Reading & Writing

Page 5

reading

Colofon

Dit is een publicatie van ArtEZ Academie van Bouwkunst

Onderlangs 9

6812 CE Arnhem

communicatie@artez.nl

Samenstelling en eindredactie

Ady Steketee, coördinator atelier onderwijs

Redactie

Ady Steketee, Ron Verduijn, Martijn Brugman

Grafisch ontwerp

Accu grafisch ontwerpers, Linda Swaap

Druk

Booxs

© ArtEZ september 2019

reading & writing

De donkere zolderkamer is een plek waar mijn gedachten de ruimte krijgen

Chantal Buisman

De zolderkamer Geurt van Driesten

Een stampende wasmachine, een voorraadkast, een logeerbed, een droogrek, een boekenkast een tekentafel en een bureau van een oude man uit lang vervlogen tijden. Het verboden bureau van vroeger. Een bureau vol geheimen waar ik er slechts enkele van ken. Ze typeren de zolderkamer waar ik de avonden doorbreng. Broeierig en licht in de zomer, koud en donker in de winter. Af en toe staar ik door een klein dakraam de wereld in, zij kijkt naar mij, licht in de zomer, donker in de winter.

Flarden geluid stijgen op door het open trapgat. Gerinkel van lepeltjes in de koffie, gesprekken van bezoek. Geuren van eten lokken mij naar beneden toe, om voor even deel uit te maken van de sociale gemeenschap. Om daarna weer terug te keren naar de donkere zolderkamer. Over de vloerbedekking met strepen loop ik een, twee, drie, vier stappen naar het bureau van een oude man uit vervlogen tijden. Soms komt er iemand de trap op naar boven, en loopt over de vloerbedekking met strepen. Vier stappen naar mij toe, zes stappen naar de wasmachine, twee stappen naar de voorraadkast. Om daarna terug te keren en mij alleen te laten met mijn gedachten.

Ik realiseer me nu dat de trap de verbinding is met de wereld onder mij, de trap brengt mensen naar mij toe, of zij brengt mij naar de mensen toe. De trap zorgt voor de overdracht van geluiden en geuren naar de donkere zolderkamer. De indrukken van de wereld onder mij, ik neem ze in mij op waar ze samenkomen met mijn gedachten en herinneringen. De donkere zolderkamer is vier meter hoog, en verheft zich boven de daken in de wijk. De donkere zolderkamer is een plek waar mijn gedachten de ruimte krijgen, en vervliegen naar de hoge nok, verder naar de hemel, om daarna weer terug te keren, soms met duisternis, soms met inspiratie. De witte dakvlakken omvatten de hoge ruimte als vleugels, witte vleugels die zorgen voor warmte en beschutting. Mijn aanwezigheid is zichtbaar door een klein pinkelend licht van een dakraam. De donkere zolderkamer, soms een gevangenis, meestal een dromenkamer.

INHOUD HET ATELIER 7 DE KRACHT VAN HET VERHAAL 9 1. BESCHRIJVEN EN VERBEELDEN 11 2. OBSERVEREN EN NOTEREN 16 3. RUIMTELIJK BEELD 24 4. HET LEZEN VAN DE STAD 29 5. PERSONIFICATIE 34 6. EINDOPGAVE 41 ROBIN BEERS 45 TOM SLOTS 63 DE EINDPRODUCTEN 72 6

De opleiding tot architect is een onderwerp waarover al net zo lang wordt gesproken en geschreven als het vak oud is. In het oudste architectuurtraktaat dat we kennen, “De tien boeken over architectuur” van Vitruvius, daterend van circa 25 voor Chr., handelt het eerste hoofdstuk van Boek 1 over de “Opleiding van de architect”. Vitruvius beschrijft de kennisvelden en ‘wetenschappen’ waarvan de architect studie moet hebben gemaakt om het toe te kunnen passen in het ontwerpen.

In een opsomming noemt hij: meetkunde, geschiedenis, filosofie, muziek, geneeskunst, jurisprudentie en astronomie. Uit de toelichting blijkt dat het in sommige gevallen om heel praktische kennis gaat. Bij geneeskunst bijvoorbeeld wordt verwezen naar kennis over de eigenschappen van lucht, zodat men gezond kan leven. Ook in de toelichting op ‘filosofie’ zien we een verschil met wat we daar nu onder verstaan; Vitruvius schrijft in paragraaf 7: “Verder geeft de filosofie inzicht in de natuur. Deze discipline moet hij [de architect-in-opleiding] beslist met extra ijver bestuderen, omdat zij vele uiteenlopende natuurwetenschappelijke vraagstukken behandelt, onder andere over waterleidingen. [De wisselende druk in waterleidingen] kan niemand verhelpen, tenzij hij uit de filosofie de fundamentele wetten van de natuur kent.”

In hetzelfde hoofdstuk wordt verschillende keren benadrukt dat de goede architect praktijk en theorie moet combineren. Oefening in het maken en studie van de theorie zijn beide nodig voor het goed functioneren van de architect. De kern is de wederzijdse aanvulling van ambachtelijke praktijk en “verstandelijke beredenering”. Het is geen eenvoudige weg om architect te worden, zegt Vitruvius, maar wel één met een waardige beloning. Iemand kan zich pas architect noemen als hij: “... langs de trappen van deze studies is opgeklommen, is gevoed door kennis van de meeste takken van wetenschap en kunst, en zo is doorgedrongen tot de hoogste top, de tempel van de architectuur.”

Jammergenoeg geeft Vitruvius geen beschrijving van het onderwijsmodel van de architectenopleiding. Hij geeft weliswaar een indruk van het Romeinse curriculum, maar vertelt niet hoe het proces van scholing en studie wordt vormgegeven.

Het ontwerpatelier, zoals we dat in de masteropleiding Architectuur van Artez Academie van Bouwkunst kennen, zal in de tijd van Vitruvius niet hebben bestaan. Er liggen wat dat betreft vele eeuwen van verschil en ontwikkeling tussen Vitruvius en het hedendaagse onderwijs, terwijl we in de beschrijving van Vitruvius ook nog veel herkenbaars zien.

Architectuur en architectuuronderwijs zijn tegelijkertijd eeuwenoud en extreem actueel. Dat actuele debat over architectuuronderwijs zien we op allerlei plekken terug. Om maar enkele voorbeelden te noemen; op het digitale platform “e-flux Architecture” zijn de afgelopen pe-

ATELIER 7
HET

riode twee projecten geweest over onderwijsthema’s: “History / Theory” en “Theory’s Curriculum”. Ook is het recente nummer van het tijdschrift Oase (nummer #102) aan architectuuronderwijs gewijd: “Scholen & docenten: De opleiding tot architect in Europa” (sinds de late jaren 1960).

Gaat het bij de beide projecten van e-flux Architecture nog om de eigentijdse variant van Vitruvius (wat moet de architect-in-opleiding tijdens zijn studie allemaal aangereikt krijgen), in het Oase nummer gaat het ook over experimenten en opvattingen over de onderwijsvorm. Dat wil zeggen, er worden voorbeelden gegeven van scholen en docentgroepen die het onderwijs met een specifieke benadering hebben ingericht.

In het beeld dat Oase schetst, valt op dat het architectuuronderwijs op verschillende manieren wordt betrokken op maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Grofweg zijn er drie vectoren die op het architectuuronderwijs inwerken:

- de ontwikkelingen in het werkveld en de bouwpraktijk, zoals de veranderende werkwijze van de bouwindustrie, de veranderende rol die de partijen (waaronder de overheid) innemen in het bouwproces, nieuwe materialen en economische denkbeelden, waaronder circulariteit en herbruikbaarheid;

- de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen die doorwerken op de architectuur, zoals de doorwerking van marktmechanismen op het onderwijs, waarbij van studenten posities worden verwacht op het gebied van ondernemendheid, persoonlijke profilering en businessmodellen van bureaus en eventuele eigen ‘startups’;

- de externe disciplines die het architectonisch denken en debat voeden. Hierbij valt te denken aan disciplines als sociologie en taalwetenschap die in de jaren 1970 en 1980 inspirerende denkmodellen voor de architectuur leverden, of later het werk van Deleuze en Guattari, dat voor veel architecten en theoretici een rijke wereld van denken is.

In het onderwijs aan Artez Academie van Bouwkunst werken deze invloeden ook door. De inrichting van het onderwijs, zowel het curriculum, als de onderwijsvormen, ontwikkelt mee met de transformaties in de velden rond en in de wereld van ontwerpen en bouwen. Daarbij neemt het ontwerpatelier een bijzondere plaats in. Door de combinatie van werken en studeren in het concurrent onderwijsmodel, dat Vitruvius vast had kunnen waarderen, doen de studenten in hun dagelijkse praktijk ruime ervaring op in het beroepsmatig handelen. Deze opbouw van praktijkervaring in het buitenschoolse curriculum biedt het ontwerpatelier - meer nog dan bij andere onderwijsmodellen - de ruimte om een vrije ruimte te zijn voor experimenten en onortodox werken. Het ontwerpatelier is in die zin te zien als een eiland, een veilige plek om redelijk ongestoord ideeën te genereren. Niet compleet afgekoppeld van de wereld (het is

geen onbewoond eiland), maar wel een culturele ruimte waarin economische en andere wetmatigheden uit de harde realiteit een uitgestelde werking hebben.

De docenten van de ateliers zijn architecten met een actieve beroepspraktijk waarin ze affiniteit tonen met het onderwerp dat in het atelier aan de orde wordt gesteld. Net zoals het atelier een ruimte is waar ontwerp en onderzoek elkaar ontmoeten, zo worden docenten ingezet die in hun werk van die meervoudigheid getuigen. Het atelier is geen wetenschappelijk laboratorium waar regels en procedures de proeven begeleiden, maar een testruimte waarin de parametes elke keer kunnen verschillen om de effecten op het ontwerpproces zichtbaar te maken.

In het atelier gaat het er om de studenten te laten zien - en te laten ontdekken - dat er nog meer dimensies aan het bouwen en ontwerpen zitten. Er is een ‘grotere’ werkelijkheid dan die van de praktische beroepsuitoefening. Voor de studenten betekent dit dat hun verbeelding wordt gestimuleerd, dat ze buiten de bestaande kaders mogen denken. De flexibliteit van hun mentale vermogens wordt geprikkeld, omdat ze ook wordt gevraagd om kritisch en met sociaal engagement naar de ontwerpopgave te kijken. In het atelier is er ruimte voor die afwisseling, voor het bij tijd en wijle wellicht te ver gaan en ook voor de kritische beschouwing daarvan, de reflectie die inzichten oplevert om mee verder te gaan. Het atelier als eiland lijkt op het eerste gezich misschien een beperking van de werkelijkheid door enkele praktijkgerelateerde elementen buiten beschouwing te laten, maar biedt door de vrijheid van invulling juist toegang tot andere, voedende werelden die het ontwerpproces van de studenten kunnen verrijken.

8
8
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de vertaling door Ton Peters van Vitruvius, “Handboek Bouwkunde”, Amsterdam 1997, met name pagina’s 28-34.

DE KRACHT VAN HET VERHAAL

Binnen het architectuuronderwijs neemt wereldwijd de studio, of zoals het in Arnhem traditioneel genoemd wordt, het atelierwerk een centrale plaats in. Het is een intensieve en creatieve manier van werken die studenten gereedschappen aanreikt en hun gelegenheid biedt te oefenen in het ontwikkelen van complexe industriële producten zoals een gebouw.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van een scala aan ontwerpmiddelen en technieken die telkens in een andere samenstelling ingezet worden. Een van de gereedschappen die de laatste decennia onderbelicht is gebleven en die een ontwerper juist een grote mate van houvast blijkt te kunnen bieden in het omgaan met minder scherp gedefinieerde opgaves zoals we die in de huidige praktijk tegenkomen, is het narratief. Oftewel: het verhaal.

Het lezen van Klaske Havik’s in 2015 gepubliceerde Urban Literacy, dat op een overzicht vormt van verhalende technieken in het architectonische ontwerpen, wekte bij mij een sterk gevoel van herkenning op. Een herinnering aan de periode waarin ik opgeleid ben en waarin architectuur verhalend was, waarin stedelijk structuren gelezen en ontcijferd werden en waarin narratieven ingezet werden om mogelijke toekomsten te construeren op onbeschreven velden.

Als studenten hadden we de postmoderne herleving van architectuur kunnen volgen met de Biënnale van Venetië in 1980 en door tijdschriften als Domus, Casabella en Lotus te verorberen. Elke volgende uitgave stond vol met ongekende vormen, beelden en structuren voor nieuwe bouwontwikkelingen. Bij de reconstructie van tijdens de oorlog vernietigde steden als Berlijn werd het lezen van bijna uitgewiste sporen en het weer opwerken met bouwblokken tot nieuwe, samenhangende structuren tot een kunst verheven. Gefascineerd en verlekkerd bestudeerden we de verhalende schetsen van Aldo Rossi, Rob Krier en John Hejduk.

