OVER RESISTENTIE GESPROKEN Valse meeldauw infectie in een veld met links een resistent ras en rechts een vatbaar ras
RESISTENTIE TEGEN ZIEKTEVERWEKKERS BIJ PLANTEN IS EEN FASCINEREND FENOMEEN. DAT GELDT ZEKER VOOR VALSE MEELDAUW RESISTENTIE OMDAT HET PATHOGEEN EEN VATBAAR GEWAS IN KORTE TIJD VOLLEDIG KAN VERNIETIGEN. VALSE MEELDAUW BEHOORT TOT DE OÖMYCETEN, OOK WEL WATERSCHIMMELS GENOEMD, EEN SPECIALE GROEP VAN PATHOGENEN DIE WELISWAAR ERG OP SCHIMMELS LIJKEN MAAR EVOLUTIONAIR DAAR VER VANAF STAAN. De weerbaarheid van een plant wordt mede bepaald door passieve barrières zoals bijvoorbeeld een dikke was- of kurklaag. Een beperkt aantal belagers is in staat om deze hindernissen te passeren, het zijn feitelijk de specialisten onder de micro-organismen. Hun expertise behelst het uitscheiden van zogenaamde effectoren, stofjes waarmee ze de natuurlijke afweer van het individu onderdrukken. De actieve afweer van een plant stelt men zich wellicht zwart-witter en eenvoudiger voor dan hij is. In werkelijkheid is het een cascade aan processen waarin de plant de indringer herkent en pathogeenspecifieke resistentie eiwitten worden geproduceerd. Op de plaats waar de ziekteverwekker binnendringt wordt een overgevoeligheidsreactie geactiveerd waardoor lokaal geïnfecteerde cellen afsterven en verdere groei van het pathogeen wordt bemoeilijkt. Door de complexiteit van deze processen zou het ons niet moeten bevreemden dat externe factoren van aanzienlijke invloed kunnen zijn. Van veel resistenties is bijvoorbeeld bekend dat ze minder effectief werken bij hoge temperaturen.
HR en IR resistentie Resistentie wordt in internationaal verband gedefinieerd als het vermogen van een plantenras om de groei en ontwikkeling van een specifieke ziekte of plaag en/of de schade die zij veroorzaakt in vergelijking met vatbare plantenrassen onder vergelijkbare omgevingsfactoren en ziekte- of plaagdruk te beperken. Dit betekent ook dat een resistent ras niet altijd vrij is van symptomen of schade. Naar de mate waarin ziektesymptomen of schade onder hoge ziekte- of plaagdruk optreedt, onderscheiden we hoog resistent (HR) en Intermediair resistent (IR).
58
BEJO ORGANIC MAGAZINE
Gecontroleerde proefomgeving Bij de bepaling of een ras aan de resistentiecriteria voldoet worden invloeden van buitenaf zoveel mogelijk tegengegaan. De toets wordt in dat geval uitgevoerd onder gecontroleerde omstandigheden bij condities die voor het pathogeen optimaal zijn. Ook de identiteit van de ziekteverwekker wordt gecontroleerd. Van sommige pathogenen zijn namelijk varianten bekend (b.v. fysio’s of stammen) die zich onderscheiden ten aanzien van het vermogen om resistentiebronnen te infecteren. Als in de praktijk over een ‘resistentie doorbraak’ wordt gesproken dan suggereert dit dat het gen niet meer of onvoldoende werkt. Aan het resistentie-gen of de werking daarvan is echter niets veranderd. De pathogeen populatie daarentegen kan wel gewijzigd zijn. De ziekteverwekker is een verzameling van individuen die onderling genetisch kunnen verschillen. De introductie van een resistent plantenras bevoordeelt eventuele individuen met de eigenschap om de resistentie te omzeilen. Krijgen deze op grote schaal de overhand dan kan er mogelijk lokaal sprake zijn van een ‘doorbraak’. Dit fenomeen wordt met name in de hand gewerkt als een resistent ras in de nabijheid van een vatbaar ras wordt geteeld. Zo’n lokale variant hoeft geen blijvertje te zijn, het kan zijn dat de levensvatbaarheid van de nieuwe pathogeenpopulatie dermate laag is dat deze in het volgende teeltseizoen niet meer wordt teruggevonden.