LEER EN PERKAMENT
12
12.0
Twee van de belangrijkste in boekbanden toegepaste materialen, het leer en het perkament, zijn het resultaat van de bewerking van dierenhuiden. Voor het LEER omvat deze bewerking voornamelijk het looien (plantaardig looien, witlooien of zeemlooien). Al naar gelang de verwerkte diersoort, de looiwijze en de toegepaste nabewerkingen is het resultaat zeer uiteenlopend. Er bestaan vele historische termen, die de oppervlaktestructuur, de NERF of de plaats van herkomst van het leer beogen aan te geven, bv. *Turks leer, *marokijn, *chagrijn (*segrijn), *saffiaan. Een bijzondere moeilijkheid doet zich nog voor bij SCHAPELEER en GEITELEER: geiten hebben dekharen en vele schaperassen, de wolschapen, voornamelijk wolharen. Daarnaast zijn er echter talrijke schaperassen, de haarschapen, die naast wolharen ook veel dekharen bezitten; ook de structuur van hun lederhuid gelijkt meer op die van de geit. Nerf en HAARPATROON van haarschapen vertonen zoveel variaties, dat identificatie nauwelijks mogelijk is. Termen als *persiaan, *boksaffiaan, *bastaardleer beogen op herkomst van haarschapen te wijzen; zo waarschijnlijk ook *corduaan (van de moeflon?). Het is beter, al deze historische termen, waar heden ten dage geen exacte invulling voor aan te geven is, te vermijden. Een verdere complicatie is dat een oppervlaktestructuur (bv. van een duurdere leersoort) kunstmatig gewijzigd kan zijn in een KUNSTNERF. De huid van vele in het wild levende dieren als hert, ree en gems is tot leer verwerkt. Vaak betreft het WITGELOOID LEER of ZEEMLEER, met een grauw-witte of gele kleur en een wat pluizige oppervlaktestructuur (niet te verwarren met de structuur van witgelooid schapeleer dat met de VLEESZIJDE naar buiten als bekleding is toegepast). De nerf is vaak tijdens de leerbereiding of later verdwenen, zodat identificatie van de diersoort zelden mogelijk is en men zich wel behelpt met de weinigzeggende term *wildleer. Voor het PERKAMENT is het essentiële deel van de bewerking het drogen onder spanning. Ook in perkament bestaan vele variëteiten, en zijn er vele historische termen zonder welomschreven inhoud in omloop. *Francijn en *velijn zijn bijvoorbeeld termen, waaraan thans geen bruikbare betekenis kan worden gegeven.
12.1
leer [o (leders)] dierlijke huid, van haar en vleesresten ontdaan en door een reeks van bewerkingen (de leerbereiding) bestand gemaakt tegen bederf, met behoud van de rangschikking van de vezels en (mede als gevolg daarvan) van eigenschappen als flexibiliteit, dikte en ondoorzichtigheid. De eigenschappen van het leer worden bepaald door de diersoort die de huid levert, de toegepaste looiwijze en de nabewerkingen die het leer heeft ondergaan. De diersoort waarvan het leer afkomstig is, kan vaak (met een loep) bepaald worden op basis van de oppervlaktestructuur, de °nerf, en vooral van het °haarpatroon.
PLAAT 2: De afbeeldingen zijn afkomstig van leermonsters in nieuwe staat, vervaardigd in de eerste helft van deze eeuw (het zeehondeleer omstreeks 1900); de afbeelding van het haaieleer is van een boekband uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Nerf en haarpatroon op oude boekbanden zullen veelal minder duidelijk zijn dan die van de afbeeldingen, door beschadigingen, maar ook als gevolg van de bewerkingen door de boekbinder, zoals verven, glanzen en vernissen.