De opnieuw ontluikende economische ontwikkeling van de late jaren tachtig deed in de gehele westerse wereld braakliggende industrieterreinen nabij stadscentra en maagdelijk akkerland in de periferie transformeren tot aaneengesloten stadswijken. De filmische montages van Bernard Tschumi, de scenario’s die Rem Koolhaas toe paste, de verloren gegane leesmachines van Daniel Libeskind maar ook afstudeerplannen zoals die van Dolf Dobbelaar & Paul De Vroom1 toonden de kracht van het werken met narratieve gereedschappen. Het ontwikkelen van langlopende, nieuwe uitbreidingsplannen die moesten kunnen inspelen op verschuivende economische en sociale factoren werd gefaciliteerd door het gebruik van narratieve middelen zoals het scenario2. Het verband tussen ontwerpen en schrijven was intens en onlosmakelijk maar dat waren we, anno 2018 vergeten. Het was hoog tijd om het prachtige gereedschap van het narratieve opnieuw te ontdekken en in te zetten.

9

In vervolg op een samenwerking die de Master Architectuur met haar winterworkshop PLEIN 2018 3 aangegaan was met de ArtEZ afdeling Creative Writing (CW) heb ik, vanuit mijn rol als coördinerend docent een atelier ontwikkeld dat zowel een kennismaking met de gestructureerde theorieën van Klaske Havik, Kevin Lynch en anderen inhield als een praktische ervaring van samenwerken met schrijvende studenten en docenten. Samen met Ron Verduijn, een van onze getalenteerde alumni die zich in de beroepspraktijk ontwikkeld heeft tot een architect met een specialisatie op het gebied van monumenten en herbestemmingen, is een toegespitst programma ontwikkeld. Een eerste deel van zeven weken waarin intensief samen gewerkt is met studenten en docenten van CW leverde, na een reeks ruimtelijk-narratieve constructieoefeningen onze studenten een duidelijke architectonisch-ruimtelijke opgave. Zij hebben deze opgave, in het tweede deel van de vijftien weken durende studio uitgewerkt tot bouwkundige plannen.

We wilden in deze publicatie zowel verslag doen van de intense processen die onze studenten hebben doorlopen als aantonen hoe het narratieve kan werken. Hoewel het de anderen tekort doet kunnen we in deze publicatie twee prachtige voorbeelden uit lichten om de werkwijze te illustreren. Architectuur studenten Robin Beers en Tom Slots laten, samen met de teksten en personages van CW studenten Lisa Huissoon en Willemijn Kranendonk op virtuoze manier zien hoe vanuit een narratief schitterende architectonische werelden geschapen kunnen worden.

Dit experiment naar het narratieve heeft me in ieder geval voldoende vertrouwen gegeven om het ‘Verhaal’ te benoemen als essentieel bestanddeel in het curriculum. Vanaf studiejaar 2019-20 vormt ‘Verhaal’, naast de thema’s Ruimte, Materiaal en Context een vast ingrediënt in de basisuitrusting die we onze eerstejaars studenten aanbieden.

Dit atelier was zonder de medewerking van Monique Warnier en de intensieve inzet van haar machtige docent Martijn Brugman niet tot wasdom gekomen. Ook de studenten van CW waarmee we de eerste zeven weken nauw hebben samen gewerkt, hebben een grote bijdrage geleverd aan het plezier en succes van deze samenwerking. Dankwoorden zijn alom op hun plaats!

De hoop, en ook wel verwachting is dat het leren omgaan met manieren van verhalen schrijven en lezen onze studenten een mate van inspiratie en houvast kan bieden die hun helpt om architectonische beelden en verlangens om te zetten in ontwerpen.

Ady Steketee

Arnhem, september 2019

1. ‘Verovering van de Sluisjesdijk’ was een opzienbarend herontwikkelingsplan met een open einde. De feitelijke bouw van een ‘toolbox’ die het mogelijk maakte om met eenvoudige middelen als ‘samples’, paspoorten, kengetallen en een blokkendoos in korte tijd plannen te ontwikkelen was revolutionair. Het is een methodiek die ook Kees Christiaanse toe paste in eigen projecten en die van OMA.

2. Het verschijnsel ontwerpend onderzoek dat in de huidige tijd op veel aandacht mag rekenen ontstond in het zog van de vooruitgang die door het werken met scenario’s en scripts werd beloofd. Met de manifestatie Nederland Nu Als Ontwerp (NNAO) van 1987 is gepoogd om aan de hand van vier politieke scenario’s ontwerpend onderzoek op een nationale schaal in te zetten bij de sturing van ruimtelijke ontwikkelingen. Zie ook https://zefhemel.nl/artikelenpapers/nederland-als-ontwerp/

3. De winterworkshops PLEIN 17 – 19 zijn, in samenwerking met andere ArtEZ faculteiten ingezet om het verschijnsel ‘Proprioceptie’ nader te duiden. Samenwerkingen met Bachelors Dans, Creative Writing en Muziek hebben verrassende resultaten opgeleverd. Zie hiervoor afzonderlijk publicaties van ArtEZ Academie van Bouwkunst.

10

1. BESCHRIJVEN EN

VERBEELDEN

Wonderlijk is het, dat woorden ruimte kunnen vangen. De ruimtelijke ervaring die een architect met massa moet bewerkstelligen, realiseert de schrijver soms met een paar woorden of zelfs tussen de regels door.

De eerste oefening maakt gebruik van dit gegeven. De studenten schreven een tekst over een voor hen persoonlijk betekenisvolle ruimte. Deze teksten werden vervolgens at random over de groep verdeeld, waarna de studenten een ruimtelijke verbeelding maakten over de hen toegekende tekst.

11

De witte ruimte

Johan de Wit

Hoe is het mogelijk om een grote lege rechthoekige ruimte te beschrijven waarvan de muren wit gestuct zijn, het plafond bestaat uit glanzende witte houten latten die ook spiegel wit zijn, zelfs de marmeren witte vloer spiegelt een beetje. Terwijl er veel meer valt te zeggen over de context van de ruimte. De woonruimte ligt op de eerste verdieping van een vrijstaand woonhuis aan de haven van een dorp. Vrijstaand is een beetje overdreven want er zit misschien 50 cm meter tussen de buren. De buren zijn teruggetrokken mensen, ik heb weleens een snelle blik kunnen werpen bij de buurvrouw in huis. Alles zo rijk aangekleed met tapijt aan de muren, een schilderij van een vissersboot, een houten klok aan de muur en van dat hele dikke wollen tapijt op de vloer. En dan die witte ruimte... zo in contrast met haar omgeving. Niet alle muren zijn wit, 1 van de twee langste muren bestaat volledig uit glas. En deze glazen muur trekt ook alle aandacht. De witte ruimte biedt hierdoor een fantastisch uitzicht op de haven en het meer. Je ziet de boten varen en de oude mannetjes druk praten over de vangst. Eigenlijk is het geen glazen muur maar een groot levend schilderij waar de witte ruimte naar kijkt. Toch is dat niet het enige onderdeel van de witte ruimte, er staan 3 grote lompe stoffen banken met grote kussens erin. De banken lijken eilanden die zich bevinden in de witte ruimte. Eilanden waar je je geborgen voelt, en tussen de grote zachte kussens door wordt het levendige schilderij aanschouwt. Onder en rondom deze eilanden stroomt het spiegelende witte marmer als water.

Als gebruiker van de witte ruimte vind ik de bank die met de kopse kant 50 cm van het levend schilderij staat het interessants. Beter gezegd, de ruimte tussen de enorme lompe bank en de glazen wand van 50 cm. De bank voelt als een eilandberg die mij afschermt van het zicht uit de witte ruimte. Alleen voelt de spiegelende marmer vloer ijskoud. Daarom pak ik een groot zacht warm kussen van het eiland en leg het op het ijskoude water om hier vervolgens op te gaan zitten, als ik er 3 neer leg kan ik zelfs gaan liggen. Met de berg als afscherming van de witte ruimte lig ik het dichts bij het levend schilderij om te aanschouwen hoe deze telkens veranderd. Ik voel mij geborgen in een ruimte die in eerste instantie koud en kil aanvoelt maar door de eilanden, de ruimtes tussen de eilanden en haar kussens te gebruiken om het water droog en warm te overbruggen en te gebruiken voel ik rust en stilte om mij te concentreren op wat er zich afspeelt op het levend schilderij.

12

Onder en rondom deze eilanden stroomt het spiegelende witte marmer als water.

13
Luuk Tondeur

Het daglicht van buiten weerspiegelt door de wanden die deels bekleed zijn met bladgoudh

14
Robin Beers

Stadhuis

Nafthali van den Toorn

Aangekomen bij het oude Oude Raadhuis van de gemeente Kampen stappen wij uit de auto en worden begeleid naar de ingang. Bij de ingang worden wij verwelkomd door een man in een prachtige toga. Hij begeleid ons door een donkere ruimte. Als langzaam onze ogen hieraan gewend zijn worden wij getrokken naar het licht dat boven ons schijnt. Door enkele treden te beklimmen in de hal komen wij aan in een prachtige ruimte. De Gouden Zaal is de ruimte die zich in het Oude Raadhuis onder de unieke Schepenzaal bevindt en dateert uit 1543. Het daglicht van buiten weerspiegelt door de wanden die deels bekleed zijn met bladgoud.

In de ruimte is een groep aanwezigen die hun blikken op ons richten. Wij worden door muziek en applaus warm verder begeleid door de ruimte. Boven ons rusten grote zware donkere balken van eikenhout die worden gesteund op de buitenmuren. Deels worden de dragende balken opgevangen door schoren die bijna de vloer onder ons raken. Tussen de balken zien wij de vloerdelen van eikenhout die iets lichter van kleur zijn waarboven zich de Schepenzaal bevindt. De plek waar het Kamper stadsbestuur samenkwam, fungeerde tot 1795 niet alleen als bestuurscentrum, maar ook als rechtbank.

Onder ons betreden wij een houten vloer die met elke pas een krakend signaal achterlaat. Wij lopen richting de vensters in de gevel. Deze liggen verdiept waardoor nissen ontstaan waar enkele gasten hebben plaats genomen. Aangekomen bij het trouwmeubel dat geheel bekleed is met bladgoud schijnt er een mistig daglicht naar binnen. Wij mogen gaan zitten en de man met zijn toga neem plaats achter het meubel. Op de achtergrond horen wij vaag geluiden van de straat maar door het matte glas in de loodramen zijn wij afgesloten van de buitenwereld. De ceremonie is begonnen en het jawoord klinkt gedempt tussen de houten vloeren in de afgesloten ruimte. Bij het verlaten van de ruimte lopen wij richting een grote bewerkte deur. Bij het uitstappen van de ruimte door de grote opening staan wij op een prachtig bordes van natuursteen. Met aan beide zijde een trap naar beneden met een sierlijk gietijzeren leuning. Langzaam afdalend van de trap laten wij een stukje geschiedenis achter tussen de zware eiken balken en dikke muren omringd in goud.

15

2. OBSERVEREN EN

NOTEREN

Zien begint met kijken, horen begint met luisteren. Ons brein filtert de werkelijkheid naar onze realiteit.

De Franse schrijver Georges Perec positioneerde zich in een Parijs’ café en keek door het raam. Hij noteerde wat hij zag, en bundelde dit in zijn Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs

De studenten kregen precies dezelfde opdracht: Ga ergens zitten en noteer wat je ziet. Door dat wat je ziet te moeten formuleren en opschrijven, wordt je bewust gemaakt van de beperking van je kunnen: het merendeel van wat je ziet kun je niet noteren. Maar ook wordt je je bewust van de enorme precisie en betekenisrijkdom van woorden. Bakvis bijvoorbeeld: een woord met een eigen verhaal.

16

Een man maakt foto van de glazen pui.

Vloer ligt glooiend naar beneden.

Op de grond een schaduw van de constructie.

17

Poging tot uitput­

tende beschrijving van een plek in Tiel.

Veel fietsers. Veel voetgangers. Het geritsel van bladeren die over het plaveisel voorbij waaien.

Mensen pratend in een ondefinieerbare taal. Bladeren waaien de andere kant op.

Rumoer van het tegenoverliggende terras. Wind die door de straten heen raast.

Voorbij lopende man eet HEMA rookworst.

Vrouw met tas loopt voorbij.

Man fietst linksaf.

Man met dikke buik steekt de straat over.

Oude mannen op bankje praten met elkaar over de Kijkshop.

Twee voorbij lopende duiven pikken wat op de grond. Een derde komt eraan. De vierde is zwart en een stuk groter.

Snel lopende jongen gooit opgepropt pakje peuken in kliko. Oh nee, hij mist. Raapt het niet meer op en loopt door. Scootertoeter.

Twee duiven vliegen achter elkaar.

Een rokende man, al sigaar rokend, waggelt voorbij. Jongen gaat op BMX zadel staan terwijl deze rolt. Hoorbare wind door de bomen op het plein. Stelletje eet worst. Lachen. Vrouw veegt gezicht af. Luifel van terras bolt door de wind.

Geratel van free hub wiel.

Bejaarde vrouw met rollator stopt met lopen. Andere vrouw zet haar chihuahua in het mandje van de rollator.

Groep jongens praat met elkaar. Lopend. In een kring.

Man kijkt op telefoon. Kijkt niet voor zich. Toch wel. Heel snel tussendoor.

