te benoemen, anderzijds een basisvocabulaire te leveren dat de gebruiker in staat moet stellen ook zeldzamere en gecompliceerdere verschijnselen althans te beschrijven — en hem vóórdien moet helpen ze op te merken. Eigenlijk zijn dit twee geheel verschillende en moeilijk te verenigen doelen; onder de spanningen, die uit deze discrepantie voortvloeien, hebben wij, en heeft ons werk, geleden. Het bleek niet mogelijk ons tevreden te stellen met het 'uitleggen' van bestaande termen; de 'gangbare' boekbindersterminologie is, naar wij telkens opnieuw moesten constateren, onsystematisch, ja chaotisch, en onvolledig. Eén term betekent soms een groot aantal geheel verschillende dingen (zo werd met de term 'kneep' ook aangeduid wat wij 'opdikking', 'scharnier', 'kneepgleuf en 'scharnierversterking' noemen); éénzelfde ding wordt anderzijds door teveel verschillende termen aangeduid (zoals bijvoorbeeld geiteleer). Verder is de terminologie van binders en restauratoren voor ons doel te zeer op het maken en handelen gericht, en te weinig op het puur waarnemen en beschrijven; en voor veel belangrijke verschijnselen ontbreekt een term — soms bijvoorbeeld is het uitzonderlijke benoemd, het normale naamloos. Wij hebben ons dan ook niet aan bestaande autoriteiten gehouden (hoewel wij ons wel voor verschillende gebieden door ons bekende wetenschappelijke studies hebben laten inspireren; zie de geannoteerde literatuurselectie aan het slot). Wij hebben getracht een systematisch inzicht in de materie te krijgen en daarvoor een samenhangende en sluitende terminologie te ontwerpen; wij menen, daarmee in zekere zin pionierswerk te hebben verricht (met alle gevolgen van dien). Wij hebben onze terminologie opgebouwd met bestaande termen waar die ons bruikbaar leken, en met nieuwe waar ons dat nodig voorkwam. Daartoe hebben wij veel termen zelf nieuw gedefinieerd, veel ook nieuw ingevoerd — deels uit bestaand taalmateriaal gekozen, deels zelfverzonnen. Zo is de 'binding' een poging een equivalent van de Duitse 'Bund', Franse 'nerf te vinden, en is de 'strengel' een gooi naar een term voor een ding dat nog nergens een goede naam schijnt te hebben. Bij de invoering van de term 'front-' (om de dubbelzinnigheid van de term 'voor-' te vermijden) zijn wij min of meer willekeurig te werk gegaan: wij hadden 'front-' ook voor de andere betekenis kunnen voorstellen, zodat wij een 'voorsnede' en een 'frontplat' hadden gekregen. De versiering van de boekband is (zoals in het voorwoord vermeld) hier niet aan de orde gekomen. Dat geldt ook voor enkele andere onderwerpen die tot de technische aspecten van de oude boekband gerekend zouden kunnen worden, bijvoorbeeld voor de collatie, de signaturen en dergelijke, waar de binder toch zeker ook mee te maken had. Tot onze spijt zijn wij er ook niet toe gekomen, hoofdstukken aan de conserveringstoestand van het boek, aan conservatie en restauratie te wijden; wellicht zal hiertoe bij eventuele latere drukken nog gelegenheid bestaan. Wij hebben het materiaal min of meer in systematische rubrieken en hoofdstukken gegroepeerd, en daarbinnen de termen in een (voor ons gevoel) min of meer logische volgorde opgesomd. De nul-paragraaf in ieder hoofdstuk beoogt een soort wegwijzer te zijn. De nummering der hoofdstukken (... 41, 42, 43, 51 ...) wijkt af van de thans zo gangbare paragrafennummering (... 4.1, 4.2, 4.3, 5.1 ...), maar het is licht in te zien dat zij er in wezen volstrekt equivalent aan is. De belangrijkste van de door ons gekozen termen hebben wij als vet gedrukte trefwoorden genomen. Indien wij van mening waren, dat twee termen even goed bruikbaar waren, hebben we die bij elkaar (onder eenzelfde nummer, en met eenzelfde definitie) 8