt op alle verdiepingen. De ramen in de zuidwestgevel hebben de vorm van horizontale lichtsleuven waardoor het uitzicht vanuit binnen maximaal is maar de directe daglichtinval beperkt blijft. De vaste ramen in het gebouw zijn voorzien van houten dorpels en omlijsting, de overgang naar buiten toe wordt door

het gebruik van natuurlijke materialen subtieler. Alle ruimten zijn voorzien van elektrische verlichting in het plafond. Ook de trap in de “kennis-canyon” is geaccentueerd door verlichting in de treden. De school maakt maximaal gebruik van de daglichttoetreding en houdt rekening met de impact hiervan op het binnenklimaat. Door een afwisseling van diffuus licht en direct daglicht is de daglichttoetreding optimaal zonder dat deze een negatief effect heeft op de leeromgeving.

43

Herkenbaarheid

Op reguliere scholen hebben leerlingen vaak een vaste plek in de klas of zijn lokalen ingericht voor vakspecifieke doeleinden. Dit zijn herkenningspunten waarnaar een leerling zich kan oriënteren en zich veilig kan voelen op een plek. Op het Corlaer College 2 zijn echter geen vaste plaatsen of vakspecifieke lokalen. Wel zijn er domeinen; dit zijn vakspecifieke leeromgevingen waar een vakdocent aanwezig is voor vragen. De vormgeving van deze domeinen heeft echter geen verband met het vak.

Voor nieuwe leerlingen zal het daarom in het

begin moeilijk zijn om een plek te vinden die vertrouwd voelt. Naarmate de leerling beter bekend wordt met het gehele gebouw groeit het vertrouwen in de omgeving doordat structuurelementen zich door het gehele gebouw herhalen.In de school is het gemakkelijk om je altijd in een sociaal herkenbare omgeving te bevinden. Leerlingen kiezen zelf naast wie ze gaan zitten en voor een werkplek afhankelijk van de hoeveelheid sociaal contact die zij willen.

44

Geluid

Door de “kennis-canyon” in het midden van de school staat alles zowel visueel en auditief met elkaar in verbinding. Hoewel zichtlijnen juist een leeromgeving kunnen bevorderen kan het auditief verbinden van ruimten een negatief effect hebben op de concentratie. In het Corlaer College 2 zijn daarom glaspartities aan de kant van de “kennis-canyon” aangebracht zodat geluid niet van de ene leeromgeving naar de andere galmt. De overgangen van leeromgeving naar een andere functie of leeromgeving op dezelfde verdieping zijn auditief afgeschermd door glaspartities en

wanden. In de leeromgeving zelf zijn verder geen maatregelen genomen om de akoestiek te verbeteren.

45

Onderwijsmethode

Op het Corlaer College 2 leer je niet alleen uit boeken of van je docent, maar vooral door samen te werken met je klasgenoten aan een thema. Het werken aan de thema’s doe je op een leerdomein. Op elk domein staat een docent die je helpt met je studiestof, samenwerken en zelfstandig werken.

De ruimtelijk indeling is volledig afgestemd op de onderwijsmethode. De onderwijsmethode verlangt veel zelfstandigheid van leerlingen. Door een hoge diversiteit aan werkplekken is het voor leerlingen mogelijk om een werkomgeving op te

zoeken waar hij of zij behoefte aan heeft. Er kan makkelijk gewisseld worden tussen werken als groep, individueel en uitleg. Er wordt gewisseld tussen klassikale uitleg in de lokalen en individuele- of groepsprojecten waar in de open leeromgeving aan gewerkt wordt.

46
INDIVIDUEEL
GROEPSWERK
INSTRUCTIES

Flexibiliteit

De leeromgeving maakt door de hoeveelheid ruimte en verplaatsbaar meubilair verschillende opstellingen en didactische werkvormen mogelijk. De draagconstructie staat grotendeels los van de scheidingswanden, mocht er dus in de toekomst meer of minder behoefte zijn aan afgesloten lokalen dan kunnen deze relatief eenvoudig aangepast worden. Een flexibel wandensysteem is er echter niet. Wanneer een docent toch een andere indeling in de leeromgeving wil zal hij dit vooral met het herschikken van het meubilair moeten doen. Het meubilair staat niet vast op zijn

plek maar er is ook geen extra aandacht besteed aan het makkelijk verplaatsbaar maken van het meubilair door dit ergonomischer te maken.

47
OPTIE I OPTIE II

In dit onderzoek is de vraag onderzocht: Aan welke eisen moet de verkeersruimte in een school voldoen om als leeromgeving te dienen?