Vrouwen wijzen rechts. Lopen links.

Peukenjongen kijkt me aan en loopt voorbij.

Puntzak friet wordt gedeeld. Vrouw eet meer dan de man. Man duwt buggy vooruit.

Rode vlaggen bewegen in de verte.

Oma met babywagen zonder baby erin. De oude mannen hebben het nu over Appelpop. Ondertussen lopen er mensen voorbij, starend naar de grond. Etende man kijkt op matrixbord. Jongen met score tas belt met iemand en stapt op zijn fiets.

Bloemen in de lantaarnpaal bewegen door de wind.

Man met bril loopt café binnen. Lopende mensen met tassen struinen voorbij. Eén schreeuwende man. De oude mannen lachen.

Jongen laat nieuwe broek aan vriend zien.

Oma op scootmobiel rijdt lastig over het drempeltje van de Hema.

Hakken van een vrouw maken geluid op het plaveisel.

Jongen op groene Giant komt hard voorbij. Steeds weer die ritselende bladeren. Jongens lopen met fietsen in de hand. Wijzen.

Waardetransport slaat links af.

Bijna iedereen loopt met de fiets, behalve weer die jongen met de groene Giant.

Een viskar wordt verplaatst. Naar voor. En weer naar achter.

Man met snor heeft een irritant loopje. En zijn vrouw met zwarte schoenen die in de zon spiegelen. Jongen drinkt zijn blikje ice tea op. Gooit het in de oranje kliko.

Kind op step ratelt over de klinkers. Rijdt mensen aan. Kijkt op maar rijdt even snel door.

Groot Turks gezin is luidruchtig. Drie kinderen fietsen willekeurig door elkaar.

Vrouw loopt HEMA binnen. Kinderen blijven buiten. Gaan met duiven spelen. Oude mannen bemoeien zich ermee.

De hakken lopen weer terug.

Vrouw haalt haar kinderen op en loopt door. Er lijken steeds meer duiven te zijn.

Vrouwen kijken naar me vanuit de verdieping van de HEMA. Ze zwaaien.

Rooklucht.

Steeds weer die ritselende bladeren.

Hond springt op duiven af. Man van hond gaat naast me zitten. Ik ruik shag.

Man praat tegen hond.

Motorgeluid van een waarde transport. Het busje slaat links af.

Man op bank legt een stapel papier op zijn schoot. Hond kijkt me aan. Man speelt met zijn iPhone. Meisje helemaal in het zwart. Blauwe sokken. Groepje jongens achter me hebben het over een andere trein. Loco locomotief.

Vrouw met rollator kijkt eng en gaat winkel binnen. Een groepje mensen roept ‘skoen’. Die winkel ligt aan het plein. Lachen en vervolgen hun weg.

Een voorbij lopend groepje wil bitterballen. Ploffen op terras. Als het maar in de zon is, zegt de vrouw. Jongens achter me hebben stoere praat. Billen, borsten en vingeren.

Moeder en dochter aaien de hond. Meisje vraagt aan de hond of dat hij honger heeft. Vrouw aait hond. Meisje neemt de lijn over van de man en loopt weg. Goeie kont.

Schoenen met panterprint komen dicht langs me op.

Gefluit van de ober. Gapend man op terras. Spataders in voorbij lopende benen.

Jongen poseert bij het flipje standbeeld. Nog twee kinderen. Ze klimmen er ook op. Moeder roept dat ze eraf moeten komen. Gaan vervolgens HEMA binnen.

Willem
18
van der Voirle

Poging tot een uitputtende beschrijving van een plek in Parijs, 1974

5

Er zijn veel dingen op de Place Saint-Sulpice, bijvoorbeeld: een gemeentehuis, een belasting-kantoor, een politiebureau, drie cafés waarvan één met tabakswaren, een bioscoop, een kerk waaraan Le Vau, Gittard, Oppenord, Servandoni en Chalgrin hebben gebouwd en die is gewijd aan een aalmoezenier van Chlotharius 11, die tus-sen 624 en 644 aartsbisschop van Bourges was en op 17 januari wordt herdacht, een uitgeverij, een begrafenisonderneming, een reisbureau, een bushalte, een kleermaker, een hotel, een fontein met beelden van de vier grote christelijke kanselredenaars (Bossuet, Fénelon, Fléchier en Massillon), een krantenkiosk, een verkoper van religieuze voorwerpen, een parkeerplaats, een schoonheidssalon en nog vele andere dingen. Een groot deel, zo niet het merendeel van deze dingen, is beschreven, opgesomd, gefotografeerd, verteld of geïnventariseerd. Mijn bedoeling op de volgende pagina’s was vooral al het andere te beschrijven: dat wat je gewoonlijk niet opmerkt, wat er niet toe doet: wat er gebeurt wanneer er niets gebeurt, behalve tijd, mensen, auto’s en wolken.

7 Datum: 18 oktober1974

Tijd: 10.30 u

Plaats: Bar-tabac Saint-Sulpice

Weer: Droge kou. Grijze lucht. Af en toe een opklaring. Een inventarisatie van enkele van de direct zichtbare dingen:

- Letters van het alfabet, woorden: ‘KLM’ (op de vestzak van een wandelaar), een hoofdletter ‘P’ voor ‘parkeerplaats’; ‘Hotel Récamier’, ‘St. Raphaël’, ‘Spaargeld op drift’, ‘Begin taxistandplaats’, ‘Rue du Vieux-Colombier’, ‘Brasserie-bar La Fontaine de Saint-Sulpice’, ‘p ELF’, ‘Pare Saint-Sulpice’.

- Alledaagse symbolen: pijlen onder de P’s van parkeerplaatsen, de ene ietwat naar de grond gericht, de andere naar de Rue Bonaparte (richtingJardin du Luxembourg), minstens vier verkeersborden voor eenrich-tingsverkeer (een vijfde weerspiegelt in een raam van het café).

- Cijfers: 86 (op een bus van lijn 86, boven de bestemming: Saint-Germain-des-Prés), 1 (bordje van huisnummer 1 in de Rue du Vieux-Colombier), 6 (op de plaats

Georges Perec,
19

die aan-geeft dat we ons in het zesde arrondissement van Parijs bevinden).

- Vluchtige slogans: ‘Vanuit de bus zie ik heel Parijs’

- Grond: opgehoopt grind en zand.

- Steen: stoepranden, een fontein, een kerk, huizen

- Asfalt

8

- Bomen (in blad, grotendeels vergelend)

- Een vrij groot stuk lucht (misschien 1/ 6 van mijn gezichtsveld)

- Een zwerm duiven die plotseling op het plein neerstrijkt, tussen de kerk en de fontein

- Voertuigen (nog te inventariseren)

- Mensen

- Een soort van basset

- Een brood (stokbrood)

- Een krop (krul?)sla die deels uit een bood-schappenmand steekt

Trajecten:

De 96 gaat naar Gare Montparnasse

De 84 gaat naar Porte de Champerret

De 70 gaat naar Place du Dr-Hayem, Maison de l’o.R.T.F.

De 86 gaat naar Saint-Germain-des-Prés. Vraag om Roquefort Société de echte in het groene ovaal.

Er komt geen water uit de fontein. Duiven zitten op de rand van een van de bekkens. Op de verhoging staan bankjes, dubbele bankjes met één rugleuning. Vanaf mijn plaats kan ik er zes tellen. Vier zijn er leeg. Drie clochards met hun rituelen (rode wijn uit de fles drinken) op het zesde bankje.

De 63 gaat naar Porte de la Muette

De 86 gaat naar Saint-Germain-des-Prés Opruimen is goed, geen rommel maken is beter Een bus uit Duitsland

Een busje van Brinks

De 87 gaat naar het Champ-de-Mars

De 84 gaat naar Porte Champerret

9

Kleuren: rood (Fiat, jurk, St-Raphaël, borden verboden in te rijden) groene schoenen groene regenjas

blauwe taxi

blauwe 2cv

De 70 gaat naar de Place du Dr-Hayem, Maison de l’O.R.T.F.

Groene Citroën Méhari

De 86 gaat naar Saint-Germain-des-Prés

Da none: Yoghurt en desserts

Vraag om Roquefort Société de echte in het groene ovaal

de meeste mensen gebruiken minstens één hand: ze houden een tas vast, een koffertje, een boodschappenmand, een wandelstok, een riem met aan het uiteinde

20

De zon is bijna weg –

Het getik van hakken –

Rechts van mij de witte gevel.

21

Ik zal u zeggen dat er geen mooiere plek bestaat dan in de trein. Ja, u hoort het me zeggen; gewoon in de trein! Daarnaast zal ik u ook vertellen waarom. Mooi betekend voor mij niet perse schoon, leuk of grappig, neen! Mooi dekt voor mij vooral een inspirerende en intrigerende lading. Betekend dus dat ik de trein een inspirerende en intrigerende locatie vind. En dat heeft op zijn beurt dan weer verschillende redenen.

Het begint al op het perron. Daar heerst namelijk een onderhuidse stemming onder reizigers om het best en meest tactisch te gaan staan zodat men straks, als de trein eenmaal piepend en knerpend tot stilstand is gekomen, zo min mogelijk stappen hoeft te verzetten naar een vrije stoel; het ultieme doel. Gaan de treindeuren open en sta jij helemaal achteraan de rij met instappers dan weet je zeker dat je in de trein zelf tot aan je eindbestemming bent toegewezen aan de positie in gestrekte houding. Overvol, geen plek. Dat zenuwachtige gedoe, vreselijk interessant.

Eenmaal in de trein op een mooi plekje voor een raam (dus niet voor een tussenschotje) valt mij meteen het volgende op. Vrouwen gaan altijd naast andere vrouwen zitten, ALTIJD! Zelfs als ik galant een plekje voor een vrouw tracht vrij te houden en ik aan de andere kant van het gangpad een uit de kluiten gewassen vrouwelijke appelflap met 3 mega-reiskoffers in de stoel zie opgepropt, dan tóch kiest een vrouw niet voor de riante ruimte naast mij maar voor het stomende plekje naast Bertha aan de overkant! Ligt het aan mij? Stink ik? Zie ik er ongemakkelijk uit? Of wellicht té lonkend gastvrij? Iets anders? Een vrouw zoekt toch geen veiligheid of vertrouwdheid in de trein dat ze naast een andere vrouw wil zitten?! Intrigerend weer. Vreselijk interessant.

vermoeiende reis die ons wacht. Het valt me op dat, op een enkel treinbekend gezicht na, de meeste treinreizigers dit keer vreemden voor mij zijn. Passanten in mijn roerige en levendige treinleven. Het gesprek voert de coupé van Den Haag naar Duitsland naar België en weer terug naar Den Haag. Zozo, meneer komt uit Den Haag. Een lichte teleurstelling valt over me als blijkt dat de man geen hoge pief met mooie avonturen is maar slechts een doodgewone onderwijzer. Één met iets teveel geestdrift en één die prettig samenwerkt met een Agnes en Heleen.

Plots valt mij een erg lange nek op. Nekt overal bovenuit. Zijn vermoeiende oogopslag verraad een dagelijkse routine, tragische verveling en een enorme tegenzin. Zijn zwarte bril met dikke montuur en geplooide oogleden maken het geheel allemaal nóg melodramatischer. De man is verworden tot een karikatuur van zichzelf. Intrigerend. Vreselijk interessant.

Ondertussen praat Koert, de man heet blijkt Koert te heten, en maakt een grapje. De toehoorder lacht beleefd, maar net iets te hard, in mijn altijd zo stille coupeetje.

Mijn buurman, stapt nu uit in Veenendaal. Ik deuk langzaam weer wat uit. 25 minuten lang kon ik op een laptop scherm meegenieten van een 3D model van een zelfontworpen hamer. Wachtwoord: berg97; Vermoedelijke leeftijd: 21; Naam: Gerald van de Berg; studie: Industrieel ontwerper. Woont nog bij pappa en mamma (niemand in Veenendaal woont immers op kamers). Het is verbluffend hoeveel je van iemand kunt weten als je maar even je best doet.

Dit keer met extra aandacht.

Eenmaal op mijn vaste plek, rechts achterin in de coupe, op de rechterstoel bij het laatste raampje, zit ik. Dit keer met extra aandacht.

Een man, zo’n 44 jaar, grijze slapen, nét voor zijn midlife vult in zijn eentje zo’n beetje 90 procent van de coupé. Niet zozeer vanwege zijn postuur, of zijn lichaamsgeur, maar puur en alleen vanwege het feit dat hij de enige in de coupe is die een gesprek voert. Alhoewel, meer een monoloog, die nu al van Bunnik tot Maarn aanhoudt. Zijn toehoorder hoort toe, ja-knikkend, wachtend en smachtend op zijn eindhalte.

Iedereen luistert mee. Iedereen weet dat en doet dat, schaamteloos. Je ziet het. Uit pure verveling. Ter verdediging, je komt er ook niet onderuit. Je wordt bevestigd in de stille onderlinge blikken. Blikken van overeenstemmende ergernis van een

Net voor de één na laatste halte heeft een Marokkaanse jongen 3 zitjes voor mij eindelijk de moed bij elkaar geraapt om zijn vrouwelijke metgezel aan te spreken. Vraagt zelfs haar naam en voor ze het weten heeft hij Aisha op Instagram. Aisha blijkt ondernemer, hij blijkt onder de indruk. Mevrouw is eigen baas, meneer is onder de indruk. Mevrouw is 28 jaar, meneer ook.

