Column Etchica Voorn
O
JU
L IE
BL I
K
Etchica Voorn (1963) is talentcoach, auteur en blogger. Ze won in juni 2018 de OPZIJ literatuurprijs voor haar autobiografie Dubbelbloed. Ze woont in Amsterdam.
Geeft niks, het is oké, het mag best, laat mij maar even
I
n het Rijksmuseum is de tentoonstelling over slavernij. Het bijzondere is dat deze geschiedenis verteld wordt in tien persoonlijke, waargebeurde verhalen uit alle uithoeken van de wereld; van Suriname en het Caribische gebied tot Zuid-Afrika en Azië. Zoals ook in het vorige nummer van OPZIJ stond een uitgebreid besproken. “Zullen we gaan?” appte ik een vriendin. “Ja leuk, zondag?” Ik schiet vol. Niet omdat ze ‘ja’ appt, maar door het besef van de liefde tussen ons. Toch betrap ik me regelmatig op een grondtoon in mij die zegt dat ik tekortschiet, dat ik nooit zoveel goeds kan doen voor haar als zij voor mij doet. Wat dáár weer onder zit? Ik ben niet de moeite waard. Het gevoel niet goed genoeg te zijn behoord tot het arsenaal van zelfafwijzing, dat leerde ik tijdens een Dzogchen meditatieweek bij Jan Geurtz in Frankrijk. De vijfdaagse cursus vond plaats op een chateau met bruinrode torens en een enorme binnenplaats. De hoofdingang van het kasteel betreed je via een breed bordes met aan beide zijden trappen begroeid met mos. Op de randen potten met rode Franse geraniums.
Wij kregen les in de voormalige stallen aan de binnenplaats en zaten op ongemakkelijke houten stoelen, de ogen gericht op de man die met headset tegen de muur zat. De
meester die op zijn beurt naar zo’n drieënveertig deelnemers terugkeek. Dzogchen is een vorm van boeddhistische meditatie die je met de ogen open beoefent. “Waarom zou je de wereld buitensluiten?” verklaarde Jan. Dertig jaar terug kwam hij in een persoonlijke crisis terecht en is hij het spirituele pad opgegaan. Hij schreef de bestseller Verslaafd aan liefde. Zelf draag ik zijn boek Liefde en loslaten met de prikkelende ondertitel de levenscrisis als spirituele doorbraak als een bijbel met me mee. Dagelijks om tien uur startte de dag met een kwartier open ogen-meditatie en oefenen in ‘gewaar zijn’. Dat wil zeggen: ervaren zonder er iets aan te willen veranderen. Kortom, niets doen, stilzitten en waarnemen. Het prettige timbre van de stem van Jan voerde je je binnenste in, daar ontmoette ik mijn gedachten die als een gek tekeergingen. Wonderlijk genoeg werd het rustiger in mijn hoofd naarmate de week vorderde. Gedachten dwarrelden nog steeds alle
FO
T
kanten op, maar ik oefende erin te ontspannen en mij er niet tegen te verzetten. “Verzet veroorzaakt het lijden,” onderwees Jan op vriendelijke toon, “probeer in plaats van je
pijnlijke emoties af te willen, er juist naartóe te gaan.” Jaja, dacht ik opstandig, dan wordt het toch
juist erger? In mijn rouw om de verloren liefde was ik dorstig naar oplossingen. Guess what? Er is helemaal geen oplossing! Want, beweerde Jan, volgens het boeddhisme zijn pijnlijke emoties objectief gezien niet de werkelijkheid. Door er op een andere manier naar te kijken kun je je bevrijden van het lijden en kom je steeds dichter bij je natuurlijke staat van Zijn. Hij vervolgde: je kunt jezelf bevrijden van het lijden door pijnlijke emoties volledig te omarmen en tegen jezelf te zeggen: geeft niks, het is oké, het mag best, laat mij maar even. Deze mantra-achtige opsomming werd de running gag onder de deelnemers. Op donderdag nodigde Jan ons uit om de meest voorkomende zelfafwijzing uit te spreken. Een jongen met een knappe kop kwam overeind: “Ik ben waardeloos.” Daarna stond iedereen om de beurt op om zich uit te spreken: ik ben mislukt, ik kan het niet, ik ben stom… Wat een moed. Het was een ontroerende ervaring om al die ‘grondtonen’ te horen en te beseffen dat we allemaal in hetzelfde menselijke schuitje zitten. Terug in Amsterdam raakte ik in de kroeg op de hoek in gesprek met een buurtgenoot en vertelde over mijn meditatie-ervaringen en de opgebroken relatie.
“Ik moet er niet aan denken om samen te wonen, geef mij maar mijn honden, ik ben geen non maar ik kan wel goed alleen zijn.”
Wat stoer, dacht ik. Ze kwam net boven de bar uit, was mollig en keek me met haar gitzwarte ogen indringend aan. Ik bekende haar dat het heel goed gaat, maar dat ik moet wennen aan mijn solo-leven. “Nog steeds kan het verdriet me overspoelen, soms meerdere keren per dag,” zei ik en bestelde nog een witbiertje voor ons. Ze knikte. Toen lichtten haar ogen op als gloeiende kooltjes. “Wat je óók kan doen is zielige muziek opzetten, foto’s kijken en janken tot je geen traan meer over hebt. Dan kun je weer dóór.” We lachten en klonken de glazen. En ik dacht: geeft niks, het is oké, het mag best, laat mij maar even. O OPZIJ 2021
39