Eerst zijn de begrippen waaruit de onderzoeksvraag is opgebouwd gedefinieerd en is onderzocht wat de verkeersruimte in de context van een school is en wat een succesvolle leeromgeving maakt. In het literatuuronderzoek naar de ontwikkeling van de leeromgeving is getracht inzicht te krijgen in de samenhang van ontwikkelingen in het onderwijs en de gevolgen hiervan op architectonisch vlak.

In de loop van de jaren is de wijze van onderwijs geven veranderd van een statische, aan het traditionele klaslokaal gebonden activiteit in een dynamisch proces van leren en lesgeven. Flexibiliteit, individualiteit en werken in teams wisselen elkaar af en moeten allemaal mogelijk zijn in dezelfde leeromgeving. Deze veranderingen op onderwijsgebied hebben grote gevolgen voor de architectuur van het schoolgebouw.

Aan de hand van literatuur en verschillende onderzoekmethoden zijn eisen opgesteld voor de leeromgeving en de verkeersruimte. Hieruit kunnen de volgende conclusies getrokken worden.

Het gebruik van heldere kleuren stimuleert de hersenen en door het aanbrengen van accenten in een monotone omgeving voorkomt dit oogvermoeidheid. De kleur geeft ook een herkenningspunt binnen de school waar een leerling zich naar kan oriënteren. Deze oriëntatie en herkenning in de omgeving is van belang voor het gevoel van veiligheid bij jonge kinderen. Naarmate kinderen ouder worden is de sociale herkenbaarheid meer

van belang.

Zowel direct als diffuus daglicht hebben een postieve uitwerking op de leerprestaties en de sociale interactie tussen mensen. Te veel direct daglicht op een werkplek kan echter hinderlijk zijn en een onaangenaam binnenklimaat veroorzaken. Daglicht is geen betrouwbare lichtbron en moet altijd in combinatie met elektrische automatische verstelbare verlichting geplaatst worden. Geluidsoverlast in de leeromgeving heeft een negatieve uitewerking op de leerprestaties waarbij interne geluidsbronnen voor meer geluidshinder zorgt dan geluiden van buitenaf.

De leeromgeving moet aansluiten bij de onderwijsmethode. Verschillende ruimtelijke opstellingen maken verschillende onderwijsmethoden mogelijk. Het is dus van belang dat er een hoge diversiteit aan leeromgevingen is zodat de docent altijd de leeromgeving kan kiezen die het beste bij de werkvorm past. Flexibiliteit is dus van groot belang in een goede leeromgeving. De draagconstructie en scheidingswanden worden onafhankelijk van elkaar te ontwerpen om de leeromgeving flexibel voor verdere ontwikkelingen in het onderwijs maken.

Door de leeromgeving te voorzien van verschillende vloerhoogtes en vides wordt de leeromgeving ook verticaal met elkaar verbonden en ontstaan zichlijnen. Het verschil in vloerhoogten creërt zones welke studenten zich kunnen toe eigenen. Variatie in plafondhoogtes onderscheidt private ruimte en meer openbare ruimte in de leeromgeving. Faciliteiten zoals toiletten en koffieautomaten kunnen de leeromgeving opdelen in moeten makkelijk toegankelijk zijn.

Voor de verkeersruimte binnen een leeromgeving gelden dezelfde eisen als voor de verkeersruimte van functie naar functie.

50
06 Conclusie

De verkeersroute binnen een leeromgeving moet duidelijk herkenbaar en direct zijn zodat leerlingen niet andere leerlingen storen wanneer zij naar hun werkplek lopen. In een open-plan omgeving waar meubilair wordt verschoven moet rekening worden gehouden met de looproutes die door de leeromgeving gaan.

In de casestudie is het Corlaer College 2 getoetst aan deze ontwerpeisen. De meeste ontwerpeisen zijn goed geïntegreerd in het ontwerp van de school. Het ontwerp van de school faciliteert de onderwijsmethode van het zelfstandig leren op ieder vlak.

Voor scholen die zijn ontworpen voor een onderwijsmethode die veel flexibiliteit vereist en waar gekozen is voor leerplekken in de verkeersruimte is het gemakkelijk om aan deze ontwerpeisen te voldoen. Voor scholen die oorspronkelijk voor een andere onderwijsmethode zijn ontworpen en die door de ontwikkeling van het onderwijs de verkeersruimte willen betrekken bij de leeromgeving zullen er op alle architectonische vlakken aanpassingen moeten worden gedaan om aan de ontwerpeisen te voldoen.