Bijna ben ik in Rhenen. De eindhalte. Ik laat de coupé voor wat het is. Berustend in het geluid van de stilte. Meneer de onderwijzer is zijn toehoorder kwijt. Intrigerend, zo’n treinritje. Vreselijk interessant.

En dan droom ik weg, starend naar het voorbijrazende landschap. De koeien, boerderijtjes, bomen, struiken, de zon die hinderlijk in mijn ogen schijnt. Het aflopende geklingel van slagbomen. En dan denk ik, eigenlijk is er geen mooiere plek dan hier in deze trein.

–In de trein
22
Hidde van den Heuvel

een hond, een kinderhand

Een busje levert bier af in metalen fusten (Kanter-bräu, het bier van Meester Kanter)

De 86 gaat naar Saint-Germain-des-Prés

De 63 gaat naar Porte de la Muette

Een dubbeldekkerbus van ‘Cityrama’

Een blauwe vrachtwagen van het merk Mercedes Een bruine vrachtwagen van Printemps Brummell De 84 gaat naar Porte de Champerret

De 87 gaat naar Champ-de-Mars

De 70 gaat naar Place du Dr-Hayem, Maison de l’O.R.T.F.

De 96 gaat naar Gare Montparnasse

Darty Réal

De 63 gaat naar Porte de la Muette

Casimir meester traiteur. Charpentier Transport. Berth France S.A.R.L.

10

Le Goff tapbier

De 96 gaat naar het Gare Montparnasse Autorijschool

Een 84 uit de Rue du Vieux-Colombier slaat de Rue Bonaparte in (richting Jardin du Luxembourg)

Walon verhuizingen

Fernand Carrascossa verhuizingen Aardappelgroothandel

Vanuit een toeristenbus lijkt een Japanse me te fotograferen.

Een oude man met zijn halve stokbrood, een dame met een pak koekjes in de vorm van een kleine piramide.

De 86 gaat naar Saint-Mandé (hij slaat niet af naar de Rue Bonaparte, maar neemt de Rue du Vieux-Colombier)

De 63 gaat naar Porte de la Muette

De 87 gaat naar het Champ de Mars

De 70 gaat naar Place du Dr-Hayem, Maison de l’O.R.T.F.

Een 84 uit de Rue du Vieux-Colombier slaat de Rue Bonaparte in (richting Jardin du Luxembourg)

Een bus, leeg.

andere Japanners in een andere bus

De 86 gaat naar Saint-Germain-des-Prés Braun kunstreproducties

Rust (vermoeidheid?)

23

3. RUIMTELIJK BEELD

Op 31 januari 1948 publiceerde J.D. Salinger A perfect day for bananafish

Het lezen van dit korte verhaal is een ruimtelijke ervaring. Het hotel, de hotelkamer, de lift, de lobby, het strand; als lezer heb je er beeld bij. Toch is het lastig om dit beeld concreet te maken.

De opgave voor de studenten was om dat wél te doen: Construeer een sprekende verbeelding van de ruimtelijke constellatie van A perfect day for a bananafish.

Eén verhaal gaf zo meer dan 20 beelden, 20 interpretaties van datgene wat Salinger (niet) had opgeschreven.

24

“Are you all right, Muriel?”

–––––
“Mother, I’m not afraid of Seymour.”
Luuk Tondeur
25
Nafthali van der Toorn
-
-
“Are you going in the water?” Sybil said.
--
Lot Veelenturf 26
We’ll see if we can catch a bananafish.”
“They lead a very tragic life,” he said.
--
“I said I see you’re looking at my feet.”
--
Willem van der Voirle
27
Chantal Buisman

The room smelled of new calfskin luggage and nail-lacquer remover.

---
28
Geurt van Driesten

4. HET LEZEN VAN DE STAD

Kevin Lynch publiceerde in 1960 een methode om de complexiteit van de stad te kunnen lezen en te abstraheren in een aantal elementen: path, edge, node, district, landmark. De essentie van methode-Lynch is, om na het observeren van de verschillende elementen van de stad, deze te kunnen duiden en objectiveren.

De studenten hebben in groepen het plangebied van de eindopgave, de Waalsprong in Nijmegen, verkend en gelezen volgens de methode – Lynch. Voor het samenstellen van de totaalkaart moesten de studenten met elkaar in gesprek gaan over hun observaties.

29
30
31

major element

minor element

PATH EDGE NODE DISTRICT LANDMARK
* 32
33

5. PERSONIFICATIE

Wat gebeurt er als de rivier een stem krijgt? Of als een stoepband een scherp observatievermogen blijkt te hebben? Opeens blijken narratieven voor het oprapen te liggen.

De opgave voor de studenten was om één van de elementen uit de door hun gezamenlijk ontwikkelde Lynchkaart van de Waalsprong in Nijmegen, te personificeren. De studenten werden zo uitgedaagd om niet op afstand te blijven observeren, maar zich te vereenzelvigen met de locatie. Deze onderzoekshouding is essentieel voor het ontdekken van narratieven.

34

Stoeprand bloedbad

Lot Veelenturf

De stoeprand is mossig en nat. Hij kijkt uit over het spoordal aan de andere kant van de weg. Er zijn vandaag al twee mensen over hem gestruikeld en het geeft hem een naar gevoel. Hij zou wat minder verzakt willen zijn. Fier rechtop staan, ruw en veilig, zonder mos.

In de berm schuin aan de overkant, voor het hek dat honden ervan weerhoudt om het spoordal in te wandelen met hun baasjes, staat een bushokje. Vaak staat er niemand. Als er wel iemand staat, komt de bus te vroeg. Om elf over negen in plaats van veertien. De mensen die mee willen beginnen dan te rennen en verzwikken hun enkel door het gat dat de verzakte stoeprand veroorzaakt. Soms halen ze de bus nog wel, dan hoeft hij zich wat minder schuldig te voelen, maar vaker moeten ze wachten.

De stoeprand is in 2005 opgebroken, verplaatst en een paar meter verder weer neergelegd. Niemand heeft hem genummerd of genoteerd. Het maakt de mensen niet uit waar hij vandaan komt en nog minder waar hij zich prettig voelt. Hij is een stoeprand, een stuk beton met kiezels erin. Het ergste is nog dat hij recht is. Als je een kromme rand bent, ben je verzekerd van je plek. Niemand anders zou op jouw plaats kunnen liggen. Je bent het ontbrekende stukje in de puzzel. Maar hij is inwisselbaar.

In de rij huizen waar de stoeprand met zijn rug naartoe geplaatst is wonen twaalf katten. Ze steken graag op het laatste moment over, wanneer er net een auto aankomt, zodat die flink moet remmen. Stoeprand vermoedt dat de katten het doen om het gevoel van macht dat het ze geeft over de mens. Het zijn egoïstische dieren. Hij kan hun nageltjes voelen wanneer ze zich afzetten om naar de overkant te sprinten; de kussentjes die in het zachte mos zakken en een kleine pootvormige afdruk achterlaten. Er is een jonge kat in de buurt: Toko. Hij is nieuw en een beetje een sukkel. Hij vecht graag en daagt iedereen uit, maar tegen zijn baasjes is hij erg onnozel. Hij denkt dat ze het leuk vinden, en dat lijkt op het eerste gezicht ook zo, maar Stoeprand hoort ze vaak om hem lachen.

Toko is vorige zomer verongelukt, hier in de straat. Het is een tragisch verhaal, waar Stoeprand graag eens over zou praten. Het gebeurde op een zonnige dag in het weekend. Een hoop mensen hadden de bus al gemist die dag en stoeprand zag de baasjes

35

van Toko zich haasten om die van 11.43 te halen. Ze wisten niet dat die al langs was gereden om 11.39, en dus wachtten ze. Toko was ook buiten. Het was een van de eerste dagen dat ze hem alleen lieten en daar had hij eigenlijk helemaal niet zo’n zin in. Hij liep met ze mee naar de Stoeprand en stak tegelijkertijd met zijn baasjes over. Toko is misschien een sukkel, maar hij is geen eikel. Stoeprand voelde de zachte kussens van de kattenpootjes zich afzetten, maar geen nagels boorden zich in zijn bemoste oppervlak. Hij trippelde vrolijk mee. Zijn baasjes probeerden hem terug te sturen richting hun huis en dat vond hij een prachtig spel. Ze bewogen zich alsof ze luchtstromen konden verplaatsen en hem met een zeer plaatselijke storm naar de voortuin terug konden blazen. Hij ontweek, ontweek, ontweek en liet zich toen meevoeren.

Net op dat moment kwam er een auto aan en Toko belandde onder het rechter voorwiel. Zijn hoofdje werd met zo’n kracht verpulverd dat zijn oog uit zijn kas schoot. Bloed werd uit het gat geperst en sproeide in het rond, belandde ook op de Stoeprand. Doordat zijn hersens waren geraakt begon het lichaam van Toko te kronkelen. Het spande de spieren in zijn poten kort en krachtig aan, waardoor het lijf zich de lucht in wierp, waarna het een paar centimeter verder weer neerkwam, en weer opnieuw opveerde. Het bloed kwam ook terecht op Stoeprand. De baasjes, die tot dat moment als bevroren hadden toegekeken, kwamen nu in actie. Een van hen probeerde het dier te vangen in zijn verschrikkelijke sprongen, maar hij spartelde zo ernstig dat de broek van het baasje doordrenkt was van zijn bloed voor Toko zich liet vangen. Het andere baasje was naar huis gerend om de buurvrouw te halen. Toko schokte nog steeds hevig en ontsnapte aan de grip van het ene baasje. Hij belandde aan de kant van de weg, tussen trottoir en asfalt, precies bij een stuk ingezakte, mossige stoeprand. Het bloed bleef lopen en kleurde het grauwe beton rood. Tegen de tijd dat het andere baasje aankwam met handdoeken en de buurvrouw, blies Toko zijn laatste adem uit.

Zaligebrug Lent

Chantal Buisman

Ze stroomt door mij heen. Soms onderlangs. Soms bovenlangs. Soms zit ik er middenin. Alleen zij kan mij aan de werkelijkheid laten ontsnappen en mij het gevoel geven alsof ik mij in een andere wereld begeef, er toe doe.

Soms is ze boos en slokt ze me op. Als ik geluk heb, blijft de bui niet lang hangen en spuwt ze me weer uit. Maar zonder haar, zou ik een enorme leegte voelen. Ik zou depressief worden en het gevoel krijgen dat ik er niet meer toe doe. Al gauw zouden lichamelijke klachten komen opspelen. Te beginnen met de verschijnselen van een zonnesteek, zoals iedereen ze wel kent: een lichaamstemperatuur van boven de veertig graden, droge huid, zwakte, moeheid, verwijde pupillen, onlesbare dorst en de vorming van blaren. Langzaam zou ik mijn lichaam voelen opbranden. Haar afwezigheid zou hoe dan ook mijn ondergang worden.

Ze was bij mijn geboorte en heeft mij zien opgroeien. Vertelde mij dat ik in de herfst van 2015 al op mijn eigen benen kon staan en ik nog geen half jaar later volwassen was, tweehonderd meter lang en vijf meter breed, maar alsnog de kleinste van de omgeving ben. Dat mijn ouders, NEXT Architects en H+N+S Landschapsarchitecten, trots op mij zouden zijn geweest, zoals ik mij vanaf de Oosterhoutsedijk heb ontplooid tot een slingerend pad in het landschap en de noordelijke Waaloever van Lent met het eiland Veur-Lent - gelegen tussen Nijmegen en Lent - verbind.

Haar naam is Spiegelwaal. Ze is de dochter van de Waal en werd geboren tijdens de dijkverlegging van driehonderdvijftig meter landinwaarts, tegelijk met het eiland Veur-Lent. Hun relatie kent ups en downs. Al sinds hun geboorte heeft Veur-Lent tussen Spiegelwaal en haar moeder ingestaan. Ze kan alleen nog maar samen zijn met haar moeder als ze Veur-Lent laat verdwijnen. En als ze dat doet, kan ik nog maar net mijn hoofd boven water houden. Maar soms is hun ontmoeting zo intens dat zelfs ik er de dupe van wordt. Als ik volledig onzichtbaar ben, is de waterstand 14 meter + NAP.

Mijn naam is Zaligebrug, maar de meesten noemen mij Citadelbrug. Ik ben een integraal onderdeel van de padenstructuur in het Rivierpark Nijmegen. Ik ben geliefd door fietsers en wandelaars. De wandelaars zijn mijn favoriet. Wellicht omdat zij mij zelfs

36

in de winter, wanneer mijn geruwde betonnen huid bedekt is met poedersuiker, nog regelmatig komen opzoeken. Ze huppelen dan vrolijk over mijn knokkels die nog maar net boven het water uitsteken. In de zomer zijn ze rustplekken voor de fietsers en wandelaars.

Edge De Waalkade Geurt van Driesten

Ik ben het water, het reizende water. Soms stroom ik, soms vlieg ik en soms val ik. Mijn weg vindt zich langs de Waalkade, soms ben ik warm, soms ben ik koud. Maar altijd zal ik blijven bestaan. Water boven water.

Hij, is de Waalkade. Soms een afgrond, soms een hoogte, soms zwaar, een bescherming voor de achterliggende stad, voor zolang het duurt

Ik, het water, stijg en daal, soms laat ik de Waalkade zien als een hoogte, soms bedreig ik de Waalkade door mijn hoogte. Mijn hoogte wordt bepaald door het smeltwater en de regen elders. Met mijn hoogte imponeer ik, maar soms ben ik beangstigend laag. Om het mensenkind iets te laten zien van mijn leed. Mijn leed is afgetekend op de Waalkade, de groene aanslag laat zien waar ik eertijds stond, maar nu ben ik uitgedroogd door de alsmaar stijgende temperatuur, ik zak verder, en laat de Waalkade zien, roestig bruin door de oxidatie van water en zuurstof, verder zak ik, ik laat de basaltblokken onderaan de Waalkade zien, deze blokken hinderen mijn gang, zodat ik niet onder de Waalkade het zand weg kan spoelen. Verder zak ik, zwaarbeladen schepen kunnen niet op elk punt over mij heen. Tot hier, verder zak ik niet, mijn dood komt misschien, misschien niet. Mijn leed bedreigt de Waalkade als ik toornig ben, en de regens mij opzwepen tegen de kade, ik

probeer over de kade heen te slaan, en alles te vernietigen wat achter deze kade ligt. In tweeduizend elf heb ik geprobeerd de Waalkade te beklimmen, de regens en het smeltwater uit de hoge landen hielpen mij. Druppel voor druppel, liter voor liter, kuub voor kuub klom ik tegen de Waalkade op. De Waalkade voelde ik licht trillen onder mijn kracht. Na lang stromen en stijgen liet ik mijn eerste vingers in de vorm van druppels over de rand slaan, toen ging het snel, mijn armen volgden in de vorm van golven, mijn handen reikten naar de binnenstad, over de trappen naar boven. Ver kwam ik echter niet, het mensenkind heeft op mij gerekend. Mijn krachten zijn nog niet groot genoeg om de Waalkade voorgoed te bedwingen

Om mij te temmen heeft het mensenkind een aderlating aan mij gedaan, waardoor ik voor even getemd kan worden als de regens mij opzwepen. Maar het is een kwestie van tijd, mijn tijd komt namelijk snel, mijn tijd wordt bespoedigd door de stijgende waterspiegel, mijn tijd zal komen, en met mijn tijd zal ik een greep doen en wraak nemen op mijn aderlating. Het mensenkind bevaart mij, zwemt in mij, duikt in mij, overbrugt mij. Maar ik, het reizende water, wacht en stroom door. Ik het reizende water ben vrij, maar mijn baan wordt beperkt door de Waalkade. Eens zal ik de Waalkade overstijgen, maar nu niet, nu laat ik mij bevaren, bezwemmen en overbruggen.

Wie is de Waalkade voor mij, is het een vriend? Een gids? Of weet ik het nog niet? In de geribbelde damwand laat ik kleine kolkjes ontstaan, waarvoor? De Waalkade laat ik roesten, groen uitslaan, ik laat schepen stijgen en dalen langs de Waalkade. De schepen varen over mij heen, en stoten hun uitlaatgassen naar de hemel. Deze uitlaatgassen zullen mij helpen stijgen, stijgen langs de Waalkade. Soms manoeuvreert een schip zich zacht tegen de Waalkade aan, de Waalkade trilt lichtjes als de zware kolos over mij heen tegen de Waalkade schuift. Hij, de Waalkade is een rustplek, en een bescherming tegen mij.

In het verleden had ik vrij toegang tot de oevers van Nijmegen, Hij, de Waalkade was er toen nog niet, Nijmegen vreesde voor mij, vanwege de tijden dat ik buiten de oevers trad. Nu is Hij, De Waalkade er. Eens zal ik hem overwinnen, die roestige, met alg besmeurde kade muur. Het mensenkind verstevigd hem, om hem sterker te doen laten zijn. Tegelijkertijd helpt het mensenkind mij, door de temperatuur te laten stijgen, en zo mijn hoogte te doen laten stijgen. -

37

Ik ben de Waalkade, Zij is het reizende water. Zij laat mij zien, of zij bedekt mij met haar waterig water. Ik de Waalkade voel haar langs me heen schuren, wanneer ze toornig is, beukt ze tegen me aan. Ik de Waalkade maak me geen zorgen, natuurlijk ze overstijgt me af en toe, en vloeit over me heen, maar ik zal er altijd zijn als een rots in de branding. Het mensenkind helpt me daarbij, door mij te verstevigen en te onderhouden. Ik zal altijd die grens zijn, de grens tussen water en land, de grens tussen water en de stad die mij helpt.

Zij, het reizende water was de afgelopen zomer mager en langzaam, de droogte heeft haar geen goed gedaan, daardoor kon ik mij in volle glorie laten zien, mijn roestig bruin gelaat. Ik stond daar glorieus als een machtige grens tussen water en land. Nu voel ik haar weer stijgen, ze vloeit langs me op, steeds hoger. Maar ik geloof niet dat ze ooit zo machtig zal worden om mij teniet te doen, want ik ben immers de machtige Waalkade, geholpen door mensenhanden.

50 jaar later

Och wat heb ik mij vergist, zij, het reizende water is machtiger dan ooit, wanneer ik naar boven kijk, zie ik haar over mij heen stromen. Mijn aangezicht, mijn roestig bruin gelaat zal nooit meer het zonlicht aanschouwen. Ik hoor haar, het reizende water, over mij heen bruisen, en alles op haar weg vernietigen. Hier en daar zie ik levenloze dingen met haar meedrijven. Ze botsen tegen me aan, of zinken en hopen zich op langs mijn voeten. Ik herinner me de tijd dat ze zwol, sprong en bezit nam van mij, van Nijmegen en van de wereld. Wat heb ik geslapen al die tijd, had ik het maar gemerkt hoe machtig ze werd, had ik maar niet vertrouwd op de mensenkinderen. Zij, het reizende water heeft ons allen overwonnen. Ik de Waalkade, met mijn roestig bruin gelaat, de oude grens, leef voort in de donkerte onder het reizende water, als een stille getuige van vervlogen tijden.

St. Maartenskerk Lent

Hein de Werd

De tijd vervliegt. Volkeren komen en gaan op een steeds hoger tempo. Waar de mensen vroeger in een rustig tempo mij groette wanneer ze mij passerde, razen ze tegenwoordig met een rotsnelheid vaak zonder mij een blik waardig te gunnen aan mij voorbij.

Je zou kunnen zeggen dat ik niet met mijn tijd meega waardoor ik er nu desolaat bij staat in de drukte van alle dag. Toch ben ik hier al meer dan 700 jaar en ben ik veelvuldig van gedaante veranderd en heb me aangepast aan de nieuwe situatie.

In mijn jonge jaren was ik de trots van het platteland, aan de overzijde van de rivier de drukke handelsstad Noviomagus en aan deze zijde het fort Knotsenburg waar ik net buiten de muren van sta. Vanaf het fort loopt een karrenpad richting het noorden waar de landerijen en boomgaarden liggen. Aan weerszijde van het karrenpad staan kleine hutjes van de boeren en ik.

Elke dag lopen de boeren met hun karren vol met eten van de landerijen langs mij af om bij het fort op schepen en trekschuiten te worden geladen. Het is zeker niet zo dat ik niks sta te doen, ik ben er om de boeren moed en kracht te geven. Tevens stel ik me op als wachter van de boeren. In 1683 heb ik een hele grote mooie luidklok gekregen met een diameter van maar liefst 73centimeter! Met deze luidklok kan ik de boeren bijeen roepen voor gebed en feest, maar ze ook waarschuwen bij onheil.

En onheil heb ik gezien in de loop der tijd. De tachtig jarige oorlog heeft me mijn absis gekost en tijdens een inval van de Engelsen in 1794 zijn mijn schatten geroofd. Ook de Tweede Wereldoorlog ben ik niet ongeschonden uitgekomen. Gelukkig hebben deze oorlogen mij niet de kop gekost. Elke keer weer kwam ik er met hulp van de boeren weer bovenop.

Het oudste gedeelte van mij dat nog steeds overeind staat in de kern van de zaal. Deze is al gebouw in 1329! Zeker in de begin jaren is er veel aan mij ver- en gebouwd. Zo heb ik rond 1500 een prachtige absis gekregen aan de achterzijde van de zaalkerk. Helaas is deze bij een brand in de tachtigjarige oorlog verloren gegaan. Ik mag mijzelf gelukkig prijzen dat in de afgelopen jaren wederom in mij geïnvesteerd is en er een nieuwe absis geplaatst is. Hier ben ik ontzettend trots op!

38

Maar mijn grootste trots is toch wel mijn toren. Aan de voorzijde van de zaalkerk heb ik in 1886 een ingebouwde toren gekregen. De torenspits is bedekt met leien en wordt bekroond met een windwijzer in de vorm van een haan. De haan verwijst naar mijn waakzaamheid.

De zaalkerk bestaat uit een rechthoekige zaal met een schilddak. Het dak is bedekt met oer-Hollandse gesmoorde pannen. De gevels zijn gemetseld in kruisverband en voorzien van een gecementeerde plint.

Eeuwenlang heb sta ik al hier en heb ik het landschap om mij heen langzaam zien veranderen. In sommige tijden lag ik rechtstreeks aan het karrenpad en in andere tijden was en een trekvaartgeul vlak voor mij lang gegraven. Buiten dat veranderde in de eeuwen niet heel veel. Boederijen, landerijen en boomgaarden bleven de omgeving kenmerken. Vanaf de 19e eeuw ging het echter een stuk sneller. Het karrenpad werd bestraat en maakte de trekvaart overbodig. Gelukkig bleef een deel van de trekvaart behouden voor mij als singel. Tevens kwam er een spoorbrug waar treinen de rivier konden oversteken. Hierdoor werd het pad en de daarbij behorende pont een stuk minder gebruikt. In 1936 kwam echter de grootste verandering. Het restant singel werd gedempt en hier kwam een grote autoweg op te liggen, die overging in een brug naar de stad die ondertussen Nijmegen was gedoopt. Opeens was het kleine karrenpad dat in de laatste jaren juist rustiger was geworden veranderd in een grote drukker weg. En de drukte van toen was alleen maar een voorbode van de situatie nu. Dagelijks rijden er honderden auto’s aan mij voorbij.

Waar er in de afgelopen eeuwen grotendeels maar enkele huizen in lijn met mij stonden, worden er de afgelopen jaren honderden nieuwe huizen gebouwd overal rondom mij. En waar ik vroeger de enige toren in de omgeving was, is er eind 19e eeuw ‘een paar deuren’ verderop een tweede kerk gebouwd. En sinds enkele jaren staat er nog een veel grotere toren van een hotelketen schuin tegenover mij. Ondanks deze nieuwe bebouwing blijft mijn toren, met zijn karakteriserende witte pleisterwerk een eyecatcher die van verre te zien is. Vanaf de kade in Nijmegen tot de laatst nog overgebleven boomgaarden.

De Waal omarmt mij

Janira Christiaans

Als je mij voor het eerst ziet, dan zou je je afvragen of ik er altijd al bestond. Tenzij je Nijmegen al lang kent. Ik woonde altijd in Lent, met de Waal tussen mij en Nijmegen. Tussen 2013 en 2015 ben ik verhuisd. Nu woon ik op mezelf en heb ik mijn naam veranderd naar Veur-Lent. Ik heb nog steeds verbinding met thuis en met mijn buurvrouw Nijmegen. Via vijf verschillende bruggen ben ik bereikbaar. Vanaf de Waalbrug, de Spoorbrug en de Oversteek ben ik te voet bereikbaar. Met de auto kan je via de nieuwe verkeersbrug, de Lentloper, het water oversteken. Voetgangers en fietsers kunnen mij ook bereiken via een andere nieuwe brug, de Zaligebrug. Maar pas op! Deze brug komt gedeeltelijk onder water te staan bij hoogwater. De zogenaamde ‘stepping stones’ bieden voetgangers toch de kans om het water over te steken en bij mij te komen. Misschien is het nu wel duidelijk wat ik ben, maar ik wil het je toch even uitleggen. Ik ben namelijk een eiland, een stukje land omringd door water. Ten zuiden van mij stroomt de Waal, een rivier tussen mij en Nijmegen. Ten noorden van mij bevindt zich de Spiegelwaal, de recent gegraven nevengeul die een grens vormt tussen mij en Lent. Veur betekent geul in de tuinbouw, maar is ook een nevenvorm van voor. Dus vandaar mijn nieuwe naam. Mijn verhuizing is best heftig geweest. De dijk bij Lent moest 350 meter landinwaarts verlegd worden om mij ruimte te geven. Ik heb niet alle woningen mee kunnen nemen en hierdoor zijn 55 huizen afgebroken om ‘Ruimte voor de Waal’ te maken. Er is wel een positieve kant aan deze grote verhuizing en verbouwing. De nieuwe nevengeul biedt bij hoogwater extra capaciteit voor de waterafvoer. Hierdoor wordt het waterpeil verlaagd en kan bij hoogwater meer water opgevangen worden. Samen met de nevengeul vormen wij een uniek rivierpark. Ik nodig jullie allemaal uit om hier te komen met familie en vrienden om van het water en de natuur te genieten. Dit park is ook een ideale plek voor recreatie en om feesten te vieren. Ik bied jullie een unieke ervaring als jullie hier wandelen. De contouren van het gebied volgen de natuurlijke bocht van de Waal.