Discussie & Aanbevelingen

Om dit onderzoek naar de relatie tussen verkeersruimte en leeromgeving een meer toepasbare functie te geven zou moeten worden gekeken of deze ontwerpeisen kunnen worden toegepast op scholen die niet volgens het open-plan principe zijn ontworpen maar wel de behoefte hebben aan een grotere leeromgeving en naar de verkeersruimte willen uitbreiden. Er is veel onderzoek gedaan naar de omgevingskenmerken die invloed hebben op een leerom-

geving. In dit onderzoek is slechts een kleine greep gedaan uit de bestaande wetenschappelijke literatuur en het geeft dus geen compleet beeld van alle factoren die van invloed kunnen zijn. Ook de wegingsfactor van iedere ontwerpeis is niet verder onderzocht in dit onderzoek. Bij toekomstig onderzoek moet worden gekeken naar de weging van iedere ontwerpeis om hier een hiërarchie in aan te brengen. Hiermee kunnen scholen een inschatting maken op welke ontwerpeisen de nadruk moet komen liggen.

De gekozen case study is niet representatief voor een groot aantal scholen in Nederland. De school is relatief nieuw en met een andere onderwijsideologie ontworpen. Een volgende case study zou moeten worden uitgevoerd naar scholen die niet volgens het open-plan principe zijn ontworpen maar wel dezelfde eisen aan de leeromgeving stellen. Dit moet meer inzicht bieden in welke omgevingsfactoren reeds goed vertegenwoordigd zijn in de verkeersruimte van reguliere scholen en welke aangepast moeten worden.

51

07 Referenties

Alhorr, Y. & Arif, M. & Katafygiotou, M. & Mazroei, A. & Kaushik, A. & Elsarrag, E. (2016). Impact of Indoor Environmental Quality on Occupant Well-being and Comfort: A Review of the Literature. International Journal of Sustainable Built Environment. 5. 10.1016/j.ijsbe.2016.03.006.

Aries, M. B. C. (2005). Human lighting demands : healthy lighting in an office environment. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven DOI: 10.6100/IR594257

Arndt, P. A. (2012). Design of Learning Spaces: Emotional and Cognitive Effects of Learning Environments in Relation to Child Development. Mind, Brain, and Education, 6(1), 41-48.

Booth, M. Z., & Sheehan, H. C. (2008). Perceptions of people and place: Young adolescents’ interpretation of their schools in the United States and the United Kingdom. Journal of Adolescent Research, 23(6), 722-744.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016) Aantal leerlingen blijft dalen, behalve in grote steden. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/38/aantal-leerlingen-blijft-dalen-behalve-ingrote-steden

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016). Het lot van de verdwenen bouwvakkers. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/22/het-lot-van-de-verdwenen-bouwvakkers

Chiles, P., & Care, L. (2014). School Building: Key Issues for Contemporary Design (240 p. with 460 ills.). Germany: Birkhauser.

De ruimtebehoefte. (2015). Kantoor huren Amsterdam, bedrijfsruimte huren Arnhem. Geraadpleegd van http://www.brederocollege.nl/uncategorized/de-ruimtebehoefte/

de Vree, J. (2015). Verkeersruimte. Geraadpleegd van https://www.joostdevree.nl/shtmls/verkeersruimte.shtml

Engelbrecht, K.,(2003) The Impact of Colour on Learning. Chicago, IL: Perkins & Will.

Eyck, V. A. (2008). Aldo van Eyck: Writings 1 & 2 (1ste editie). Amsterdam: Sun Uitgeverij.

Fisher, K. (2016). The translational design of schools : an evidence-based approach to aligning pedagogy and learning environments [online resource.].

Hertzberger, H. (2008). Space and Learning: Lessons in Architecture 3. Rotterdam: 010 Publishers.

52

Higgins, S., Hall, E., Wall, K., Woolner, P., & McCaughey, C. (2005). The impact of school environments: A literature review. London: Design Council.

Mitra, S. & Leat, D. & Dolan, P. & Crawley, E. (2010). The Self Organised Learning Environment (SOLE) School Support Pack.

Moura, J. & Ferreira Júnior, W. & Silva, T. & Albuquerque, U. (2017). Landscapes preferences in the human species: Insights for ethnobiology from evolutionary psychology. Ethnobiology and Conservation. 6. 1. 10.15451/ec2017-07-6.10-1-7.

Redactie Schooldomein. (2019). Nationale Trendradar Onderwijsvastgoed. Geraadpleegd van https://www.schooldomein.nl/trendradar-onderwijsvastgoed/

Waarborgfonds & Kenniscentrum Ruimte-OK. (2016). Kwaliteitskader Huisvesting. Ruimte-OK. Geraadpleegd van https://www.ruimte-ok.nl/thema/kwaliteitskader-huisvesting

Zannin, P. & Zwirtes, D. & Passero, C. (2012). Assessment of Acoustic Quality in Classrooms Based on Measurements, Perception and Noise Control.

53

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.