Ik word zo blij als ik mensen zie lopen op de bruggen en naar mij toekomen. Kinderen rennen overal en spelen in het water. Oude stellen lopen hand in hand langs het water. Er wordt volop van het leven genoten. De bladeren van de bomen bewegen mee met het briesje. Het is rustig hier op het eiland. De stad lijkt heel ver weg als je hier loopt. Aan de

39

overkant van het water is de kade te zien. De nieuwe gebouwen van de Handelskade zijn goed zichtbaar. Aan de andere kant van de Spiegelwaal zijn twee duidelijke landmarks te zien. De kerktoren van Lent en het Van der Valk hotel. Ogen zijn gericht op Lent of op Nijmegen, maar hier op Veur-Lent is er ook genoeg te zien. Vanaf station Nijmegen Lent loop je via de Zaligestraat, tussen de bomen, langs Fort Beneden-Lent en kom je bij het paadje terecht dat naar de Zaligebrug leidt. Dit paadje kronkelt naar beneden richting het water. Onderweg kom je de ‘stepping stones’ tegen. Bij laagwater kunnen ze gebruikt worden als bankjes om op te zitten. Het is ook leuk om op de blokjes te lopen als het water niet hoog staat. Daarna loop je over de brug en kom je op mijn eilandje terecht. Hier lopen zandpaadjes in verschillende richtingen. Het paadje naar het oosten brengt je onder de Spoorbrug en daarna bij de Lentloper. In de verte zie je al huizen staan. Verschillende architectuurstijlen zijn hier te vinden. Dit gebied vormt een eigen district tussen de stad Nijmegen en het dorp Lent.

Het is rustig in het straatje langs de huizen. Af en toe komt er een fietser langs of een jogger. Ze groeten jou en je krijgt meteen een dorpsgevoel. Maar daarna kom je opeens een café tegen. En nog één. Het voelt alsof je in de stad bent en even op een terrasje kan zitten om wat te drinken. Wat een verrassing! Je loopt rustig verder en gaat onder de Waalbrug door. Aan deze kant van de brug zie je aan de overkant van de Waal heel weinig gebouwen. De natuur heeft hier de ruimte. Wat een rustgevoel krijg je hier. Verderop langs het paadje zie je eendjes in het water zwemmen. Nu lijkt de grote stad heel ver weg. Je krijgt het gevoel alsof je langs de kust loopt. Alleen de zeelucht ontbreekt hier. Het paadje brengt je nu naar de Bemmelsedijk. Hier kom je weer auto’s tegen. De betovering wordt gebroken. Je bent uit de oase gestapt en je gaat mij verlaten. Met mijn vingertoppen probeer ik je nog vast te houden, maar je moet verder gaan. Je was even op bezoek en ik heb van je gezelschap genoten. De verhalen die je mij toefluisterde, zal ik voor altijd koesteren. Je heb je laten leiden door mijn bruggen en mijn zandpaadjes. Even kon je alles vergeten en van de natuur genieten.

Misschien heb ik je zelf kunnen verleiden om even het water in te gaan. Anders is er zeker een volgende keer. Ik kan niet beloven dat de zon zal schijnen als je weer op bezoek komt, maar wel dat ik je vol inspiratie naar huis kan laten gaan. Je hoofd vol beelden van stromend water, spelende kinderen en zwemmende eendjes. Je moet zeker terugkomen bij hoogwater om de andere functie van de ‘stepping stones’ te ervaren.

Je moet ook een keer een zonsondergang zien. De lucht kleurt zich geel, oranje en roze. De kleuren weerspiegelen in het water. Het eilandgevoel is duidelijk voelbaar.

Nu ga ik even rusten om morgen weer nieuwe bezoekers met open armen te ontvangen. Niet alleen Nijmegen omarmt de Waal, maar de Waal omarmt mij ook.

40

EINDOPGAVE

De eindopgave is een per student verschillende, toevallige ontmoeting tussen twee personages en een locatie. De samenwerking tussen Master Architectuur (MA) en Creative Wrinting (CW) komt hier tot een climax . Het thema is Gastvrijheid en de ontwerpopgave is die voor een tijdelijk verblijf.

Voortbordurend op hun eerdere personificatie opdracht ontwikkelen de CW studenten een vrij personage dat zich begeeft in Hof van Holland, de voorgeschreven planlocatie in Waalsprong. Deze personages noemen we ‘de passant’.

De MA studenten krijgen de opdracht om een tijdelijk verblijf te ontwerpen voor een specifiek, door hun te ontwikkelen personage. De tijdelijke verblijven zijn concreet geformuleerd: AZC, gevangenis, hospice, kinderdagverblijf etcetera. De personages die gebruik maken van deze verblijven, ‘de verblijvers’ moeten de studenten zelf beschrijven. In dat proces van beschrijven worden de tijdelijke verblijven uit de anonimiteit gehaald: Abel woont in het AZC, Frank in de gevangenis, Nadine in het Hospice en Isaäc verblijft in het kinderdagverblijf.

Vervolgens is de opdracht aan de MA studenten om een ontwerp te maken zodat hun eigen personage (‘de verblijver’) die van de CW student (‘de passant’) zou kunnen ontmoeten. De gedwongen ontmoeting met ‘de passant’ werkt als een stoorzender in het narratief en helpt dit narratief verder te ontwikkelen.

Tenslotte krijgen de studenten hun eigen locatie van 200x200 meter in Hof van Holland toegewezen. Op deze plek moeten tijd, ruimte en verhaal gaan samensmelten in het eindontwerp.

De eindopgave is bewust complex, niet vastomlijnd en grillig. Dit noodzaakt de studenten om aan de hand van het narratief te gaan ontwerpen. Zo werken ze gelijktijdig aan een storyboard, een personageprogramma, een ruimtelijk programma en een ruimtelijke inpassing op de locatie.

In veel gevallen blijkt dit verrassend effectief: de studenten schrijven zich al verhalend door het ontwerpproces heen. Bij een impasse in het ontwerpproces wordt het personage weer bevraagd op wat nu te doen?

Het resultaat is een scala aan ontwerpen die getuigt van verbeeldingskracht, inlevingsvermogen en ontwerpplezier.

41

STUDENT MA PROGRAMMA

Maaike Besselink AZC

Johan de Wit Kinderdagverblijf

Hein de Werd Hotel

Tom Sibelt Herberg

Geurt van Driesten Tussenhuis

Hidde van de Heuvel NXP - Short Stay

Nafthali van der Toorn Kraamhotel

Janira Christiaans Daklozenopvang

Charlotte Louter Blijf-Van-Mijn-Lijfhuis

Willem van de Vorle Gevangenis

Tom Slots Snelwegkerk

Luuk Tondeur Stundenhotel

Robin Beers Hospice

Chantal Buisman Maggie’s Center

42

Reiziger

Passant

Zwerver

HOOFDPERSONAGE SPEELVELD PASSANT PERSONAGE SETTING TITEL STUDENT CW Klimaatvluchteling F1 Abel Trap AZC Abel Ravo Ram Kind C1 Ermine en Fleur Vinex Lent Koisoep Robin Barry
E1 Ermine en Fleur Vinex Lent Koisoep Robin Barry
D3 Martje Ippel Plaatselijke krant (on)mogelijk (on)begrepen, deel IV Lisa Huissoon Verse single B2 Brugwezen Brugpeilers Koraal: Beton Merit Vessie
D1 Arie Polderdijk Akkerland Koeiewachten Arie Polderdijk Marieke Polderdijk
ouders E2 Arie Polderdijk Akkerland Koeiewachten Arie Polderdijk Marieke Polderdijk
Expat
Jonge
A3 Marga Kramp Tegenover Helen Helen Lot Veelenturf
geweld B3 Brugwezen Brugpeilers Koraal: Beton Merit Vessies
F3 Abel Trap AZC Abel Ravi Ram Rustzoeker A1 De dweil Oud huizenrijtje Lent Nijmegen Lent Willemijn Kranendonk
B1 Dronkenman Hoofdstraat Lent (…) Gitka te Poel
patiënt A2 Martje Ippel Plaatselijke krant (on)mogelijk (on)begrepen, deel IV Lisa Huissoon
C3 De dweil Oud huizenrijtje Lent Nijmegen Lent Willemijn Kranendonk 43
Slachtoffers huiselijk
Gedetineerden
Minnaars
Terminaal
Kankerpatiënt

Leestijd: 5 à 6 minuten

Martje Ippel (34) verlangt naar ‘beter respect’

Door Els Pronk Spek en Tini Piening

Nog altijd stoppen we mensen in hokjes. Maar op basis waarvan eigenlijk? In de reportageserie (On)mogelijk (on)begrepen gaan we op zoek naar mensen die het onterecht vinden hoe ze door de maatschappij worden beoordeeld, behandeld en benaderd.

Deze week zijn we op bezoek bij Martje Ippel in zijn rupsgraafmachine. We praten met hem aan het einde van een lange werkdag in Woenderskamp, waar Martje en zijn collega’s hun uiterste best doen om de grond rijp te maken voor een nieuwe woonbuurt. Martje geeft ons een korte rondleiding door zijn graafmachine en wijst aan het einde naar een foto die met plakband aan de binnenkant van de ruit is vastgeplakt. ‘Het mag volgens de voorschriften eigenlijk niet, maar het maakt het toch net even wat persoonlijker.’ Op de foto zien we Martje met een blonde labrador in een grasveld.

Volgens Martje Ippel uit Cuijk wordt het werk van een bouwvakker de godganse dag onderschat. ‘Dat ben ik zat!’ Martje geeft aan zeer negatief te staan tegenover de stereotypering van de bouwvakker. Bovendien, zegt hij, worden er vaak mensen die werkzaam zijn in een andere branche aangezien voor bouwvakker. Dat is onterecht. ‘Loodgieters, elektriciens, ze scheren alle mensen die “klusjes” verrichten over één kam, terwijl het hier wel degelijk gaat om beroepservaring en specialisme.’

We vragen Martje Ippel wat hem het meest stoort aan zijn werk als bouwvakker. Ippel lijkt kort te twijfelen en neemt een slok van zijn koffie. ‘Dat is een hele waslijst, heb je even?’ antwoordt hij met een bescheiden lachje. Martje vertelt dat er een hoop grappen over bouwvakkers de ronde doen en dat hij óók buiten zijn werk daarmee van doen heeft. ‘Op feesten en partijen! Zelfs dan! Hoe vaak mij al niet gecommandeerd is dat ik mijn broek moet ophijsen… Zulke vooroordelen rijzen de pan uit! En dat

niet alleen: ik doe zo goed en zo kwaad als het kan mijn best om iets moois te maken voor de mensen, maar er kan nog geen dankjewel van af. De mensen minachten ons. Maar wat ze niet zien is dat wij voor dag en dauw ons nest uitrollen om door weer en wind te knokken voor hun toekomst. Stank voor dank noem ik dat. Kennen jullie dat spreekwoord?’

Ook vindt Ippel het vervelend dat hij tijdens zijn werktijd geen contact meer durft te maken met voorbijlopende mensen van het vrouwelijk geslacht sinds de #metoo discussie. ‘Voorheen maakte je nog wel eens een praatje, maar daar waag ik me tegenwoordig ook niet meer aan. Je vreest er toch voor dat ze verkeerde ideeën van je krijgen.’

Tot slot vragen we Martje Ippel of hij nog iets mee wil geven aan onze lezers. ‘Nee bedankt, volgens mij is de boodschap wel duidelijk.’

Volgende week bij (On)mogelijk (on)begrepen: Een reportage over de bijzondere ‘vriendschap’ tussen Sippy Schilstra en Beppie Kortekaas.

(On)mogelijk
(on)begrepen, deel IV
44
Lisa Huissoon

ROBIN BEERS

De opgave van Robin Beers brengt terminale patient Nadine en haar neef Martje Ippel na lange tijd weer samen rond Nadines laatste wens: Het realiseren van een Laatste Kamer in de uiterwaarden van Lent. Deze laatste kamer is zowel hospice, crematorium als monument.

Het ontwerp van Robin is een gevecht tegen en met de tijd.

45
A2

Een zoektocht naar de mooiste plek om te sterven

‘Ik ben 24 jaar er bestaat voor mij geen mooie plek om te sterven.’

Nog geen twee maanden geleden leefde Nadine een zorgeloos bestaan. Met haar kleine maar hechte vriendengroep ging ze veel op pad. Ze had haar studie kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit afgerond en werkte sinds een jaar bij het Het Valkhof Museum als assistent conservator.

Nadine groeide op in het dorp Groesbeek, onder de rook van Nijmegen. De stad en de Universiteit van Nijmegen hadden haar altijd al getrokken. Het stadse leven sprak haar meer aan dan het dorpse leven, maar een grote stad zoals Amsterdam of Rotterdam was haar een brug te ver. Nadine was verliefd op haar stad Nijmegen en woonde aan de Hugo de Grootstraat 54 in de wijk Hunnerberg. Nadine was vooral gek op de veelzijdigheid van de stad. De binnenstad met zijn historie en littekens van de oorlog, in het westen de industrie, in het zuiden de Universiteitscampus, omgeven door groen en in het noorden haar favoriete onderdeel, de natuur langs de oevers van de Waal. Het water, de wind en het gras prikkelde al haar zintuigen gaven haar het ultieme gevoel van vrijheid.

Haar toekomst leek rooskleurig maar op 9 oktober 2018 kwam er in een klap een einde aan de toekomst die Nadine nog niet eens had vormgegeven.

Uit een onderzoek bleek dat er zich een tumor op de hersenstam van Nadine had genesteld. Dat was de harde conclusie van de artsen in het Radboud UMC.

46
47
48
49
50

Ik lig op mijn eigen bed in een donkere kamer. Na enkele weken in een ziekenhuis te hebben gelegen Eindelijk ben ik weer thuis, weer in m’n eigen bed. Mijn Naam is Nadine van der Burg en ik ga dood. Tot een week of twee geleden geloofde ik het zelf ook niet, maar nu ik in enkele weken tijd mijn lichaam zo heb zien aftakelen moet ik er wel aan geloven. Maar waar moet ik, een kind van 24 sterven? Ik moet op zoek naar de mooiste plek om te sterven. Een ding is zeker; het moet in Nijmegen zijn, mijn stad! Eerst dacht ik dat er voor mijn geen MOOIE plek zou bestaan om te sterven, maar nu ik merk dat het einde dichterbij komt krijg ik de drang om op zoek te gaan naar mijn ideale plek om te sterven. Er is een hospice in de stad ‘Huize Bethlehem’. Maar daar wil ik niet sterven. De mensen daar zijn oud en versleten net als het meubilair. Ik ben jong en zo goed als nieuw. Ik denk dat voor mij de beste plek om te sterven de plek is waar ik mijn vrij voel, langs de oevers van de Waal, in het gras, omarmd door de wind.

Het blijft toch familie

Nadine van der Burg uit Groesbeek en Martje Ippel uit Cuijk. Twee werelden die ver uit elkaar lijken te liggen en toch komen ze elkaar bijna wekelijks tegen wanneer ze ‘s zondags op de koffie gaan bij Oma Agnes. Want ja, ze zijn nou eenmaal via een bloedlijn aan elkaar verwant. Nadine en Martje hebben elkaar nooit echt goed gelegen maar sinds enkele jaren kunnen ze elkaar verdragen. Dat was voor die tijd wel anders. De denkbeelden van Nadine stonden haaks op de ideeën van Martje. Nadine keek soms want neerbuigend neer op haar niet al te hoog opgeleide en een beetje zielige grote neef die voor zijn werk met happertjes speelt.

Ik ben dus ziek en sinds dat ik weet dat ik dood ga, gaat alles anders dan normaal. Ik werd dus gebeld door Martje. We hadden een gesprek over de telefoon en aan het einde vroeg hij of hij binnenkort even langs mocht komen. Ik heb maar ja gezegd. Het gesprek was fijn en het blijft toch familie hè?

51

Er is alweer een week verstreken en ik heb net Martje gesproken. Voor vandaag had ik nog nooit een goed inhoudelijk gesprek gevoerd met Martje. Maar het was anders; open en vrij. Heel verfrissend hoe hij naar de wereld kijkt. Ik ben al die jaren minder ruimdenkend geweest dan ik dacht. Goed om achter te komen, zo vlak voor je dood gaat. Daarnaast hebben we het ook over de alledaagse dingen gehad en hij vertelde mij dus dat hij momenteel werkzaam is in het Hof van Holland. Hij stelde voor om binnenkort samen op zoek te gaan naar mijn laaste uitzicht.

De dood heeft iets poëtisch, de rituelen, het afscheid, het drama het is een soort theater. Maar aan de andere kant is het ook gewoon business. Op een gemiddelde dag sterven er in Nederland 342 mensen. Men zegt ook wel ‘de een z’n dood is andermans brood’. Ik ben met Martje op pad geweest en heb een top locatie gevonden. Maar om hier te kunnen sterven op een door mij gekozen plek is misschien niet geheel realistisch. Als ik dit echt wil moet het plan als een bedrijf gaan fungeren en het gebied moet een functie krijgen. Na wat gesprekken te hebben gevoerd met verschillende mensen ben ik tot de conclusie gekomen dat je ook gewoon moet kunnen worden begraven of gecremeerd op de plek waar je sterft. Het moet een nieuw soort afscheidsritueel worden waar de eindigheid en de dood met elkaar worden verbonden.

Dit nog wat vage plan heeft steun nodig uit verschillende richtingen om een kans van slagen te kunnen hebben. Vrienden hebben een crowdfundingspagina opgezet en de donaties stromen binnen. Nu krijgt mijn eerst wat zweverige plan zowaar handen en voeten. Ook hebben een aantal verzekeraars en uitvaartondernemingen zich gemeld. Het is 2018 en er is dus blijkbaar een breder gedragen behoefte om de dood op een andere manier vorm te geven.

De tijd vliegt aan me voorbij. De plannen om een hospice en een heuse natuurbegraafplaats te maken, in eerste instantie speciaal voor mij, maar in de toekomst ook voor vele ander krijgt in een hoog tempo vorm. Ik heb alleen niet genoeg tijd om er te kunnen sterven. Het gaat te snel. De tumor groeit door en mijn lichaam gedraagt zich als een stuk kinderspeelgoed waarvan de batterijen het langzaam begeven. Soms harde, heldere tonen. De andere keer vage, onsamenhangende klanken.

52
53
54
55
56
0 m 5 m 10 m Robin Beers - ArtEZ 2018/2019 READING & WRITING ARCHITECTURE 57
58

Toch ben ik niet teleurgesteld of bitter. Nee, dit project is een fantastische reis waar ik elke dag zoveel energie uit haal. Het plan is nu als volgt: We hebben een kavel toegewezen gekregen van 40 duizend vierkante meter (‘mensen dat is echt veel’). De kavel ligt pal naast de brug De Oversteek en ligt deels in de uiterwaarden en deels achterdijks. In de uiterwaarden verrijzen een soort mini crematoria die de naam Laatste Kamer dragen. Achterdijks wordt er een prachtige bosrijke natuur-begraafplaats gemaakt. Martje kan daar mooi aan de slag met zijn graafmachine. Het hospice zelf wordt opgebouwd uit demontabele elementen die zich telkens om een nieuwe laatste kamer kunnen groeperen. De Laatste Kamer is persoonlijk; een stukje poëzie. Het hospice schuift na het overlijden weer door naar een volgend persoon: heel pragmatisch. Dit moet ook zichtbaar worden in het ontwerp van zowel het hospice als de laatste kamer. Samen met een ontwerper geven we nu vorm aan het gehele plan.

Het plan is klaar om uitgevoerd te worden en mijn lichaam is op. Ik ga toch sterven in Huize Bethlehem met zijn versleten meubilair. Het maakt niet uit want mijn laatste uitzicht staat op mijn netvlies gebrand en ik krijg mijn eigen laaste kamer waar ik kan worden gecremeerd en waar mijn as kan worden meegenomen door de Waal. Mijn Waal. Mijn stad uit. Vaarwel

Ik regel het wel

He, Martje hier. Ja, Nadine is er niet meer en dat is wel raar. Die laatste maanden van haar leven heb ik Nadine pas echt leren kennen. Ik heb Nadine beloofd om haar plan tot een succes te maken. Normaal ben ik niet zo van de beloftes maar dit is toch anders. Om de begraaf- en crematieplaats te kunnen beheren en beheersen moeten er een aantal regels worden opgesteld. Deze schone taak is aan mij voorbehouden.

59

Regels voor begraven en cremeren

Algemeen

- De begraaf- en crematieplaats is voor iedereen toegankelijk

Begraven

- Geen grafstenen; wel een mogelijkheid om op een subtiele manier een plaats te duiden

- De graven worden niet geruimd

- Alle materialen die worden begraven moeten kunnen vergaan

Cremeren

- Iedereen krijgt zijn eigen Laatste Kamer (tenzij je als familie dit anders zou willen)

- De Laatste Kamers staan met een straal van 15 meter bij elkaar vandaan

- Als de Laatste Kamer is vergaan na ongeveer 15 jaar en de familie de kamerrechten niet verlengd en wordt de kamer ontmanteld

- Als de Laatste Kamer is vergaan kan de fundering opnieuw worden ingezet voor een nieuwe Laatste Kamer ; Dit in overleg met de families

- De Laatste Kamers kunnen ook op ander plekken langs de Waal worden gebouwd; Dit altijd in overleg met de gemeente

- Je hoeft niet op de plek te sterven om in een Laatste Kamer te kunnen worden gecremeerd.

Dit is het wel zo’n beetje. O ja, verder moet ik jullie nog even vertellen wat er gaat gebeuren met de omliggende kavels. Na overleg met de gemeente is besloten om de strook tot en met het Fort een groot aantal bomen te plaatsen. Het wordt een soort park met een zachte scheiding van bomen en struiken langs de begraafplaats. De bestaande boomgaard en het woonhuis worden ook opgenomen in dit park. Daar achter wordt het VINEX plan van een wijk met een stedelijk karakter gewoon uitgerold. Ik hoop dat ik jullie zo genoeg informatie heb weten te geven! Zo niet kom gerust langs en stel je vragen.

Martje

60
61

Nijmegen Lent

Ik zit op de bank het huis van mijn overleden vader. Hij is over een natte dweil in de keuken gestruikeld en gestorven. Hij kwam verkeerd terecht en verloor zijn bewustzijn.

Het ging al langere tijd niet goed met hem. Hij was eenzaam, was verleerd hoe hij contact met anderen moest maken. Wanneer ik langskwam knikte hij enkel even en ging dan verder met wat hij aan het doen was. Ik wilde wel boos worden, ik ben tenslotte zijn dochter en verdien aandacht en liefde, anders had hij geen kinderen moeten nemen, maar ik weet ook niet meer hoe ik moet breien al deed ik dat vaak toen ik jonger was.

Het is drie dagen geleden. De verpleegster die ’s ochtends en ’s avonds langskwam belde me om tien over twee. ‘Hij was waarschijnlijk op slag dood,’ zei ze.

De laatste keer dat ik een gesprek met hem voerde, kan ik me niet herinneren. Hij ging steeds minder praten. Ik ging twee keer per week langs en meestal zaten we in stilte op de bank en keken tv. Soms gingen we een wandelingetje maken. Hij stond op, pakte zijn jas en stok en ik volgde hem. We wandelden de arbeiderswijk uit, over de noordoever van de Waal, de wind sneed onze wangen.

De bank is rood verkleurd, stoffig en ruikt naar schimmelzolder. Tegenover ons hangt een foto van het treinstation dat hier in 2002 werd gebouwd. Er is een man in de wijk die deze platen verkoopt. Mijn vader woonde nog in het huis waar ik ben opgegroeid. Een klein, vochtig huis waar het tocht door de muren heen. Je komt binnen in een smalle gang, rechts de deur naar de woonkamer, verderop in de gang een deur naar de keuken. Boven waren twee slaapkamers en een badkamer met toilet. Zijn ouders waren naar Lent verhuisd toen het nog bij Elst hoorde, zodat zijn vader in een van de kassen van de tuinderij kon werken. Het gezin was arm. Zijn moeder kluste bij door schoon te maken bij rijke mensen in Nijmegen. Ik ken mijn opa en oma als twee kleine, verschrompelde mensjes, kapot gewerkt en vermoeid, grauw van het vele roken en drinken. Mijn vader ging twee keer per jaar langs. Met kerst, hij bracht een groot kerststuk en op 1 juni ging hij langs met een groot boeket wilde bloemen. Als kind ging ik mee, maar later voelde ik me ongemakkelijk bij hun somberheid, alsof ik me moest verontschuldigen omdat het mij wel was gelukt het arbeidersmilieu te ontvluchten. Ik was de eerste van de familie die naar de middelbare school kon, de eerste die een slaapkamer had

die ik niet hoefde te delen. Mijn vader is in mijn leven eerder een leegte dan een persoon geweest. Zijn lichaam was er wel, maar zijn geest en gedachten niet. Ook al zat ik tegenover hem mijn speklapje te eten en keken we elkaar aan, er was geen contact, geen samenzijn. Ik bedacht me hoe hij in zijn hoofd in een glooiend weiland stond, in de luwte van een hoge berg met sneeuw op de top. Hij stond daar en keek het dal in, dacht aan de mooie momenten die hij had gekend. De keren dat hij op een warme dag vrij was en naar zee kon, hoe als de lente kwam alles veelbelovend voelde, hoe hij ’s ochtends de zon op zag komen als hij naar zijn werk fietste. Ik wist niet waar hij aan dacht, misschien wel sombere dingen, maar als ik me de fijne dingen voorstelde, leek het minder erg dat we elkaar niet echt kenden.

De bel gaat. Ik gluur even door de wit kanten gordijntjes en zie een gezette, oudere vrouw staan, de buurvrouw. Ik loop naar de deur en open die.

‘Ach, kind.’ Ze slaat haar armen om me heen en duwt met haar linkerhand mijn hoofd tegen haar schouder.

‘Arm, arm kind.’

Ik maak me los uit de omhelzing.

‘Gaat het met je?’ vraagt ze.

‘Het gaat wel,’ zeg ik.

Ze stapt me voorbij de gang in en beent naar de keuken.

‘Ik maak thee voor je,’ roept ze dan.

Ik loop terug naar de rode bank en ga zitten. Even later komt ze met een theepot en twee kopjes aan die ik nog nooit heb gezien.

Ze komt naast me op de bank zitten.

‘Ik kende je vader niet zo goed, maar we hadden een goede verstandsverhouding. En je weet wat ze zeggen hè, beter een goede buur dan een verre vriend.’

Ze glimlacht even naar me.

‘Sorry dat ik hier zo kom binnenvallen, maar ik zag je zo eenzaam zitten en ik dacht: Je kan vast wel wat thee gebruiken.’

‘Dank u wel, mevrouw.’

‘Ik heb wel eens ergens gelezen dat als er iemand in Afrika doodgaat ze zichzelf opsluiten voor een week en dan allemaal goede herinneringen gaan ophalen aan overledene. Dat vond ik nou zo mooi om te horen.’

Ik wil zeggen dat Afrika geen land is en dat ook niet iedereen in Afrika dat doet, maar ik blijf stil.

Ik zeg: ‘In de Islamitische cultuur is er voor de weduwe een rouwperiode van vier maanden en tien dagen waarin diegene geen sieraden of make-up mag dragen.’

‘Na 9/11 wil ik liever niets horen over de Islamitische cultuur.’

62
Willemijn Kranendonk

TOM SLOTS

De opgave voor Tom was om een snelwegkerk te ontwerpen. De vertrouwelijke intimiteit die verzameld wordt in het gastenboek, het hart van elke Autobahnkirche vormt het hart van zowel het gebouwontwerp als de ontmoeting tussen zijn personages.

De precieze en sfeervolle verbeeldingen geven overtuigend vorm aan dit narratief.

63

‘Het is misschien beter dat u nu gaat,’ zeg ik en ik sta op, loop naar de deur en open die. De buurvrouw kijkt me niet aan als ze naar buiten stapt. ‘Bedankt voor de thee, hoor,’ roep ik haar na. Ik doe de deur dicht en loop naar boven.

De lichtblauwe vloerbedekking die ik ken uit mijn jeugd ligt er nog. Vlekkerig en verkleurd. Bij de plinten zie je de hemelsblauwe kleur die het ooit gehad moet hebben. Ik weet dat hij het op afbetaling had gekocht en dat hij iedereen vertelde hoe lang het had gekost om het volledig af te betalen. ‘Dit tapijt blijft hier liggen tot ik de pijp uit ben.’

In zijn slaapkamer staat een hoog bed, met een witte sprei. Het raam staat op een kier, en ik ruik de zoete geur van De Waal. Als ik nu drie dagen herinneringen zou moeten ophalen, zou ik niet verder komen dan de in stilte genuttigde maaltijden en het geluid van Starstrek dat ik door het plafond heen hoorde wanneer ik in bed lag. Ik sla de dekens open, kleed me uit en ga in mijn ondergoed in bed liggen. Het ruikt nog naar wasmiddel.

Opeens moet ik denken aan een moment dat me wel heel helder voor de geest staat. Ik zat in groep acht en kwam uit school. We waren altijd 15:00 klaar en dan liep ik tien minuten naar huis. Mijn vader was thuis, dat was hij altijd op dinsdagmiddag. Ik belde aan, omdat ik geen zin had om mijn sleutel te zoeken en hij schreeuwde: ‘Zelf doen!’ Vanaf buiten hoorde ik een harde, zware stem praten. Ik zette mijn rugtas op de grond en graaide tot ik de zachte stof van mijn Takkie-sleutelhanger voelde die aan mijn sleutelbos zat. Ik opende de deur en de televisie stond hard. Mijn vader zat op de rode bank, met zijn onderarmen op zijn knieën geleund. Hij zei geen gedag, ik zette mijn rugtas neer en ging naast hem zitten.

Op onze kleine televisie zagen we hoe er steeds opnieuw vliegtuigen twee torens in vlogen. Ik begreep niet precies wat er aan de hand was, maar wel dat het belangrijk was om elk beeld zo goed mogelijk in mij op te nemen.

Ik weet niet hoe lang we daar hebben gezeten, in stilte, kijkend naar de instortende gebouwen en vallende mensen.

Op een gegeven moment zette hij de televisie uit. Hij zuchtte en liet zijn hoofd hangen.

Hij hief zijn hoofd op en zei: ‘Vanaf nu gaat alles veranderen.’

64

thuis

werk

Rotterdam - Nijmegen [1u15m]

Rustzoeker Rotterdam - Arnhem [1u15m]

Op de terugweg naar huis rijd ik altijd even langs de snelwegkerk bij Lent. De gezinssituatie bij ons thuis vreet nogal aan mij als persoon. De kwellingen schrijf ik van me af. Daarnaast vind ik mijn afleiding in het lezen van andermans verhalen.

thuis deur tot deur [5km]

Passant deur tot deur [5km]

Om de dood van mijn vader te verwerken, ga ik naar de plekken waar ik vaak met hem kwam. In de uiterwaarden van Lent liepen we vaak. Het weer kon dan ineens omslaan. We zochten altijd een plek waar we stilzwijgend konden zitten, wachtend totdat we genoeg hadden van het turen naar de regen.

werk

thuis

Confrontatie

De stilzwijgende confrontatie van de rustzoeker met de passant

thuis

duale rustzoeker

Het leven van alledag

Verlies confrontatie erkenning acceptatie rouwen ontkenning herstel

Herstel verandering nieuwe dingen afleiding ontkenning nieuwe relaties / identiteit

Stilstaan Doorgaan

Verbinding stilstaan vs doorgaan

Materiaal en textuur zwaar vs licht

twee balkdiktes aan elkaar bevestigen bekistingsmodules naast elkaar zetten storten van beton beskisting verwijderen

losschroeven, afkorten en opnieuw bevestigen binnenzijde buienzijde

65
snelwegkerk Nieuw watertracé C A B Plattegrond 1e verdieping 1:100 66
s100 parkeren stilstaan doorgaan benadering en entree 67
68

De Rustzoeker:

Op de terugweg naar huis rijd ik altijd even langs de snelwegkerk bij Lent. De gezinssituatie bij ons thuis vreet nogal aan mij als persoon. De kwellingen schrijf ik van me af. Daarnaast vind ik mijn afleiding in het lezen van andermans verhalen.

De Passant:

Om de dood van mijnvader te verwerken, ga ik naar de plekken waar ik vaak met hem kwam. In de uiterwaarden van Lent liepen we vaak. Het weer kon dan ineens omslaan. We zochten altijd een plek waar we stilzwijgend konden zitten, wachtend totdat we genoeg hadden van het turen naar de regen

20181221 Leesboek, pag 15 – 21

Ik was verliefd, liefde op het eerste gezicht. Ik was nog nooit zo’n knappe en aantrekkelijke vrouw tegen gekomen. Ik liep haar tegen het lijf in het winkelcentrum bij ons om de hoek. Samen met een vriendin liep ik door de Hema, zij stond samen met een man af te rekenen bij de kassa. Sokken kocht ze weet ik nog, van die blauwe met rode stipjes. Niet echt aantrekkelijk dacht ik nog, maar haarprachtige lach deed me daar niet meer aan denken.

De tweede keer dat ik haar zag had ze ineens blond haar. Het stond haar echt prachtig. Echt goed ben ik niet met dit soort dingen, maar ik had de moed verzameld om op haar af te stappen. Lucy heette ze. We spraken die avond af in een kroegje in de buurt. Ze vertelde me daar dat ze op dit moment een relatie had, waarmee het niet zo lekker liep. Het leidde niet tot ruzies en scheldpartijen, het was eigenlijk best vredig nog thuis, ze was er alleen zo ontzettend klaar mee. Elke avond op de bank, doen alsof je nog steeds verliefd bent en je het na al die jaren nog steeds waardeert dat hij elke week thuis komt met een bos rode rozen.

We kregen een vaste relatie, ze was zo goed voor mij. Ik voelde weer de dingen die ik ook voelde toen ik mijn huidige vrouw destijds ontmoette. We spraken regelmatig af, het kon alleen niet bij haar thuis, haar man mocht er niets van merken. Ze gebruikte altijd het excuus dat ze met vriendinnen op stap was en daar dan ook bleef slapen. Dat hij er niets van merkte snapte ik niet. Zij ook niet eigenlijk, maar goed het werkte zo. We waren allebei gelukkig, extreem gelukkig. We dachten er zelfs aan om samen een huisje te kopen en misschien wel samen een kind te krijgen. Luuk zou hij moeten heten of Petra als het een meisje zou worden.

69

Het leven was compleet, volmaakt eigenlijk wel. De liefde van mijn leven die dan ‘s avonds dicht tegen mij aan kruipt. Verliefd! Jammer dat ik vaak ook weer afscheid moet nemen dezelfde avond, om terug te keren naar mijn huidige man en kinderen. Elke keer die excuses, ik ben er eigenlijk wel klaar mee, maar ja hoe vertel je zoiets. Ik heb je bedrogen, al vijf jaar lang. Lijkt me niet handig. We delen veel herinneringen samen, ik kan en durf niet voor mezelf te kiezen, m’n hoofd loopt ervan over.

In mijn zoektocht naar onvoorwaardelijke liefde en ultiem geluk, ondervind ik vaak de invloeden van sociale druk De relatie die wij hebben staat voor mij symbool voor echte vriendschap, gebaseerd op de vele emoties die wij deelden; van onbeschrijfelijk veel verdriet tot de aller flauwste grap. Hoewel ik na een relatie van 26 jaar nog steeds ontzettend veel van je hou, slaat mijn hart op hol voor de charmes van een andere vrouw. Ik zou je graag willen vertellen wat ik al heel lang wist. Ik durf het je alleen niet te vertellen, ik ben geen egoïst.

Contrast:

Rust vind ik op de plekken waar grote contrasten zichtbaar worden. De drukte en snelheid waarmee ik door het leven ga, maakt af en toe plaats voor rust en traagheid. Een plek waar ik al mijn herinneringen een plek durf te geven, probeer te schrijven en te leren en luisteren naar anderen. Het geeft me een goed gevoel los te komen van de dagelijkse hectiek en ruimte te maken voor mezelf, al besef ik maar al te goed, dat wanneer ik naar buiten stap de hectiek gewoon weer opnieuw begint.

De snelwegkerk verbindt, bekend maakt onbemind, onbekend bemind:

Liefde vind ik bij de mensen waarvan ik hou. Begrepen wordt ik door de mensen die ik persoonlijk niet ken. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Het geeft een teder gevoel dat ik niet de enige ben die problemen heeft met zijn gezinssituatie. Het geeft me voldoening hun verhalen te lezen. We vinden steun bij elkaar, zonder elkaar daadwerkelijk te kennen.

70
71

DE EINDPRODUCTEN

Alle studenten architectuur hebben uiteindelijk een gebouwontwerp vervaardigd. De opgave van elk gebouw is gefixeerd in de tabel op pag. 42 en vormt de setting van de verhalencombinatie die daarin besloten ligt: oefeningen in het contextueel werken met variabele input en meerdere onbekenden. Het zijn ontwerpen die het resultaat vormen van werken met mogelijke toekomsten en voorstelbare werkelijkheden op streng gefixeerde topografieën.

72
Gevangenis | Willem van de Vorle Maggie's Center | Chantal Buisman
73
Kinderdagverblijf | Johan de Wit
74 21400MM 17800MM 15000MM 12400MM 8000MM 0 MM -5000 mm
Asielzoekerscentrum | Maaike Besselink

Blijf-van-mijn-lijfhuis | Charlotte Louter

Voeding Rust Observatie Verlangend en versterkend = Veerkrachtig op de tene n Voldaan en gevoed = langzaam en nadenkend Nieuwsgierig en oplettend snel, treden tegelijk nemend Reiniging Muziek Vermoeid en bezweet = smal en flauw, breed en steil Verlicht en fris langzaam en statig 300 470 1600 Rust Voeding Muziek 630 1000 1420 Observatie Reiniging 686 779 1210 houten lat 28x70mm, lariks (blinde bevestiging) Waterkerende UV bestendige folie 80 13 220 13 245 verend Staaldraad opgehangen aan het dak Wanddoorsnede Trap doorsnede
Tussenhuis | Geurt van Driesten
Daklozenopvang | Janira Christiaans Short Stay | Hidde van den Heuvel
3 5
0
Stundenhotel | Luuk Tondeur Kraamhotel | Nafthali van der Toorn

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.